VOOR DE 'r W* W W. 'Wfc. w ONS DAMBORD. Im» Hf MURIEL'S VLUCHT NUMMER 2 VIERDE JAARGANG 1924 BEREKENEND. C A.„Waar denk je dezen zomer met }e familie heen te gaan B. „Ik ben het nog niet met mijzelven eens of ik veertien dagen in het groote hotel te D, zal gaan logeeren, of voor de zelfde som, die mij dat kost, een optrekje Zal koopen." EEN MENSCHENKENNER. Fotograaf„Nog iets vriendelijker kijken, juffrouw., nog een beetje!.... Neen, 't is nog 't rechte niet. (Hij knielt). Juffrouw, wilt u mijn vrouw worden j| Oude jongejuffrouw (zalig lachend) „O, meneer...." Fotograaf„Mooi zoo, zoo is 't goed blijf u nu zoo zitten." DAN IS ER GEEN TWIJFEL AAN. Huishoudster „Die koetsier van ons vertoont onrustbarende kenteekenen van waanzin. Hij is zoo verstrooid, vergeet achtig en slordig." Heer des huizes „Dat komt bij meer menschen voor." Huishoudster „Hij praat in zichzelf." Heer des huizes „'n Slechte gewoonte, maar dat bewijst nog niets." Huishoudster „Hij slaapt en eet ver bazend veel." Heer des huizes „Maar dat is toch geen teeken van waanzin Huishoudster Enhij is verliefd op mij." Heer des Huizes „Bewaar me ja, dan moet hij gek zijn. SNUGGER. Een koopman had een klant, die zijn rekening lang liet loopen en dientenge volge liet hij hem een brief zenden, waarin hij tot betaling aangemaand werd. Veer tien dagen later, gedurende welke de re kening wederom was gestegen, werd een nieuwe brief gestuurd en als antwoord hierop kwam het geld van den klant met een briefje, waarop hij aankondigde dat hij in het vervolg bij een ander zou koopen. „Wat nu vroeg de vrouw van den koopman, die klerk, boekhouder, kassier enz. was. „Dat is weer een goéde klant verloren." „Nog niet," luidde het antwoord. „Schrijf maar, dat die domme klerk van me aan den verkeerden persoon heeft geschreven en aat hij voor zijn zorgeloos heid ontslagen is." LOGEMENTSREKENING. Gast „Ik vind op mijn rekening voof papier 25 cents. Wat beteekent dat? Ik heb geen papier gebruikt Kellner (met een minzaam lachje) „Dat is het papier, waarop uw nota ge schreven is." BIJ DE INSTRUCTIE. Luitenant „Onder tirailleeren ver staat men de verstrooide wijze van vechten bij de infanterie. Nu, Swart, wat is nu tirailleeren Recruut Swart „Als iemand uit ver strooidheid bij de infanterie gaat vechten." Ade correspondentie deze rubriek be treffende te zenden aan den heer W. N. Stuifbergen, adres bureau van dit blad Oplossing probleem No. 30 (Auteur F. Raman, Amsterdam) Wit 34—29, 39 X 30, 28—23,38—33, 37 —31, 43x1. Zwart23 x 34, 25 X 34,18 x 29,29 x 38 26x28. Partij stand No. 31. Zwart mag 1217 niet spelen, want dan volgt Wit 28—22, 35—30, 38x29, 32x12, 27—22 (als 8 X 17 slaat), 25—20, 37—31, 41x5. Slaat zwart 21x32 volgt wit: 37x28, 28—22, 25—20, 36—31, 41 x5. Partijstand No. 32. Als zwart 1318 speelt vervolgt wit 27—22, 28—23, 30x19, 35x2 zwart gedw. 18x36, 19x39, 39x30 of 14x2-3 blijft hetzelfde. De oplossing van probleem No. 34 (Au teur P. B. A. Kloos is Wit37—32, 48—43, 34 x 43, 43—39, 49x20. i Zwart 28 x 37,37 x 39,25 x 34, 34 x 43 of 44. Oefenprobleem (Auteur P. H. Duyn- dam) Wit 23—19, 39 x 30, 15—10, 43— 39, 42—38, 37x28, 31x4. Zwart gedw. 14x34, 25x34, 4x15, 34 x43, 43 x 32, 22 x 33. De slagzet in de partij tusschen de hee- ren van Gastelende Goes werd als volgt .genomen Wit35—30, 33 x 24, 25 X 34, 38 x9. Zwart gedwongen 24 x 44, 19 x 30, 44x33. A Uit de partij (P. v. Engelen) Wit27—22, 33—29, 36—31, 32—28, 42—37, 38 x 9, 16 x 5. Zwart gedwongen 18 x 27, 24 x 22, 27x36, 23x41, 41x32, 14x3. De oplossing van No. 36 (Stand H. Re- gouw en J. Wagenaar Wit 25—20, 34—30, 40 x 29, 27—22, 38—33, 32x5. Zwart gedwongen:. 14x25, 25x34, 23x34, 17x39, 39x28. De meerslag toepassing werd als volgt genomen. Wit: 27—21, 12—7.44x33,26x 10, 25X3. DIAGRAM 43. In onderstaande stand speelde wit (P. G. v. Engelen) 3530 als laatste zet, Zwart verlokkende 2024 te spelen, zwart liep in de listig gelegde val, waarop wit de partij op mooie wijze besliste welke waarde door verschillende catego- riën van spelers aan het probleem wordt gehecht. Sommigen houden zich uitslui tend met het spel op, anderen uitsluitend met problematiek, slagspelspelers zijn in het algemeen voor het probleem gepor teerd, hetzij uit oude liefde, hetzij door dien zij het nut hiervan voor de praktijk inzien. De sterke positiespeler hecht er in het algemeen weinig aan. Zelfs was een onzer allereerste spelers, die in zijn kwaliteit van redacteur eener rubriek toch zeer veel met de problematiek in aanraking kwam, niet in staat een pro bleem op te lossen, dat een Franschman aan hem had opgedragen ten einde raad schreef hij dezen de oplossing onmogelijk te kunnen vinden, waarover de proble mist natuurlijk geheel verbaasd stond. Heeft een dergelijke dammer eenigen aan leg, dan krijgt hij weldra zoo 'n kijk op het spel en is zijn voorstellingsvermogen zoodanig geoefend, dat hij in staat is een goede partij te spelen. Voor dezulke dient gezorgd voor een uitnemende problemati- tiek, waarin een paedagogische kracht tot het damspel uitgaat. De problemist heeft tot taak ons een dergelijke pro blematiek te leveren en ons het mooie en brillante van ons spel te laten zien. De problemen, die in den laatsten tijd ver schijnen, zijn de enkele uitzonderingen daar gelaten, niet oorspronkelijk. Iedereen denkt een probleem te kunnen samenstel len. Het algemeen verbreid zijn van de stelling dat de problemist geen sterke speler behoeft te zijn om iets brillants te leveren, hetgeen naar onze meening ge heel onjuist is, pleit niet voor onze pro blematiek. Neen, de taak van den proble mist is iets oorspronkelijks te leveren. Wij kunnen gerust, tot het oude terugkeeren, indien het niet meer mogelijk blijkt iets origineels samen te stellen. „Samenstellen", dit is juist de kwestie. Haast alle problemen worden gemaakt door herleiden, d.w.z. de eindstand wordt opgezet en hierop een probleem gebouwd. Voor ons is iemand, die op dergelijke wij ze een probleem fabriceert, geen proble mist. Hij drijft op het toeval. Toch zijn natuurlijk op deze wijze schitterende din gen ontstaan, door de enorme capacitei ten en reuzen fantasie van sommigen, doch wie zegt ons wat zij geleverd zouden hebben, indien ze op andere wijze te werk waren gegaan. De ware problemist bouwt op een idee, een ingeving, zoo stellen wij ons voor dat mr. Blankenaar tot de idee zijner eind spelen wordt geïnspireerd, waarom deze ook zoo origineel zijn. Hieronder laten wij een probleem vol gen van S. E. van der Meer Jr. en een van M. J. Belinfante, waarvan wij weten dat het creaties zijn. Men oordeele zelf over de verkregen re sultaten. No. 44. S. E. v. d. MEER. No. 45 M. J. BELINFANTE. Stand in cijfers Wit 15 schijven op 18, 22, 25, 28, 30, 32, 36, 37, 38, 40, 41, 43, 45, 46 en 48. Zwart 14 schijven op 3, 6 ,7, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 16, 17, 19, 24 en 26. PROBLEMATIEK EN SPEL. Het is merkwaardig een* na te gaan. 11. 31—27 12. 36 27 13. 41—37 14. 46—41 15. 41—36 16. 33—28 17. 39—33 18. 50—44 19. 28 17 20. 36 27 22 31 5—10 10—14 4—10 10—15 15—20 20—24 17—22 11 31 24V 21. 33 24 22. 32 23 23. 38—32 24. 30—25 25. 43—38 26. 44—40 27. 25 14 23—28 18 20 12—18 7—12 19—23 14—19 19 10 De beste manier om tempo te winnen» 28. 35—30 6—11 29. 40—35 11—17 30. 30—25 17—21 31. 35—30 Een valstrik Op 2328, 21 43 volgt natuurlijk 49 38, 3024 en 25 5. Zwart loopt hier echter niet in. In deze prachtige eenvoudige stelling is een schitterend effect bereikt met zeer weinig materiaal. Door te scheppen krijgt het maken van problemen veel weg van practisch spel, speciaal van combinatiespel, hetgeen scheppen is. Het is mogelijk ter bevredi ging van velen, toenadering te brengen tusschen problematiek en spel. Wil men in de partij op combinatie spelen, dan is het noodzakelijk zich rekenschap te ge ven van verschillende systemen, waarvan de grondstelling in de partij aanwezig is en waarop men dus zou kunnen spelen. Eveneens moet men zien, waarop zijn'te- genstander speelt. Verder moet men zich rekenschap geven van verschillende ver wikkelingen, die in de partij voorkomen en die meestal tot geen resultaat leiden en niet uitgevoerd kunnen worden. In het practische spel is de wezenlijke spelgang slechts een zeer klein gedeelte van wat de combinatiespeler gezien en berekend heeft. Zijn fantasie stoeit met de schijven en dikwijls zijn zijn concepties geheel on mogelijk, doordat er schrijven verplaatst zouden moeten worden, of doordat er te veel of te weinig schijven op het bord aan wezig zijn en zelfs doordat het bord te klein is. PARTIJ. Wit, Zwart. J. J. v. d. Loo Jzn. A. F. Hoogvelt Hillegom Haarlem. Fransche opening. 1. 34—30 20—25 2. 32—28 25 34 3. 39 30 Deze variant wordt dikwijls toegepast 18—22 Een zeer sterk antwoord. Ook 17—21, 16—21 of 18—23 geeft hier goed spel. De tekstzet werd o.a. dikwijls door de Haas gespeeld. 4. 44—39 12—18 5. 37—32 7—12 6. 40—34 1—7 7. 30—25 15—20 j|s Hier kan zwart ook met 2227 enz.: voortzetten. 8. 34r—30 19—23 9. 28 19 14 23 10. 25 14 10 19 Een zeer goede afruilZwart bezet nu het centrum. 32. 38—33 33. 33—28 34. 25 14 35. 30—25 36. 37—31 37. 31—26 10—14 13—19 14—20 9 20 20—24 8—13 12—17 Deze zet is hier niet sterk 28 en 12 21 ware verre hierboven te prefe- reeren. Nu krijgt Wit gelegenheid ten koste van een schijf doorloop naar dam te forceeren. 38. 42—38 17—22 39. 26 17 22 42 40. 47 38 2—8 41. 27—22 18 27 42. 32 21 16 27 43. 17—11 23—28 44. 11—6 13—18 45. 6—1 8—12 46. 48—42 Wit schijnt zwarts plannen niet te doorzien. 24—29 47. 25—20 3—9 48. 1—6 18—22 49 6—1 Hier loopt Wit in den listig gelegden val 1 Stand na 49 61 12—17 19—23! 28 48 9—14 22—28 48—25 25—34 50. 1 34 51. 34 32 52. 20—15 53. 45—40 54. 40—35 55. 49—44 Wit geeft op. Een partij die het bewijs leverd, dat de „coup de Turc" ook in de practische partij kan voorkomen. (Met analyses van den zwartspeler). Correspondentie G. J. P. te K. Uwe inzending is niet voor plaatsing geschikt; ze is te eenvoudig. Goede oplossingen mocht ik ontvangen van J. Ossedrijver en A. van Lochem. Gaarne houd ik mij aanbevolen voor partijen, lokzetten, problemen, partij standen enz. oplossingen binnen 7 dagen in te zenden aan den damredacn»**. NAAR HET ENGELSCH VAN GAY THORNE DOOR M T DERTIENDE HOOFDSTUK. Het was afgesproken, dat Charles, den morgen na zijn aankomst in Schotland, van Luverdrum naar Stax zou rijden na het ontbijt. Hij had dit met zijn gastheer, Lord Glowrie, den vorigen avond afge sproken, hem uitleggend, dat het absoluut noodzakelijk was, dat hij ging en hij dus geen deel kon nemen aan de jacht dien dag. Het jachtgebied van Luverdrum lag vele mijlen van het kasteel, doch er zou nog een wagen voor Charles beschikbaar wezen, welke even ha tienen voor zou komen. Ongelukkigerwijze was er echter iets defect aan de auto en het reeds bijna mid dag, voor ze vertrekken kon. Dit opont houd was vervelend, want zijn afspraak met Muriel was voor elf uur geweest, doch er was niets aan te doen en, dacht hij, zoo hinderlijk was het toch ook eigen lijk niet. Lord Glowrie was een pas getrouwde nog jonge man, die met hem samen te Oxford geweest was en hij was wel ver plicht hem tot op zekere hoogte in ver trouwen te nemen. Hij had hem den vorigen avond apart genomen in de heerenkamer en zijn best gedaan hem een en ander uit te leggen. „Kijk eens hier, Glowrie," zei hij, „ik ben eigenlijk onder valsche voorwendsels hier gekomen. Ik moet een zaak behan delen, welke van het grootste gewicht is, leven of dood hangt er haast van af, en nu kwam je uitnoodiging daarvoor zoo prachtig te pas. Ik moest n.l. in Schotland zijn, ook in deze streek en juist om dezen tijd. Door hier te verblijven lijkt dit een gewoon vacantie-uitstapje en verder niets, wat wèl het geval zou zijn, indien ik alleen in deze omgeving zou vertoeven. Kan je het me vergeven, ouwe kerel „O, het is best, hoor," antwoordde zijn jonge gastheer, ziende, dat zijn vriend in vollen ernst sprak, „doe maar precies, wat je het beste uit komt. Gelukkig is ons ge zelschap groot genoeg en kunnen we toch jagen," en zoo was alles dus beschikt. Toen de wagen het kasteel verliet en naar Stax reed, voelde Charles zich zoo niet in vrede met de heele wereld, dan toch triomfeerend. Hij ging het meisje, dat hij lief had, haar geboorterecht brengen. Zij zou niet langer anoniem en alleen door de wereld gaan. Hij ging ook een groot onrecht herstellen en de vuile plannen van een bende geheime misdadigers, die de uitgaande wereld bedreigde en zelfs de lucht van Londen besmette, vernietigen. Hij zat achter in den wagen, dacht na over al deze dingen en overlegde, hoe hij Muriel het nieuws zou mededeelen, zon der haar dadelijk alles te vertellen. Het was dringend noodzakelijk, dat ze onmid dellijk van Stax vandaan zou gaan en toch kon hij de reden daarvoor niet ten volle uitleggen. Hij kon haar onmogelijk doodelijk doen verschrikken door te zeg gen, dat haar leven hier gevaar liep, en voordat er een volledige bekentenis was afgelegd door den een of anderen speler van het drama, moest Muriel niet meer weten, dan dat ze het wettige kind was van hooggeplaatste ouders, en dat binnenkort de heele wereld het weten zou. Wat Constantine Mayberlie betreft, als die om een of andere reden het vertrek van het meisje wilde verbieden, wat hoogst waarschijnlijk was, dan zou Charles hem wel even laten weten, dat de waarheid bekend was en dan zou de financier wel in zijn schulp kruipen. Handelend volgens den raad van zijn vader en den heer Scot- son, wilde Charles niets loslaten, voor hij ertoe gedwongen werd, doch hij hield zijn kaart klaar. Als hij die uit zou moeten spelen, dan zou het meer dan ooit noodig wezen om Muriel zonder een oogenblik wachtens van Stax weg te halen. Charles vormde dan ook het plan om Muriel een koffertje met onmiddellijke benoodigdheden te laten pakken, om dan met haar naar Luverdrum terug te keeren. Dan zouden ze den nachttrein naar Lon den nemen. Dienzelfden dag zouden Sir Augustus en de heer Scotson naar de gravin-weduwe van Stonehaven gaan en haar dwingen hen te woord te staan elk oogenblik van den middag kon Charles een telegram ontvangen, hetwelk zou melden, dat alles in orde was. Terwijl ze dichter bij Stax kwamen, zag Charles tot zijn verwondering eenige auto's, vol menschen, klaarblijkelijk van de Londensche uitgaande wereld, gevolgd door een kleine vrachtauto vol koffers, valiezen, jachtuitrustingen enz., welke alle drie den weg naar het station inreden, hetwelk twee mijlen van Stax verwijderd was, zooals de chauffeur hem vertelde. Wat kon dat beteekenen Hij veelde zich dadelijk ongerust, want het was dui delijk dat dit een aftocht van vacantie- gasten was. De jachttijd was nauwelijks begonnen en hij wist van Muriel, dat de uitnoodigingen voor minstens veertien dagen waren. Het leek zeer eigenaardig en plotseling leek de zon minder helder te schijnen op de heide en verloren de blau we en purperen wegen in de lucht hun schitterende kleur. Toen de wagen einde lijk de oprijlaan binnen reed en voor de voordeur stil hield, viel de jonge man haast uit de auto. Al de gordijnen van het huis waren neergelaten. Er was geen le vend wezen te zien. Iedere vezel in zijn lichaam schreeuwde het uit, dat dit een huis van rouw en ramp was. Het was een koude hand en een bevende vinger, welke op het knopje van de bel naast de deur drukte. Het leken eeuwen voor er open gedaan werd, en Charles wist onmiddellijk uit het gelaat en de houding van den man, die daar stond, dat er iets niet in orde was. Zijn gezicht was bleek, zijn oogen ver schrikt hij had vergeten zijn huisjasje voor zijn livrei te verwisselen. „Mijnheer Mayberlie ontvangt nie mand, mijnheer," zei de butler dadelijk en toen aarzelend, „tenzij u van de politie bent natuurlijk." „Van de politie? Ik begrijp niet, wat je bedoelt," antwoordde Charles en hij had het gevoel alsof een ijzeren hand zijn hart vastgegrepen had en het langzaam verpletterde. „Ik kwam ook niet om mijnheer Mayberlie te spreken, tenmin ste, nu nog niet. Ik kwam volgens af spraak juffrouw St. Pierre bezoeken." De man keek hem onnoozel aan. „Dan weet u dus nog niet, mijnheer," hakkelde hij, „dat er iéts vreeselijks ge beurd is vannacht." Charles snakte naar adem en wankelde, alsof hij een doodelijken slag ontvangen had. „Te laatTe laatriep hij uit, terwijl de knecht hem met open mond aangaapte. „Wat is er gebeurd slaagde Charles er eindelijk in te fluisteren, hij hoorde zijn eigen stem en huiverde ervan. „Mijnheer Cuthbèrt, mijnheer," fluis terde de man, „mijnheer Cuthbert May berlie is dood, mijnheer. We gelooven dat hij Op een vreeselijke manier aan zijn ein de gekomen is. We.,,." De butler zag, hoe de lange, knappe jonge man plotseling weer rechtop stond, Zag de kleur weerkeeren in zijn gezicht, en niets ervan begrijpend, hoorde hij iets, dat als een zucht van verlichting klonk. „En Miss St. Pierre dan?" „Die is bij Lady Stonehaven, mijnheer, die er erg naar aan toe is." Een kaartje werd in zijn hand geduwd. „Breng dit alsjeblieft onmiddellijk naar Miss St. Pierre het is van het hoogste belang. Het spijt me zeer, doch ik moet haar nu dadelijk spreken." Charles werd in een vroolijk gemeubi leerde kamer gelaten en wachtte. Er scheen geen enkel geluid te wezen in huis, alleen kroop er een groote bij onder het gordijn vandaan en begon zoemend de kamer rond te vliegen. Telkens, wanneer hij in later jaren een bij hoorde, stond dat oogenblik weer voor zijn geest en kon hij nauwelijks een huivering onderdruk ken. Hij wachtte verschillende minuten, zijn geest nog verward en verdoofd door wat hij gehoord had en toen ging een deur, welke op een andere kamer uitkwam, open en kwam Muriel binnen. Zij was zeer bleek. Haar gelaat toonde nog de sporen van haar schreien, doch nu wierp ze zich met een kreet van vreugde in zijn armen. „O liefste, mijn liefste," riep hij uit, haar tegen zich aandrukkend. „Goddank, Goddank 1" Zij begreep de grootte van zijn ver lichting en vreugde niet, toen hij haar on gedeerd zag en oogenblikkelijk bedwong hij zichzelf ook, terwijl hij haar naar een bank leidde, haar hand in de zijne nam en naast haar ging zitten. „Lieveling," zei hij, „ik heb zooeven iets vreeselijks gehoord. Wat is het eigen lijk, vertel me eens." „O, het is verschrikkelijk Cuthbert, die arme onmogelijke Cuthbert is dood. Hij is gedurende den nacht gedood." „GedoodWat bedoel je daarmee Een ongeluk „Ja, een soort ongeluk, iets ontzettends, maar ik kan er onmogelijk over spreken. En het had evengoed met mij kunnen ge beuren, Charlie." Hij onderdrukte den plotselingen schok, die dit gezegde hem gaf. „Probeer 't me te vertellen, lieve," zei hij, „het is van meer belane dan ie denkt. Ik ben gekomen om )e uit dit huis weg te halen, maar je moet me eerst vertellen." Zij drukte zich nog vaster tegen hem aan en vertelde hem, wat ze wist met een zachte, gebroken stem. „Het schijnt," zei ze, „dat die arme Cuthbert de gewoonte had om 's avonds laat het huis te verlaten, wanneer iedereen dacht, dat hij naar bed was. Je weet, hij dronk. Mijnheer Mayberlie had getracht, hem te verhinderen hier te veelte krijgen, daarom ging hij dan naar een kleine her berg, ongeveer een halve mijl hier van daan dat is allemaal vanmorgen uitge komen en kwam dan altijd erg dronken terug. Wel, zoo gebeurde het ook gister avond. Hij verliet de herberg, toen ze daar sloten, dat vertellen de menschen, en hij moet wel in een zeer slechten toestand ge weest zijn, omdat hij zich vergiste in den kant van het huis, waar zijn kamer was.' - „Dat begrijp ik niet goed, lieveling." „Zie je, de twee vleugels van het huis zijn precies hetzelfde en de slaapkamers in eiken vleugel komen met openslaande vensterdeuren op de waranda uit. De arme jongen ging naar den rechter vleugel inplaats van den linker, en ging binnen, in wat hij dacht, dat zijn slaapkamer was, en welke dan ook in ligging geheel beant woordde aan zijn kamer in den anderen vleugel. Hij was zoo dronken, dat hij niet wist, wat hij deed en het schijnt, dat hij zich zoo maar op het bed geworpen heeft en onmiddellijk in slaap viel. En het was mijn kamer, Charles, welke hij voor de zijne aanzag Charles huiverde. Hij schreeuwde het haast uit, doch hij was nu zichzelf meester, en vroeg haar eenvoudig om door te gaan. „Maar jij dan," zei hij, „viel hij jou niet lastig?" „Neen, dat was heel toevallig. Ik had kaart gespeeld met Enid en de anderen. Ongeveer kwart voor elf voelden we ons allebei moe en zeiden goeden nacht. Ik had je brief natuurlijk reeds vroeger in den avond gehad, en ik had Enid verteld, wat je me toestond haar te zeggen. We waren beiden zoo gelukkig, doch we hadden geen tijd er over te praten toen, daarom vroeg Enid me gisteravond om bij haar te komen slapen en ik haalde mijn gerei en kwam bij haar. We hebben den heelen nacht niets gehoord en wisten ook niets voor vanmorgen, toen het ondekt werd." „Wil je zeggen, dat Mayberlie van nacht, hij kon het woord niet uit spreken. „Ik kan het je niet vertellen, het is zoo vreeselijk. Het schijnt, dat er op de heide in de buurt van Stax, den laatsten tijd, vreeselijke ert gevaarlijke wezens rond liepen. Ze hebben ze niet allemaal kun nen schieten. Het zijn wilde katten" zij beefde in zijn armen „verschrik kelijke dieren, die de menschen aanval len en een daarvan is door het open raam de kamer binnengedrongen." Charles was verbluft. Al de mogelijk heden welke hij zich gevormd had, wer den als een rij kegels omver geworpen. „Een wilde kat 1" zei hij in de uiterste verbazing. „Maar hoe sterk en wild die ook geweest kan zijn, die kan een mensch toch niet dooden Je praat ervan, alsof het een tijger was." „Ik kan er niet tegen om er nog over te praten," antwoordde ze, „maar je hebt HUISKAMER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 7