immm er vissgssihu.
1I1X
Uit de Pers.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde Blad Vrijdag 29 Augustus 1924
Zoo zijn Days' manieren.
De Forensenbelasting.
Schamel resultaat.
Geen nooduitkeering.
Een Radio-belasting.
Stand der landbouwgewassen
op 22 Augustus.
RECHTSZAKEN.
De knoeierijen te Radio-Asselt.
Verduistering door een
kapitein der Milit. administratie.
Een rusiuurtje voor de
huisvrouw.
De omgang onzer
kinderen.
X
Miss Isabell Cooper, lid der expeditie van Dr. William Bcebe, in de jungle
van Britsch Guyana, met de door hun gevangen regenboogslang.
Miss Cooper, die tegelijkertijd een bekende dier schilder es is, maakt een
schets van de regenboogslang.
Conserveeren van eieren.
Een, frisch uiterlijk.
Hoe men thee moet drinken.
Onder dit opschrift schrijft „Rado in de
„Houten Pomp", de volgende( afstraffing:
„Het allersmerigste wat wc tot nog toe in
„Het Volk" beleefd hebben is in dit waar
heid- en zedelievende blad \e*leden week
uitgehaald.
Men moet weten, dat als de allergrootste
goden der sociaal-democratie, als Troelstra
en Schaper en.... Kleerekoper met vacan-
tie zijn, de goden van de gewone grootte het
blad mogen vullen. Tot deze categorie be
hoort de heer Duys, de groote Jan Duys.
Nu weet men: als dat heerschap aan de
beurt is, dan komt er wat los. En zoo is er
ook verleden week Vrijdag wat losgekomen,
toen D(uys) in „Het Volk" een hoofdartikel
is gaan schrijven over „Het Rekenkamer-
verslag."
Ook ditmaal weer heeft de Rekenkamer,
die terdege op de kleintjes past, een paar
streepjes aan den balk gezet bij al te vrij
moedig omspringen met 's lands dubbeltjes.
Zoo is gesignaleerd het geval van een amb
tenaar der registratie, die te Noordwijk
woonde maar in Leiden werkzaam was. Toen
op een gegeven oogenblik deze ambtenaar
in zijn eigen woning te werk werd gesteld,
deed hij, alsof hij dagelijks van Leiden naar
Noordwijk moest trammen, en bracht daar
voor reiskosten in rekening, totaal 'n dikke
Ó00 gulden.
De Rekenkamer legde den vinger op dit
grapje. Maar daarna kwam 't mooiste. Toen
de ambtenaar dit geld terug moest storten,
kreeg hij.... een toelage van 4 per dag
voor den duur van zijn tewerkstelling in
Noordwijk, dat wil zeggen: in zijn eigen
woonplaats. Zoo kon het onrechtmatig in de
wacht gesleepte reisgeld met gesloten beurs
teruggestort worden!!!
Begrijpelijkerwijze is de Rekenkamer over
deze afwikkeling van het zaakje nog niet
gesticht.
En niemand zal het „Het Volk" kwalijk
nemen, als het deze dingen aan de kaak
stelt. Of dat nu juist de heer Duys moet
doen, is echter een andere vraag.
Deze meneer, waarvan men zich herinnert,
dat hij met z'n vrindjes plezierreisjes onder
nam, waarvan indertijd met stelligheid be
weerd werd, dat ze niet uit eigen portemon-
naie betaald werden;
deze meneer, die maanden na maanden
zijn tenten in Den Haag had opgeslagen en
deed alsof hij nog steeds woonde aan de
oevers van de Zaan, om in de stad van
Czaar Peter het wethouderschap met des-
zelfs revenuen te kunnen blijven savouee-
ren.... deze meneer moest maar liever over
ambtelijke vrijmoedigheden zwijgen!
Maar dan de manier, waarop hij erover
schrijft.
Dat doel hij zoo, dat elke niet al te snug
gere lezer en gelijk men weet zijn de
lezers van „Het Volk" niet al te snugger!
gelooven moet, dat dit zaakje onder mede
weten en goedkeuring en.eigenlijk me
dewerking van minister Colijn is geschied.
Zie maar met welke commentaren hij het
verhaal omringt:
„De Minister van Financiën weet het re
frein van ,,'t komt er niet op aan", zoo mo
gelijk nog schooner te zingen."
„Wie nu echter zou meenen, dat dit kol
lege daarbij terstond den steun zou onder
vinden van den minister-van-de-„zorgwek-
kende"-schatkist, och, die kent onze fiere
ridders van Nederland nog niet."
„Ondertusschen is dezelfde minister van
financiën wel zoo goed weer een voorraad
tranen en gros over de noodzakelijkheid van
bezuiniging in te slaan, tegen den tijd dat hij
weer een of andere salarisverlaging, onder-
wijsaanslag, enz., wenscht te gaan uitvoeren
onder begeleiding van ovaties van R. K. en
andere werkgevers-congressen."
Van welke minister van financiën is hier
sprake?
Ongetwijfeld van minister Colijn, zal ieder
zeggen.
De heeren De Vries en De Gfeer hebben
geen „ovaties van R. K. en andere werkge
vers-congressen" genoten....
Maar wat is nu het geval?
Dit heele gevalletje is van voor den tijd
van Colijns ministerschap!!
Dat weet deze meneer Duys natuurlijk,
want hij kent de periode, waarover het Re-
kenkamerverslag loopt. Desondanks durft hij
zulke commentaren er aan toevoegen.
Welke naam is er in het Nederlandsch
voor deze Duys-manieren?
Slechts één: welbewuste laster!
Laat nu Schaper straks maar weer hui
chelachtig schrijven: „Geen verstandig man
zal willens en wetens beweren....". Of
Troelstra vertellen, dat hij „geen schaduw
of schijn van een smet op den persoon van
den minister wil werpen....
De goden van den tweeden rang zullen
wel voor de cultuur van den vuilnishoop
zorgen."
In „De Maasbode" wijst mr. G. Russel
op een dubieus punt in het nieuwe wets
ontwerp, waarover reeds de meeningen der
deskundigen verdeeld zijn, n.l. de vraag
welke bedrijfsforensen vallen onder de om
schrijving van art. 244a.
„Dit artikel zegt, dat een belasting kan
worden geheven van de opbrengst van de
betrekking, het beroep of bedrijf voor zoo
ver die geacht kan worden in de forensen
gemeente te zijn verkregen van de natuur
lijke personen die in het belastingjaar in een
andere gemeente dan die van hun hoofdver
blijf „op meer dan 90 dagen van dat jaar
over een vaste inrichting.... de beschikking
hebben, of er op meer dan 90 dagen van dat
jaar aanwezig zijn tot uitoefening van hun
betrekking, beroep of bedrijf in zoodanige
inrichting."
In sub b. van dit artikel leest men dar
forensenbelasting wordt geheven naar den
omzet: van de natuurlijke personen die in
een andere gemeente dan die van hun
hoofdverblijf in het belastingjaar „op 90
dagen of minder van dat jaar tot persoon
lijke uitoefening van een beroep of bedrijt
de beschikking hebben over een vaste in
richting waarin aan het publiek gelegen
heid gegeven wordt tot het koopen van
handelswaren."
Over deze tegenstelling „op meer dan 90
dagen" en „op 90 dagen of minder" be
staat verschil van meening. Als vanzelt
sprekend wordt eenerzijds betoogd, dat de
laatste omschrijving ziet op z.g. vliegende
winkels, d.w.z. op inrichtingen die niet lan
ger dan 90 dagen in de betreffende gemeente
zijn gevestigd; van andere zijde wordt er op
gewezen, dat voor alle winkels, onverschil
lig of zij er 90 dagen of minder dan wel op
meer dan 90 dagen zijn gevestigd, deze om
schrijving geldt en dus forensenbelasting
naar den omzet wordt geheven.
Inderdaad is er voor deze laatste opvat
ting grond aanwezig. Wie op b.v. 120 dagen
in een andere gemeente dan die van zijn
hoofdverblijf een winkel exploiteert, doet
dit ook op „90 dagen". Vat men de bewoor
ding „op 90 dagen of minder" op als „op
ten hoogste 90 dagen", dan zoude zoo
iemand niet in sub b. vallen maar in sub a.
van art. 244a. Het gevolg is dan dat hij zelt
kan beslissen of hij naar de opbrengst dan
wel naar den omzet zal worden aangesla
gen. Houdt hij de beschikking op 90 dagen,
dan is de omzet de grondslag der heffing.
Doet hij het één dag langer, dan zal de op
brengst de basis der belastingregeling zijn.
Wie dus een lage zuivere opbrengst door
hoogen omzet heeft, zal zorgen dat hij in
sub a. valt; wie daarentegen een kleinen
omzet met groote winst heeft, blijft wat kor
ter in de gemeente."
De schrijver constateert, dat uit de Mem.
v. Toel, niet voldoende blijkt, welke dezer
opvattingen die der Regeering is en eindigt:
Artikel 244a van het ontwerp kan men
vooralsnog als volgt opvatten: wie op meer
dan 90 dagen over een vaste inrichting....
de beschikking heeft in een andere dan zijn
woongemeente wordt als bedrijfsforens
aangeslagen naar de zuivere opbrengst, maar
wie op 90 dagen of op minder dan 90 dagen
over een winkel enz.... de beschikking
heeft, wordt aangeslagen naar den omzet,
m.a.w. onverschillig of het 90 dagen dan wel
meer of minder dan 90 dagen het geval is;
de bedoeling van het ontwerp zal wel een
andere zijn.
Onder dit opschrift schrijft de anti-rev,
„Rotterdammer" o.m.:
„De staatscommissie, die het vorige jaar
ingesteld werd om na te gaan, of er bezuinigd
kon worden op het Hooger Onderwijs, zon
der het peil daarvan in het algemeen te ver
lagen, heeft een schamel resultaat gebracht.
Slechts enkele bezuinigingen worden in het
vooruitzicht gesteld. Volgens het eenparig
oordeel der Commissie moet de medische fa
culteit zoowel te Leiden als te Utrecht en te
Groningen gehandhaafd blijven en dus ook
de wis- en natuurkundige faculteit, zonder
welke de eerste niet kan bestaan. Waar 80
pCt. van de jaarlijksche kosten van het hoo
ger onderwijs juist voor rekening van de bei
de genoemde faculteiten komen, verliest het
denkbeeld om tot opheffing van een der
Rijksuniversiteiten te geraken, alle aantrek
kelijkheid.
De aanwezigheid van vele hooggeleerden
in de commissie heeft niet kunnen verhinde
ren, dat ze met zulk een schamel resultaat is
voor den dag gekomen.
We nemen gaarne aan, dat een ander re
sultaat niet mogelijk was zonder de waarheid
en de feiten geweld aan te doen. Maar het
heeft toch teleurgesteld, dat heel het univer
sitair vraagstuk, ook de verhouding van het
bijzonder en het openbaar onderwijs in ver
band met de kosten niet is bezien en de
vraag niet is overwogen {die toch reeds dik
wijls naar voren is gebracht, of het niet bil
lijk zou zijn aan elk der hoofdgroepen in
ons volk één der universiteiten aan te wij
zen, waar het onderwijs in onmiddellijk ver
band met de levensbeschouwing dier groep
kon worden gebracht.
Aan bovenvermelde Staatscommissie is
ook voorgelegd de vraag: of het bijzonder
hooger onderwijs aanspraak kan maken op
financieelen steun.
Het stemt droef dat slechts een minderheid
zich in beginsel voor het verleenen van steun
uit 's Rijks kas aan de bijzondere universi
teiten uitsprak.
Men kan met de geheele staatscommissie
van oordeel zijn, dat bij den huidigen finan
cieelen toestand van ons land in de eerst
volgende jaren van geldelijken steun geen
sprake kan zijn. Dat neemt niet weg, of het
is in hooge mate teleurstellend dat de meer
derheid nu en later niet van subsidie aan het
bijzonder hooger onderwijs weten wil.
Helaas blijft raen ook in christelijk-histori-
schen kring volharden bij het standpunt van
de nationale universiteit en vreest men, dat
bij het zich terugtrekken der Christenen op
eigen universitair erf de eenheid van het
volksleven al meer te loor zal gaan.
Vrij zeker zullen het wel de vertegenwoor
digers van deze groep zijn, die in de commis
sie het standpunt hebben ingenomen, dat zij
voor financieelen steun aan het bijzonder
universitair onderwijs niet gelijke moreele
gronden kunnen aanwezig achten, als gelden
voor het lager en middelbaar onderwijs.
Dit maakt het rapport in dubbele mate
teleurstellend, omdat het opnieuw bewijst,
hoe voor den strijd voor rechtsgelijkheid ook
op het gebied van het hooger^ onderwijs aan
die zijde niets wordt gevoeld."
„De Standaard" schrijft:
„De wethouder van Financiën in 's lands
hoofdstad, de heer Wibaut, heeft aan de
pers enkele mededeelingen verstrekt om
trent de Gemeentelijke begrooting voor het
volgend jaar, die ons aanleiding geven tot
een enkele gevolgtrekking ten aanzien van
het financieel beleid van de Regeering des
lands.
Men herinnert zich nog de felle critiek,
die wel uitgeoefend is op het beleid van
Minister Colijn in zake de inhouding van
de „nooduitkeering" aan de Gemeenten.
I Wij hebben dien maatregel indertijd verde
digd met de opmerking dat de financieele
toestand van de groote gemeenten veel min
der zorgelijk was dan die van het Rijk.
Wat blijkt nu voor Amsterdam het geval
te zijn? De nooduitkeering zou hebben be
dragen voor 1923 drie millioen twee ton. De
uitkomst der rekening over dat jaar is, dat
er niettemin een overschot is van vier mil
lioen twee ton. Dit overschot is grooten-
deels verkregen doordat de opbrengst van
de Gemeentelijke Inkomstenbelasting te laag
werd geraamd. Over een paar belastingjaren
was er een overschot van vijf millioen. En
kele bedrijven gaven daarenboven ook nog
een extra winst, zoodat de zorg voor de
toekomst dus niet al te groot behoeft te zijn,
al blijft de sterke daling der inkomsten tot
groote voorzichtigheid manen.
Een voorzichtigheid echter, toe te passen,
zonder dat, zoo constateert de wethouder,
de maatschappelijke voorziening schade zal
lijden.
Uit dit alles, want van andere Gemeenten
verneemt men soortgelijke berichten, blijkt
wel, hoe billijk de maatregel was, die aan
de gemeenten de extra uitkeering onthield.
De nood was bij den gever. Niet zoozeer bij
dengene, die ontvangen wou."
De a. r. „Rotterdammer" doet het denk
beeld aan de hand, ten radio-belasting in
te voeren.
Hierover schrijft het blad:
„De toestand van 's lands financiën dwingt
tot allerlei drukkende maatregelen, die in
normalen tijd overbodig en onverantwoor
delijk zouden zijn.
De groote kunst van 't financiëel beleid
onzer regeering bestaat hierin, dat ze zorge
voor 'n sluitend budget, met dien verstan
de, dat zooveel mogelijk vitale belangen
van ons volk daarbij ontzien worden.
Zonder dat de redelijkheid ontbreken mag,
komen vóór alles d i e dingen, die gere
kend mogen worden tot de luxe, voor
zwaardere belasting in aanmerking.
Waar dit zoo is, gelooven we. dat er
geen bezwaar bestaan kan tegen 'n belas
ting op de radio. De buitengewone vlucht,
die de draadlooze in de laatste twee, drie
jaar genomen heeft en de uitbreiding die ze
vermoedelijk nog nemen zal, waarborgt 't
lucratieve ervan.
Afgedacht nog van bizondere buitenkans
jes (redevoeringen van bekende en gevierde
sprekers enz) geeft de radio aan de bezitters
van ontvangtoestellen zóóveel genoegen (en
ook voordeel) dat ze denkelijk tegen n jaar
lijksche belasting van zeg tien gulden per
antenne geen bezwaar zullen maken.
En 's lands kas zal er wel bij varen".
Het hieronder volgende overzicht van den
stand der landbouwgewassen op 22 Augustus
is, onder medewerking van de rijkslandbouw-
consulenten, samengesteld naar gegevens,
verstrekt door de correspondenten van de
directie van den Landbouw en door het
Kon. Meteorologisch Instituut.
In Juli bedroeg voor het geheele land de
gemiddelde hoeveelheid neerslag 80 m.M
tegen 71 m.M, normaal. Vooral in de tweede
helft der maand was de hoeveelheid neer
slag aanzienlijk, terwijl met name in Zuid-
Holland, Drente, Zuid-Limburg, oostelijk
Overijssel en Gelderland het bovengenoem
de gemiddelde werd overschreden. Ook het
tijdperk van 120 Augustus was rijk aan
neerslag, zoodat het normale met ruim 10
m.M. overschreden werd. Na den 15en vie
len op vele plaatsen hevige plasregens.
De temperatuur was in de derde dekade
van Juli bijna 2 gr. beneden normaal en van
120 Augustus ruim 16.
Het weiland, dat op 21 Juli 1.1. gemiddeld
een stand had, welke door het cijfer 54.2
moest worden aangeduid, heeft van den
regen veel voordeel getrokken, zoodat de
stand thans kan worden weergegeven door
het cijfer 72.5. De polderbemaling was, bij
de groote hoeveelheden neerslag, op vele
plaatsen niet in staat al het water in kor
ten tijd af te voeren, waardoor in lage ge
deelten tijdelijk waterbezwaar ontstond. Bij
eenigszins spoedige verandering van het
weer is daarvan echter nog niet veel na
deel te duchten.
Minder gunstig is de weersgesteldheid
voor den oogst van verschillende landbouw
gewassen, als tarwe, haver en erwten. De
qualiteit dezer vruchten begint op verschil
lende plaatsen reeds te lijden.
R°gge, zomergerst, wintergerst, karwij- en
koolzaad zijn geoogst en kwamen over het
algemeen goed binnen. Waar reeds tot dor-
schen werd overgegaan, worden met uit
zondering voor de rogge in Drenthe over
het algemeen hooge opbrengsten geconsta
teerd.
In de aardappelen treedt op vele plaatsen
de gewone aardappelziekte vrij sterk op;
waar geen bespuiting met Bordeausche pap
heeft plaats gehad, komen vrij veel zieke
knollen voor.
Betreffende den stand der verschillende
gewassen in de onderscheidene deelen des
lands kan 't volgende worden medegedeeld:
Tarwe is goed, behalve in Groningen en
Limburg, waar zij goed tot zeer goed, Noord-
Brabant, waar zij vrij goed tot goed, en
Utrecht en Noord-Holland, waar zij vrij
goed is.
Rogge gaf een goed tot zeer goed gewas
in Groningen, Overijssel en de Drentsche
Veenkoloniën en was overigens goed, behal
ve in Zuid-Holland, waar de stand vrij goed
tot goed was
Wintergerst gaf een zeer goeden tot goe
den oogst in Groningen, en een vrij goeden
tot goeden in Gelderland en Noordbrabant;
overal elders was het gewas goed.
Zomergerst gaf in Groningen een zeer
goeden tot goeden, in Noordbrabant een
vrij goeden tot goeden en overal elders een
goeden oogst.
Haver is zeer goed in de veenkoloniën van
Groningen, Drenthe en Overijssel, zeer goed
tot goed in het overige deel van Groningen
en overal elders goed.
Boekweit is matig in Gelderland, Utrecht
en Limburg en vrij slecht in Noordbrabant,
Kaaariezaad is algemeen vrij goed.
Blauwmaanzaad is goed, behalve in Fries
land, waar de stand vrij goed is.
Karwij was zeer goed in Noordbrabant, gaf
een goeden tot zeer goeden oogst in Gro
ningen en was overal elders goed.
Koolzaad gaf een goeden oogst, terwijl
deze in Groningen goed tot zeer goed was.
Mosterdzaad was in Groningen zeer goed
tot goed en in Friesland en in Utrecht vrij
gced.
Klaverzaad is overal vrij goed.
Vlas geeft een goeden tot zeer goeden
oogst.
Tabak geeft een goed gewas in Gelder
land en een zeer goed in Utrecht.
Veldboonen staan zeer goed tot goed in
Limburg en Zeeland, vrij goed tot goed in
Utrecht, Noordholland en Noordbrabant en
overal elders goed.
Erwten zijn zeer goed tot goed in Fries
land, Zuidholland en Zeeland, vrij goed tot
goed in Utrecht en Noordholland en overal
elders goed.
Bruine boonen vertoonen algemeen een
goeden stand.
Consumptieaardappelen zijn zeer goed tof
gced in Friesland en Zuidholland, en vrij
goed tot goed in Overijssel, Utrecht en N.
Brabant; overal elders leveren zij over het
algemeen een goeden oogst.
Fabrieksaardappelen zijn goed in Gronin
gen en Drenthe, vrij goed tot goed in Over
ijssel en vrij goed in Friesland.
Suikerbieten staan goed, plaatselijk goed
tot zeer goed.
Voederbieten vertoonen eveneens een
goeden stand.
Paardepeen staat goed.
Koolrapen vertoonen over het algemeen
een goeden tot zeer goeden stand.
Uien staan goed in Zeeland en Noord
brabant en vrij goed in Noordholland en
Zuidholland.
Cichorei slaat zeer goed tot goed.
Weiland vertoont algemeen een goeden
tot zeer goeden stand.
Roode klaver (oude) staat over het al-
algemeen goed.
Voor het Arnhemsche Gerechtshof zulles
4 September a.s. in hooger beroep zes per
sonen terechtstaan, van wie er twee voor
waardelijk werden veroordeeld en vier vrij
gesproken, allen door de Rechtbank te
Zutphen.
Zij zijn betrokken in de bekende knoeie
rijen met uitbetalingen gepleegd te Radio-
Asselt ten nadeele van de hoofdadministra
tie der Posterijen en Telegrafie.
De kapitein der militaire administratie
K. R. is door den krijgsraad te 's-Hertogen-
bosch veroordeeld tot een gevangenisstraf
van een jaar en zes maanden met ontslag
uit den militairen dienst en met ontzetting
van de bevoegdheid, bij de gewapende macht
te dienen, wegens het als ambtenaar opzet
telijk geld, dat hij in zijn bediening ondei
zich had, verduisteren. Zooals men zich her
inneren zal, betrof het een bedrag van ruin
40,000; de kapitein had de wijk genomes
naar het buitenland en werd te Athene ge
arresteerd.
ZfVuouwEM-
Een rustuurtje voor de vrouw Dat be
staat immers niet 1
Dat is de eerste gedachte van de vele vrou-
v en, die onvermoeid in haar huishouden be
zig zijn, als zij er van hooren spreken, dat er
ook maar eens sprake moet zijn van een uit
rusten van de vrouw des huizes. Of zij schen
ken volstrekt geen aandacht aan het onder
werp, loopen er onverschillig en gemoede
lijk overheen als over iets, dat haar persoon
lijk geen belang inboezemt, omdat het op
haar geen betrekking heeft.
De meeste vrouwen zijn er zich niet van
bewust, dat zij onafgebroken niet alleen licha
melijk, maar ook met den geest, voor anderen
bezig zijn en bemerken dat eerst, als zij, door
een innerlijke gebeurtenis tot zichzelf ge
bracht, zich in alle stilte willen overgeven
aan nadenken, aan dat gepeins, dat zich met
niemand anders dan met zichzelf bezig
houdt. De vrouw heeft haar leven niet zoo
danig ingericht, dat zij als van zelf sprekend
op een uurtje eenzaamheid aanspraak maken
kan. Meestal bestaat aan zulk een rustpoos
ook geen behoefte bij een kalme, evenwich
tige. uit innerlijken drang altijd alleen met
de aangelegenheden van haar huisgenooten
vervulde vrouw.
Zij is de eeuwig met eenparige beweging,
onopgemerkt werkende motor, die het ge
zinsleven onberispelijk aan den gang houdt,
de. huishouding in streng geregelde orde
leidt en er nooit toe komt, er eigen aangelegen
heden op na te houden, of er zelfs maar aan
te denken.
Eigen aangelegenheden, dat zijn dingen
van zeer bijzonder allooi, iets heel anders dan
een erfenis, een nieuwe japon of een mee-
ningsverschil met het dienstmeisje, die men
met de leden van het gezin bespreekt en die
op het oogenblik, dat er het eerste woord over
wordt gesproken, reeds gemeen goed zijn
geworden van alle huisgenooten. Benepen
burgerlijke moraal zal beweren andere
aangelegenheden heeft een brave, fatsoen
lijke vrouw en huismoeder er niet op na te
houden, maar daartegenover kan men aan
voeren, dat de ziel van een rnensch geen mas
sa-artikel is met precies volgens voorschrift
bepaalde neigingen, en het kan zeer gemak
kelijk wel eens voorkomen, dat een vrouw
met zichzelf iets heeft uit te maken.
Geraakt een vrouw evenwel in den toe
stand, dat zij ook maar een uur voor nadenken
voor zich alleen wil hebben, dan maakt zij
maar al te dikwijls de pijnlijke ontdekking,
dat er nauwelijks mogelijkheid voor bestaat.
De problemen, waarover zij wil nadenken,,
vergezellen haar weliswaar op wandelingen
en bij het doen van inkoopen, maar dan drin
gen zich veel prozaischer gedachten op den
tjoorgrond het menu van den dag, de hoe
danigheid van de levensmiddelen, die moeten
worden gekocht en vooral de prijzen er van
nemen de geheele belangstelling in beslag
voor andere ged?.chten is geen plaats.
En den vólgenden dag gaat het precies
zoo. Alle werk eischt onverdeelde aan
dacht, wil het behoorlijk worden gedaan
daarom wordt werken beschouwd als mid
del tot het afleiden van pijnlijke gedachten.
Het koken eischt natuurlijk oplettendheid,
wil de soep niet te zout worden, het gebra
den vleesch niet aangebrand zijn en het af-
wasschen van de vaten, dat de huisvrouw
zich gewoonlijk van alle tafelopruimings-
werk het eerste voorbehoudt, moet zorg
vuldig gebeuren, opdat de vrouw des huizes
niet zelf de schade aanricht, waarvoor zij de
voorwerpen wil bewaren en waarom zij ze
zelf wascht.
Het rustuur voor de audiëntie met de
eigen gedachten zou hoogstens na het af
doen der dringende huishoudelijke bezig
heden in den laten namiddag of het begin
van den avond gevonden kunnen worden,
als de huisvrouw voor het naaimandje zit
en de wasch verstelt cf kousen stopt. Maar
op dien tijd ongeveer zitten de kinderen ge
woonlijk met hun schoolwerk te worstelen
en dezen lijkt het veel gemakkelijker in
twijfelachtige gevallen bij de spelling van
een woord of de uitkomst van een rekensom
Mammie om raad te vragen, dan er zichzelf
het hoofdje mee te breken. Mammie is na
tuurlijk tot hulpverleening altijd gaarne
bereid, maar het kan wel eens voorkomen,
als zij juist zelf met haar eigen gedachten
bezig is en door de vragen van het kind
een heele gedachtenketen wordt doorge
scheurd, dat zij het geduld verliest en met
een heftig „Laat me toch met rust 1" de vele
vragen afweert.
Dan kijken een paar groote, verschrikte
kinderoogen, die zelfs met tranen gevuld
raken, naar de vrouw, die anders altijd
en op ieder oogenblik voor anderen ge
reed staat en is het kind al verstandiger,
dan vormt zijn mond misschien de ver
wijtende woorden
Mammie, wat is u vandaag zenuw
achtig
De uitvlucht met zenuwachtigheid is
altijd de laatste toevlucht van de vrouw,
die geen rust heeft.
Als zij maar een kamer had, waar zij
zich kon afzonderen. De zoon, de dochter,
ook de echtgenoot, als hij veel thuis is,
zelfs de dienstbode maken aanspraak op
een eigen vertrek, alleen de huisvrouw
mag geen verlangen naar een eigen ka
mertje hebben, want.... de heele woning
is voor haar. Zeker, maar als zij eens een
brief wil schrijven of een handwerkje doen,
zonder dat het geheele gezin getuige is van
dergelijke daden, dan ontbreekt daarvoor
iedere mogelijkheid.
Er zijn mannen, die zich gaarne wee
moedig slaven van hun gezin noemen in
vergelijking met hun vrouwen, die zich
zonder controle ternauwernood aan een
eigen gedachte kunnen overgeven, zijn zij
vrij als een vogel in de lucht.
Vooral in den zomer zoeken de kin
deren der steden weder bevrijding uit de
te bekrompen huizen en de straat wordt
hun liefste speelplaats.
Misdeeld, als onze Hollandsche steden in
vele opzichten zijn, moeten zij zich wel met
de straat vergenoegen, als zij al te ver af
wonen van de weinige parken, waarop wij
kunnen wijzen. En op straat zoeken zij hun
makkers. Op het platteland zijn de Z.g.
„standsverschillen" in de kinderwereld veel
geringer daar ravotten de kinderen van den
grondbezitter met die der arbeiders en de
moeders zien daarbij rustig toe zij weten,
dat kinderen van verschillenden stand en op
voeding van elkaar veel goeds kunnen leeren
en zoo zij zich om iets bekommeren, dan
is het niet om de maatschappelijke positie
fan de ouders der kinderen, welke de haren
tot speelkameraden hebben uitgekozen, doch
om hun karakter.
moeten nagaan met wie hare kinderen ver-
keeren. Zij moeten omgaan met haars gelij
ken. Wie zijn dat? Niet zij, die in dezelfde
of in een hoogere belastingklasse zijn aan
geslagen, doch zij, die dezelfde idealen en
hetzelfde streven hebben en daardoor de
gelijk gezinden, met wie zij omgaan, geeste
lijk van nut kunnen zijn. Het doet er natuur
lijk niets toe, of het kind, dat de vriend uwer
kinderen is, op een bovenkamertje of een
villa woont. Gij dient er slechts op te letten,
of het in moreelen zin goed is opgevoed en
aangelegd.
Zeker is het noodig. dat toezicht wordt
gehouden op het spel, de lectuur van het
kind dat gezorgd wordt voor ziin nr" -
In de grootere steden komen de standen
minder licht tot elkaar, maar des te moei
lijker s het daar voor de ouders zich ervan
te overtuigen, of de aard en de aanleg van
de speelmakkers hunner kinderen wel zoo
danige zijn, dat er geen gevaar van te duchten
is voor de moreele ontwikkeling van het kin
derlijk gemoed.
De grondstelling zeg mij met wien gij
omgaat, en ik zal u zeggen wie gij zijt, heeft
ook in de opvoedkunde haar vollen zin.
Terecht beweren opvoedkundigen, dat juist
de invloeden der kinderjaren de krachtigste
inwerking hebben. En onder die invloeden
zijn die, opgedaan in den omgang met oudere
kinderen, niet de minst belangrijke. In den
omgang met anderen toch leert het zijn eigen
karaktersterkte onderzoeken het leert zich
beheerschen, maar ook datgene wat in hem
sluimert, voor het daglicht te brengen.
Hoe gaarne zou elke liefhebbende moeder
haar kind behoeden voor alle gevaren, voor
elk spatie, dat uit den modderpoel opstijgt
en zijn geest of ziel dreigt te bezoedelen,
maar een ieder weet, helaas, dat, hoeveel
ook kan worden verhoed, het onmogelijk is
het kind volkomen te beschermen, tenzij
men het geheel afzondert. En dit middel zou
erger zijn dan de kwaal.
Maar men kan voorkomen en voorkomen
is het voornaamste hulpmiddel voor elke
opvoeding. De moeder zal voor alles streng
zijn slaap, maar het hoogste blijft, dat zijn
ziel rein wordt gehouden. gjS
Moeilijk, zeer moeilijk is het voor de moe
ders, na te gaan, of haar kinderen zich wel
goede makkers hebben uitgekozen. Het is
immers vooral buitenshuie, dat de vriendjes
en vriendinnetjes elkaar ontmoeten, met el
kaar spelen en met elkaar praten. De moeder
moet hen waarnemen op onopvallende wijze,
zoodat zij vrij en ongedwongen met elkaar
omgaan, en zich niet beter of braver voor
doen dan zij zijn.
Een goede gelegenheid daartoe doet zich
steeds voor, wanneer op een regenachtigen
dag het kind een of meer vriendjes mee naar
hui brengt. Dan kan de moeder onopgemerkt
het spelen der kinderen volgen, dan kan zij
hen vanuit een ander vertrek gadeslaan, kan
hooren wat zij zeggen en zich een oordeel
vormen omtrent het karakter van de speel
makkers.
En is dit karakter bedorven dan mag zij
niet aarzelen haar kind den verderen omgang
met zulk een makker te verbieden, want
heel de ontwikkeling van zijn aard, heel zijn
toekomst staat hierbij|op het spel.
Eigenlijk is de tijd voor het conserveeren
al voorbij. De eieren zijn al weer duurder ge
worden, Maar het laat zich aanzien dat de
prijzen dezen winter weer geducht zullen
stijgen.Wie dus nog niet inmaakte, doe het nu.
Een zeer oud gebruik is het inleggen in
kalk. Men moet natuurlijk beslist versche
eieren nemen. Dat is trouwens bij elke me
thode van conserveeren noodig. Hoe verscher
het ei, hoe meer kans, dat het zich langer
goed houdt. Wij raden daarom aan eieren te
halen bij een zeer vertrouwden kippenhou
der, die de eieren minstens eens per dag uit
haalt.
Voor 100 eieren heeft men noodig 6 a 7
pond versch gebrande kalk plus een goed ons
keukenzout. Bij het oplossen der kalk ge
bruikt men rijkelijk water, zoodat een kalk
melk ontstaat ter dikte van room.
Tijdens het omroeren moet men zorg dra
gen, dat de vloeistof niet te dik wordt, daar
zich anders op den bodem te veel kalk afzet,
waardoor de onderste eieren vastraken en
dan licht breken.
De eieren worden in een vat of pot gedaan
en de volkomen afgekoelde kalkmelk op de
eieren gegoten, zoodat de vloeistof het ge
heel overdekt. Later kan men hier weer an
deren voorraad bij doen, doch het is niet
zelden noodig, ook wat n.euw kalkwater bij
te gieten. Na eenigen tijd toch is een gedeelte
van het water verdampt en moet er in elk
geval weer versch water bij gedaan worden,
Dat kalkwater sluit de „poriën" voor een
goed deel af, zoodat er geen bedervende kie
men binnen de schaal kunnen dringen. Maar
de kalk vermngt zich eenigszins met den ei-
inhoud, waardoor een onaangename kalk-
smaak ontstaat. Ook lost de schaal zich gedeel
telijk op en wordt dus dun en licht breekbaar.
Zulke eieren zijn wel bruikbaar in de keu
ken bij de bereiding van spijzen of gebak,
doch koken gaat niet meer, daar de schaal
dan direct barst. Het conserveeren in kalk
water heeft dus nog al wat tegen en daarom
neemt men den laatsten tijd zijn toevlucht
tot het inleggen in waterglas.
Men neemt b.v. 10 Lit. zuiver water en
brengt dat aan de kook en giet er ondertus
schen langzaam 1 liter waterglas bij, dit is
bij de drogisten verkrijgbaar. Onderwijl
blijft men roeren en laat als het goed vermengd
is de vloeistof afkoelen. Vervolgens giet men
ze over de eieren, zoodat deze geheel onder
komen te staan. De cp deze wijze ingelegde
eieren worden bewaard in een koelen kelder.
Al spoedig vormt zich aan de oppervlakte
een gelei-achtige massa, die de verdere toe
treding der lucht belet. Tweemaal kan dit
mengsel voor dit doe! niet gebruikt worden.
Een groot voordeel van inleggen of con
serveeren in waterglas is, dat de eieren na
eenige maanden nog niets van hun smaak
verliezen en voor elk gebruik geschikt zijn.
Een nadeel is ook weer dat de poriën van de
schaal door het waterglas verstopt raken,
zoodat bij het koken der eieren niet tijdig de
lucht ontwijken kan en de schaal moet sprin
gen.
Er is echter een middel dat wel baat op
levert voor het koken prikke men met een
naald een paar kleine gaatjes in het stompe
einde.
Doch het grootste voordeel is, dat de smaak
der eieren veel beter blijft dan in kalkwater,
waardoor deze methode dan ook veel meer
wordt aangewend."
Tot zoover de „Gr. Ct." De ondervinding
heeft ons geleerd, dat conserveeren in water
glas ook eenvoudiger kan gebeuren, door 1
deel waterglas bij 10 deelen ongekookt water
te voegen, 't Wordt n'et zoo gauw stijf, maar
daardoor kan men nog eens eieren toevoegen.
Zorgen dat de eieren onder het vocht staan
Iedere vrouw, die prijs stelt op een frisch
gaaf gelaat, moest nooit verzuimen op haar
toilettafel een citroen bij de hand te hebben
het sap van deze vrucht zuivert zoowel bij
uit- als inwendig gebruik en de hedendaag-
sche doctoren hebben 't groote nut daarvan
SNUGGER.
„Ik kan niet erg roepen over je visch,
Marie. Die van gisteren was veel verscher."
„Ik denk, dat mijnheer zich vergist, want
het is toch precies dezelfde."
(Petit Parisien).
dan ook ten volle ingezien. Er gaat slecht*
één middel hierboven en dat is aardbeien"
sap. Het is ongelooflijk, hoe verkoelend en
genezend dit sap werkt op de huid. Gedu
rende het aardbeienseizoen zou ieder die
last heeft van die kleine hoogst onaangename
gelaatsongesteldheden als puntjes, roode
vlekjes e.a. goed doen, zich geregeld eiken
dag het gelaat te betten met dit sap lang
zaam aan verdwijnt het gloeierige van de
huid en de ontsierende onvolkomenheden
zullen zoetjes aan genezen.
Het is natuurlijk onnoodig er op te wijzen
dat men in elk geval goed doet een dokter
te raadplegen, die het diëet regelt en ver
der medicijnen voorschrijft, want een on-
frissche huid is lang niet altijd te genezen
met uitwendige geneesmiddelen, dat is een
groote dwaling van de meeste menschen. Er
zijn er, die net zoo lang tobben met zalfjes
en poeiertjes tot de huid dikwijls onherstel
baar bedorven is, terwijl zij, zoo er spoedig
was ingegrepen, misschien met een heel
eenvoudigen leefregel te helpen waren ge-
geweest.
Een te droge huid heeft natuurlijk be
hoefte aan zuivere vaseline en zeer aan te
raden is dan deze te vermengen met eenige
druppels welriekende olie. De Koningin-
Moeder van Engeland kreeg van haar dok
ter den raad zich voor het slapen gaan te
wasschen met het volgende mengselop
1/4 L. melk het sap van een citroen en
zich het gelaat des morgens te reinigen met
water, waar de eerste kou vg:i af was. De
Koningin, die zeer gevoelig was en veel
leed aan een te droge huid, die bij snerpenden
wind gevoelig schrijnen kon, volgde dien
raad en jaren lang bewonderde men haar
om haar tonzige, zachte er- fraaie huid.
De gewoonte van een kopje thee in den
namiddag is zoo ingeburgerd, dat we haar
vrijwel in ieder gezin vinden. Toch 't moge
vreemd klinken, maar 't is er niet minder
juist om. Wanneer ge in den namiddag 'p
eigenaardig onpasselijk gevoel en een re-
soluten afkeer van thee krijgt, wees er dan
van overtuigd, dat de thee u niet goed be
komen is. Wilt ge dit vermijden, dan moet
ge 't volgende eenvoudige kunstje toepas
sen.
Laat de thee, nadat ze gezet is, enkel»
minuten trekken en giet haar dan, met
achterlating van blaadjes in een tweeden
theepot over. Nu is de thee vrijwel schade
loos geworden en zal zelden of nooit onge
steldheid veroorzaken. Wie daarvan overi
gens in het algemeen last heeft, doet wijs
om bij de thee weinig of niets te eten. A
ge in den middag hongerig zijt, eet dan iet.
vóór ge thee drinkt en gebruikt ze dan mtt
langzame slokjes daarna.