^chHoek 7) ZIJN EER! AA AMSTERDAMSCHE KOUT. RADIO- OMROEP HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad - Zaterdag 30 Augustus RECHTSZAKEN. Op de pont. LANDBOUW EN YISSCHENU. Electrische pastenrisaiie van consumptiemelk. GEMENGD NIEUWS. VIJF OPVARENDEN VERDRONKEN. INGEZONDEN. DE HEEMSTEEDSCHE WIJKVERPLEGING van de voor ons land belangrijkste stations. DAGELIJKS. PRIMA RADIO CONCERTTOESTELLEN Desverlangd vanaf f 6.per maand. Bureau Meijer - Haarlem. Kleine Houtweg 69. - Tel. 3468. Moeder: „En heb je oom nu al een kusje gegeven, Marietje? Marietje: „Neen, mammie." Moeder: „Doe het dan eens vlug!" Marietje (aarzelend): „Daar is geen plaats voor, mammie. sin£' UIT DE MOPPENTROMMEL. Koninginnedag en wat men zingt. Voor veertien dagen wees ik er op dat het lijstje van straatliedjes gepubliceerd door de Vrijheid niet meer was dan een zeer onvol ledige lijst van door omstandigheden popu lair geworden liedjes uit de laatste halve eeuw en nog langer. Vele er van zijn bij t jonger geslacht geheel onbekend, terwijl vele zeer populaire liederen der laatste 1U jaar geheel zijn vergeten. Koninginnedag is van de eerste feestelijke viering af, een der voornaamste momenten geweest waarop een liedje plotseling popu lair werd. Vroeger was dit het geval geweest op de Rotterdamsche kermis en het kermis bed werd dan in September in de hoofdstad wanneer wij kermis vierden een goed alge meen bekend gemaakt. Van daar af vond 't zijn weg door 't heele land. Na het ver dwijnen der Amsterd. kermis had dit op 31 Aug. plaats. Het verdwijnen der kermis in de Maasstad !s ook van invloed geweest op de nieuwe liedjes die hier dien dag werden gezongen. Toch is, daar door het slechte weer in die maand in Augustus vroeger al vaak met de Septemberstukken in de schouwburgen wera begonnen, ook nog verscheidene jaren ko ninginnedag een nieuw populair kermisbed rijk geweest. De laatste jaren hebben we 't echter met dreunen als Houdt er den moed maar in moeten doen. Ook voor dit jaar verwacht ik, dat 't de schijn zal hebben of hier vele „Böse Menschen" zullen zijn, die ,,keine Lieder haben," of dat men onder den invloed van Gijsbrecht v. Amstel het: 't Is nu geen tijd van zingen De vijand is nabij Om 't klooster te bespringen in toepassing te brengen. Wat er nog 't meest gezongen zal worden, dat zal vermoedelijk het weinig vroolijk en nog minder geestdriftige: „A is ik je zie, >dan moet ik huilen" zijn. Ik heb 't eerst een straatlied zien geboren worden, zien groeien en populair worden door de eerste opvoering van de eerste revue van Reyding: Naar den Eiffeltoren. Ik kwam al heel jong in den schouwburg, want deze revue is minstens 33 jaar geleden op gevoerd. Henri Poolman speelde den com- père in het karakter van Lindeman en zong daarbij: Lindeman, Lindeman, Wat gaan jou de meisjes an? Je hebt het weer op jouw geweten, Je wordt er nu weer uitgesmeten, Lindeman enz. De revue zelf was een Schlager en een groole verrassing voor de Amsterdammers, die dit genre nog niet kenden. Oorspronke lijk was het liedje niet, 't was zoo uit het Duitsch overgenomen, maar Reijding had het handig te pas weten te brengen en de be schaafde komische Poolman bracht 't voor treffelijk. Ik zie hem nog voor mij, als Lin deman met de aardige schuifpassen en den toen modern dikken wandelstok. Nog grooter was de populariteit die eenige liedjes uit Reydings 3e revue: De Doofpot, behaalden. Het „Diender, diender als ik 't je gebied" (op de melodie van her Napobtaansche Jambo) heeft misschien wei het record van populariteit geslagen. Alles werkte natuurlijk mee, niet het minst de geest der Amsterdamsche burgerij, die 't (na 't taptoe-schandaal) zoo volmaakt eens was met deze persiflage op de politie. In 't al gemeen kan men zegen, dat bijna alle in de door Reyding bewerkte revues of klucht spelen voorkomende liedjes populair werden. Toch waren ze niet oorspronkelijk. In 't bui tenland hadden ze altijd succes gehad. Dat re hier insloegen was vooal te danken aan de wijze waarop deze handig in een kader Door JOH. v. d. HOEK. ZIJN KANS MISBRUIKT. (Vervolg). „Dat zie ik," antwoordde Jaap kalm. „Maar dat is jouw schuld!" „Dat zie ik nu niet in." Jij geeft toch de signalen?" ,Heb ik jou het signaal gegeven op die manier door de jongens heen te worstelen hier naar toe?" „Maar dat bedoel ik niet!" „Ik wel!" „Je laat de anderen veel te vlug komen. Zoo kunnen wij het onmogelijk volhouden." „We beginnen direct opnieuw!" „Ooo!" rekte Jan zijn stem en wilde heen gaan. Ja^p weerhield hem. „Jan, denk er om: in het vervolg wat voorzichtiger en.... eerlijker." „Ja!" bromde Jan. „Zal je er om denken?" „Ja!" beloofde Jan nog eens en maakte zich uit de voeten. Hoofdschuddend volgde Jaap hem met de oogen en maakte bij zich de opmerking dat-ie er zich hard over zou verwonderen wanneer Jan van Belt zijn woord gestand deed. Wel wat voorzichtiger maar toch nog bo venmatig hardhandig kwam Jan van Belt weer op het kasteel aan. Hij mengde zich echter niet in den strijd en Jaap lette, daar om des te beter op. Jaap' Klomp begon kwaad te worden. Waarom kon-ie zelf nog niet juist uitdruk ken. Maar een voorgevoel onderrichtte er hem van dat Jan van Belt weer iets in zijn schild voerde. Nog nauwkeuriger zag-ie toe. Jan van Belt dat zag-ie duidelijk; keek rond of niemand op hem lette. Voor zichtig haalde-n-ie iets uit zijn kleeren en plaatste dit op den grond. Wat het was kon Jaap niet zien. Het scheen een lange ronde doos die met vuurrood papier was beplakt. Maar wat kon daar dan inzitten? Jan verschikte nog het een en ander aan het vreemde voorwerp en haalde weer iets uit zijn zak. Nu zag Jaap duidelijk wat dat was: Een doosje lucifers. Voorzichtig ontstak Jan van Belt een lucifer en hield het vlammetje bij de doos. Daarna liep-ie weg. Jaap meende dat de doos begon te rooken. Er rond om heen speelden 'de jongens lustig door zonder schijnbaar iets op te merken. Plotseling begreep Jaap. Hij rende van den heuvel af en schreeuwde den jongens toe te vluchten. Men lette echter niet op hem. Jaap spande al zijn krachten in doch was te laat. Een vlam scheen eensklaps uit den grond op te slaan en een luide ontploffing dreunde in het rond. Jan van Belt had een donderbus ontsto ken in het midden van de jongens!! Een oogenblik verstomde het rumoer van den strijd. Alle jongens waren geschrokken. Toen klonken de kreten van degenen die door het rondvliegende kruit en zand waren verblind, terwijl anderen brandwonden had den opgeloopen. Jan van Belt had zich uit de voeten ge maakt doch daarbij niet gerekend op Jaap die hem achterna liep en spoedig inhaalde. „Dat is een gemeene streek, Jan, die je daar hebt uitgehaald," verweet-ie hem, werden gezet, de liedjes waren er niet met de haren bijgesleept, maar vormden een deel van de handeling. Ik wil hierbij nog herin neren aan het liedje Pietje Puk. „Wie tleeft het grootste duivenplat van heel de Leidsche buurt?" waarmee Jan Grootveld zich in Luilekkerland onsterfelijk heeft gemaakt en Heischen, heischen, heischen, dat door mevr. de la Mar-Kley zoo voortreffelijk in de Ope rette-Koningin werd gebracht. Onze eerste en laten we maar zeggen eenige oorspronkelijke componist van lichte en toch niet benale muziek, die groote popu lariteit verwierf, is Chris van Dinteren. Hij was de eerste, die zelf muziek componeerde voor oorspronkelijke revues en blijspelen met zang. (De Nieuwe Haring, De Beurs bengel, De Ware Jacob, Electrisch Amster dam enz. enz.) en hij had niet alleen de vol doening dat zijn: De smaak van de Nieuwe Die moet je bewaren Want krijg je een oude Kan je het onderscheid ervaren, een triomftocht deed door den lande, maar dat ook vele zijner melodieën door het bui tenland werden overgenomen (wij waren toen nog niet aangesloten bij de Benrer Conven tie) en wereldsuccessen werden. Chrétienni, die veel vroeger ook Fransche liedjes had geimporteerd (o.a. het beroemde naar de Maliebaan), bracht bij Frits van Haarlem in Carré ook nog wel eens een nieuw liedje. En ook Speenhoff, die op rus tige wijze (wel in tegenstelling met de bom barie van tegenwoordig) met een guitaar, die hij maar gebrekkig bespeelde, liedjes zong, had gedurende eenige jaren groot succes. Zijn liedje op de schutters vooral sloeg enorm in; ook zijn parodieën op de vrije vrouwen en de vegetariërs, zijn „brieven" en het beste dat hij ooit gaf: Het meisje, dat men nooit vergeet. Louis Davids heeft zijn populariteit weten te bewaren. Dat lag hem zeker in de eerste plaats daaraan, dat hij nooit getracht heeft deftig te worden of zich litteraire allures te geven, maar natuurlijk bleef in gedachtegang en in wijze van zeggen. AI wat Davids schrijft is menschelijk en dus mooi. Hij zegt 't zoo als 't ieder natuurlijk'-sprekend mensch in den mond ligt. 't Refrein moet het hem doen, dat componeerde hij dus 't eerst, veelal in samenhang met Margie Morris. Altijd maar eenvoud is zijn leus. Hij heeft het land aan stadhuiswoorden, aan stadhuis gedachten. Maar toch voelde hij, dat zijn liedjes niet alleen moesten staan. Én daarom plaatste hij ze in een goed verband in verschillende stukken, waarvan verschillende in den Plan tage-Schouwburg werden opgevoerd. Van 1913 af was dit theater de volksschouwburg bij uitnemendheid geworden en de liedjes in de verschillende revues genoten een al- gemeene populariteit. Vergeten mag hierbij niet worden de muziek van den kort gele den op zoo jeugdigen leeftijd overleden John Strelitsky, die het succes der liedjes uit: Dat mag ik wel, niet weinig ver hoogde. Maar ook Maurits Samethini, com ponist van 't zal niet gaan, een revue, die een half jaar lang onafgebroken werd opgevoerd, mag niet vergeten worden. Als we in deze dagen een variété-theatgr bezoeken of zooals de menschen het tegen woordig meestal onjuist betitelen een caba ret, dan geeft het „Hollandsche nummer," vroeger de attractie, thans meestal een pijnv- lijke situatie. Want 't doet altijd pijnlijk aan, als men ziet, dat iemand zijn best doet voor zijn brood, en 't ondanks alle pogingen niet lukt. Ik bedoel dit: de humorist zooals de huidige voordrager met 'n beetje steih zich noemt, heeft zijn „entree" en zijn tweede couplet afgedraaid. Nu komt de „Schlager", het liedje, dat vooral door het refrein in 'moet slaan, moeï worden meegezongen en dus populair worden. De artist noodigt dan uit tot meezingen, maar 't lukt niet. Hij tracht op komische wijze het publiek te be knorren. Pikt sommige menschen uit die hij persoonlijk toespreekt, desnoods een beetje in de maling trachtte nemen. Speelt dan de nar, die met zijn eigen bult spot. „Nu treed ik in Amsterdam op, dames en heeren, maar 't had maar zus of zoo ge scheeld, of u hadt het zonder mij moeten stellen. Want gisterenavond werkte ik nog in Rotterdam. Daar had ik razend succes. U hadt de menschen daar eens moeten hooren meezingen. Toen ik aan 't station Delftsche Poort kwam, stond het daar zwart van het volk. Die wachtten allemaal op mij. Ze riepen: „Niet weggaafn, niet naar Am sterdam gaan!" Een oogenblik stond ik be sluiteloos van ontroering. Maar mijn plicht riep mij, mijn plicht.... mijn voorschot. Toen ik in den trein zat, hoorde ik, dat t allemaal Amsterdammers geweest waren, die mij zoo toegeschreeuwd hadden." Zoo tracht de humorist met 'n gijntje de lachers op zijn hand en aan 't meezingen te krijgen, ,,'t Gaat al wat beter", zegt de droge komiek om er den moed in te houden, „al Is 't nog lang niet dat wat het wezen moet. En bij de laatste mislukte wanhoopspoging, na het refrein op een wit doek door middel van een lantaarnplaatje den m.enschen te hebben ingeprompt, zijn het 'n paar kellners, 'n paar zich-homogeen-gevoelende artisten, twee heeren van buiten, die goed gebitterd en copieus gedineerd hebben en een paar als dames gekleede dienstmeisjes, die den ken, dat 't zoo hoort, die het refrein mee- neuriën of meebalken. H. HENNING Jr. Een jonge man met zijn kind op den arm zag op de IJpont te Amsterdam een arm bezoeker van het Armbestuur. De vader meende zijn kind, dat 1 jaar oud was, te moe ten inlichten, dat het zijn leven lang van die armbezoekers afhankelijk zal blijven. Die voorlichting van het kind geschiedde echter niet in zeer hoffelijke bewoordingen, waarop oneen'gheid ontstond met den amb tenaar. Het slot was stompen, hetgeen de jonge man thans voor den rechte! ontkende, Het bleek echter, dat bekl. een bekenc lastig nummer is. De Woningdienst wil ook niks meer met U te rpaken hebben? Nee ze hebben me uit die „gemeente lijke wandluizenpakhuizen" gezet, maar ik wil niks met die bende te maken hebben. U schijnt het met iedereen te kwaad te hebben? Ik heb 't met alles te kwaad wat in strijd is met het goede recht. Ik vrees, dat U niet weet, wat het goeie recht is. U moet ee*s de schuld bij u zelf zoeken. O, als u begint met de schuld, dan zijn we nog niet uitgepraat en dan moet dat rotte kapitalisme.... Als U zoo begint, dan weet ik het ver der wel. Conform den eisch van het O. M. werd bekl. wegens mishandeling veroordeeld tot 2 weken gevangenisstraf. Naar het „Nederl. Weekbl. voor Zuivel bereiding en Handel" meldt, zal binnenkort worden overgegaan tot het publiceeren van de resultaten, in Amsterdam verkregen met proeven betreffende electrische pasïeurïsa- tic van consumptiemelk. Prof. Aten heeft op de werkwijze patent aangevraagd. De pasteurisatie geschiedt in glazen buizen van geringen omvang. De kos ten van de electrische pasteurisatie, die na tuurlijk afhankelijk zijn van den stoomprijs, bedragen voor Amsterdam ongeveer 0.2 ct. per Liter. Er heeft zich in Amsterdam reeds een combinatie gevormd,die een melkbedrijf denkt op te richten, waarin de melk volgens deze methode bewerkt zal worden. Uit Luik wordt gemeld: Een Nederland- sche praam (plaate schuit), de „Noordster," is onverwachts uit den koers geslagen en op ische praam (platte schuit), de „Noordster", brak in tweeën en zonk. Vijf opvarenden verdronken. VOETJE AFGEKNELD. Het 3-jarig dochtertje van den landbou wer Bakermans, in Poeiers onder Eindhoven raakte bij het spelen met den rechtervoet tusschen de dorsmachine. Het voetje werd geheel afgekneld. Het slachtoffer wer<j naar het gasthuis vervoerd. Voor den inhoud van deze rubriek stelt de Redactie zich niet aansprakelijk. Is de Heemsteedsche Wijkverpleging po pulair? Zeer zeker zijn de verpleegsters dat. Zuster König vroeger, thans Zuster van Ketel, in de laatste jaren i nhet Noordelijk deel der gemeente Zuster Pol, ze zijn be kende figuren Bekend en ook bemind. Te recht! Zij verdienen dat ten volle. Maar is ook de vereeniging populair, in geburgerd in het bestaan der Heemsteders? Dat kan nog beter. Wij leven snel: Bij de oprichting waren het bijna uitsluitend de rijke menschen, die voor alles zorgden: men kreeg de hulp voor niets. Later is dat anders geworden. De ver houdingen zijn veranderd. Het werk heeft zich enorm uitgebreid, dienovereenkomstig zijn de kosten enorm gestegen. Ook de tuberculosebestrijding is werk van onze vereeniging geworden. Het aantal inwoners is sinds de oprichting der vereeniging'bijna verdubbeld, het aantal bezoeken meer dan verdubbeld. Straks half September zullen wij drie zusters hebben, twee wijk verpleegsters en een enquêtrice. Voor de verleende hulp moet zoo mo gelijk door de patiënten betaald worden. Maar men mag die vergoeding voor de be wezen diensten niet te hoog maken, an ders wordt de hulp het tegendeel van wat zij wil zijn, dan wordt zij een bezwaar. En dan: er blijven heel veel gezinnen over, waar van een geldelijke tegemoetko ming geen sprake kan zijn. Voor dergelijke hulp is de vereeniging in hoofdzaak opge richt. Zij mag de grens tusschen hen die qm niet en hen die tegen vergoeding gehol pen worden nooit te eng nemen. De verhoudingen zijn veranderd. Sinds de laatste twee jaar subsidieert de gemeente ons; reeds langer verleent de centrale en Provinciale vereeniging tot bestrijding der tuberculose ons subsidie voor dit deel van ons werk. Is het daarmee nu overbodig geworden, dat de inwoners zelf contribueeren? Naar het mij vookomt, allerminst! Steun van de gemeenschap, maar geen ambtenaren, geen tak van gemeentedienst. Wij moeten een eigen vereeniging blijvep, wij moeten vrijheid van beweging, van ini tiatief, van inzichten, van werkwijze, heb ben en houden. De vereeniging moet le ven in de gemeente, zij moet niet verstij ven tot een onderdeel van ambtelijke be moeienis. Zal de vereeniging echt leven in de ge meente, dan moet zij zijn een vereeniging, die velen omvat. Velen moeten lid worden. Waarom eigenlijk niet allen die iets kunnen miss? Is er wel één, die niet sympathiseert met het doel, het verleenen van verpleegsters hulp bij ziekte? Is er niet heel veel te doen? Is het niet zóó, dat het werk zich aldoor maar uitbreidt en dat er altijd nog zoo heel veel te doen overblijft? En zijn de wijk zusters niet uit den (aard van haar beroep de meest geschikte personen om, buiten 'net verleenen van de onmiddelijke hulp in be paalde gevallen te oordeelen wat er gedaan moet worden op het gebied van maatschap pelijk werk; zijn ze hier niet de aangewe zen wegbereidsters, voorlichtsters. raad geefsters? Is dan juist hier het geld dat men be schikbaar stelt niet goed besteed? Binnenkort zullen verschillende dames de Heemsteders bezoeken met het doel hen tot het lid worden van onze vereeniging op te wekken. Ik hoap zoo, dat na dit schrijven zulk een opwekkine eigenlijk overbodig zal blij- k en D, M. COLENBRANDER, Voozitter. Nieuwsberichten (Vaz Dias) Amsterdam P. C. F. F. Golflengte 2000 M. Dagelijks (uitgezonderd Zondag) 8.15 8.30 v.m.; 10—10.12 v.m.; 11.30—11.55 v.m.; 12,15-1-2,30 n.m.; 1,05—1,20 n.m.; 3—3,30 n.m.; 4,154,28 n.m. Tijdseinen: 1015 v.m. en 4.30 n.m. Effecten en Geldkoersen (Vaz Diaz, zie hierboven) te 1,301.4522.152.30 en 2 45 n.m. (uitgezonderd Zondag en vacan- tiedagen en Zaterdag alleen 10.3011-30 Weerberichten Vossegat Bé M.: 11.10 v.m. en 12,30 n.m. en 8 n.m. (Ge meenlijk Morseseinen in langzaam tempo, waarop men zich oefenen kan) Londen 2 L.O. golflengte 365 M. Somtijds concert 3.504.50 n.m., dames en kinderuurtje 5.206.30, daarna 7.2010.50 (of later) concert, opera of Popul avond. Tijdseinen 1. 20 en 7.20 (Zondag 3.20 uur) n.m. Maandag, Donderdag en Zaterdag Dansmuziek (Jazband) van uit bet Savoy Hotel te Londen na 10.20 n.m. Diverse Engelsche stations hebben onge veer dezelfde zenduren en wel: Cardiff 5 W A. op 350 M. Manchester 2 Z. Y. op 375 M. Bournemouth 6 B M. op 385 M. New Castle 5 N. O. op 400 M. Glasgow 5 G. S. op 420 M. Birmingham 5 I. T. op 475 M. Aberdeen 2 B. D. op 495 M Radio Paris S. F. R. 1780 M, Con cert (Tzigane orkest) 1.05 n.m. dito te 5.05 n.m. (vocaal of instrumentaal) dito te 9.20 n.m., als 5.05 of aansluiting op opera of anderszins (voorafgegaan te 8.50 n.m. door Nieuwsberichten). Gemeenlijk Donderdag en Zondag Dans muziek tot ruim elf uur. event afgewisseld door chansons of causeriën. Eiffeltoren F. L. 2600 M, 7 en 11 uur v.m., 7.20 en 10.35 n.m. Weerbericht 3.50 n.m. Beursverslag 6307.15 n.m. HIJ HAD GELIJK. Heer (in den trein tot zijn reisgenoot) „Wat is het toch een lastig iets met u, dat onophoudelijk stotteren." Reisgenoot„Mm-aar u nebt ook w-w-wel een k-k-waal." Heer „En dat is Reisgenoot„M-m-et w-welke hand r-r-oert u de thee Heer „Met mijn rechter." Reisgenoot„Z-iet u w-wel, ik doe h-et m-m-et een 1-epeltje." NIET STEEDS IS DE LIEFDE BESTEN DIG VAN DUUR. Hij „Ik bemin je vuriger, dan gij mij." Zij „Neen ik houd meer van je, dan jij van mij." H'ij „Neen, dat doe je met. „Wat jij zegt, is niet waar." „Clara." „Henri." „Mejuffrouw." „Mijnheer." „Het is tusschen ons uit." „Goed, hier hebt gij uw ring terug. Zij Hij Zij Hij Zij Hij Zij: MODERN VERDRIET. A. „Sedert je getrouwd bent, zie je er zoo verdrietig uit. Zoover ik weet, heb je toch een lieve vrouw. Wat ontbreekt er dan nog aan je geluk B. „Een goeie keukenmeid. concert, 11.20—11.25 n.m. en 12.04 Tijdsei- neEcole Supp. P- T. T. 450 M.: Dage lijks, behalve Maandag te 9.20 n.m„ voor* drachten, enz. Petit Parisien 340 M.: Gemeenlijk Dinsdag, Donderdag en Vrijdag 8.50 n.m, C°Brussel - S. B. R. - 265 M. - 5.20-6.20 n.m. en 8.35—1020 n.m. concert. Haren (Brussel) B. A. V. 1100 M. 5.1. n.m. Weerbericht Königswusterhausen L. P. 4000 n. - 7.20 v.m.6 n.m. berichten (ongeregeld) op 2700 M. Zondag alleen 11.20 v.m. j 1.20 n.m. Eberswalde 2700 M. Gemeenlijk Maandag en Vrijdag 8.20—9.20 n-m. concert Dinsdag en Donderdag concert 8.209.20 Chelmsford 1600 M. 11.5012.50; 4 20—5.20; 7.50—8.50 Concert, enz. (voorwaardelijk). Te 8.20 Big-Ben (toren klok der Westminster Abdij). Programma. In Aug. worden alleen door de volgende, Hoil. Stations concerten gegeven: Ned. Radio Industrie. Zondags te 3 u. -* en Maandags vanaf 8.30 u., 10.50 M. Middelraad Zaterdags vanaf 8.30 tl., 1050 M. Bovendien (doch ongeregeld) op andere dagen, des avonds door de Ned. Radio In dustrie, uitzending der Concerten en Jazz Band muziek die te Scheveningen m het Kurhaus en Cabaret gegeven worden. Bijzondere concerten, enz. zullen nader vermeld worden. -j Jan zweeg. En niet al te zachtzinnig voerde-n-ie hem terug naar de jongens die op den heuvel het geval bespraken en als bewijs de stukken van de donderbus hadden verzameld. Jaap Klomp bereikte met Jan van Belt de jongens en hij vond het beter een oogje in het zeil te houden Want de jongens duldden Jan wel in hun midden, doch meer uit vriendschap tot Jaap dan uit sympathie voor Jan. Hij plaatste zich wat ter zijde met den schuldige. De jongens zagen Jaap met schuinsche blikken aan. Jan voelde zich veilig nu Jaap bij hem stond doch had er een lief ding voor over ^ehad, zoo-ie veilig in Zwammingedam had gezeten in plaats van hier midden tus schen de jongens te staan. Ben Stolk die een stuk van het vuurwerk tegen zijn hand had gehad, hield-ie goed in het oog. „Wat beteekende dat, Jan?" vroeg Jaap streng. Jan antwoordde niet en- Jaap herhaalde zijn vraag, n^>g strenger. Toen zei Jan: „Een aardigheidje; anders niet. Jullie maken overal zoo'n drukte van." „Noem jij dat een aardigheidje?" vroeg Jaap met dreiging in zijn stem. „Natuurlijk. Wat was het anders?" klonk de wedervraag, gedwongen spottend tegen beter weten in. „Wat anders? Zie maar eens om je heen. De helft van de jongens hebben -and en kruit in de oogen gekregen. Enkele zijn er zelfs nog gewond. Noem jij dat een aardig heidje? Wil ik je eens zeggen wat het was?" „Nou?" „Een gemeene streek en anders niet." „Noem jij dat een gemeene streek?" schamperde Jan. „Ja! „Nu. Wil ik je eens zeggen wat dan wer kelijk een gemeene streek was?" „Ga je gang." „Zooals jij het spel regelde. Wij moesten verliezen. Jan van Arkel was jouw partij en die moest het winnen," Jaap werd wit van woede. Dat was een valsche beschuldiging. Ook de andere jon gens begonnen zich te roeren. „Herhaal dat nog eens!" dreigde Jaap. En Jan die inzag dat-ie Jaap tot vriend moest houden, zei: „Nu ja; je drijft iemand altijd tot het uiterste. Ik bedoelde het na tuurlijk niet zoo erg en.... ik zou graag hebben, dat je het maar weer als niet ge beurd beschouwde," Jan was van angst plotseling heel kleintjes geworden en Jaap, dom misschien, had hem al weer vergeven. „Maar," vroeg-ie, „zoo'n donderbus is heel duur. Hoe kwam je er aan?" Jan werd eerst vuurood en dan heel bleek. Eenige malen opende-n-ie zijn mond ";n wat te zeggen, doch sloot hem weer. Hij scheen door deze vraag geheel in de war gebracht. „Welnu?" vroeg Jaap. „Ik heb 'm.... gekregen, stotterde Jan, ..van mijn oom ,toen ik Zondag in de stad was. Jaap wist dat Jan 's-Zondags naar de stad was geweest. De verklaring kon dus naar waarheid zijn. Hij vorschte echter verder; „En je vader, weet die er iets van? „Natuurlijk," zei Jan. „Dan zullen we hem vragen in het vervolg >vat voorzichtiger te zijn." „Doe dat niet!" smeekte Jan. „Waarom niet?" Jan aarzelde een oogenblik. Dan zei-ie: „Ik vergiste me. Mijn vader wist het niet. Mijn oom heeft 'm voor me gekocht. Zeg het asjeblief niet." „En hoe kwam je aan het geld?" vrjeg Jaap plotseling. Weer was Jan zoo verward dat-ie geen woord kon zeggen. „O ja!" antwoordde-n-ie zich zelf, „je hadt 'm van je oom gehad." „Ja," zei Jan dankbaar voor deze oplos- „Heb je er nog meer? „Neen, Jaap." „Goed! Dan gaan we weer spelen. En nu in het vervolg geen aardigheidjes meer, hé Jan?" „Neen, Jaap." Als was deze zaak nu afgehandeld, zoo begon Jaap weer opnieuw het spel te ver- deelen en nam daarna zijn plaats weer in op den heuvel. Hij gaf het sein dat de aan val weer kon beginnen. Hij stond na te denken over hetgeen Ben Stolk Hém in het voorbijgaan had toege voegd. „We moeten goed uitkijken, Jaap. Zijn va der weet nergens van en ofschoon-ie eerst zegt het ding van zijn oom te hebben gekre gen, raakt-ie toch in verwarring wanneer je hem vraagt waar-ie het geld vandaan heeft. Jaap en hier was Ben's stem tot fluisteren gedaald Jaap ik vrees dat-ie het heeft ge stolen." Jaap had ook begrepen dat er iets niet in orde moest zijn. Zijn goede hart maakte het voor hem echter onmogelijk om aan dief stal te denken. (Wordt vervolgd.) In ons nummer van Zaterdag 24 Aug. was het vervolg van „Zijn Eer ongelukki gerwijze eenigszins verward. De rubriek, verdeeld in zes kolommen zullen wij in letters aangeven en dient dan als volgt ge lezen te worden; C. D. E. A. Ter wijl F. geheel .vervalt. DE REDACTIE. 113. „Ha zoo, m'n jongske," bromde de herber gier, toen hij het bed Van Holly-Dolly tyas gena derd, „heb jij je onder de dekens verstopt? Wacht, dan zal ik jou daar eens gauw onder vandaan too- veren," en dreigend richtte hij z'n pistool op 't bed. Maar och Hemel, wat schrok hij, toen plotse ling het kastje op hem afstoof en zoo waar als een levend wezen begon te springen en te gillen. Ja, zelfs op hardhandige wijze zijn rug bewerkte. 114. De waard, op z'n minst denkende, dat dat helsche kastje met dat zwaaiende lichtje voor zich uit, de duivel in eigen persoon was, kroop zoo vlug als z'n dikke buik hem dat maar toeliet, onder 't bed, vanwaaruit hij iedere beweging van het kastje met z'n loerende oogen en geladen pistool volgde. 't Was een spannend oogenblik. Spannend voor den waard, om van dien duivel af te komen en spannend voor Holly-Dolly, om nu z'n kans te ge bruiken en nog bijtijds uit 't kastje te springen en door de openstaande deur te vluchten. 115. Nog even wilde Holly-Dolly een bokken sprong maken, om dan zoo ongezien mogelijk de vlucht te nemen, toen plots.... pang! alles duister werd. „Hoera," brulde de waard. „Ik heb den dui vel doodgeschoten. Ha! ha! Kom hier, jou leelijke duivel, nu zal ik je tot brandhout hakken en een lekker vuurtje van je stoken." Gelukkig was de waard te dik om zoo maar één, twee, drie van on der 't bed weg te komen, zoodat de verschrikte Holly-Dolly nog net tijd genoeg overhield om uit 't kastje te kruipen en in een hoekje weg te schuilen. HEEL EDEL'. Onthoud dit goed, jongens, zei de on-j derwijzeres, het is zaliger te geven dan te ontvangen. Ja, juffrouw, sprak een van de jongens,f dat zegt mijn vader ook altijd. Dat is heel edel van hem, antwoordde, de juffrouw goedkeurend, wat is je vaderZj Bokser, juffrouw, zei de jongen. I VOOR DE MAKKELIJKHEID. Een dokter kreeg een briefje, dat hem ver zocht, bij een patient te komen, die de pokken had. Toen de dokter den zieke had onderzocht, zeide hij: Er is geen sprake vant pokken. Ja, dokter, was het antwoord, om d de waarheid te zeggen, wisten we dat wel, maar niemand wist hoe je „rhumatiek' spell en we dachten, dat pokken even goed wa# en u dan ook gauwer zou komen, GOOCHEM. Onderwijzer; Kinderen, ik zal jullie twee vragen stellen, wie de eerste beant woorden kan, behoeft op de tweede geen antwoord le geven: Hoeveel haren heeft een koe? Algemeen stilzwijgen. Plotseling steekt kleine Maurits zijn vin* ger op: 186.504, mijnhêer. Groote verwondering. Hoe kom je daaraan? vraagt de onder* wijzer. Dat is de tweede vraag, mijnheer, zegt de kleine Maurits, die behoef ik dus niet te beantwoorden. OOK EEN MEESTER. „Is je broer een musicus?" „En of. Toen hij drie jaar oud was, speelde; hij al op het linoleum". UIT DE GESCHIEDENIS. Onderwijzer „Wel, Henri, hoe sta je metj de vaderlandsche geschieden is ?Ken je flink) de jaartallen?" Henri „De jaartallen ken ik allemaalj maar ik weet niet wat er in gebeurd is." NIET VEEL GEWERKT. „Waarom gaat Papa eiken dag toch naar) de stad vroeg kleine Hans. „Papa moet in de stad werken, m'n jon«j gen," antwoordde moeder, „om te zorgen, dat jij geregeld lekker eten kunt krijgen." Eenige dagen later gaf moeder Hans ees portie zuurkool op zijn bordje, een gerecht, dat bij den kleinen man niet bijster in den smaak viel. Met een minachtend gezichtje keek h«j er eenige oogenblikken naar, haalde dan de schouders op en vroeg „Vandaag heeft Papa zeker niet veel gewerkt, wel moa^ der V' ZOO ZIJN ZE t Onderwijzer „Als een mud steenkolen drie gulden kost en ik koop voor twaalf gulden steenkolen, hoeveel mud krijg ik dan Pietje „Drie en een half mud". Onderwijzer „Nee, dat is niet goed". Pietje „Nee, dat is ook niet goed, maa zoo zijn ze, die steenkolenhandelaars HIJ WIST HET WEL. Meester (onder de rekenles tegen Jan tje): „Jantje, vertel jij me nu eens, hoeveel het vierde deel van een appel is. jantje (snugger): „Een heel klein beetje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5