1 X5 ZIJN EER! AMSTERDAMSCHE KOUT. n HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door pijltje NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT, Vierde Blad Zaterdag 27 September 1924 BINNENLANDSCH NIEUWS. Nat. Hanzebond van Sigarenwinkeliers. De maatregelen voor het autobusver keer. Surseance van betaling. Alleen Japanners? Het plakken van zegels. De meel-aankoop van gemeente wege te Amsterdam. Radiotelegrammen naar het buitenland. GEMENGD NIEUWS. In beslag genomen. OP DE NATUURKUNDE-LES. DE DIERENTEMMER V j|I.; 'V v Onderwijzer: „Kun jij een der eigenschappen van water Opnoemen, Theo?" Theo: „Jawel m'nheer. As je j'eigen d'rin wascht, dan wordt 't vuil!" UIT DE MOPPENTROMMEL, Speciale correspondentie voor de „Nieuwe Haarlemsche Courant. Imitatie. 'k Ontmoette op een avond der vorige week op de Munt iemand, die op de tram stond te wachten. Daar mijn kennis van de gelegenheid gebruik wilde maken om mij ergens over te spreken, inviteerde hij mij een oogenblik in een vlak daarbij gelegen café, dat overigens nooit door ons wordt bezocht. Wij hadden er echter geen reke ning mee gehouden, dat het daar geen ge legenheid was om een oogenblikje rustig te spreken, want er was muziek, een reuzen- instrument, dat men ongetwijfeld om ons aangenaam te zijn, direct nadat we iets be steld" hadden, fortissimo een groot en lang stuk liet afspelen. Ik geef onmiddellijk toe dat er naast enkele verdienstelijke strijkjes ook door levende muziek vele café s on genietbaar worden gemaakt Maar vooral de automatische concerten maken het be zoeken van een café, om onder het genot van een goede consumptie eens ernstig te praten,' te schrijven of een krantje te lezen beslist ongenietbaar. Ik wil op de technische waarde van vele dezer instrumenten niets afdingen, erk n dat ze een attractie kunnen zijn Zaterdags en Zondags voor het spe ciaal die avonden uitgaande publiek. Maar op werkdagen en vooral overdag jagen zij ander publiek weg. Natuurlijk niet ieder, want het moet eens gezegd worden hoe de imitatie kunst- en vermaak thans nage- loopen wordt op uren, dat daaraan toch zeker niet behoorde te worden gedacht. Op het midden van den werkdag zien we thans rijen van aspirant-bezoekers voor de bios copen staan, wachtende tot de deuren voor de middagvoorstelling zullen worden ge opend. Een uur en misschien langer staan ze te wachten om zeker te zijn van een goede plaats. Hebben die menschen niets betèrs te doen? Wordt er dan absoluut niet meer ge werkt, op kantoor, werkplaats of in 't huisgezin? Of zijn het allemaal menschen die hun vrijen dag hebben? Maar weten die van die vrijheid dan geen beter gebruik te maken, dan ondanks het soms prachtige weer zich op te sluiten in een drie kwart donkere zaal, waar snel-afwisselende too- verlantaarn-opnamen voor een fantaisie- loos fantasie-tje, onzinniger vaak, keuken meiden-roman, stuivers-afleveringen worden vertoond? En als je als gewoon mensch zoo tegen een uur of vijf voor een paar uur je' werk zaamheden stop zet en even op een café terras verpoost, erger je je als je die bios copen ziet uitgaan, den breeden stroom menschen ziet passeeren, die hun tijd en hun geld hebben verknoeid. Imitatie is de ziekte van onzen tijd. Geen concerten meer, waarbij ook een beschei den kunstenaar ziel in zijn viool- of cello solo kan leggen, maar een muziekmachine. Geen variété's meer of lichte zangkunst, waarbij het publiek allicht critiek uitoe fent. De repertoire-fabrikanten leveren bij zestig nummeri tegelijk af, waarvan het eene theestal nog zouteloozer is dan 't an dere, de artist met 'n zekeren gramaphoon- naam, draait ze wel af op de opname en de exploitante zorgt er wel voor dat de pla ten verkocht worden. Ik spreek hier als Amsterdammer, als groot-stedeling. Voor kleine en afgelegen provincieplaatsjes heeft de imitatie kunst en vermaak eenige raison d'etre, wijl het origineel daar meestal niet te krijgen is. De imitatie voor levensmiddelen, spe ciaal de reclame die gemaakt wordt voor boter, die geen boter is, heeft in de laafste dagen het publiek in buitengewone beroe- ring gebracht. Ongeveer een jaar geleden was ik zoo vrij in een artikel, dat o.a. werd opgenomen door de N. Apeldoornsche Crt. en de Vlissingsche Crt, de aandacht te ves tigen op het misleidende in de groote an nonces van een margarine-fabrikant. De directe aanleiding daarvoor was de veroor deeling van een Delftschen winkelier we gens bedrog, omdat hij door een handig heidje zijn niet al te nauwkeurig lezende clientèle in de meening had kunnen bren gen, dat zijn margarine iets met boter te maken had. Ik wees toen op groote an nonces, afbeeldende een weide met koeien, karren met kannen melk en een onderschrift waaruit op te maken was, dat al die melk diende om daaruit het speciale merk mar garine te karnen, terwijl de sterk betoonde aanduiding voor het artikel „Versch ge karnd" dit vermoeden niet weinig moest versterken. Het zij mij als een oratio pro domo in alle bescheidenheid vergund te zeg gen,, dat wat een jaar geleden door mi] alleen werd opgemerkt, thans in den bree- de door de bekende protesten door de ge- heele pers werd besproken. Ik waagde het toen ook 'n tweede opmer king in denzelfden geest te maken In een annnce dier zelfde firma was betq,ogd, dat men om door algemeene welvaart en door zuinigheid den nationalen rijkdom te ver- hoogen 't bekende merk moest gebruiken en de echte boter maar naar 't buitenland moest zenden! Doch in een volgende annonce werd betoogd: in ons klimaat heb ben de kinderen weerstandsvermogen noodig, weest dus niet overdreven zuinig maar smeert de boterhammen dik met de bekende imitatie-boter! In den laatsten tijd is in de dagbladpers het streven krachtiger geworden misleiden de reclame te weren. In veel gevallen be wijst zij daardoor ook een dienst aan die groote adverteerders, die daarvan wel eens gebruik maken. De geschiedenis met „versch gekarnd" bewijst dit: onzaglijke sommen zijn geofferd om het waandenkbeeld ingang te doen vinden en 't resultaat is, dat 'tleen anti-reclame is geworden, Ik mag niet na laten in dit verband te wijzen op een arti kel in de N. Haarlemsche Crt., d.d. 23 Sept., dat naar ik hoop door allen nauwkeurig zal zijn gelezen, Ik wil nog even terugkomen op de imitatie-tooneelspeelkunst. Ik sprak deze week een acteur, die door de tijdsomstandig heden gedwongen is met „filmen" aan den kost te komen. Veel sympathie voor zijn „broodwinning" had hij niet. De oorspron kelijke scenario's vond hij verschrikke lijk; hij begreep niet, dat menschen van smaak- en tooneelschrijfroutine ook niet eens zoo'n scenario schreven. Maar hij kwam hierop weldra terug: een goed logisch en zuiver bedoeld „verhaal in schema-vorm" zou door de film-exploitanten, die in iets anders hun voordeel zien, worden afge keurd. Bovendien zien zij op het levende tooneel en de werkelijke acteurs van uit de hoogte neer. Als zij populaire tooneelis- ten laten meewerken, doen zij het alleen om die namen te kunnen publiceeren. In hun hart zijn zij overtuigd, dat de film- menschen het veel beter doen. Van tech nisch standpunt uit hebben zij daarin niet geheel ongelijk Een acteur, die met gloed en hartstocht speelt, geheel opgaat in zijn creatie, kan onmogelijk een goed film-beeld geven. Volgens mijn zegsman zou Louis Bouwmeester daarvoor ook een slecht film acteur zijn, terwijl daarentegen derde plan's menschen, bij wie alles slechts routine is, die koud ais ijs blijven bij alle situaties, welke zij uitbeelden en alleen correct op belachelijk langzame wijze de verefSchte miniek geven, voor het werk uitstekend zijn. De imitatie, op welk gebied dan ook, is toch maar de machinale nabootsing van het levent... zonder ziel! Ik dacht ook aan imitatie-geestdrift j.I. Zondag, toen wij hier van den anti-oorlogs optocht konden genieten. De muziekcorp sen speelden.... natuurlijk geen nationale liederen, geen wil-bruischende revolutie zangen, nog minder vroolijk-populaire deunen, maar tam neutrale marschjes. De heeren, waarvan de meesten karakteris tieke Zondagsheeren, droegen roode roos jes in 't knoopsgat. De meisjes in dezen stoet droegen nette en ook wel vuurroode jurkjes. Blauwe vaandels (die natuurlijk met de anti-oorlogsbeweging niets uitstaan de hadden) maakten dat het je groen en geel voor de oogen werd. 't Ging alles na tuurlijk heel ordelijk en netjes, maar of zij veel menschen overtuigd hebben, dat als je onrechtvaardig wordt aangevallen, je vooral niet moet verdedigen in naam van de imitatie-vrijheid? Zij, die zich altijd hebben voorgedaan als de dragers der vrijheid, waren de eersten om ons onder het juk der dwangwetten te laten loopen. De comm. voor de strafverord. in den Raad heeft nu, conform de bekende aangename motie het voorstel gedaan den avondverkoop met 1 Jan. a.s weer geheel te verbieden. Merkwaardig vond ik een uitlating van den imitatie-vrijheidsman Vliegen. Zfj hebben nu dertien jaar ge dwongen winkelsluiting en er is geen mensch meer, die den ouden toestand terug zou wenschen. Waarop ik zoo vrij ben te publiceeren: Dhizenden en duizenden zouden het toejuichen, wanneer Amsterdam weer de avond-aantrekkelijkheid kreeg van vroeger, men weer alles koopen kon, dan wanneer men 't noodig had, als onmiddellijk gevolg van 't een en ander het vreemde lingen-bezoek en 't zakenleven weer op bloeide en Amsterdam weer de echte vrijheid terug kreeg, in plaats van de imi tatie versch-gekarnd, die ons thans nog wordt opgedrongen. H. HENNING Jr. Bovengenoemde bond hield te Utrecht onder voorzitterschap van den heer P; J, Hol zijn zesde jaarvergadering. Van de R.K. Sigarenwinkeliers-tereeni- ging te Maastricht was een verzoek ingeko men om toetreding tot den Bond. De voor zitter zal met deze vereeniging eene be spreking houden. Het jaarverslag van den secretaris, den heer P. J. M. Luyke uit Rotterdam en de rekening en verantwoordng van den pen ningmeester, den heer Joh. Lathouwers uit Tiel, werden goedgekeurd. Er bleek een ruim batig saldo in kas te zijn. Eveneens werd goedgekeurd de begroo ting voor 1924'25, waarbij een bedrag ge voteerd werd voor de propaganda. De contributie werd voor het nieuwe vereenigingsjaar vastgesteld op 6. Als bestuursleden werden herkozen de heeren P. J. Hol uit Utrecht en G. v. d. Water uit den Bosch, terwijl in de vacture ontstaan door het bedanken van den heer J. Zoetmulder uit Schiedam, gekozen werd de heer A. M, Roëll, voorzitter der afdee- ling Amsterdam. Verworpen werd het bestuursvoorstej om den naam van den Bond te veranderen in: R.K. Nat. Bond van Sigarenwinkeliers. De inleiding over de vraag: Is het ge- wenscht, dat door de sigarenwinkeliers bij de huidige Tabakswet gepleegde fraude ter bevoeder plaatse wordt bekend gemaakt? lokte eene uitvoerige en geanimeerde ge- dachtenwisseling uit. Als resultaat der discussies nam de ver gadering de volgende conclusie aan: De vergadering besprekende de vele ge vallen van ontduiking der Tabakswet. voelend de oneerlijke concurrentie, hier door bij den verkoop van tabaksfabrikaten den bonafide-handel veroorzaakt, besluit iederen clandestienen verkoop bij de accijnzen ter plaatse via de organisatie ter kennis te brengen, en dringt bij de regeering aan op betere controle toe te zien. Naar aanleiding van de bespreking der actie tegen de voorgestelde accijnsverhoo- ging werd besloten, dat de Bond zal blij ven strijden tegen het z.i. onbillijk en on rechtvaardig systeem van belasting, in de huidige wet vervat. Inzake de prijsknoeierij werd besloten vast te houden aan het advies om geen merken vrij te geven. Na rondvraag werd de vergadering ge sloten. De veiligheid van het publiek. De minister van Waterstaat heeft thans geantwoord op de vragen van den heer Ter Hall betreffende het invoeren van een Rijks regeling voor het autobusverkeer, in het be lang van de veiligheid van het publiek. In zijn antwoord brengt de minister in herinnering, dat de inzichten en voornemens der regeering omtrent voorzieningen, betref fende intercommunale autobussen uitvoerig zijn uiteengezet bij de begrootingsdebatten van 6 Maart 1924. Aan deze voornemens is bereids gevolg gegeven door den alge- meenen maatregel van bestuur, gegrond op artikel 7 der wet van 23 April 1880 (Staatsblad no.' 67), bij Koninklijk besluit van 13 Juni 1924 (Staatsblad no. 290) aan te vullen met voorschriften tegen overbe lasting en omtrent keuring van autobussen. Hiermede is de weg geopend tot strenge, op korten termijn te herhalen keuring, on der medewerking van de Commissarissen der Koningin. Een dezer autoriteiten sprak reeds de meening uit, zegt de minister, dat thans, wat de openbare middelen van vervoer be treft, een bevredigende regeling is verkre gen, en dat door scherpe en herhaalde keu ring, gepaard aan werkzame controle, de gevaren voor het met autobussen reizend publiek tot normale afmetingen zijn terug gebracht. Omtrent de vraag, of nevens deze veilig heidsmaatregelen behoefte beslaat aan een vergunningsstelsel, en, zoo ja, of daarbij een uiteraard omslachtige en kostbare centrali satie onvermijdelijk zal zijn, behoort, vol gens den minister, het verslag der Staats- commissie-Patijn in zake het vervoervr^ag- stuk te worden afgewacht. Voorloopig is surséance van betaling ver leend aan A. C. F. van Loon, kassier te Bergen op Zoom, met benoeming tot be windvoerder van nu. L. K. Hartog te Ber gen op Zoom en tot deskundige J. F. de Wijs, hoofd van het accountantskantoor W. Kreukniet te Bergen op Zoom, teneinde binnen 3 maanden de overgelegde staten en bescheiden te verifieeren, den stand des boedels te onderzoeken en daarover een beredeneerd verslag uit te brengen. Het Tweede Kamerlid mevr. Bakker— Nort heeft aan den minister van Buiten- landsche Zaken de volgende vragen gericht: Is het waar, dat de Nederlandsche ambte naren bij de legatie te Japan, die bij de laatste groote aardbeving aldaar, veel scha de hebben geleden door verlies van huis raad, kleeren enz. en daardoor in moeilijk heden zijn geraakt, geen financieele tege moetkoming van de regeering hebben ont vangen? En is het juist, dat deze Nederlanders, in Japan geen ondersteuning ontvangen van het steuncomité, dat in ons land is gevormd ten behoeve van de slachtoffers der aard beving in Japan, omdat daarvoor alleen Japanners in aanmerking zouden komen? Het Tweede Kamerlid De Groot heeft aan den minister van Arbeid de vraag ge steld of het juist is, dat na de wijziging der Invaliditeitswet van 24 December 1921 voor werklieden, die boven 1200 verdienen, geen zegels geplakt behoeven te worden, in dien die werklieden zich na 1 Juli 1922 aanmelden en den 35-jarigen leeftijd niet hebben bereikt, terwijl volgens art. 55, 4e lid, van dezelfde wet zegels geplakt moeten worden voor werklieden, die gedurende de laatste 3 jaren geen 3000 per jaar hebben verdiend? Indien zulks bevestigend wordt beant woord heeft de heer De Groot gevraagd of dan de minister niet van meening is, dat deze artikelen aanleiding kunnen geven tot groote willekeur en dat art 55, 4de lid. zoo spoedig mogelijk in overeenstemming moet worden gebracht met de wijziging van 24 December 1921? Het conflict met de Amsterdamsche bakkers. In de Donderdagmiddag gehouden alge meene vergadering van de „Vereeniging van Werkgevers in het Isr. Bakkersbedrijf" is de volgende resolutie met 135 stem men aangenomen: „De vergadering van werkgevers in het Isr Bakkersbedrijf in vergadering bijeen op Donderdag 25 September 1924, neemt de volgende resolutie aan; Gezien de bemoeiingen van den wethou der van Levensmiddelen, verklaart met het voorstel, neergelegd in zijn missive van 20 Sept. 1924, punt 2, mee te gaan, mits het risico, wat betreft den inkoop van meel, bij eventueele stijging en daling enkel en al leen voor rekening van het Gemeentebe stuur zal zijn." Bij K. B. is o.m. het volgende bepaald: Art. 1. Aan ieder, die dit veriangt. wordt gelegenheid gegeven om mededeelingen, voor het buitenland bestemd, hetzij zonder hetzij met een adres, dan wel met meer adressen al of niet in dezelfde plaats van bestemming, van rijkswege door een radio station te doen uitseinen. De belanghebbende kan verzoeken, dat de uitseining op een bepaald tijdstip geschied#, aan welk verzoek, behoudens inachtneming van de in art. 6 bepaalde volgorde, waarin de mededeelingen worden uitgeseind, zoo veel mogelijk wordt voldaan. Je directeur-generaal der posterijen ei telegrafie is bevoegd, mededeelingen me. een adres, dan wel met meer adressen, al of niet in dezelfde plaats van bestemming in bijzondere gevallen, ter goedkeuring var den minister van waterstaat, niet toe te la ten. Ar. 2. De directeur-generaal der poste rijen en telegrafie bepaalt de uren, waarop een door hem aan te wijzen rijksradiostation voor de uitseining van mededeelingen is opengesteld, den 'kring, waarbinnen de me dedeelingen worden uitgeseind, alsmede de golflengte en de energie, waarmede de uit seining plaats vindt. De directeur-generaal voornoemd is be voegd, in afwachting van de goedkeuring van den minister van Waterstaat de werken van het in het vorig lid bedoelde station, om redenen van dienstbelang, voorloopig te schorsen. Art. 3. Voor de in art. 1 bedoelde uitsei ning is een tarief verschuldigd van voor loopig: 0.30 per woord voor niet dringende me dedeelingen en 1.50 per woord voor drin gende mededeelingen, met een minimum van 5 resp. 15 per mededeeling, indien de uitseining op een bepaald tijdstip is ver zocht; 0.30 per woord voor net dringende me dedeelingen, en 0.90 per woord voor dringende mededeelingen met een minimum van 3 resp. 9 per mededeeling, indiei de uitseining niet op een bepaald tijdstij is verzocht. Dit besluit treedt in werking met inganj van een door den minister van Waterstaat te bepalen en in de Staatscourant te publi ceeren datum. De N. R. Crt. vefneemt. dat te Antwerpen is gearresteerd de Nederlandsche colporteur N., en dat de Belgische regeering inbeslag neming heeft gelast van het boek Nieuwe Geschiedenis, door J. Giesen, waarin behan deld wordt de geschiedenis van het anti-mi- litarisme in Nederland. vil».I *k Ben gisteren met papa en broer, Naar 't paardenspel geweest. Het' zag er alles prachtig uit, Vol vlaggen, net een feest! Er speelden olifanten in, Die waren net zoo tam; Ze gaven pootjes als een hond, En keken als een laml Dat deed de dierentemmer, zie, Dat was een kranig man! Dat word ik later zeker ook, Als ik tenminste kan! Ik ga het vast probeeren thuis, 'k Heb alles om me heen. Zóó nu een zweep, die knallen kan, En kijk, daar gaat ie heen! Halt! Paf, in eens staat alles stil; Ik kijk ze vreeselijk aan; Geen één beweegt, ze durven niets! Ik zie 't al 't zal wel gaan! „Nu, beste jongen, dan heb je er toch ook geen schuld aan?" Met oogen zonder eenige uitdrukking zag Jaap naar den Overste. Hij had geen schuld, mocht dus komen. De Overste herhaalde zijn uitspraak, en voegde er nog een klein lesje aan toe. Toen Jaap dien avond met vader en moeder te rugging naar Zwammingedam, durfde-n-ie zijn hoofd weer rechtop dragen. Hij had zijm toelatings-examen afgelegd en mocht ko men. Ruim een maand later zal Jaap Klomp weer in de spreekkamer van het klooster. Alles was heel vlug gegaan. Inderhaast was alles in gereedheid gebracht en 't was voor Jaap een leven geweest van reizen en trek ken, om van zijn verspreid wonende familie afscheid te nemen. Hij was ook bij Jan van Belt geweest. Hij was vriendelijk op de" boerderij ontvangen en Van Belt en zijn vrouw hadden niet op gehouden te herhalen, dat het vreeselijk ongeval niet zijn schuld was geweest.. Plotseling was Jan de kamer binnenge komen. Een oogenblik had-ie Jaap wraak zuchtig aangezien en toen getracht zoo snel mogelijk weg te komen. Zijn vader was hem echter voor geweest. Hij had Jan recht te genover Jaap geplaatst en den beiden jon gens gezegd elkaar de hand te geven. Jadp had de zijne toegestoken, mar Jan had geweigerd. Hij Kad Jaap uitgescholden en was onder de vreeselijkste verwijten den tuin ingevlucht. Van Belt en zijn vrouw hadden allerlei pogingen in het werk gesteld om Jaap te overtuigen, dat Jan door zijn zenuwen was vervoerd en dat-ie zelf niet wist wat-ie zeide, Door JOH. v. d. HOEK. ZIJN INTREDE. (Vervolg). Het verhaal was ten einde. De Overste vroeg: „Als je de donderbus niet had weggeschopt, wie was er dan getroffen?' „Het arme oude vrouwtje!" „Dat mocht toch niet?" „Neen, pater-Overste!" „Heb je de bus daarom alleen wegge- schopt?' „Ja, pater-Overste!" „Was je niet van plan Jan van Belt te treffen?" „Neen, pater-Overste, heusch niet!" „Heb je er misschien niet eens aan ge dacht, dat dit kon gebeuren?" „Ook niet, pater-Overste. Ik dacht, dat Jan al lang was weggeloopeni" Maar toch had Jaap het terugdenken aan dit voorval als een weemoedige pijn in zijn hart gevoeld, dagen lang. Hij zat nu alleen in de spreekkamer, even nadat zijn ouders afscheid van hem hadden genomen. Een pater kwam hem halen, vroeg of-ie wilde eten. Jaap bedankte. De pater nam hem mee door lange gangen en langs groote zalen en kamers, naar den tuin. Eerst kwam-ie op een vierkante grind- vlakte met eenige schaarsche boomen. Daar aan grensde, tuSschen twee breede lanen, een mooi aangelegde tuin. Midden in den tuin was naast een vijvertje een tuinhuisje opgericht, waarin vele jongens waren en waaromheen er nog meer stonden. Dat moe ten de studenten zijn, dacht Jaap. De pater nam hem mee naar het tuinhuis je en vroeg onderweg hoe-ie heette, waar-ie vandaan kwam en nog veel meer. De jongens om het tuinhuisje staakten een oogenblik hun gesprekken om hem aan te zien. De meesten praatten weer door of stel den hem vragen en spraken met den pater. Anderen stonden stil in een hoekje en zei den niet veel. Dat moeten ook nieuwen zijn, dacht Jaap. Jaap Klomp was niet verlegen. Hij durfde al weldra eenige woorden wisselen. De stu denten zagen al weldra een vriendelijken, gezelligen jongen in hem. Het gesprek vlot te. Toen men zag, dat-ie er tegen kon, be gonnen eenigen hem te plagen. Zonder den vereischten afstand uit het oog te verliezen plaagde n-ie even terug. De studenten lach ten om hem. Den volgenden dag begonnen de lessen. DE WRAAK. Van Belt zat aan de tafel die door de pe troleumlamp hel werd beschenen en als een eiland van licht stond in de duisternis van de wijde kamer. Hij las de krant. Moeder zat tegenover hem. Behalve nog een zuster was Jan verder de eenige, die in de kamer was. „Zou je niet eens naar bed gaan, Jan" vroeg zijn moeder, „het wordt tijd!" „Ach ja!" schoof Jan ontevreden heen en weer op zijn stoel, „direct!" Jan speelde met zijn knikkers. En wij gaan aanstonds ook, niet waar, va der!" zei vrouw van Belt. „Het is morgen weer vroeg dag!" Van Belt zag van zijn krant op „Jan, het wordt tijd voor bed, jongen!" zei-ie. „Ik moet nog wat werken." Vrouw van Belt had juist haar kousenmand opgenomen om deze weg te bergen. Ze zet te hem echter weer neer en zag haar man verwonderd aan. Wat kon die nog te wer ken hebben? „Wat wil je dan nog omhalen, vader?" vroeg ze. Het was de gewoonte niet, dat Van Belt 's-avonds naar zijn koeien keek of nog iets deed. Daar zorgden hun zoons voor. „Och!" zei Van Belt onwillig. „Een klein karweitje! Vraag nu maar niets meer! Jullie, vrouwen, maakt je toch overal ongerust over!" Jan schoof weer op zijn stoel heen en weer en het gekraak der oude pooten ver brak de ingevallen stilte. „Ik wil het toch weten, vader!' hield vrouw van Belt aan. „Nu goed dan! Maar ik zeg je vooraf, het heeft niets om het lijf! Toen ik vanmiddag in mijn geldtrommel moest wezen, zag ik, dat het geld niet klopte. Daar! Nu weet je alles! Ik wil nu even narekenen, hoe dat zit!...." Een gekletter op de groote vloerplavuizen deed allen opschrikken.... Jan had zijn 1 knikkerzak laten vallen qn de knikkers rol den weg. Jan werd bleek en rood, beurte lings. Bliksemsnel boog-ie zich op den grond en begon het speelgoed te zoeken. Ofschoon-ie ze nog lang niet bijeen had, ging-ie na en kele oogenblikken, toch naar bed, zoo vlug mogelijk Van Belt en zijn vrouw zeiden: „Wel te ruste!" en moeder moest Jan zelfs aan zijn nachtzoen herinneren. 125, Toen greep die afschuwelijke vogel Holly- Dolly bij z'n arm kuifje, dat al zcoveel had geleden. „O, o!" gilde Holly-Dolly, „zal er dan nooit een einde aan al m'n tegenspoed komen? Zal ik dan nooit een echte Ridder worden en den Koning met de Prinses kunnen verlossen uit dien een zamen toren?" „Ach vogel, lieve vogel," smeekte hij, „laat me toch los," Maar 't hielp niets. Onverbiddelijk klemde de vogel 't arme kdifje tusschen z'n sna vel, vast besloten dit lekkere hapje niet te laten glippen. 126. En mee ging Holly-Dolly, bengelend aan z'n kuif, alsof 't zoo maar niets was. De vogel vloog met hem hoog boven de waterwolken uit, de lucht in. 't Was gruwelijk, maar 't zou nog erger zijn ge worden, als hij niet zoo'n dikkerd was geweest. 't Vrachtje werd den vogel steeds zwaarder en zwaarder, en d'r nest was nog ver, dus besloot zij d'r prooi maar even veilig op te bergen om dan zelf wat te kunnen uitrusten. 127. Nee maar, kon het erger? Daar zette die vogel hem precies boven op den top van een ont zaglijk hoogen berg. Van vluchten was geen spra ke. Niets, niets dan lucht e» water om hem heeh. O, o, wat voelde hij zich zielig. Neen, zoo een zaam, zoo verlaten en zoo verdrietig had Holly- Dolly zich van z'n leven niet gevoeld. Dikke tra nen welden in zijn oogen, en voor 't eerst sinds z'n vlucht uit Grootvaders huis huilde hij weer tranen-met-tuiten, als een heel kleine Baby, die o zoo noodig vertroeteld moest worden. „Nu zal ik even zienl" zei vader. De zware ijzeren geldtrommel werd op tafel gezet en Van Belt begon te tellen.... Moeder lag reeds lang op bed en het toen Van Belt nog zat te rekenen. Van Belt nog zat te rekenen Vrouw van Belt verliet haar bed en ging naar hem toe „Heb je het al, vader?" „Neen!' zei Van Belt kort. Zijn hoofd was vuurrood van inspanning en zelfs zijn pijp lag koud, uitgebrand. „Is het veel?" vroeg moeder met angstig trillende stem „Welnee!" was het bijna ruwe antwoord. „Maar ten paar gulden! Maar ik ga niet naar bed vóór ik weet, waar ze gebleven zijn!" (Wordt vervolgd.) HIJ WAS NOG NIET ZEKER 1 Moeder „Wim, wat zou je doen als eei, andere jongen je een leugenaar noemde?" Wim „In mijn gezicht Moeder „Ja." Wim „Hoe groot is die jongen zoo wat? OH! Moeder „Jantje, er waren twee appels in de kast en nu is er maar één Hoe komt dat Jantje „Wel, het was zóó donker dat ik den anderen niet gezien heb 'T WERD NOOIT LATER. Een toerist merkte, toen hij een dorpje passeerde, dat zijn horloge stil stond en vroeg aan een jongen, hoe laat het was." „Twaalf uur, meneer," was het antspord. „Pas twaalf uur Ik dacht, dat het al later was." ,,'t Wordt hier nooit later, meneer. AL' 't twaalf uur is begint het weer bij één-" MIA'S' GRAPJE. Mia heeft 'n April-grap verzonnen, en komt aan moeder vertellen „Mammie ik heb met de muizen 'n April-grapje gemaakt Ik heb de val opengezet zonder er 'n stukje kaas in te doen EEN GEBREK. Schoolmeester „Karei de Groet» was ongetwijfeld een groot vorst. Hij had echter ook zijn gebreken. Noem jij er eens een, Hein 1" Hein „Hij richtte scholen op, meester." IN ARTIS." Moeder met kleinen broer op den arm en vader met kleine zus aan de hand loopen langs de casuarissen. Plotseling wijst zus naar een dezer niet bepaald fraaie vogels „Kijk es, vader, net opoe 1" Vader begint te lachen, maar moedei wendt zich nijdig om en roept„Welke opoe DE SCHATRIJKE MAN. Een schatrijk man reisde eens van Londen naar zijn buiten in een slaapwagen. Toen hij den volgenden ochtend bezig was met zijn schoenen aan te trekken'werd hij aan gesproken door een bejaard reiziger, iemand met een zeer vriendelijk gelaat. „Mijn beste meneer," klonk het, „is u een rijk man De millionnair keek verbaasd op, maar toen hij het aardige, opgewekte gezicht van den vrager zag, antwoordde hij „Ja, ik ben tamelijk rijk." Na een oogenblik stilte klonk het weer „Hoe rijk is u?" „Twee- of driehonderd duizend pond. Maar waarom vraagt u dat ,,'t Is heel eenvoudig," antwoordde df oude heer, „als ik zoo rijk was als u en dac zoo hard snorkte, zou ik een heelen slaap wagon alleen nemen, als ik op reis ging." i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 13