VOOR DE
'r W* W W. 'Wfc. w
ONS DAMBORD.
Im» Hf
MURIEL'S VLUCHT
NUMMER 2 VIERDE JAARGANG 1924
BEREKENEND.
C
A.„Waar denk je dezen zomer met
}e familie heen te gaan
B. „Ik ben het nog niet met mijzelven
eens of ik veertien dagen in het groote
hotel te D, zal gaan logeeren, of voor de
zelfde som, die mij dat kost, een optrekje
Zal koopen."
EEN MENSCHENKENNER.
Fotograaf„Nog iets vriendelijker
kijken, juffrouw., nog een beetje!....
Neen, 't is nog 't rechte niet. (Hij knielt).
Juffrouw, wilt u mijn vrouw worden
j| Oude jongejuffrouw (zalig lachend)
„O, meneer...."
Fotograaf„Mooi zoo, zoo is 't goed
blijf u nu zoo zitten."
DAN IS ER GEEN TWIJFEL AAN.
Huishoudster „Die koetsier van ons
vertoont onrustbarende kenteekenen van
waanzin. Hij is zoo verstrooid, vergeet
achtig en slordig."
Heer des huizes „Dat komt bij meer
menschen voor."
Huishoudster „Hij praat in zichzelf."
Heer des huizes „'n Slechte gewoonte,
maar dat bewijst nog niets."
Huishoudster „Hij slaapt en eet ver
bazend veel."
Heer des huizes „Maar dat is toch
geen teeken van waanzin
Huishoudster Enhij is verliefd op
mij."
Heer des Huizes „Bewaar me ja,
dan moet hij gek zijn.
SNUGGER.
Een koopman had een klant, die zijn
rekening lang liet loopen en dientenge
volge liet hij hem een brief zenden, waarin
hij tot betaling aangemaand werd. Veer
tien dagen later, gedurende welke de re
kening wederom was gestegen, werd een
nieuwe brief gestuurd en als antwoord
hierop kwam het geld van den klant met
een briefje, waarop hij aankondigde dat
hij in het vervolg bij een ander zou koopen.
„Wat nu vroeg de vrouw van den
koopman, die klerk, boekhouder, kassier
enz. was. „Dat is weer een goéde klant
verloren."
„Nog niet," luidde het antwoord.
„Schrijf maar, dat die domme klerk van
me aan den verkeerden persoon heeft
geschreven en aat hij voor zijn zorgeloos
heid ontslagen is."
LOGEMENTSREKENING.
Gast „Ik vind op mijn rekening voof
papier 25 cents. Wat beteekent dat? Ik
heb geen papier gebruikt
Kellner (met een minzaam lachje)
„Dat is het papier, waarop uw nota ge
schreven is."
BIJ DE INSTRUCTIE.
Luitenant „Onder tirailleeren ver
staat men de verstrooide wijze van vechten
bij de infanterie. Nu, Swart, wat is nu
tirailleeren
Recruut Swart „Als iemand uit ver
strooidheid bij de infanterie gaat vechten."
Ade correspondentie deze rubriek be
treffende te zenden aan den heer W. N.
Stuifbergen, adres bureau van dit blad
Oplossing probleem No. 30 (Auteur
F. Raman, Amsterdam)
Wit 34—29, 39 X 30, 28—23,38—33, 37
—31, 43x1.
Zwart23 x 34, 25 X 34,18 x 29,29 x 38
26x28.
Partij stand No. 31.
Zwart mag 1217 niet spelen, want dan
volgt
Wit 28—22, 35—30, 38x29, 32x12,
27—22 (als 8 X 17 slaat), 25—20, 37—31,
41x5. Slaat zwart 21x32 volgt wit:
37x28, 28—22, 25—20, 36—31, 41 x5.
Partijstand No. 32.
Als zwart 1318 speelt vervolgt wit
27—22, 28—23, 30x19, 35x2 zwart
gedw. 18x36, 19x39, 39x30 of 14x2-3
blijft hetzelfde.
De oplossing van probleem No. 34 (Au
teur P. B. A. Kloos is
Wit37—32, 48—43, 34 x 43, 43—39,
49x20.
i Zwart 28 x 37,37 x 39,25 x 34, 34 x 43
of 44.
Oefenprobleem (Auteur P. H. Duyn-
dam) Wit 23—19, 39 x 30, 15—10, 43—
39, 42—38, 37x28, 31x4.
Zwart gedw. 14x34, 25x34, 4x15,
34 x43, 43 x 32, 22 x 33.
De slagzet in de partij tusschen de hee-
ren van Gastelende Goes werd als volgt
.genomen
Wit35—30, 33 x 24, 25 X 34, 38 x9.
Zwart gedwongen 24 x 44, 19 x 30,
44x33.
A Uit de partij (P. v. Engelen)
Wit27—22, 33—29, 36—31, 32—28,
42—37, 38 x 9, 16 x 5.
Zwart gedwongen 18 x 27, 24 x 22,
27x36, 23x41, 41x32, 14x3.
De oplossing van No. 36 (Stand H. Re-
gouw en J. Wagenaar
Wit 25—20, 34—30, 40 x 29, 27—22,
38—33, 32x5.
Zwart gedwongen:. 14x25, 25x34,
23x34, 17x39, 39x28.
De meerslag toepassing werd als volgt
genomen.
Wit: 27—21, 12—7.44x33,26x 10,
25X3.
DIAGRAM 43.
In onderstaande stand speelde wit (P.
G. v. Engelen) 3530 als laatste zet,
Zwart verlokkende 2024 te spelen, zwart
liep in de listig gelegde val, waarop wit
de partij op mooie wijze besliste
welke waarde door verschillende catego-
riën van spelers aan het probleem wordt
gehecht. Sommigen houden zich uitslui
tend met het spel op, anderen uitsluitend
met problematiek, slagspelspelers zijn in
het algemeen voor het probleem gepor
teerd, hetzij uit oude liefde, hetzij door
dien zij het nut hiervan voor de praktijk
inzien. De sterke positiespeler hecht
er in het algemeen weinig aan. Zelfs was
een onzer allereerste spelers, die in zijn
kwaliteit van redacteur eener rubriek
toch zeer veel met de problematiek in
aanraking kwam, niet in staat een pro
bleem op te lossen, dat een Franschman
aan hem had opgedragen ten einde raad
schreef hij dezen de oplossing onmogelijk
te kunnen vinden, waarover de proble
mist natuurlijk geheel verbaasd stond.
Heeft een dergelijke dammer eenigen aan
leg, dan krijgt hij weldra zoo 'n kijk op
het spel en is zijn voorstellingsvermogen
zoodanig geoefend, dat hij in staat is een
goede partij te spelen. Voor dezulke dient
gezorgd voor een uitnemende problemati-
tiek, waarin een paedagogische kracht
tot het damspel uitgaat. De problemist
heeft tot taak ons een dergelijke pro
blematiek te leveren en ons het mooie en
brillante van ons spel te laten zien. De
problemen, die in den laatsten tijd ver
schijnen, zijn de enkele uitzonderingen
daar gelaten, niet oorspronkelijk. Iedereen
denkt een probleem te kunnen samenstel
len. Het algemeen verbreid zijn van de
stelling dat de problemist geen sterke
speler behoeft te zijn om iets brillants te
leveren, hetgeen naar onze meening ge
heel onjuist is, pleit niet voor onze pro
blematiek. Neen, de taak van den proble
mist is iets oorspronkelijks te leveren. Wij
kunnen gerust, tot het oude terugkeeren,
indien het niet meer mogelijk blijkt iets
origineels samen te stellen.
„Samenstellen", dit is juist de kwestie.
Haast alle problemen worden gemaakt
door herleiden, d.w.z. de eindstand wordt
opgezet en hierop een probleem gebouwd.
Voor ons is iemand, die op dergelijke wij
ze een probleem fabriceert, geen proble
mist. Hij drijft op het toeval. Toch zijn
natuurlijk op deze wijze schitterende din
gen ontstaan, door de enorme capacitei
ten en reuzen fantasie van sommigen,
doch wie zegt ons wat zij geleverd zouden
hebben, indien ze op andere wijze te werk
waren gegaan.
De ware problemist bouwt op een idee,
een ingeving, zoo stellen wij ons voor dat
mr. Blankenaar tot de idee zijner eind
spelen wordt geïnspireerd, waarom deze
ook zoo origineel zijn.
Hieronder laten wij een probleem vol
gen van S. E. van der Meer Jr. en een van
M. J. Belinfante, waarvan wij weten dat
het creaties zijn.
Men oordeele zelf over de verkregen re
sultaten.
No. 44. S. E. v. d. MEER.
No. 45 M. J. BELINFANTE.
Stand in cijfers
Wit 15 schijven op 18, 22, 25, 28, 30,
32, 36, 37, 38, 40, 41, 43, 45, 46 en 48.
Zwart 14 schijven op 3, 6 ,7, 8, 9, 10,
11, 13, 14, 16, 17, 19, 24 en 26.
PROBLEMATIEK EN SPEL.
Het is merkwaardig een* na te gaan.
11. 31—27
12. 36 27
13. 41—37
14. 46—41
15. 41—36
16. 33—28
17. 39—33
18. 50—44
19. 28 17
20. 36 27
22 31
5—10
10—14
4—10
10—15
15—20
20—24
17—22
11 31
24V
21. 33 24
22. 32 23
23. 38—32
24. 30—25
25. 43—38
26. 44—40
27. 25 14
23—28
18 20
12—18
7—12
19—23
14—19
19 10
De beste manier om tempo te winnen»
28. 35—30 6—11
29. 40—35 11—17
30. 30—25 17—21
31. 35—30
Een valstrik Op 2328, 21 43 volgt
natuurlijk 49 38, 3024 en 25 5.
Zwart loopt hier echter niet in.
In deze prachtige eenvoudige stelling
is een schitterend effect bereikt met zeer
weinig materiaal.
Door te scheppen krijgt het maken
van problemen veel weg van practisch
spel, speciaal van combinatiespel, hetgeen
scheppen is. Het is mogelijk ter bevredi
ging van velen, toenadering te brengen
tusschen problematiek en spel. Wil men
in de partij op combinatie spelen, dan is
het noodzakelijk zich rekenschap te ge
ven van verschillende systemen, waarvan
de grondstelling in de partij aanwezig is
en waarop men dus zou kunnen spelen.
Eveneens moet men zien, waarop zijn'te-
genstander speelt. Verder moet men zich
rekenschap geven van verschillende ver
wikkelingen, die in de partij voorkomen
en die meestal tot geen resultaat leiden en
niet uitgevoerd kunnen worden. In het
practische spel is de wezenlijke spelgang
slechts een zeer klein gedeelte van wat de
combinatiespeler gezien en berekend heeft.
Zijn fantasie stoeit met de schijven en
dikwijls zijn zijn concepties geheel on
mogelijk, doordat er schrijven verplaatst
zouden moeten worden, of doordat er te
veel of te weinig schijven op het bord aan
wezig zijn en zelfs doordat het bord te
klein is.
PARTIJ.
Wit, Zwart.
J. J. v. d. Loo Jzn. A. F. Hoogvelt
Hillegom Haarlem.
Fransche opening.
1. 34—30 20—25
2. 32—28 25 34
3. 39 30
Deze variant wordt dikwijls toegepast
18—22
Een zeer sterk antwoord.
Ook 17—21, 16—21 of 18—23 geeft
hier goed spel. De tekstzet werd o.a.
dikwijls door de Haas gespeeld.
4. 44—39 12—18
5. 37—32 7—12
6. 40—34 1—7
7. 30—25 15—20
j|s Hier kan zwart ook met 2227 enz.:
voortzetten.
8. 34r—30 19—23
9. 28 19 14 23
10. 25 14 10 19
Een zeer goede afruilZwart bezet
nu het centrum.
32. 38—33
33. 33—28
34. 25 14
35. 30—25
36. 37—31
37. 31—26
10—14
13—19
14—20
9 20
20—24
8—13
12—17
Deze zet is hier niet sterk 28 en
12 21 ware verre hierboven te prefe-
reeren. Nu krijgt Wit gelegenheid ten
koste van een schijf doorloop naar dam
te forceeren.
38. 42—38 17—22
39. 26 17 22 42
40. 47 38 2—8
41. 27—22 18 27
42. 32 21 16 27
43. 17—11 23—28
44. 11—6 13—18
45. 6—1 8—12
46. 48—42
Wit schijnt zwarts plannen niet te
doorzien.
24—29
47. 25—20 3—9
48. 1—6 18—22
49 6—1
Hier loopt Wit in den listig gelegden
val 1
Stand na 49 61
12—17
19—23!
28 48
9—14
22—28
48—25
25—34
50. 1 34
51. 34 32
52. 20—15
53. 45—40
54. 40—35
55. 49—44
Wit geeft op.
Een partij die het bewijs leverd, dat
de „coup de Turc" ook in de practische
partij kan voorkomen.
(Met analyses van den zwartspeler).
Correspondentie
G. J. P. te K. Uwe inzending is
niet voor plaatsing geschikt; ze is te
eenvoudig.
Goede oplossingen mocht ik ontvangen
van J. Ossedrijver en A. van Lochem.
Gaarne houd ik mij aanbevolen voor
partijen, lokzetten, problemen, partij
standen enz. oplossingen binnen 7 dagen
in te zenden aan den damredacn»**.
NAAR HET ENGELSCH VAN GAY THORNE DOOR M T
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Het was afgesproken, dat Charles, den
morgen na zijn aankomst in Schotland,
van Luverdrum naar Stax zou rijden na
het ontbijt. Hij had dit met zijn gastheer,
Lord Glowrie, den vorigen avond afge
sproken, hem uitleggend, dat het absoluut
noodzakelijk was, dat hij ging en hij dus
geen deel kon nemen aan de jacht dien
dag. Het jachtgebied van Luverdrum lag
vele mijlen van het kasteel, doch er zou
nog een wagen voor Charles beschikbaar
wezen, welke even ha tienen voor zou
komen.
Ongelukkigerwijze was er echter iets
defect aan de auto en het reeds bijna mid
dag, voor ze vertrekken kon. Dit opont
houd was vervelend, want zijn afspraak
met Muriel was voor elf uur geweest,
doch er was niets aan te doen en, dacht
hij, zoo hinderlijk was het toch ook eigen
lijk niet.
Lord Glowrie was een pas getrouwde
nog jonge man, die met hem samen te
Oxford geweest was en hij was wel ver
plicht hem tot op zekere hoogte in ver
trouwen te nemen.
Hij had hem den vorigen avond apart
genomen in de heerenkamer en zijn best
gedaan hem een en ander uit te leggen.
„Kijk eens hier, Glowrie," zei hij, „ik
ben eigenlijk onder valsche voorwendsels
hier gekomen. Ik moet een zaak behan
delen, welke van het grootste gewicht is,
leven of dood hangt er haast van af, en
nu kwam je uitnoodiging daarvoor zoo
prachtig te pas. Ik moest n.l. in Schotland
zijn, ook in deze streek en juist om dezen
tijd. Door hier te verblijven lijkt dit een
gewoon vacantie-uitstapje en verder niets,
wat wèl het geval zou zijn, indien ik alleen
in deze omgeving zou vertoeven. Kan je
het me vergeven, ouwe kerel
„O, het is best, hoor," antwoordde zijn
jonge gastheer, ziende, dat zijn vriend in
vollen ernst sprak, „doe maar precies, wat
je het beste uit komt. Gelukkig is ons ge
zelschap groot genoeg en kunnen we toch
jagen," en zoo was alles dus beschikt.
Toen de wagen het kasteel verliet en
naar Stax reed, voelde Charles zich zoo
niet in vrede met de heele wereld, dan
toch triomfeerend. Hij ging het meisje, dat
hij lief had, haar geboorterecht brengen.
Zij zou niet langer anoniem en alleen door
de wereld gaan. Hij ging ook een groot
onrecht herstellen en de vuile plannen van
een bende geheime misdadigers, die de
uitgaande wereld bedreigde en zelfs de
lucht van Londen besmette, vernietigen.
Hij zat achter in den wagen, dacht na
over al deze dingen en overlegde, hoe hij
Muriel het nieuws zou mededeelen, zon
der haar dadelijk alles te vertellen. Het
was dringend noodzakelijk, dat ze onmid
dellijk van Stax vandaan zou gaan en
toch kon hij de reden daarvoor niet ten
volle uitleggen. Hij kon haar onmogelijk
doodelijk doen verschrikken door te zeg
gen, dat haar leven hier gevaar liep, en
voordat er een volledige bekentenis was
afgelegd door den een of anderen speler
van het drama, moest Muriel niet meer
weten, dan dat ze het wettige kind was van
hooggeplaatste ouders, en dat binnenkort
de heele wereld het weten zou. Wat
Constantine Mayberlie betreft, als die
om een of andere reden het vertrek van
het meisje wilde verbieden, wat hoogst
waarschijnlijk was, dan zou Charles hem
wel even laten weten, dat de waarheid
bekend was en dan zou de financier wel
in zijn schulp kruipen. Handelend volgens
den raad van zijn vader en den heer Scot-
son, wilde Charles niets loslaten, voor hij
ertoe gedwongen werd, doch hij hield
zijn kaart klaar. Als hij die uit zou moeten
spelen, dan zou het meer dan ooit noodig
wezen om Muriel zonder een oogenblik
wachtens van Stax weg te halen.
Charles vormde dan ook het plan om
Muriel een koffertje met onmiddellijke
benoodigdheden te laten pakken, om dan
met haar naar Luverdrum terug te keeren.
Dan zouden ze den nachttrein naar Lon
den nemen. Dienzelfden dag zouden Sir
Augustus en de heer Scotson naar de
gravin-weduwe van Stonehaven gaan en
haar dwingen hen te woord te staan elk
oogenblik van den middag kon Charles
een telegram ontvangen, hetwelk zou
melden, dat alles in orde was.
Terwijl ze dichter bij Stax kwamen,
zag Charles tot zijn verwondering eenige
auto's, vol menschen, klaarblijkelijk van de
Londensche uitgaande wereld, gevolgd
door een kleine vrachtauto vol koffers,
valiezen, jachtuitrustingen enz., welke alle
drie den weg naar het station inreden,
hetwelk twee mijlen van Stax verwijderd
was, zooals de chauffeur hem vertelde.
Wat kon dat beteekenen Hij veelde
zich dadelijk ongerust, want het was dui
delijk dat dit een aftocht van vacantie-
gasten was. De jachttijd was nauwelijks
begonnen en hij wist van Muriel, dat de
uitnoodigingen voor minstens veertien
dagen waren. Het leek zeer eigenaardig
en plotseling leek de zon minder helder te
schijnen op de heide en verloren de blau
we en purperen wegen in de lucht hun
schitterende kleur. Toen de wagen einde
lijk de oprijlaan binnen reed en voor de
voordeur stil hield, viel de jonge man
haast uit de auto. Al de gordijnen van het
huis waren neergelaten. Er was geen le
vend wezen te zien. Iedere vezel in zijn
lichaam schreeuwde het uit, dat dit een
huis van rouw en ramp was.
Het was een koude hand en een bevende
vinger, welke op het knopje van de bel
naast de deur drukte.
Het leken eeuwen voor er open gedaan
werd, en Charles wist onmiddellijk uit
het gelaat en de houding van den man,
die daar stond, dat er iets niet in orde was.
Zijn gezicht was bleek, zijn oogen ver
schrikt hij had vergeten zijn huisjasje
voor zijn livrei te verwisselen.
„Mijnheer Mayberlie ontvangt nie
mand, mijnheer," zei de butler dadelijk
en toen aarzelend, „tenzij u van de politie
bent natuurlijk."
„Van de politie? Ik begrijp niet, wat
je bedoelt," antwoordde Charles en hij
had het gevoel alsof een ijzeren hand zijn
hart vastgegrepen had en het langzaam
verpletterde. „Ik kwam ook niet om
mijnheer Mayberlie te spreken, tenmin
ste, nu nog niet. Ik kwam volgens af
spraak juffrouw St. Pierre bezoeken."
De man keek hem onnoozel aan.
„Dan weet u dus nog niet, mijnheer,"
hakkelde hij, „dat er iéts vreeselijks ge
beurd is vannacht."
Charles snakte naar adem en wankelde,
alsof hij een doodelijken slag ontvangen
had.
„Te laatTe laatriep hij uit, terwijl
de knecht hem met open mond aangaapte.
„Wat is er gebeurd slaagde Charles
er eindelijk in te fluisteren, hij hoorde zijn
eigen stem en huiverde ervan.
„Mijnheer Cuthbèrt, mijnheer," fluis
terde de man, „mijnheer Cuthbert May
berlie is dood, mijnheer. We gelooven dat
hij Op een vreeselijke manier aan zijn ein
de gekomen is. We.,,."
De butler zag, hoe de lange, knappe
jonge man plotseling weer rechtop stond,
Zag de kleur weerkeeren in zijn gezicht, en
niets ervan begrijpend, hoorde hij iets,
dat als een zucht van verlichting klonk.
„En Miss St. Pierre dan?"
„Die is bij Lady Stonehaven, mijnheer,
die er erg naar aan toe is."
Een kaartje werd in zijn hand geduwd.
„Breng dit alsjeblieft onmiddellijk naar
Miss St. Pierre het is van het hoogste
belang. Het spijt me zeer, doch ik moet
haar nu dadelijk spreken."
Charles werd in een vroolijk gemeubi
leerde kamer gelaten en wachtte. Er
scheen geen enkel geluid te wezen in
huis, alleen kroop er een groote bij onder
het gordijn vandaan en begon zoemend de
kamer rond te vliegen. Telkens, wanneer
hij in later jaren een bij hoorde, stond dat
oogenblik weer voor zijn geest en kon
hij nauwelijks een huivering onderdruk
ken.
Hij wachtte verschillende minuten, zijn
geest nog verward en verdoofd door wat
hij gehoord had en toen ging een deur,
welke op een andere kamer uitkwam, open
en kwam Muriel binnen. Zij was zeer
bleek. Haar gelaat toonde nog de sporen
van haar schreien, doch nu wierp ze zich
met een kreet van vreugde in zijn armen.
„O liefste, mijn liefste," riep hij uit,
haar tegen zich aandrukkend. „Goddank,
Goddank 1"
Zij begreep de grootte van zijn ver
lichting en vreugde niet, toen hij haar on
gedeerd zag en oogenblikkelijk bedwong
hij zichzelf ook, terwijl hij haar naar een
bank leidde, haar hand in de zijne nam en
naast haar ging zitten.
„Lieveling," zei hij, „ik heb zooeven
iets vreeselijks gehoord. Wat is het eigen
lijk, vertel me eens."
„O, het is verschrikkelijk Cuthbert, die
arme onmogelijke Cuthbert is dood. Hij is
gedurende den nacht gedood."
„GedoodWat bedoel je daarmee
Een ongeluk
„Ja, een soort ongeluk, iets ontzettends,
maar ik kan er onmogelijk over spreken.
En het had evengoed met mij kunnen ge
beuren, Charlie."
Hij onderdrukte den plotselingen schok,
die dit gezegde hem gaf. „Probeer 't me te
vertellen, lieve," zei hij, „het is van meer
belane dan ie denkt. Ik ben gekomen om
)e uit dit huis weg te halen, maar je moet
me eerst vertellen."
Zij drukte zich nog vaster tegen hem
aan en vertelde hem, wat ze wist met een
zachte, gebroken stem.
„Het schijnt," zei ze, „dat die arme
Cuthbert de gewoonte had om 's avonds
laat het huis te verlaten, wanneer iedereen
dacht, dat hij naar bed was. Je weet, hij
dronk. Mijnheer Mayberlie had getracht,
hem te verhinderen hier te veelte krijgen,
daarom ging hij dan naar een kleine her
berg, ongeveer een halve mijl hier van
daan dat is allemaal vanmorgen uitge
komen en kwam dan altijd erg dronken
terug. Wel, zoo gebeurde het ook gister
avond. Hij verliet de herberg, toen ze daar
sloten, dat vertellen de menschen, en hij
moet wel in een zeer slechten toestand ge
weest zijn, omdat hij zich vergiste in den
kant van het huis, waar zijn kamer was.'
- „Dat begrijp ik niet goed, lieveling."
„Zie je, de twee vleugels van het huis
zijn precies hetzelfde en de slaapkamers
in eiken vleugel komen met openslaande
vensterdeuren op de waranda uit. De
arme jongen ging naar den rechter vleugel
inplaats van den linker, en ging binnen,
in wat hij dacht, dat zijn slaapkamer was,
en welke dan ook in ligging geheel beant
woordde aan zijn kamer in den anderen
vleugel. Hij was zoo dronken, dat hij niet
wist, wat hij deed en het schijnt, dat hij
zich zoo maar op het bed geworpen heeft
en onmiddellijk in slaap viel. En het was
mijn kamer, Charles, welke hij voor de
zijne aanzag
Charles huiverde. Hij schreeuwde het
haast uit, doch hij was nu zichzelf meester,
en vroeg haar eenvoudig om door te gaan.
„Maar jij dan," zei hij, „viel hij jou
niet lastig?"
„Neen, dat was heel toevallig. Ik had
kaart gespeeld met Enid en de anderen.
Ongeveer kwart voor elf voelden we ons
allebei moe en zeiden goeden nacht. Ik
had je brief natuurlijk reeds vroeger in
den avond gehad, en ik had Enid verteld,
wat je me toestond haar te zeggen. We
waren beiden zoo gelukkig, doch we
hadden geen tijd er over te praten toen,
daarom vroeg Enid me gisteravond om
bij haar te komen slapen en ik haalde mijn
gerei en kwam bij haar. We hebben den
heelen nacht niets gehoord en wisten ook
niets voor vanmorgen, toen het ondekt
werd."
„Wil je zeggen, dat Mayberlie van
nacht, hij kon het woord niet uit
spreken.
„Ik kan het je niet vertellen, het is zoo
vreeselijk. Het schijnt, dat er op de heide
in de buurt van Stax, den laatsten tijd,
vreeselijke ert gevaarlijke wezens rond
liepen. Ze hebben ze niet allemaal kun
nen schieten. Het zijn wilde katten"
zij beefde in zijn armen „verschrik
kelijke dieren, die de menschen aanval
len en een daarvan is door het open raam
de kamer binnengedrongen."
Charles was verbluft. Al de mogelijk
heden welke hij zich gevormd had, wer
den als een rij kegels omver geworpen.
„Een wilde kat 1" zei hij in de uiterste
verbazing. „Maar hoe sterk en wild die
ook geweest kan zijn, die kan een mensch
toch niet dooden Je praat ervan, alsof het
een tijger was."
„Ik kan er niet tegen om er nog over te
praten," antwoordde ze, „maar je hebt
HUISKAMER