fawtfen Tookgrs mm Brievee wit Frankrijk. WEMGD gfl I E.UW.S .veu-G Ontdekte misdaad. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. 1 weede Biad Vrijdag 26 September 1924 Prof. Bruins commissaris van de Duitsche Reichsbank. Invoerrechten op vleesch. Het faillissement der Noord- Hollandsche Rank. Minister van Karnebeek. Het ontwerp-Forensen-belasting De Pauselijke Internuntius mei verlof. Tandheelkunde. De Arbeidswet en de aannemers. De kwestie Dr. Stürkop. DRANKBESTRIJDING. UIT ONZE OOST. Een felle brand. Olifantenjacht op Sumatra. SpeciakjfT^r? d dool' CARA Als de Koningin bij den afslag is. Onze postzegels. Matroos over boord geslagen. Een vreemde toestand. Wreede ouders. Een gevaarlijke krachtproef. HANDEL EN NIJVERHEID Een belangrijke opdracht. KERKNIEUWS. KUNST EN KENNIS. Dramaturgie. FEUILLETON, EEN HERZIENING DER JURY RECHTSPRAAK NOODZAKELIJK. Het aantal misdrijven tegen het leven hheeft in de laatste weken wederom groote afmetingen aangenomen. Het is niet moge lijk een Parijsch dagblad op te nemen of wij treffen er uitvoerige beschouwingen aan over een of ander moordgeval, liefst met de portretten van de misdadigers en de slachtoffers. Niet alleen in de duistere krin gen van het nachtelijk Parijs, ook in vele anderen speelt de revolver een dergelijke cp den voorgrond tredende rol, dat men zich afvraagt of het met de strafrechtsple ging wel geheel in orde is. En in de eerste plaats dringt zich de vraag op, of de jury-rechtspraak niet vaak aanleiding is, dat de misdadiger vrij uitgaat, waardoor de criminaliteit in het algemeen onvoldoende wordt bestreden. En inderdaad draagt de jury-rechtspraak in dezen een deel van de verantwoordelijk heid. Velen zijn dan ook van meening, dat deze geheel dient te vervallen en de wet Van 1872 een algeheele herziening moet on dergaan. In rechtskundige kringen echter is men niet zoozeer gehaat tegen die instelling zelf, dan wel tegen de wijze, waarop zij is geregeld. De eisch van hervorming is daar dan ook sterker, dan die van afschaffing. De rede nen, die een jury-rechtspraak in het leven deden roepen, zijn nog van kracht, zoo be- toogen de voorstanders, in tegenstelling met hen, die liever juridische overwegingen en wetskennis tot maatstaf nemen dan gevoe- lensmotieven die zich bij een jury-vonnis al te zeer doen gelden. De waarheid ligt ongetwijfeld in het mid den. Een al te formeele rechtspraak kan ge vaar opleveren, te weinig rekening te hou den met de gezindheid van het individu. Het „summum jus, summa in juria" is niet geheel van waarheid ontbloot. Daartegen over staat, dat een jury zich veelal weinig bekommert om de wettelijke strafwaardig heid van een misdrijf en in hoofdzaak afgaat op gevoelsoverwegingen, waarop de meer of mindere welsprekendheid van een advo caat den grootsten invloed uitoefent. Zeker is, dat gerechtelijke dwalingen veeleer zijn te zoeken bij uitspraken der meest onkun dige jury's dan bij rechterlijke colleges, wier kennis wetenschappelijk is gevormd. Wij ontkennen niet, dat een jury een correctief kan zijn tegen juridische spitsvon digheden, al te welkom in sommige landen, waar het betreft politieke tegenstanders te vonnissen, maar dit is hoogstens een reden bij de keuze van magistraten de grootste onpartijdigheid in acht te nemen. Bij een hoogstaande' rechtspraak als in Nederland bijv. zal wel niemand er aan twijfelen, dat naast juridische zekerheid ook de individueele belangen van den aan geklaagde niet uit het oog worden verlo ren. Welke moeten dan de hervormingen zijn van de Fransche jury, indien men deze niet geheel wil afschaffen. Vooreerst een nieuwe wijze van samen stelling der jury's en de verplichting der aangewezenen zich niet aan die taak al te lichtvaardig te onttrekken. De wet van 1S72 basis van de jury-reehtspraak, stelt deze eischen om er lid van te kunnen uitmaken: Leeftijd van 30 jaren, in het volle bezit van zijn burger- en familierechten en het niet door de wet uitgesloten zijn wegens onbe kwaamheid of ongeschiktheid. Onbekwaam noemt de wet in het alge meen hen, die door levensgedrag hebben aangetoond onwaardig te zijn recht te spre ken, misdadigers, faillieten, enz. Ongeschikt hen, die een ambt uitoefenen, moeilijk met het deel uitmaken van een ju ry te combineeren, magistraten, militairen, enz. Behalve dat de laatste grens wel wat ver is getrokken, verzekeren deze wettelijke eischen alles behalve dat een jurylid, waar van de eerlijkheid al vaststaat, tevens ver- standélijk genoeg ontwikkeld is om zijn medeburgers te vonnissen. Er behoort een groots dosis verstand toe, zich niet te laten beinvloeden door de mee- sleepende woorden van een vedediger, de slimme antwoorden van een beklaagde of door uiterlijke verschijnselen, die met het wezen van een misdrijf niets te maken hebben. De ontwikkeling dient dan ook als eerste vereischte bij de keuze van jury-leden te worden gesteld. Het Engelsche systeem kan daarbij tot voorlichting dienen. Een tweede vereischte, die de herziening noodig maakt, is de volgende: De Fransche jurij spreekt zich alleen uit over een schuldvraag en heeft niet de min ste medezeggenschap in den aard en de hoe danigheid van de straf, die het gevolg zul len zijn van haar schuldig-verklaring en be rusten in de handen der rechters. We] bestaat de mogelijkheid voor de ju ry zich met een „ja of neen" voor of tegen verzachtende omstandigheden uit te spreken en daardoor de strafmaat gunstig of ongun stig te beinvloeden, maar dit verandert niets aan t feit dat de jury ongewijzigd de akte van beschuldiging moet handhaven. Dit nu moet zoo spoedig mogelijk worden gewijzigd. Een jury moet het recht hebben vrijuit haar overwegingen weer te geven en haar opvatting over de strafsoort en de zwaarte ervan uit te spreken. Die tijd is voorbij, waarin de samensteller van de wet op de jury durfde schrijven, dat een jury-lid te kort zou schieten in zijn plicht, als hij bij het vormen van zijn oor deel de strafgevolgen ervan zou overwegen. Die tijd is voorbij, indien een dergelijke opvatting al ooit juist is geweest Het is niet alleen ondenkbaar, dat het mogelijk zou zijn bij een vonnis, dat doodstraf tengevolge zal hebben, de gedachte daaraan uit te schake len, het is een wegcijferen van den misdadi- gen mensch tegenover de misdaad, die al leen om schulddelging vraagt. Een stelsel, geheel in strijd met de christe lijke beginselen en opvattingen in onzen tijd terecht gehuldigd ook ten opzichte van onze schuldige medemenschen. Het zou derhalve een groote verbetering zijn, indien men de strafbepaling aan de jury, desnoods te zamen met de officieele rechters, zou toevertrou wen. De deken der advocaten te Parijs, Mr. Henri Robert, heeft zich nog onlangs in dien geest imperatief uitgelaten. Meerdere wijzigingen zijn noodig. De voor- naamsten heb ik hier opgesomd. De aller voornaamste wijziging, waarvoor echter geen wetsherziening noodig is, moge dit relaas besluiten. Het herstel van het kruis beeld in de gerechtszaal, waarop de jury leden den eed van waarachtigheid afleggen en dat allen het beeld voor oogen zal stel len van Hem, die de opperste rechter is, vol rechtvaardigheid en mededoogen. Een ministerieele circulaire van April '04 schreef voor, dat kruisbeeld uit alle open bare gebouwen te verwijderen. Een eenvou dige circulaire zou voldoende zijn opnieuw het Christusbeeld in eere te herstellen. De hooge en moreele beteekenis daarvan kan zeker ons, Katholieken, niet ontgaan. Een dergelijke maatregel is echter niet te verwachten van een Regeering, die de dra gers van dat kruis bij uitstek, met vervol ging bedreigt. En zoo is alleen een herziening van de wet van 1872, waarvan wij het allerliefst de afschaffing zouden begroeten, te verwachten. Deze althans moge er spoedig komen in het belang van een goede rechtspraak. Al te lang zijn de schuldigen aan „crimes passionels", zeker indien het vrouwelijke be klaagden betrof, vrij uitgegaan, om veelal valsche gevoelsmotieven van een licht te beinvloeden jury. De dagelijksche lijst van levensberoovin- gen zal ongetwijfeld bekort worden, indien de rechterlijke touwtjes strenger worden aangehaald. Het kan daarbij zijn nul heb ben den verkoop van wapenen aan scherpe wettelijke voorschriften te onderwerpen, ter wijl de dagbladen goed zouden doen zich"te onthouden den sensatielust der lezers te be vredigen en in vele gevallen een nymbus van beroemdheid aan de misdadigers te ver zekeren. Mr. P. v. S. Parijs, 17 September 1924. In verband met de velerlei berichten, die omtrent de functie van Prof Bruins als com missaris bij de volgens het Dawesplan gere organiseerde Reichsbank de ronde hebben gedaan, verneemt de Msb. uit de eerste bron. dat het thans vast staat, dat Prof. Bruins als Nederlander deel uit zal maken van de „General Board" en als zoodanig de functie zal vervullen van commissaris voor de bil- jettencirculatie. De officieele benoeming daartoe moet uitgaan van de „Gebral Board (bestaande uit 7 Duitschers,) een Engelschman, een Franschman, een Italiaan, een Belg, een Amerikaan, een Zwitser en een Hollander), die hem daartoe moet kie zen met een meerderheid van minstens 9 stemmen, waarvan ten minste 6 der niet- Duitschers. De commissaris zal tot taak hebben de uit voering te verzekeren van de bepalingen der nieuwe bankwet en de statutaire bepa lingen beti effende de biljettenemissie en de handhaving der reserve ten behoeve van deze emissie Te dien behoeve zal hij het recht hebben zich alle gegevens te doen ver schaffen, die hij acht noodig te hebben. Eveneens zal hij persoonlijk of door zijn as sistenten een onderzoek kunnen instellen. Hij zal voorts het recht hebben de zittingen van het directorium bij te wonen. Dit zijn de gegevens, die tot op heden als vaststaande aangenomen kunnen worden. Andere berichten als b.v. dat van de Mor ning Post dat Prof Bruins voor het einde dezer week naar Berlijn zal vertrekken kun nen volgens het blad niet als vaststaand gel den. Zijn vertrek kan ongetwijfeld nog wel eenige dagen later vallen. De Commissie van Deskundigen voor het invoerrecht op versch en gekoeld vleesch, heeft in hare vergadering van 23 dezer de in de wet van 19 Mei 1922 („St. bl. no. 330) bedoelde prijscourant vastgesteld als volgt: rund- en kalfsvleesch, versch of gekoeld, 100 K.G. 100; paarden en ander vleesch, versch of gekoeld, 100 K.G. 50. Gedurende de maand October zal mitsdien het invoerrecht voor de hierboven bedoelde vleeschsoorten bedragen 10 pet. van de hier voor vermelde waarden. In een circulaire aan de leden van het co mité ter behartiging van de belangen der crediteuren in de Noord-Hollandsche Bank wordt de volgende samenstelling van het be stuur gemeld: voorz J. Blom te Heiloo; secr. G. H. C. v. Houwenmge te Hoorn en penn. J. C. C. Demmendaal te Hoorn, Aangesloten zijn 130 schuldeischers met een totaal aan vorderingen van 430.000. Twee leden uit het comité zijn benoemd in de commissie van advies, welke de curatoren bij de afwik keling van het faillissement ter zijde moet staan. Dit zijn de heeren W. Balk te Alk maar en Windt te Medemblik. De Minister van Buitenlandsche Zaken is uit Genéve teruggekeerd en heeft heden zijn ambtsbezigheden aan het departement hervat. Naar vernomen wordt, zullen B. en W. van Amsterdam den raad voorstellen een adres aan de Tweede Kamer te zenden, waarin de Raad er op aandringt, het ont- werp-Forensenbelasting, dat voor Amster dam zulke financieele nadeelen heeft, niet aan te nemen. Een desbetreffende voordracht is eer lang te wachten. De Pauselijke internuntius bij ons Hof, Z. Exc. Mgr. Cesare Orsenigo, is met verlof af wezig. Gedurende zijn «afwezigheid wordt de leiding van de Pauselijke Internuntiatuur waargenomen door den secretaris, Mgr. Kal- dewey. In een vergadering van de Ned. Mij. tot bevordering van de Tandheelkunde, is met overgroote meerderheid een motie aange nomen, betreffende het wetsvoorstel tot wij ziging van de wet van 1876, houdende rege ling van de voorwaarden tot verkrijging van de afzonderlijke bevoegdheid tot uit oefening van de tandheelkunst en van de uitoefening van die kunst. Daarin wordt be treurt, dat de Minister zich niet om voor lichting heeft gewend tot de Maatschappij, dat dan immers zou gebleken zijn, dat het voorstel niet steunt op billijkheidsoverwe gingen en een gevaar zal opleveren voor de volksgezondheid in Nederland. Het Hoofdbestuur van de Nederl. Mij. tot bevordering van de Tandheelkunde heeft aan de Tw.eede Kamer verzocht, bedoeld wetsontwerp te verwerpen. Het hoofdbestuur van den Ned. Aanne- mersbond had een commissie benoemd tot het uitbrengen van een rapport inzake de werking der Arbeidswet 1919. De commissie, bestaande uit de heeren B, v. Eesteren, G. Elfferich en H. A. Looyen, komt in haar rapport tot de conclusie, dat de Arbeidswet in haar werking ten zeerste nadeelig is voor de aannemersbedrijven, voornamelijk doordat zij een vermindering van den productieprijs tegenhoudt, hetgeen één van de voornaamste redenen is van het gebrek aan werk in de laatste jaren. De grootere intensiteit van den arbeid, bij de invoering dezer wet in uitzicht ge steld, is een illusie gebleken. De arbeids- praestatie is integendeel in het algemeen verminderd. Zelfs is een concurrentie ont staan tusschen patroons en arbeiders, die in hun „vrijen tijd" aangenomen werken uit voeren. Om een beteren toestand in de aanne mersbedrijven te krijgen, zal het in de al lereerste plaats noodzakelijk zijn, dat (des noods tijdelijk en dan voor eenige jaren) elke beperking van den arbeidstijd voor alle bedrijven wordt opgeheven. DE NEDERL. MIDDENSTANDSBOND. Op het te Amersfoort gehouden congres werden tot bestuursleden van den Bond ge kozen: de heeren J. G. Schürmann, Rotter dam, J. C. Blankert, Utrecht, ,J. ,JC. W- F. van Bommel, 's-Gravenhage, L. B. J. Gor- ris, Amsterdam en H. J. Pelettier, Leeuwar den, allen reeds bestuurderen van den ouden Bond, voorts nog: de heeren Meijer, 's-Gravenhage, J. J. Korff, Amsterdam en J. A. J. A. van Os, Nijmegen. De hoofdbesturen van den Bond van Amb tenaren bij de Nederl. Spoorwegen, den Neutralen Bond en den Prot. Christ. Bond van Spoorwegpersoneel hebben, naar de „N. R. Ct." meldt, aan dé directie der Ne- derlandsche Spoorwegen verzocht, dr. Stür kop te ontheffen van de functie als contro leerend geneesheer voor het spoorwegper soneel in den kring Amsterdam. NATIONALE COMMISSIE TEGEN HET ALCOHOLISME. Op de onlangs te Utrecht gehouden ver gadering der Nationale Commissie tegen het alcoholisme werd de wenschelijkheid over wogen van het samenstfcllen eener lijst, waarin zij, die terzake niet bijzonder des kundig zijn kunnen naslaan of een drank al of niet alcoholhoudend is en zoo ja in welke mate. De commissie „alcohol en snelverkeer" verkreeg contact met de commissie, die de Ned. Maatschappij voor Geneeskunde in stelde inzake het snel(auto)verkeer. Aan gezien psychotechnisch goedgekeurde chauf feurs en anderszins goedgekeurde wagens toch nog gevaarlijk blijven, als de alcohol invloed op het stuur blijft hebben, zal onze commissie ook met haren arbeid blijven doorgaan. De heer G. L. de Haas deelde mee, dat welhaast 700 metalen propagandaplaten aan de stations zullen waarschuwen tegen den alcohol. Een gedachtenwisseling had plaats over de vraag, of accijnsverlaging van gedistilleerd al of niet wenschelijk is. Een deel der ver gadering weet de afname van de opbrengst van den accijns nagenoeg geheel aan den frauduleuzen invoer en vervaardiging dit deel wenscht accijnsverlaging, waardoor smokkelen niet meer voldoende loonend wordt. De demoraliseerende smokkelarij met den aankleve van dien zou daardoor vervallen en de schatkist zou misschien nog winst inplaats van verlies kunnen boeken. Een ander deel der vergadering meende dat de hooge prijs de matigen nog matiger heeft gemaakt (teelt van morellen en fram bozen neemt af, omdat inmaak met brande wijn velen te duur werd) en bier en wijn ook den duurderen borrel zijn gaan vervangen. Nadere studie zal uitmaken of men over de ze kwestie bij de regeering zal adresseeren. 44 WONINGEN VERNIELD. Blijkens van den resident van Batavia ont vangen bericht is op 10 Juli in de kampong Pasir Nangka, nabij de dessa Rantja Boen- toeng, een groote brand uitgebroken, waar door 44 Inlandsche woningen, 23 padischu- ren, een bidhuis, een veekraal, een hoeveel heid padi en andere goederen verloren zijn ge gaan. De materieele schade wordt geraamd op ongeveer f 6700. Menschenlevens gingen bij den brand niet verloren. SLAGTANDEN VAN 1V2 M. De olifantenjacht op Sumatra vormt een steeds sporadischer onderwerp in de Medan- sche bladen. Thans lezen wij weder in de „Deli Crt." van geslaagde jachten in 't Bene- den-Langkatsche. Drie jagers uit Medan, de heeren Nijhoff, Sperling en Knuppel, hebben op Tandjong Slamet twee olifanten kunnen dooden, een mannetjesjong, met tanden van ongeveer 50 c.M., en een wijfje. Dit laatste moest geveld worden, omdat 't, nadat het jong getroffen "was, de jagers aanviel. t En andere jacht vond plaats op de grens tusschen Deli en Atjeh. Een groot mannetje, ezn solitair, werd neergelegd door de heeren Van der Valk Jr. (niet te verwarren met diens vader, een ook op Java welbekenden grof- wild-jager) De Koter en Damman en wel na een achtervolging, zonder drijvers, in het oerbosch van Soengei Serdang in Langkat. De geweldige slagtanden hadden een lengte van iy2 M. elk, hetgeen voor een Sumatra- olifant zeer groot is. De heer Van der Valk schoot hiermede zijn negenden olifant en zijn eersten solitair. i,m Overtuigt UI vertuigt ln eiken prijs het beste. |Hier zijn enkele van onze j succes-merken. Imperial 5 ct. Femina 4 ct Fine Fleur 3 ct Elemé (stroo). 3 rt DE HERHALINGSOEFENINGEN TE EDE. Men schrijft aan het „Hbld." De herhalingsoefeningen te Ede worden beheerscht door de vrees. Vrees van de mi litaire autoriteiten der infanterie voor de sol daten, die worden geterroriseerd door en kele ongure elementen uit Enschedé en om geving. Zooals reeds werd gemeld, keerde het ver zet zich tegen de militaire politie, die streng order had ontvangen, op de kleeding der opgekomen verlofgangers te letten. Op den avond toen de militaire politie-agent werd gewond, werd de kolonel der infanterie Post letterlijk gedwongen, de militaire politie van het terrein te verwijderen. Onder meer werd hem toegevoegd „Morgen zijn jelui weer baas, nu heb je te doen wat wij willen." Dat hij, nadat de eischen der schreeuwers waren ingewilligd, op de schouders der manschap pen over het terrein zou zijn gedragen, mo ge worden geroemd als een bewijs van goe den geest tusschen officieren en manschap pen, voor de tucht en het prestige der offi cieren is het verderfelijk. Alle tucht is zoek. Alles wordt gedaan om maar in vredesnaam geen herrie te krijgen. Feiten als het volgende typeeren den toe stand. Gisteren zaten in een café om kwart over tien, dus na het avondappèl eenige militairen. Een luitenant komt binnen en zegt„Kom, jongens, het is tijd, jelui moet naar binnen." „Goed luitenant," is het antwoord, „maar je moet eerst een potje bier met ons drinken." Dit gebeurt, en de luitenant drinkt zijn door de soldaten bestelde biertje. Als hij daarna vraagt om nu mee te gaan, omdat hij nu toch een biertje met hen heeft gedronken, wordt hem toegevoegd, dat hij nu maar moet gaan en dat ze zoo wel zullen komen. En de luitenant gaat alleen heen, na hun te hebben verzocht, nu toch spoedig te komen aan welk verzoek dan ook na eenigen tijd gevolg werd gegeven. En dit alles, terwijl de soldaten om tien uur binnen moesten zijn. Gisteren rukte de troep uit naar Wage- ningen. Toegestemd moet worden, dat het weer ontzettend slecht was. Toen de co lonne echter des middags terug kwam, bood het geheel zulk een erbarmelijken aanblik, dat het wel de terugtocht van een verslagen leger leek. Weliswaar reden er nog twee officieren te paard vooraan, maar verder was ieder verband zoek en was van eenige orde weinig meer te bemerken. De nachtoefening is afgelast. In naam omdat de troepen te wei. i j geoefend zouden zijn, in werkelijkheid ornaat men niet in het donker met de soldaten alleen durft wezen. Op de schietbaan zijn vijfhonderd scherpe patronen spoorloos verdwenen. Gevreesd wordt, dat deze zich in handen der bel hamels bevinden. Een lezing, welke tegen gisteravond was uitgeschreven, is afgelast. De officieren der artillerie zijn hevig verontwaardigd over de verhoudingen bij de infanterie. Pogipgen om ook de militaire politie bij de artillerie te molesteeren, hadden geen resultaat. Thans, nu de troep Zaterdag weer met verlof gaat, zijn vijftig man militaire politie en een afdeeling marechaussee gerequireerd. Bij de artillerie, waar de tucht goed is, en waar de militaire politie nu onderdak heeft gevonden, staan de mitrailleurs op gesteld. Door den procureur-generaal van het gerechtshof te Arnhem zijn met den burge meester en den inspecteur van politie be sprekingen gehouden om bij mogelijke mili taire relletjes het openbaar verkeer en de eigendommen der burgers te beschermen. De algemeene opinie onder de bevoegden is, dat wat bij deze militaire herhalings oefeningen aan militaire ervaring is geleerd, aan tucht en prestige is verloren. Toen vaststond, dat H.M. op 19 Septem ber ook een haringafslag te Vlaardingen zou bijwonen, werd Donderdags uit de vier be schikbare ladingen bij loting als No. 1 aan gewezen A. van der Endt, (schipper qq wegens ziekte van J. J. Goedknegt) met een vangst van 31 last haring van de Dog germaatschappij," dir. de heeren A. en I. J. Hoogendijk, en als No. 2 voor reserve H. van Teylingen met 26 last van de Alg. Reederij en Handel-Maatschappij. Om te voorkomen, dat de Reederij voor deel zou trekken van de „Koninginne-lading" was bepaald dat iedere kooper voor het af mijnen met het electrische mijntoestel, tel kens f 10 zou betalen en menigeen voorspel de den reeder door dezen maatregel reeds een lageren prijs. Hoe geheel anders is het gegaan. De f 10 bleken niets te beteekenen. Onmiddellijk werd ingezet door de firma IJzermans enCo. die hare rechten als een der oudste Vlaar- dingsche firma's wenschte te handhaven, met f 32.10. Dat kon de hofleverancier Van Abs- hoven niet ongedaan laten en deze volgde als tweede met f 34.60. En zoo bleef de aan wezigheid van H.M. voortdurend de markt beheerschen. De afslag is verdeeld in drie rangen en meent u niet, dat alleen de eerste rang kocht, bij de koopers met tweede rangs plaatsen zijn er zelfs die twee- en driemaal mijnden en buiten de 26 nummers, die suc cessievelijk op het mijnbord verlicht zicht baar werden zijn er nog tenminste evenveel telaat met hun electrische boodschap geko men om ook aan H.M.'s tegenwoordigheid hun tol te betalen. Met dit al wisten de bestuursleden van den Vlaardingschen afslag geen raad met het ge val. Er was alleen afgesproken dat de f 10 dus in dit geval f 200, voor een liefdadig doel beschikbaar gesteld zou worden. Maar de verkooper van de „Koninginhé-Jading",- de heer I. J. Hoogendijk, wist raad. Hij reken de even uit dat hij tegenover de marktwaar de van den vorigen dag voor de „Koningin ne-lading" f 1438.95 te veel ontvangen had. Daar het een officieele verkoop was en de bemanning 24 van de besomming ont vangt moest hij over dit meerdere natuur lijk ook de 24 aan de bemanning uitbe talen, zoodat deze aan het bezoek van H.M. een voordeeltje dankt van f 345.35 en het overschot van f 1093.60 met de f 260 in to taal f 1353.60 door de Vereeniging ter Be vordering van Visscherij, Handel en Nijver heid beschikbaar gehouden wordt voor een nader te bepalen liefdadig doel. („„Hbld.") Dat onze nieuwe postzegels in het buiten land de aandacht trekken en gewaardeerd worden blijkt uit een artikeltje in de Figaro. Daarin wordt over de zegels, die op de inter nationale postzegel tentoonstelling in Pul-" chri alhier verkocht werden, gezegd „Pa pier, teekening, gravure, kleur, druk, tan ding, alles is volmaakt en deze serie is zeer goed geslaagd." Het blad zegt dan nog, dat deze serie reeds voor 2 gulden in den Haag en Amsterdam wordt verkocht en maakt dan ook melding van de Reddingspostzegels van Hofman. Maandag is zekere P. de J., die als matroos voer aan boord van de Concordia 15, door tot nu toe onopgehelderde oorzaak op den Rijn onder Oosterbeek over boord geslagen. De kapitein deed de boot onmiddellijk stoppen, liet noodseinen met de stoomfluit geven en den drenkeling een reddingsboei toewerpen, doch men slaagde er niet in, den man te redden. Het lijk van d. J., die niet zwemmen kon, is nog niet gevonden. Men meldt uit Middelburg Sinds 1 Januari j.l. bestaat alhier een vaca ture van commissaris van politie sedert Sep tember 1923 was officieel bekend dat deze vacature zou ontstaan. Men vraagt zich thans echter af, of men in Den Haag niet begrijpt, dat deze vacature toch niet altijd kan blijven bestaan J Verschillende zaken betreffende den inwen- digen dienst wachten op afdoening, omdat de waarnemende commissaris geen regelingen kan invoeren, die wellicht later weer moeten worden veranderd. Te Swansea hadden zich voor den politie rechter te verantwoorden de 35-jarige Luigi Frezza en zijn 36-jarige vrouw Dominica Frezza, wegens mishandeling van hun 13- jarig zoontje Gaeteno Frezza. De moeder zou het kind aan een bedstee hebben gebonden, het hevig geslagen hebben en hem daarna in de vroege morgenuren bui ten in den stroomenden regen gezet hebben. Ter verdediging voerden de ouders aan, dat de straf niet buitensporig was en door het gedrag van den jongen gerechtvaardigd werd. De beklaagden werden elk tot de maxi mumstraf van 25 pond sterling boeie ver oordeeld. Op de Wembley-tentoonstelling were®. Maandag „trekproeven" genomen met twee werkpaarden. De dieren waren met een ket ting aan een krachtmeter bevestigd, ten einde hun prestaties te kunnen contróleeren. De sterke viervoeters trokken met zulk een ge weld, dat de ketting brak en het instrument dat met een veerbalans voorzien was, terug vloog en onder de menigte terecht kwam. Een meisje werd aan het hoofd getroffen en was tijdelijk bewusteloos, terwijl een m.~ leelijk aan zijn arm gewond werd. De Industriëele Betonhouw-Maatschappij te Amsterdam deelt mede, dat haar de uit voering van een wasscherij-gebouw op Staatsmijn Maurits te Lutterade ten behoe ve der Staatsmijnen in Limburg, is opgedra gen voor de som van 587.000. Het betreft hier een der grootste van de tot nu toe ge bouwde kolenwasscherijen, naar alle waar schijnlijkheid zelfs de grootste van dit soort in Europa. NAAR DE MISSIE. Uit het missiehuis van het Gezelschap van Maria te Meerssen, vertrok hedenmiddag de Eerw. Pater Boerrigttr naar Denemarken. Z.Eerw. verzoekt ons aan al de weldoener» zijner missie zijn oprechten dank te betuigen met de verzekering, dat hij Gods overvloedi- gen zegen over hen allen af zal roepen. Ter opening zijner colleges zal Balthazar Verhagen, privaat-docent in de dramaturgie aan de Universiteit van Amsterdam, 'n open bare les geven over het onderwenrp: „De kunst van den Dramaturg", op Donderdag 2 October 1924 des namiddags 4 uur, in het gebouw der Universiteit, OudemanhuispoorL 114. „Een brief; de brievenbesteller heeft hem nog geen uur geleden gebracht." De jongeling stak de hand uit naar het slecht toegevouwen en lomp dichtgemaakte papier, dat de portierster hem toereikte, doch op het oogenblik, dat bij den briei zou aanvatten, trok zij hare hand weer te rug. „Het is drie stuivers," sprak de vrouw. Een droevig glimlachje vertoonde zich op Paul's gelaat. „In dat geval, mejulfrouw," zeide hij, „kunt gij den brief behouden en hem aan den brievenbesteller terug geven. „Teruggeven! en waarom?" „Omdat ki het niet betalen kan." „Hebt gij geen drie stuivers bij u?" „Ik bezit niets." „Wel, arme jongen! Gij moet dan erg in Verlegenheid zijn. Neem den brief toch maar. Gij zult mij dat tegelijk met het an dere betalen. Wij zullen elkander nog wel zien, niet waar?" Paul deed zijn mond open, om te ant woorden, dat hij zeer zekerlijk de schuld j nooit zou kunnen bel len, hoe klein zij ook j mocht wezen, maar de portierster liet hem den tijd niet tot spreken. Zij brak den brief open, ontvouwde het papier en het aan Paul voorhoudende, sprak zij: „Maak maar zooveel komplimenten niet en lees maar spoedig wat er in staat. Gij ziet wel, dat het spoedig nu toch te laat is, om hem te weigeren; de brievenbesteller zou hem toch niet terugnemen." Getroffen door de ruwe doch welgemeen de vriendelijkheid der goede vrouw, nader de Paul de lamp en wierp een blik op het papier, dat slechts weinige regels bevatte. Nauwelijks echter had hij er het oog op ge slagen, of hij liet een kreet van vreugde hooren. „O, juffrouw!" sprak hij met een ontroe ring, die hem het spreken bijna belette, „God moge het u loonen! gij hebt mij het leven gered." Daarop liep hij als een waanzinnige den gang door en was weldra op de straat uit het gezicht verdwenen. Ziehier wat het briefje bevatte: „Lieve Paul! Ik schrijf u in de grootste haast. Zal deze brief in uwe handen komen? God geve het! Werner en Rodiile voeren mij ver van Parijs weg, ik heb hen hooren spreken van Bretagne. Die mannen jagen mij vrees aan. Ik gevoel wel, dat mij met hen ieder oogenblik een nieuw gevaar bedreigt. Volg mij, Paul; verdedig mij! red mij, wanneer gij kunt, als gij mij lief hebt! De inhoud van dit briefje is beter in staal de plotselinge vreugde van Paul te verkla ren dan alles wat wij zeggen konden. Agnes was dus niet voor hem verloren. Van het oogenblik af, dat zij zich in de handen van den magnetiseur en Rodiile be vond, was hij zeker haar terug te zullen vinden. Uit de Rue du Musée komende, haastte Paul zich door den doolhof van straten en stegen heen naar de wijk Popincourt, met de flauwe hoop, dat Agnes misschien nog niet vertrokken zou zijn en het hem ge lukken zou, haar vertrek te verhinderen. Op welke wijze, dat wist hij zelf niet, en daarover bekommerde hij zich ook niet. Hij liep als een hollend paard, onderweg steeds herhalende: „God is goed voor mij geweest." In zulk een overspanning verkeerende, sloeg hij niet de minste acht op hetgeen rondom hem voorviel. Hij liep tegen de voorbijgangers aan, zonder hun klachten aan te hooren of naar hunne scheldwoorden te luisteren. Elk oogenblik was hij in gevaar door een rijtuig verpletterd te worden. Daar hoorde hij op den hoek eener straat eensklaps het geratel van wielen, paarden getrappel en een geroep van: „Heidaar! heidaar!" Een vurig paard kwam recht op hem aan. Hij wilde op zijde springen, maar het was te laat. Hij hoorde de menschen schreeu wen, een vreemde gewaarwording maakte zich van hem meester; daarna zag hij, hoor de hij, gevoelde hij niets meer. Toen hij weder bijkwam, zat hij in den winkel van een apotheker op een armstoel; natte doeken waren om zijn hoofd gewon den. Een dokter, die zich toevallig daar be yond, liet hem vlugzout opsnuiven en een jong, zeer rijk gekleed man stond hem met de grootste belangstelling te beschouwen. Dit jonge mensch, de onwillekeurige oor zaak van het ongeval, dat eigenlijk alleen aan Paul's eigen onvoorzichtigheid kon worden geweten, was de eigenaar van het paard en rijtuig. Eenige minuten waren voor den genees heer voldoende, om zich te verzekeren, dat Paul niet ernstig was bezeerd. „Inderdaad, mijn jongen," sprak hij, „gij kunt van geluk spreken, dat gij er zoo afge komen zijt; ieder ander in uw plaats zou den nek of armen en beenen gebroken heb ben. Gij zijt evenwel niet bezeerd en niets belet u, uw wandeling voort te zetten; ik zou u echter aanraden, in het vervolg wat voorzichtiger te zijn." „Mijnheer," sprak nu het rijk gekleede jongmensch tot Paul, „ik zou het mij nooit vergeven hebben, zoo u door mijn toedoen een ongeluk overkomen ware, ofschoon ik mij niets te verwijten heb, zelfs geen on voorzichtigheid. Hier is mijn adres, kom mij opzoeken en indien ik u in het een of ander opzicht nuttig kan zijn, zal het mij zeer aangenaam wezen." De gelapte en versleten kleeding van Paul verriëd zijne armoede en de jongeling voeg de er dus beschroomd en op zachten toon bij, orft den persoon, tot wien hij sprak, niet te beleedigen: „Uw kleederen zijn door dien val ge scheurd en bedorven en het is niet meer dan billijk, dat gij mij toestaat, de schade te herstellen." En zonder Pauls antwoord af te wachten drukte hij hem tegelijk met zijn adreskaar tje een kleine beurs in de hand, waarna hij snel den winkel verliet. Paul Mercier verwijderde zich nu ook, rood van schaamte over hetgeen hij als een aalmoes beschouwde, nadat hij eerst den apotheker en den geneesheer zijn dankbaar heid betuigd had voor de zorgen, die zij aan hem besteed hadden. Toen hij een honderdtal schreden verder was, haalde hij het kaartje en de beurs uit zijn zak. Op het kaartje stond een aristo- kratische naam en in het beursje waren zes goudstukken. Dit geld was voor Paul, die niets meer bezat en bijna van honger stierf. Het was geheel donker, toen hij in de rue des Amandiers aankwam. Hij wilde nu niet meer ter sluiks en door overklimming van den muur de woning van den magnetiseur binnen dringen. Hij was vast besloten, open lijk en krachtig op te treden, Agnes op te eischen als zijn verloofde en den dokter, in geval van weigering, met de tusschenkomst der politie te bedreigen. Dientengevolge, en als wilde hij zich nog daardoor in zijn besluit versterken, schelde hij hard en driftig aan. Na verloop van een paar minuten kwam de dienstmaagd open doen. „Wat wilt gij?" vroeg zij, „Dokter Werner spreken." „Die woont hier niet." „Mijnheer Leroux wil ik zeggen," verbe terde Paul, die zich herinnerde, dat de dok ter niet onder zijn waren naam bij de meid bekend was. „O, mijnheer Leroux. Ja, wanneer gij he spreken moet, komt gij te laat." „Is hij vertrokken?" vroeg Paul. „Zooals gij zegt; daar straks, om drie uur met zijn vriend en de juffrouw, ijij zijn in een mooi postrijtuig, met een postiljon en paarden met bellen aan, weggereden. Dat hadt ge eens moeten zien! Al de menschen uit de buurt stonden voor de ramen te kij ken. Als gij hem na wilt loopen zult gij u moeten haasten." Paul boog het hoofd; de dienstmaagd keek hem nieuwsgierig aan. „Maar wacht een beetje," sprak zij; „ik ken u. Gij zijt wel eens meer hier geweest, niet waar?" „Ja, „Zoudt gij misschien dat jongmensch zijn „Welk jongmensch?" „O, ik weet wel wat ik meen." „Ja; maar ik weet het niet." „Dat doet er niet toe; hoe heet gij?" „Paul Mercier." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5