Een les voor parvenu's. toedoen en in de diepste stilte, ging de öeur open. Toen kwam er, als een schaduw, een groote, zich vlug voortbewegende figuur te voorschijn, die zich als een geestver schijning over den witten weg voort spoedde. Het was mijnheer Radney, wiens korte vacantie om was, en die nu weer verder ging met zijn bezigheden hier. Hij kwam aan de eenzame hut en het schuurtje, dat hij gehuurd had en, weer met die algeheele afwezigheid van ieder geluid, glipte hij naar binnen en was zoo aan het gezicht onttrokken. Het eerste, wat hij deed, was een lucifer aanstrijken en een kaars aansteken. Het raam van de kamer, waarin hij stond, was bedekt met een gordijn van een dikke, donkere stof, waardoor geen enkele lichtstraal naar buiten zou dringen. Het was zeer heet daarbinnen, wat misschien de reden was, waarom mijnheer Radney's gezicht zoo nat was van de transpiratie, en er hing een eigenaardige lucht, welke aan den dierentuin deed denken. Mijnheer Radney ging aan een tafeltje, bedekt met allerlei voorwerpen, zitten, ontsloot een lade daarvan en haalde er een bundeltje vroolijk gekleurde pijlen uit. Elk was ongeveer een voet lang, van een ijzeren punt voorzien en met een klein bosje veeren aan het andere einde. Reizi gers, of een museum-oppasser, zou deze eigenaardige voorwerpen onmiddellijk her kend hebben als de pijlen van den Zuid- Amerikaanschen Indiaan de soort, welke altijd in een gesloten doos bewaard worden met een bedrukt bordje erop, dat ze in geen geval aangeraakt mogen worden. Nadat hij zijn handen in een paar dikke lederen handschoenen geharnast had, welke geheel ondoordringbaar waren voor eventueele prikken ef krabben begon mijnheer Radney met een penne- mes de ijzeren punten der pijlen in een schoteltje af te krabben. Toen hij er zoo Zes behandeld had, bevatte het schoteltje een donkerroode poeder, ongeveer net genoeg om een twee-en- een-halv.e-cents- stuk te bedekken. Hiervan maakte hij een soort pasta met behulp van wat vaseline, en toen, als een kat rondsluipend op zijn laarzen met rub ber zolen, ontsloot hij een deur en ging de achterkamer binnen. Toen hij dit deed, klonk er een doffe bons, en daarna een vlug geluid als b.v. het plotseling neerlaten van een jaloezie, gevolgd door een gesis, als dat van een overkokende ketel. Hij bleef een tien minuten in deze ka mer en toen hij terugkeerde, was zijn gelaat ongewoon bleek, en de kandelaar in zijn hand beefde. De pasta, welke in het schoteltje geweest was, was nu ver dwenen. Hij ging weer aan de tafel zitten, nam een flesch uit zijn zak en nam daar een langen teug uit. Toen haalde hij uit een enveloppe een keurige plattegrond van Stax House. De enveloppe was, in getypte letters, aan hem in den herberg geadres seerd, de plattegrond was zijn eigen werk en was hier en daar verbeterd door een andere hand. In het midden van een kamer was een kruis geteekend met roode inkt. Toen hij zijn geheugen weer opgefrischt had, scheurde mijnheer Radney het ding in heel kleine stukjes. Toen blies hij de kaars uit, ontsloot de voordeur en keek in den nacht naar buiten. De maan was vroeg opgekomen en verdween nu al haast achter de heide, welke zich bij den horizon afteekende. Over tien minuten zou er niets anders dan sterrelicht wezen en precies tien minuten later dook er een groote schaduw, die een of ander groot voorwerp droeg, wat zoowel een mand als een valies kon Zijn, in den nacht op. Een klein briesje streek als een lief- koozing over die donkere heide. Eenmaal klonk er een jachtroep van een uil, ver weg, bij Luverdrum. Allerlei fantastiscne nachtelijke geluiden weerklonken tus- schen de varens en eens kwam er uit de verte een kreet van schrik* en wanhoop, toen een wreede wezel zijn slachtoffer gevonden had, doch verder bleef alles rustig en donker. Er was niet meer medelijden in het hart van den moordenaar dan bij den bepelsden jager van den nacht, Dat prachtige en demonische brein werkte, alsof het in ijs verpakt was, kansen berekenend, ter wijl het alle bizonderheden van het af schuwelijke plan nog eens goed naging, alles bedenkend nog ja, alles was voor zien, er schuilde nergens een fout. En daar dook het zwarte gevaarte van Stax voor hem op, in slaap verzonken, Zonder licht. De schaduw gleed haastiger voort, en er klonk een dof, krachtig spingeluid van datgene wat hij droeg, alsof het dier wist, dat het oogenblik haast daar was. Over de brug, de terrassen op, gleed de schaduw, tot deze onzichtbaar werd, in de schaduw van het huis. En nu wordt het masker van ijzerdraad met den lederen halsband uit een binnen zak genomen en over het bleeke gelaat getrokken. Weer klinkt de roep van den jachtuil, als de moordenaar rondom het huis sluipt naar een zeker raam, dat op een zekeren plattegrond met een rood kruisje is aangegeven. Iets, wat op een dier gelijkt, kruipt over de veranda ja, het raam staat ruim twee voet open, hij kan het door het dikke leder van zijn handschoenen heen voelen. Binnen is alles stil, behalve het zwakke geluid van iemand, die adem haalt. Er wordt iets bij de opening gehouden. Een zacht, heel zacht geklik weerklinkt en dan gaat er een houten luikje in de doos omhoog. Een haastig geluid, alsof er doode bla deren over een stoep waaien, een laag, dof gegrom en dan stilte, terwijl de groote schaduw de doos opneemt, de terrasse afspringt, het beekje over en zich bijna dubbel buigend, als een haas van Stax vandaan rent. Wat was dat? Een klagelijk geroep? Of slechts een der geluiden van de heide Wat het ook zij, de schaduw gaat vlugger voort. Mijnheer Radney heeft zijn taak af gewerkt en haast zich nu naar huis. (Wordt voortgezet.) Nauwelijks zestig jaar oud, dachten mijnheer en mevrouw Hoogenberger er reeds over, zich uit den handel terug te trekken, toen een groote erfenis de uit voering van dat plan nog kwam verhaas ten. Nu begon een nieuw leven. Alles werd rijk en weelderig ingericht, men huurde dienstboden en kocht een auto. Mevrouw wilde zelfs een vaste plaats in de opera hebben, ofschoon zij weinig van muziek kende en telkens met hevige hoofdpijn thuis kwam. In den winter hielden de echtgenooten Hoogenberger dikwijls recepties en gaven diners en hun grootste genoegen was, den gasten hun kostbaarheden te laten zien en daarmee te pronken. Maar te midden van die feesten hadden de echt genooten toch over één ding spijt, name lijk dat zij onder hun genoodigden geen enkel adelijk persoon telden, om daarmee hun kennissen en vrienden de oogen uit te steken. „Al was het maar een baron, een gewo ne baron," zei mevrouw Hoogenberger tot haar man, „wat zouden die anderen nijdig worden en wat zouden wij in eer en aanzien stijgen in de groote wereld 1".. „Een graaf zou beter zijn...." „Zeker, zeker, maar dat zou dan wel van zelf komen. Als wij eenmaal maar betrekkingen met baronnen hebben aan geknoopt, zal de andere adel wel volgen." „Ik zal er eens met Theodoor, mijn kamerknecht over spreken," zei mijnheer Hoogenberger en tikte met den wijs vinger op het voorhoofd, waar hij een idéé scheen te hebben gevonden. Hij riep zijn kamerbediende. „Theo door," zei hij tot hem, „voor jij bij mij in dienst trad, was je toen niet bij een zekeren heer Van Breedeburg „Mijnheer den graaf Van Breedeburg," verbeterde de knecht.„Juist mijnheer, ik heb zelfs een getuigschrift van meneer den graaf, dat iedereen mag lezen, en waardoor ik bij u gerecommandeerd ben." „Ik ben dat niet vergeten.... En wat is het voor een man, die heer Van Breede burg „Een beste man, en erg voornaam, maar toch niet trotsch." „Is hij erg jong?" „Hij is zoowat van denzelfden leeftijd als mijnheer, een vijftiger." Mijnheer Hoogenberger was al diep in de vijftig, maar Theodoor, als een slimme knecht, wist, dat een beetje vleierij niet schaadt, „Goed," hernam de ex-koopman, „Ik zou zeer graag in betrekking komen met mijnheer den graaf Van Breedeburg geloof je, dat hij een uitnoodiging van ons zou aannemen." „Hm," zei Theodoor en zette groote oogen op, „mijnheer begrijpt, dat ik daarvan niets kan weten.... Misschien, dat een zeer vleiende uitnoodiging, hem persoonlijk overhandigd.Indien mijn heer me tijd wil geven om na te denken „Welnu, Theodoor, denk na, en tracht het middel te vinden om te slagen.... en indien ik tevreden over je ben, zal jij het ook zijn, ik zal je loon verdubbelen!" „Drommels," zei Thodoor, toen hij alleen was, „dat is de moeite waard Maar de zaak is niet gemakkelijk.... ik moet Frans zien te spreken, hij zal me wel helpen I" Eenige dagen later zei Theodoor tot Zijn meester „Indien mijnheer een uit noodiging wil schrijven, en mij ze laten bezorgen, zal ik alles probeeren om mijn heer zijn plan ten uitvoer te brengen." Mijnheer Hoogenberger ijlde naar zijn kantoor en schreef in mooie letters en hoogdravende zinnen de uitnoodiging. De brief was belachelijk, zelfs zot, maar mijnheer Hoogenberger was er de man niet naar, dit te voelen en Theodoor verklaarde, dat hij onberispelijk was. Twee uur later kwam hij met het ant woord terug niet geschreven maar mondeling, van mijnheer den graaf Van Breedeburg, die beloofde, den vol genden dag reeds hem met een bezoek te vereeren. Welk een succes In zijn vreugde drukte mijnheer zijn knecht de hand. ,,Mijn vriend," zeide hij, „van af heden is je loon verdubbeld." Hij stopte hem een rijksdaalder in de hand. „Dat is al vast een kleinigheid Daarna snelde hij naar mevrouw en zei „Vlug, vlug, Mathilde, zoek je rijkste toilet uitMijnheer de graaf Van Bree deburg komt Hij heeft het beloofd, hij komt morgen al 1" „Groote deugd," riep mevrouw Hoo genberger, die moest gaan zitten, door een al te hevige ontroering aangegrepen. „Wees kalm en bedaard.... Denk liever na, hoe we hem het schitterendst zullen ontvangen!.... Welk pak zal ik aandoen De zwarte jas en de zijden das met de gouden speld En dan mijn medaille van de tentoonstelling?" Mevrouw Hoogenberger had zich weer hersteld. „Doe dat toch niet," vermaande zij haar echtgenoot, „je moet er rekening mee houden, dat je hier thuis bent, je moet je eenvoudig, maar smaakvol klee- den. Vooral je medaille moet je niet aan doen, dat past niet." Het duurde lang eer mevrouw haar man overtuigd had, die er eindelijk in toestemde zijn medaille in de kast te laten. Den volgenden dag om één uur in den namiddag wachtten de echtgenooten hun adellijken bezoeker in het groote salon af. Zij moesten wel veel geduld hebben, maar het staat voornaam lang op zich te laten wachten. Om drie uur werd de deur van het salon geopend en Theodoor meld de: „Mijnheer de graaf Van Breedeburg!" Op hetzelfde oogenblik verscheen de hooge bezoeker op den drempel. Hij was tamelijk groot, glad geschoren gezicht en een beetje stijf in zijn stadshouding. Hij boog zich voor beide echtgenooten en drukte hen bijna vriendschappelijk de hand. Toen de eerste beleefdheids woorden gewisseld waren, heerschte er een oogenblik diepe stilte. Mijnheer Hoogenberger, die erg verlegen was, wist niet, hoe het gesprek te beginnen. Hij begon dan ook met een flater. „Ik hoop, mijnheer de graaf, dat u het steeds goed maakt," en hij voegde erbij „Sinds ik u voor het laatst gezien heb." „Zeer goed," antwoordde de graaf met een glimlach, die iets spottends had, „en u mijnheer „Uitmuntend, zooals u ziet, mijnheer de graaf, en veroorloof mij dat ik u van harte voor de groote eer dank zeg, dat u ons hebt willen bezoeken, ons, die zich op geen titels kunnen beroemen, noch op een roemrijk verleden, we ziin onbeken den voor u...." „Neen, geen onbekenden voor mij," viel de graaf hem in de rede, „meer dan eens heb ik u in de opera gezien, waar mevrouw uitschitterde door den goeden smaak harer toiletten." Mevrouw boog diep en kleurde van pleizier. „Mijnheer de graaf is al te goed, te beleefd," stamelde zij. „Daarbij staat u als rijk te boek," ver volgde de graaf, „welnu, heft de fortuin de afstanden niet op Dat is ook een adel dom Mijnheer Hoogenberger praatte hoe langer hoe meer op zijn gemak en zei: „We zouden zoo gelukkig zijn, indien u met mevrouw de gravin ons de hooge eer zoudt willen aandoen, op een onzer avonddiners tegenwoordig te zijn.... maar het is misschien vermetel...." „Wel neen, zeer graag neem ik het aan Maar dan moet u een jaar wachten," mevrouw de gravin is op het oogenblik op de badreis. „Daarbij neem ik uw voor stel op één voorwaarde, aan." „Spreek, mijnheer de graaf." „Dat u op uw beurt een dergelijke uit noodiging zult aannemen." „O, gaarne, u is al te beleefd „Dat is dus afgesproken," zei de graaf en stond op, drukte hen hartelijk de hand en verliet al buigend het salon. Toen hij vertrokken was, zei mijnheer tot zijn vrouw „Van nu af behooren we tot de groote wereld De graaf hield woord drie weken later kwam hij hen met een nieuw bezoek ver eeren en hun het heugelijke nieuws bren gen, dat de gravin van de reis thuis was gekomen. Mijnheer en mevrouw Hoo genberger drongen er op aan, dat hij zelf den dag van het diner zou bepalen, die op de volgende week werd vastgesteld. ,,'t Zij zoo," zei mijnheer Breedeburg, „dien dag zullen wij er zijn, mijn waarde heer Van Hoogenberger. Hij had gezegd „Van" Hoogenberger. „Helaas," zei de ex-koopman, „u geeft me een titel, die me niet toekomt." „U is te nederig, uw aanzien, uw ma nieren, alles spreekt den bescheiden oor sprong tegen, dien gij meent te hebben. Daarbij de naam Hoogenberger is niet alledaagsch. Wij hebben in de geschiede nis der veertiende eeuw een Karei Van Hoogenberger, bekend om zijn groote daden." En nu begon de graaf zoo overtuigend te redeneeren, dat beide echtgenooten er niet langer aan twijfelden, dat zij de afstammelingen waren van een roemrijk geslacht. Ditmaal kende de trots van den oud-koopman geen grenzen en in ver voering riep hij uit „Wij zijn van adel!" Onmiddellijk liet hij een honderd kaar ten drukken van het fijnste papier, waarop vermeld stond „Mijnheer en mevrouw Van Hoogenberger." Eindelijk was de groote dag gekomen; talrijke gasten zaten reeds aan de tafel, iedereen wist welke groote eer de familie Hoogenberger zou te beurt vallen en met ongeduld wachtte men de komst der hooge, adellijke bezoekers af. Eindelijk, na een uur met het diner gewacht te hebben, verschenen de zoo vurig ver wachte personen. Toen de bediende hun titels en namen afriep, keken allen naar de deur. Mijnheer de graaf moest een gunstigen indruk op allen maken, maar niet zoo zijn gemalin, die erg links deed en een slechten smaak voor haar toilet scheen te hebben. Toch haastte iedereen zich heftig voor hen te buigen en eer biedig de hand te drukken, toen de ban kier en zijn vrouw eensklaps uitriepen „Frans, Kee „Wat beteekent dat schandaal," riep mijnheer Van Hoogenberger woedend. „Dat beteekent," antwoordde de ban kier Geldzak, „dat uw zoogenaamde graaf en gravin onze tuinknecht en onze keu kenmeid zijn, die u een onwaardige come- die gespeeld hebben!...." Het overige laat zich raden, maar de les droeg vruchten. Den volgenden dag werden de nieuwe kaartjes in het vuur geworpen en werd de naam teruggebracht tot Hoogenberger. De beide echtgenooten leerden ook daar uit, dat men niet' hoo- ger moet vliegen dan zijn vleugels lang zijn. j- nrO^f aosteld Een verzameling pruiken van allerlei „Een kleinigheid, dame, een paar een- bonzen. lengte en kleur, hier en daar opgehangen, ten maar om brood te koopen...." Wiliuns stond ontzet, toen oe amr Meneer Wilkins had zijn ontbijt ge- gaven het vertrekje een zonderling voor- „Heb je honger, dan kun je wat te eten eensklaps krakend bezweek en drie po- nuttigd en liep nu, zijn jarenlange ge- komen. krijgen," vroeg mevrouw Wilkins. litieagenten zijn kantoor binnenstorm- woonten volgend, nog even het ochtend- „Wat is er wel van uw begeeren Hij mompelde iets, dat op een toe- den, gevolgd door zijn eigen bediende; blad door. Zijn vrouw, de bedaardheid Wenscht u iets voor een bal-masqué stemming moest gelijken en werd in zijn die hen gewaarschuwd had, toen hij een in persoon, zat tegenover hem de nieuw- of tooneelcostuum eigen keuken gelaten, waar zijn vrouw poosje tevoren toevallig het huis voorbij- tjer af te wachten", die haar heer gemaal Het levendige oude mannetje haalde hem een bord erwtensoep en een dikke komende, er een inbreker had zien bin- zich mocht willen verwaardigen haar mee ietwat weifelend de schouders op, toen snee brood voorzette. nengaan. te deelen, zooals hij somtijds deed. De- de klant zijn verlangen te kennen had Nu was hij alles behalve hongerig, en Eer de verbijsterde man een woord kon zen morgen wachtte zij echter tevergeefs, gegeven, want hij had gedacht, zijn kunst- bovendien, bevreesd, dat de soep langs uitbrengen, hadden de agenten hem bij want er "kwam niets, en na de krant van vaardigheid in iets heel anders te moeten zijn kin zou druipen en strepen in het den kraag gepakt. Hij verweerde zich binnen en van buiten te hebben ingezien, toonen. Een landlooper 1.blanketsel maken. Ook het spraakap- heftig en deed wanhopige moeite om los wierp hij haar met een uitdrukking van Enfin, mijnheer was een klant en paraat hinderde hem geducht bij het eten. te komen daarom legden zij hem spra- minachting neer. zoo denkende streek hij met zijn magere Hij moest dus oppassen en deed alleen keloos van verbazing en niet al te zoetjes „Bah," "zei hij kortaf en op een toon vinger door zijn weligen haardos. alsof hij at, waarop mevrouw Wilkins, ook, op zijn rug op den grond en deden van walging, ,,'t is compleet misselijk, Daarna bracht hij peinzend den wijs- zijn getreuzel aanziende, met vrouwelijke hem de handboeien aan. zooals sommige menschen zich voor dat vinger aan zijn voorhoofd, snelde toen scherpzinnigheid den „armen werke- Terwijl de agenten met bediende de bedelvolk interesseeren. Nu is er weer naar den uitersten hoek van het vertrek looze" doorgrondde. brandkast inspecteerden, kreeg de ver een commissie gevormd om de werke- en haalde uit verschillende doozen een ge- „Je schijnt het thuis beter gewend te onderstelde inbreker gaandeweg zijn loozen van warm eten en brandstof te lapte pilo broek, een gerafeld wollen vest zijn, man," wilde zij juist sarcastisch op- spraak terug. Na eenige vergeefsche po- voorzien. En wat zijn de zoogenaamde en een verkleurden jekker met diverse merken, toen de noodlijdende werkman gingen slaagde hij er in, het india rubber werkeloozen dronkaards, luilakken, gaten en winkelhaken, een en ander in met een verongelijkt air zijn rol begon toestel met zijn tong los te werken, draaide landioopers. Als ik mijn zin had, ik zou vergevorderden staat van slijtage, te voor- te spelen. zijn hoofd om, zoodat het uit zijn mond Ze..,." schijn. „U mocht voor een armen man wel een viel, haalde diep adem en zei eenvoudig: Wat mijnheer Wilkins „ze zou" ging „O ja, schoon zijn ze, mijnheer; al paar centen over hebben. U zou ze niet „Mijnheer Flitters." verloren in een onverstaanbaar geknor, wat ik heb is kraakzindelijk," antwoordde missen en ik zou er heel wat meer aan Flitters keerde zich schielijk om en keek terwijl hij aanstalten maakte om naar de hij op den critiscnen blik, waarmede de hebben dan aan dit en meteen liet verwonderd naar de geboeide gestalte op stad en zijn kantoor te gaan. Nu gevoelde klant het rommeltje monsterde. hij den lepel zóó hard in het bord vallen, den vloer. zijn vrouw juist sympathie voor de onge- Daar dit bij een opmerkzame be- dat een groote vlek erwtensoep op me- „Meneer Flitters, mag ik u vragen wat lukkigen, die in weerwil van al hun moeite schouwing het geval bleek te zijn, be- vrouw Wilkins's schoon wit tafellaken ik gedaan heb, om op zulk een wijze nergens werk konden bekomen, vooral sloot mijnheer Wilkins de plunje aan te spatte. behandeld te worden en in mijn eigen met het oog op hun arme vrouwen en kin- trekken. Toen werd dc goede vrouw boos, kantoor nog wel?" En een veelkleurig deren, en zond er zelden een met ledige „Ziezoo Wil mijnheer nu zoo goed evenals ^ridget, de pootige „meid al- beschilderd gezicht met een veeg helder handen weg. Maar haar man, die dit wist, zijn, hier even plaats te nemen," vroeg leen, die hem van het eerite oogenblik roode verf op de punt van den neus zag had haar juist den vorigen avond, toen de Franschman, op een scheerstoel wij- op wantrouwige wijze had gadegeslagen, sneekend naar hem op. hij haar huishoudgeld gaf, strikte orders zend. Mvrouw Wdk.r.s zei niets, maar deed „God zegen me! 't Is de patroon," gegeven, dat er geen cent van voor het Daar mijnheer Wilkins geen baard bed ard de deur open. stamelde Flitters terugdeinzend, bedelvolk mocht worden besteed. droeg, had de artist een ruim veld voor Toen sprak zij,,'t Doet me genoegen, dat u het ein- Mevrouw Wilkins had namelijk een zijn kunstvaardigheid. Toen de klant „Ga heen asjeblieft en dadelijk," en delijk ontdekt, meneer Flitters, ofschoon paar gulden meer gevraagd en was zoo een uurtje later opstond en in den spiegel Z'j wees naar dc deur. ik moet toegeven, dat ik min of meer openhartig geweest te zeggen, waarom, de gedaanteverwisseling zag een stop- H d mijnheer WJkir.s toen naar Bnd- veranderd ben." Maar meneer zei beslist neen. peligen, zwarten baard, ongekamd ros- get gekeken, dan zou 1 ij zich hebben „Heeren," zei Flitters, zich tot de „Je laat je te gauw beetnemen, vrouw- sig zwart haar, een bouffante om zijn laten raden door de vijandige manier agenten wendend, ,,'t spijt me, dat ik u lief. Die kerels kunnen je alles op de nek, een totaal veranderd gezicht, moest waarop zij een natte stokdweil hanteerde, voor niemandal moeite heb veroorzaakt, mouw spelden, wat ze maar willen, ten hij openhartig bekennen, dat hij zich zelf en veilig hit hazenpad hebben gekozen, maar dat is mijn patroon, mijnheer Wil- koste van jouw goedhartigheid en van niet herkende. Miar hij stoid toevallig met zij n gez cht kins." mijn beurs," merkte hij op, terwijl hij Ten slotte gaf de Franschman hem nog naar de deur. De agent, die den gewaanden inbreker zijn laarzen aantrok. een india rubber toestelletje in den mond, „Als u me een kwartje geeft; ik ga had geboeid, floot zachtjes, terwijl hij Meneer Wilkins liep naar de vijftig waardoor zijn spraak een geheel anderen voor geen cent minder." zijn gevangene bevrijdde, oprichtte en in en had min of meer last van zwaarlijvig- klank kreeg en de vermommingwas N-uwelijks waren de woorden uitzijn een stoel zette. heid; de inspanning gaf hem dus een ge- compleet. mond, of een ijsk.udin stortvloed in den „Dank je," zei mijnheer Wilkins la- schikte aanleiding om even te zitten uit- „U is bepaald een genie, monsieur vorm van den kletsnatte n dweil, stroom- koniek. „En wees nu zoo goed, meneer blazen, terwijl zijn vrouw de courant op- Despardez," zei hij uiterst voldaan. de tusschen zijn nek en bouffante langs Flitters, me een glaasje cognac in tï schen- nam. De Franschman legde de hand op het zijn rug en sneed hem bijna den adem af. ken uit de flesch in mijn kast." Eensklaps schoot hem een gedachte hart, boog beleefd en zei, terwijl hij de Eer hij zich kon omdraaien, richtte Flitters snelde naar den hoek van het door het hoofd, die daar mogelijk met bedongen cautie in zijn zak liet glijden: Bridget de stok ongeveer op de manier vertrek en kwam dadelijk met de hoog het bloed door het bukken in was opge- „Is meneer tevreden Dat doet mij van een landsknecht uit de middel- noodige stimulans aan, waarna Wilkins stegen. Hoe het zij, liij begon te grinniken plezier, maar ik verwachtte niet anders, eeuwen en dreef dien met haar honderd- met een natte spons de restanten verf van en eindelijk luidkeels te lachen. Niemand heeft ooit onvoldaan het salon zestig pond zwaarte den vijand recht tus- zijn gezicht wicsch, zijn valschen baard „Wat nu Iets zoo grappigs," vroeg van Antonie Despardez verlaten. Wacht, schen de heupen midden in den rug. en pruik afdeed en eindelijk weer op Zijn vrouw, opziende. nu zal ik uw eigen kleeren nog even in- Tegen zulk een schok was mijnheer Wil- zichzelf begon te gelijke, met uitzondering „O ja, een mop, die ik in de krant heb pakken." kins niet bestand en zijn evenwicht ver- van een buil boven zijn linkeroog, gelezen je zult hem wel zien, als ik weg Mijnheer Wilkins' plan was zóó liezend duikelde hij met een vaart het Terwijl de agenten zich eveneens met ben," en meneer Wilkins werkte zich hij wilde het pak kleeren mee naar zijn stoepje af in den tuin. „een hapje" versterkten, haalde Flitters, met behulp van zijn vrouw in zijn over- kantoor nemen, tegen donker naar huis Eer hij zich kon oprichten, gaf Bridget op verzoek van zijn patroon, het geld- jas, zei dat hij tegen zes uur thuis zou gaan om zijn vrouw beet te nemen, dan hem den genadeslag, door een grooten mandje uit de brandkast, komen en liep, aldoor inwendig grinne- naar zijn kantoor terugkeeren, om zich emmer vuil water over hem heen leeg Op het gerinkel van het zilvergeld wer kend, heen om de tram te halen. te wasschen en te verkleeden en dan ver- te gooien en wierp de deur achter hem in den de agenten een en al aandacht. Hij vond dien dag toevallig weinig te volgens weer naar zijn huis terug om haar het slot. „Ik veronderstel, heeren, dat ik een doen op zijn kantoor, en zei dus zijn uit te lachen en het geld te toonen, dat Kletsnat, terneergeslagen en gekneusd kleine opheldering dien te geven, ik., eenigen bediende, dat hij, zoodra het hij haar zou aftroggelen. Want dat zij krabbelde hij overeind. Langs allerlei hm!.... èhik ben naar een ochtendwerk was afgeloopen, wel naar hem geld zou geven, als hij er om vroeg, omwegen voortsluipende bereikte hij partijtje geweest!.... èh 1 een soort huis kon gaan, als hij wilde. stond vast. Daardoor zou hij haar het bc- eindelijk zijn kantoor, en trad, naar hij maskerade.... enne.... hm 1 toen ben Flitters liet zich dit geen tweemaal wijs leveren, dat hij geen ongelijk had, meende onopgemerkt, binnen. Hij sloot ik nat geworden en hm 1 hier heen ge zeggen en was om halfeen verdwenen, toen hij beweerde, dat zij zich door ieder- de deur en viel uitgeput op een stoel. gaan om weer van kleeren te verwisselen; Om één uur sloot mijnheer Wilkins een liet bedotten. „Groote goden, wat zie ik er int," dus je behoeft van dit zaakje geen rap- zijn kantoor om koffie te gaan drinken; Hij gaf den artiest zijn kaartje en adres, mompelde hij, zijn gezicht in het spie- port te maken." daarna ging hij een wandelingetje maken beloofde het gehuurde pak den volgenden geitje boven zijn schrijftafel ziende. „O, dat 's in orde meneer, u kunt op en richtte zijn schreden naar een nauwe morgen te zullen laten bezorgen en ver- Alle kleuren waren dooreengeloopen en ons rekenen," en voorbij defileerend straat, waar hij voor een onooglijk win- trok. Aan het kantoor gekomen sloop vormde een grillig mengelmoes van stre- sloeg elke agent de eene hand helmwaarts keltje staan bleef. hij schielijk binnen, draaide de deur op pen de haren van zijn zwarte pruik za- terwijl hij de andere dichtkneep over een „Despardez, Parfumeur et Perruquier," slot en wachtte zoo tot een uur of vier. ten in bosjes aan elkaar gekleefd. Een In- blanken rijksdaalder, stond in verweerde letters boven de deur. Het was een regenachtige November- diaan in zijn krijgsdos kon er niet fan- „Wil u zoo goed zijn, meneer Flitters, Een plakaat in de uitstalkast verkon- dag en reeds vrij donker, toen hij, de tastischer hebben uitgezien. om terwijl ik die natte kleeren uittrek, digde den voorbijgangers, dat de eigenaar stilste straten kiezend, den weg naar Kreunend van pijn stond hij eindelijk een rijtuig te bestellen 1 't Moet over een costumes verhuurde voor tooneelvoor- zijn buiten, even buiten de stad, bijna een op en maakte aanstelten om zich te rei- kwartier voor zijn.... en.... meneer stellingen, balmasqués etc. en zich recom- half uur loopens van zijn kantoor insloeg, nigen, maar nauwelijks had hij water in Flitters, ik was al een poosje van plan u mandeerde voor het coiffeeren en gri- Voor hij aan het hek van zijn achter- de kom gedaan of hij hoorde een verward te zeggen, dat ik uw salaris honderd meeren van heeren in allerlei vermom- tuin kwam, had hij onderweg wel vijf- gegons van stemmen voor het huis en gulden per jaar wilde verhoogen voor uw mingen. tien malen moeten stilhouden, om het liep gedachteloos naar het raam om naar vlijt en accuratesse," zei mijnheer Wil- Meneer Wilkins keek de straat op en even uit te proesten maar nu was het buiten te kijken. kens kreunend door een plotselinge neer en wipte toen schielijk het winkeltje kritieke oogenblik aangebroken hij haal- „Eensklaps ging er uit meer dan vijf- scheut van pijn. „Dan," vervolgde hij, binnen. Er was niemand in dan de oude de diep adem, sloeg zich manmoedig op tig kelen een kreet op. „Déér, kijk, daar zou ik u willen verzoeken even mee te Franschman zelf, die buigend en in zijn de borst, liep schuifelend het kleine is hij, daar is hij." rijden om mij bij het uitstappen te hei handen wrijvend van achter de toonbank laantje door en rukte hard aan de bel. „Wat zou er aan de hand wezen," dacht pen en.... hm..., eh.... Flitters, je vandaan kwam. Mevrouw Wilkins deed zelf open. Wilkins verwonderd, terwijl hij zich zou me bizonder verplichten, als je mc- „Een verkleeding, mijnheer? Als 't u „Zou ik u om een kleinen onderstand ijlings van het raam terug trok. Hij ver- vrouw Wilkins mijn ongeluk zou willen blieft," antwoordde het heertje op de mogen vragen, dame? Ik ben smid van gat, dat zijn gezicht in den vollen schijn meedeelen onder 't rijden van den tram vraag van mijnheer Wilkins; „Antoine mijn vak, maar ik loop al een half jaar van het gaslicht boven zijn tafel op de gevallen, begrijp je, Flitters?" Despardez zal u zóó grimeeren, dat uw zonder werk en ik heb een zieke vrouw toeschouwers buiten in het donker een „Met alle genoegen, meneer," en Flit— eigen broer u niet zou herkennen. Wil en acht bloeien van kinderen...." mom- zeer ongunstigen, om niet te zeggen ters snelde heen om een rijtuig te halen, mijnheer zoo goed zijn mij maar te yol- pelde de pseudo-werkelooze met grove spookachtigen indruk moest maken, toen volkomen bereid om desnoods te zeggen, gen?" Wilkins volgde hem naar een ach- stem. hij het voor de ruit vertoonde. dat zijn patroon van den top van den Eif- terkamertje, waar een aantal doozen op „Hm," zei mevrouw Wilkins, hem van Óogenblikkelijk daarop hoorde hij aan feitoren was gevallen, stellingen langs de muren stonden. top tot teen opnemend. de deurknop morrelen en op de paneelen Mijnheer Wïlikins kwam veilig thuis

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 8