F ZIJN EER! Standsbelangen in de Politiek. Olympische nabeschouwingen. Uit de Pers. Bronchitis Abdijsiroop NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Vierde Blad - Zaterdag 16 Augustus 1924 LUCHTVERKEER. Een nieuwe prestatie van Demuyter. KERK EN SCHOOL. de dood zweefde rond, Slim Jantje. UIT DE MOPPENTROMMEL. Zoodra meer bepaalde standsbelangen in de politiek worden binnengebracht, belan gen, dieniet ondergeschikt zijn aan het al gemeen belang, zakt de politiek tot een la ger plan af. Inplaats van de harmonische ontwikkeling van het Recht, wordt dan een spel van krachten in beweging gebracht, die, instede van samen te werken en elkander tc steunen en te versterken, tegen elkander botsen en macht doen verloren gaan. Dan is ook al heel gauw strijd en onrust geboren; hartstochtelijkheid en verbittering Volgen dan op den voet. Zoo hadden de wereldmachten tien jaren en langer geleden, zich niet op een gemeen- echappelijken bodem van onderlinge rechts- waardeering geplaatst. Zij hadden hun ver trouwen gesteld op materieele macht en op wapengeweld. De ontzettende ellende van den wereldoorlog was er het gevolg van. Wanneer Z. H. de Paus die wereldmach ten aanspoort tot ontwapening, dan ligt daarin de vermaning opgesloten: vertrouwt niet op macht en geweld. En als hij wijst in de richting naar arbitrage, dan spreekt hij daarmee den raad uit: hebt vertrouwen in i het allen samenbindend Recht. Welk een zegen zou het voor de Mensch- heid zijn, als de groote wereldmachten van het lager niveau der stoffelijke macht en kracht konden opklimmen naar het hoogere plan eener rechtsorde, welke de harmoni sche ontwikkeling van alle volken waar borgde. Maar ook, welk een verzakking van het peil onzer politiek zou volgen, als diegenen hun zin konden doordrijven, die tot een po litiek van speciale, van standsbelangen aan sporen, gedragen door de macht van bepaal de groepen! De vruchten, die men zou oogsten van zulk in zijn wezen materialistisch drijven, zouden wrang en bitter wezen. Belangen-tegenstelling zich practisch openbarend in machtstegenstellingen, voert tot feilen strijd en droeve oneenigheid. Mochten toch allen beseffen, wat de ge volgen dier oneenigheid zouden zijn in een wereld als de onze. Doordat tweedracht al de kracht der Ka tholieke partij zou breken, of verlammen, zouden onze tegenstanders aan de boven kant geraken. En onze Moeder de H. Kerk, zou daarvan de eerste slagen hebben op te vangen, in verdrukking en vernedering. HET ANTWOORD VAN DE „KNECHTJES" j De heer Vliegen had in „Het Volk" een soort open brief aan de Roomsch-Katho- lieke machthebbers, geestelijken èn leeken", gericht, in verband met de vrijheid, aan het Eucharistisch Congres te Amsterdam ge laten. En hij vroeg, dat, met name in het Zuiden, aan de sociaal-democraten dezelfde vrijheid zou worden gegund. De heer Vliegen schijnt min of meer ver stoord, dat tot dusver niet „de bazen" op zijn vraag hebben geantwoord, doch alleen de ..overijverige knechtjes", d. z. katholieke bladen. Wat zij hebben gezegd, heeft hem aller minst bevredigd. Hetgeen zij in het midden brachten, noemt hij of brutaal of onnoozel. Brutaal, in zoover zij hebben geconsta teerd, dat de sociaal-democraten ook in het overwegend katholieke Zuiden alle burger lijke rechten en vrijheden hebben en die ongestoord uitoefenen. Onnoozel, waar zij erkenden, dat de ge wetensplicht en het apostolaat: het bestrij den van het socialisme, door de katholieken liet met geweld en onedele middelen mag ivorden uitgeoefend. Hierop dient „Het Huisgezin" den heer Vliegen van antwoord: Een katholiek aldus het Bossche or gaan mag op geenerlei wijs tot bevorde ring van het socialisme meewerken: wie het doet, schiet in zijn plicht als katholiek te kort. De heer Vliegen aanvaardt dit niet anders zou hij niet kunnen schrijven, dat het loyaler ware, indien een R.-K. vereeni- ging haar gebouw ook ter beschikking van de sociaal-democraten stelde maar des ondanks bestaat en klemt het feit. En zoo mogen geestelijken en leeken, neen, moeten zij aan katholieken, die hun plicht niet ten volle doorzien, voorhouden, dat zij verkeerd zouden handelen met zich op eenigerlei wijs medeplichtig te maken aan bevordering der socialistische leer. Zoo kan van „opstoking der vrouwen", door den heer Vliegen een onedel wapen genoemd, geen sprake zijn, indien een gees telijke de vrouw voorhoudt, dat zij moet trachten, haar man van het afglijden naar het socialisme te weerhouden. Nog veel minder is het weigeren der sa cramenten een onedel wapen: het is een disciplinaire maatregel, voortvloeiende uit de onvereenigbaarheid van catholicisme en socialisme. De heer Vliegen fantaseert eenvoudig, als hij zegt, dat in kleinere plaatsen de sociaal democraat schier niet kan komen, „zonde* zich bloot te stellen aan het meest brute lijfsgeweld". In het kleinste katholieke dorp is een sociaal-democraat volkomen veilig: laat de heer Vliegen zelf er de proef van nemen. Zou hij er propaganda voor zijn leer pogen te maken, dan zou hem allicht worden be duid, dat hij vergeefsch werk deed, maar daar zou het ook bij blijven. Ware dit niet het geval, zou men hem, om van „het meest brute lijfsgeweld" niet te spreken, een haar op het hoofd deren, dan zouden wij dit onvoorwaardelijk af keuren. Wij handhaven, wat wij reeds eerder schreven: de sociaal-democraten kunnen ook in het Zuiden alle burgerlijke rechten en vrijheden uitoefenen. Maar dit brengt niet mee, dat een katho liek zaaleigenaar daarom verplicht is, aan sociaal-democraten een zaal te verhuren, zoo min als hij er aan denken zou, zijn lokaliteit af te staan aan een dominee Krom- sigt of mr. Tideman, om tegen het Eucha ristisch Congres uit te varen, Over de geringe belangstelling' en hare oorzaken. Over de Nederlandsche afvaardiging. Wat Amsterdam ons brengen zal. De vorige keer sprak ik u over het moreel fiasco dezer Achtste Olympiade. Het is misschien voor het menschelijk gemoed en den goeden, lieven vrede, voor zoover de voor raad strekt natuurlijk, maar het beste om er niet teveel woorden meer over vuil te maken. Iets anders is echter de geweldige financieele strop die dit grootsch gebeuren heeft opgeleverd. En ik vraag me met veel bewondering af hoe het in hemelsnaam mo gelijk is geweest dat de Franschen zich in de berekening omtrent minimum aantal toe schouwers zoo geweldig hebben vergist. Nu geef ik graag toe dat het rugby-tournooi al dadelijk een geweldige desillusie opleverde voor dat gedeelte van het Fransche publiek dat inderdaad zuivere sport weet te waar- deeren zoodat zij verder de de geheele Olympische beweging met een ander oog gingen beschouwen en de belangstelling beperkten tot het lezen van de uitslagen in de diverse dagbladen. Maar dat alleen kan niet uitsluitend de gapende tribunes ten ge volge gehad hebben. Het was de weinige onderlinge samenwer king die de publieke interesse direct de das omdeed. Immers men had toch mogen ver wachten dat de Fransche spoorwegonderne mingen en autobusmaatschappijen hun extra diensten tegen goedkooper tarief zouden la ten rijden om een bezoek aan het onmogelijk ver afgelegen Colombes nader aan te moe digen. Neen. Integendeel, men verhoogde ijlings de tarieven op vijf Francs per enkele rit. Als men nu nog weet dat een goede plaats dertig a veertig Francs kostte dan kan men wel nagaan dat „the man in the street" een gang naar het Olympisch Stadion te kostbaar vond. Het moest dus van de buitenlanders komen en deze schrokken weldra van de walgelijkheid van het gekonkel dat men zijn heil ging zoeken in de lommerrijke omgeving van de Ville Lumiere. Zoo kon het gebeuren dat bij de kwartfinale van het voetbal- tournooi niet meer dan honderd vijftig men- schen aanwezig waren waarvan zeker nog de helft op free-tickets. Sommige sporten trokken nagenoeg geen kip. Schermen bijvoorbeeld. Gymnastiek werd meestal ook voor een hol huis ge houden en volksspelen dito. Het groote Sta dion van Colombes was slechts eenmaal uit verkocht en wel bij den eindstrijd van de voetballerij en het tennisstadion dat bij de finale nog niet heelemaal klaar was mocht ook slechts eenmaal haar poorten sluiten omdat er geen plaats meer was. Wanneer men dan ook in Amsterdam de zaak voor elkaar gaat zetten mag men voor alles de bescheiden opzet wel als eerste eisch stellen. Het zit hem tenslotte niet in de quantiteit maar in de qualiteit. Parijs heeft laten zien dat het publiek niet warm loopt voor een sportvertooning (niet spotvertoo- ning, zetter, al was het wel zoo) die twee maanden achter elkaar duurt. En nu moge het waar zijn dat het Hollandsche publiek prestaties op het groene grasveld beter naar waarde weten te schatten dan de heethoof dige Franschen maar aan de andere zijde staat onherroepelijk dat het Stadion beter vijf maal te klein kan zijn dan vijftig maal te groot. En zij die zoo maar zonder meer durven beweren dat het Stadion aan den Amstelveenschen weg te klein is voor een Olympiade moeten eerst hun licht gaan op steken bij het Fransch Olypisch Comité Dat weet er meer van. Wanneer we, nu een tijdje terug in Hol land, eens overdenken wat Nederland op deze Olympiade heeft gepresteerd dan kunnen we niet zonder meer ontevreden zijn. Van de belangrijke takken van sport heeft de zwem- afdeeling er het minst van terecht gebracht, dank zij een bestuur dat het nuchtere ver stand blijkbaar miste op het oogenblik, dat het de ploeg van Parijs in elkaar zette en (oen durfde beweren dat het slechts menschen zond die wie lacht daar de beste zwemmers der wereld zou den kunnen evenaren. Met dat „evenaren" is het intusschen nogal meegeloopen en ik heb geen oogenblik het idee gehad dat de heeren Borg, Weismuller cum suis erg in de rats hebben gezeten over de menschen nie de Nederlandsche Zwembond als hun evenaarders had uitgezocht. Behalve onze waterploeteraars hebben alle anderen er het zonder een figuur te slaan afgebracht. Dit klinkt nu erg bescheiden maar tot nogtoe hadden vele onzer sportlieden' niet de min ste kans om ook maar eenigermate in het stuk voor te komen. Dat was nu anders. Wanneer men bijvoorbeeld vergelijkt de prestaties onder athleten van Parijs met die van Londen, Stockholm en Antwerpen, dan blijkt daaruit glashelder dat we al een heel eind in de goede richting gaan. Andere takken van sport waren ook heel goed bezet en onze roeiers, ruiters en fietsers slaagden er zelfs in het Oranje-blanje-bleu boven in den Olympischen paal te krijgen. Gaarne vestigde ik even de aandacht op het goede werk dat Kapitein Scharroo op deze Olympiade verrichtte. Ik laat de andere bestuursleden van het Nederlandsch Olym pisch Comité er even buiten omdat Scharroo in het kader een geheel bijzondere plaats inneemt. Zooals alle menschen die aan het hoofd van een groot lichaam gaan heeft ook Scharroo vele menschen die hem benijden. Ik heb daar in Parijs opmerkingen te over van vernomen. Voor mij blijft het een feit dat Kapitein Scharroo, meer dan eenig ander Nederlander, ons land een waardige plaats geeft in de internationale sportbewe- ging. En nu moge die plaats veroverd zijn ter wijl de kurken der pagne-flesschen knalden of terwijl genoeglijke causerietjes het pad tot een nauwere kennismaking vereffenden en nu moge verder het gevleugelde woord van Scharroo dat al die feestlunches en officieele diners zoo „vreeselijk vervelend" en „hoogst onaangenaam" en alleen „leuk voor Neder land" zijn, het is en blijft toch maar waar dat de Nederlandsche sportdiplomatie in Scharroo het mannetje gevonden heeft dat met een enkel knipoogje meer doet dan een ander met een heeien dag werken. En dat we in acht-en-twintig niet bang behoeve te zijn dat we niemand hebben die goed met de menschen weet om te springen. Wat de andere heeren van het Nederlandsche Olympisch Comité te Parijs verrichtten be hoef ik niet nader te beschouwen. Ieder had zijn taak en het geheel marcheerde. Men had zich misschien wat meer met de athleten moeten inlaten, doch dit kon toch bezwaar lijk zoo'n gemis zijn als het door sommigen werd voorgesteld. Ik geloof ook wel dat de heeren berekend zijn voor het geweldig kar wei voor Amsterdam. Dat wil zeggen wat werkkracht betreft. Er is in Parijs veel te leeren geweest en zeer zeker zullen wijze lessen zijn getrokken. Iets anders is of de mannen die tenslotte het werk moeten voor bereiden de noodige tact bezitten om met menschen om te gaan. Ik ben zoo vrij dat te betwijfelen. Ik weet het is sterk gezegd en het klinkt vast niet vriendelijk. Dat is ook niet noodig. Maar de wijze waarop som migen van het uitvoerend bewind meenden te moeten optreden doet me toch het ergste vreezen. Scharroo zal in Amsterdam het meeste werk aan anderen moeten overdra gen en zelf zoo'n beetje het mannetje zijn. Van zijn diplomatie zal in eigen kring dus geen gebruik kunnen worden gemaakt, zijn terrein ligt meer internationaal. En juist die intensere werkkrachten missen soms de noodige tact om anderen voor zich in te nemen. Dat geeft wrijving. Men heeft toch al en terecht bezwaar gemaakt dat twee officieren met de uitvoering werden belast 'en als die officieren ik laat de heer van Meeteren er even buiten nu ook al kazer ne-allures gaan aannemen gaat het heelemaal mis. Overigens geloof ik dat de vooruitzichten voor acht-en-twintig niet ongunstig zijn. Voor logiesbeslommeringen zullen misschien wel de meeste kopzorgen worden gemaakt. In dit opzicht hadden ze zich in Parijs bui ten gewoon uitgesloofd, juist het eenige onderwerp wat geheel onnoodig was. Ove rigens zal Holland vast en zeker waardig uit den hoek komen tenzij men van hooger hand het Nederlandsch Olympisch Comité laat tobben. Heele groote sportterreinen behoeven er niet direct te worden aangelegd. Natuurlijk zal men zeggen dat het Stadion te Amsterdam voor alles en nog wat te klein is. Misschien zal er zelfs een nieuw Stadion verrijzen. Doch dat men in de fout van Parijs zou vervallen en de heele beweging zou ba seeren op duizenden en nog eens duizenden menschen, neen, dat wil ik vooralsnog niet aannemen. Wat ook maar goed is. Voor ons, maar niet minder voor u, is van belang de wijze waarop de pers op deze Olympiade werd verzorgd. Immers de bla den vormen de schakel tusschen de sport- betooging in Colombes en de massa die ver langt naar resultaten en beschrijving. Welnu, goed was de telegrafische verzorging en goed waren verder de plaatsen die ons wer den toebedeeld. Op het andere konden aan merking te over worden gemaaktjen speciaal de wijze waarop wij in het bezit werden ge steld van de uitslagen liet veel te wenschen. Inplaats dat men ons als te Stockholm de getikte resultaten ter hand stelde moesten we nu voortdurend onze ooren spitsen naar een loudspeaker die rist alleen allemensche- lijk vervelend was maar ook heel dikwijls totaal onverstaanbaar. Wel werd op een groot seinbord alles nauwkeurig aangegeven maar dan moest je vlug wezen of het was weer weg. Vervolgens leek de wijze waarop we ons in het bezit moesten stellen nergens naar. Uren lang stonden we vaak te wachten in een bedompt zaaltje van de Boulevard Hauss- man en men maakte niet de minste haast. Verder goochelde men alleronhebbelijkst met voorkeurkaarten en gebeurde het vaak dat de perstribune speciaal die in het Velodróme d'Hiver volgepropt zat met arrogante juffies die met hun neus zwaar onder het poeder bovenop de arena zaten terwijl de journalis ten der groote bladen ergens achteraan kon den staan. Merkwaardig weinig copie leverde de Fransche pers over deze Olympiade. Som mige couranten negeerden haar straal en andere gaven in een of ander verdekt hoekje een paar uitslagen waarvan er wel eens een goed was. Groote sportorganen als l'Auto en 1'Echoides Sports hadden toch steeds meer oog voor allerlei andere dingen dan voor het Olympisch feest. Behalve als de Franschen gewonnen hadden. Dan was de courant met een te klein. Bijzonder handig werden de prestaties der Hollanders weggemoffeld. In verscheidene Fransche verslagen over de finale der sprintrace tusschen Michard, Meyer en Cugnot kwam de naam van den Hollander niet eens voor. De man bestond eenvoudig niet. Hij was in de voorbeschou wingen al evenmin verschenen. Die dingen deden hoogst onaangenaam aan maar ze waren gezien de weinig vriendschappelijke houding tusschen Franschen en Hollanders wel een beetje te verwachten. Liet de Fiansche pers de Olympiade dus een beetje loopen, andere buitenlandsche couranten wedijverden om het hardst. Mis schien zijn er onder de lezers die de wijze waarop door de Hollandsche groote dagblad pers dit sportfestijn is behandeld velen die een dergelijke manier van doen overdreven vinden. Dan moet ik u al direct zeggen dat we wat lengte der artikelen betreft overal onze meesters hadden. Gelukkig voor u en gelukkig voor ons. Om deze stelling nader te illustreeren diene dat de „Gazetito dello Sport" uit Milaan den dag na den wedstrijd ItaliëZwitserland naast der Italianenont- b itbordje verscheen met een verslag van ijf pagina's. Dit record werd heel gemakke- 1 'ik geslagen door „Ildroskbladet" uit Stock- fa alm dat op de nuchtere Zweedsche maag wat zeg ik twaalf pagina's Zweden-België te verdouwen gaf Trouwens de Zweden smeten met het geld Er was een journalist en andere borstaandoeningen genezen met AKKER's die eigenlijk niets anders deed dan tippelen van tribune naar telegraafbox en van tele- graafbox naar tribune, 'n Bekend Zweedsch blad had een heele villa afgehuurd in de nabijheid van Colombes met eigen telegra fische verbindingen. De prestaties der athleten werden naai alle zijden der wereld geseind. Maar tege lijkertijd werden ook in het pers-kamp re cords geslagen. Zoo was de Achtste Olympiade. Als een zwarte schaduw is ze over ons heen gegaan. Donker werd alles om ons. Ginder gloort een licht van verre. Dat weg zal vagen deze tragische herinneringen. Dat die smet op dit sportief gebeuren zal uit- wisschen voor immer. Amsterdam Thans is het uw rijk. Heel de wereld ziet met spanning naar u op. Ol binnen uw muren het Olympisch idee in eere zal worden hersteld of dat het weg zal gaan voor eeuwig. Neen, ik weet dat het laatste niet gebeuren zal. Deze Negende Olympiade, eindelijk binnen onze landspalen, zal allen weer bijeen brengen in vriendschap, vreugde en vrede. Tot heil van iedere natie en haar onderdanen. H. ROOZEN. Een vlucht van 22 uur. Arthur Demuyter, de Belgische luchtschip per, is voor de tweede maal in een paar maanden met zijn ballon het Kanaal over gestoken. De ballon, die te Rouaan is opge stegen, werd al dadelijk door een wind uit Oostelijke richting v ortgedreven en landde te Saxthorpe Norfolk, waar hij na een vlucht van 22 uren aankwam. Zooals bekend, won Demuyter de Gordon Bennett drie maal achtereen, de laatste keer in dit jaar en gaf alzoo zijn land het Gordon Bennett trofee voor altijd in bezit. De race van gisteren ging om een prijs van clubs welke zijn aangesloten bij de „Aero- Club de France. De verdere deelnemers landden als volgt: Paumier (Normandie) te Etretat, 70 kilo meter, Defives (Robert le Diable) te Rocque Lighthouse, bij den mond van de Seine, 50 kilometer, Seratzky (Tanit) te Amberville, (Seine-Inferieure), 45 kilometer, Collin (Billiken) te Petitville (Seine-Inferieure), 45 kilometer, Blanchet (Fernande) te Saint- Denis-de-Thibault. Fltury (Guillaume) te Vasouy-sur-Mer. MGR. BIERMANS. De benoeming van Mgr Biermans, Apost.- Vicaris van den Boven Nijl, tot Generaal dei Congregatie van Mill Hill, is door Z. H. den Paus bekrachtigd. Dei tengevolge keert Mgr. met naar de Missie terug. In verband met Mgr. Bierman's benoeming tot Generaal der Congregatie van Mill Hill zal de weleerw. Father Minderop den dooi Mgr. Biermans ondernomen propaganda- arbeid voor de Missie van den Boven Nijl in ons vaderland voortzetten. Door JOH. v. d. HOEK. DE INNAME. (Vervolg). „Jan van Arkel knarsetandde. Hij zag bleek van woede bij het schouwspel van dezen afschuwelijken moord. „Hendrik van Oyen vluchtte over de val brug, die achter hem spoedig werd opge haald. „De schurk was veilig binnen de muren ran zijn roofhol. „Ondanks de hagelbui van pijlen, haalden de strijders van Jan van Arkel het lijk van hun eervol gevallen makker terug. Het iverd neergelegd onder een inderhaast op geslagen bevelhebberstent. „Jan van Arkel trok zijn zwaard. Twee maal sloeg hij het lijk op de schouders en daarna tegen de wang. „Dc dappere strijders sidderden van ontroering, toen uit den mond van den Bisschop deze woorden weerklonken: Ik sla u tot ridder-. „De Bisschop knielde neer en kuste den doode op de wang. De broederkus. „Een redevoering was nauwelijks genoeg om de gemoederen van zijn leger tot kalm te te brengen. Men wilde oogenblikkelijk een stormloop en de inname van den burcht. Dit was echter het plan niet van den Bisschop. Hij wilde de rechtvaardig heid. En wraak is alleen rechtvaardig, wan neer die van God komt- „De wachtposten werden verdubbeld. In derhaast had men een kamp opgeslagen^ en de nacht werd gebruikt om weer eenigs- zins op krachten te komen. „Na eenige dagen zou de groote aanval een aanvang nemen. Geheel den eersten nacht was men bezig geweest met eenige blijden de lijken der roovers in den burcht te werpen en met succes. Daar begrafenis onmogelijk was, werd de lucht in het kas teel onhoudbaar en doordat de lijken ook daarin waren terecht gekomen, was de in houd der voorraadputten vergiftigd. „De vreeselijkste kwelling, de dorst, had zijn intrek genomen. „Eenige dagen duurde deze toestand voort. Toen achtte Jan van Arkel zijn tijd gekomen. „Zijn mannen waren geheel vertrischt, de wapenen waren extra voorzien, terwijl de paarden trappelden van ongeduld om den strijd te beginnen. in „Jan van Arkel beval den aanval, Ue soldaten rukten op, de blijden werden voor uitgeschoven, de stormram vooruitgevoerd. Waarnaar echter de dapperen haakten, dc strijd, die kwam er niet. Toen het leger van Jan van Arkel gereed stond, weerklonk er een hoornsignaal en trad er een bode op den hoofdtoren. Men vroeg onderhandeling. Jan van Arkel weigerde dit De bode verdween Een oogenblik later klonk er weer een signaal. De groote banier van Van Oyen week en de witte vlag werd ÈehHeCndrik van Oyen, de trotsche, de stoutmoedige roover, gaf zich over op ge nade of ongenade. Bijna tegelijkertijd werden de poorten geopend en de valbrug neergelaten. De bezetting kwam naar buiten, ongewapend. De roovers, het heele leger, gaven zich ge vangen. „Leger! Eigenlijk was het geen leger meer, dat handejevol uitgeputte mannen, schier omgekomen van honger en ontbering. „De bezetting werd gevangen genomen, waarna men den burcht binnentrok en de Van Arkel-banier heesch. Bisschop Jan van Arkel was overwinnaar! „De toestanden in 't kasteel zijn niet te be schrijven. Schier omgekomen van honger en dorst, waren de soldaten tot een verschrik- kelijken toestand afgedaald. Men vond Hen drik van Oyen in een der ondergrondsche kerkers van het kasteel, waar hij zich had verborgen. Hij werd voor Jan van Arkel gebracht, „De Bisschop somde al de hem bekende misdaden op van den moordenaar en zei, dat hij de doodstraf moest eischen. Aan het slot van zijn beschuldigingsrede echter zei hij: Hendrik van Oyen, een oogenblik hebt knield, de handen gevouwen als om ver geving, „Zou hij zich in zijn laatste oogenblikken hier naar toe hebben gesleept, om daar ver giffenis te verkrijgen....? „Wie zal het zeggen? „Jan van Arkel had zijn doel bereikt. Het roofhol werd in een burcht van Jan van Ar kel veranderd en een eerzaam ridder werd met dit goed beleend. De eens zoo gevrees de roofburcht werd een weldaad voor de omwoners. „Den gevangen roovers werd nog een kans je gegeven en velen onder hen leidden verder een eerzaam leven, verbonden aan den dienst van hem, die troonde in het kasteel, dat eens aan Hendrik van Oyen toebehoor de." u zich als een man gedragen, dat was, toen u mijn banier roofde. Die zelfde moedige daad hebt u echter weer bevlekt met een afschuwelijken moord op dezen ridder. „Hierbij wees hij op het lijk van den zoo wreed omgebrachten jongen man, wiens lijk tot nu toe voor den moordenaar verborgen was geweest. Hendrik van Oyen wankelde op dit vreeselijk gezicht. „En Jan van Arkel ging weer voort: Het bloed van dien jongen ridder eischt genoegdoening. Ik neem zijn partij op. Hen drik Van Oyen, gord uwe wapenen om. Ik zal u bekampen. Daar liggen uw lans, uw zwaard, uw sohild. Uw paard is verdronken. Hier staan de mijne. Kies! „Ofschoon wankelend, voldeed de gebro ken man, die eens Hendrik van Oyen, de fiere, wreede, trotsche kasteelheer was, aan dit bevel. „Het teeken tot den strijd werd gegeven „Hendrik van Oyen's gespierde arm zwaaide het breede slagzwaard naar Jan van Arkel. Deze onderschepte den slag met zijn schild. Op zijn beurt sloeg hij toe en trof. „Stervend viel Hendrik van Oyen uit den zadel. De wond was doodelijk. „Ofschoon hij opdracht gaf hem zoo goed mogelijk te verzorgen, wist Jan van Arkel, dat dit leven een spoedig einde wachtte. „Den volgendén morgen wachtte Jan van Arkel een vreeselijk schouwspel Toen hij de tent binnentrad, waar het lijk van den jongen riddel was tentoongesteld, vond hij daar Hendrik van Oyen, dood. notf half ge- Het bleef doodstil in de klas, al had meester reeds opgehouden te vertellen. In menig jongensoog blonk een traan. Het was ook zoo mooi geweest. Plotseling ging de deur open en de hoofd onderwijzer kwam binnen. Hij wees meester op de klok. Het was reeds over half één In de spanning van het verhaal hadden de jongens de bel niet eens gehoord. Toch hadden ze er geen spijt van, wat langer gebleven te zijn. Doch komaan! Het was Woensdag en men moest vlug zijn om nog plannen te kunnen maken. De jongens verlieten, na gebeden te heb ben, de banken en gingen hun petten en klompen halen. „Het is mooi geweest, he Jaap? zei Ben Stolk. Eerst scheen Jaap hem niet te begrijpen. Dan zei-ie: „Te mooi haast Ben, om door ons, gewone dorpsjongens, gespeeld te worden. En Ben was het daarmede eens. ZIJN KANS MISBRUIKT. Het was nog geen vijf minuten later, toen de jongens zich reeds hadden verzameld op den dorpsweg. Wat er dien middag zou worden gespeeld, ja daarnaar viel niet lang te raden Zonder dat iemand maar één woord had gezegd waren alle de jongens het eens: ze zouden nog eens Jan van Arkel spelen in de hoop dat het nu beter zou gaan dan een week te voren. „We moesten er maar niet te lang over praten," meende Jaap Klomp. „Wat we zullen spelen weet natuurlijk een ieder. Het is nu al over half één en we kunnen dus beter vlug naar huis gaan. Komen jullie allemaal om twee uur aan de Vliet?" Tegelijk draaide-n-ie zich om en liep door met Ben Stolk. De andere jongens volgden zijn voorbeeld. Geert van Bakel en Ben Stolk liepen stevig door toen ze Jaap dien middag gin gen halen. „Hoe vindt je dat Jan van Belt zich te genwoordig houdt?" vroeg Ben terloops, als een doodnuchtere vraag. „Daar is weinig van te zeggen," meende Geert. „Wanneer-ie dezer dagen nog eens de kans krijgt om zijn goeden wil te too- nen en de proef doorstaat dan wordt-ie mijn beste vriend. Een week lang heeft-ie het nu vol gehouden en dat geeft mij hoop. Wanneer-ie blijft zooals-ie nu is. dan is al les in orde!" Geert brak deze laatste woorden met een ruk ai als om er de kracht van zijn beslissing in vast te leggen. Ben antwoordde niet. Zoo hard-ie kon riep-ie: „Hallo Jaap!!'' Jaap, die reeds van huis was gegaan en eenige honderden meters voor de jongens uitliep, draaide zich om en kwam op hen toe. Ik was maar vast weggegaan," verklaar- de-n-ie. „Ik dacht dat jullie niet meer kwa men Om even over twee kwamen ze met hun drieën bij de Vliet aan waar ze de jongens reeds vonden verzameld. De jongens waren algemeen van oordeel, dat het spel dat de vorige week door de heks was onderbroken, niet moest voort zetten, doch met het tweede gedeelte van raeester's vertelling, over de inname, begin nen. Het was betrekkelijk nogal een ingewik kelde geschiedenis en alle jongens moesten er aan mee doen, om het verhaal nog eens te laten herleven en een uitbeelding er van mogelijk te maken. Om de jongens eerlijk te verdeelen was nog veel moeilijker. Daar had je allereerst het leger dat door Jan van Arkel was achtergelatten. Vervol gens het bezettingsleger dat het kamp moest aanvallen. Dan het tweede deel van hét bezettingsleger dat de omsingeling zou voltooien En ten laatste het leger aan welks hoofd Jan van Arkel zijn mannen te hulp moest snellen. Dat waren samen vier legers die alle maal een aanvoerder noodig hadden en aan wie de plaatsen moesten worden toe gewezen. Cor van Dijk vroeg of het niet beter zou zijn dat een van de jongens die door alle maal werd vertrouwd, de leiding zou nemen en bevelen zou geven aan vriend zoowel als aan vijand en dan moest trachten de geschiedenisles zoo nauwkeurig mogelijk weer te geven. Dit plan vond natuurlijk instemming en wie met algemeene stemmen gekozen werd valt niet moeilijk te raden. Natuurlijk Jaap Klomp. Jaap nam het zonder tegenspreken aan Hij was natuurlijk ook liever in den strijd geweest en had veel liever meegevochten Voor zijn vrienden had-ie echter alles over en ook wel een vrijen middag Wanneer-ie door deze opoffering den jongens een prettigen middag zou verschaffen achtte-n- ie zich voldoende beloond. De aanvoerders werden gekozen. Cor van Dijk nam weer de rol od zich van Hen drik van Oyen, Jan van Belt zou het twee de bezettingsleger aanvoeren. Ben Stolk werd Jan van Arkel, terwijl Geert van Ba kel bij afwezigheid van Jan van Arkel het bevel zou voeren. In het kamp werden den jongens hun plaatsen aangewezen. De wapenen werden op een hoop geworpen en de jongens moes ten zich verspreiden Ze mochten, evenals in de geschiedenis, niet gereed zijn om den aanval af te slaan. SPECIALE WENSCH. Boef (die zich een nieuw pak laat aan meten): „Denk 'r om 'n sterke kraag, want die heit in mijn vak veel te lij'en!" (Le Journal). Jaap Klomp gaf nadat op den heuvel eenige versterkingen waren aangebracht, het teeken dat de strijd was begonnen. Onder aanvoering van Cor van Dijk stormde het bezettingsleger den heuvel af en snelde naar het kamp. Op dit oogenblik gaf Jaap Klomp nog een sein en de mannen in het kamp grepen ook naar de wapenen. Eenige oogenblikken later was de strijd in vollen gang Jaap Klomp merkte op dat hij den te- gen-aanval nog wel wat had kunnen uit stellen. Want inplaats van een overvleugc- ling had het leger van Hendrik van Oyen genoeg te doen om te weerstaan aan de pittige aanvallen van de mannen in het kamp. En Jaap liet de tweede helft van het bezettingsleger maar spoedig aanrukken omdat het lang niet onmogelijk bleek, dat de aanvallers in een oogenblik tijds op 't kasteel werden teruggevonden Nu ging het iets beter. Dat wil zeggen: de strijd ging gelijk op. Voor een nederlaag bestond er aan de zijde van het leger van Jan van Arkel slechts heel weinig gevaar Van omsingelen kwam niets en verschei dene der „roovers' liepen ongewapend en dus als krijgsgevangenen rond. Er ontbrak iets aan de verdeeling. En Jaap besloot om het gros van Van Arkel's leger ook maar aan te laten rukken en wanneer alle jongens in den strijd waren geweest, een oordeel te vellen hoe-ie in het" spel dat dan opnieuw zou beginnen, de rollen zou verdeelen. Een signaal waarschuwde den bode dat-ie Jan van Arkel en zijn leger kon gaan halen Deze vertrok. Onder groot gejuich stormde het overwinnende leger eenige oogenblik ken later van de heuvels onder aanvoering van Ben Stolk. (Wordt vervolgd.) Klein Jantje was met Pa op reis Naar Oom in 's Gravenhage De sneltrein vloog met snelle vaart, Langs huizen, boomen bosch en gaard. Je hoeft dus niet te vragen 1 Ons ventje stak zijn kopje soms Naar buiten uit 't coupeetje Zeg Jan, zei Pa pas op je hoed 1 Als jij zoo onverzichtig doet, Dan waait hij af, dat weet je Maar spoedig was de kleine man De boodschap weer vergeten. Nieuwsgierig stak hij na'n kwaitier Zijn kopje weder uit 't portier. Nu moest hij 't zelf maar weten 1 Wacht maar dacht Pa, ik krijg je wel, Ik zal je 'n lesje geven En met 'n zwaai verdween toen vlug Jan's hoedje achter Pa zijn rug t Van schrik zat Jan te beven. Ja man, nu is je hoedje weg Waarom bij 't raam geklommen Bij Jan's gehuil en handenwringen Kon Pa een lachje niet bedwingen En wat zal moeder brommen 1 Maar Pa kreeg meelij en zei ras „Ik zai eens even fluiten." Pa floot, en in een ommezien Was Jantjes' hoedje ongezien, Terug weer door de ruiten. Dat vond Jan leuk en toen daarn? Hij 't kunstje weer" wou geven, Wierp hij zijn hoedje even ras Door 't openstaande vensterglas „Toe vader, fluit eens even 1" HET GEVAARLIJKSTE DEEL. „Kan een van jullie mij ook zeggen, wat het gevaarlijkste deel van 'n auto is?" vroeg de onderwijzer. „De chauffeur, mijnheer!" antwoordde een der jongens. ONSCHADELIJK. Gast: „Ezel! Je knoeit soep op m'n jas!" Kellner: „Niet zoo erg, meneer. Na zes uur geeft hier de soep nooit vlekken HISTORISCH, Ze zaten zamen in de tram. Een stiji-deftige dame, oibewee;l:jk voor zich uitziende en een klem jongetje dat, braaf verkouden, onophoudelijk zijn neusje ophaalt. De mode plaat juffer wordt er zenuw c itig van en kan dat automatisch gesnuif met langer meer aanhooren. „Jongen," zegt ze, „heb je geen zakdoek bij je „Zeker, mevrouw," antwoordt ons baasj» „maar die leen ik niet aan een ander." ZELFBEWUST. Vreemdeling, b'j de poort van een kas teelpark, tot straat ongen: „Mag je hier bin nengaan?" Straatjongen: „Van mij gerust, mcheer) IETS NIEUWS OP DE WERELD. Er is niets nieuws op de wereldbe halve een chauffeur, die erkent, dat hij te snel gereden heelt. Hij moet nog geboren worden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 13