fawtfen
Tookgrs
mm
Brievee wit Frankrijk.
WEMGD
gfl I E.UW.S
.veu-G
Ontdekte misdaad.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
1 weede Biad Vrijdag 26 September 1924
Prof. Bruins commissaris van
de Duitsche Reichsbank.
Invoerrechten op vleesch.
Het faillissement der Noord-
Hollandsche Rank.
Minister van Karnebeek.
Het ontwerp-Forensen-belasting
De Pauselijke Internuntius
mei verlof.
Tandheelkunde.
De Arbeidswet en de aannemers.
De kwestie Dr. Stürkop.
DRANKBESTRIJDING.
UIT ONZE OOST.
Een felle brand.
Olifantenjacht op Sumatra.
SpeciakjfT^r?
d dool'
CARA
Als de Koningin bij den
afslag is.
Onze postzegels.
Matroos over boord geslagen.
Een vreemde toestand.
Wreede ouders.
Een gevaarlijke krachtproef.
HANDEL EN NIJVERHEID
Een belangrijke opdracht.
KERKNIEUWS.
KUNST EN KENNIS.
Dramaturgie.
FEUILLETON,
EEN HERZIENING DER JURY
RECHTSPRAAK NOODZAKELIJK.
Het aantal misdrijven tegen het leven
hheeft in de laatste weken wederom groote
afmetingen aangenomen. Het is niet moge
lijk een Parijsch dagblad op te nemen of wij
treffen er uitvoerige beschouwingen aan
over een of ander moordgeval, liefst met
de portretten van de misdadigers en de
slachtoffers. Niet alleen in de duistere krin
gen van het nachtelijk Parijs, ook in vele
anderen speelt de revolver een dergelijke
cp den voorgrond tredende rol, dat men
zich afvraagt of het met de strafrechtsple
ging wel geheel in orde is.
En in de eerste plaats dringt zich de
vraag op, of de jury-rechtspraak niet vaak
aanleiding is, dat de misdadiger vrij uitgaat,
waardoor de criminaliteit in het algemeen
onvoldoende wordt bestreden.
En inderdaad draagt de jury-rechtspraak
in dezen een deel van de verantwoordelijk
heid. Velen zijn dan ook van meening, dat
deze geheel dient te vervallen en de wet
Van 1872 een algeheele herziening moet on
dergaan. In rechtskundige kringen echter is
men niet zoozeer gehaat tegen die instelling
zelf, dan wel tegen de wijze, waarop zij is
geregeld.
De eisch van hervorming is daar dan ook
sterker, dan die van afschaffing. De rede
nen, die een jury-rechtspraak in het leven
deden roepen, zijn nog van kracht, zoo be-
toogen de voorstanders, in tegenstelling met
hen, die liever juridische overwegingen en
wetskennis tot maatstaf nemen dan gevoe-
lensmotieven die zich bij een jury-vonnis
al te zeer doen gelden.
De waarheid ligt ongetwijfeld in het mid
den. Een al te formeele rechtspraak kan ge
vaar opleveren, te weinig rekening te hou
den met de gezindheid van het individu.
Het „summum jus, summa in juria" is niet
geheel van waarheid ontbloot. Daartegen
over staat, dat een jury zich veelal weinig
bekommert om de wettelijke strafwaardig
heid van een misdrijf en in hoofdzaak afgaat
op gevoelsoverwegingen, waarop de meer
of mindere welsprekendheid van een advo
caat den grootsten invloed uitoefent. Zeker
is, dat gerechtelijke dwalingen veeleer zijn
te zoeken bij uitspraken der meest onkun
dige jury's dan bij rechterlijke colleges, wier
kennis wetenschappelijk is gevormd.
Wij ontkennen niet, dat een jury een
correctief kan zijn tegen juridische spitsvon
digheden, al te welkom in sommige landen,
waar het betreft politieke tegenstanders te
vonnissen, maar dit is hoogstens een reden
bij de keuze van magistraten de grootste
onpartijdigheid in acht te nemen.
Bij een hoogstaande' rechtspraak als in
Nederland bijv. zal wel niemand er aan
twijfelen, dat naast juridische zekerheid
ook de individueele belangen van den aan
geklaagde niet uit het oog worden verlo
ren. Welke moeten dan de hervormingen
zijn van de Fransche jury, indien men deze
niet geheel wil afschaffen.
Vooreerst een nieuwe wijze van samen
stelling der jury's en de verplichting der
aangewezenen zich niet aan die taak al te
lichtvaardig te onttrekken. De wet van 1S72
basis van de jury-reehtspraak, stelt deze
eischen om er lid van te kunnen uitmaken:
Leeftijd van 30 jaren, in het volle bezit van
zijn burger- en familierechten en het niet
door de wet uitgesloten zijn wegens onbe
kwaamheid of ongeschiktheid.
Onbekwaam noemt de wet in het alge
meen hen, die door levensgedrag hebben
aangetoond onwaardig te zijn recht te spre
ken, misdadigers, faillieten, enz.
Ongeschikt hen, die een ambt uitoefenen,
moeilijk met het deel uitmaken van een ju
ry te combineeren, magistraten, militairen,
enz. Behalve dat de laatste grens wel wat
ver is getrokken, verzekeren deze wettelijke
eischen alles behalve dat een jurylid, waar
van de eerlijkheid al vaststaat, tevens ver-
standélijk genoeg ontwikkeld is om zijn
medeburgers te vonnissen.
Er behoort een groots dosis verstand toe,
zich niet te laten beinvloeden door de mee-
sleepende woorden van een vedediger, de
slimme antwoorden van een beklaagde of
door uiterlijke verschijnselen, die met het
wezen van een misdrijf niets te maken
hebben.
De ontwikkeling dient dan ook als eerste
vereischte bij de keuze van jury-leden te
worden gesteld. Het Engelsche systeem kan
daarbij tot voorlichting dienen. Een tweede
vereischte, die de herziening noodig maakt,
is de volgende:
De Fransche jurij spreekt zich alleen uit
over een schuldvraag en heeft niet de min
ste medezeggenschap in den aard en de hoe
danigheid van de straf, die het gevolg zul
len zijn van haar schuldig-verklaring en be
rusten in de handen der rechters.
We] bestaat de mogelijkheid voor de ju
ry zich met een „ja of neen" voor of tegen
verzachtende omstandigheden uit te spreken
en daardoor de strafmaat gunstig of ongun
stig te beinvloeden, maar dit verandert
niets aan t feit dat de jury ongewijzigd de
akte van beschuldiging moet handhaven.
Dit nu moet zoo spoedig mogelijk worden
gewijzigd. Een jury moet het recht hebben
vrijuit haar overwegingen weer te geven en
haar opvatting over de strafsoort en de
zwaarte ervan uit te spreken.
Die tijd is voorbij, waarin de samensteller
van de wet op de jury durfde schrijven, dat
een jury-lid te kort zou schieten in zijn
plicht, als hij bij het vormen van zijn oor
deel de strafgevolgen ervan zou overwegen.
Die tijd is voorbij, indien een dergelijke
opvatting al ooit juist is geweest Het is niet
alleen ondenkbaar, dat het mogelijk zou zijn
bij een vonnis, dat doodstraf tengevolge zal
hebben, de gedachte daaraan uit te schake
len, het is een wegcijferen van den misdadi-
gen mensch tegenover de misdaad, die al
leen om schulddelging vraagt.
Een stelsel, geheel in strijd met de christe
lijke beginselen en opvattingen in onzen tijd
terecht gehuldigd ook ten opzichte van onze
schuldige medemenschen. Het zou derhalve
een groote verbetering zijn, indien men de
strafbepaling aan de jury, desnoods te zamen
met de officieele rechters, zou toevertrou
wen. De deken der advocaten te Parijs, Mr.
Henri Robert, heeft zich nog onlangs in
dien geest imperatief uitgelaten.
Meerdere wijzigingen zijn noodig. De voor-
naamsten heb ik hier opgesomd. De aller
voornaamste wijziging, waarvoor echter
geen wetsherziening noodig is, moge dit
relaas besluiten. Het herstel van het kruis
beeld in de gerechtszaal, waarop de jury
leden den eed van waarachtigheid afleggen
en dat allen het beeld voor oogen zal stel
len van Hem, die de opperste rechter is, vol
rechtvaardigheid en mededoogen.
Een ministerieele circulaire van April '04
schreef voor, dat kruisbeeld uit alle open
bare gebouwen te verwijderen. Een eenvou
dige circulaire zou voldoende zijn opnieuw
het Christusbeeld in eere te herstellen.
De hooge en moreele beteekenis daarvan
kan zeker ons, Katholieken, niet ontgaan.
Een dergelijke maatregel is echter niet te
verwachten van een Regeering, die de dra
gers van dat kruis bij uitstek, met vervol
ging bedreigt.
En zoo is alleen een herziening van de
wet van 1872, waarvan wij het allerliefst de
afschaffing zouden begroeten, te verwachten.
Deze althans moge er spoedig komen in
het belang van een goede rechtspraak.
Al te lang zijn de schuldigen aan „crimes
passionels", zeker indien het vrouwelijke be
klaagden betrof, vrij uitgegaan, om veelal
valsche gevoelsmotieven van een licht te
beinvloeden jury.
De dagelijksche lijst van levensberoovin-
gen zal ongetwijfeld bekort worden, indien
de rechterlijke touwtjes strenger worden
aangehaald. Het kan daarbij zijn nul heb
ben den verkoop van wapenen aan scherpe
wettelijke voorschriften te onderwerpen, ter
wijl de dagbladen goed zouden doen zich"te
onthouden den sensatielust der lezers te be
vredigen en in vele gevallen een nymbus
van beroemdheid aan de misdadigers te ver
zekeren.
Mr. P. v. S.
Parijs, 17 September 1924.
In verband met de velerlei berichten, die
omtrent de functie van Prof Bruins als com
missaris bij de volgens het Dawesplan gere
organiseerde Reichsbank de ronde hebben
gedaan, verneemt de Msb. uit de eerste bron.
dat het thans vast staat, dat Prof. Bruins
als Nederlander deel uit zal maken van de
„General Board" en als zoodanig de functie
zal vervullen van commissaris voor de bil-
jettencirculatie. De officieele benoeming
daartoe moet uitgaan van de „Gebral
Board (bestaande uit 7 Duitschers,) een
Engelschman, een Franschman, een Italiaan,
een Belg, een Amerikaan, een Zwitser en
een Hollander), die hem daartoe moet kie
zen met een meerderheid van minstens 9
stemmen, waarvan ten minste 6 der niet-
Duitschers.
De commissaris zal tot taak hebben de uit
voering te verzekeren van de bepalingen
der nieuwe bankwet en de statutaire bepa
lingen beti effende de biljettenemissie en de
handhaving der reserve ten behoeve van
deze emissie Te dien behoeve zal hij het
recht hebben zich alle gegevens te doen ver
schaffen, die hij acht noodig te hebben.
Eveneens zal hij persoonlijk of door zijn as
sistenten een onderzoek kunnen instellen. Hij
zal voorts het recht hebben de zittingen van
het directorium bij te wonen.
Dit zijn de gegevens, die tot op heden
als vaststaande aangenomen kunnen worden.
Andere berichten als b.v. dat van de Mor
ning Post dat Prof Bruins voor het einde
dezer week naar Berlijn zal vertrekken kun
nen volgens het blad niet als vaststaand gel
den. Zijn vertrek kan ongetwijfeld nog wel
eenige dagen later vallen.
De Commissie van Deskundigen voor het
invoerrecht op versch en gekoeld vleesch,
heeft in hare vergadering van 23 dezer de
in de wet van 19 Mei 1922 („St. bl. no. 330)
bedoelde prijscourant vastgesteld als volgt:
rund- en kalfsvleesch, versch of gekoeld, 100
K.G. 100; paarden en ander vleesch, versch
of gekoeld, 100 K.G. 50.
Gedurende de maand October zal mitsdien
het invoerrecht voor de hierboven bedoelde
vleeschsoorten bedragen 10 pet. van de hier
voor vermelde waarden.
In een circulaire aan de leden van het co
mité ter behartiging van de belangen der
crediteuren in de Noord-Hollandsche Bank
wordt de volgende samenstelling van het be
stuur gemeld: voorz J. Blom te Heiloo; secr.
G. H. C. v. Houwenmge te Hoorn en penn.
J. C. C. Demmendaal te Hoorn, Aangesloten
zijn 130 schuldeischers met een totaal aan
vorderingen van 430.000. Twee leden uit
het comité zijn benoemd in de commissie
van advies, welke de curatoren bij de afwik
keling van het faillissement ter zijde moet
staan. Dit zijn de heeren W. Balk te Alk
maar en Windt te Medemblik.
De Minister van Buitenlandsche Zaken is
uit Genéve teruggekeerd en heeft heden
zijn ambtsbezigheden aan het departement
hervat.
Naar vernomen wordt, zullen B. en W.
van Amsterdam den raad voorstellen een
adres aan de Tweede Kamer te zenden,
waarin de Raad er op aandringt, het ont-
werp-Forensenbelasting, dat voor Amster
dam zulke financieele nadeelen heeft, niet
aan te nemen.
Een desbetreffende voordracht is eer
lang te wachten.
De Pauselijke internuntius bij ons Hof, Z.
Exc. Mgr. Cesare Orsenigo, is met verlof af
wezig. Gedurende zijn «afwezigheid wordt
de leiding van de Pauselijke Internuntiatuur
waargenomen door den secretaris, Mgr. Kal-
dewey.
In een vergadering van de Ned. Mij. tot
bevordering van de Tandheelkunde, is met
overgroote meerderheid een motie aange
nomen, betreffende het wetsvoorstel tot wij
ziging van de wet van 1876, houdende rege
ling van de voorwaarden tot verkrijging
van de afzonderlijke bevoegdheid tot uit
oefening van de tandheelkunst en van de
uitoefening van die kunst. Daarin wordt be
treurt, dat de Minister zich niet om voor
lichting heeft gewend tot de Maatschappij,
dat dan immers zou gebleken zijn, dat het
voorstel niet steunt op billijkheidsoverwe
gingen en een gevaar zal opleveren voor de
volksgezondheid in Nederland.
Het Hoofdbestuur van de Nederl. Mij. tot
bevordering van de Tandheelkunde heeft
aan de Tw.eede Kamer verzocht, bedoeld
wetsontwerp te verwerpen.
Het hoofdbestuur van den Ned. Aanne-
mersbond had een commissie benoemd tot
het uitbrengen van een rapport inzake de
werking der Arbeidswet 1919.
De commissie, bestaande uit de heeren
B, v. Eesteren, G. Elfferich en H. A. Looyen,
komt in haar rapport tot de conclusie, dat
de Arbeidswet in haar werking ten zeerste
nadeelig is voor de aannemersbedrijven,
voornamelijk doordat zij een vermindering
van den productieprijs tegenhoudt, hetgeen
één van de voornaamste redenen is van het
gebrek aan werk in de laatste jaren.
De grootere intensiteit van den arbeid,
bij de invoering dezer wet in uitzicht ge
steld, is een illusie gebleken. De arbeids-
praestatie is integendeel in het algemeen
verminderd. Zelfs is een concurrentie ont
staan tusschen patroons en arbeiders, die in
hun „vrijen tijd" aangenomen werken uit
voeren.
Om een beteren toestand in de aanne
mersbedrijven te krijgen, zal het in de al
lereerste plaats noodzakelijk zijn, dat (des
noods tijdelijk en dan voor eenige jaren)
elke beperking van den arbeidstijd voor alle
bedrijven wordt opgeheven.
DE NEDERL. MIDDENSTANDSBOND.
Op het te Amersfoort gehouden congres
werden tot bestuursleden van den Bond ge
kozen: de heeren J. G. Schürmann, Rotter
dam, J. C. Blankert, Utrecht, ,J. ,JC. W- F.
van Bommel, 's-Gravenhage, L. B. J. Gor-
ris, Amsterdam en H. J. Pelettier, Leeuwar
den, allen reeds bestuurderen van den
ouden Bond, voorts nog: de heeren Meijer,
's-Gravenhage, J. J. Korff, Amsterdam en J.
A. J. A. van Os, Nijmegen.
De hoofdbesturen van den Bond van Amb
tenaren bij de Nederl. Spoorwegen, den
Neutralen Bond en den Prot. Christ. Bond
van Spoorwegpersoneel hebben, naar de
„N. R. Ct." meldt, aan dé directie der Ne-
derlandsche Spoorwegen verzocht, dr. Stür
kop te ontheffen van de functie als contro
leerend geneesheer voor het spoorwegper
soneel in den kring Amsterdam.
NATIONALE COMMISSIE TEGEN
HET ALCOHOLISME.
Op de onlangs te Utrecht gehouden ver
gadering der Nationale Commissie tegen het
alcoholisme werd de wenschelijkheid over
wogen van het samenstfcllen eener lijst,
waarin zij, die terzake niet bijzonder des
kundig zijn kunnen naslaan of een drank
al of niet alcoholhoudend is en zoo ja in
welke mate.
De commissie „alcohol en snelverkeer"
verkreeg contact met de commissie, die de
Ned. Maatschappij voor Geneeskunde in
stelde inzake het snel(auto)verkeer. Aan
gezien psychotechnisch goedgekeurde chauf
feurs en anderszins goedgekeurde wagens
toch nog gevaarlijk blijven, als de alcohol
invloed op het stuur blijft hebben, zal onze
commissie ook met haren arbeid blijven
doorgaan.
De heer G. L. de Haas deelde mee, dat
welhaast 700 metalen propagandaplaten aan
de stations zullen waarschuwen tegen den
alcohol.
Een gedachtenwisseling had plaats over
de vraag, of accijnsverlaging van gedistilleerd
al of niet wenschelijk is. Een deel der ver
gadering weet de afname van de opbrengst
van den accijns nagenoeg geheel aan den
frauduleuzen invoer en vervaardiging dit
deel wenscht accijnsverlaging, waardoor
smokkelen niet meer voldoende loonend
wordt. De demoraliseerende smokkelarij
met den aankleve van dien zou daardoor
vervallen en de schatkist zou misschien nog
winst inplaats van verlies kunnen boeken.
Een ander deel der vergadering meende
dat de hooge prijs de matigen nog matiger
heeft gemaakt (teelt van morellen en fram
bozen neemt af, omdat inmaak met brande
wijn velen te duur werd) en bier en wijn ook
den duurderen borrel zijn gaan vervangen.
Nadere studie zal uitmaken of men over de
ze kwestie bij de regeering zal adresseeren.
44 WONINGEN VERNIELD.
Blijkens van den resident van Batavia ont
vangen bericht is op 10 Juli in de kampong
Pasir Nangka, nabij de dessa Rantja Boen-
toeng, een groote brand uitgebroken, waar
door 44 Inlandsche woningen, 23 padischu-
ren, een bidhuis, een veekraal, een hoeveel
heid padi en andere goederen verloren zijn ge
gaan.
De materieele schade wordt geraamd op
ongeveer f 6700.
Menschenlevens gingen bij den brand niet
verloren.
SLAGTANDEN VAN 1V2 M.
De olifantenjacht op Sumatra vormt een
steeds sporadischer onderwerp in de Medan-
sche bladen. Thans lezen wij weder in de
„Deli Crt." van geslaagde jachten in 't Bene-
den-Langkatsche.
Drie jagers uit Medan, de heeren Nijhoff,
Sperling en Knuppel, hebben op Tandjong
Slamet twee olifanten kunnen dooden, een
mannetjesjong, met tanden van ongeveer 50
c.M., en een wijfje. Dit laatste moest geveld
worden, omdat 't, nadat het jong getroffen
"was, de jagers aanviel. t
En andere jacht vond plaats op de grens
tusschen Deli en Atjeh. Een groot mannetje,
ezn solitair, werd neergelegd door de heeren
Van der Valk Jr. (niet te verwarren met diens
vader, een ook op Java welbekenden grof-
wild-jager) De Koter en Damman en wel na
een achtervolging, zonder drijvers, in het
oerbosch van Soengei Serdang in Langkat.
De geweldige slagtanden hadden een lengte
van iy2 M. elk, hetgeen voor een Sumatra-
olifant zeer groot is. De heer Van der Valk
schoot hiermede zijn negenden olifant en zijn
eersten solitair.
i,m Overtuigt UI
vertuigt
ln eiken prijs het beste.
|Hier zijn enkele van onze
j succes-merken.
Imperial 5 ct.
Femina 4 ct
Fine Fleur 3 ct
Elemé (stroo). 3 rt
DE HERHALINGSOEFENINGEN
TE EDE.
Men schrijft aan het „Hbld."
De herhalingsoefeningen te Ede worden
beheerscht door de vrees. Vrees van de mi
litaire autoriteiten der infanterie voor de sol
daten, die worden geterroriseerd door en
kele ongure elementen uit Enschedé en om
geving.
Zooals reeds werd gemeld, keerde het ver
zet zich tegen de militaire politie, die streng
order had ontvangen, op de kleeding der
opgekomen verlofgangers te letten. Op den
avond toen de militaire politie-agent werd
gewond, werd de kolonel der infanterie Post
letterlijk gedwongen, de militaire politie van
het terrein te verwijderen. Onder meer werd
hem toegevoegd „Morgen zijn jelui weer
baas, nu heb je te doen wat wij willen." Dat
hij, nadat de eischen der schreeuwers waren
ingewilligd, op de schouders der manschap
pen over het terrein zou zijn gedragen, mo
ge worden geroemd als een bewijs van goe
den geest tusschen officieren en manschap
pen, voor de tucht en het prestige der offi
cieren is het verderfelijk.
Alle tucht is zoek. Alles wordt gedaan om
maar in vredesnaam geen herrie te krijgen.
Feiten als het volgende typeeren den toe
stand.
Gisteren zaten in een café om kwart over
tien, dus na het avondappèl eenige militairen.
Een luitenant komt binnen en zegt„Kom,
jongens, het is tijd, jelui moet naar binnen."
„Goed luitenant," is het antwoord, „maar je
moet eerst een potje bier met ons drinken."
Dit gebeurt, en de luitenant drinkt zijn door
de soldaten bestelde biertje. Als hij daarna
vraagt om nu mee te gaan, omdat hij nu
toch een biertje met hen heeft gedronken,
wordt hem toegevoegd, dat hij nu maar moet
gaan en dat ze zoo wel zullen komen. En de
luitenant gaat alleen heen, na hun te hebben
verzocht, nu toch spoedig te komen aan welk
verzoek dan ook na eenigen tijd gevolg werd
gegeven. En dit alles, terwijl de soldaten om
tien uur binnen moesten zijn.
Gisteren rukte de troep uit naar Wage-
ningen. Toegestemd moet worden, dat het
weer ontzettend slecht was. Toen de co
lonne echter des middags terug kwam, bood
het geheel zulk een erbarmelijken aanblik,
dat het wel de terugtocht van een verslagen
leger leek. Weliswaar reden er nog twee
officieren te paard vooraan, maar verder
was ieder verband zoek en was van eenige
orde weinig meer te bemerken.
De nachtoefening is afgelast. In naam
omdat de troepen te wei. i j geoefend zouden
zijn, in werkelijkheid ornaat men niet in het
donker met de soldaten alleen durft wezen.
Op de schietbaan zijn vijfhonderd scherpe
patronen spoorloos verdwenen. Gevreesd
wordt, dat deze zich in handen der bel
hamels bevinden.
Een lezing, welke tegen gisteravond was
uitgeschreven, is afgelast. De officieren der
artillerie zijn hevig verontwaardigd over de
verhoudingen bij de infanterie. Pogipgen
om ook de militaire politie bij de artillerie
te molesteeren, hadden geen resultaat.
Thans, nu de troep Zaterdag weer met
verlof gaat, zijn vijftig man militaire politie
en een afdeeling marechaussee gerequireerd.
Bij de artillerie, waar de tucht goed is,
en waar de militaire politie nu onderdak
heeft gevonden, staan de mitrailleurs op
gesteld.
Door den procureur-generaal van het
gerechtshof te Arnhem zijn met den burge
meester en den inspecteur van politie be
sprekingen gehouden om bij mogelijke mili
taire relletjes het openbaar verkeer en de
eigendommen der burgers te beschermen.
De algemeene opinie onder de bevoegden
is, dat wat bij deze militaire herhalings
oefeningen aan militaire ervaring is geleerd,
aan tucht en prestige is verloren.
Toen vaststond, dat H.M. op 19 Septem
ber ook een haringafslag te Vlaardingen zou
bijwonen, werd Donderdags uit de vier be
schikbare ladingen bij loting als No. 1 aan
gewezen A. van der Endt, (schipper qq
wegens ziekte van J. J. Goedknegt) met
een vangst van 31 last haring van de Dog
germaatschappij," dir. de heeren A. en I. J.
Hoogendijk, en als No. 2 voor reserve H.
van Teylingen met 26 last van de Alg.
Reederij en Handel-Maatschappij.
Om te voorkomen, dat de Reederij voor
deel zou trekken van de „Koninginne-lading"
was bepaald dat iedere kooper voor het af
mijnen met het electrische mijntoestel, tel
kens f 10 zou betalen en menigeen voorspel
de den reeder door dezen maatregel reeds
een lageren prijs.
Hoe geheel anders is het gegaan. De f 10
bleken niets te beteekenen. Onmiddellijk
werd ingezet door de firma IJzermans enCo.
die hare rechten als een der oudste Vlaar-
dingsche firma's wenschte te handhaven, met
f 32.10. Dat kon de hofleverancier Van Abs-
hoven niet ongedaan laten en deze volgde
als tweede met f 34.60. En zoo bleef de aan
wezigheid van H.M. voortdurend de markt
beheerschen. De afslag is verdeeld in drie
rangen en meent u niet, dat alleen de eerste
rang kocht, bij de koopers met tweede rangs
plaatsen zijn er zelfs die twee- en driemaal
mijnden en buiten de 26 nummers, die suc
cessievelijk op het mijnbord verlicht zicht
baar werden zijn er nog tenminste evenveel
telaat met hun electrische boodschap geko
men om ook aan H.M.'s tegenwoordigheid
hun tol te betalen.
Met dit al wisten de bestuursleden van den
Vlaardingschen afslag geen raad met het ge
val. Er was alleen afgesproken dat de f 10
dus in dit geval f 200, voor een liefdadig doel
beschikbaar gesteld zou worden. Maar de
verkooper van de „Koninginhé-Jading",- de
heer I. J. Hoogendijk, wist raad. Hij reken
de even uit dat hij tegenover de marktwaar
de van den vorigen dag voor de „Koningin
ne-lading" f 1438.95 te veel ontvangen had.
Daar het een officieele verkoop was en de
bemanning 24 van de besomming ont
vangt moest hij over dit meerdere natuur
lijk ook de 24 aan de bemanning uitbe
talen, zoodat deze aan het bezoek van H.M.
een voordeeltje dankt van f 345.35 en het
overschot van f 1093.60 met de f 260 in to
taal f 1353.60 door de Vereeniging ter Be
vordering van Visscherij, Handel en Nijver
heid beschikbaar gehouden wordt voor een
nader te bepalen liefdadig doel.
(„„Hbld.")
Dat onze nieuwe postzegels in het buiten
land de aandacht trekken en gewaardeerd
worden blijkt uit een artikeltje in de Figaro.
Daarin wordt over de zegels, die op de inter
nationale postzegel tentoonstelling in Pul-"
chri alhier verkocht werden, gezegd „Pa
pier, teekening, gravure, kleur, druk, tan
ding, alles is volmaakt en deze serie is zeer
goed geslaagd."
Het blad zegt dan nog, dat deze serie reeds
voor 2 gulden in den Haag en Amsterdam
wordt verkocht en maakt dan ook melding
van de Reddingspostzegels van Hofman.
Maandag is zekere P. de J., die als matroos
voer aan boord van de Concordia 15, door
tot nu toe onopgehelderde oorzaak op den
Rijn onder Oosterbeek over boord geslagen.
De kapitein deed de boot onmiddellijk
stoppen, liet noodseinen met de stoomfluit
geven en den drenkeling een reddingsboei
toewerpen, doch men slaagde er niet in, den
man te redden.
Het lijk van d. J., die niet zwemmen kon,
is nog niet gevonden.
Men meldt uit Middelburg
Sinds 1 Januari j.l. bestaat alhier een vaca
ture van commissaris van politie sedert Sep
tember 1923 was officieel bekend dat deze
vacature zou ontstaan. Men vraagt zich thans
echter af, of men in Den Haag niet begrijpt,
dat deze vacature toch niet altijd kan blijven
bestaan J
Verschillende zaken betreffende den inwen-
digen dienst wachten op afdoening, omdat de
waarnemende commissaris geen regelingen
kan invoeren, die wellicht later weer moeten
worden veranderd.
Te Swansea hadden zich voor den politie
rechter te verantwoorden de 35-jarige Luigi
Frezza en zijn 36-jarige vrouw Dominica
Frezza, wegens mishandeling van hun 13-
jarig zoontje Gaeteno Frezza.
De moeder zou het kind aan een bedstee
hebben gebonden, het hevig geslagen hebben
en hem daarna in de vroege morgenuren bui
ten in den stroomenden regen gezet hebben.
Ter verdediging voerden de ouders aan,
dat de straf niet buitensporig was en door
het gedrag van den jongen gerechtvaardigd
werd.
De beklaagden werden elk tot de maxi
mumstraf van 25 pond sterling boeie ver
oordeeld.
Op de Wembley-tentoonstelling were®.
Maandag „trekproeven" genomen met twee
werkpaarden. De dieren waren met een ket
ting aan een krachtmeter bevestigd, ten einde
hun prestaties te kunnen contróleeren. De
sterke viervoeters trokken met zulk een ge
weld, dat de ketting brak en het instrument
dat met een veerbalans voorzien was, terug
vloog en onder de menigte terecht kwam.
Een meisje werd aan het hoofd getroffen
en was tijdelijk bewusteloos, terwijl een m.~
leelijk aan zijn arm gewond werd.
De Industriëele Betonhouw-Maatschappij
te Amsterdam deelt mede, dat haar de uit
voering van een wasscherij-gebouw op
Staatsmijn Maurits te Lutterade ten behoe
ve der Staatsmijnen in Limburg, is opgedra
gen voor de som van 587.000. Het betreft
hier een der grootste van de tot nu toe ge
bouwde kolenwasscherijen, naar alle waar
schijnlijkheid zelfs de grootste van dit soort
in Europa.
NAAR DE MISSIE.
Uit het missiehuis van het Gezelschap van
Maria te Meerssen, vertrok hedenmiddag de
Eerw. Pater Boerrigttr naar Denemarken.
Z.Eerw. verzoekt ons aan al de weldoener»
zijner missie zijn oprechten dank te betuigen
met de verzekering, dat hij Gods overvloedi-
gen zegen over hen allen af zal roepen.
Ter opening zijner colleges zal Balthazar
Verhagen, privaat-docent in de dramaturgie
aan de Universiteit van Amsterdam, 'n open
bare les geven over het onderwenrp: „De
kunst van den Dramaturg", op Donderdag 2
October 1924 des namiddags 4 uur, in het
gebouw der Universiteit, OudemanhuispoorL
114.
„Een brief; de brievenbesteller heeft hem
nog geen uur geleden gebracht."
De jongeling stak de hand uit naar het
slecht toegevouwen en lomp dichtgemaakte
papier, dat de portierster hem toereikte,
doch op het oogenblik, dat bij den briei
zou aanvatten, trok zij hare hand weer te
rug.
„Het is drie stuivers," sprak de vrouw.
Een droevig glimlachje vertoonde zich
op Paul's gelaat.
„In dat geval, mejulfrouw," zeide hij,
„kunt gij den brief behouden en hem aan
den brievenbesteller terug geven.
„Teruggeven! en waarom?"
„Omdat ki het niet betalen kan."
„Hebt gij geen drie stuivers bij u?"
„Ik bezit niets."
„Wel, arme jongen! Gij moet dan erg in
Verlegenheid zijn. Neem den brief toch
maar. Gij zult mij dat tegelijk met het an
dere betalen. Wij zullen elkander nog wel
zien, niet waar?"
Paul deed zijn mond open, om te ant
woorden, dat hij zeer zekerlijk de schuld
j nooit zou kunnen bel len, hoe klein zij ook
j mocht wezen, maar de portierster liet hem
den tijd niet tot spreken. Zij brak den
brief open, ontvouwde het papier en het
aan Paul voorhoudende, sprak zij:
„Maak maar zooveel komplimenten niet
en lees maar spoedig wat er in staat. Gij
ziet wel, dat het spoedig nu toch te laat
is, om hem te weigeren; de brievenbesteller
zou hem toch niet terugnemen."
Getroffen door de ruwe doch welgemeen
de vriendelijkheid der goede vrouw, nader
de Paul de lamp en wierp een blik op het
papier, dat slechts weinige regels bevatte.
Nauwelijks echter had hij er het oog op ge
slagen, of hij liet een kreet van vreugde
hooren.
„O, juffrouw!" sprak hij met een ontroe
ring, die hem het spreken bijna belette,
„God moge het u loonen! gij hebt mij het
leven gered."
Daarop liep hij als een waanzinnige den
gang door en was weldra op de straat uit
het gezicht verdwenen.
Ziehier wat het briefje bevatte:
„Lieve Paul! Ik schrijf u in de grootste
haast. Zal deze brief in uwe handen komen?
God geve het! Werner en Rodiile voeren
mij ver van Parijs weg, ik heb hen hooren
spreken van Bretagne. Die mannen jagen
mij vrees aan. Ik gevoel wel, dat mij met
hen ieder oogenblik een nieuw gevaar
bedreigt. Volg mij, Paul; verdedig mij!
red mij, wanneer gij kunt, als gij mij lief
hebt!
De inhoud van dit briefje is beter in staal
de plotselinge vreugde van Paul te verkla
ren dan alles wat wij zeggen konden.
Agnes was dus niet voor hem verloren.
Van het oogenblik af, dat zij zich in de
handen van den magnetiseur en Rodiile be
vond, was hij zeker haar terug te zullen
vinden.
Uit de Rue du Musée komende, haastte
Paul zich door den doolhof van straten en
stegen heen naar de wijk Popincourt, met
de flauwe hoop, dat Agnes misschien nog
niet vertrokken zou zijn en het hem ge
lukken zou, haar vertrek te verhinderen.
Op welke wijze, dat wist hij zelf niet, en
daarover bekommerde hij zich ook niet. Hij
liep als een hollend paard, onderweg steeds
herhalende:
„God is goed voor mij geweest."
In zulk een overspanning verkeerende,
sloeg hij niet de minste acht op hetgeen
rondom hem voorviel. Hij liep tegen de
voorbijgangers aan, zonder hun klachten aan
te hooren of naar hunne scheldwoorden te
luisteren. Elk oogenblik was hij in gevaar
door een rijtuig verpletterd te worden.
Daar hoorde hij op den hoek eener straat
eensklaps het geratel van wielen, paarden
getrappel en een geroep van: „Heidaar!
heidaar!"
Een vurig paard kwam recht op hem aan.
Hij wilde op zijde springen, maar het was
te laat. Hij hoorde de menschen schreeu
wen, een vreemde gewaarwording maakte
zich van hem meester; daarna zag hij, hoor
de hij, gevoelde hij niets meer.
Toen hij weder bijkwam, zat hij in den
winkel van een apotheker op een armstoel;
natte doeken waren om zijn hoofd gewon
den. Een dokter, die zich toevallig daar be
yond, liet hem vlugzout opsnuiven en een
jong, zeer rijk gekleed man stond hem met
de grootste belangstelling te beschouwen.
Dit jonge mensch, de onwillekeurige oor
zaak van het ongeval, dat eigenlijk alleen
aan Paul's eigen onvoorzichtigheid kon
worden geweten, was de eigenaar van het
paard en rijtuig.
Eenige minuten waren voor den genees
heer voldoende, om zich te verzekeren, dat
Paul niet ernstig was bezeerd.
„Inderdaad, mijn jongen," sprak hij, „gij
kunt van geluk spreken, dat gij er zoo afge
komen zijt; ieder ander in uw plaats zou
den nek of armen en beenen gebroken heb
ben. Gij zijt evenwel niet bezeerd en niets
belet u, uw wandeling voort te zetten; ik
zou u echter aanraden, in het vervolg wat
voorzichtiger te zijn."
„Mijnheer," sprak nu het rijk gekleede
jongmensch tot Paul, „ik zou het mij nooit
vergeven hebben, zoo u door mijn toedoen
een ongeluk overkomen ware, ofschoon ik
mij niets te verwijten heb, zelfs geen on
voorzichtigheid. Hier is mijn adres, kom mij
opzoeken en indien ik u in het een of ander
opzicht nuttig kan zijn, zal het mij zeer
aangenaam wezen."
De gelapte en versleten kleeding van Paul
verriëd zijne armoede en de jongeling voeg
de er dus beschroomd en op zachten toon
bij, orft den persoon, tot wien hij sprak, niet
te beleedigen:
„Uw kleederen zijn door dien val ge
scheurd en bedorven en het is niet meer
dan billijk, dat gij mij toestaat, de schade
te herstellen."
En zonder Pauls antwoord af te wachten
drukte hij hem tegelijk met zijn adreskaar
tje een kleine beurs in de hand, waarna hij
snel den winkel verliet.
Paul Mercier verwijderde zich nu ook,
rood van schaamte over hetgeen hij als een
aalmoes beschouwde, nadat hij eerst den
apotheker en den geneesheer zijn dankbaar
heid betuigd had voor de zorgen, die zij
aan hem besteed hadden.
Toen hij een honderdtal schreden verder
was, haalde hij het kaartje en de beurs uit
zijn zak. Op het kaartje stond een aristo-
kratische naam en in het beursje waren
zes goudstukken. Dit geld was voor Paul,
die niets meer bezat en bijna van honger
stierf.
Het was geheel donker, toen hij in de rue
des Amandiers aankwam. Hij wilde nu niet
meer ter sluiks en door overklimming van
den muur de woning van den magnetiseur
binnen dringen. Hij was vast besloten, open
lijk en krachtig op te treden, Agnes op te
eischen als zijn verloofde en den dokter, in
geval van weigering, met de tusschenkomst
der politie te bedreigen.
Dientengevolge, en als wilde hij zich nog
daardoor in zijn besluit versterken, schelde
hij hard en driftig aan. Na verloop van een
paar minuten kwam de dienstmaagd open
doen.
„Wat wilt gij?" vroeg zij,
„Dokter Werner spreken."
„Die woont hier niet."
„Mijnheer Leroux wil ik zeggen," verbe
terde Paul, die zich herinnerde, dat de dok
ter niet onder zijn waren naam bij de meid
bekend was.
„O, mijnheer Leroux. Ja, wanneer gij he
spreken moet, komt gij te laat."
„Is hij vertrokken?" vroeg Paul.
„Zooals gij zegt; daar straks, om drie
uur met zijn vriend en de juffrouw, ijij zijn
in een mooi postrijtuig, met een postiljon en
paarden met bellen aan, weggereden. Dat
hadt ge eens moeten zien! Al de menschen
uit de buurt stonden voor de ramen te kij
ken. Als gij hem na wilt loopen zult gij u
moeten haasten."
Paul boog het hoofd; de dienstmaagd keek
hem nieuwsgierig aan.
„Maar wacht een beetje," sprak zij; „ik
ken u. Gij zijt wel eens meer hier geweest,
niet waar?"
„Ja,
„Zoudt gij misschien dat jongmensch
zijn
„Welk jongmensch?"
„O, ik weet wel wat ik meen."
„Ja; maar ik weet het niet."
„Dat doet er niet toe; hoe heet gij?"
„Paul Mercier."
(Wordt vervolgd.)