I ÏL i ZIJN EER! AMSTERDAMSCHE KOUT. HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad - Zaterdag 26 Juli 1924 Amsterdam in 't teeken der H. Eucharistie. BÏNNENLANDSCH NIEUWS. De woningvoorraad Nederland. Een zonderlinge toestand. LUCHTVERKEER. De Amerikaansche wereld' vliegers. Vliegongeval. Politie per vliegmachine. Luchtvaartterrein bij Delft. Niet vertrokken. ORDE EN ARBEID. De verleende overwerkver gunningen. KERK EN SCHOOL. Uitrekenen op welken dag van de week iemand geboren is. uIT DE MOPPENTROMMEL. Terwijl ik dit schrijf zitten we midden in de Eucharistische feestweek. Het is dus niet mogelijk en niet doenlijk mijn lezers reeds een afgerond, niet meer voor wijziging vat baar overzicht met daaraan vastgeknoopte beschouwing te geven, Dc hoofdmomenten van deze voor Katholiek Nederland zoo be langrijke gebeurtenis werden met den mees ten spoed a la minute in woord en beeld reeds geschetst en aan mij blijft dus steeds de bescheiden, doch aangename taak, die kleine aanvullingen te geven, waartoe de geboren Amsterdammer, die volgens men- schelijke berekening het leven in de Hoofd stad wel au fond moet kennen, dc meest aangewezene is. De indruk-wederzijds voor zoover wij op 't oogenblik kunnen beoordeelen: hoogst gunstig. In het Eindhovensch dagblad werd betreurd dat het Eucharistisch Congres niet in een der uitsluitend Katholieke steden plaats vond. 'k Geloof dat de Hooge Gees telijkheid goed heeft gezien dat het niet al tijd practisch cn nuttig is voor eigen paro chie te preeken. De mogelijkheid bestond zoo meende men dat ergernis gegeven zou worden door onverdraagzame dom-ha- telijke anderdenkenden. Dat die mogelijk heid bestond en op 't oogenblik dat ik dit schrijf nóg bestaat ontken ik niet, maai dwaas zou het toch zijn zich door de vrees te laten beheerschen. Ik heb j.l. Zondag in Katholiek België in een tram, door afge vaardigden van vakvereenigingen uit het geheele land, uit zéér Katholieke deelen als West-Vlaanderen en Limburg, die een ple zierreis naar Trois-Ponts maakten, anti-Ka tholieke liederen booren zingen, zóó walge lijk als ik nog nimmer heb gehoord. Daar is ons Los-van-de-kerk-geknoei op dfe sfraat- steenen, nog een heel bescheiden acte de présence van tegenstanders bij. En dan nog zeer mislukte door de stumperige on-Hol- landsche klanknabootsing van het ultra-ger- maansche op-Ooslenrijksche-toestanden van vóór den oorlog doelend, Los van Rome. Om die liedjes, wel niet pornografisch, doch zeker indecent, misselijk-banale, flauw-onbeschaamde parodieën op het Ave Maria en de H. Eucharistie, scheen niemand zich te ergeren. De mentaliteit ook der Ka tholieken, is blijkbaar daar anders dan hier. 'k Wil hier maar mee zeggen dat het gevaar voor heiligschennende aanvallen hier niet grooter is dan elders. Onzerzijds zijn er ook Katholieke bladen geweest, die in het andere uiterste vervie len en die hadden gewenscht dat de Regee ring officieel den Kardinaal-legaat en het Congres had ontvangen. Bij eenig nadenken begrijpt ieder, dat wanneer dit eenigszins mogelijk ware geweest onze huidige minis ter-president wel de eerste ware geweest om dit te doen. Doch ieder voelt dat deze officieele daad wrijving zou hebben veroor zaakt, wrijving waaruit geen waarheid doch vuur zou zijn ontstaan in dit geval helaas het vuur van den haat. Ik wil hierop niet verder ingaan, maar laten we maar aannemen dat 't zóó het beste is geweest en dat het Eucharistisch Congres in de Heilige Stede zegenrijke ge volgen zal hebben. En welken indruk heeft nu een en ander op het volk, den kleinen man, gemaakt? In de St. Willibrorduskerk waren Woens dagavond vele andersdenkenden. Hoewel voor alle eventualiteiten „buiten" een flinke politiemacht aanwezig was, werden allerlei personen toegelaten, die niet getooid waren met de geel-witte strikjes en wien men 't wel kon aanzien dat zij tot een andere gees tesrichting behoorden óf er géén richting op na hielden. Mcnschen die dus puur uit nieuwsgierigheid kwamen. Ik luisterde later hun gesprekken af, hoorde hoe zij onder den indruk wéren gekomen van bet rnajes- tueuse gebouw, van dc intens-religieuse om geving, van het prachtvolle orgelspel en het schitterende koor. Misschien schrijf ik een domheid, want mijn collega van „de 1 elegraaf" die het na tuurlijk weten moet, anders was hij niet aan „de Telegraaf," schrijft dat van het Salve- Regina door de groote ruimte veel verloren ging, terwijl de uitvoering leed aan onzui verheid. Schrijver dezes brengt den dirigent, den heer Theo van der Bijl, die er prijs op stelde enkel met eigen krachten- te werken, zijn eerbiedige hulde. De -bassen en fortis simo's waren ook van overweldigende schoonheid. En voor menig protestant zal het orgel spel een openbaring zijn geweest. Het Tan tum Ergo op de toonzetting van den heer Jansen, maakte heiaas op ons Amsterdam mers minder indruk. (Dezelfde Verslaggever spreekt van een volksmelodie, waarom geen straatliedje?) Kijk, we - zijn zoo van kinds af gewend het Tantum Ergo als vreugd-, zege-- en danklied aan te heffen op de wijze van het oude Oostenrijksche volkslied. Toe, spaar onze tradities! Als bij het einde van het H. Lof de Kar dinaal-Legaat met eenige Malthezer ridders den tempel verlaat, buigt ieder de krife op den steenen vloer, ook zij die nooit.... of in lange jaren, de knie niet gebogen heb ben. Zij aanschouwen het vriendelijke vdn goedheid-stralende gelaat van den Hoogen Grijsaard en ontvangen zijn zegen, 't Is of zijallen afzonderlijk door den heer Jezus worden gezegend. Wat er in menig gemoed omging. De trams, die op 't Stadion cor- respondeeren, zijn stampvol. Op den Am- stelveenschen weg gaat echter alles hoogst ordelijk toe. We missen gelukkig de erger lijke tooneelen van het voetbal-barbarisme. We wisten dat op 't Stadion geen plaats meer te krijgen was, Dinsdagavond was ons dit op 't Begijnehof, waar naast de geloo- vigen, ook vele belangstellenden nieuws gierig een kijkje kwamen nemen, al mee gedeeld. We hoorden dus van verre hel enthousiasme, zagen de geestdriftvolle mi miek van de hoogst-gezeten toeschouwers. En na afloop, toen we het overdonderend hoerah-gejuich hadden meegemaakt, hoewel „onze" kardinaal op zijn huis-rit was, konden de Amsterdammers zich verbazen, hoe hecren Geestelijken uit het Zuiden on der vroolijken in het oog van n blikken dominé misschien uitbundigen kout op de café-terrassen een potje bier verschalk ten en bewezen dat men priester, dienaar Gods, geroepene tot het Allerheiligste kan zijn en toch.... niet het kwezelken hoeft te spelen. H. HENNINGH. Gestadige toeneming. Het Centraal Bureau voor de Statistiek deelt de volgende cijfers mede betreffende den woningbouw in Nederland. Zij geven de netto-vermeerdering aan van den woning voorraad in Mei 1924, ter vergelijking met dc overeenkomstige cijfers van twaalf vo rige maanden. De tusschen haakjes ge plaatste getallen betreffen resp. het totaal aantal gereed gekomen woningen en dat der onbewoonbaar verklaarde, gesloopte of aan hun bestemming onttrokken woningen. Mei 1924, 3845 (4123 en 278); Mei 1923, 4155 (4406 en 251); Juni 4180 (4406 en 226); Juli 3465 (3660 en 195); Augustus 3659 (3886 en 227); September 4337 (3621 en 184); October 3922 (4072 en 150); November 2908 (3122 en 214); December 3666 (3996 en 330); Januari 1924. 2352 (2491 en 139); Februari 2306 (2547 en 241); Maa'rt 2279 (2502 en 223); en April 3796 (4146 en 350). De hoefijzer-redacteur van het „Handels blad" heeft het a.s. bezoek der Koningin aan Zeeland tot aanleering genomen van een rondreis door Zeeuwsch-Vlaanderen, ten einde eens te zien of dat land ook' voor den toerist niet interessant is. Hij heeft daar dezelfde plaatsen bezocht die op het programma staan voor het koninklijk bezoek en ook Hulst, dat., niet op het program van dit bezoek staat. Dit verzuim nu lijkt hem een allerzonder lingste fout. Wie dat program heeft samen gesteld, zegt hij, moet óf Zeeuwsch-Vlaan deren volstrekt niet kennen óf iets tegen Hulst hebben. Want nu zal men precies de belangrijkste plaats in heel het eigenlijke Oostelijke deel de strook NeuzenSluis kilSas van Gent is, economisch, een mid denstuk tusschen Oost en V/est links laten liggen (figuurlijk én letterlijk). Er 's, ten Oosten van genoemde middenlijn, geen enkele plaats van werkelijke beteekenis dan alleen Hulst. Het is, zoo gaat de man van hef .Han delsblad" voort, vreemd en jammer, dat men de merkwaardigste en voornaamste plaats in den Katholieken oosthoek van Zeeuwsch- Vlaanderen juist buiten het program van het Koninginnebezoek beeft gesloten. Over de merkwaardigheden van Hulst schrijvend, roemt de bezoeker van het stadje vooral de St, Willibrordus-kerk. Die kerk staat geheel vrij en is van alle kanten te zien. „Het is een zeer belangrijk monument (kruiskerk) van de gothiek (1468 na brand herbouwd; dc toren is in 1876 afgebrand en door wijlen P. J. Id. Cuypers met fijnen kunstzin hersteld) en spreekt, in zijn kolos sale afmetingen, van den ouden tijd, toeji niet alleen zoo'n stad, maar de gansche om geving optrok naar zulk een kathedraal. In haar conceptie en in haar screene ligging herinnert deze kerk aan den St. Jan van Den Bosch, maar ze heeft een curiosum, dat haar maakt tot een van de zeldzaam heden in ons land. Ze is n.l. een z.g. simul- taan-kerk, d.w.z. dat ze zoowel door Pro testanten als door Roomschen wordt ge bruikt. Het koor en het dwarsschip zijn Roomsch; de rest is Protestantsch! En dat is uit- zoowel als inwendig zichtbaar. Uit wendig doordien het Roomsche gedeelte, het koor, dat nog luchtbogen met steun- beeren heeft en het dwarsschip, veel beier onderhouden is dan bet Protestantsche deel. dat er hier en daar erg armelijk en vervallen uitziet (de ingang begint iets van een ruïne te krijgen met zijn scheuren en zijn onkruid begroeiing) Inwendig, doordien een dubbele muur, van binnen gevuld met turf (uit stekende klankafscheiding maar bedenkelijk in geval van brand!) de kerk in tweeën deelt. Overigens is het Roomsche deel in 1892 gepolychromeerd (onder leiding van dr Cuypers, als we ons niet vergissen) en deels van gekleurde ramen voorzien. Jam mer dat het effect van de zeer goede poly chromie wordt verstoord door het leelijke Mariablauw van hier en daar aangebrachte gasarmen. Het Protestantsche deel is, als gewoonlijk, witgepleisterd. Als men die pleis ter er ten minste maar afhaalde! Deze zonderlinge toestand is een gevolg van een Salomo's oordeel van Napolon die in 1806, op vertoogen van de Hulster Katho lieken (toen reeds veel talrijker dan d Pro testanten) om teruggave van de kerk (waar tegen de Protestanten natuurlijk protes teerden) besliste: Deel de kerk door een muur in tweeën en geef elk zijn part. En zoo is het tot heden gebleven. Het spreekt vanzelf dat deze toestand voortdurend een doorn in 't vleesch is van de Roomschen. Hulst is voor meer dan 95 procent Roomsch. De Protestantsche ge meente telt niet meer dan 200 zielen (volgens anderen zelfs slechts 150) en zelfs wanneer die allen opkomen, dan moeten ze, in de hooge, veel te groote ruimte van het Protestantsche deel, 's winters nog zitten te rillen. Redelijk ware het zeker dat de heele kerk aan de Rooomschen werd afgestaan en dat dezen daarvoor een nieuw Protestantsch kerkje bekostigden. Daarvan is ook al eens ernstig sprake geweest maar er waren niet genoeg Protestanten die daartoe konden be sluiten. En wij kunnen ook levendig begrij pen dat menigeen hunner dit Protestantsche Decima in het Roomsche land, een bezit dat reeds in 1645 op de Roomschen werd ver overd, niet wil overgeven. Toch ware dat, met het oog op het zooeven genoemde brand gevaar maar vooral uit een oogpunt van aefithetiek en van monumentenzorg, zeer wenschelijk." De innerlijke scheiding bederft natuurlijk geheel de ruimtewerking. En wat het laatste aangaat: Het verschil in verzorging tusschen het Roomsche cn het Protestantsche deel spreekt zóó duidelijk van het Roomsche ver mogen en van het onvermogen der kleine Protestantsche gemeente, dat het doet vreezen voor ernstig verval, binnen niet lan gen tijd, van het laatste deel. Het is een zonderlinge en, uit archaeolo- gisch-aesthetisch opzicht, bedenkelijke toe stand. En als er geen maecenas voor de Pro testanten opdaagt, dan moge er een-tweede Salomo komen om Napoleons uitspraak te herzien. Het Luchtvaartministerie te Washington heeft aan luitenant Smith, den leider van de Amerikaansche wereldvlucht, de opdracht gegeven zoodra de oorlogsschepen hun plaats langs| den door de wereldvliegers te vol gen weg hebben ingenomen uit Engeland te vertrekken en hun tocht voort te zetten. In de omgeving van „Fuerstenwalde" te Berlijn, is Dinsdag een in Johannistal opgeste gen vliegmachine neergestort. De vlieger werd zwaar gewond en zijn begeleider doode- lijk gewond. Bij de New-Yorksche politie is een lucht eskader in dienst gesteld, bestaande uit zes vliegtuigen. Deze zullen van zonsopgang tot zonsondergang dienst doen, in het bijzonder tegen schepen, die trachten vuile olie weg te werpen, hetgeen een gevaar oplevert voor de gezondheid. Bij de Kamer van Koophandel te Delft is een missieve ingekomen van den Minister van Waterstaat in zake de inrichting van luchtvaartterrein bij Delft. AMSTERDAM, 25 Juli. Ook heden morgen is de Argentijnsche vlieger majoor Pedrozanni niet voor het ondernemen van zijn wereldvlucht vertrokken, in verband met een uit Frankrijk gemeld onweer. Heb het uitstekendste aan te bieden dat iémand wenschen kan, hoe zal de wereld bet weten, indien gij niet adverteert. JOHN. P. ROCKEFELLER. De heer Aalberse, Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid heeft op de vragen van den heer Stenhuis, betreffende verleende overwerkvergunningen, het volgende ge antwoord. De vraag of de Minister een opgave wl verstrekken van het aantal overwerkvergun ningen, wordt ontkennend beantwoord. De verlangde opgave zou slechts ten koste van een tijdroovenden arbeid kunnen worden samengesteld, terwijl zij dan nog aan de be doelingen niet zou beantwoorden, daar veelal slechts een gedeelte van het aantal arbeiders dat werkzaam is in de ondernemingen, waar aan een overwerkvergunning is verleend, be hoeft over te werken. De vergunningen kun nen in tal van gevallen tot bepaalde fabrieks- afdeelingen beperkt blijven. Een telling van het personeel, waarvoor in de practijk van de vergunning is gebruik gemaakt, kan met worden gehouden. Bovendien zijn er met toepassing van artikel 28, vijfde en zevende lid, der Arbeidswet 1919 algemeene vergun- ninren van kracht, waarvan niet bekend is, in welke mate daarvan gebruik wordt ge maakt. MISSIEFEEST TE 's-HERTOGENBOSCH. Bezoek van Z.Em. Kardinaal van Rossum. Het programma voor het Missiefeest op Donderdag 31 Juli a.s. te 's-Hertogenbosch, bij gelegenheid van het bezoek van Z.Em. Kardinaal van Rossum is als volgt samen gesteld: Plechtigheden in de Kathedraal van St. Jan Om 10 uur: Pontificale H. Mis van Zijne Eminentie Kard. Van Rossum. Gezongen wordt de Missa Brevis vaa Palestrina. Om 7 uur: Pontificaal Lof van Z. D. H. Mgr. A. F. Diepen met assistentie van Z. E. den Kard. op den troon Onder het Lof predikatie van den Z. E. Pater Jonckbloed, C.ss.R. Feestvergadering in het Concertgebouw. Aanvang 4 uur. 1. Ontvangst van Z. E. den Kardinaal en Gevolg aan den ingang van het Concert gebouw'. Gezang Ecce Sacerdos. 2. Welkomstwoord van Z. D. H. den Aartsbisschop Mgr. H. van de Wetering. 3. Inleidingswoord van den voorzitter Mgr. C. C. Prinsen. 4. Gezang. 5. Huldigingsrede door den ZeerEerwr. Hooggel. Heer P. van Grinsven, Professor aan het Seminarie te Haaren. 6. Aanbieding van het werk: „Nederland en de Missiën" door de Commissie van de Vaticaansche Missietentoonstelling en van de bijdrage van het D. M. C. voor de Vati caansche Tentoonstelling. 7. Aan U, o Koning der Eeuwen. Door JOH. v. d. HOEK. DE INNAME. (Vervolg.) „Welke gevolgen zou deze ontdekking met zich sleepen? „Voorloopig was daarvan nog maar weinig te bekennen. De belegering duurde onver anderd voort. De belegeraars leefden terug getrokken in hunne tenten en de belegerden verscholen zich achter de zware muren van hun burcht. „Zoo nu en dan snorde een pijl in de rich ting van een te ver naar voren geschoven wachtpost of naar het hoofd van een, die zich even boven den ringmuur waagde. Verder bleef alles hetzelfde. „Toch hadden de ridders van Jan van Arkel een krijgsraad belegd en toch waren de wacht posten versterkt. Waarom? Omdat de plaats vervangende aanvoerder begreep, wat Hen drik van Oyen wist en hij elk oogenblik een aanval verwachtte. „Hendrik van Oyen was echter te veel 'n den krijg bedreven om aanstonds een aanval te wagen. Zoo zijn vijanden werkelijk een aanval van hem verwachtten, zouden ze zich voldoende hebben versterkt. Wacht te hij daarentegen nog eenigen tijd, dan zou die groote waakzaamheid wel gaan verslappen. „De oogenblikkelijke spanning was wel dra weer voorbij en na die eenige dagen van opleving, verviel men weer in het zelfde leven van eentonigheid. „In het kamp werd streng de orde ge handhaafd. Jan van Arkel had de nauw keurigste orders gegeven, om te voorkomen, dat het voortdurende niets-doen van het kampleven verkeerden invloed zou hebben °p zijn soldaten. „Bijna elk uur schalden de trompetten, °m de soldaten op te roepen voor eenige oefeningen en om zoo het leven er in te houden. „Deze herhaalde manoeuvres hadden ech ter ook nog een ander doel. „Zoodra in het begin daarmede was be gonnen, verdrong zich, op het eerste signaal, de heele bezetting op de ringmuren om den aanval, dien ze vermoedden, af te slaan. „Langzamerhand waren Hendrik van O yen's soldaten daar echter aan gewoon ge raakt en nauwelijks sloeg men er meer acht op. wanneer zoo nu en dan de soldaten tot aan de gracht doordrongen. „Natuurlijk had het langen tijd geduurd, *r°or men zoover was gekomen. Men had het echter bereikt en toen Jan van Arkel bericht werd gezonden erver dezen vooruit gang, was de Bisschop gerust over de leiding, daaraan hij zijn mannen had toevertrouwd. „Weer kwamen er nieuwe orders en, al "leef. alles uiterlijk hetzelfde, de soldaten waren er van overtuigd, dat het pleit nu sPoedig beslecht zou zijn, hetzij in het voor- in het nadeel van Jan van Arkei's leger. „Intusschen wisselde niets de dagelij ksche eentonigheid af en weer vreesden de kloeke Soldaten, dat zij werkloos moesten blijven; l°tdat „Het was in dertien honderd drie- en- 'estig, jn het begin van het jaar, dat in een krijgsraad behandeld werd door de aanvoer ders van Jan van Arkel's leger, de vraag: b°e de bezetting het beleg zoo lang vol kon ouden; met andere woorden, hoe Hendrik »'an Oyen zich levensmiddelen verschafte 'oor zijn mannen. Algemeen was men van oordeel, dat men onmogelijk een proviand k°n hebben opgeslagen, dat toereikend was oor bijna drie jaren. Deze mogelijkheid was o° gering, dat men er maar niet eens reke- ng mede hield. dat?6 gev°lgtrekking daaruit was echter, a v9orraad nog steeds werd aangesterkt dat dit van buiten uit, ondanks alle voor zorgsmaatregelen moest geschieden. In alle stilte werd besloten dit gewichtige onderzoek niet aan eenige krijgsknechten op te dragen, doch zelf nauwkeurig toe te zien. „Na eenige dagen kwamen de ridders weer bijeen en men schaamde zich bijna er voor uit te komen, dat men in zoo'n eenvoudigen valkuil geloopen was. Wat toch was het ge val? Waarschijnlijk 'reeds bij den aanvang van het beleg, waren eenige mannen van He - drik van Oyen in het kamp van Van Arkel doorgedrongen, hadden daar eenige krijgs knechten op slinksche manier vermoord en hun plaats ingenomen aaneen blijde. „Van geld waren ze natuurlijk voldoende voorzien, en na 's-nachts hunne inkoopen te hebben gedaan, werden overdag, tijdens het gevecht, groote, zwaar-lederen zakken met allerlei levensmiddelen over den muur ge schoten. Natuurlijk was hier spoedig een einde aan gemaakt. De verraders werden, volgens de krijgswetten van dien tijd, met een blijde over den ringmuur in de veste geworpen. Het toezicht verdubbelde nog en weinig kans bestond er, dat zich dit verraad nog eens zou herhalen. In de bevelhebbende kringen was men, na dit voorval, vol goeden moed over den spoedigen afloop van het beleg. „Echter werden de maatregelen nog nauw keuriger genomen. Wanneer de honger weldra zijn slachtoffers zou gaan maken in het kasteel, dan daaraan twijfelde men niet zou een wanhopige uitval van de bezetting plaats kunnen hebben, waarmede terdege rekening diende te worden gehouden. De tenten werden dan ook verder uit elkaar geplaatst en de wachtposten 's-nachts ver dubbeld, om te voorkomen, dat een mogelijke brandstichting een noodlottige paniek zou veroorzaken. „Verder wachtte men weer af de dingen, die komen zouden, doch zich voorloopig nog steeds lieten wachten. „Toch was het duidelijk, dat de bom wel dra los zou barsten. Aanhoudend werden spionnen gevangen genomen en de scher mutselingen volgden elkander op, om po gingen van de belegerden, die op allerlei EEN VOORDEEL. Een voordeel van tweelingen is, dat Ze hun haar kunnen doen zonder spiegel. (Judge). wijze proviand zochten binnen te smok kelen, af te slaan. „Deze teekenen bedrogen niet. Op het kasteel-Van Oyen begon de voorraad zien- deroogen te slinken en de eenmaal zoo trotsche Hendrik van Oyen, die zich opper machtig voelde tusschen de zyvare muren van zijn burcht, begon in te zien, dat er buitengewone omstandigheden redding zou den moeten brengen, wilde niet deze bele gering zijn ondergang worden. „Reeds eenige dagen hoopte hij tegen alle hoop in, dat de koude en de ontbering van den winter zijn belegeraars tof den aftocht zouden nopen. Reeds tweemaal echter had den de striiders der gerechtigheid deze ont beringen doorstaan en het zag er niet naar uit, dat ze er nu voor zouden bezwijken. „Het was op een kouden namiddag van scherpen noordenwind en grauwe, jagende luchten, dat een bode spoorslags zijn paard liet stil houden voor de tent van den bevel hebber en zonder plichtplegingen binnenr trad. „Hij had een verdacht gedruisch gehoord en mompelende stemmen achter den eer sten ringmuur, zeide hij. Een aanval was niet onmogelijk. „De bevelhebber gaf aanstonds de noo- dige bevelen en verbood de klaroenen te gebruiken. In de grootst mogelijke stilte moest het leger in slagorde worden geschaard om den eventueelen aanval af te slaan. „Een gerammel van zware kettingen weerklonk en werd gevolgd door een doffen smak. „De valbrug was neergelaten en de poorten werden wijd geopend. „Hendrik van Oyen had zijn toevlucht genomen tot een wanhoopsdaad, een uitval. In stormgalop draafden zijn mannen, alle te paard, op het Utrechtsche leger in. „Ondanks alle maatregelen was de aan val toch onverwacht gekomen. „Nu behoefde niet langer in het kamp van Van Arkel de stilte bewaard te worden. Te wapen Te wapen brulden de moe dige, in den krijg geharde soldaten. Klaroe nen schalden, trompetten riepen de onver saagde mannen op. De paarden snoven en hinnekten en stampten dof op den zwaren grond. In vliegenden galop voerden zij hunne berijders de aanvallers tegemoet. „Er was geen tijd geweest, om de beide legers in slagorde te scharen. De aanvoerders moesten hun mannen zoeken, wilden ze tenminste nog eenigen regelmaat in het ge vecht brengen. „De schok was geweldig. De beide legers stormden op elkaar in en vermengden zich tot één geweldige woeling van menschen en van dieren. „De zwaarden kletterden en bonsden op schilden en helmen, speren wipten de moedigste ruiters uit den zadel, pijlen snor den. „Weer klonken er schallende signalen. De bevelhebber van het Utrechtsche leger gaf zijn paard bloedig de sporen, maakte zich met eenige geweldige sprongen los uit het menschenkluwen der strijdenden en trachtte zijn dapperen rond zich te verzamelen. „Doch het was reeds te laat „Hendrik van Oyen had slechts een gedeel te van zijn bezetting uir laten rukken, en terwijl het Utrechtsche leger dit kamp bood, waren de overige trawanten van den roover op het tooneel van den strijd verschenen en hadden een omsingelende beweging om het leger van Jan van Arkel uitgevoerd. Het kleine Utrechtsche léger was aan zijn vijan den overgeleverd en reddeloos verloren. „Het hield nog kranig stand; doch lang zou dit wel niet duren. Door de moeilijke strijdwijze tegen hun overmachtigen vijand, die veel sterker was in aantal, dan ze zich hadden voorgesteld, werden ze afgemat tn steeds dichter op elkaar gedrongen. „De helfdhaftige en krijgskundige be velhebber moest spijtig erkennen, dat zijn mannen het hoogstens nog een half uur kon den volhouden. Intusschen verflauwde de moed der strij denden niet. Heldhaftig vocht het kleine leger, ofschoon met den dood voor oogen, voort. Toch werd de positie der mannen van Van Arkel onhoudbaar. De roovers drongen van alle kanten op en sloten hun kring steeds nauwer om den weerloozen troep. (Wordt vervolgd). 101. Maar fijn was 't. Eén, twee, drie flinke rukken gaf hij aan de bel en zoo waar, daar ging het deurtje open en een dikke herbergier vroeg heel vriendelijk wat mijnheer wenschte. „Ik," antwoordde Holly-Dolly trotsch, „ben 'n Ridder van de geruite bro^t, die schipbreuk heeft geleden." 102. De herbergier, die Holly Dolly open deed,, keek wel een beetje raar, bij het zien van dat kleine manneke, dat zich zoo parmantig ridder noemde. „Ha, ha! 't Is me wat moois," spotte hij. „Wek wel! Ben jij nou een Ridder, en wil jij hier bij ons logeeren? Nou dat kan gebeuren. Kom maar mee, dan zal ik je je kamertje wijzen." En door een donkere gang, zoo griezelig en naar, dat Holly-Dolly er kippenvel van kreeg, bracht hij hem naar een heel klein kamertje. 103. En dat kamertje was zoo klein en zoo donker, dat je bij 't dansend kaarsvlammetje, amper aan 't bed den stoel en 't kastje kon zien, waarop de blaker stond. Zelfs geen klein raampje of lichtspleetje was er in dien grauwen steenen muur te bespeuren. O, 't was zoo akelig en kil. En, o, hemel-lief, daar sloot de waard zoo waar de deur aan den anderen Htant op slot. Wat moest hij nu beginnen. Nooit zou hij hier uitkomen en niets, niets zou er terecht komen van zijn Ridder-plannen, om dc Rrinses te ver lossen. Men heeft noodig te weten het jaar van geboorte en den datum van geboorte. Ge steld iemand is geboren op 17 Mei 1893. (Dit is alles wat men behoeft gegeven te krijgen). Men doet nu bij het jaartal 1893 het vierde gedeelte, de breuken, die eventueel ont staan, tellen niet mee. Het Jaartal v 1893 plus 473 (het vierde ge- deelte) Totaal 2366. Daarbij optellen Altijd, (ook bij schrik keljaren) en nog de 31 dagen v. Jan. 28 dagen v. Febr, 31 dagen v. Mrt. 30 dagen v. April 17 dagen v. Mei Totaal. 2503 aftrekken 14 (in de 20i eeuw 15) blijft 2489 Deel dit getal (2489) door 7. Uitkomst 355. Rest 4. De rest (4) wijst den vierden dag der week aan, d.i. Woensdag (Zondag dus als eersten dag te rekenen). Men moet bij dit kunstje met het volgende rekening houden Februari telt steeds voor 28 dagen, bij het optellen van de dagen der maanden, die vóór den geboortedatum voorafgaan. Is iemand toevallig geboren op den 29en Febr. dan doet dit niets aan de oplossing af net als in het boven gegeven geval van 17 Mei worden bij de voorafgaande 31 dagen van Januari „nog de" 29 dagen van Febr. ge teld. 0 als rest is steeds Zaterdag., Is iemand geboren in de 19e eeuw, dan trekt men al vorens door 7 te deelen steeds 14 af, is iemand geboren in de 20e eeuw dan trekt men 15 af. Die geen ouden kalender heeft, kan nu niet controleeren of de 17e Mei 1893 een Woens dag was, doch we kunnen bij wijze van voor beeld, nemen 5 Mei 1923 (dat was een Zaterdag). We nemen dus in dit geval Het jaartal plus Totaal Daarbij optellen taal aftrekken rest gedeeld door 7 rest 1923 480 (het vierde ge- deelte, zon- 2402 der breuk) 31 dagen v. Jan. 28 dagen v. Febr. 31 dagen v. Mrt. 30 dagen v. April 5 dagen v. Mei 2528 15 (20e eeuw) 2513 359 SL 0 als rest is steeds een Zaterdag, daar ei geen 7 (zevende dag der week) kan over blijven, omdat er door zeven gedeeld moet worde»* NIET GAUW TEVREDEN. Dc onderwijzer zei tot Pietje: „Pietje, hoeveel is twee maal twee? „Vijf, meester," was het antwoord. En de onderwijzer wordt zoo kwaad, dat hij Pietje de klas uitstuurt. Als Pietje weg is, vraagt Jopie, of hij even naar achteren mag. Op de gang zegt hij tegen Pietje: „Ga naar den meester en zeg: Meester, twee maal twee is vier." „Wel ja," zegt Pietje, ,,'k zou je dankea, hij was nog niet eens met vijf tevreje." NOG ZOO ZEKER NIET. .„Moeder," zei 't kleine meisje, dat graag wilde weten, „als we nu eens moesten kiezen, wat wij 't best konden missen, de zon of de maan, zoudt u dan niet zeggen: „Wel, dan maar de zon"?" Moeder: „Nou, dat weel ik nog niet. Waarom denk je dat?" „Omdat de zon overdag schijnt, als hel toch licht genoeg is; maar de maan 's nachts, in 't donker."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5