In en om Haarlem. ZPVRpUWETI- 1) NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde Biad Vrijdag 19 September 1924 „HERWONNEN LEVENSKRACHT". Terug naar de christelijke opvatting Ds studeerende vrouw. LI1SS8UW E§8 VBSS6ÜER8J. Eenden houden. KUNST EN KENNIS. Italiaansche Opera. MET VOORBEDACHTEN RADE. Hij: „Waarom sta je zoo naar die hoeden te kijken? Ik heb toch niet meer bij me dan vijf gulden." Zij: „Je hadt, toen we uitgingen, toch moeten begrijpen, dat ik een en ander wilde koopen." Hij: „O, maar dat deed ik ook." PHILIPPIJNEN-MODE, De Moro-meisjes op de Philippijneu dragen hoeden van den karakteristie ken vorm als bovenstaand dochtertje van een rijke Philippijnsche familie. Wanneer het meisje huwt, wordt de ze hoed met gouden vijfdollar-stuk ken versierd en in haar huis op een eereplaats opgehangen. De naam van den echt genoot. Liefhebberijen van mannen. Practische wenken. NAASTENLIEFDE VAN EEN AUTO-MANIAK. „Zeg Jan, iemand roept ons aan. Zouden we niet even stoppen?" „Welnee ik stop nooit als ze nog roepen kunnen!" .(London Opinion!, „Herwonnen Levenskracht" in Haarlem herdenkt haar tien-jarig bestaan en dies is er aanleiding voor de Roomsche krant net vele en vruchtbare werk te gedenken van dezen uitbloei op den stam der HaarAtasche Roomsche Charitas. Wie dezen naam „Herwonnen Levens kracht" heeft gegeven aan een vereeni ging, die zich de beteugeling en bestrijding ten doel stelt van de verschrikkelijke ziekte die tuberculose heet, heeft in twee woorden al de blijheid, al de vreugde weten te schet sen, die een patiënt in zijn ziel en lichaam voelt bruischen, als voor hem of haar een overwinning op de „Witte Pest", zooals de tuberculose ook wel genoemd wordt, is be vochten. Herwonnen Levenskracht wat dat be- teekent voor den door tuberculose onder mijnden zieke, kunt gij beoordeelen, die wel eens op uwen levensweg hebt ontmoet, die jeugdige wezens, die midden in den bloei hunner jonge jaren, plotseling tot het besef komen, dat de ijzige dood met klamme hand bezig is den bloesem huns levens te pluk ken. Gij weet wat het beteekent, herwonnen levenskracht, gij, die een dier huisgezinnen kent, waar een der leden, niet zelden de lieveling van allen aan tuberculose lijdt en waar dat ieed den paarsen stempel drukt op heel den levensdag der huisgenoo- ten. Wat tuberculose voor leed vermag te ver- Wekken, teekent een kleine herinnering uit eigen ondervinding. Ze vormden een gelukkig huisgezin, vader, moeder en zeven kinderen. Van tuberculose was in de familie nog nooit iets vernomen. Totdat de oudste doch ter den leeftijd van twintig jaren had be reikt. Ze werd gegrepen en op het ziekbed neergeworpen: tuberculose. Drie jaren van droeve dagen gingen over het lijden heeni Slechts het zonnetje der echt Christelijke berusting in Gods Vaderlijke Voorzienigheid scheen binnen de muren van dat huis. Lang zaam aan verdween alle hoop op genezing: de dochter stierf Het leed was groot, maar stelt u de droefheid voor der huisgenooten, toen één maand na den begrafenisdag der oudste dochter, de oudste zoon op het ziek bed kwam: tuberculeus. Ook hij! Hij ging denzelfden weg, maar de lijdenstijd was kor ter. En na hem verzorgde de oude moeder achtereenvolgens nog drie zoons en twee dochters op het ziekbed. Allen stierven aan tuberculose, behalve één dochter, die aan den greep van deze vreeselijke ziekte ontkwam, en huwde. He laas, zij stierf ook, door andere doodsoorzaak maar liet den nu van alle kinderen beroof den grootouders, een snoezig kleindochter tje na, dat zij koesterden en verzorgden, en dat hun oogappel werd. Ge begrijpt het, niet waar, lieve lezeressen En kunt u dat voorstellen. Begrijpt gij ook de smart van deze oude menschen, toen de dokter con- stateeren moest, dat ook de kleindochter lijdende was.... aan tuberculose? Het is gestorven. De beide grootouders leven nog en gelijken Job in hun volkomen overgave aan Gods H. Wil. Het zijn brave katholieke menschen en schoon komt in hen uit de kracht en vertroosting, die onze H. Roomsche Godsdienst in uren van onnoe melijke- smart als deze weet te geven. Dit is een ware geschiedenis, die wij hier even neerschrijven om u de beteekenis te doen beseffen van deze woorden: Herwonnen Levenskracht. Ze beteekenen zonnige vroo- lijkheid en levenslust hergeven, waar ver driet en angst voor de toekomst leeft: een zieken vader de gezondheid en het leven hergeven voor zijn gezin; een uitmergelende moeder weer in den vollen zonneschijn zet ten van haar huisgezin, wSar zij noode, waar zij, naar menschelijke berekening, niet ge mist kan worden; het jonge meisje, den ie- venslustigen jongen man aan de zijnen, o.a. het leven hergeven dat is de taak, die „Herwonnen Levenskracht" zich stelt. „Herwonnen Levenskracht" is een loot, een instelling van de afdeeling Haarlem van den Ned. R. K. Volksbond, die dezer dagen even eens jubileert en het is niet een harer minste instellingen. Ze mag groot gaan op deze spruit en met genoegen vestigen wij de aan dacht er op omdat zij zooveel tastbaar geluk aan menigeen heeft gegeven. Het is hier de plaats niet een getrouw overzicht te geven van de werkzaamheden van Herwonnen Levenskracht, in de afgeloo- pen twee lustra. De opsomming zou bovendien te dor wor den. Volstaan wij daarom met het voornaamste. Nadat in het jaar 1914 eerst Bloemenda gen waren georganiseerd onder leiding van de heeren C. P. A. Dammers en P. Dijt en reeds de eerste maal een opbrengst kon worden geboekt van 1300.werd in 1915 een vast comité gevormd, dat voortaan lei ding zou geven aan bloempjesdagen en inza melingen. Als eerste voorzitter trad op de heer A. Slisser, als secretaris de heer J. Offermans en als penningmeester de heer J. W. de Graaf. Deze laatste werd op 3 Juli 1916 in die functie gekozen en is nog steeds met die meest verantwoordelijke en meest omvattende bestuurstaak belast. „Ja," zoo zeide ons de heer de Graaf, „vooral in het begin viel het werk wel eens moeilijk, maar langzamerhand kom je er in het wordt een tweede natuur en ik heb er nu veel liefhebberij in. Bovendien moet u niet vergeten, dat men voldoening heeft van dit mooie werk voor zijn lijdende me- demenschen." Laten we hier verklaren, dat de heer de Graaf een accuraat en ijverig werker voor „Herwonnen Levenskracht" is. Altijd in touw, waar hij de middelen zijner vereeniging kan versterken Eenmaal het was in 1920 heeft hij zelfs eenige uren doorgebracht in het politiebureau aan de Smedestraat, om dat ijverige verkoopstertjes wat te ver wa ren gegaan met den verkoop van kerst plaatjes en de politie hem daarvoor verant woordelijk wilde stellen. Het liep echter met een sisser af. Na een kort interegnum als voorzitter van den heer Donkerloo, werd de heer W. Molenkamp, een bekende figuur in het Volks bondsleven, toi voorzitter gekozen. Dat was in April 1919. „Hij heeft de vereeniging best geleid", getuigde van hem de secretaris en met dit testimonium, dat wij graag beves tigen, mag de heer Molenkamp tevreden zijn. Sinds 14 December 1917 treedt de heer J. Elligens als secretaris op en wat deze voor Herwonnen Levenskracht beteekent, weet men niet alleen aan de redactie der Room sche krant, waar hij voortdurend aanklopt om meer bekendheid aan het streven der vereeniging te geven, maar kan ook iedereen constateeren, die een blik slaat in zijn keu rig bijgehouden archief en eens napluist wat al persoonlijk werk door hem in combi natie met de andere bestuursleden wordt gedaan. Het bestuur bestaat nu, behalve uit de mimwm Reeds dikwijls heeft men gelezen over de iterke toename van het aantal echtscheidin gen, die tegenwoordig met meer alleen in Amerika, maar ook in verschillende landen Van Europa helaas ook in het onze Valt waar te nemen. Begrijpelijkerwijze heett men zich afge vraagd wat toch hiervan de oorzaak mag zijn en verschillende redenen zijn daarvoor reeds aangevoerd. Sommigen wijten het aan de veelal onvoldoende voorbereiding tot het huwelijk, anderer aan de toenemende zede loosheid, waarvan ook zelfs gehuwde lieden, zich niet altijd weten te vrijwaren, aan de mindere verdraagzaamheid van de tegen woordige menschheid, enz. Zeker zullen deze factoren het euvel der echtscheidingen niet weinig in de hand wer ken, maar de groote oorzaak ligt o.i, in het meer en meer terugdringen van de hooge Christelijke opvatting van het huwelijk door de heidensche waardeering, die in huwe lijk slechts ziet een onderlinge overeen komst tusschen twee menschen om voor een onbepaalden tijd met elkaar samen te wo nen. Tot deze conciusie kwam dezer dagen zelfs een ongeloovig advocaat in Oostenrijk die in het „Neue Wiener Journal" een ver klaring tracht te geven omtrent de ramp der echtscheidingen, welke na den oorlog ook te Weenen in ontstellende mate is toege nomen. De advocaat begreep terecht, dat men om de zaak te beoordeelen zich niet tot de officleele stukken mocht bepalen, doch in het voorafgaand leven van partijen de wor tels moest nagraven, waaruit de giftboom opwaste. En zoo kwam hij tot het eerste besluit, dat wel is waar 'bij zulk een pro ces één der echtgenooten als klager of aan klaagster optreedt, doch dat de schuld ge woonlijk op beider rekening dient te worden geschreven. En de voornaamste fopt welke zij begingen, was deze, dat zij.... trouwden. Want dit gebeurde meestal met een onver antwoordelijke lichtzinnigheid, zonder zich rekenschap te geven, hoe ernstig de stap was, welke zij gingen zetten. Vooral bij de meisjes was dit blijkens zijn ervaring het geval. Ze namen den eersten den besten of slechtsten man, dien ze konden krijgen, zon der zich veel rekenschap te geven, van wat zij deden. En nu komt de merkwaardige conclusie: Volgens dezen blijkbaar ongeloovigen advo caat zou verbetering alleen te verwachten zijn, wanneer ook van Staatswege het huwe lijk onontbindbaar werd verklaard, de mo gelijkheid van echtscheiding, derhalve afge sneden! Dan zouden een aantal lichtzinnige huwelijken in de eerste plaats achterwege blijven en waar ze zouden gesloten worden, leefde het besef dat men niet mocht aan- trachten, elkaar te verstaan en zich desnoods sturen op vervreemding en evenmin deze Lijdelijk af te wachten, doch men zou moeten tot het uiterste inspannen om elkander niet te verliezen. Hier zien we voor de zooveelste maal, hoe de leer der Kerk, de wijsheid van God, tenslotte ook. door de ondervinding wordt gestaafd en elke overtreding van Zijn ge boden ten slotte geweldige maatschappe lijke gevaren benevens persoonlijk ongeluk na zich sleept. Een aardig en tevens een ernstig-waar woord over meisjes-studie, herhaalde Pro fessor Kernkamp onlangs in een hoofdartikel van „De Groene Amsterdammer". Hij sprak het naar aanleiding van het feit, dat 70 der studeerende meisjes in het huwelijk treedt, waaronder velen, die de studie niet volbrengen. Prof. Went vroeg daaromtrent „of nu in derdaad de universiteit de beste leerschool is voor een zoo groot aantal aanstaande huisvrouwen". „De beste niet," sprak prof. Kernkamp, „maar toch tienmaal beter dan de vroegere opleiding tot het huwelijk, die aan deze genoemde heeren Molenkamp, voorzitter, Elligens, secretaris, de Graaf, penningmees ter, uit de heeren en J. Turken burg. Voorts zijn er afgevaardigden van de verschillende vakorganisaties. Totaal een 60 leden telt het comité Dit zijn de menschen, die belangeloos hun krachten geven om lijdende medemenschen te helpen Men heeft van zekere zijde er op aange drongen dat de Staat en de Provincie den strijd tegen de tuberculose zelf zou voeren. We zouden dat betreuren. Zeker, de strijd tegen de tuberculose eischt veel geld en geld komt er bij de particuliere comité's met genoeg binnen. De overheid zou zeker in staat zijn meer geld daarvoor beschikbaar te stellen. Laat zij dat dan ook doen door ruime subsidies, maar ontneemt aan onze samenleving toch niet het mooie liefdadigheidsinitiatief. Hoe mooi is het, dat zoovelen iets over hebben voor hun lijdende menschen! Zie eens naar de opofferingen van de «comité leden en ook naar den warmen steun, dien zoovele verkoopstertjes en andere helpers en helpsters telkenjare weer verschaffen! Wil men de samenleving beter maken, dan is een der middelen daartoe, het saamhoorig- heidsgevoel der menschen grooter te maken en ook de offervaardigheid voor elkander en de naastenliefde in echt christelijken geest! Op velerlei manieren heeft Herwonnen Levenskracht getracht in de afgeloopen ia- ren aan geld te komen. Teleurstellingen ble ven haar niet gespaard daarbij. De Katholie ken herinneren zich daarbij nog hoe enkele jaren het was onder het burgemeester schap van Jhr. Sandberg aan „H. L." ver gunning geweigerd werd om een bloemp jesdag te houden. In 1919 werd dat, vooral door bemiddeling van den heer Mr. J. B. Bomans, toenmaals wethouder, wel toege staan. In dien tusschentijd had „H. L." ge tracht aan de noodige middelen te komen door verkoop van kerstplaatjes, collecten bij speciale gelegenheden, verkoop van scheurkalenders, zooals trouwens nog ge schiedt, en op andere wijzen. Het hoogste bedrag dat bij een spe!djesdag werd verkre gen, bedroeg 3662. Dat was in 1921. Het jaar daarna was het 3170 en dit jaar bijna 3000. Mooie bedragen? Zeker, maar in dienst der liefdadigheid is men zelden voldaan. Dat is ook bij „H. L." bet geval en wanneer men dan ook leiders van „H. L." vraagt hoe het „met de zaken gaat", dan kan men tevoren het antwoord verwachten: dankbaar, maar we moeten meer geld hebben, dan konden we meer doen." Geld! Daar vraagt men om. In dit verband is het wel goed er aan te herinneren dat „H. L." ook sinds 1919 dona teurs aanwerft He* heeft er nu al reeds 124. Ook andere giften zijn zeer welkom en nog in dankbare berinnering leeft voort bij het bestuur de royale gift van 100.die de R. K. Bouwvakpatroons de vereeniging eens verleenden en laten we ook niet verge ten dat sinds eenige jaren de gemeente Haarlem aan de vereeniging een subsidie verleent van 50C maximum. Dit geld wordt uitbetaald als 25 cent per door de ver eeniging verpleegde en per verpleegdag. Dit subsidie heeft nog dit voordeel dit aan het adres van hen, die er aan denken de vereeniging geldelijk te steunen dat als vertegenwoordiger der gemeente de heer Dr. J. van Konijnenburg, leider van den gemeen telijken Geneeskundigen Dienst toezicht houdt op de besteding der gelden. Zoodoen de bestaat er ook niet alleen een aange name, maar ook een innige samen werking met den gemeentelijken geneeskun digen dienst. De beschikbare gelden worden zoo vrucht baar mogelijk besteed. Niet alleen worden patiënten voor zooveel er plaats en geld. is verpleegd in het sanatorium Dekker's-' wald en in ziekenhuizen hier ter stede, maar ook en dat is practisch zeer juist gezien schiet de vereeniging te hulp daar waar hulp noodig is door het geven van verster kende middelen, door steun aan lijdende huis moeders in den vorm van hulp in de huis houding' of voor het doen der wasch; door het geven van toeslag op huishuur opdat de patiënten gelegenheid hebben een huis te bewonen, waar licht en lucht in voldoende mate aanwezig is enz, Alles geschiedt echter alleen en niet dan na advies van den huis arts. Men ziet het: 't is geen dilettantisme, maar een stelselmatig streven om op de meest krachtdadige wijze den geesel des tijds, de tuberculose, te bestrijden. Wij willen eenige cijfers geven: in 1919 werden verpleegd door de vereeniging 9 pa tiënten; in 1906, 6; in 1921, 8; in 1922, 14; in 1923, 14 patiënten. In het laatste jaar wa ren er totaal 2226 verpleegdagen. Het gebeurt dat er weken zijn dat 50 aan verpleeggeld wordt uitgegeven. Dat dit enorme eischen aan de kas stelt ligt voor de hand. We zullen ons overzicht echter niet te lang maken. We hebben geen getrouwe ge schiedenis willen geven van wat „H. L." deed in de afgeloopen tien jaar. Slechts hier en daar deden wii een greep, in de hoop dat onzen lezers en lezeressen zoovee! belang stelling is bijgebracht, dat zij zich gaan interesseeren voor „H L." en vooral dat zij bij gelegenheid van dit tweede lustrum eens mogen denken aan het werk van die vele opofferingsgezinde mannen en vrouwen, die een groot deel van hun vrijen tijd met blij moedigheid offeren voor het welzijn van hun medemenschen. In het gemeenteverslag wordt gemeld dat er in 1923, nog 150 personen in Haarlem aan tuberculose sHerven. Dat is een schrik wekkend cijfer en dat alleen reeds wettigt dat wij de aandacht vestigen op onze Haar- lemsche Roomsche jereeniging Herwonnen Levenskracht. Moge zij voortdurend in het bezit blijven van een kring mannen, die met zooveel ijver het goede nastreven als de tegenwoordige bestuursleden. Ad muitos annos! vertuigt UI In eiken prijs het beste Hier zijn enkele van on^e succes-merken. Imperial Femina Fine Fleur Elemé SoeciaféZ^l We lezen in het Boeren- en Tuindersblad Laatst vroeg iemand het eeh en ander te schrijven over het fokken en houden van eenden. Wij voldoen daaraan gaarne, omdat eenden houden zeer rendabel kan zijn. Men meene echter niet, dat het er bij een eend Zoo nauw niet op aan komt. Noodig is, dat er eenden gefokt worden, die afstammen van dieren, die door valnest- cmtróle bewezen hebben goede legsters te zijn. Zulke zijn thans reeds te krijgen en in de toekomst natuurlijk nog meer. Verder moeten de dieren goed gehuisvest zijn en doelmatig gevoerd worden. De eendenhouderij ontwikkelt zich in ons land vrij snel. En waarom Ie. Omdat eenden minder te lijden heb ben van ziekten. 2e. Omdat zij betrekkelijk gemakkelijk op te voeden zijn. 3e. Wijl ze sneller groeien dan kippen. 4e. Op een vrij terrein slechts weinig aan voeder kosten. 5e. Omdat eenden het ook zonder zwem water kunnen stellen, als maar gezorgd wordt voor véél en zuiver drinkwater. Laat ons nu het een en ander mededeelen over het opfokken. Worden de kuikens uitgebroeid in de ma chine dan zorge men er voor, dat ze goed droog zijn, voordat zij de droogkamer ver laten. Zijn ze onder een kip of eend uitge broeid, dan late men ze niet te spoedig uit het nest stappen. Laat de kloeken dus rustig zitten en maak de omgeving desnoods wat duisterder, door een plank of iets dergelijks voor te zetten. De eerste 36 uur mogen ze geen voedsel hebben, 't Is dus krek eender als bij kipkuikens. Ze vinden voldoende re- servevoedsel in den pas opgenomen dooier- zak. Dat men dit toch niet wil inzien. Uit sleur en onkunde begint men reeds di rect na de geboorte de teere kropjes en maag jes te overladen. Na 1 y2 dag geeft men behalve het gewone kuikenvoer vooral veel oud wittebrood ge weekt in melk. Het weekvoer moet voch tiger zijn dan dat van hoender kuikens. Liefst laat men de jonge eendjes de eerste 10 a 14 dagen niet in het water, doch men stelle ze in de gelegenheid, van den 3den dan af in een ondiepen bak met frisch water een bad te nemen. Er dient voor gezorgd, dat het water niet in de straffe middagzon staat, want warm water is voor jonge eendkuikens hoogst nood lottig. Ook zorge men er voor dat ze steeds beschaduwde plekjes kunnen opzoeken. Men ga bij de natuur te raden. Als het heet s, midden op den dag, dan ziet men de wilde moeder eendnimmer met hare kuikens op het vlakke water, maar verbergt zij zich tusschen riethalmen of in het gras aan de kanten van. poelen of slooten. Vele kipkuikens worden ziek door te sterke zon, maar eendkuikens nog meer. Men kan eendkuikens verder op dezelfde wijze groot brengen als kipkuikens. Dat is thans de meest eenvoudige weg, daar iedereen toch hoenderkuikens in zijn bezit heeft op het oogenblik,. Alleen het opvokvoer wat weeker maken. En natuurlijk zorgen voor veel groenvoer. Wie eendenkroos onder zijn bereik heeft, die is vèr voor er gaat niets boven. Eerstens is het gemakkelijk verteerbaar, tweedens lus ten de jonge eendjes het graag en ten derde bevat het al licht een massa kleine slakjes (dierlijk voedsel). Er moet gezorgd worden voor een frisch bed. Het beste is frisch hooi en liefst 'n flin ke hoeveelheid Geef een luchtige, maar tocht vrije plaats, want eendkuikens geven al spoe dig veel lijfreuk van zich af, vooral al ze sterk groeien en die kunnen ze slecht verdragen De eerste week kan in melk geweekt brood jeen keer of 4 per dag geven, doch telkens niet meer dan ze met graagte opeten. De rest wordt dus weggenomen. Daarna kan men het brood vervangen door 1/3 deel haver meel en 2/3 deel gries, weer aangemaakt met verdunde melk of onderroom. Opgemerki zal worden, dat ze vlug doorgroeien en op den leeftijd van 3 a 4 weken betrekkelijk wei nig zorg meer vereischen. Fijne schelpen ('t fijne uit grit) niet te vergeten. De hoofdzaak is, dat het hokje, waar de diertjes verblijven, zoo droog ea zoo proper mogelijk gehouden wordt. De voedermethoden loopen zeer uiteen. Men zegt wel eens maar daar is overdrij ving bij zooveel eendenfokkers, zooveel voedermanieren. Met de meeste methoden wordenfjjgoede resultaten bereikt, als men maar niet te zeer afwijkt van de voeding der kipkuikens. De heer M. de Hondt zendt ons thans het volledige tableau de la troupe voor het as. seizoen en blijkt ons uit de samenstelling, dat men inderdaad hooge' verwachtingen mag koesteren. Naast enkele artisten wier prestaties in het vorige seizoen nog in de herinnering le ven wist de heer de Hondt aan zijn gezelschap te verbinden verschillende artisten met in het buitenland reeds gevestigde groote re- putatiën, zoodat de Italiaansche Opera op een subliem ensemble mag bogen. Albertina Cassani, le soprano leggero, Guiseppina Cobelli, le Soprano drammatico, Rosa Bardelli, le Soprano lirico; Luisa Ro- vere, soprano lirico; Irma Zappata, Creusa Casadei Soprani, Maria Valverde le Mezzo Sopraijo, Ines Guasconi 2e mezzo soprano. Antóniö Bagnariol, le Penore lirico (spin- to),01ivieroBelussi, lo Tenoro lirico; Viïtorio Lois, 1 o tenoro drammatico; Giuliano Oliver, lo tenoro leggero; Gino Barbieri, tenorej Galileo Parigi, lo boritono drammatico; Car- Galileo Parigi, lo baritono lirico; Tommaso Fantini, baritono; Franco Zaccarini, lo bas so; Arturo Borin, lo basso; Leopoldo Che- rubini, basso comico. Maëstro Concertatore e Direttore d' or chestra: Giovanni Fratini. Gaetano Comelli Mo Sostituto e del Coro, Gaspare Barterra, direttore di Scena. Groot Italiaansch koor. Ballet onder lei ding van Maëstra di Ballo e lo Ballerina Maria Bersani. categorie van meisjes ten deel viel: 'n kost school, wat meehelpen in de huishouding en verder: afwachten. Wat de „wetenschap" verliest aan meisjes, die na al of niet vol brachte studie trouwen, wordt ruim opge wogen door wat het gezinsleven wint aan een moeder, die geestelijk „bij" is Verschillende gehuwde vrouwen, die zich in het openbaar leven bewegen of zich aan de litteratuur wijden, hebben, ook hier te lande, haar meisjesnaam behouden en tee kenen haar wejk met dien naam. In Amerika komt dat nog veel meer voor. Nu is er een ernstig vei-schil over gerezen, of dit wel wettelijk toelaatbaar is. Een gehuwde vrou welijke beambte te Washington wilde, toen zij de uitkeering van haar bezoldiging moest teekenen, dit met haar meisjesnaam doen, maar de ambtenaar weigerde haar salaris te betalen, wanneer zij niet met haar man's naam teekende. Hij beweerde dat de vrouw wettelijk den naam van haar man aanneemt. Nu zal wel worden uitgemaakt, of hij ge lijk heeft. Vaak hoort men vrouwen klagen, dat haar man verslaafd is aan zijn voetbal match of aan zijn visschen, of zijn duiven of zijn fiets of roeien. Niet of ze het hebben over menschen, die verslaafd zijn aan den drank, zoo wordt er over die verschillende liefhebberijen van den man gesproken. Hoe komt dat? De vrouwelijke medewerkster van de „Crt". antwoordt hierop zêer terecht: Ik geloof niet, dat ooit een man zijn vrouw volkomen begrijpen kan. Omgekeerd ook niet hoor. Zoo ook hier. Want waarom klagen de vrouwen? Omdat al die liefheb berijen in den regel op Zondag beoefend moeten worden. Zondag is de eenige vrije dag van den man en dien wil hii ook voor zijn genoegen gebruiken. Maar mannen vergeten, dat wij, vrouwen, nooit een vrijen dag hebben, en dat door hun uitgaan, wij ook alleen voor de kinde ren blijven zitten. Een man heeft overdag zijn werk. Hij spreekt andere menschen, krijgt nieuwe in drukken en zoo. Maar de vrouw blijft thuis in de beperk te ruimte van het huishouden. Ze is altijd door bezig met haar werk en de kinderen. Kan de man 's avonds rustig zitten lezen of prutsen, de vrouw heeft in den regel nog een massa verstelwerk, strijkgoed, of zoo. En nu komt de Zondag. De vrouw ver langt èr naar, haar man dien dag bij zich te hebben, met hem te praten, te wande len. De man is anders. Voor zijn huwelijk had hij al zijn voetbalmatch of andere lief hebberijen, waar hij niet buiten kan, al houdt hij nog zooveel van zijn vrouw, die zich maar schikken moet om in de tweede plaats te komen. De vrouw moppert en wordt een last voor haar man. Een lieve oude vrouw zei eens, het heele geheim van huwelijksgeluk zit hierin, dat de vrouw nooit een rem voor haar man wil zijn, zich zelf weet weg te cijferen zonder dat de man merkt, dat dit een offer voor haar is. Iets waars zit hierin zeker. Wij, vrouwen, mogen niet te veeleischend zijn. Een man heeft nu eenmaal behoefte aan andere uitspanningen dan wij en een sport liefhebber is, gelukkig meestentijds geen kroeglooper. Probeer den gulden midden weg. Laat hem een beetje vrij: zijn er kin deren, blijf dan om beurten thuis. In den regel zal men zien, dat „moeder toch vrij willig haar vrijen Zondag" met man en kin deren doorbrengt. En gaat uw man naar zijn geliefde boot of voetbal of fiets, welnu dan, lees een mooi boek, vraag uw vriendin dien dag, ga zelf ergens naar toe. Denk er aan, hoe minder bekrompen de vrouw is, hoe meer ze haar man boeit en bindt aan huis. Knellende banden houden het op den duur toch niet. MARMER FIGUREN. Om marmer figuren schoon te krijgen, vermengt men gebrande kalk met een zeep oplossing, zoodat een dunne brij ontstaat, die op het marmer gestreken en na 24 a 30 uur met lauw water afgewasschen wordt. Een zeer beproefd middel om marmer te reinigen is rundergal te mengen met 123 gram zeepziederloog en 62 gram terpentijn. Dan voegt men er fijngestooten pijpaarde door, dat men op het marmer aanbrengt en na 24 uur weer afwrijft. NIEUWE PANNEN. Een nieuwe ijzeren pan is dikwijls, bij het eerste gebruik, onderhevig aan een sterke samentrekking, waardoor er gemakkelijk barsten in kunnen komen. Om dit te voor komen, wrijft men de pan aan de buiten zijde met een rauwe ui flink af, zet de pan daarna vol water op het vuur, brengt het langzaam aan de kook en laat het in de pan afkoelen. Uw pan zal dan geen „last" meer hebben van barstjes. DE WASCH. Een middel om geel geworden waschgoed weder mooi wit te maken, is het volgende Men doet bij het laatste spoel- of blauwsel- water drie eetlepels spiritus en een eetlepel zuivere terpentijn, laat het waschgoed er een half uur in staan, wringt het daarna uit en hangt het te drogen. Ook een toevoeging van 80 procent watersuperoxyde, en wel 25 gram op 10 liter water, leidt tot hetzelfde doel, als men de wasch er 10 minuten in laat koken, er een heelen nacht in laat staan en ze den volgenden morgen ophangt. Na beide procé- dé's vertoont de wasch weer haar oorspron kelijke blankheid en frischheid. UIEN. Na 't eten van uien drinke men een glas zoete melk, waarna de hinderlijke uienlucht verdwenen is. GAUW GAAR. Wanneer men erwten en boonen niet gaar kan krijgen, moet men natte doeken op den deksel leggen. ZILVERDOEKEN. Los een kop vol geschaafde witte zeep in dezelfde hoeveelheid water op. Als het meng seltje koud is, doe er dan drie flinke eetlepels kalkpoeder en een paar druppels ammoniak bij. Leg in dit mengsel een paar stukken zacht oud flanel of linnen en laat deze er goed wat van opzuigen. Duw ze een beetje uit, zoodat ze niet kunnen afdruppen en laat ze drogen. Wrijf even met zulk een lap over het zilver en alle ongerechtigheden verdwijnen. STRIJKIJZERS. Strijkijzers moet ge altijd droog bewaren. Wrijf ze, wanneer ze nog warm zijn, in met was, daarna met een wollen lap nawrijven. GROENTENSOEP. Allerlei soorten van groenten, bloemkool, spruitjes, wortels, selderij enz. wascht men en snijdt ze in kleine stukjes. Men smelt een flink kluitje boter in een pan en laat daarin de groenten een kwartier tje stoven. Dan voegt men er zooveel kokend water bij als men soep noodig heeft, doet er zout bij en laat de soep ongeveer een uur langzaam koken. Kort voor het op dienen doet men er wat vleeschextract bij (of maggi) en fijngehakte peterselie. OUDBAKKEN BROOD. Van oudbakken brood kunnen wij een smakelijken schotel maken op de volgende manier. Kluts een ei, doe daarbij een eetlepel sui ker, 1 eetlepel bakmeel en een kopje mejk. Roer dit alles goed dooreen, dat er geen klontjes in zitten. Bak dan kleine koekjes vlug aan beide kanten bruin. Strooi op een koekje wat rozijnen, leg er weer een ander koekje warni op en strooi er dan wat kaneel over. Warm op doen. EEN KEUKENTAFELTJE OP ROLLETJES. Zulk een tafel is ons van veel meer nut dan een vast staande tafel, die dikwijls te Zwaar of te onhandig van model is om daar te zetten, waar we op het oogenblik het mees te nut er van zouden hebben. jê

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9