immm er vissgssihu. 1I1X Uit de Pers. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde Blad Vrijdag 29 Augustus 1924 Zoo zijn Days' manieren. De Forensenbelasting. Schamel resultaat. Geen nooduitkeering. Een Radio-belasting. Stand der landbouwgewassen op 22 Augustus. RECHTSZAKEN. De knoeierijen te Radio-Asselt. Verduistering door een kapitein der Milit. administratie. Een rusiuurtje voor de huisvrouw. De omgang onzer kinderen. X Miss Isabell Cooper, lid der expeditie van Dr. William Bcebe, in de jungle van Britsch Guyana, met de door hun gevangen regenboogslang. Miss Cooper, die tegelijkertijd een bekende dier schilder es is, maakt een schets van de regenboogslang. Conserveeren van eieren. Een, frisch uiterlijk. Hoe men thee moet drinken. Onder dit opschrift schrijft „Rado in de „Houten Pomp", de volgende( afstraffing: „Het allersmerigste wat wc tot nog toe in „Het Volk" beleefd hebben is in dit waar heid- en zedelievende blad \e*leden week uitgehaald. Men moet weten, dat als de allergrootste goden der sociaal-democratie, als Troelstra en Schaper en.... Kleerekoper met vacan- tie zijn, de goden van de gewone grootte het blad mogen vullen. Tot deze categorie be hoort de heer Duys, de groote Jan Duys. Nu weet men: als dat heerschap aan de beurt is, dan komt er wat los. En zoo is er ook verleden week Vrijdag wat losgekomen, toen D(uys) in „Het Volk" een hoofdartikel is gaan schrijven over „Het Rekenkamer- verslag." Ook ditmaal weer heeft de Rekenkamer, die terdege op de kleintjes past, een paar streepjes aan den balk gezet bij al te vrij moedig omspringen met 's lands dubbeltjes. Zoo is gesignaleerd het geval van een amb tenaar der registratie, die te Noordwijk woonde maar in Leiden werkzaam was. Toen op een gegeven oogenblik deze ambtenaar in zijn eigen woning te werk werd gesteld, deed hij, alsof hij dagelijks van Leiden naar Noordwijk moest trammen, en bracht daar voor reiskosten in rekening, totaal 'n dikke Ó00 gulden. De Rekenkamer legde den vinger op dit grapje. Maar daarna kwam 't mooiste. Toen de ambtenaar dit geld terug moest storten, kreeg hij.... een toelage van 4 per dag voor den duur van zijn tewerkstelling in Noordwijk, dat wil zeggen: in zijn eigen woonplaats. Zoo kon het onrechtmatig in de wacht gesleepte reisgeld met gesloten beurs teruggestort worden!!! Begrijpelijkerwijze is de Rekenkamer over deze afwikkeling van het zaakje nog niet gesticht. En niemand zal het „Het Volk" kwalijk nemen, als het deze dingen aan de kaak stelt. Of dat nu juist de heer Duys moet doen, is echter een andere vraag. Deze meneer, waarvan men zich herinnert, dat hij met z'n vrindjes plezierreisjes onder nam, waarvan indertijd met stelligheid be weerd werd, dat ze niet uit eigen portemon- naie betaald werden; deze meneer, die maanden na maanden zijn tenten in Den Haag had opgeslagen en deed alsof hij nog steeds woonde aan de oevers van de Zaan, om in de stad van Czaar Peter het wethouderschap met des- zelfs revenuen te kunnen blijven savouee- ren.... deze meneer moest maar liever over ambtelijke vrijmoedigheden zwijgen! Maar dan de manier, waarop hij erover schrijft. Dat doel hij zoo, dat elke niet al te snug gere lezer en gelijk men weet zijn de lezers van „Het Volk" niet al te snugger! gelooven moet, dat dit zaakje onder mede weten en goedkeuring en.eigenlijk me dewerking van minister Colijn is geschied. Zie maar met welke commentaren hij het verhaal omringt: „De Minister van Financiën weet het re frein van ,,'t komt er niet op aan", zoo mo gelijk nog schooner te zingen." „Wie nu echter zou meenen, dat dit kol lege daarbij terstond den steun zou onder vinden van den minister-van-de-„zorgwek- kende"-schatkist, och, die kent onze fiere ridders van Nederland nog niet." „Ondertusschen is dezelfde minister van financiën wel zoo goed weer een voorraad tranen en gros over de noodzakelijkheid van bezuiniging in te slaan, tegen den tijd dat hij weer een of andere salarisverlaging, onder- wijsaanslag, enz., wenscht te gaan uitvoeren onder begeleiding van ovaties van R. K. en andere werkgevers-congressen." Van welke minister van financiën is hier sprake? Ongetwijfeld van minister Colijn, zal ieder zeggen. De heeren De Vries en De Gfeer hebben geen „ovaties van R. K. en andere werkge vers-congressen" genoten.... Maar wat is nu het geval? Dit heele gevalletje is van voor den tijd van Colijns ministerschap!! Dat weet deze meneer Duys natuurlijk, want hij kent de periode, waarover het Re- kenkamerverslag loopt. Desondanks durft hij zulke commentaren er aan toevoegen. Welke naam is er in het Nederlandsch voor deze Duys-manieren? Slechts één: welbewuste laster! Laat nu Schaper straks maar weer hui chelachtig schrijven: „Geen verstandig man zal willens en wetens beweren....". Of Troelstra vertellen, dat hij „geen schaduw of schijn van een smet op den persoon van den minister wil werpen.... De goden van den tweeden rang zullen wel voor de cultuur van den vuilnishoop zorgen." In „De Maasbode" wijst mr. G. Russel op een dubieus punt in het nieuwe wets ontwerp, waarover reeds de meeningen der deskundigen verdeeld zijn, n.l. de vraag welke bedrijfsforensen vallen onder de om schrijving van art. 244a. „Dit artikel zegt, dat een belasting kan worden geheven van de opbrengst van de betrekking, het beroep of bedrijf voor zoo ver die geacht kan worden in de forensen gemeente te zijn verkregen van de natuur lijke personen die in het belastingjaar in een andere gemeente dan die van hun hoofdver blijf „op meer dan 90 dagen van dat jaar over een vaste inrichting.... de beschikking hebben, of er op meer dan 90 dagen van dat jaar aanwezig zijn tot uitoefening van hun betrekking, beroep of bedrijf in zoodanige inrichting." In sub b. van dit artikel leest men dar forensenbelasting wordt geheven naar den omzet: van de natuurlijke personen die in een andere gemeente dan die van hun hoofdverblijf in het belastingjaar „op 90 dagen of minder van dat jaar tot persoon lijke uitoefening van een beroep of bedrijt de beschikking hebben over een vaste in richting waarin aan het publiek gelegen heid gegeven wordt tot het koopen van handelswaren." Over deze tegenstelling „op meer dan 90 dagen" en „op 90 dagen of minder" be staat verschil van meening. Als vanzelt sprekend wordt eenerzijds betoogd, dat de laatste omschrijving ziet op z.g. vliegende winkels, d.w.z. op inrichtingen die niet lan ger dan 90 dagen in de betreffende gemeente zijn gevestigd; van andere zijde wordt er op gewezen, dat voor alle winkels, onverschil lig of zij er 90 dagen of minder dan wel op meer dan 90 dagen zijn gevestigd, deze om schrijving geldt en dus forensenbelasting naar den omzet wordt geheven. Inderdaad is er voor deze laatste opvat ting grond aanwezig. Wie op b.v. 120 dagen in een andere gemeente dan die van zijn hoofdverblijf een winkel exploiteert, doet dit ook op „90 dagen". Vat men de bewoor ding „op 90 dagen of minder" op als „op ten hoogste 90 dagen", dan zoude zoo iemand niet in sub b. vallen maar in sub a. van art. 244a. Het gevolg is dan dat hij zelt kan beslissen of hij naar de opbrengst dan wel naar den omzet zal worden aangesla gen. Houdt hij de beschikking op 90 dagen, dan is de omzet de grondslag der heffing. Doet hij het één dag langer, dan zal de op brengst de basis der belastingregeling zijn. Wie dus een lage zuivere opbrengst door hoogen omzet heeft, zal zorgen dat hij in sub a. valt; wie daarentegen een kleinen omzet met groote winst heeft, blijft wat kor ter in de gemeente." De schrijver constateert, dat uit de Mem. v. Toel, niet voldoende blijkt, welke dezer opvattingen die der Regeering is en eindigt: Artikel 244a van het ontwerp kan men vooralsnog als volgt opvatten: wie op meer dan 90 dagen over een vaste inrichting.... de beschikking heeft in een andere dan zijn woongemeente wordt als bedrijfsforens aangeslagen naar de zuivere opbrengst, maar wie op 90 dagen of op minder dan 90 dagen over een winkel enz.... de beschikking heeft, wordt aangeslagen naar den omzet, m.a.w. onverschillig of het 90 dagen dan wel meer of minder dan 90 dagen het geval is; de bedoeling van het ontwerp zal wel een andere zijn. Onder dit opschrift schrijft de anti-rev, „Rotterdammer" o.m.: „De staatscommissie, die het vorige jaar ingesteld werd om na te gaan, of er bezuinigd kon worden op het Hooger Onderwijs, zon der het peil daarvan in het algemeen te ver lagen, heeft een schamel resultaat gebracht. Slechts enkele bezuinigingen worden in het vooruitzicht gesteld. Volgens het eenparig oordeel der Commissie moet de medische fa culteit zoowel te Leiden als te Utrecht en te Groningen gehandhaafd blijven en dus ook de wis- en natuurkundige faculteit, zonder welke de eerste niet kan bestaan. Waar 80 pCt. van de jaarlijksche kosten van het hoo ger onderwijs juist voor rekening van de bei de genoemde faculteiten komen, verliest het denkbeeld om tot opheffing van een der Rijksuniversiteiten te geraken, alle aantrek kelijkheid. De aanwezigheid van vele hooggeleerden in de commissie heeft niet kunnen verhinde ren, dat ze met zulk een schamel resultaat is voor den dag gekomen. We nemen gaarne aan, dat een ander re sultaat niet mogelijk was zonder de waarheid en de feiten geweld aan te doen. Maar het heeft toch teleurgesteld, dat heel het univer sitair vraagstuk, ook de verhouding van het bijzonder en het openbaar onderwijs in ver band met de kosten niet is bezien en de vraag niet is overwogen {die toch reeds dik wijls naar voren is gebracht, of het niet bil lijk zou zijn aan elk der hoofdgroepen in ons volk één der universiteiten aan te wij zen, waar het onderwijs in onmiddellijk ver band met de levensbeschouwing dier groep kon worden gebracht. Aan bovenvermelde Staatscommissie is ook voorgelegd de vraag: of het bijzonder hooger onderwijs aanspraak kan maken op financieelen steun. Het stemt droef dat slechts een minderheid zich in beginsel voor het verleenen van steun uit 's Rijks kas aan de bijzondere universi teiten uitsprak. Men kan met de geheele staatscommissie van oordeel zijn, dat bij den huidigen finan cieelen toestand van ons land in de eerst volgende jaren van geldelijken steun geen sprake kan zijn. Dat neemt niet weg, of het is in hooge mate teleurstellend dat de meer derheid nu en later niet van subsidie aan het bijzonder hooger onderwijs weten wil. Helaas blijft raen ook in christelijk-histori- schen kring volharden bij het standpunt van de nationale universiteit en vreest men, dat bij het zich terugtrekken der Christenen op eigen universitair erf de eenheid van het volksleven al meer te loor zal gaan. Vrij zeker zullen het wel de vertegenwoor digers van deze groep zijn, die in de commis sie het standpunt hebben ingenomen, dat zij voor financieelen steun aan het bijzonder universitair onderwijs niet gelijke moreele gronden kunnen aanwezig achten, als gelden voor het lager en middelbaar onderwijs. Dit maakt het rapport in dubbele mate teleurstellend, omdat het opnieuw bewijst, hoe voor den strijd voor rechtsgelijkheid ook op het gebied van het hooger^ onderwijs aan die zijde niets wordt gevoeld." „De Standaard" schrijft: „De wethouder van Financiën in 's lands hoofdstad, de heer Wibaut, heeft aan de pers enkele mededeelingen verstrekt om trent de Gemeentelijke begrooting voor het volgend jaar, die ons aanleiding geven tot een enkele gevolgtrekking ten aanzien van het financieel beleid van de Regeering des lands. Men herinnert zich nog de felle critiek, die wel uitgeoefend is op het beleid van Minister Colijn in zake de inhouding van de „nooduitkeering" aan de Gemeenten. I Wij hebben dien maatregel indertijd verde digd met de opmerking dat de financieele toestand van de groote gemeenten veel min der zorgelijk was dan die van het Rijk. Wat blijkt nu voor Amsterdam het geval te zijn? De nooduitkeering zou hebben be dragen voor 1923 drie millioen twee ton. De uitkomst der rekening over dat jaar is, dat er niettemin een overschot is van vier mil lioen twee ton. Dit overschot is grooten- deels verkregen doordat de opbrengst van de Gemeentelijke Inkomstenbelasting te laag werd geraamd. Over een paar belastingjaren was er een overschot van vijf millioen. En kele bedrijven gaven daarenboven ook nog een extra winst, zoodat de zorg voor de toekomst dus niet al te groot behoeft te zijn, al blijft de sterke daling der inkomsten tot groote voorzichtigheid manen. Een voorzichtigheid echter, toe te passen, zonder dat, zoo constateert de wethouder, de maatschappelijke voorziening schade zal lijden. Uit dit alles, want van andere Gemeenten verneemt men soortgelijke berichten, blijkt wel, hoe billijk de maatregel was, die aan de gemeenten de extra uitkeering onthield. De nood was bij den gever. Niet zoozeer bij dengene, die ontvangen wou." De a. r. „Rotterdammer" doet het denk beeld aan de hand, ten radio-belasting in te voeren. Hierover schrijft het blad: „De toestand van 's lands financiën dwingt tot allerlei drukkende maatregelen, die in normalen tijd overbodig en onverantwoor delijk zouden zijn. De groote kunst van 't financiëel beleid onzer regeering bestaat hierin, dat ze zorge voor 'n sluitend budget, met dien verstan de, dat zooveel mogelijk vitale belangen van ons volk daarbij ontzien worden. Zonder dat de redelijkheid ontbreken mag, komen vóór alles d i e dingen, die gere kend mogen worden tot de luxe, voor zwaardere belasting in aanmerking. Waar dit zoo is, gelooven we. dat er geen bezwaar bestaan kan tegen 'n belas ting op de radio. De buitengewone vlucht, die de draadlooze in de laatste twee, drie jaar genomen heeft en de uitbreiding die ze vermoedelijk nog nemen zal, waarborgt 't lucratieve ervan. Afgedacht nog van bizondere buitenkans jes (redevoeringen van bekende en gevierde sprekers enz) geeft de radio aan de bezitters van ontvangtoestellen zóóveel genoegen (en ook voordeel) dat ze denkelijk tegen n jaar lijksche belasting van zeg tien gulden per antenne geen bezwaar zullen maken. En 's lands kas zal er wel bij varen". Het hieronder volgende overzicht van den stand der landbouwgewassen op 22 Augustus is, onder medewerking van de rijkslandbouw- consulenten, samengesteld naar gegevens, verstrekt door de correspondenten van de directie van den Landbouw en door het Kon. Meteorologisch Instituut. In Juli bedroeg voor het geheele land de gemiddelde hoeveelheid neerslag 80 m.M tegen 71 m.M, normaal. Vooral in de tweede helft der maand was de hoeveelheid neer slag aanzienlijk, terwijl met name in Zuid- Holland, Drente, Zuid-Limburg, oostelijk Overijssel en Gelderland het bovengenoem de gemiddelde werd overschreden. Ook het tijdperk van 120 Augustus was rijk aan neerslag, zoodat het normale met ruim 10 m.M. overschreden werd. Na den 15en vie len op vele plaatsen hevige plasregens. De temperatuur was in de derde dekade van Juli bijna 2 gr. beneden normaal en van 120 Augustus ruim 16. Het weiland, dat op 21 Juli 1.1. gemiddeld een stand had, welke door het cijfer 54.2 moest worden aangeduid, heeft van den regen veel voordeel getrokken, zoodat de stand thans kan worden weergegeven door het cijfer 72.5. De polderbemaling was, bij de groote hoeveelheden neerslag, op vele plaatsen niet in staat al het water in kor ten tijd af te voeren, waardoor in lage ge deelten tijdelijk waterbezwaar ontstond. Bij eenigszins spoedige verandering van het weer is daarvan echter nog niet veel na deel te duchten. Minder gunstig is de weersgesteldheid voor den oogst van verschillende landbouw gewassen, als tarwe, haver en erwten. De qualiteit dezer vruchten begint op verschil lende plaatsen reeds te lijden. R°gge, zomergerst, wintergerst, karwij- en koolzaad zijn geoogst en kwamen over het algemeen goed binnen. Waar reeds tot dor- schen werd overgegaan, worden met uit zondering voor de rogge in Drenthe over het algemeen hooge opbrengsten geconsta teerd. In de aardappelen treedt op vele plaatsen de gewone aardappelziekte vrij sterk op; waar geen bespuiting met Bordeausche pap heeft plaats gehad, komen vrij veel zieke knollen voor. Betreffende den stand der verschillende gewassen in de onderscheidene deelen des lands kan 't volgende worden medegedeeld: Tarwe is goed, behalve in Groningen en Limburg, waar zij goed tot zeer goed, Noord- Brabant, waar zij vrij goed tot goed, en Utrecht en Noord-Holland, waar zij vrij goed is. Rogge gaf een goed tot zeer goed gewas in Groningen, Overijssel en de Drentsche Veenkoloniën en was overigens goed, behal ve in Zuid-Holland, waar de stand vrij goed tot goed was Wintergerst gaf een zeer goeden tot goe den oogst in Groningen, en een vrij goeden tot goeden in Gelderland en Noordbrabant; overal elders was het gewas goed. Zomergerst gaf in Groningen een zeer goeden tot goeden, in Noordbrabant een vrij goeden tot goeden en overal elders een goeden oogst. Haver is zeer goed in de veenkoloniën van Groningen, Drenthe en Overijssel, zeer goed tot goed in het overige deel van Groningen en overal elders goed. Boekweit is matig in Gelderland, Utrecht en Limburg en vrij slecht in Noordbrabant, Kaaariezaad is algemeen vrij goed. Blauwmaanzaad is goed, behalve in Fries land, waar de stand vrij goed is. Karwij was zeer goed in Noordbrabant, gaf een goeden tot zeer goeden oogst in Gro ningen en was overal elders goed. Koolzaad gaf een goeden oogst, terwijl deze in Groningen goed tot zeer goed was. Mosterdzaad was in Groningen zeer goed tot goed en in Friesland en in Utrecht vrij gced. Klaverzaad is overal vrij goed. Vlas geeft een goeden tot zeer goeden oogst. Tabak geeft een goed gewas in Gelder land en een zeer goed in Utrecht. Veldboonen staan zeer goed tot goed in Limburg en Zeeland, vrij goed tot goed in Utrecht, Noordholland en Noordbrabant en overal elders goed. Erwten zijn zeer goed tot goed in Fries land, Zuidholland en Zeeland, vrij goed tot goed in Utrecht en Noordholland en overal elders goed. Bruine boonen vertoonen algemeen een goeden stand. Consumptieaardappelen zijn zeer goed tof gced in Friesland en Zuidholland, en vrij goed tot goed in Overijssel, Utrecht en N. Brabant; overal elders leveren zij over het algemeen een goeden oogst. Fabrieksaardappelen zijn goed in Gronin gen en Drenthe, vrij goed tot goed in Over ijssel en vrij goed in Friesland. Suikerbieten staan goed, plaatselijk goed tot zeer goed. Voederbieten vertoonen eveneens een goeden stand. Paardepeen staat goed. Koolrapen vertoonen over het algemeen een goeden tot zeer goeden stand. Uien staan goed in Zeeland en Noord brabant en vrij goed in Noordholland en Zuidholland. Cichorei slaat zeer goed tot goed. Weiland vertoont algemeen een goeden tot zeer goeden stand. Roode klaver (oude) staat over het al- algemeen goed. Voor het Arnhemsche Gerechtshof zulles 4 September a.s. in hooger beroep zes per sonen terechtstaan, van wie er twee voor waardelijk werden veroordeeld en vier vrij gesproken, allen door de Rechtbank te Zutphen. Zij zijn betrokken in de bekende knoeie rijen met uitbetalingen gepleegd te Radio- Asselt ten nadeele van de hoofdadministra tie der Posterijen en Telegrafie. De kapitein der militaire administratie K. R. is door den krijgsraad te 's-Hertogen- bosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar en zes maanden met ontslag uit den militairen dienst en met ontzetting van de bevoegdheid, bij de gewapende macht te dienen, wegens het als ambtenaar opzet telijk geld, dat hij in zijn bediening ondei zich had, verduisteren. Zooals men zich her inneren zal, betrof het een bedrag van ruin 40,000; de kapitein had de wijk genomes naar het buitenland en werd te Athene ge arresteerd. ZfVuouwEM- Een rustuurtje voor de vrouw Dat be staat immers niet 1 Dat is de eerste gedachte van de vele vrou- v en, die onvermoeid in haar huishouden be zig zijn, als zij er van hooren spreken, dat er ook maar eens sprake moet zijn van een uit rusten van de vrouw des huizes. Of zij schen ken volstrekt geen aandacht aan het onder werp, loopen er onverschillig en gemoede lijk overheen als over iets, dat haar persoon lijk geen belang inboezemt, omdat het op haar geen betrekking heeft. De meeste vrouwen zijn er zich niet van bewust, dat zij onafgebroken niet alleen licha melijk, maar ook met den geest, voor anderen bezig zijn en bemerken dat eerst, als zij, door een innerlijke gebeurtenis tot zichzelf ge bracht, zich in alle stilte willen overgeven aan nadenken, aan dat gepeins, dat zich met niemand anders dan met zichzelf bezig houdt. De vrouw heeft haar leven niet zoo danig ingericht, dat zij als van zelf sprekend op een uurtje eenzaamheid aanspraak maken kan. Meestal bestaat aan zulk een rustpoos ook geen behoefte bij een kalme, evenwich tige. uit innerlijken drang altijd alleen met de aangelegenheden van haar huisgenooten vervulde vrouw. Zij is de eeuwig met eenparige beweging, onopgemerkt werkende motor, die het ge zinsleven onberispelijk aan den gang houdt, de. huishouding in streng geregelde orde leidt en er nooit toe komt, er eigen aangelegen heden op na te houden, of er zelfs maar aan te denken. Eigen aangelegenheden, dat zijn dingen van zeer bijzonder allooi, iets heel anders dan een erfenis, een nieuwe japon of een mee- ningsverschil met het dienstmeisje, die men met de leden van het gezin bespreekt en die op het oogenblik, dat er het eerste woord over wordt gesproken, reeds gemeen goed zijn geworden van alle huisgenooten. Benepen burgerlijke moraal zal beweren andere aangelegenheden heeft een brave, fatsoen lijke vrouw en huismoeder er niet op na te houden, maar daartegenover kan men aan voeren, dat de ziel van een rnensch geen mas sa-artikel is met precies volgens voorschrift bepaalde neigingen, en het kan zeer gemak kelijk wel eens voorkomen, dat een vrouw met zichzelf iets heeft uit te maken. Geraakt een vrouw evenwel in den toe stand, dat zij ook maar een uur voor nadenken voor zich alleen wil hebben, dan maakt zij maar al te dikwijls de pijnlijke ontdekking, dat er nauwelijks mogelijkheid voor bestaat. De problemen, waarover zij wil nadenken,, vergezellen haar weliswaar op wandelingen en bij het doen van inkoopen, maar dan drin gen zich veel prozaischer gedachten op den tjoorgrond het menu van den dag, de hoe danigheid van de levensmiddelen, die moeten worden gekocht en vooral de prijzen er van nemen de geheele belangstelling in beslag voor andere ged?.chten is geen plaats. En den vólgenden dag gaat het precies zoo. Alle werk eischt onverdeelde aan dacht, wil het behoorlijk worden gedaan daarom wordt werken beschouwd als mid del tot het afleiden van pijnlijke gedachten. Het koken eischt natuurlijk oplettendheid, wil de soep niet te zout worden, het gebra den vleesch niet aangebrand zijn en het af- wasschen van de vaten, dat de huisvrouw zich gewoonlijk van alle tafelopruimings- werk het eerste voorbehoudt, moet zorg vuldig gebeuren, opdat de vrouw des huizes niet zelf de schade aanricht, waarvoor zij de voorwerpen wil bewaren en waarom zij ze zelf wascht. Het rustuur voor de audiëntie met de eigen gedachten zou hoogstens na het af doen der dringende huishoudelijke bezig heden in den laten namiddag of het begin van den avond gevonden kunnen worden, als de huisvrouw voor het naaimandje zit en de wasch verstelt cf kousen stopt. Maar op dien tijd ongeveer zitten de kinderen ge woonlijk met hun schoolwerk te worstelen en dezen lijkt het veel gemakkelijker in twijfelachtige gevallen bij de spelling van een woord of de uitkomst van een rekensom Mammie om raad te vragen, dan er zichzelf het hoofdje mee te breken. Mammie is na tuurlijk tot hulpverleening altijd gaarne bereid, maar het kan wel eens voorkomen, als zij juist zelf met haar eigen gedachten bezig is en door de vragen van het kind een heele gedachtenketen wordt doorge scheurd, dat zij het geduld verliest en met een heftig „Laat me toch met rust 1" de vele vragen afweert. Dan kijken een paar groote, verschrikte kinderoogen, die zelfs met tranen gevuld raken, naar de vrouw, die anders altijd en op ieder oogenblik voor anderen ge reed staat en is het kind al verstandiger, dan vormt zijn mond misschien de ver wijtende woorden Mammie, wat is u vandaag zenuw achtig De uitvlucht met zenuwachtigheid is altijd de laatste toevlucht van de vrouw, die geen rust heeft. Als zij maar een kamer had, waar zij zich kon afzonderen. De zoon, de dochter, ook de echtgenoot, als hij veel thuis is, zelfs de dienstbode maken aanspraak op een eigen vertrek, alleen de huisvrouw mag geen verlangen naar een eigen ka mertje hebben, want.... de heele woning is voor haar. Zeker, maar als zij eens een brief wil schrijven of een handwerkje doen, zonder dat het geheele gezin getuige is van dergelijke daden, dan ontbreekt daarvoor iedere mogelijkheid. Er zijn mannen, die zich gaarne wee moedig slaven van hun gezin noemen in vergelijking met hun vrouwen, die zich zonder controle ternauwernood aan een eigen gedachte kunnen overgeven, zijn zij vrij als een vogel in de lucht. Vooral in den zomer zoeken de kin deren der steden weder bevrijding uit de te bekrompen huizen en de straat wordt hun liefste speelplaats. Misdeeld, als onze Hollandsche steden in vele opzichten zijn, moeten zij zich wel met de straat vergenoegen, als zij al te ver af wonen van de weinige parken, waarop wij kunnen wijzen. En op straat zoeken zij hun makkers. Op het platteland zijn de Z.g. „standsverschillen" in de kinderwereld veel geringer daar ravotten de kinderen van den grondbezitter met die der arbeiders en de moeders zien daarbij rustig toe zij weten, dat kinderen van verschillenden stand en op voeding van elkaar veel goeds kunnen leeren en zoo zij zich om iets bekommeren, dan is het niet om de maatschappelijke positie fan de ouders der kinderen, welke de haren tot speelkameraden hebben uitgekozen, doch om hun karakter. moeten nagaan met wie hare kinderen ver- keeren. Zij moeten omgaan met haars gelij ken. Wie zijn dat? Niet zij, die in dezelfde of in een hoogere belastingklasse zijn aan geslagen, doch zij, die dezelfde idealen en hetzelfde streven hebben en daardoor de gelijk gezinden, met wie zij omgaan, geeste lijk van nut kunnen zijn. Het doet er natuur lijk niets toe, of het kind, dat de vriend uwer kinderen is, op een bovenkamertje of een villa woont. Gij dient er slechts op te letten, of het in moreelen zin goed is opgevoed en aangelegd. Zeker is het noodig. dat toezicht wordt gehouden op het spel, de lectuur van het kind dat gezorgd wordt voor ziin nr" - In de grootere steden komen de standen minder licht tot elkaar, maar des te moei lijker s het daar voor de ouders zich ervan te overtuigen, of de aard en de aanleg van de speelmakkers hunner kinderen wel zoo danige zijn, dat er geen gevaar van te duchten is voor de moreele ontwikkeling van het kin derlijk gemoed. De grondstelling zeg mij met wien gij omgaat, en ik zal u zeggen wie gij zijt, heeft ook in de opvoedkunde haar vollen zin. Terecht beweren opvoedkundigen, dat juist de invloeden der kinderjaren de krachtigste inwerking hebben. En onder die invloeden zijn die, opgedaan in den omgang met oudere kinderen, niet de minst belangrijke. In den omgang met anderen toch leert het zijn eigen karaktersterkte onderzoeken het leert zich beheerschen, maar ook datgene wat in hem sluimert, voor het daglicht te brengen. Hoe gaarne zou elke liefhebbende moeder haar kind behoeden voor alle gevaren, voor elk spatie, dat uit den modderpoel opstijgt en zijn geest of ziel dreigt te bezoedelen, maar een ieder weet, helaas, dat, hoeveel ook kan worden verhoed, het onmogelijk is het kind volkomen te beschermen, tenzij men het geheel afzondert. En dit middel zou erger zijn dan de kwaal. Maar men kan voorkomen en voorkomen is het voornaamste hulpmiddel voor elke opvoeding. De moeder zal voor alles streng zijn slaap, maar het hoogste blijft, dat zijn ziel rein wordt gehouden. gjS Moeilijk, zeer moeilijk is het voor de moe ders, na te gaan, of haar kinderen zich wel goede makkers hebben uitgekozen. Het is immers vooral buitenshuie, dat de vriendjes en vriendinnetjes elkaar ontmoeten, met el kaar spelen en met elkaar praten. De moeder moet hen waarnemen op onopvallende wijze, zoodat zij vrij en ongedwongen met elkaar omgaan, en zich niet beter of braver voor doen dan zij zijn. Een goede gelegenheid daartoe doet zich steeds voor, wanneer op een regenachtigen dag het kind een of meer vriendjes mee naar hui brengt. Dan kan de moeder onopgemerkt het spelen der kinderen volgen, dan kan zij hen vanuit een ander vertrek gadeslaan, kan hooren wat zij zeggen en zich een oordeel vormen omtrent het karakter van de speel makkers. En is dit karakter bedorven dan mag zij niet aarzelen haar kind den verderen omgang met zulk een makker te verbieden, want heel de ontwikkeling van zijn aard, heel zijn toekomst staat hierbij|op het spel. Eigenlijk is de tijd voor het conserveeren al voorbij. De eieren zijn al weer duurder ge worden, Maar het laat zich aanzien dat de prijzen dezen winter weer geducht zullen stijgen.Wie dus nog niet inmaakte, doe het nu. Een zeer oud gebruik is het inleggen in kalk. Men moet natuurlijk beslist versche eieren nemen. Dat is trouwens bij elke me thode van conserveeren noodig. Hoe verscher het ei, hoe meer kans, dat het zich langer goed houdt. Wij raden daarom aan eieren te halen bij een zeer vertrouwden kippenhou der, die de eieren minstens eens per dag uit haalt. Voor 100 eieren heeft men noodig 6 a 7 pond versch gebrande kalk plus een goed ons keukenzout. Bij het oplossen der kalk ge bruikt men rijkelijk water, zoodat een kalk melk ontstaat ter dikte van room. Tijdens het omroeren moet men zorg dra gen, dat de vloeistof niet te dik wordt, daar zich anders op den bodem te veel kalk afzet, waardoor de onderste eieren vastraken en dan licht breken. De eieren worden in een vat of pot gedaan en de volkomen afgekoelde kalkmelk op de eieren gegoten, zoodat de vloeistof het ge heel overdekt. Later kan men hier weer an deren voorraad bij doen, doch het is niet zelden noodig, ook wat n.euw kalkwater bij te gieten. Na eenigen tijd toch is een gedeelte van het water verdampt en moet er in elk geval weer versch water bij gedaan worden, Dat kalkwater sluit de „poriën" voor een goed deel af, zoodat er geen bedervende kie men binnen de schaal kunnen dringen. Maar de kalk vermngt zich eenigszins met den ei- inhoud, waardoor een onaangename kalk- smaak ontstaat. Ook lost de schaal zich gedeel telijk op en wordt dus dun en licht breekbaar. Zulke eieren zijn wel bruikbaar in de keu ken bij de bereiding van spijzen of gebak, doch koken gaat niet meer, daar de schaal dan direct barst. Het conserveeren in kalk water heeft dus nog al wat tegen en daarom neemt men den laatsten tijd zijn toevlucht tot het inleggen in waterglas. Men neemt b.v. 10 Lit. zuiver water en brengt dat aan de kook en giet er ondertus schen langzaam 1 liter waterglas bij, dit is bij de drogisten verkrijgbaar. Onderwijl blijft men roeren en laat als het goed vermengd is de vloeistof afkoelen. Vervolgens giet men ze over de eieren, zoodat deze geheel onder komen te staan. De cp deze wijze ingelegde eieren worden bewaard in een koelen kelder. Al spoedig vormt zich aan de oppervlakte een gelei-achtige massa, die de verdere toe treding der lucht belet. Tweemaal kan dit mengsel voor dit doe! niet gebruikt worden. Een groot voordeel van inleggen of con serveeren in waterglas is, dat de eieren na eenige maanden nog niets van hun smaak verliezen en voor elk gebruik geschikt zijn. Een nadeel is ook weer dat de poriën van de schaal door het waterglas verstopt raken, zoodat bij het koken der eieren niet tijdig de lucht ontwijken kan en de schaal moet sprin gen. Er is echter een middel dat wel baat op levert voor het koken prikke men met een naald een paar kleine gaatjes in het stompe einde. Doch het grootste voordeel is, dat de smaak der eieren veel beter blijft dan in kalkwater, waardoor deze methode dan ook veel meer wordt aangewend." Tot zoover de „Gr. Ct." De ondervinding heeft ons geleerd, dat conserveeren in water glas ook eenvoudiger kan gebeuren, door 1 deel waterglas bij 10 deelen ongekookt water te voegen, 't Wordt n'et zoo gauw stijf, maar daardoor kan men nog eens eieren toevoegen. Zorgen dat de eieren onder het vocht staan Iedere vrouw, die prijs stelt op een frisch gaaf gelaat, moest nooit verzuimen op haar toilettafel een citroen bij de hand te hebben het sap van deze vrucht zuivert zoowel bij uit- als inwendig gebruik en de hedendaag- sche doctoren hebben 't groote nut daarvan SNUGGER. „Ik kan niet erg roepen over je visch, Marie. Die van gisteren was veel verscher." „Ik denk, dat mijnheer zich vergist, want het is toch precies dezelfde." (Petit Parisien). dan ook ten volle ingezien. Er gaat slecht* één middel hierboven en dat is aardbeien" sap. Het is ongelooflijk, hoe verkoelend en genezend dit sap werkt op de huid. Gedu rende het aardbeienseizoen zou ieder die last heeft van die kleine hoogst onaangename gelaatsongesteldheden als puntjes, roode vlekjes e.a. goed doen, zich geregeld eiken dag het gelaat te betten met dit sap lang zaam aan verdwijnt het gloeierige van de huid en de ontsierende onvolkomenheden zullen zoetjes aan genezen. Het is natuurlijk onnoodig er op te wijzen dat men in elk geval goed doet een dokter te raadplegen, die het diëet regelt en ver der medicijnen voorschrijft, want een on- frissche huid is lang niet altijd te genezen met uitwendige geneesmiddelen, dat is een groote dwaling van de meeste menschen. Er zijn er, die net zoo lang tobben met zalfjes en poeiertjes tot de huid dikwijls onherstel baar bedorven is, terwijl zij, zoo er spoedig was ingegrepen, misschien met een heel eenvoudigen leefregel te helpen waren ge- geweest. Een te droge huid heeft natuurlijk be hoefte aan zuivere vaseline en zeer aan te raden is dan deze te vermengen met eenige druppels welriekende olie. De Koningin- Moeder van Engeland kreeg van haar dok ter den raad zich voor het slapen gaan te wasschen met het volgende mengselop 1/4 L. melk het sap van een citroen en zich het gelaat des morgens te reinigen met water, waar de eerste kou vg:i af was. De Koningin, die zeer gevoelig was en veel leed aan een te droge huid, die bij snerpenden wind gevoelig schrijnen kon, volgde dien raad en jaren lang bewonderde men haar om haar tonzige, zachte er- fraaie huid. De gewoonte van een kopje thee in den namiddag is zoo ingeburgerd, dat we haar vrijwel in ieder gezin vinden. Toch 't moge vreemd klinken, maar 't is er niet minder juist om. Wanneer ge in den namiddag 'p eigenaardig onpasselijk gevoel en een re- soluten afkeer van thee krijgt, wees er dan van overtuigd, dat de thee u niet goed be komen is. Wilt ge dit vermijden, dan moet ge 't volgende eenvoudige kunstje toepas sen. Laat de thee, nadat ze gezet is, enkel» minuten trekken en giet haar dan, met achterlating van blaadjes in een tweeden theepot over. Nu is de thee vrijwel schade loos geworden en zal zelden of nooit onge steldheid veroorzaken. Wie daarvan overi gens in het algemeen last heeft, doet wijs om bij de thee weinig of niets te eten. A ge in den middag hongerig zijt, eet dan iet. vóór ge thee drinkt en gebruikt ze dan mtt langzame slokjes daarna.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9