1
X5
ZIJN EER!
AMSTERDAMSCHE KOUT.
n
HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door pijltje
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT,
Vierde Blad Zaterdag 27 September 1924
BINNENLANDSCH NIEUWS.
Nat. Hanzebond van
Sigarenwinkeliers.
De maatregelen voor het
autobusver keer.
Surseance van betaling.
Alleen Japanners?
Het plakken van zegels.
De meel-aankoop van gemeente
wege te Amsterdam.
Radiotelegrammen naar het
buitenland.
GEMENGD NIEUWS.
In beslag genomen.
OP DE NATUURKUNDE-LES.
DE DIERENTEMMER
V
j|I.;
'V v
Onderwijzer: „Kun jij een der eigenschappen van water Opnoemen,
Theo?"
Theo: „Jawel m'nheer. As je j'eigen d'rin wascht, dan wordt 't vuil!"
UIT DE MOPPENTROMMEL,
Speciale correspondentie voor de „Nieuwe Haarlemsche Courant.
Imitatie.
'k Ontmoette op een avond der vorige
week op de Munt iemand, die op de tram
stond te wachten. Daar mijn kennis van de
gelegenheid gebruik wilde maken om mij
ergens over te spreken, inviteerde hij mij
een oogenblik in een vlak daarbij gelegen
café, dat overigens nooit door ons wordt
bezocht. Wij hadden er echter geen reke
ning mee gehouden, dat het daar geen ge
legenheid was om een oogenblikje rustig te
spreken, want er was muziek, een reuzen-
instrument, dat men ongetwijfeld om ons
aangenaam te zijn, direct nadat we iets be
steld" hadden, fortissimo een groot en lang
stuk liet afspelen. Ik geef onmiddellijk toe
dat er naast enkele verdienstelijke strijkjes
ook door levende muziek vele café s on
genietbaar worden gemaakt Maar vooral
de automatische concerten maken het be
zoeken van een café, om onder het genot
van een goede consumptie eens ernstig te
praten,' te schrijven of een krantje te lezen
beslist ongenietbaar. Ik wil op de technische
waarde van vele dezer instrumenten niets
afdingen, erk n dat ze een attractie kunnen
zijn Zaterdags en Zondags voor het spe
ciaal die avonden uitgaande publiek. Maar
op werkdagen en vooral overdag jagen zij
ander publiek weg. Natuurlijk niet ieder,
want het moet eens gezegd worden hoe
de imitatie kunst- en vermaak thans nage-
loopen wordt op uren, dat daaraan toch
zeker niet behoorde te worden gedacht. Op
het midden van den werkdag zien we thans
rijen van aspirant-bezoekers voor de bios
copen staan, wachtende tot de deuren voor
de middagvoorstelling zullen worden ge
opend. Een uur en misschien langer staan
ze te wachten om zeker te zijn van een
goede plaats.
Hebben die menschen niets betèrs te
doen? Wordt er dan absoluut niet meer ge
werkt, op kantoor, werkplaats of in 't
huisgezin? Of zijn het allemaal menschen
die hun vrijen dag hebben? Maar weten die
van die vrijheid dan geen beter gebruik te
maken, dan ondanks het soms prachtige
weer zich op te sluiten in een drie kwart
donkere zaal, waar snel-afwisselende too-
verlantaarn-opnamen voor een fantaisie-
loos fantasie-tje, onzinniger vaak, keuken
meiden-roman, stuivers-afleveringen worden
vertoond?
En als je als gewoon mensch zoo tegen
een uur of vijf voor een paar uur je' werk
zaamheden stop zet en even op een café
terras verpoost, erger je je als je die bios
copen ziet uitgaan, den breeden stroom
menschen ziet passeeren, die hun tijd en
hun geld hebben verknoeid.
Imitatie is de ziekte van onzen tijd. Geen
concerten meer, waarbij ook een beschei
den kunstenaar ziel in zijn viool- of cello
solo kan leggen, maar een muziekmachine.
Geen variété's meer of lichte zangkunst,
waarbij het publiek allicht critiek uitoe
fent. De repertoire-fabrikanten leveren bij
zestig nummeri tegelijk af, waarvan het
eene theestal nog zouteloozer is dan 't an
dere, de artist met 'n zekeren gramaphoon-
naam, draait ze wel af op de opname en de
exploitante zorgt er wel voor dat de pla
ten verkocht worden.
Ik spreek hier als Amsterdammer, als
groot-stedeling. Voor kleine en afgelegen
provincieplaatsjes heeft de imitatie kunst
en vermaak eenige raison d'etre, wijl het
origineel daar meestal niet te krijgen is.
De imitatie voor levensmiddelen, spe
ciaal de reclame die gemaakt wordt voor
boter, die geen boter is, heeft in de laafste
dagen het publiek in buitengewone beroe-
ring gebracht. Ongeveer een jaar geleden
was ik zoo vrij in een artikel, dat o.a. werd
opgenomen door de N. Apeldoornsche Crt.
en de Vlissingsche Crt, de aandacht te ves
tigen op het misleidende in de groote an
nonces van een margarine-fabrikant. De
directe aanleiding daarvoor was de veroor
deeling van een Delftschen winkelier we
gens bedrog, omdat hij door een handig
heidje zijn niet al te nauwkeurig lezende
clientèle in de meening had kunnen bren
gen, dat zijn margarine iets met boter te
maken had. Ik wees toen op groote an
nonces, afbeeldende een weide met koeien,
karren met kannen melk en een onderschrift
waaruit op te maken was, dat al die melk
diende om daaruit het speciale merk mar
garine te karnen, terwijl de sterk betoonde
aanduiding voor het artikel „Versch ge
karnd" dit vermoeden niet weinig moest
versterken. Het zij mij als een oratio pro
domo in alle bescheidenheid vergund te zeg
gen,, dat wat een jaar geleden door mi]
alleen werd opgemerkt, thans in den bree-
de door de bekende protesten door de ge-
heele pers werd besproken.
Ik waagde het toen ook 'n tweede opmer
king in denzelfden geest te maken In een
annnce dier zelfde firma was betq,ogd, dat
men om door algemeene welvaart en door
zuinigheid den nationalen rijkdom te ver-
hoogen 't bekende merk moest gebruiken
en de echte boter maar naar 't buitenland
moest zenden! Doch in een volgende
annonce werd betoogd: in ons klimaat heb
ben de kinderen weerstandsvermogen
noodig, weest dus niet overdreven zuinig
maar smeert de boterhammen dik met de
bekende imitatie-boter!
In den laatsten tijd is in de dagbladpers
het streven krachtiger geworden misleiden
de reclame te weren. In veel gevallen be
wijst zij daardoor ook een dienst aan die
groote adverteerders, die daarvan wel eens
gebruik maken. De geschiedenis met „versch
gekarnd" bewijst dit: onzaglijke sommen
zijn geofferd om het waandenkbeeld ingang
te doen vinden en 't resultaat is, dat 'tleen
anti-reclame is geworden, Ik mag niet na
laten in dit verband te wijzen op een arti
kel in de N. Haarlemsche Crt., d.d. 23 Sept.,
dat naar ik hoop door allen nauwkeurig zal
zijn gelezen,
Ik wil nog even terugkomen op de
imitatie-tooneelspeelkunst. Ik sprak deze
week een acteur, die door de tijdsomstandig
heden gedwongen is met „filmen" aan den
kost te komen. Veel sympathie voor zijn
„broodwinning" had hij niet. De oorspron
kelijke scenario's vond hij verschrikke
lijk; hij begreep niet, dat menschen van
smaak- en tooneelschrijfroutine ook niet
eens zoo'n scenario schreven. Maar hij kwam
hierop weldra terug: een goed logisch en
zuiver bedoeld „verhaal in schema-vorm"
zou door de film-exploitanten, die in iets
anders hun voordeel zien, worden afge
keurd. Bovendien zien zij op het levende
tooneel en de werkelijke acteurs van uit
de hoogte neer. Als zij populaire tooneelis-
ten laten meewerken, doen zij het alleen
om die namen te kunnen publiceeren. In
hun hart zijn zij overtuigd, dat de film-
menschen het veel beter doen. Van tech
nisch standpunt uit hebben zij daarin niet
geheel ongelijk Een acteur, die met gloed
en hartstocht speelt, geheel opgaat in zijn
creatie, kan onmogelijk een goed film-beeld
geven. Volgens mijn zegsman zou Louis
Bouwmeester daarvoor ook een slecht film
acteur zijn, terwijl daarentegen derde plan's
menschen, bij wie alles slechts routine is,
die koud ais ijs blijven bij alle situaties,
welke zij uitbeelden en alleen correct op
belachelijk langzame wijze de verefSchte
miniek geven, voor het werk uitstekend
zijn. De imitatie, op welk gebied dan ook,
is toch maar de machinale nabootsing van
het levent... zonder ziel!
Ik dacht ook aan imitatie-geestdrift j.I.
Zondag, toen wij hier van den anti-oorlogs
optocht konden genieten. De muziekcorp
sen speelden.... natuurlijk geen nationale
liederen, geen wil-bruischende revolutie
zangen, nog minder vroolijk-populaire
deunen, maar tam neutrale marschjes. De
heeren, waarvan de meesten karakteris
tieke Zondagsheeren, droegen roode roos
jes in 't knoopsgat. De meisjes in dezen
stoet droegen nette en ook wel vuurroode
jurkjes. Blauwe vaandels (die natuurlijk met
de anti-oorlogsbeweging niets uitstaan
de hadden) maakten dat het je groen en
geel voor de oogen werd. 't Ging alles na
tuurlijk heel ordelijk en netjes, maar of zij
veel menschen overtuigd hebben, dat als je
onrechtvaardig wordt aangevallen, je vooral
niet moet verdedigen in naam van de
imitatie-vrijheid?
Zij, die zich altijd hebben voorgedaan als
de dragers der vrijheid, waren de eersten
om ons onder het juk der dwangwetten te
laten loopen. De comm. voor de strafverord.
in den Raad heeft nu, conform de bekende
aangename motie het voorstel gedaan den
avondverkoop met 1 Jan. a.s weer geheel
te verbieden. Merkwaardig vond ik een
uitlating van den imitatie-vrijheidsman
Vliegen. Zfj hebben nu dertien jaar ge
dwongen winkelsluiting en er is geen
mensch meer, die den ouden toestand terug
zou wenschen. Waarop ik zoo vrij ben
te publiceeren: Dhizenden en duizenden
zouden het toejuichen, wanneer Amsterdam
weer de avond-aantrekkelijkheid kreeg van
vroeger, men weer alles koopen kon, dan
wanneer men 't noodig had, als onmiddellijk
gevolg van 't een en ander het vreemde
lingen-bezoek en 't zakenleven weer op
bloeide en Amsterdam weer de echte
vrijheid terug kreeg, in plaats van de imi
tatie versch-gekarnd, die ons thans nog
wordt opgedrongen.
H. HENNING Jr.
Bovengenoemde bond hield te Utrecht
onder voorzitterschap van den heer P; J,
Hol zijn zesde jaarvergadering.
Van de R.K. Sigarenwinkeliers-tereeni-
ging te Maastricht was een verzoek ingeko
men om toetreding tot den Bond. De voor
zitter zal met deze vereeniging eene be
spreking houden.
Het jaarverslag van den secretaris, den
heer P. J. M. Luyke uit Rotterdam en de
rekening en verantwoordng van den pen
ningmeester, den heer Joh. Lathouwers uit
Tiel, werden goedgekeurd. Er bleek een
ruim batig saldo in kas te zijn.
Eveneens werd goedgekeurd de begroo
ting voor 1924'25, waarbij een bedrag ge
voteerd werd voor de propaganda.
De contributie werd voor het nieuwe
vereenigingsjaar vastgesteld op 6.
Als bestuursleden werden herkozen de
heeren P. J. Hol uit Utrecht en G. v. d.
Water uit den Bosch, terwijl in de vacture
ontstaan door het bedanken van den heer
J. Zoetmulder uit Schiedam, gekozen werd
de heer A. M, Roëll, voorzitter der afdee-
ling Amsterdam.
Verworpen werd het bestuursvoorstej
om den naam van den Bond te veranderen
in: R.K. Nat. Bond van Sigarenwinkeliers.
De inleiding over de vraag: Is het ge-
wenscht, dat door de sigarenwinkeliers bij
de huidige Tabakswet gepleegde fraude ter
bevoeder plaatse wordt bekend gemaakt?
lokte eene uitvoerige en geanimeerde ge-
dachtenwisseling uit.
Als resultaat der discussies nam de ver
gadering de volgende conclusie aan:
De vergadering besprekende de vele ge
vallen van ontduiking der Tabakswet.
voelend de oneerlijke concurrentie, hier
door bij den verkoop van tabaksfabrikaten
den bonafide-handel veroorzaakt,
besluit iederen clandestienen verkoop bij
de accijnzen ter plaatse via de organisatie
ter kennis te brengen,
en dringt bij de regeering aan op betere
controle toe te zien.
Naar aanleiding van de bespreking der
actie tegen de voorgestelde accijnsverhoo-
ging werd besloten, dat de Bond zal blij
ven strijden tegen het z.i. onbillijk en on
rechtvaardig systeem van belasting, in de
huidige wet vervat.
Inzake de prijsknoeierij werd besloten
vast te houden aan het advies om geen
merken vrij te geven.
Na rondvraag werd de vergadering ge
sloten.
De veiligheid van het publiek.
De minister van Waterstaat heeft thans
geantwoord op de vragen van den heer Ter
Hall betreffende het invoeren van een Rijks
regeling voor het autobusverkeer, in het be
lang van de veiligheid van het publiek.
In zijn antwoord brengt de minister in
herinnering, dat de inzichten en voornemens
der regeering omtrent voorzieningen, betref
fende intercommunale autobussen uitvoerig
zijn uiteengezet bij de begrootingsdebatten
van 6 Maart 1924. Aan deze voornemens
is bereids gevolg gegeven door den alge-
meenen maatregel van bestuur, gegrond op
artikel 7 der wet van 23 April 1880
(Staatsblad no.' 67), bij Koninklijk besluit
van 13 Juni 1924 (Staatsblad no. 290) aan
te vullen met voorschriften tegen overbe
lasting en omtrent keuring van autobussen.
Hiermede is de weg geopend tot strenge,
op korten termijn te herhalen keuring, on
der medewerking van de Commissarissen
der Koningin.
Een dezer autoriteiten sprak reeds de
meening uit, zegt de minister, dat thans,
wat de openbare middelen van vervoer be
treft, een bevredigende regeling is verkre
gen, en dat door scherpe en herhaalde keu
ring, gepaard aan werkzame controle, de
gevaren voor het met autobussen reizend
publiek tot normale afmetingen zijn terug
gebracht.
Omtrent de vraag, of nevens deze veilig
heidsmaatregelen behoefte beslaat aan een
vergunningsstelsel, en, zoo ja, of daarbij een
uiteraard omslachtige en kostbare centrali
satie onvermijdelijk zal zijn, behoort, vol
gens den minister, het verslag der Staats-
commissie-Patijn in zake het vervoervr^ag-
stuk te worden afgewacht.
Voorloopig is surséance van betaling ver
leend aan A. C. F. van Loon, kassier te
Bergen op Zoom, met benoeming tot be
windvoerder van nu. L. K. Hartog te Ber
gen op Zoom en tot deskundige J. F. de
Wijs, hoofd van het accountantskantoor W.
Kreukniet te Bergen op Zoom, teneinde
binnen 3 maanden de overgelegde staten en
bescheiden te verifieeren, den stand des
boedels te onderzoeken en daarover een
beredeneerd verslag uit te brengen.
Het Tweede Kamerlid mevr. Bakker—
Nort heeft aan den minister van Buiten-
landsche Zaken de volgende vragen gericht:
Is het waar, dat de Nederlandsche ambte
naren bij de legatie te Japan, die bij de
laatste groote aardbeving aldaar, veel scha
de hebben geleden door verlies van huis
raad, kleeren enz. en daardoor in moeilijk
heden zijn geraakt, geen financieele tege
moetkoming van de regeering hebben ont
vangen?
En is het juist, dat deze Nederlanders, in
Japan geen ondersteuning ontvangen van
het steuncomité, dat in ons land is gevormd
ten behoeve van de slachtoffers der aard
beving in Japan, omdat daarvoor alleen
Japanners in aanmerking zouden komen?
Het Tweede Kamerlid De Groot heeft
aan den minister van Arbeid de vraag ge
steld of het juist is, dat na de wijziging der
Invaliditeitswet van 24 December 1921 voor
werklieden, die boven 1200 verdienen,
geen zegels geplakt behoeven te worden, in
dien die werklieden zich na 1 Juli 1922
aanmelden en den 35-jarigen leeftijd niet
hebben bereikt, terwijl volgens art. 55, 4e
lid, van dezelfde wet zegels geplakt moeten
worden voor werklieden, die gedurende de
laatste 3 jaren geen 3000 per jaar hebben
verdiend?
Indien zulks bevestigend wordt beant
woord heeft de heer De Groot gevraagd of
dan de minister niet van meening is, dat
deze artikelen aanleiding kunnen geven tot
groote willekeur en dat art 55, 4de lid. zoo
spoedig mogelijk in overeenstemming moet
worden gebracht met de wijziging van 24
December 1921?
Het conflict met de Amsterdamsche
bakkers.
In de Donderdagmiddag gehouden alge
meene vergadering van de „Vereeniging
van Werkgevers in het Isr. Bakkersbedrijf"
is de volgende resolutie met 135 stem
men aangenomen:
„De vergadering van werkgevers in het
Isr Bakkersbedrijf in vergadering bijeen
op Donderdag 25 September 1924, neemt de
volgende resolutie aan;
Gezien de bemoeiingen van den wethou
der van Levensmiddelen, verklaart met het
voorstel, neergelegd in zijn missive van 20
Sept. 1924, punt 2, mee te gaan, mits het
risico, wat betreft den inkoop van meel, bij
eventueele stijging en daling enkel en al
leen voor rekening van het Gemeentebe
stuur zal zijn."
Bij K. B. is o.m. het volgende bepaald:
Art. 1. Aan ieder, die dit veriangt. wordt
gelegenheid gegeven om mededeelingen,
voor het buitenland bestemd, hetzij zonder
hetzij met een adres, dan wel met meer
adressen al of niet in dezelfde plaats van
bestemming, van rijkswege door een radio
station te doen uitseinen.
De belanghebbende kan verzoeken, dat de
uitseining op een bepaald tijdstip geschied#,
aan welk verzoek, behoudens inachtneming
van de in art. 6 bepaalde volgorde, waarin
de mededeelingen worden uitgeseind, zoo
veel mogelijk wordt voldaan.
Je directeur-generaal der posterijen ei
telegrafie is bevoegd, mededeelingen me.
een adres, dan wel met meer adressen, al
of niet in dezelfde plaats van bestemming
in bijzondere gevallen, ter goedkeuring var
den minister van waterstaat, niet toe te la
ten.
Ar. 2. De directeur-generaal der poste
rijen en telegrafie bepaalt de uren, waarop
een door hem aan te wijzen rijksradiostation
voor de uitseining van mededeelingen is
opengesteld, den 'kring, waarbinnen de me
dedeelingen worden uitgeseind, alsmede de
golflengte en de energie, waarmede de uit
seining plaats vindt.
De directeur-generaal voornoemd is be
voegd, in afwachting van de goedkeuring
van den minister van Waterstaat de werken
van het in het vorig lid bedoelde station,
om redenen van dienstbelang, voorloopig
te schorsen.
Art. 3. Voor de in art. 1 bedoelde uitsei
ning is een tarief verschuldigd van voor
loopig:
0.30 per woord voor niet dringende me
dedeelingen en 1.50 per woord voor drin
gende mededeelingen, met een minimum
van 5 resp. 15 per mededeeling, indien
de uitseining op een bepaald tijdstip is ver
zocht;
0.30 per woord voor net dringende me
dedeelingen, en 0.90 per woord voor
dringende mededeelingen met een minimum
van 3 resp. 9 per mededeeling, indiei
de uitseining niet op een bepaald tijdstij
is verzocht.
Dit besluit treedt in werking met inganj
van een door den minister van Waterstaat
te bepalen en in de Staatscourant te publi
ceeren datum.
De N. R. Crt. vefneemt. dat te Antwerpen
is gearresteerd de Nederlandsche colporteur
N., en dat de Belgische regeering inbeslag
neming heeft gelast van het boek Nieuwe
Geschiedenis, door J. Giesen, waarin behan
deld wordt de geschiedenis van het anti-mi-
litarisme in Nederland.
vil».I
*k Ben gisteren met papa en broer,
Naar 't paardenspel geweest.
Het' zag er alles prachtig uit,
Vol vlaggen, net een feest!
Er speelden olifanten in,
Die waren net zoo tam;
Ze gaven pootjes als een hond,
En keken als een laml
Dat deed de dierentemmer, zie,
Dat was een kranig man!
Dat word ik later zeker ook,
Als ik tenminste kan!
Ik ga het vast probeeren thuis,
'k Heb alles om me heen.
Zóó nu een zweep, die knallen kan,
En kijk, daar gaat ie heen!
Halt! Paf, in eens staat alles stil;
Ik kijk ze vreeselijk aan;
Geen één beweegt, ze durven niets!
Ik zie 't al 't zal wel gaan!
„Nu, beste jongen, dan heb je er toch ook
geen schuld aan?"
Met oogen zonder eenige uitdrukking zag
Jaap naar den Overste. Hij had geen schuld,
mocht dus komen.
De Overste herhaalde zijn uitspraak, en
voegde er nog een klein lesje aan toe. Toen
Jaap dien avond met vader en moeder te
rugging naar Zwammingedam, durfde-n-ie
zijn hoofd weer rechtop dragen. Hij had zijm
toelatings-examen afgelegd en mocht ko
men.
Ruim een maand later zal Jaap Klomp
weer in de spreekkamer van het klooster.
Alles was heel vlug gegaan. Inderhaast was
alles in gereedheid gebracht en 't was voor
Jaap een leven geweest van reizen en trek
ken, om van zijn verspreid wonende familie
afscheid te nemen.
Hij was ook bij Jan van Belt geweest. Hij
was vriendelijk op de" boerderij ontvangen
en Van Belt en zijn vrouw hadden niet op
gehouden te herhalen, dat het vreeselijk
ongeval niet zijn schuld was geweest..
Plotseling was Jan de kamer binnenge
komen. Een oogenblik had-ie Jaap wraak
zuchtig aangezien en toen getracht zoo snel
mogelijk weg te komen. Zijn vader was hem
echter voor geweest. Hij had Jan recht te
genover Jaap geplaatst en den beiden jon
gens gezegd elkaar de hand te geven.
Jadp had de zijne toegestoken, mar Jan
had geweigerd. Hij Kad Jaap uitgescholden
en was onder de vreeselijkste verwijten den
tuin ingevlucht.
Van Belt en zijn vrouw hadden allerlei
pogingen in het werk gesteld om Jaap te
overtuigen, dat Jan door zijn zenuwen was
vervoerd en dat-ie zelf niet wist wat-ie
zeide,
Door JOH. v. d. HOEK.
ZIJN INTREDE.
(Vervolg).
Het verhaal was ten einde. De Overste
vroeg:
„Als je de donderbus niet had weggeschopt,
wie was er dan getroffen?'
„Het arme oude vrouwtje!"
„Dat mocht toch niet?"
„Neen, pater-Overste!"
„Heb je de bus daarom alleen wegge-
schopt?'
„Ja, pater-Overste!"
„Was je niet van plan Jan van Belt te
treffen?"
„Neen, pater-Overste, heusch niet!"
„Heb je er misschien niet eens aan ge
dacht, dat dit kon gebeuren?"
„Ook niet, pater-Overste. Ik dacht, dat
Jan al lang was weggeloopeni"
Maar toch had Jaap het terugdenken aan
dit voorval als een weemoedige pijn in zijn
hart gevoeld, dagen lang.
Hij zat nu alleen in de spreekkamer, even
nadat zijn ouders afscheid van hem hadden
genomen. Een pater kwam hem halen, vroeg
of-ie wilde eten.
Jaap bedankte.
De pater nam hem mee door lange gangen
en langs groote zalen en kamers, naar den
tuin. Eerst kwam-ie op een vierkante grind-
vlakte met eenige schaarsche boomen. Daar
aan grensde, tuSschen twee breede lanen,
een mooi aangelegde tuin. Midden in den
tuin was naast een vijvertje een tuinhuisje
opgericht, waarin vele jongens waren en
waaromheen er nog meer stonden. Dat moe
ten de studenten zijn, dacht Jaap.
De pater nam hem mee naar het tuinhuis
je en vroeg onderweg hoe-ie heette, waar-ie
vandaan kwam en nog veel meer.
De jongens om het tuinhuisje staakten een
oogenblik hun gesprekken om hem aan te
zien.
De meesten praatten weer door of stel
den hem vragen en spraken met den pater.
Anderen stonden stil in een hoekje en zei
den niet veel. Dat moeten ook nieuwen zijn,
dacht Jaap.
Jaap Klomp was niet verlegen. Hij durfde
al weldra eenige woorden wisselen. De stu
denten zagen al weldra een vriendelijken,
gezelligen jongen in hem. Het gesprek vlot
te. Toen men zag, dat-ie er tegen kon, be
gonnen eenigen hem te plagen. Zonder den
vereischten afstand uit het oog te verliezen
plaagde n-ie even terug. De studenten lach
ten om hem.
Den volgenden dag begonnen de lessen.
DE WRAAK.
Van Belt zat aan de tafel die door de pe
troleumlamp hel werd beschenen en als een
eiland van licht stond in de duisternis van
de wijde kamer. Hij las de krant. Moeder
zat tegenover hem. Behalve nog een zuster
was Jan verder de eenige, die in de kamer
was.
„Zou je niet eens naar bed gaan, Jan"
vroeg zijn moeder, „het wordt tijd!"
„Ach ja!" schoof Jan ontevreden heen en
weer op zijn stoel, „direct!"
Jan speelde met zijn knikkers.
En wij gaan aanstonds ook, niet waar, va
der!" zei vrouw van Belt. „Het is morgen
weer vroeg dag!"
Van Belt zag van zijn krant op
„Jan, het wordt tijd voor bed, jongen!"
zei-ie. „Ik moet nog wat werken."
Vrouw van Belt had juist haar kousenmand
opgenomen om deze weg te bergen. Ze zet
te hem echter weer neer en zag haar man
verwonderd aan. Wat kon die nog te wer
ken hebben?
„Wat wil je dan nog omhalen, vader?"
vroeg ze. Het was de gewoonte niet, dat
Van Belt 's-avonds naar zijn koeien keek of
nog iets deed. Daar zorgden hun zoons voor.
„Och!" zei Van Belt onwillig. „Een klein
karweitje! Vraag nu maar niets meer! Jullie,
vrouwen, maakt je toch overal ongerust
over!"
Jan schoof weer op zijn stoel heen en
weer en het gekraak der oude pooten ver
brak de ingevallen stilte.
„Ik wil het toch weten, vader!' hield
vrouw van Belt aan.
„Nu goed dan! Maar ik zeg je vooraf, het
heeft niets om het lijf! Toen ik vanmiddag
in mijn geldtrommel moest wezen, zag ik,
dat het geld niet klopte. Daar! Nu weet
je alles! Ik wil nu even narekenen, hoe dat
zit!...."
Een gekletter op de groote vloerplavuizen
deed allen opschrikken.... Jan had zijn
1 knikkerzak laten vallen qn de knikkers rol
den weg. Jan werd bleek en rood, beurte
lings.
Bliksemsnel boog-ie zich op den grond en
begon het speelgoed te zoeken. Ofschoon-ie
ze nog lang niet bijeen had, ging-ie na en
kele oogenblikken, toch naar bed, zoo vlug
mogelijk
Van Belt en zijn vrouw zeiden: „Wel te
ruste!" en moeder moest Jan zelfs aan zijn
nachtzoen herinneren.
125, Toen greep die afschuwelijke vogel Holly-
Dolly bij z'n arm kuifje, dat al zcoveel had geleden.
„O, o!" gilde Holly-Dolly, „zal er dan nooit een
einde aan al m'n tegenspoed komen? Zal ik dan
nooit een echte Ridder worden en den Koning
met de Prinses kunnen verlossen uit dien een
zamen toren?"
„Ach vogel, lieve vogel," smeekte hij, „laat me
toch los," Maar 't hielp niets. Onverbiddelijk
klemde de vogel 't arme kdifje tusschen z'n sna
vel, vast besloten dit lekkere hapje niet te laten
glippen.
126. En mee ging Holly-Dolly, bengelend aan
z'n kuif, alsof 't zoo maar niets was. De vogel
vloog met hem hoog boven de waterwolken uit,
de lucht in.
't Was gruwelijk, maar 't zou nog erger zijn ge
worden, als hij niet zoo'n dikkerd was geweest.
't Vrachtje werd den vogel steeds zwaarder en
zwaarder, en d'r nest was nog ver, dus besloot zij
d'r prooi maar even veilig op te bergen om dan
zelf wat te kunnen uitrusten.
127. Nee maar, kon het erger? Daar zette die
vogel hem precies boven op den top van een ont
zaglijk hoogen berg. Van vluchten was geen spra
ke. Niets, niets dan lucht e» water om hem heeh.
O, o, wat voelde hij zich zielig. Neen, zoo een
zaam, zoo verlaten en zoo verdrietig had Holly-
Dolly zich van z'n leven niet gevoeld. Dikke tra
nen welden in zijn oogen, en voor 't eerst sinds
z'n vlucht uit Grootvaders huis huilde hij weer
tranen-met-tuiten, als een heel kleine Baby, die
o zoo noodig vertroeteld moest worden.
„Nu zal ik even zienl" zei vader.
De zware ijzeren geldtrommel werd op
tafel gezet en Van Belt begon te tellen....
Moeder lag reeds lang op bed en het
toen Van Belt nog zat te rekenen.
Van Belt nog zat te rekenen
Vrouw van Belt verliet haar bed en ging
naar hem toe
„Heb je het al, vader?"
„Neen!' zei Van Belt kort.
Zijn hoofd was vuurrood van inspanning
en zelfs zijn pijp lag koud, uitgebrand.
„Is het veel?" vroeg moeder met angstig
trillende stem
„Welnee!" was het bijna ruwe antwoord.
„Maar ten paar gulden! Maar ik ga niet naar
bed vóór ik weet, waar ze gebleven zijn!"
(Wordt vervolgd.)
HIJ WAS NOG NIET ZEKER 1
Moeder „Wim, wat zou je doen als eei,
andere jongen je een leugenaar noemde?"
Wim „In mijn gezicht
Moeder „Ja."
Wim „Hoe groot is die jongen zoo wat?
OH!
Moeder „Jantje, er waren twee appels
in de kast en nu is er maar één Hoe komt
dat
Jantje „Wel, het was zóó donker dat
ik den anderen niet gezien heb
'T WERD NOOIT LATER.
Een toerist merkte, toen hij een dorpje
passeerde, dat zijn horloge stil stond en vroeg
aan een jongen, hoe laat het was."
„Twaalf uur, meneer," was het antspord.
„Pas twaalf uur Ik dacht, dat het al
later was."
,,'t Wordt hier nooit later, meneer. AL'
't twaalf uur is begint het weer bij één-"
MIA'S' GRAPJE.
Mia heeft 'n April-grap verzonnen, en
komt aan moeder vertellen „Mammie ik
heb met de muizen 'n April-grapje gemaakt
Ik heb de val opengezet zonder er 'n stukje
kaas in te doen
EEN GEBREK.
Schoolmeester „Karei de Groet» was
ongetwijfeld een groot vorst. Hij had echter
ook zijn gebreken. Noem jij er eens een,
Hein 1"
Hein „Hij richtte scholen op, meester."
IN ARTIS."
Moeder met kleinen broer op den arm
en vader met kleine zus aan de hand loopen
langs de casuarissen. Plotseling wijst zus
naar een dezer niet bepaald fraaie vogels
„Kijk es, vader, net opoe 1"
Vader begint te lachen, maar moedei
wendt zich nijdig om en roept„Welke
opoe
DE SCHATRIJKE MAN.
Een schatrijk man reisde eens van Londen
naar zijn buiten in een slaapwagen. Toen
hij den volgenden ochtend bezig was met
zijn schoenen aan te trekken'werd hij aan
gesproken door een bejaard reiziger, iemand
met een zeer vriendelijk gelaat.
„Mijn beste meneer," klonk het, „is u een
rijk man
De millionnair keek verbaasd op, maar
toen hij het aardige, opgewekte gezicht
van den vrager zag, antwoordde hij „Ja,
ik ben tamelijk rijk."
Na een oogenblik stilte klonk het weer
„Hoe rijk is u?"
„Twee- of driehonderd duizend pond.
Maar waarom vraagt u dat
,,'t Is heel eenvoudig," antwoordde df
oude heer, „als ik zoo rijk was als u en dac
zoo hard snorkte, zou ik een heelen slaap
wagon alleen nemen, als ik op reis ging."
i