ORDE EN ARBEID.
Eenvoudige dingen.
Een der zeven wereldwonderen.
De pensioenactie van het
spoorwegpersoneel.
LEGER EN VLOOT.
Het stelsel der hulp
instructeurs.
RECHTSZAKEN.
Sluiting van een apotheek.
Een roofholbewoonster.
FEUILLETON.
De groote Pyramide van Cheops.
De eigenaardigheden der bouwconstructie.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad - Dinsdag 23 September 1924
•ÏENÈOEIif'
KANfH
Dit geweldige bouwwerk, dat in de Oud
heid tot een der zeven wereldwonderen ge
rekend werd, is een der merkwaardigste
uitmondt en het schema toont ook duidelijk,
hoe de blokken daar anders liggen, dan in
de rest van het bouwwerk.
Fig. 1.
monumenten ter wereld. Zooals al deze reu
zenwerken is ook deze omstreeks 3300 vóór
Christus gebouwde pyramide het gral van
een Egyptischen "harao, Cheops, maar niet
lang schijnt dier lijk hier gerust te hebben,
daar na enkele eeuwen ónder een andere
dynastie, naar men meent te moeten aanne
men, roovèrs de pyramide zijn binnenge-
Van wonderbare afmetingen is de gang of
hall, die onmiddellijk naar de grafkamer
voert; in figuur 4 zien we, hoe de lagere
gang plotseling uitmondt in deze machtige
hall van majestueuze lengte en hpogte, die
sterk naar boven oploopt en uitkomt in de
eigenlijke grafkamer. D^ar deze oude bouw
meesters geen bogenbouw kenden, werd de
Fig. 2.
drongen en de mummie met hare schatten
hebben weggenomen.
In bouw vertoont Cheops' pyramide af
wijking van de andere.
Bij deze is de grafkamer gewoonlijk onder
de aarde aangelegd. Dit was oorspronkelijk
ook we! bet geval met de pyramide van
Cheops (Zie figuur 1.) Deze onderaardsche
grafkamer is echter niet voltooid, evenmin
als de gang, die erheen voeren moest, daar
gedurende den bouw tot een grafkamer bo
ven de aarde besloten werd, thans bekend
onder den naam van Kamer der Koningin.
De toegang daartoe werd voltooid, maar
ook deze kamer werd gedurende den bouw
nog vervangen door de derde, ljovenste ka
mer.
Hef geheim van den ingang was reeds in
de oudheid in vergetelheid geraakt, zoodat
ongeveer in 820 de Sultan Al Mamun een
gang uitbreken liet (zie figuur 2), waarbij
men ten slotte op de oorspronkelijke gang
stiet, waarvan men zoodoende den eigenlij
ken uitgang ontdekken kon.
De tetkeningen van figuur 3 toonen de
bouwconstructie; geweldige blokken stutten
het muurwerk erboven en een in sponningen
draaibare steen verborg den ingang. Rechts
zien we, hoe de gang aan de oppervlakte
gang gedekt, zooals in figuur 4 ook duidelijk
te zien is, door de blokken, die.de wanden
vormen, hoe hooger men kwam, des te dichter
bij elkander te leggen, tot tenslotte de wanden
boven in de gang elkander zoo dicht gena
derd waren, dat men gemakkelijk de blok
ken, die de zoldering vormen,» eroverheen
kon leggen.
In figuur 5 zien wc een onderzoeker de
afmetingen nauwkeurig opmeten en zoo
langzaam opstijgen om ten slotte door de
vóórkamer uit te komen in de Konings
kamer.
Hier staat het eigenlijk omhulsel van den
Sarcophaag dat uit het fijnste en hardste
graniet vervaardigd is. De sarcophaag was
een kleiöere, houten kist, die de mumnie
bevatte.
We zien in figuur 6, dat de granieten
tombe in jammerlijken toestand verkeert.
Eens was zij gesloten, waartoe een eenvou
dig systeem bedacht was. Een schuifdeksel,
eveneens uit graniet, ongeveer 2 duim dik,
ging door een zich vernauwend
gleuf (zwaluwstaart noemt men dat sy
steem bij ons).
In drie gaten waren drie beweegbare
stiften gestoken, die correspondeerden
op drie gaten in den rand van de tombe,
Fig. 3.
zoodat, wanneer het deksel ingeschoven
werd, deze stiften naar beneden vielen
en met geen mogelijkheid het deksel meer
teruggeschoven worden kon. Daarom heb
ben de grafschenners dan ook het deksel
moeten verbrijzelen en eveneens den rand
der tombe, zoodat, naar onze fofo duidelijk
toont, zoowel van het deksel als van den
eenen hoek der tombe thans niets meer
over is.
De sporen der bedoelde 3 gaten zijn ech
ter nog duidelijk te zien. Bovendien weet
men uit de ondervinding met andere pyra-
miden zeker, dat de mummie zich in deze
tombe moet bevonden hebben.
Oudtijds moet de aanblik der pyramide
heerlijk geweest zijn, toen hare oppervlakte,
van glanzend gepolijsten steen blonk en
straalde in het zonlicht. Thans is dit reeds
lang niet meer zoo. Sinds Al Mamun de
pyramide- met geweld geopend had, was de
betoovering geweken en de Arabieren ge
bruikten de steenen, en op de eerste plaats
die van den buitensten mantel om daarmede
de Moskee in Cairo te bouwen. Maar figuur
7 geeft ons nog een zwakke voorstelling er
van, hoe eens Cheops' grafteeken er heeft
uitgezien. Na het wegruimen van een massa
puin aan den voet der pyramide vond men
daar nog een gedeelte van den buitensten
mantel gepolijste steenen, daarmede het ge
heel der binnenste ruwe blokken omkleed
was. De basislijnen bedroegen zoodoende
oorspronkelijk 233 M., en nu nog slechts
227.5 M., terwijl de vroegere hoogte van
146.5 M. nu nog slechts 137.2 M. is.
De binnenste blokken lagen trapsge
wijze op elkander gestapeld en de hoeken
vulde men dan met gladde steenen die ech
ter eerst aangebracht en dan pas van boven
naar beneden behouwen werden. Wanneer
immers van te voren deze steenen gepolijst
waren, zouden de scherpe kanten bij het
aanbrengen op de juiste plaats beschadigd
zijn geworden. Op onze figuur ziet men dui
delijk, hoe de eene laag blokken trapsgewijze
op dc andere gelegen is, alle gelijkmatig
rechthoekig behouwen. Men ziet ook (zoo
wel op fig. 2 als op fig. 7) hoe de gepolijste
steen de hoeken uitvulde, zoodat een vlak,
glanzend geheel verkregen werd. Het geheel
rust op een grondslag van geweldige steen
platen, die op onze foto s ook duidelijk te
onderscheiden zijn.
De op figuur 2 bij de opening zittende man
kan een indruk geven van de grootte der
steenklompen.
Volgens Heródotus hebben twintig jaar
lang, ieder jaar drie maanden honderd dui
zend man aan de pyramide gewerkt. Het
werk werd namelijk verricht, wanneer ten
gevolge der Nijl-overstroomingen het land
niet te bewerken viel en deze overstroomin
gen duurden gewoonlijk ongeveer drie maan
den.
Lange, bronzen zagen, met punten van
harde steensoorten bezet, cirkelzagen en
drilboren van hetzelfde materiaal dienden
als werktuigen en al was dt kalksteen, die
over het algemeen voor den bouw gebruikt
werd, eenigszins week, het voor de gewich
tiger deelen gebruikte edeler gradiet was zoo
veel te harder, zoodat de bouwmeesters, dief
voor vijfduizend jaar dit reusachtige bouw
werk hebben opgericht, onze grootste be
wondering verdienen. Ook van maten en
verhouding hadden deze oude heeren al ver-
stand genoeg want de lengten zijn op op- j
vallende wijze bijna geheel nauwkeurig even I
lang, de hoeken der zijden staan bijna juist
rechthoekig op elkander en de zijden zijn
precies naar de vier hemelstreken gericht.
Zgc is Cheops' pyramide dus voor ons ook
een der beste bewijzen voor de hooge cul
tuur m die zoo lang vervlogen tijden.
Naar de „Tel." verneemt, zijn op het peti-
tionnement voor een spoedige totstandko
ming van de nieuwe pensioenregeling van 't
spoorwegpersoneel bijna 26.000 handtee-
keningen verzameld.
Door den Minister van Oorlog werden be
palingen vastgelegd, waarbij van de in dit
jaar in dienst getreden dienstplichtigen, 150
hunner een verbintenis kunnen sluiten als
hulp-instructeur, met de verplichting, om, na
het eindigen van den eersten oefentijd, ge
durende drie jaren onder de wapenen te
blijven, onder het genot van een dienst-
premie van 300 bij eindiging van dat ver
band of wel een mogelijke toelating tot een
vrijwillige verbintenis bij het beroepskader.
Met het oog op de algemeen heerschende
malaise werd in legerkringen een groote
toeloop verwacht, temeer, daar de gelegen-
het tot het sluiten van een dergelijke ver
bintenis later ook werd opengesteld voor
verlofssergeanten der lichting 1922.
De verwachting is echter niet uitgekomen.
In totaal hebben zich pl.m. 25 van de 150
benoodigde adspirant hulpinstructeurs aan
gemeld, onder wie nog verschillende onge
schikt geoordeelden, zoodat hoogstwaar
schijnlijk een 15-tal tot een dergelijke ver
bintenis zal worden toegelaten.
De heer B. van Selms, wonende te
's-Gravenhage, heeft te Leerdam een apo
theek, beheerd door den assistént, den
heer Van Gangelen. Deze apotheek was dit
jaar op een dag gesloten, dat zij volgens den
inspecteur van de Volksgezondheid, den
heer Baert, geopend moest zijn. Het gevolg
was, dat tegen den heer v. S. proces-verbaal
werd opgemaakt. Te zijner verdediging
voerde deze bij de berechting dezer zaak
door het kantongerecht te Vianen aan, dat
aan de apotheek vergunning tot sluiting op
den bedoelden dag was verleend, waartegen
de inspecteur stelde, dat een dergelijke ver
gunning niet wordt verleend aan de apo
theek, maar aan den apotheker, di deze
apotheek heeft.
De kantonrechter te Vianen ontsloeg den
bekl. van rechtsvervolging.
Van dit vonnis kwamen zoowel de bekl.
als het Openbaar Ministerie in appèl.
In de jongste zitting der rechtbank te Tiel,
eischte de officier van justitie vernietiging
van het vonnis van den kantonrechter en
veroordeeling van bekl. tot 100 boete, in
zake overtreding der Wet van 1 Juni 1863,
Stbl. no 61.
Getuigen werden niet gehoord.
Voor den politierechter, mr. Seivatius, te
Amsterdam, stond Vrijdag terecht, een be
woonster van het perceel Warmoesstraat 9
aldaar, terzake van beleediging van een
agent.
Hebt u tegen dien agent gezegd: Ga
weg zwerver?
Ik weet van niks.
Hebt u niet geprobeerd een emmer wS
ter over hem uit te gooien?
Ik wou toen net de straat schrobben
en vroeg beleefd, of die agent, die voor mijn
deur stond, een beetje opzij wou gaan.
Zoo beleefd zal dat wel niet gegaan
zijn.
Ik heb nooit last met de politie gehad
maar die agent schijnt een hekel aan me te
hebben.
De agent verklaarde, dat voor dat perceel
gepost moest worden, omdat er herhaaldelijk
beroovingen plaats hadden. Aanvankelijk
werd er van 2 uur 's middags tot 2 uur s
nachts gepost, doch het bleek, dat men er
vroeger bezoek ontving, al om 10 uur s
morgéns. Derhalve werd het posten ver
vroegd. De bekl. begon op 26 Juli 's och
tends, terwijl de agent er stond, zeer druk
haar stoep te schrobben, zonder dat deze
vuil was. Ze gooide er een emmer watei
over uit, zoodat het water over de schoenen
en tegen de broek van den agent kwam.
Deze bemerkte dat het geheel tegen hem
bedoeld was, doch daar hij begreep dit moei
lijk te kunnen bewijzen sommeerde hij de
juffrouw tot voorzichtigheid. Deze s.immati«
was de hakbijl, die „het gat in de sluizen
der welsprekendheid van de dame sloeg
en een stortvloed van scheldwoorden golf
de over den agent. Hierop volgde het pro
ces-verbaal.
Het O.M. eischte twee maanden gevan
genisstraf.
Wat hebt u daar tegen in te brengen?
vroeg de rechter.
Dat 't onwaar is, dat ik wel eens voor
'n berooving voor ben geweest. Nooit heb
ik zelfs nog maar 'n bekeuring gehad.
In de processen-verbaal staat wel wat
anders over u. Dat kan ik hier zelfs niet
voorlezen, maar u is tallooze malen wegens
berooving geverbaliseerd en u wordt als be
rucht en brutaal gekwalificeerd.
Och, wat 'n agent zegt is altijd waar
en wat 'n vrouw zegt is nooit waar.
Ik wil wel «toegeven, antw. dc Rech
ter, dat we hier die ervaring wel eens op
doen.
Het vonnis luidde 1 maand gevangenis
straf.
Heb. het uitstekendste aan te bieden dat
iemand wenschen kan, hoe zal de wereld
het weten, indien gij niet adverteert.
JOHN. P. ROCKEFELLER.
Zooals de lezer zich nog zal herinneren, is
mijn vriend Karei Kwak een zeer vrijzinnig
man, die (evenals de meeste vrijzinnigen)
een hoog idee heeft van het menschelijk ver
stand in het algemeen en van het zijne in het
bijzonder.
En evenals het grootste deel van zijn geest
verwanten velt hij al heel gauw een oordeel
over dingen, waarvan hij heel weinig weet
en soms niets begrijpt, vooral op godsdien
stig gebied en het gekste van al is, dat hij
zich met den meesten ernst en overtuiging
schuldig maakt aan daden, die hij in een an
der bespot of afkeurt.
Onlangs kwam hij mij op een Zondagmid
dag bezoeken, terwijl ik mijn zoontje zijn
Catechismusles overhoorde. Wij waren juist
bezig met het Doopsel en Karei (hij mag dan
zijn, wat hij wil, maar in bijzijn van kinderen
zal hij nooit spotten of ergernis geven) ging
stilletjes in Zen hoekje van de serre zitten,
tot wij klaar waren. En zoo hoorde mijn
vriend weer eens, misschien na jaren en ja
ren, wat de Katholieke Kerk over het Doop
sel leert.
Mijn zoontje kende zijn les promp en hup
pelde, met een koekje als beloóning, den
tuin in. Toen kwam Karei bij mij zitten, stak
een sigaar op en bladerde wat in het Vragen
boek, Nu on dan schudde hij ietwat mede-
.ijdend me? het hoofd of glimlachte als een
professor, die een opstel van zijn schooljon
gen becritiseert. En eindelijk legde hij het
boekje neer en zei „Ik begrijp niet, dat
de Roomsche Kerk nog zoo stijf en strak
aan het Doopsel vasthoudt. Waarom wordt
zeniet een beetje toegeeflijker? Jullie zoudt,
platweg gezegd, heel wat meer zieltjes van
gen, als je wat meer met den tijd meegingt.
Er zijn al heel wat protestanten, die aan het
Doopsel bijna geen waarde meer hechten en
in alle geval is de kinderdoop bij velen afge
schaft l"
„Zoo," zei ik, „ja", zei ik, „onze Kerk is
koppig, dat is waar Maar, beste kerel, de
waarheid blijft toch de waarheid, hè De ge
schiedenis leert nu eenmaal, dat Napoleon
keizer van Frankrijk is geweest en als een vu
rig communist al is het ook over 1000
jaar komt beweren, dat dit nooit het ge
val is geweest, dan zal de geschiedenis zich
daar toch niets van aantrekken, wel Het
feit blijft
„Ho, ho 1" riep Karei, „dat is een heel an
der geval 1 Je verwart feiten met ideeën
Kijk eens hier, ik beweer alleen, dat het
Doopsel niet noodig is, om een goed christen
te zijn. Ik ken heel wat brave lui, die nooit
gedoopt zijn 1"
„Best mogelijk," antwoordde ik, „maar
hoe braaf ook, ze zijn geen christenen. Het
Doopsel immers maakt iemand Christen.
Door het Doopsel wordt men lid van de Kerk
van Christus en gedoopte protestanten al
verkeeren ze in dwaling zijn dus Chris
tenen door dit Sacrament."
„Kom, kom," lachte Karei, „dat noem ik
ouderwetsche ideeën 1 Zou zoo'n beetje wa
ter, op het hoofd gesprenkeld, van een on-
noozel kind een Christen maken En dan
moet alles precies zóó geschieden, en juist
die woorden moeten gesproken worden, an
ders is het Doopsel ongeldig. Je neemt mij
niet kwalijk, maar op deze wijze vind ik On
zen Lieven Heer wat kinderachtig."
„Ei," zei ik, „hoe zou jij het dan wel in
gericht hebben?"
„Dat is een andere vraag," antwoordde
Karei. „Maar ik weet wel, als ik een kleintje
krijg (na vijf jaar wachten heeft hij goeden
hoop) dat ik het niet laat doopen. Ik zal mijn
best doen, om er een braaf mensch van te
maken en dan moet hij zelf later maar kie
zen, wat hij worden wil 1"
„Ja, ja, "zei ik, „zoo gaat het gewoonlijk!
Men vraagt niet, wat God wil en heeft be
volen, maar beslist zelf, wat men wil doen.
Christus heeft met duidelijke woorden het
Pausschap ingesteld, maar velen roepen met
wijlen Dr. Kuijper „Wij hebben geen Paus
noodig, wij kunnen het zonder paus wel af."
En als God zekere Ceremonie voorschrijft,
waaraan Hij Zijn genaden wil verbinden,
dan vindt men zoo iets flauw en kinderach
tig en praat van een ruimen blik en van mo
derne opvattingen en leeft zijn eigen gangetje
als „braaf" mensch 1 Maar enfin, ik weet, je
bent zoo kwaad niet, als je je voordoet."
Eenigen tijd later liep ik op een voormid
dag'toevallig met Karei op straat. Wij moes
ten beiden naar het belastingkantoor, om
een weinig uitgeknepen te worden. Op den
hoek van de noodlottige straat, waar dit beuls-
huis is, liep ons een zekere heer Kobug tegen
het lijf, iemand, dien ik niet ken, maar waar
van ik alleen weet, dat hij met Karei op het
zelfde kantoor werkt.
„Och Kwak riep deze heer, „dat treft
Jongen, doe mij een genoegen en ga even
met mij mee Ik heb vannacht een zoon ge
kregen, een flinken jongen, en wil die nu
even bij den burgerlijken stand aangeven 1"
„Met pleizier," zei Karei, „maar je weet,
dat je twee getuigen mee moet brengen
„Nu," vroeg de heer Kobus met een vrien
delijken glimlach, „misschien wil deze heer
ook wel van de partij zijn. 't Is in een oogen-
blik afgeloopen 1"
„Wel, dat wil ik met plezier doen," zei ik.
En na den gelukkigen vader gefeliciteerd
te hebben, stapten wij met ons drieën op en
volbrachten behoorlijk onzen plicht.
Een kwartier later was Johannes Hendri-
kus Kobus ingeschreven als Nederlander
„Zie je," zei Karèl, toen wij onze belas
tingpenningen hadden geloosd, „dat was er
ook zoo een, die zijn kind niet zai laten doo
pen. Hij noemt zichzelf practisch christen
en zal dat van zijn zoon ook wel maken. Eer
lijk als goud, hoor, en een werker.nou.
dal beloof ik je 1"
„Zoo," zei ik, „maar waarom maakt hij
dan zoo'n haast, om naar den burgerlijken
stand te loopen en zijn zoon „aan te geven
„Hoe heb ik het nou riep Karei verbaasd.
„Wat heeft dat daar mee te maken De heer
Kobus is een goed burger en doet, wat de
wet hem gebiedt. Hij zal tcoh zeker wel
willen, dat zijn zoon een Nederlander is, net
als de vader 1"
„Hè," zei ik, „en kan die zoon dan geen
goed Nederlander Worden zonder die for
maliteit van zoo evjm Wat is er gebeurd
Jij kent den heer Kobus, maar ik ken hem
heelemaal niet. Heb jij je overtuigd, dat die
zoon vannacht werkelijk geboren is Neen,
hè, en ik ook niet. En toch gaan wij beiden
op goed vertrouwen mee naar het stadhuis
en verklaren met onze handteekening, dat
dit feit werkelijk is geschied. En een onnoo-
zele klerk, die totaal ombekend is met het
gelukkige huishouden en wien deze geboorte
geheel onverschillig laat, schrijft de aange
geven namen op en maakt van den jongen
wereldburger officieel een Nederlander. En
als de heer Kobus nu eens niet aan de Wet
had voldaan, dan had hij daar later den groot-
sten last mee gehad en zijn zoon ook al
had die nog zoo'n goed Nederlander willen
worden. En als die klerk nu eens slaapdron
ken was geweest en zich vergist had en b.v.
van de jonggeborene een vrouwelijk wezen
had gemaakt, dan zouden wij, misschien
eerst na jaren, een heelt spectakel gehad heb
ben. Je weet, zoo iets is een enkele maal wel
voorgekomen. Dan hadden zij een gesnuffel
gehad en éen correspondentie en een pape
rassen boel van je welste. Dan had om zoo
te zeggen, de geheele ceremonie nog eens
overgedaan moeten worden. De Wet schrijft
precies voor, wat er gebeuren moet en de
kleinste afwijking of onduidelijkheid of ver
gissing maakt een of andere daad ook met
de beste bedoelingen verricht onwettig
of ongeldig! Ik ken geen kleingeestiger dwin
geland dan de Wet en haar dochtertje de
bureaucratie
„Kan wel zijn," zei Karei een beetje norsch
„maar wat wil je nu eigenlijk met al dien
omhaal zeggen Je moet toch aan de Wet
gehoorzamen Jij hebt met je kinderen toch
ook zoo gedaan
„Zeker," antwoordde ik, „ik wou er alleen
maar mee zeggen, dat -cl.unpen op het
Doopsel zooals je laatst deed heele
maal geen reden van bestaan heeft, als je
je niet in alle opzichten een volslagen revo
lutionair of bolsjewiek bent. Je spot er mee,
dat het eenvoudig begieten met water, onder
het uitspreken van bepaalde woorden, een
kind tot christen stempelt, speciaal tot lid
der Katholieke Kerk Je beweert dat dit niet
noodig is, om een goed christen te worder
en zie zelf onderwerp je je aan nog vee!
kinderachtiger en dwingender bepalingen,
alleen om je zoon tot Nederlander te laten
stempelen, terwijl je bij je zelf het vaste voor
nemen hebt, om van je kind tóch een goec
vaderlander te maken, al schreef de Wet je
niets voor !Ja, ja, dat komt, de goede Goc
dringt zich niet op, maar de Staat heeft ai
heel gauw zijn straffen bij de hand, om
iemand mores te leeren. Enfin, dat komt bi
God ook wel in orde Je weet, Gods moler
maalt langzaam, maar fijn
Karei keek mij verbaasd aan en verviel
toen in diep nadenken.
Ik heb goede hoop, dat hij zijn hoopvo
verwachte zoon nog wel laat doopen.
J. F. NUIJENS