Mil m De Eucharistie in den Christelijken Godsdienst. WBÊÊÊÈMf] m .1 ïfc* i BERICHT DIT NUMMER BESTAAT UIT 10 BLADZIJDEN Dinsdag 1924 47ste Jaargang No. 15795 Een vergeten getuige voor de noodzakelijkeid der veelvuldige Communie. a»tiiinniiiiinnniiunmiiniimiiiiiinnniiiinmiiinimminniiiiiiin»i»iiniiiii»"inmiiijp c i iSf ML, Wlli 1H WÊSsSSSÊÊm 'fSiSKMv I %»Hni(lllluniinillfnillUIIIIIIIIinimilllEHlliHHIHIIIHHHnil!ll»IHHiil]<KHSUIilHNUI»Iil«S Het nieuwste portret van Kardinaal van Rossum, Pauselijk I vertegenwoordiger op het 27ste Eucharistisch Congres te Amsterdam. iuiiiiimmiiniiiiiiiliiiiliiiiilliiiiiHiiiiiiiiilciliiiiiiiuaiiliiiiiiiiiiiiaiaaiiiiHiHiiaiiiiiifiiiiiliS Een rijk geïllustreerd nxrm- mer met schitterende ac- tueele foto's van het Eucha ristisch Congres wordt a.s Vrijdag aan de Nieuwe Haarl. Ct. toegevoegd. De Eucharistie en de jeugdige personen. De abonnementsprijs bedraagt voor k Haarlem en Agentschappen: Per week 0,25 ^er kwartaal 3.25 Pranco per post per kwartaal bij Vooruitbetaling 3.58 Bureaux: Nassaulaan 49. telefoonnummers; 1426, 2741 en 1748. Postrekening No. 5970. AARLEMSCHE COURANT Advertentiën 35 cents pes regel Bij contract belangrijke korting, Advertentiën tusschen den tekst als ingezonden mededeeling, 60 ci per regel; op de le Pagina's 75 ct per regel. Vraag- en aanbod-adver. tentiën 14 regels 60 ct. per plaat smg; elke regel meer 15 etM bjT vooruitbetaling. Nu vanavond het groote gebeuren van de opening van het Internationaal Eucharistisch Congres te Amsterdam plaats heeft en ons „protestantsche Nederland'' daarmee wordt opgenomen in dc rij van landen, waar de grootste openbare hulde in onzen tijd aan den Christus-Koning onder broodsgedaante gebracht wordt, willen wij, evenais anderen, de aandacht onzer lezers meer in 't bijzon der dezer dagen op het grootste liefdesge heim van onzen godsdienst vestigen. Het Congres te Amsterdam zelf zal daartoe in de komende dagen ruimschoots gelegenheid geven. Bij'het begin der plechtigheden ver wacht men een opwekking van de redactie zelf. Bedenkend, hoeveel lof en hulde in de maanden van voorbereiding en gedurende de a.s. Congresdagen aan. het Hoog Heilig Sa crament gebracht is en nog gebracht zal worden, meenden wij de waarde der H. Eucharistie voor onzen godsdienst in het algemeen en het zieleleven der christenen in het bijzonder, ook op een meer ongewone maar daarom niet minder sprekende wijze te kunnen doen uitkomen, door eens de aan dacht te vragen voor de meening over dc H. Eucharistie van een der grootste men- schelijkc geesten, die zelf nimmer het genot van Christus' liefdegave heeft gesmaakt, maar in een van zijn beste oogenblikken alleen uit zijn hoog begaafde menschelijke rede heeft afgeleid, dat de H. Eucharistie alleen dan als een onschatbaar geschenk des Hemels kan worden beschouwd, dan al leen waarde heeft voor Kerk en samenleving, wanneer zij op de wijze als de Roomsch Katholieke Kerk immer heeft gedaan, ge maakt wordt als het middenpunt van den godsdienst en van het leven van den Chris ten. De belangrijke getuige, dien wij vandaag naar voren willen brengen, is de wijdver maarde dichter Goethe, wellicht het grootste genie, dat de 18de eeuw heeft opgeleverd en zeker een der grootste geesten, welke de wereld heeft voortgebracht. Wij doen dat met te meer graagte, omdat de Gocthe-stu- die den laatsten tijd weer overal, ook in ons land. begint op te bloeien. Heeft zijn schep pend vernuft zijn eigen tijd en een deel van de 19de eeuw beïnvloed, de zoogenaamd moderne beweging leidde de aandacht van den lateren tijd meer van den dichter af. Nu bemerkt men weer allerwege 'n groeien de,belangstelling voor den Schepper van Faust en het zou wel eens kunnen gebeuren, dat onze aan groote mannen zoo arme tijd straks overslaat tot een Goethe-vereering, Derge lijke verschijnselen zijn in de geschiedenis meer vertoond. Bij Goethe is daarvoor te meër aanleiding, omdat wij eenerzijds thans ver genoeg van dezen heros afstaan om zijn ware grootte te kunnen meten, anderzijds tusschen zijn visie op menschcn en dingen en de onze geen eeuwen liggen; er zijn immers nog levenden, die zijn dood hebben meegemaakt. En op de derde plaats is zijn ontzaglijk levenswerk nog lang niet door de studie van het nageslacht uitgeput. Het leek ons daarom van beteekenis de meening van dezen grooten geest over de H. Eucharistie eens naar voren te brengen. In klare taal met den eenvoud, maar ook met de beeldingskracht, welke hij met de groote klassieken gemeen heeft, staan in de beschrijving, welke hij van zijn eigen leven heeft achtergelaten, eenige ontroerende bladzijden over het zielleven van zijn jeugd. Op lateren leeftijd, toen hij in staat was zijn eigen jongelingsjaren te overschouwen, heeft hij op de meest objectieve wijze weer gegeven, welke waarde hij aan den gods dienst in het algemeen hechtte, hoe zijn ont vankelijk en naar liefde smachtend gemoed vergeefs zocht naar godsdienstige bevredi ging en deze in het kille protestantisme niet vond. In die eerlijke oogenblikken is dc schrijver er toe gekomen een voor een leek en ongeloovige, wat hij toen reeds geworden was, zeldzaam juiste beschrijving tc geven van de Eucharistie als onschatbare waarde voor den godsdienst, de christelijke kerk en het leven van den christen en heeft hij daar door over 't protestantisme misschien wel het meest vernietigende oordeel uitgesproken, dat ooit uit profanen mond is gehoord. Voor deze tc weinig gekende bladzijden willen wij heden een de aandacht vragen, opdat hiermee wel niet in de gewijde taal van een Engelachtigen leeraar der Kerk, ook niet in den dichterlijken geestdrift van dankbare bekeerlingen als Vondel, maar met de spij tige lippen van een wcrcldling. die tot een der meest begaafde schepsele.. gerekend kan worden, geschetst w.orde, wat de zuiver menschelijke rede in de H. Eucharistie ziet en wat een gevoelig menschenhart bij het gemis daarvan meent te ontberen. Hier volgt een zoo getrouw mogelijke vertaling: Bij deze gelegenheid kan ik niet nalaten uit mijn vroege jeugd iets op te halen om duideliik te maken, dat dié groote aangele genheden der kerkelijke religie in samenhang en gevolg behandeld moeten worden willen zij, gelijk men van haar verwacht, vruchten afwerpen. De protestantsche godsdienst heeft te wei nig volheid en consequentie, dan dat hij de gemeente kan samenhouden; daarom ge beurt het gemakkelijk,, dat de leden zich afscheiden en óf wel kleine gemeenten vor men. óf wel zonder kerkelijken samenhang rustig naast elkaar hun burgerlijk bestaan leven. Zoo klaagde men reeds vóór geruimen tijd, dat het kerkbezoek van jaar tot jaar afnam en in gelijke mate het aantal per sonen, dat naar de zoetheid van het Avondmaal verlangt. Wat beide, vooral het laatste, betreft, ligt de oorzaak voor het grijpen; maar wie waagt ze te noemen? Wij willen het beproeven. In zedelijke en godsdienstige zaken, zoo wel als in physieke en burgerlijke, komt de mensch er gewoonlijk niet toe iets onvoor bereid te doen: een opeenvolging van han delingen, waaruit gewoonte ontstaat, heeft hij noodig; dat. wat hij beminnen en beoefe nen zal, kan hij zich niet afzonderlijk, niet abstract denken en om iets graag te her halen, moet het hem niet vreemd geworden zijn. Ontbreekt het den protestantschen eeredienst in het algemeen aan volheid, zoo onderzoeken men dat alleen en men zal bevinden, dat de protestant te weinig Sacramenten heeft, ia, hij heeft er slechts één. waarbij hij handelend optreedt: het Avondmaal; want de doop ziet hij slechts aan anderen voltrekken en hij gevoelt zich niet wel daarbij. De Sacramenten zijn het verhevenste in den godsdienst, het zichtbaar symbool van een buitengewone goddelijke gunst en genade. In het Avondmaal moeten de aardsche lippen een goddelijk wezen lichamelijk ontvangen en onder den vorm van aardsche spijze een hemelsche deelach tig worden. Deze zin is bij alle christelijke kerken dezelfde, het Sacrament moge dan met meer of minder overgave aan liet ge heim, met meer of minder onderworpenheid van het verstand genoten worden: altijd blijft het een heilige, groote handeling. Zuik een Sacrament moet echter niet alleen staan; geen christen kan het met ware vreugde, waartoe het gegeven is, ontvangen, wanneer niet de symbolische of sacramen- teele zin in hem is aangekweekt; hij moet gewend zijn de inwendige godsdienst des harten en die van de uitwendige kerk als volkomen één te beschouwen, als het groote algemeene Sacrament, dat zich wederom in zoovele andere vertakt en aan deze deelen zijn heiligheid, onverwoestbaarheid en eeuwigheid meedeelt. Hier reikt een jeugdig paar elkander de hand, niet voor een voorbijgaanden groet of voor den dans; de priester spreekt zijn zegen daarover uit en de band is onver brekelijk. Het duurt niet lang of deze echte lieden brengen een evenbeeld aan den drem pel van het altaar; het wordt met heilig water gereinigd en zóó bij de Kerk ingelijfd, dat het deze weldaad slechts door den af- schuwelijksten afval verspelen kan. He4 kind past zich aan de aardsche dingen van het leven zelf aan. in de hemelsche moet het onderricht worden. Blijkt bij het onderzoek, dat dit voldoende is geschied, dan wordt het als werkelijke burger, als waarachtig en vrijwillig belijder in den schoot der Kerk opgenomen, niet zonder uiterlijke teekenen van het gewicht der handeling. Nu is hij eerst werkelijk een christen, nu kent hij de voordeelen, maar ook de plichten. Maar in- tusschen is er met hem als mensch veel wonderlijks gebeurd: door lessen en straffen is het hem duidelijk geworden, hoe bedenke lijk het er met zijn binnenste uitziet, en voortdurend zal nog van onderricht en over tredingen sprake zijn; maar de straf zal niet meer plaats hebben, Hier toch is hem hij de oneindige verwardheid, waarin hij zich bij het conflict tusschen natuurlijke en gods dienstige verplichtingen verwikkelen moet, een heerlijk redmiddel gegeven, zijn daden en misdaden, zijn gebreken en vertwijfelin gen aan een waardigen, daarvoor uitdrukke lijk aangewezen persoon toe te vertrouwen, die hem weet gerust te stellen, te waar schuwen. te sterken; door eveneens symboli sche straffen weet tc tuchtigen om hem ten slotte door een volledige kwijtschelding van zijn schuld gelukkig tc maken en hem schoon en at'gewasschen zijn levensboek wederom te overhandigen. Zóó, door meerdere sacrsmentcele handelingen, welke zich we derom bij nauwkeuriger beschouwing, in kleine sacramenteele twijgen vertakken, voorbereid en met reine zielerust, knielt hij neer om de Hostie te ontvangen; en opdat het geheim van deze heilige daad nog ver hoogd worde, ziet hij den kelk in de verte het is geen gewoon eten en drinken, dat hon ger en dorst stilt, het is een hemelspijs, die naar hemelscben drank dorstig maakt. De jongeling geloove echter niet, dat hot daarmee gedaan is zelfs de man geloove het niet! Want in aardsche dingen wennen wij er ten slotte aan, op ons eigen beenen te staan, hoewel ook daar niet altijd ken nis, verstand cn karakter toereikend zijn in hemelsche zaken echter zijn wij nooit uit geleerd. Het hoogere gevoel in ons, dal vaak met zich zelf geen weg weet, wordt bovendien nog door zooveel uitwendings be sprongen, dat wij uit eigen vermogen wel moeilijk kunnen putten, wat aan raad, troost en hulp noodig is. Daarvoor echter is nu ook voor het gehcelc leven dat heilmiddel aangewezen qrf steeds wacht een verstandige, vrome man, om dwalenden terecht te wijzen en gefolterden naar de ziel van hun angsten te bevrijden. En wat nu het gehcele leven door met zooveel vrucht genoten is, zal aan de poort van den dood a! zijn geneeskracht tien voudig bewijzen. Na va.q jeugd af aan door oefening cn gemeenzaamheid daaraan te zijn gewoon geworden neemt de afgeleefde die symbolische, gewichtige verzekeringen geestdriftig aan en hem zal daar, waar iedere aardsche garantie verdwijnt, door een he melsche belofte voor alle eeuwigheid een zalig voortbestaan gewaarborgd worden. Hij gevoelt zich volmaakt overtuigd, dat noch een vijandig element, noch een kwaadaardige geest hem kan hinderen, zich met een ver heerlijkt lichaam te omgeven, om in on middellijke verhouding tot dc Godheid aan de onmetelijke zaligheden deel te nemen, welke van haar uitstroomen. Ten slotte worden dan, opdat de geheels mensch geheiligd zij, ook de voeten gezalfd en gezegend Zij moeten zelfs bij mogelijke genezing een tegenzin ondervinden, om dezen aardschen, harden, ondoordringbaren grond te betreden hun moet een wonder bare energie worden meegedeeld, waardoor zij den wereldkloot, die hen tot nog toe aantrok, van zich afstooten. En zoo zijn door een schitterenden cirkel van verscheidene heilige handelingen, wier schoonheid slechts in het kort door ons is aangeduid, wieg en graf zij mogen toevallig nog zoo ver uit elkander liggen in een onafgebroken kring verbonden. Maar al deze geestelijke wonderen ont luiken niet als andere vruchten, aan den. natuurlijken bodemdaar kunnen zij noch gezaaid, noch geplant, noch gekweekt wor den. Uit een andere streek moet men ze afsmeeken, wat niet ieder en ook niet ten allen tijde gelukken zal. Hier komt ons slechts het hoogste van al. deze symbolen uit oude, vrome overlevering te gemoet. Wij hooren, dat één mensch boven anderen begunstigd, gezegend en geheiligd worden kan. Opdat dit echter niet als een natuurgave moge schijnen, moet die groote, met zware verplichtingen verbonden gunst, door den eenen gemachtigde op den andere worden overgedragen en moet het grootste goed, dat een mensch verlangen kan, zonder dat hij nochtans het bezit daarvan uit zich zelf veroveren noch verkrijgen kan, door geestelijk erfrecht op aarde behouden en vereeuwigd worden. Ja, in de wijding van den priester is alles samengevat, wat noo dig is, om die heilige handelingen doeltref fend te verrichten, waardoor de menigte be genadigd wordt, zonder dat zij zelf iets an ders noodig heeft als geloof en onvoorwaar delijk vertrouwen. En zoo treedt de pries ter in de rij van zijn voorgangers en opvol gers, in den kring zijner medegezalfden, den hoogsten Zegenspreker voorstellend, des te verhevener ook, doordat hij het niet is, dien wij vereeren, maar zijn ambt, niet zijn wenk, waarvoor wij den knie bui gen, maar de zegen, dien hij uitdeelt en meester zou worden. Men had ons geleerd, dat wij juist daarom veel beter dan de Katholieken waren, omdat wij in den biecht stoel gewoon zijn niets in het bijzonder te belijden, ja, dat het ook niet raadzaam zou zijn, zelfs wanneer wij het zouden willen doen. Dat laatste was mij niet duidelijk; want ik had de vreemdste godsdienstige twijfelingen, welke ik gaarne bij zulk een gelegenheid zou beleden hebben. Omdat dit echter niet mocht, zoo maakte ik een biecht, die, terwijl zij mijn toestand wel uitdrukte, aan een verstandig man datgene in het al gemeen bekennen moest, wat mij tot in bij zonderheden te zeggen verboden was. Maar, toen ik in het oude Barrevoeterskoor bin nentrad, de wonderlijk getraliede planken naderde, waartusschen de geestelijke heeren zich voor deze acte plegen terug te trekken, wanneer de koster mij de deur opende en ik mij nu voor mijn geestelijken grootvader in de enge ruimte opgesloten zag, en hij mij met zijn zwakke neusklanken welkom heet te, ontvlood op eenmaal aan mijn geest en hart alle licht; de van buiten geleerde biecht wilde niet over mijn lippen, ik sloeg in mijn verlegenheid het boek open, dat ik in ban den had, en las daaruit het eerste het beste korte formulier voor, dat zoo algemeen was, dat een ieder het zonder eenig bezwaar had kunnen uitspreken. Ik ontving de absolutie en verwijderde mij weer, warm noch koud, ging den volgenden dag met mijn ouders tot B H MJt K die des te heiliger, ia onmiddellijk uit den hemel schijnt te komen, wijl het aard sche werktuig zelfs door een zondig ot schandelijk gedrag dien zegen niet verzwak ken of krachteloos maken kan. Hoe is deze waarlijk geestelijke samen hang in het protestantisme niet versplinterd, terwijl een deel der heilige handelingen als valsch en slechts weinige als kanonisch ver klaard worden! En hoe wil men ons door het waardelooze van deze tot de boogc waarde van de andere voorbereiden! Ik werd in mijn tijd aan een goeden, ouden, zwakken geestelijke, die echter sinds veie jaren de biechtvader des buizes was ge weest., voor godsdienstonderricht toever trouwd. Den catechismus, een paraphrase daarvan, de orde der genaden, wist ik op mijn vingers op te zeggen; van de kernach tige bijbelspreuken miste ik er geen een; maar van dat alles plukte ik geen vrucht; want als men mij verzekerde, dat dc brave, oude man zijn eindexamen naar een oud formulier inrichtte, verloor ik alle lust en liefde voor dc zaak, hield mij de laatste acht dagen met allerlei verstrooiingen bezig, legde de van een ouden vriend geleende, aan d,en geestelijke ontfutselde blaadjes in mijn hoed en las gevóél- en zinloos al dat gene op. wat ik met gevoel cn overtuiging wel had kunnen uiten. Maar ik vond1 mijn goeden wil en mijn zielehunkeren in dit gewichtig moment door dorre, geestelijke sleur nog erger verlamd, als ik mij verder naar den biechtstoel zou begeven. Ik was mij wel menig gebrek, maar toch geen groote fouten bewust; en juist dat bewustzijn verminderde, omdat het mij op de moreele kracht wees, die in mij-lag en die met goede voornemens en volharding toch wel ten laatste over den ouden Adam de tafel des Heeren, en gedroeg mij een paar dagen, gelijk het na zulk een heilige handeling past. In het vervolg deed zich bij mij echter dc moeilijkheid op, welke in onzen door menigerlei geloofspunten gecompliceerden, op bijbelspreuken, die meerdere uitleggingen toelaten, gegronden godsdienst, zwaartillen de menschen zoodanig overvalt, dat er zwartgalligheid uit voortkomt, welke in den hoogsten graad tot waandenkbeelden voert. Ik heb verscheidene menschen gekend, die, bij een overigens gezonde opvatting en verstandige levenswijze, zich niet van de gedachte aan de zonde tegen den H. Geest en aan dc angst deze begaan te hebben, konden onttrekken. Eenzelfde onheil dreigde mij op het stuk van het Avondmaal. Reeds zeer vroeg had n m. de spreuk, dat iemand, die het Sacra ment onwaardig ontvangt, zich zelf de ver oordeeling eet en drinkt, een geweldigen in druk op mij gemaakt. Al 't verschrikkelijke, dat ik in de geschiedenissen der middel eeuwen van Godsoordeelen, de uitgelezenste beproevingen met gloeiend ijzer, vlammend vuur, stijgend water gelezen had, zelfs wat ons de bijbel van de bron vertelt, die den onschuldige niet deert, maar den schuldige opblaast en doet barsten, dat alles stelde zich mijn verbeelding voor en vereenigde zich tot het allerverschrikkelijkste, terwijl valschc belofte, heucl^elarij, meineed, gods lastering, alles bij dc heiligste handeling op het hoofd van den onwaardige scheen te wegen, wat des te verschrikkelijker was, omdat niemand zich voor waardig-verklaren mag, en men de vergiffenis der zonden, waardoor ten slotte alles vereffend zou wor den, aan zooveel voorwaarden onderhevig vond, dat men niet zeker was, er gerust %p te mogen vertrouwen. Deze duistere angstvalligheid kwelde mij zóózeer, en de uitkomst, welke men mij als toereikend wilde voorstellen, scheen mij zoo kaal en zwak, dat het schrikbeeld er in schrikbaTendheid slechts door won en ik mij. zoodra ik Leipzig bereikt had, van het kerkelijk verband geheel en al losmaakte,...,. Wij hebben aan deze apologie van een modernen heiden voor den Christus Eucha- rislicus der Roomsche Kerk niet veel toe te voegen. Wij kunnen het slechts betreu ren. dat deze hoog begaafde niet de ziele- grootheid heeft gehad van een Vondel om zich boven de dwalingen, de ijdelheden der wereld en de menschelijke hartstochten te verheffen om in de Katholieke Kerk de schatten te vinden, waarvan hij in zijn beste oogenblikken de bron en dc waarde schijnt te hebben bespeurd. Des te dank baarder echter moet de ingehouden ziele- kreet, welke onder de kalme regels van deze kroniek te beluisteren valt, ons stemmen, die zonder eigen verdiensten geroepen zijn tot de Kerk, waar de bronnen der genade zoo ruimschoots vloeien; des te meer ook moet onze vereering voor de H. Eucharistie toenemen en practische vruchten afwerpen in ons leven, opdat vele dwalenden, maar goed willenden daardoor getrokken worden tot Jezus in Zijn liefdegeheim. In Leipzig is Goethe student geworden, Een gewichtig tijdperk in 's menschen leven is de tijd, dat de knaap man, het meisje vrouw wordt. Geheel het lichaam is dan in onrust: een onrust, die zidfc mede deelt aan de ziel. Er ontstaat een neiging tot het zinnelijke, zich openbarend niet slechts in 't sexueele, maar ook in onmatigen snoeplust, drankzucht, rookwoede. De Hol- landsche jongen met een gescheurde blouse en gelapte broek, wordt opeens een dandy, een mannetje met zorgvuldig verzorgde ha ren, kleeding naar de laatste mode, kortom een piekfijn heertje! Het goede, dat de schepping biedt, is hem van harte welkom. Hij wil nemen en genieten. De liefde werpt haar eerste stralen in zijn hart: de tijd dqr stille verkeeringen is gekomen; de tijd van liefde geV«n en liefde nemen. Hij droomt van heldendaden, van een wereld vol ge nietingen, van een toekomst van louter zonneschijn! IJdele begoochelingl Hij houdt geen rekening met de koude werkelijkheid; tegenspoeden, teleurstellingen, tegenslagen blijven niet uit. Gevolg is, dat de begeeste ring en liefde omslaat in apathie en walg, uitgelatenheid in afkeer en vertwijfeling- zucht, moedeloosheid, levensmoeheid. Arme jongeling, arme jonge dochter! Gij brandet van verlangen, om te beminnen en bemind te worden; gij streefdet naar idealen en gij hebt niet gevonden, wat uw hart be geerde, gij vond het geluk niet, dat gij zocht. Geen wonder! Uw hart, door God voor God geschapen, kon slechts rusten, indien het rustte in Hem.'God alleen kan 's menschen hart bevredigen. Het ligt voor de hand, dat de personen in de overgangsjaren op bij zondere wijze tot God en Zijn dienst ge trokken worden; in God vindt hun zwakheid een almachtigen steun; in God vindt hun zucht naar overwinning een getrouwen bondgenoot, die hen de victorie zeker doet behalen; in God vindt hun verlangen naar wetenschap het laatste waarom van alles; in God vereenigt hun hart zich met het Goed, dat zich zonder maat mededeelt; hun liefde voor het schoone ontmoet de Schoon heid, die men niet genoeg kan bewonderen; hun brandend verlangen naar beminnen vindt in God den Beminde, met wien zij steeds kunnen zijn. Liefde is naar het teekenend woord van een Kerkvader „een band, die twee voor werpen vereenigt of tracht te vereenigen, den persoon, die bemint en het voorwerp zijner liefde". Het is dan ook gelukkig, dat de ondervinding telkens opnieuw leert, dat juist in de overgangsjaren bijna algemeen een trek in de jeugd openbaart naar een dieper verinniging van godsdienstig leven. Zeker, misschien is de kinderlijke spontane devotie, het godsdienstig gevoelsleven niet zoo sterk en meenen opgroeiende jeugdper- sonen meermalen, dat hun godsdienstig le ven niet zoo zonnig is, als in de earste levenslente, die vol was van den troost van God. Maar de rijpere ontwikkeling van het verstand, wil en gemoed, maakt hen meer bekwaam om, ondanks troosteloosheid, ge volg soms van nieuwe lichamelijke verschijn selen en gewaarwordingen, met St. Francis- cus van Sales den God van troost te zoeken. Wat kan op 't jeugdig hart beter inwerken, dan 't bewustzijn, met den menschgewordea Zoon Gods werkelijk vereenigd te worden, als mede met den H. Geest, den Uitdeeler der genade. De jeugdige psyche is in haar diepste wezen voor zulke gedachten zeer ontvankelijk. Het aanwezig zijn van lust voor diep godsdienstig leven, de zucht naar 't hooge en verhevene vinden in de genade middelen der Kerk hun culminatiepunt, om dat die genademiddelen het bovennatuurlijk leven der ziel sterken en bekwaam maken tot groote daden. (De genade zelf is het deelgenootschap aan de Goddelijke natuur; de genade-middelen-Sacramenten geven het Goddelijk leven of versterken hel). Daarom Ouders, en vooral gij, Moeders, ontwikkelt juist in die jaren een hoogeie liefde voor de Kerk en het godsdienstig le ven n uw kind en de ondervinding zal ook tl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 1