^chHoek
7)
ZIJN EER!
AA
AMSTERDAMSCHE KOUT.
RADIO-
OMROEP
HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad - Zaterdag 30 Augustus
RECHTSZAKEN.
Op de pont.
LANDBOUW EN YISSCHENU.
Electrische pastenrisaiie van
consumptiemelk.
GEMENGD NIEUWS.
VIJF OPVARENDEN VERDRONKEN.
INGEZONDEN.
DE HEEMSTEEDSCHE WIJKVERPLEGING
van de voor ons
land belangrijkste
stations.
DAGELIJKS.
PRIMA RADIO
CONCERTTOESTELLEN
Desverlangd vanaf f 6.per maand.
Bureau Meijer - Haarlem.
Kleine Houtweg 69. - Tel. 3468.
Moeder: „En heb je oom nu al een kusje gegeven, Marietje?
Marietje: „Neen, mammie."
Moeder: „Doe het dan eens vlug!"
Marietje (aarzelend): „Daar is geen plaats voor, mammie.
sin£'
UIT DE MOPPENTROMMEL.
Koninginnedag en wat men zingt.
Voor veertien dagen wees ik er op dat het
lijstje van straatliedjes gepubliceerd door de
Vrijheid niet meer was dan een zeer onvol
ledige lijst van door omstandigheden popu
lair geworden liedjes uit de laatste halve
eeuw en nog langer. Vele er van zijn bij t
jonger geslacht geheel onbekend, terwijl
vele zeer populaire liederen der laatste 1U
jaar geheel zijn vergeten.
Koninginnedag is van de eerste feestelijke
viering af, een der voornaamste momenten
geweest waarop een liedje plotseling popu
lair werd. Vroeger was dit het geval geweest
op de Rotterdamsche kermis en het kermis
bed werd dan in September in de hoofdstad
wanneer wij kermis vierden een goed alge
meen bekend gemaakt. Van daar af vond
't zijn weg door 't heele land. Na het ver
dwijnen der Amsterd. kermis had dit op 31
Aug. plaats.
Het verdwijnen der kermis in de Maasstad
!s ook van invloed geweest op de nieuwe
liedjes die hier dien dag werden gezongen.
Toch is, daar door het slechte weer in die
maand in Augustus vroeger al vaak met de
Septemberstukken in de schouwburgen wera
begonnen, ook nog verscheidene jaren ko
ninginnedag een nieuw populair kermisbed
rijk geweest. De laatste jaren hebben we 't
echter met dreunen als Houdt er den moed
maar in moeten doen. Ook voor dit jaar
verwacht ik, dat 't de schijn zal hebben of
hier vele „Böse Menschen" zullen zijn, die
,,keine Lieder haben," of dat men onder
den invloed van Gijsbrecht v. Amstel het:
't Is nu geen tijd van zingen
De vijand is nabij
Om 't klooster te bespringen
in toepassing te brengen.
Wat er nog 't meest gezongen zal worden,
dat zal vermoedelijk het weinig vroolijk en
nog minder geestdriftige: „A is ik je
zie, >dan moet ik huilen" zijn.
Ik heb 't eerst een straatlied zien geboren
worden, zien groeien en populair worden
door de eerste opvoering van de eerste
revue van Reyding: Naar den Eiffeltoren. Ik
kwam al heel jong in den schouwburg, want
deze revue is minstens 33 jaar geleden op
gevoerd. Henri Poolman speelde den com-
père in het karakter van Lindeman en zong
daarbij:
Lindeman, Lindeman,
Wat gaan jou de meisjes an?
Je hebt het weer op jouw geweten,
Je wordt er nu weer uitgesmeten,
Lindeman enz.
De revue zelf was een Schlager en een
groole verrassing voor de Amsterdammers,
die dit genre nog niet kenden. Oorspronke
lijk was het liedje niet, 't was zoo uit het
Duitsch overgenomen, maar Reijding had het
handig te pas weten te brengen en de be
schaafde komische Poolman bracht 't voor
treffelijk. Ik zie hem nog voor mij, als Lin
deman met de aardige schuifpassen en den
toen modern dikken wandelstok.
Nog grooter was de populariteit die
eenige liedjes uit Reydings 3e revue: De
Doofpot, behaalden. Het „Diender, diender
als ik 't je gebied" (op de melodie van her
Napobtaansche Jambo) heeft misschien wei
het record van populariteit geslagen. Alles
werkte natuurlijk mee, niet het minst de
geest der Amsterdamsche burgerij, die 't (na
't taptoe-schandaal) zoo volmaakt eens was
met deze persiflage op de politie. In 't al
gemeen kan men zegen, dat bijna alle in de
door Reyding bewerkte revues of klucht
spelen voorkomende liedjes populair werden.
Toch waren ze niet oorspronkelijk. In 't bui
tenland hadden ze altijd succes gehad. Dat
re hier insloegen was vooal te danken aan
de wijze waarop deze handig in een kader
Door JOH. v. d. HOEK.
ZIJN KANS MISBRUIKT.
(Vervolg).
„Dat zie ik," antwoordde Jaap kalm.
„Maar dat is jouw schuld!"
„Dat zie ik nu niet in."
Jij geeft toch de signalen?"
,Heb ik jou het signaal gegeven op die
manier door de jongens heen te worstelen
hier naar toe?"
„Maar dat bedoel ik niet!"
„Ik wel!"
„Je laat de anderen veel te vlug komen.
Zoo kunnen wij het onmogelijk volhouden."
„We beginnen direct opnieuw!"
„Ooo!" rekte Jan zijn stem en wilde heen
gaan.
Ja^p weerhield hem.
„Jan, denk er om: in het vervolg wat
voorzichtiger en.... eerlijker."
„Ja!" bromde Jan.
„Zal je er om denken?"
„Ja!" beloofde Jan nog eens en maakte
zich uit de voeten.
Hoofdschuddend volgde Jaap hem met de
oogen en maakte bij zich de opmerking
dat-ie er zich hard over zou verwonderen
wanneer Jan van Belt zijn woord gestand
deed.
Wel wat voorzichtiger maar toch nog bo
venmatig hardhandig kwam Jan van Belt
weer op het kasteel aan. Hij mengde zich
echter niet in den strijd en Jaap lette, daar
om des te beter op.
Jaap' Klomp begon kwaad te worden.
Waarom kon-ie zelf nog niet juist uitdruk
ken. Maar een voorgevoel onderrichtte er
hem van dat Jan van Belt weer iets in zijn
schild voerde. Nog nauwkeuriger zag-ie toe.
Jan van Belt dat zag-ie duidelijk;
keek rond of niemand op hem lette. Voor
zichtig haalde-n-ie iets uit zijn kleeren en
plaatste dit op den grond. Wat het was kon
Jaap niet zien. Het scheen een lange ronde
doos die met vuurrood papier was beplakt.
Maar wat kon daar dan inzitten?
Jan verschikte nog het een en ander aan
het vreemde voorwerp en haalde weer iets
uit zijn zak. Nu zag Jaap duidelijk wat dat
was: Een doosje lucifers.
Voorzichtig ontstak Jan van Belt een
lucifer en hield het vlammetje bij de doos.
Daarna liep-ie weg. Jaap meende dat de
doos begon te rooken.
Er rond om heen speelden 'de jongens
lustig door zonder schijnbaar iets op te
merken.
Plotseling begreep Jaap. Hij rende van
den heuvel af en schreeuwde den jongens
toe te vluchten. Men lette echter niet op
hem. Jaap spande al zijn krachten in doch
was te laat.
Een vlam scheen eensklaps uit den grond
op te slaan en een luide ontploffing dreunde
in het rond.
Jan van Belt had een donderbus ontsto
ken in het midden van de jongens!!
Een oogenblik verstomde het rumoer van
den strijd. Alle jongens waren geschrokken.
Toen klonken de kreten van degenen die
door het rondvliegende kruit en zand waren
verblind, terwijl anderen brandwonden had
den opgeloopen.
Jan van Belt had zich uit de voeten ge
maakt doch daarbij niet gerekend op Jaap
die hem achterna liep en spoedig inhaalde.
„Dat is een gemeene streek, Jan, die je
daar hebt uitgehaald," verweet-ie hem,
werden gezet, de liedjes waren er niet met
de haren bijgesleept, maar vormden een deel
van de handeling. Ik wil hierbij nog herin
neren aan het liedje Pietje Puk. „Wie tleeft
het grootste duivenplat van heel de Leidsche
buurt?" waarmee Jan Grootveld zich in
Luilekkerland onsterfelijk heeft gemaakt en
Heischen, heischen, heischen, dat door mevr.
de la Mar-Kley zoo voortreffelijk in de Ope
rette-Koningin werd gebracht.
Onze eerste en laten we maar zeggen
eenige oorspronkelijke componist van lichte
en toch niet benale muziek, die groote popu
lariteit verwierf, is Chris van Dinteren. Hij
was de eerste, die zelf muziek componeerde
voor oorspronkelijke revues en blijspelen
met zang. (De Nieuwe Haring, De Beurs
bengel, De Ware Jacob, Electrisch Amster
dam enz. enz.) en hij had niet alleen de vol
doening dat zijn:
De smaak van de Nieuwe
Die moet je bewaren
Want krijg je een oude
Kan je het onderscheid ervaren,
een triomftocht deed door den lande, maar
dat ook vele zijner melodieën door het bui
tenland werden overgenomen (wij waren toen
nog niet aangesloten bij de Benrer Conven
tie) en wereldsuccessen werden.
Chrétienni, die veel vroeger ook Fransche
liedjes had geimporteerd (o.a. het beroemde
naar de Maliebaan), bracht bij Frits van
Haarlem in Carré ook nog wel eens een
nieuw liedje. En ook Speenhoff, die op rus
tige wijze (wel in tegenstelling met de bom
barie van tegenwoordig) met een guitaar, die
hij maar gebrekkig bespeelde, liedjes zong,
had gedurende eenige jaren groot succes.
Zijn liedje op de schutters vooral sloeg
enorm in; ook zijn parodieën op de vrije
vrouwen en de vegetariërs, zijn „brieven" en
het beste dat hij ooit gaf: Het meisje, dat
men nooit vergeet.
Louis Davids heeft zijn populariteit weten
te bewaren. Dat lag hem zeker in de eerste
plaats daaraan, dat hij nooit getracht heeft
deftig te worden of zich litteraire allures te
geven, maar natuurlijk bleef in gedachtegang
en in wijze van zeggen. AI wat Davids
schrijft is menschelijk en dus mooi. Hij zegt
't zoo als 't ieder natuurlijk'-sprekend mensch
in den mond ligt. 't Refrein moet het hem
doen, dat componeerde hij dus 't eerst,
veelal in samenhang met Margie Morris.
Altijd maar eenvoud is zijn leus. Hij heeft
het land aan stadhuiswoorden, aan stadhuis
gedachten.
Maar toch voelde hij, dat zijn liedjes niet
alleen moesten staan. Én daarom plaatste hij
ze in een goed verband in verschillende
stukken, waarvan verschillende in den Plan
tage-Schouwburg werden opgevoerd. Van
1913 af was dit theater de volksschouwburg
bij uitnemendheid geworden en de liedjes
in de verschillende revues genoten een al-
gemeene populariteit. Vergeten mag hierbij
niet worden de muziek van den kort gele
den op zoo jeugdigen leeftijd overleden John
Strelitsky, die het succes der liedjes uit:
Dat mag ik wel, niet weinig ver
hoogde. Maar ook Maurits Samethini, com
ponist van 't zal niet gaan, een
revue, die een half jaar lang onafgebroken
werd opgevoerd, mag niet vergeten worden.
Als we in deze dagen een variété-theatgr
bezoeken of zooals de menschen het tegen
woordig meestal onjuist betitelen een caba
ret, dan geeft het „Hollandsche nummer,"
vroeger de attractie, thans meestal een pijnv-
lijke situatie. Want 't doet altijd pijnlijk aan,
als men ziet, dat iemand zijn best doet voor
zijn brood, en 't ondanks alle pogingen niet
lukt. Ik bedoel dit: de humorist zooals de
huidige voordrager met 'n beetje steih zich
noemt, heeft zijn „entree" en zijn tweede
couplet afgedraaid. Nu komt de „Schlager",
het liedje, dat vooral door het refrein in
'moet slaan, moeï worden meegezongen en
dus populair worden. De artist noodigt dan
uit tot meezingen, maar 't lukt niet. Hij
tracht op komische wijze het publiek te be
knorren. Pikt sommige menschen uit die hij
persoonlijk toespreekt, desnoods een beetje
in de maling trachtte nemen. Speelt dan de
nar, die met zijn eigen bult spot.
„Nu treed ik in Amsterdam op, dames en
heeren, maar 't had maar zus of zoo ge
scheeld, of u hadt het zonder mij moeten
stellen. Want gisterenavond werkte ik nog
in Rotterdam. Daar had ik razend succes.
U hadt de menschen daar eens moeten
hooren meezingen. Toen ik aan 't station
Delftsche Poort kwam, stond het daar zwart
van het volk. Die wachtten allemaal op mij.
Ze riepen: „Niet weggaafn, niet naar Am
sterdam gaan!" Een oogenblik stond ik be
sluiteloos van ontroering. Maar mijn plicht
riep mij, mijn plicht.... mijn voorschot.
Toen ik in den trein zat, hoorde ik, dat t
allemaal Amsterdammers geweest waren, die
mij zoo toegeschreeuwd hadden."
Zoo tracht de humorist met 'n gijntje de
lachers op zijn hand en aan 't meezingen te
krijgen, ,,'t Gaat al wat beter", zegt de droge
komiek om er den moed in te houden, „al Is
't nog lang niet dat wat het wezen moet.
En bij de laatste mislukte wanhoopspoging,
na het refrein op een wit doek door middel
van een lantaarnplaatje den m.enschen te
hebben ingeprompt, zijn het 'n paar kellners,
'n paar zich-homogeen-gevoelende artisten,
twee heeren van buiten, die goed gebitterd
en copieus gedineerd hebben en een paar
als dames gekleede dienstmeisjes, die den
ken, dat 't zoo hoort, die het refrein mee-
neuriën of meebalken.
H. HENNING Jr.
Een jonge man met zijn kind op den arm
zag op de IJpont te Amsterdam een arm
bezoeker van het Armbestuur. De vader
meende zijn kind, dat 1 jaar oud was, te moe
ten inlichten, dat het zijn leven lang van
die armbezoekers afhankelijk zal blijven.
Die voorlichting van het kind geschiedde
echter niet in zeer hoffelijke bewoordingen,
waarop oneen'gheid ontstond met den amb
tenaar. Het slot was stompen, hetgeen de
jonge man thans voor den rechte! ontkende,
Het bleek echter, dat bekl. een bekenc
lastig nummer is.
De Woningdienst wil ook niks meer
met U te rpaken hebben?
Nee ze hebben me uit die „gemeente
lijke wandluizenpakhuizen" gezet, maar ik
wil niks met die bende te maken hebben.
U schijnt het met iedereen te kwaad te
hebben?
Ik heb 't met alles te kwaad wat in
strijd is met het goede recht.
Ik vrees, dat U niet weet, wat het
goeie recht is. U moet ee*s de schuld bij u
zelf zoeken.
O, als u begint met de schuld, dan zijn
we nog niet uitgepraat en dan moet dat
rotte kapitalisme....
Als U zoo begint, dan weet ik het ver
der wel.
Conform den eisch van het O. M. werd
bekl. wegens mishandeling veroordeeld tot 2
weken gevangenisstraf.
Naar het „Nederl. Weekbl. voor Zuivel
bereiding en Handel" meldt, zal binnenkort
worden overgegaan tot het publiceeren van
de resultaten, in Amsterdam verkregen met
proeven betreffende electrische pasïeurïsa-
tic van consumptiemelk.
Prof. Aten heeft op de werkwijze patent
aangevraagd. De pasteurisatie geschiedt in
glazen buizen van geringen omvang. De kos
ten van de electrische pasteurisatie, die na
tuurlijk afhankelijk zijn van den stoomprijs,
bedragen voor Amsterdam ongeveer 0.2 ct.
per Liter.
Er heeft zich in Amsterdam reeds een
combinatie gevormd,die een melkbedrijf
denkt op te richten, waarin de melk volgens
deze methode bewerkt zal worden.
Uit Luik wordt gemeld: Een Nederland-
sche praam (plaate schuit), de „Noordster,"
is onverwachts uit den koers geslagen en op
ische praam (platte schuit), de „Noordster",
brak in tweeën en zonk. Vijf opvarenden
verdronken.
VOETJE AFGEKNELD.
Het 3-jarig dochtertje van den landbou
wer Bakermans, in Poeiers onder Eindhoven
raakte bij het spelen met den rechtervoet
tusschen de dorsmachine. Het voetje werd
geheel afgekneld. Het slachtoffer wer<j naar
het gasthuis vervoerd.
Voor den inhoud van deze rubriek stelt
de Redactie zich niet aansprakelijk.
Is de Heemsteedsche Wijkverpleging po
pulair? Zeer zeker zijn de verpleegsters dat.
Zuster König vroeger, thans Zuster van
Ketel, in de laatste jaren i nhet Noordelijk
deel der gemeente Zuster Pol, ze zijn be
kende figuren Bekend en ook bemind. Te
recht! Zij verdienen dat ten volle.
Maar is ook de vereeniging populair, in
geburgerd in het bestaan der Heemsteders?
Dat kan nog beter.
Wij leven snel: Bij de oprichting waren
het bijna uitsluitend de rijke menschen, die
voor alles zorgden: men kreeg de hulp voor
niets. Later is dat anders geworden. De ver
houdingen zijn veranderd. Het werk heeft
zich enorm uitgebreid, dienovereenkomstig
zijn de kosten enorm gestegen. Ook de
tuberculosebestrijding is werk van onze
vereeniging geworden. Het aantal inwoners
is sinds de oprichting der vereeniging'bijna
verdubbeld, het aantal bezoeken meer dan
verdubbeld. Straks half September
zullen wij drie zusters hebben, twee wijk
verpleegsters en een enquêtrice.
Voor de verleende hulp moet zoo mo
gelijk door de patiënten betaald worden.
Maar men mag die vergoeding voor de be
wezen diensten niet te hoog maken, an
ders wordt de hulp het tegendeel van wat
zij wil zijn, dan wordt zij een bezwaar.
En dan: er blijven heel veel gezinnen
over, waar van een geldelijke tegemoetko
ming geen sprake kan zijn. Voor dergelijke
hulp is de vereeniging in hoofdzaak opge
richt. Zij mag de grens tusschen hen die
qm niet en hen die tegen vergoeding gehol
pen worden nooit te eng nemen.
De verhoudingen zijn veranderd. Sinds de
laatste twee jaar subsidieert de gemeente
ons; reeds langer verleent de centrale en
Provinciale vereeniging tot bestrijding der
tuberculose ons subsidie voor dit deel van
ons werk.
Is het daarmee nu overbodig geworden,
dat de inwoners zelf contribueeren?
Naar het mij vookomt, allerminst!
Steun van de gemeenschap, maar geen
ambtenaren, geen tak van gemeentedienst.
Wij moeten een eigen vereeniging blijvep,
wij moeten vrijheid van beweging, van ini
tiatief, van inzichten, van werkwijze, heb
ben en houden. De vereeniging moet le
ven in de gemeente, zij moet niet verstij
ven tot een onderdeel van ambtelijke be
moeienis.
Zal de vereeniging echt leven in de ge
meente, dan moet zij zijn een vereeniging,
die velen omvat. Velen moeten lid worden.
Waarom eigenlijk niet allen die iets kunnen
miss?
Is er wel één, die niet sympathiseert met
het doel, het verleenen van verpleegsters
hulp bij ziekte? Is er niet heel veel te doen?
Is het niet zóó, dat het werk zich aldoor
maar uitbreidt en dat er altijd nog zoo heel
veel te doen overblijft? En zijn de wijk
zusters niet uit den (aard van haar beroep
de meest geschikte personen om, buiten 'net
verleenen van de onmiddelijke hulp in be
paalde gevallen te oordeelen wat er gedaan
moet worden op het gebied van maatschap
pelijk werk; zijn ze hier niet de aangewe
zen wegbereidsters, voorlichtsters. raad
geefsters?
Is dan juist hier het geld dat men be
schikbaar stelt niet goed besteed?
Binnenkort zullen verschillende dames de
Heemsteders bezoeken met het doel hen
tot het lid worden van onze vereeniging op
te wekken.
Ik hoap zoo, dat na dit schrijven zulk
een opwekkine eigenlijk overbodig zal blij-
k en
D, M. COLENBRANDER,
Voozitter.
Nieuwsberichten (Vaz Dias) Amsterdam
P. C. F. F. Golflengte 2000 M.
Dagelijks (uitgezonderd Zondag) 8.15
8.30 v.m.; 10—10.12 v.m.; 11.30—11.55 v.m.;
12,15-1-2,30 n.m.; 1,05—1,20 n.m.; 3—3,30
n.m.; 4,154,28 n.m.
Tijdseinen: 1015 v.m. en 4.30 n.m.
Effecten en Geldkoersen (Vaz Diaz, zie
hierboven) te 1,301.4522.152.30 en
2 45 n.m. (uitgezonderd Zondag en vacan-
tiedagen en Zaterdag alleen 10.3011-30
Weerberichten Vossegat Bé
M.: 11.10 v.m. en 12,30 n.m. en 8 n.m. (Ge
meenlijk Morseseinen in langzaam tempo,
waarop men zich oefenen kan)
Londen 2 L.O. golflengte 365 M.
Somtijds concert 3.504.50 n.m., dames en
kinderuurtje 5.206.30, daarna 7.2010.50
(of later) concert, opera of Popul avond.
Tijdseinen 1. 20 en 7.20 (Zondag 3.20 uur)
n.m. Maandag, Donderdag en Zaterdag
Dansmuziek (Jazband) van uit bet Savoy
Hotel te Londen na 10.20 n.m.
Diverse Engelsche stations hebben onge
veer dezelfde zenduren en wel:
Cardiff 5 W A. op 350 M.
Manchester 2 Z. Y. op 375 M.
Bournemouth 6 B M. op 385 M.
New Castle 5 N. O. op 400 M.
Glasgow 5 G. S. op 420 M.
Birmingham 5 I. T. op 475 M.
Aberdeen 2 B. D. op 495 M
Radio Paris S. F. R. 1780 M, Con
cert (Tzigane orkest) 1.05 n.m. dito te 5.05
n.m. (vocaal of instrumentaal) dito te 9.20
n.m., als 5.05 of aansluiting op opera of
anderszins (voorafgegaan te 8.50 n.m. door
Nieuwsberichten).
Gemeenlijk Donderdag en Zondag Dans
muziek tot ruim elf uur. event afgewisseld
door chansons of causeriën.
Eiffeltoren F. L. 2600 M, 7 en 11
uur v.m., 7.20 en 10.35 n.m. Weerbericht
3.50 n.m. Beursverslag 6307.15 n.m.
HIJ HAD GELIJK.
Heer (in den trein tot zijn reisgenoot)
„Wat is het toch een lastig iets met u, dat
onophoudelijk stotteren."
Reisgenoot„Mm-aar u nebt ook w-w-wel
een k-k-waal."
Heer „En dat is
Reisgenoot„M-m-et w-welke hand
r-r-oert u de thee
Heer „Met mijn rechter."
Reisgenoot„Z-iet u w-wel, ik doe h-et
m-m-et een 1-epeltje."
NIET STEEDS IS DE LIEFDE BESTEN
DIG VAN DUUR.
Hij „Ik bemin je vuriger, dan gij mij."
Zij „Neen ik houd meer van je, dan jij
van mij."
H'ij „Neen, dat doe je met.
„Wat jij zegt, is niet waar."
„Clara."
„Henri."
„Mejuffrouw."
„Mijnheer."
„Het is tusschen ons uit."
„Goed, hier hebt gij uw ring terug.
Zij
Hij
Zij
Hij
Zij
Hij
Zij:
MODERN VERDRIET.
A. „Sedert je getrouwd bent, zie je er zoo
verdrietig uit. Zoover ik weet, heb je toch
een lieve vrouw. Wat ontbreekt er dan nog
aan je geluk
B. „Een goeie keukenmeid.
concert, 11.20—11.25 n.m. en 12.04 Tijdsei-
neEcole Supp. P- T. T. 450 M.: Dage
lijks, behalve Maandag te 9.20 n.m„ voor*
drachten, enz.
Petit Parisien 340 M.: Gemeenlijk
Dinsdag, Donderdag en Vrijdag 8.50 n.m,
C°Brussel - S. B. R. - 265 M. - 5.20-6.20
n.m. en 8.35—1020 n.m. concert.
Haren (Brussel) B. A. V. 1100 M. 5.1.
n.m. Weerbericht
Königswusterhausen L. P. 4000 n. -
7.20 v.m.6 n.m. berichten (ongeregeld)
op 2700 M. Zondag alleen 11.20 v.m. j
1.20 n.m.
Eberswalde 2700 M. Gemeenlijk
Maandag en Vrijdag 8.20—9.20 n-m. concert
Dinsdag en Donderdag concert 8.209.20
Chelmsford 1600 M. 11.5012.50;
4 20—5.20; 7.50—8.50 Concert, enz.
(voorwaardelijk). Te 8.20 Big-Ben (toren
klok der Westminster Abdij).
Programma.
In Aug. worden alleen door de volgende,
Hoil. Stations concerten gegeven:
Ned. Radio Industrie. Zondags te 3 u. -*
en Maandags vanaf 8.30 u., 10.50 M.
Middelraad Zaterdags vanaf 8.30 tl.,
1050 M.
Bovendien (doch ongeregeld) op andere
dagen, des avonds door de Ned. Radio In
dustrie, uitzending der Concerten en Jazz
Band muziek die te Scheveningen m het
Kurhaus en Cabaret gegeven worden.
Bijzondere concerten, enz. zullen nader
vermeld worden.
-j
Jan zweeg. En niet al te zachtzinnig
voerde-n-ie hem terug naar de jongens die
op den heuvel het geval bespraken en als
bewijs de stukken van de donderbus hadden
verzameld.
Jaap Klomp bereikte met Jan van Belt de
jongens en hij vond het beter een oogje in
het zeil te houden Want de jongens duldden
Jan wel in hun midden, doch meer uit
vriendschap tot Jaap dan uit sympathie
voor Jan. Hij plaatste zich wat ter zijde met
den schuldige.
De jongens zagen Jaap met schuinsche
blikken aan. Jan voelde zich veilig nu Jaap
bij hem stond doch had er een lief ding voor
over ^ehad, zoo-ie veilig in Zwammingedam
had gezeten in plaats van hier midden tus
schen de jongens te staan. Ben Stolk die
een stuk van het vuurwerk tegen zijn hand
had gehad, hield-ie goed in het oog.
„Wat beteekende dat, Jan?" vroeg Jaap
streng.
Jan antwoordde niet en- Jaap herhaalde
zijn vraag, n^>g strenger.
Toen zei Jan: „Een aardigheidje; anders
niet. Jullie maken overal zoo'n drukte van."
„Noem jij dat een aardigheidje?" vroeg
Jaap met dreiging in zijn stem.
„Natuurlijk. Wat was het anders?" klonk
de wedervraag, gedwongen spottend tegen
beter weten in.
„Wat anders? Zie maar eens om je heen.
De helft van de jongens hebben -and en
kruit in de oogen gekregen. Enkele zijn er
zelfs nog gewond. Noem jij dat een aardig
heidje? Wil ik je eens zeggen wat het was?"
„Nou?"
„Een gemeene streek en anders niet."
„Noem jij dat een gemeene streek?"
schamperde Jan.
„Ja!
„Nu. Wil ik je eens zeggen wat dan wer
kelijk een gemeene streek was?"
„Ga je gang."
„Zooals jij het spel regelde. Wij moesten
verliezen. Jan van Arkel was jouw partij en
die moest het winnen,"
Jaap werd wit van woede. Dat was een
valsche beschuldiging. Ook de andere jon
gens begonnen zich te roeren.
„Herhaal dat nog eens!" dreigde Jaap.
En Jan die inzag dat-ie Jaap tot vriend
moest houden, zei: „Nu ja; je drijft iemand
altijd tot het uiterste. Ik bedoelde het na
tuurlijk niet zoo erg en.... ik zou graag
hebben, dat je het maar weer als niet ge
beurd beschouwde,"
Jan was van angst plotseling heel kleintjes
geworden en Jaap, dom misschien, had hem
al weer vergeven.
„Maar," vroeg-ie, „zoo'n donderbus is
heel duur. Hoe kwam je er aan?"
Jan werd eerst vuurood en dan heel bleek.
Eenige malen opende-n-ie zijn mond ";n wat
te zeggen, doch sloot hem weer. Hij scheen
door deze vraag geheel in de war gebracht.
„Welnu?" vroeg Jaap.
„Ik heb 'm.... gekregen, stotterde Jan, ..van
mijn oom ,toen ik Zondag in de stad was.
Jaap wist dat Jan 's-Zondags naar de stad
was geweest. De verklaring kon dus naar
waarheid zijn. Hij vorschte echter verder;
„En je vader, weet die er iets van?
„Natuurlijk," zei Jan.
„Dan zullen we hem vragen in het vervolg
>vat voorzichtiger te zijn."
„Doe dat niet!" smeekte Jan.
„Waarom niet?"
Jan aarzelde een oogenblik. Dan zei-ie:
„Ik vergiste me. Mijn vader wist het niet.
Mijn oom heeft 'm voor me gekocht. Zeg
het asjeblief niet."
„En hoe kwam je aan het geld?" vrjeg
Jaap plotseling.
Weer was Jan zoo verward dat-ie geen
woord kon zeggen.
„O ja!" antwoordde-n-ie zich zelf, „je
hadt 'm van je oom gehad."
„Ja," zei Jan dankbaar voor deze oplos-
„Heb je er nog meer?
„Neen, Jaap."
„Goed! Dan gaan we weer spelen. En nu
in het vervolg geen aardigheidjes meer, hé
Jan?"
„Neen, Jaap."
Als was deze zaak nu afgehandeld, zoo
begon Jaap weer opnieuw het spel te ver-
deelen en nam daarna zijn plaats weer in
op den heuvel. Hij gaf het sein dat de aan
val weer kon beginnen.
Hij stond na te denken over hetgeen Ben
Stolk Hém in het voorbijgaan had toege
voegd.
„We moeten goed uitkijken, Jaap. Zijn va
der weet nergens van en ofschoon-ie eerst
zegt het ding van zijn oom te hebben gekre
gen, raakt-ie toch in verwarring wanneer je
hem vraagt waar-ie het geld vandaan heeft.
Jaap en hier was Ben's stem tot fluisteren
gedaald Jaap ik vrees dat-ie het heeft ge
stolen."
Jaap had ook begrepen dat er iets niet
in orde moest zijn. Zijn goede hart maakte
het voor hem echter onmogelijk om aan dief
stal te denken.
(Wordt vervolgd.)
In ons nummer van Zaterdag 24 Aug.
was het vervolg van „Zijn Eer ongelukki
gerwijze eenigszins verward. De rubriek,
verdeeld in zes kolommen zullen wij in
letters aangeven en dient dan als volgt ge
lezen te worden; C. D. E. A. Ter
wijl F. geheel .vervalt.
DE REDACTIE.
113. „Ha zoo, m'n jongske," bromde de herber
gier, toen hij het bed Van Holly-Dolly tyas gena
derd, „heb jij je onder de dekens verstopt? Wacht,
dan zal ik jou daar eens gauw onder vandaan too-
veren," en dreigend richtte hij z'n pistool op 't bed.
Maar och Hemel, wat schrok hij, toen plotse
ling het kastje op hem afstoof en zoo waar als een
levend wezen begon te springen en te gillen. Ja,
zelfs op hardhandige wijze zijn rug bewerkte.
114. De waard, op z'n minst denkende, dat dat
helsche kastje met dat zwaaiende lichtje voor zich
uit, de duivel in eigen persoon was, kroop zoo vlug
als z'n dikke buik hem dat maar toeliet, onder 't
bed, vanwaaruit hij iedere beweging van het kastje
met z'n loerende oogen en geladen pistool volgde.
't Was een spannend oogenblik. Spannend voor
den waard, om van dien duivel af te komen en
spannend voor Holly-Dolly, om nu z'n kans te ge
bruiken en nog bijtijds uit 't kastje te springen en
door de openstaande deur te vluchten.
115. Nog even wilde Holly-Dolly een bokken
sprong maken, om dan zoo ongezien mogelijk de
vlucht te nemen, toen plots.... pang! alles duister
werd. „Hoera," brulde de waard. „Ik heb den dui
vel doodgeschoten. Ha! ha! Kom hier, jou leelijke
duivel, nu zal ik je tot brandhout hakken en een
lekker vuurtje van je stoken." Gelukkig was de
waard te dik om zoo maar één, twee, drie van on
der 't bed weg te komen, zoodat de verschrikte
Holly-Dolly nog net tijd genoeg overhield om uit
't kastje te kruipen en in een hoekje weg te
schuilen.
HEEL EDEL'.
Onthoud dit goed, jongens, zei de on-j
derwijzeres, het is zaliger te geven dan te
ontvangen.
Ja, juffrouw, sprak een van de jongens,f
dat zegt mijn vader ook altijd.
Dat is heel edel van hem, antwoordde,
de juffrouw goedkeurend, wat is je vaderZj
Bokser, juffrouw, zei de jongen. I
VOOR DE MAKKELIJKHEID.
Een dokter kreeg een briefje, dat hem ver
zocht, bij een patient te komen, die de
pokken had. Toen de dokter den zieke had
onderzocht, zeide hij: Er is geen sprake vant
pokken.
Ja, dokter, was het antwoord, om d
de waarheid te zeggen, wisten we dat wel,
maar niemand wist hoe je „rhumatiek' spell
en we dachten, dat pokken even goed wa#
en u dan ook gauwer zou komen,
GOOCHEM.
Onderwijzer; Kinderen, ik zal jullie
twee vragen stellen, wie de eerste beant
woorden kan, behoeft op de tweede geen
antwoord le geven: Hoeveel haren heeft
een koe?
Algemeen stilzwijgen.
Plotseling steekt kleine Maurits zijn vin*
ger op: 186.504, mijnhêer.
Groote verwondering.
Hoe kom je daaraan? vraagt de onder*
wijzer.
Dat is de tweede vraag, mijnheer, zegt
de kleine Maurits, die behoef ik dus niet te
beantwoorden.
OOK EEN MEESTER.
„Is je broer een musicus?"
„En of. Toen hij drie jaar oud was, speelde;
hij al op het linoleum".
UIT DE GESCHIEDENIS.
Onderwijzer „Wel, Henri, hoe sta je metj
de vaderlandsche geschieden is ?Ken je flink)
de jaartallen?"
Henri „De jaartallen ken ik allemaalj
maar ik weet niet wat er in gebeurd is."
NIET VEEL GEWERKT.
„Waarom gaat Papa eiken dag toch naar)
de stad vroeg kleine Hans.
„Papa moet in de stad werken, m'n jon«j
gen," antwoordde moeder, „om te zorgen,
dat jij geregeld lekker eten kunt krijgen."
Eenige dagen later gaf moeder Hans ees
portie zuurkool op zijn bordje, een gerecht,
dat bij den kleinen man niet bijster in den
smaak viel. Met een minachtend gezichtje
keek h«j er eenige oogenblikken naar, haalde
dan de schouders op en vroeg „Vandaag
heeft Papa zeker niet veel gewerkt, wel moa^
der V'
ZOO ZIJN ZE t
Onderwijzer „Als een mud steenkolen
drie gulden kost en ik koop voor twaalf gulden
steenkolen, hoeveel mud krijg ik dan
Pietje „Drie en een half mud".
Onderwijzer „Nee, dat is niet goed".
Pietje „Nee, dat is ook niet goed, maa
zoo zijn ze, die steenkolenhandelaars
HIJ WIST HET WEL.
Meester (onder de rekenles tegen Jan
tje): „Jantje, vertel jij me nu eens, hoeveel
het vierde deel van een appel is.
jantje (snugger): „Een heel klein beetje.