I
ÏL
i
ZIJN EER!
AMSTERDAMSCHE KOUT.
HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad - Zaterdag 26 Juli 1924
Amsterdam in 't teeken der H. Eucharistie.
BÏNNENLANDSCH NIEUWS.
De woningvoorraad
Nederland.
Een zonderlinge toestand.
LUCHTVERKEER.
De Amerikaansche wereld'
vliegers.
Vliegongeval.
Politie per vliegmachine.
Luchtvaartterrein bij Delft.
Niet vertrokken.
ORDE EN ARBEID.
De verleende overwerkver
gunningen.
KERK EN SCHOOL.
Uitrekenen op welken dag
van de week iemand
geboren is.
uIT DE MOPPENTROMMEL.
Terwijl ik dit schrijf zitten we midden in
de Eucharistische feestweek. Het is dus niet
mogelijk en niet doenlijk mijn lezers reeds
een afgerond, niet meer voor wijziging vat
baar overzicht met daaraan vastgeknoopte
beschouwing te geven, Dc hoofdmomenten
van deze voor Katholiek Nederland zoo be
langrijke gebeurtenis werden met den mees
ten spoed a la minute in woord en beeld
reeds geschetst en aan mij blijft dus steeds
de bescheiden, doch aangename taak, die
kleine aanvullingen te geven, waartoe de
geboren Amsterdammer, die volgens men-
schelijke berekening het leven in de Hoofd
stad wel au fond moet kennen, dc meest
aangewezene is.
De indruk-wederzijds voor zoover wij
op 't oogenblik kunnen beoordeelen: hoogst
gunstig. In het Eindhovensch dagblad werd
betreurd dat het Eucharistisch Congres niet
in een der uitsluitend Katholieke steden
plaats vond. 'k Geloof dat de Hooge Gees
telijkheid goed heeft gezien dat het niet al
tijd practisch cn nuttig is voor eigen paro
chie te preeken. De mogelijkheid bestond
zoo meende men dat ergernis gegeven
zou worden door onverdraagzame dom-ha-
telijke anderdenkenden. Dat die mogelijk
heid bestond en op 't oogenblik dat ik
dit schrijf nóg bestaat ontken ik niet, maai
dwaas zou het toch zijn zich door de vrees
te laten beheerschen. Ik heb j.l. Zondag in
Katholiek België in een tram, door afge
vaardigden van vakvereenigingen uit het
geheele land, uit zéér Katholieke deelen als
West-Vlaanderen en Limburg, die een ple
zierreis naar Trois-Ponts maakten, anti-Ka
tholieke liederen booren zingen, zóó walge
lijk als ik nog nimmer heb gehoord. Daar is
ons Los-van-de-kerk-geknoei op dfe sfraat-
steenen, nog een heel bescheiden acte de
présence van tegenstanders bij. En dan nog
zeer mislukte door de stumperige on-Hol-
landsche klanknabootsing van het ultra-ger-
maansche op-Ooslenrijksche-toestanden van
vóór den oorlog doelend, Los van Rome.
Om die liedjes, wel niet pornografisch,
doch zeker indecent, misselijk-banale,
flauw-onbeschaamde parodieën op het Ave
Maria en de H. Eucharistie, scheen niemand
zich te ergeren. De mentaliteit ook der Ka
tholieken, is blijkbaar daar anders dan
hier. 'k Wil hier maar mee zeggen dat het
gevaar voor heiligschennende aanvallen hier
niet grooter is dan elders.
Onzerzijds zijn er ook Katholieke bladen
geweest, die in het andere uiterste vervie
len en die hadden gewenscht dat de Regee
ring officieel den Kardinaal-legaat en het
Congres had ontvangen. Bij eenig nadenken
begrijpt ieder, dat wanneer dit eenigszins
mogelijk ware geweest onze huidige minis
ter-president wel de eerste ware geweest
om dit te doen. Doch ieder voelt dat deze
officieele daad wrijving zou hebben veroor
zaakt, wrijving waaruit geen waarheid doch
vuur zou zijn ontstaan in dit geval helaas
het vuur van den haat.
Ik wil hierop niet verder ingaan, maar
laten we maar aannemen dat 't zóó het
beste is geweest en dat het Eucharistisch
Congres in de Heilige Stede zegenrijke ge
volgen zal hebben.
En welken indruk heeft nu een en ander
op het volk, den kleinen man, gemaakt?
In de St. Willibrorduskerk waren Woens
dagavond vele andersdenkenden. Hoewel
voor alle eventualiteiten „buiten" een flinke
politiemacht aanwezig was, werden allerlei
personen toegelaten, die niet getooid waren
met de geel-witte strikjes en wien men 't
wel kon aanzien dat zij tot een andere gees
tesrichting behoorden óf er géén richting
op na hielden. Mcnschen die dus puur uit
nieuwsgierigheid kwamen. Ik luisterde later
hun gesprekken af, hoorde hoe zij onder
den indruk wéren gekomen van bet rnajes-
tueuse gebouw, van dc intens-religieuse om
geving, van het prachtvolle orgelspel en het
schitterende koor.
Misschien schrijf ik een domheid, want
mijn collega van „de 1 elegraaf" die het na
tuurlijk weten moet, anders was hij niet aan
„de Telegraaf," schrijft dat van het Salve-
Regina door de groote ruimte veel verloren
ging, terwijl de uitvoering leed aan onzui
verheid.
Schrijver dezes brengt den dirigent, den
heer Theo van der Bijl, die er prijs op
stelde enkel met eigen krachten- te werken,
zijn eerbiedige hulde. De -bassen en fortis
simo's waren ook van overweldigende
schoonheid.
En voor menig protestant zal het orgel
spel een openbaring zijn geweest. Het Tan
tum Ergo op de toonzetting van den heer
Jansen, maakte heiaas op ons Amsterdam
mers minder indruk. (Dezelfde Verslaggever
spreekt van een volksmelodie, waarom
geen straatliedje?) Kijk, we - zijn zoo van
kinds af gewend het Tantum Ergo als
vreugd-, zege-- en danklied aan te heffen
op de wijze van het oude Oostenrijksche
volkslied. Toe, spaar onze tradities!
Als bij het einde van het H. Lof de Kar
dinaal-Legaat met eenige Malthezer ridders
den tempel verlaat, buigt ieder de krife op
den steenen vloer, ook zij die nooit.... of
in lange jaren, de knie niet gebogen heb
ben. Zij aanschouwen het vriendelijke vdn
goedheid-stralende gelaat van den Hoogen
Grijsaard en ontvangen zijn zegen, 't Is of
zijallen afzonderlijk door den heer Jezus
worden gezegend. Wat er in menig gemoed
omging.
De trams, die op 't Stadion cor-
respondeeren, zijn stampvol. Op den Am-
stelveenschen weg gaat echter alles hoogst
ordelijk toe. We missen gelukkig de erger
lijke tooneelen van het voetbal-barbarisme.
We wisten dat op 't Stadion geen plaats
meer te krijgen was, Dinsdagavond was ons
dit op 't Begijnehof, waar naast de geloo-
vigen, ook vele belangstellenden nieuws
gierig een kijkje kwamen nemen, al mee
gedeeld. We hoorden dus van verre hel
enthousiasme, zagen de geestdriftvolle mi
miek van de hoogst-gezeten toeschouwers.
En na afloop, toen we het overdonderend
hoerah-gejuich hadden meegemaakt, hoewel
„onze" kardinaal op zijn huis-rit was,
konden de Amsterdammers zich verbazen,
hoe hecren Geestelijken uit het Zuiden on
der vroolijken in het oog van n blikken
dominé misschien uitbundigen kout op
de café-terrassen een potje bier verschalk
ten en bewezen dat men priester, dienaar
Gods, geroepene tot het Allerheiligste kan
zijn en toch.... niet het kwezelken hoeft
te spelen.
H. HENNINGH.
Gestadige toeneming.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
deelt de volgende cijfers mede betreffende
den woningbouw in Nederland. Zij geven
de netto-vermeerdering aan van den woning
voorraad in Mei 1924, ter vergelijking met
dc overeenkomstige cijfers van twaalf vo
rige maanden. De tusschen haakjes ge
plaatste getallen betreffen resp. het totaal
aantal gereed gekomen woningen en dat
der onbewoonbaar verklaarde, gesloopte of
aan hun bestemming onttrokken woningen.
Mei 1924, 3845 (4123 en 278); Mei 1923, 4155
(4406 en 251); Juni 4180 (4406 en 226);
Juli 3465 (3660 en 195); Augustus 3659
(3886 en 227); September 4337 (3621 en 184);
October 3922 (4072 en 150); November 2908
(3122 en 214); December 3666 (3996 en 330);
Januari 1924. 2352 (2491 en 139); Februari
2306 (2547 en 241); Maa'rt 2279 (2502 en
223); en April 3796 (4146 en 350).
De hoefijzer-redacteur van het „Handels
blad" heeft het a.s. bezoek der Koningin aan
Zeeland tot aanleering genomen van een
rondreis door Zeeuwsch-Vlaanderen, ten
einde eens te zien of dat land ook' voor den
toerist niet interessant is.
Hij heeft daar dezelfde plaatsen bezocht
die op het programma staan voor het
koninklijk bezoek en ook Hulst, dat.,
niet op het program van dit bezoek staat.
Dit verzuim nu lijkt hem een allerzonder
lingste fout. Wie dat program heeft samen
gesteld, zegt hij, moet óf Zeeuwsch-Vlaan
deren volstrekt niet kennen óf iets tegen
Hulst hebben. Want nu zal men precies
de belangrijkste plaats in heel het eigenlijke
Oostelijke deel de strook NeuzenSluis
kilSas van Gent is, economisch, een mid
denstuk tusschen Oost en V/est links laten
liggen (figuurlijk én letterlijk). Er 's, ten
Oosten van genoemde middenlijn, geen
enkele plaats van werkelijke beteekenis dan
alleen Hulst.
Het is, zoo gaat de man van hef .Han
delsblad" voort, vreemd en jammer, dat men
de merkwaardigste en voornaamste plaats
in den Katholieken oosthoek van Zeeuwsch-
Vlaanderen juist buiten het program van het
Koninginnebezoek beeft gesloten.
Over de merkwaardigheden van Hulst
schrijvend, roemt de bezoeker van het stadje
vooral de St, Willibrordus-kerk.
Die kerk staat geheel vrij en is van alle
kanten te zien.
„Het is een zeer belangrijk monument
(kruiskerk) van de gothiek (1468 na brand
herbouwd; dc toren is in 1876 afgebrand en
door wijlen P. J. Id. Cuypers met fijnen
kunstzin hersteld) en spreekt, in zijn kolos
sale afmetingen, van den ouden tijd, toeji
niet alleen zoo'n stad, maar de gansche om
geving optrok naar zulk een kathedraal. In
haar conceptie en in haar screene ligging
herinnert deze kerk aan den St. Jan van
Den Bosch, maar ze heeft een curiosum,
dat haar maakt tot een van de zeldzaam
heden in ons land. Ze is n.l. een z.g. simul-
taan-kerk, d.w.z. dat ze zoowel door Pro
testanten als door Roomschen wordt ge
bruikt. Het koor en het dwarsschip zijn
Roomsch; de rest is Protestantsch! En dat
is uit- zoowel als inwendig zichtbaar. Uit
wendig doordien het Roomsche gedeelte,
het koor, dat nog luchtbogen met steun-
beeren heeft en het dwarsschip, veel beier
onderhouden is dan bet Protestantsche deel.
dat er hier en daar erg armelijk en vervallen
uitziet (de ingang begint iets van een ruïne
te krijgen met zijn scheuren en zijn onkruid
begroeiing) Inwendig, doordien een dubbele
muur, van binnen gevuld met turf (uit
stekende klankafscheiding maar bedenkelijk
in geval van brand!) de kerk in tweeën
deelt. Overigens is het Roomsche deel in
1892 gepolychromeerd (onder leiding van
dr Cuypers, als we ons niet vergissen) en
deels van gekleurde ramen voorzien. Jam
mer dat het effect van de zeer goede poly
chromie wordt verstoord door het leelijke
Mariablauw van hier en daar aangebrachte
gasarmen. Het Protestantsche deel is, als
gewoonlijk, witgepleisterd. Als men die pleis
ter er ten minste maar afhaalde!
Deze zonderlinge toestand is een gevolg
van een Salomo's oordeel van Napolon die
in 1806, op vertoogen van de Hulster Katho
lieken (toen reeds veel talrijker dan d Pro
testanten) om teruggave van de kerk (waar
tegen de Protestanten natuurlijk protes
teerden) besliste: Deel de kerk door een
muur in tweeën en geef elk zijn part. En zoo
is het tot heden gebleven.
Het spreekt vanzelf dat deze toestand
voortdurend een doorn in 't vleesch is van
de Roomschen. Hulst is voor meer dan 95
procent Roomsch. De Protestantsche ge
meente telt niet meer dan 200 zielen (volgens
anderen zelfs slechts 150) en zelfs wanneer
die allen opkomen, dan moeten ze, in de
hooge, veel te groote ruimte van het
Protestantsche deel, 's winters nog zitten te
rillen. Redelijk ware het zeker dat de heele
kerk aan de Rooomschen werd afgestaan en
dat dezen daarvoor een nieuw Protestantsch
kerkje bekostigden. Daarvan is ook al eens
ernstig sprake geweest maar er waren niet
genoeg Protestanten die daartoe konden be
sluiten. En wij kunnen ook levendig begrij
pen dat menigeen hunner dit Protestantsche
Decima in het Roomsche land, een bezit dat
reeds in 1645 op de Roomschen werd ver
overd, niet wil overgeven. Toch ware dat,
met het oog op het zooeven genoemde brand
gevaar maar vooral uit een oogpunt van
aefithetiek en van monumentenzorg, zeer
wenschelijk."
De innerlijke scheiding bederft natuurlijk
geheel de ruimtewerking. En wat het laatste
aangaat: Het verschil in verzorging tusschen
het Roomsche cn het Protestantsche deel
spreekt zóó duidelijk van het Roomsche ver
mogen en van het onvermogen der kleine
Protestantsche gemeente, dat het doet
vreezen voor ernstig verval, binnen niet lan
gen tijd, van het laatste deel.
Het is een zonderlinge en, uit archaeolo-
gisch-aesthetisch opzicht, bedenkelijke toe
stand. En als er geen maecenas voor de Pro
testanten opdaagt, dan moge er een-tweede
Salomo komen om Napoleons uitspraak te
herzien.
Het Luchtvaartministerie te Washington
heeft aan luitenant Smith, den leider van de
Amerikaansche wereldvlucht, de opdracht
gegeven zoodra de oorlogsschepen hun plaats
langs| den door de wereldvliegers te vol
gen weg hebben ingenomen uit Engeland
te vertrekken en hun tocht voort te zetten.
In de omgeving van „Fuerstenwalde" te
Berlijn, is Dinsdag een in Johannistal opgeste
gen vliegmachine neergestort. De vlieger
werd zwaar gewond en zijn begeleider doode-
lijk gewond.
Bij de New-Yorksche politie is een lucht
eskader in dienst gesteld, bestaande uit zes
vliegtuigen. Deze zullen van zonsopgang tot
zonsondergang dienst doen, in het bijzonder
tegen schepen, die trachten vuile olie weg te
werpen, hetgeen een gevaar oplevert voor de
gezondheid.
Bij de Kamer van Koophandel te Delft is
een missieve ingekomen van den Minister
van Waterstaat in zake de inrichting van
luchtvaartterrein bij Delft.
AMSTERDAM, 25 Juli. Ook heden
morgen is de Argentijnsche vlieger majoor
Pedrozanni niet voor het ondernemen van
zijn wereldvlucht vertrokken, in verband met
een uit Frankrijk gemeld onweer.
Heb het uitstekendste aan te bieden dat
iémand wenschen kan, hoe zal de wereld
bet weten, indien gij niet adverteert.
JOHN. P. ROCKEFELLER.
De heer Aalberse, Minister van Arbeid,
Handel en Nijverheid heeft op de vragen van
den heer Stenhuis, betreffende verleende
overwerkvergunningen, het volgende ge
antwoord.
De vraag of de Minister een opgave wl
verstrekken van het aantal overwerkvergun
ningen, wordt ontkennend beantwoord. De
verlangde opgave zou slechts ten koste van
een tijdroovenden arbeid kunnen worden
samengesteld, terwijl zij dan nog aan de be
doelingen niet zou beantwoorden, daar veelal
slechts een gedeelte van het aantal arbeiders
dat werkzaam is in de ondernemingen, waar
aan een overwerkvergunning is verleend, be
hoeft over te werken. De vergunningen kun
nen in tal van gevallen tot bepaalde fabrieks-
afdeelingen beperkt blijven. Een telling van
het personeel, waarvoor in de practijk van de
vergunning is gebruik gemaakt, kan met
worden gehouden. Bovendien zijn er met
toepassing van artikel 28, vijfde en zevende
lid, der Arbeidswet 1919 algemeene vergun-
ninren van kracht, waarvan niet bekend is,
in welke mate daarvan gebruik wordt ge
maakt.
MISSIEFEEST TE 's-HERTOGENBOSCH.
Bezoek van Z.Em. Kardinaal van Rossum.
Het programma voor het Missiefeest op
Donderdag 31 Juli a.s. te 's-Hertogenbosch,
bij gelegenheid van het bezoek van Z.Em.
Kardinaal van Rossum is als volgt samen
gesteld:
Plechtigheden in de Kathedraal van St. Jan
Om 10 uur: Pontificale H. Mis van Zijne
Eminentie Kard. Van Rossum.
Gezongen wordt de Missa Brevis vaa
Palestrina.
Om 7 uur: Pontificaal Lof van Z. D. H.
Mgr. A. F. Diepen met assistentie van Z. E.
den Kard. op den troon
Onder het Lof predikatie van den Z. E.
Pater Jonckbloed, C.ss.R.
Feestvergadering in het Concertgebouw.
Aanvang 4 uur.
1. Ontvangst van Z. E. den Kardinaal en
Gevolg aan den ingang van het Concert
gebouw'. Gezang Ecce Sacerdos.
2. Welkomstwoord van Z. D. H. den
Aartsbisschop Mgr. H. van de Wetering.
3. Inleidingswoord van den voorzitter
Mgr. C. C. Prinsen.
4. Gezang.
5. Huldigingsrede door den ZeerEerwr.
Hooggel. Heer P. van Grinsven, Professor
aan het Seminarie te Haaren.
6. Aanbieding van het werk: „Nederland
en de Missiën" door de Commissie van de
Vaticaansche Missietentoonstelling en van
de bijdrage van het D. M. C. voor de Vati
caansche Tentoonstelling.
7. Aan U, o Koning der Eeuwen.
Door JOH. v. d. HOEK.
DE INNAME.
(Vervolg.)
„Welke gevolgen zou deze ontdekking
met zich sleepen?
„Voorloopig was daarvan nog maar weinig
te bekennen. De belegering duurde onver
anderd voort. De belegeraars leefden terug
getrokken in hunne tenten en de belegerden
verscholen zich achter de zware muren van
hun burcht.
„Zoo nu en dan snorde een pijl in de rich
ting van een te ver naar voren geschoven
wachtpost of naar het hoofd van een, die
zich even boven den ringmuur waagde.
Verder bleef alles hetzelfde.
„Toch hadden de ridders van Jan van Arkel
een krijgsraad belegd en toch waren de wacht
posten versterkt. Waarom? Omdat de plaats
vervangende aanvoerder begreep, wat Hen
drik van Oyen wist en hij elk oogenblik een
aanval verwachtte.
„Hendrik van Oyen was echter te veel
'n den krijg bedreven om aanstonds een
aanval te wagen. Zoo zijn vijanden werkelijk
een aanval van hem verwachtten, zouden ze
zich voldoende hebben versterkt. Wacht
te hij daarentegen nog eenigen tijd, dan zou
die groote waakzaamheid wel gaan verslappen.
„De oogenblikkelijke spanning was wel
dra weer voorbij en na die eenige dagen van
opleving, verviel men weer in het zelfde
leven van eentonigheid.
„In het kamp werd streng de orde ge
handhaafd. Jan van Arkel had de nauw
keurigste orders gegeven, om te voorkomen,
dat het voortdurende niets-doen van het
kampleven verkeerden invloed zou hebben
°p zijn soldaten.
„Bijna elk uur schalden de trompetten,
°m de soldaten op te roepen voor eenige
oefeningen en om zoo het leven er in te
houden.
„Deze herhaalde manoeuvres hadden ech
ter ook nog een ander doel.
„Zoodra in het begin daarmede was be
gonnen, verdrong zich, op het eerste signaal,
de heele bezetting op de ringmuren om den
aanval, dien ze vermoedden, af te slaan.
„Langzamerhand waren Hendrik van
O yen's soldaten daar echter aan gewoon ge
raakt en nauwelijks sloeg men er meer acht
op. wanneer zoo nu en dan de soldaten tot
aan de gracht doordrongen.
„Natuurlijk had het langen tijd geduurd,
*r°or men zoover was gekomen. Men had
het echter bereikt en toen Jan van Arkel
bericht werd gezonden erver dezen vooruit
gang, was de Bisschop gerust over de leiding,
daaraan hij zijn mannen had toevertrouwd.
„Weer kwamen er nieuwe orders en, al
"leef. alles uiterlijk hetzelfde, de soldaten
waren er van overtuigd, dat het pleit nu
sPoedig beslecht zou zijn, hetzij in het voor-
in het nadeel van Jan van Arkei's leger.
„Intusschen wisselde niets de dagelij ksche
eentonigheid af en weer vreesden de kloeke
Soldaten, dat zij werkloos moesten blijven;
l°tdat
„Het was in dertien honderd drie- en-
'estig, jn het begin van het jaar, dat in een
krijgsraad behandeld werd door de aanvoer
ders van Jan van Arkel's leger, de vraag:
b°e de bezetting het beleg zoo lang vol kon
ouden; met andere woorden, hoe Hendrik
»'an Oyen zich levensmiddelen verschafte
'oor zijn mannen. Algemeen was men van
oordeel, dat men onmogelijk een proviand
k°n hebben opgeslagen, dat toereikend was
oor bijna drie jaren. Deze mogelijkheid was
o° gering, dat men er maar niet eens reke-
ng mede hield.
dat?6 gev°lgtrekking daaruit was echter,
a v9orraad nog steeds werd aangesterkt
dat dit van buiten uit, ondanks alle voor
zorgsmaatregelen moest geschieden. In alle
stilte werd besloten dit gewichtige onderzoek
niet aan eenige krijgsknechten op te dragen,
doch zelf nauwkeurig toe te zien.
„Na eenige dagen kwamen de ridders weer
bijeen en men schaamde zich bijna er voor
uit te komen, dat men in zoo'n eenvoudigen
valkuil geloopen was. Wat toch was het ge
val? Waarschijnlijk 'reeds bij den aanvang
van het beleg, waren eenige mannen van He -
drik van Oyen in het kamp van Van Arkel
doorgedrongen, hadden daar eenige krijgs
knechten op slinksche manier vermoord en
hun plaats ingenomen aaneen blijde.
„Van geld waren ze natuurlijk voldoende
voorzien, en na 's-nachts hunne inkoopen te
hebben gedaan, werden overdag, tijdens het
gevecht, groote, zwaar-lederen zakken met
allerlei levensmiddelen over den muur ge
schoten. Natuurlijk was hier spoedig een
einde aan gemaakt. De verraders werden,
volgens de krijgswetten van dien tijd, met
een blijde over den ringmuur in de veste
geworpen.
Het toezicht verdubbelde nog en weinig
kans bestond er, dat zich dit verraad nog
eens zou herhalen. In de bevelhebbende
kringen was men, na dit voorval, vol goeden
moed over den spoedigen afloop van het
beleg.
„Echter werden de maatregelen nog nauw
keuriger genomen. Wanneer de honger
weldra zijn slachtoffers zou gaan maken in
het kasteel, dan daaraan twijfelde men
niet zou een wanhopige uitval van de
bezetting plaats kunnen hebben, waarmede
terdege rekening diende te worden gehouden.
De tenten werden dan ook verder uit elkaar
geplaatst en de wachtposten 's-nachts ver
dubbeld, om te voorkomen, dat een mogelijke
brandstichting een noodlottige paniek zou
veroorzaken.
„Verder wachtte men weer af de dingen,
die komen zouden, doch zich voorloopig
nog steeds lieten wachten.
„Toch was het duidelijk, dat de bom wel
dra los zou barsten. Aanhoudend werden
spionnen gevangen genomen en de scher
mutselingen volgden elkander op, om po
gingen van de belegerden, die op allerlei
EEN VOORDEEL.
Een voordeel van tweelingen is, dat Ze hun haar kunnen doen zonder spiegel. (Judge).
wijze proviand zochten binnen te smok
kelen, af te slaan.
„Deze teekenen bedrogen niet. Op het
kasteel-Van Oyen begon de voorraad zien-
deroogen te slinken en de eenmaal zoo
trotsche Hendrik van Oyen, die zich opper
machtig voelde tusschen de zyvare muren
van zijn burcht, begon in te zien, dat er
buitengewone omstandigheden redding zou
den moeten brengen, wilde niet deze bele
gering zijn ondergang worden.
„Reeds eenige dagen hoopte hij tegen alle
hoop in, dat de koude en de ontbering van
den winter zijn belegeraars tof den aftocht
zouden nopen. Reeds tweemaal echter had
den de striiders der gerechtigheid deze ont
beringen doorstaan en het zag er niet naar
uit, dat ze er nu voor zouden bezwijken.
„Het was op een kouden namiddag van
scherpen noordenwind en grauwe, jagende
luchten, dat een bode spoorslags zijn paard
liet stil houden voor de tent van den bevel
hebber en zonder plichtplegingen binnenr
trad.
„Hij had een verdacht gedruisch gehoord
en mompelende stemmen achter den eer
sten ringmuur, zeide hij. Een aanval was
niet onmogelijk.
„De bevelhebber gaf aanstonds de noo-
dige bevelen en verbood de klaroenen te
gebruiken. In de grootst mogelijke stilte
moest het leger in slagorde worden geschaard
om den eventueelen aanval af te slaan.
„Een gerammel van zware kettingen
weerklonk en werd gevolgd door een doffen
smak.
„De valbrug was neergelaten en de poorten
werden wijd geopend.
„Hendrik van Oyen had zijn toevlucht
genomen tot een wanhoopsdaad, een uitval.
In stormgalop draafden zijn mannen, alle
te paard, op het Utrechtsche leger in.
„Ondanks alle maatregelen was de aan
val toch onverwacht gekomen.
„Nu behoefde niet langer in het kamp van
Van Arkel de stilte bewaard te worden.
Te wapen Te wapen brulden de moe
dige, in den krijg geharde soldaten. Klaroe
nen schalden, trompetten riepen de onver
saagde mannen op. De paarden snoven en
hinnekten en stampten dof op den zwaren
grond. In vliegenden galop voerden zij hunne
berijders de aanvallers tegemoet.
„Er was geen tijd geweest, om de beide
legers in slagorde te scharen. De aanvoerders
moesten hun mannen zoeken, wilden ze
tenminste nog eenigen regelmaat in het ge
vecht brengen.
„De schok was geweldig. De beide legers
stormden op elkaar in en vermengden zich
tot één geweldige woeling van menschen
en van dieren.
„De zwaarden kletterden en bonsden
op schilden en helmen, speren wipten de
moedigste ruiters uit den zadel, pijlen snor
den.
„Weer klonken er schallende signalen.
De bevelhebber van het Utrechtsche leger
gaf zijn paard bloedig de sporen, maakte zich
met eenige geweldige sprongen los uit het
menschenkluwen der strijdenden en trachtte
zijn dapperen rond zich te verzamelen.
„Doch het was reeds te laat
„Hendrik van Oyen had slechts een gedeel
te van zijn bezetting uir laten rukken, en
terwijl het Utrechtsche leger dit kamp bood,
waren de overige trawanten van den roover
op het tooneel van den strijd verschenen en
hadden een omsingelende beweging om het
leger van Jan van Arkel uitgevoerd. Het
kleine Utrechtsche léger was aan zijn vijan
den overgeleverd en reddeloos verloren.
„Het hield nog kranig stand; doch lang
zou dit wel niet duren. Door de moeilijke
strijdwijze tegen hun overmachtigen vijand,
die veel sterker was in aantal, dan ze zich
hadden voorgesteld, werden ze afgemat tn
steeds dichter op elkaar gedrongen.
„De helfdhaftige en krijgskundige be
velhebber moest spijtig erkennen, dat zijn
mannen het hoogstens nog een half uur kon
den volhouden.
Intusschen verflauwde de moed der strij
denden niet. Heldhaftig vocht het kleine
leger, ofschoon met den dood voor oogen,
voort. Toch werd de positie der mannen
van Van Arkel onhoudbaar. De roovers
drongen van alle kanten op en sloten hun
kring steeds nauwer om den weerloozen troep.
(Wordt vervolgd).
101. Maar fijn was 't. Eén, twee, drie flinke
rukken gaf hij aan de bel en zoo waar, daar ging
het deurtje open en een dikke herbergier vroeg
heel vriendelijk wat mijnheer wenschte.
„Ik," antwoordde Holly-Dolly trotsch, „ben 'n
Ridder van de geruite bro^t, die schipbreuk heeft
geleden."
102. De herbergier, die Holly Dolly open deed,,
keek wel een beetje raar, bij het zien van dat
kleine manneke, dat zich zoo parmantig ridder
noemde.
„Ha, ha! 't Is me wat moois," spotte hij. „Wek
wel! Ben jij nou een Ridder, en wil jij hier bij
ons logeeren? Nou dat kan gebeuren. Kom maar
mee, dan zal ik je je kamertje wijzen."
En door een donkere gang, zoo griezelig en
naar, dat Holly-Dolly er kippenvel van kreeg,
bracht hij hem naar een heel klein kamertje.
103. En dat kamertje was zoo klein en zoo
donker, dat je bij 't dansend kaarsvlammetje,
amper aan 't bed den stoel en 't kastje kon zien,
waarop de blaker stond. Zelfs geen klein raampje
of lichtspleetje was er in dien grauwen steenen
muur te bespeuren. O, 't was zoo akelig en kil.
En, o, hemel-lief, daar sloot de waard zoo waar
de deur aan den anderen Htant op slot.
Wat moest hij nu beginnen. Nooit zou hij hier
uitkomen en niets, niets zou er terecht komen
van zijn Ridder-plannen, om dc Rrinses te ver
lossen.
Men heeft noodig te weten het jaar van
geboorte en den datum van geboorte. Ge
steld iemand is geboren op 17 Mei 1893. (Dit
is alles wat men behoeft gegeven te krijgen).
Men doet nu bij het jaartal 1893 het vierde
gedeelte, de breuken, die eventueel ont
staan, tellen niet mee.
Het Jaartal v 1893
plus 473 (het vierde ge-
deelte)
Totaal 2366.
Daarbij optellen
Altijd, (ook bij schrik
keljaren)
en nog de
31 dagen v. Jan.
28 dagen v. Febr,
31 dagen v. Mrt.
30 dagen v. April
17 dagen v. Mei
Totaal. 2503
aftrekken 14 (in de 20i
eeuw 15) blijft 2489
Deel dit getal (2489) door 7. Uitkomst
355. Rest 4.
De rest (4) wijst den vierden dag der week
aan, d.i. Woensdag (Zondag dus als eersten
dag te rekenen).
Men moet bij dit kunstje met het volgende
rekening houden
Februari telt steeds voor 28 dagen, bij
het optellen van de dagen der maanden, die
vóór den geboortedatum voorafgaan. Is
iemand toevallig geboren op den 29en Febr.
dan doet dit niets aan de oplossing af net
als in het boven gegeven geval van 17 Mei
worden bij de voorafgaande 31 dagen van
Januari „nog de" 29 dagen van Febr. ge
teld. 0 als rest is steeds Zaterdag., Is iemand
geboren in de 19e eeuw, dan trekt men al
vorens door 7 te deelen steeds 14 af, is iemand
geboren in de 20e eeuw dan trekt men 15 af.
Die geen ouden kalender heeft, kan nu niet
controleeren of de 17e Mei 1893 een Woens
dag was, doch we kunnen bij wijze van voor
beeld, nemen 5 Mei 1923 (dat was een
Zaterdag).
We nemen dus in dit geval
Het jaartal
plus
Totaal
Daarbij optellen
taal
aftrekken
rest
gedeeld door 7
rest
1923
480 (het vierde ge-
deelte, zon-
2402 der breuk)
31 dagen v. Jan.
28 dagen v. Febr.
31 dagen v. Mrt.
30 dagen v. April
5 dagen v. Mei
2528
15 (20e eeuw)
2513
359
SL
0 als rest is steeds een Zaterdag, daar ei
geen 7 (zevende dag der week) kan over
blijven, omdat er door zeven gedeeld moet
worde»*
NIET GAUW TEVREDEN.
Dc onderwijzer zei tot Pietje: „Pietje,
hoeveel is twee maal twee?
„Vijf, meester," was het antwoord.
En de onderwijzer wordt zoo kwaad, dat
hij Pietje de klas uitstuurt. Als Pietje weg
is, vraagt Jopie, of hij even naar achteren
mag.
Op de gang zegt hij tegen Pietje: „Ga naar
den meester en zeg: Meester, twee maal
twee is vier."
„Wel ja," zegt Pietje, ,,'k zou je dankea,
hij was nog niet eens met vijf tevreje."
NOG ZOO ZEKER NIET.
.„Moeder," zei 't kleine meisje, dat graag
wilde weten, „als we nu eens moesten
kiezen, wat wij 't best konden missen, de
zon of de maan, zoudt u dan niet zeggen:
„Wel, dan maar de zon"?"
Moeder: „Nou, dat weel ik nog niet.
Waarom denk je dat?"
„Omdat de zon overdag schijnt, als hel
toch licht genoeg is; maar de maan
's nachts, in 't donker."