MEÏ16D
gfllEUWS
ELCK WAT WILS.
TREKJES
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde Biad Zaterdag 27 September 1924
1923
1924
1923
1924
De malaria-bestrijding in
Holland.
Voorkoming van ongelukken
bij wassmelten.
Ontrouw spoorwegbeambte.
Doodelijk ongeluk.
Gerechtelijke dwaling.
Postduiven en Papegaaien.
Brand aan de Haagsche Schouw.
Woest rijden.
Agent van politie aangehouden.
Het weer in Augustus.
Geen goed begin.
De laatste trekschuit verdwijnt
Een inktwerper.
Een offerbus-dief gearresteerd.
Een
verzuim.
RECHTSZAKEN.
Ver duist ering door een kapitein
No. 366.
TE VEEL?
We staan thans aan den vooravond van
le stichting der ééne Centrale voor de R.K.
\rbeidersbeweging. Het voornemen bestaat
am de wetgevende vergaderingen van Vak
bureau en Federatie tegen 13 October op te
roepen en den eersten beslissenden stap in
die richting te zetten.
Het is vooraf moeilijk te zeggen of deze
verandering in de beide Centrale's de vruch
ten zal afwerpen welke er van verwacht en
verhoopt worden maar alleen het feit, dat
we in de toekomst slechts één leiding zul
len hebben en dus niet meer in verschillen
de richting zullen gestuurd worden, is op
zich al reeds een niet onbeteekende verbete
ring.
Daarnaast zullen er ongetwijfeld nog ve
le moeilijkheden te overwinnen zijn en als
de Voorzitter van den Aarts-Diocesanen
Werkliedenbond op de alg. vergadering van
dien Bond heeft bedoeld daarop te wijzen,
toen hij wees op het vele werk wat nog ver
richt moet worden, dan heeft hij zeker goed
werk gedaan, want het zou slechts teleur
stelling brengen als we de toekomst al te zon
nig voorstellen.
Gelukkig in zijn voorbeelden was hij ech
ter nietvolgens het verslag van die verga
dering meende hij, dat óók een maatregel
dient getroffen voor het „veel te groote aantal
diverse vakbladen."
Ik zie niet welk nut erin gelegen is om
daarover en op die vergadering te spreken.
Op de eerste plaats al niet, omdat deze aan
gelegenheid buiten de beide Centrales en
zeker buiten die vergadering om gaat en een
strikt interne aangelegenheid van de Bon
den zelf is en op de tweede plaats niet, om
dat voor zoover mij bekend is, elke Bond
maar één orgaan heeft, dat wellicht iets groo-
ter of kleiner kan zijn, mogelijk iets meer
of minder kan verschijnen, maar practisch
niet gemist kan worden.
't Is zeer gemakkelijk om met een reken
sommetje aan te toonen, dat er heel wat geld
en kracht uitgewonnen kan worden, als alle
arbeiders zich met eenzelfde orgaan wilden
vergenoegen, waarin een rubriekje over hun
actie of bedrijf, maar zóó eenvoudig is dat
nu eenmaal niet, gesteld dat de wil aanwe
zig was om in die richting te werken.
Het is zeer wel mogelijk om door samen
voeging of door meer algemeene artikelen
voor de geheele beweging, iets te vereenvou
digen, maar ik geloof er niet aan, dat er één
Vakbond is, die zich van zijn orgaan wil ont
doen.
Want juist in het orgaan, komt de zelf
standigheden van een organisatie het best
tot uitdrukking en naar mate de centralisa
tie grooter wordt, naar die mate zullen de
vakbonden ook grootere waarde hechten aan
hun zelfstandig leven en daarom is er in de
naaste toekomst geen zweem van kans om op
dat terrein tot overeenstemming te komen.
Wie daaraan twijfelt, doet goed eens nota
te nemen van de Bondsvergaderingen der
vakbonden, waar de Hoofdbesturen zich bij
na voortdurend tegen uitbreiding van het
orgaan moeten verzetten, maar van inkrim
ping merkt men niet de minste aandrift.
Hoewel men weet, dat' zulks een belang
rijk financieel offer vraagt en er geen gebrek
is aan lectuur van dat genre, wil men 't eigen
orgaan eer grooter als kleiner maken, lie
ver week dan per 14 dagen of om de maand
ontvangen.
Zoolang de opvattingen aldus zijn is er
ook geen reden om van een te veel te spre
ken en is er met een discussie over dat ont—
derwerp niets, hoegenaamd niets te verdie-:
nen.
ALS MEN TE VEEL WIL BEWIJZEN
BEWIJST MEN NIETS.
Zooeven ontving ik het Septembernum
mer van „Zelfbeheer" en wat ik verwachtte
vond ik n.i. een verslag van de vergadering
van 23 Augustus j.l. te Arnhem gehouden.
Een vergadering die geheel stond „in het
teeken der komende dingen", dus van de
aangekondigde Ziektewet.
Ik beloop groot gevaar de lezers van deze
rubriek te vervelen, door ook daar weer eeni-
ge aandacht aan te besteden, maar belang
rijke zaken worden niet spoedig te véél be
zien en er is wellicht sedert jaren geen be
langrijker zaak voor de arbeidersbeweging
aan de orde geweest.
Het gaat thans over de vraag of den arbei
ders bij ziekte een wettelijk recht op zieken
geld zal worden toegekend en tevens over
de wijze waarop dat zal geschieden.
Wel is waar geeft ook thans de Wet aan,
dat „voor een betrekkelijk korten" de arbei
der aanspraak op het vastgestelde loon be
houdt (art. 1638 c. B.W.) maar dit is geen
dwingend recht en er kan op allerhande wij
zen mits schriftelijk van afgeweken
worden.
Omtrent den inwonenden arbeider vindt
men een ruimere toekenning (1638 B.W.)
waardoor deze practisch recht heeft op 4 we
ken behoorlijke verpleging en geneeskun
dige behandeling.
De Wet spreekt van 6 weken, maar, waar
de werkgever de kosten na de eerste 4 we
ken op den arbeider kan verhalen, blijft er
practisch maar 4 weken over.
In de Collectieve Contracten is heel vaak
een regeling omtrent uitkeering bij ziekte
opgenomen en deze is dan in den regel van
méér beteekenis, dan hetgeen de Wet aan
geeft, maar 't zal duidelijk zijn, dat er van
een' eenigszins bevredigende regeling niet
kan gesproken worden.
Vandaar dat het niet zoo vreemd is dat
we nu, nu andermaal de Ziektewet aan de
orde is, daara, n wat meer aandacht kunnen
besteden en dat ook het verbond van Zie
kenkassende plannen van Minister Aalberse
aan zijn inzicht en ervaring toetst, is zijn
goed recht en ligt voor de hand.
Maar dan moet eventueele critiek ook
noodzakelijk zijn en moet men niet zoo maar
in 't honderd weg, eenige beweringen op el
kaar stapelen want dan bewijst mer^ niets en
komen ook de deugdelijke argumenten in
't gedrang.
In 15 punten geeft „Zelfbeheer" uiting
aan de grieven welke er tegen de plannen
van den Minister bestaan.
Daar zijn er bij, die werkelijk een verbe
tering beoogen, zooals duur en hoogte der
uitkeering, zooals het bekostigen van den
geneeskundige hulp voor de eerste 6 weken
bij bedrijfsongevallen. Maar „Zelfbeheer"
zou kunnen bedenken, dat we nog geen
wetsontwerp voor ons hebben, dat we tot
heden slechts een voor-ontwerp een proe
ve dus hebben, dat ter behandeling in den
Hoogen Raad heeft gediend.
't Is ondenkbaar, dat Commissie XI en
daarna de Hooge Raad niet op leemten zou
hebben gewezen, of wenschelijkheden zou
hebben besproken, zoodat we ten dien aan
zien het wetsontwerp zouden kunnen af
wachten.
Voorts zijn er breed uitgemeten de be
zwaren tegen de Collectieve verzekering en
de bedrijfsvereenigingen waarmede zij die
de praktijk kennen van de individueele ver
zekering zooals bij de Invaliditeitswet en
met de bedrijfsvereenigingen zooals de
Land- en Tuinbouw-Ongevallenwet die
kent, wel niet accoord zullen gaan.
Het geheel is een zeldzame proeve van
negatief werk er deugt van hetgeen de Mi
nister wil, letterlijk niets, doch een deug
delijk stelsel wordt er niet tegenover gezet.
De bloote bewering, dat feitelijk aan de zie
kenkassen de uitvoering der wet moet wor
den opgedragen zal wel door niemand
ernstig genomen worden, ook niet door hen
die overigens het werk van de plaatselijke
Ziekenkassen hoog waardeeren.
Met afbreken zonder meer, want daar
komt een dergelijke critiek practisch op neer,
zal „Zelfbeheer" zeker niets goeds bereiken,
tenzij zij het spelen in de kaart van hen, die
gaarne de behandeling van dé Ziektewet
maar liever niet zien, als een succes zou wil
len boeken.
A. J. L.
SOCiAAL ECONOMISCH OVER
ZICHT.
In het Maandblad voor de Statistiek van
30 Augustus 1924 komt een overzicht van
den sociaal economischen toestand voor,
hoofdzakelijk het 2e kwartaal 1924 betref
fende, waaraan het volgende is ontleend en
waaruit blijkt, dat ook op sociaal economisch
terrein een verbetering valt waar te nemen
„Langzaam aan bleef zich in de indus
trie meer opleving afteeRenen. Verschei
dene der over het 2e kwartaal ontvangen
rapporten vermeldden min of meer ver
betering in vergelijking met hetzelfde tijd
vak van 1923. Weliswaar zijn ook tamelijk
wat'ondernemingen, welke zich door ach
teruitgang kenmerkten, maar alles bijeen
genomen vertoonde de bedrijvigheid een
stijgende lijn. De uitvoer van fabrikaten
overtrof in dit kwartaal, zooals men el
ders in deze Kroniek vindt aangetoond,
dien van dezelfde periode in 1923
zoowel naar het gewicht als naar de waar
de (n.l. met resp. ongeveer 18 en 14 pCt.)
Ook de niet onbelangrijke afneming der
werkloosheid en van het aantal bij de ar
beidsbeurzen ingeschreven werkzoeken
den, welke blijkt uit de verderop dien
aangaande vermelde cijfers, wijst er op
dat de industrie gelegenheid heeft gevon
den zich uit het voor haar door de tijds
omstandigheden verlaagde peil te gaan
verheffen.
Dit neemt intusschen niet weg, dat de
gang van zaken in vele bedrijfstakken nog
allesbehalve rooskleurig was. Nog altijd
konden veel fabrieken (in sommige bran
ches meer dan in andere) niet genoeg or
ders krijgen om «net vol productievermo
gen te gaan werken. Bij voortduring wer
den uit ondernemerskringen klachten ge
hoord over het menigmaal slechts kunnen
bekomen van afzet tegen onbevredigen
de prijzen, o.a. als gevolg van onvoldoen
de koopkracht van afnemers en scherpe
binnen- en buitenlandsche concurrentie.
Ook nu weder wees men op den
remmenden invloed der in velerlei vorm
op de bedrijven drukkende hooge las
ten. Voor verschillende op export aange
wezen fabrieken bleef de protectionis
tische handelspolitiek van verschillende
landen een hinderpaal bij het veroveren
of herwinnen van afzetgebied. Verder hou-
de men in het oog, dat de toestand nog
een onvast karakter behield en niet is vast
te stellen of de voorgekomen verbetering
duurzaam zal blijken. In dit verband valt
melding te maken van in den laatsten tijd
hier en daar waargenomen verschijnselen
van een weder verscherpte concurrentie
van Duitschland, waar de crediet- en ka-
pitaalnood er fabrikanten toe noodzaak
ten voorradige goederen tegen uiterst lage
prijzen van de hand te doen.
Al is de toestand op de arbeidsmarkt
voor de industriearbeiders min of meer
belangrijk verbeterd, toch bleef een te
groot overschot van werkkrachten nog
steeds het kenteeken van dezen tijd. Even
wel sluit dit niet uit, dat hier en daar on
dernemingen moeilijk voldoende perso
neel konden bekomen. In deze gevallen
betrof het dan maar bij hooge uitzonde
ring ongeschoolde mannen, {Joch meestal
vrouwelijk of jeugdig personeel of be
kwame vakarbeiders. Op een te gering aan
bod van deze laatsten wezen o.a. vrij veel I vergelijking met het voorgaande als met hef
berichtgevers over de metaalindustrie, of
schoon daar, ondanks waar te nemen ver
betering, in vele fabrieken (o.a. in de machine-
fabricage en den scheepsbouw) de normale
bedrijvigheid nog niet was teruggekeerd.
Wat de gfoeilampenindustrie betreft, valt
min of meer inkrimping te rapporteeren,
niet alleen als gevolg der gewone seizoen-
slapte, doch mede als terugslag van buiten
landsche concurrentie. Een belangrijk feit
in de textielnijverheid was de beëindiging
van het langdurige conflict in de katoen
industrie, waarover onder Werkstakingen
nadere bijzonderheden zijn opgenomen. Eind
Juni werd nog niet overal weder met volle
capaciteit gewerkt. Voor vele fabrieken
klaagde men over moeilijken afzet, maar
overigens waren er ook niet ongunstige be
richten. In het belangrijke centrum der wol
industrie, Tilburg, was in den aanvang van
het kwartaal de bedrijvigheid grooter dan
aan het eind. De voorjaarsorders waren toen
afgeleverd en slechts sporadisch kwam nog
eenige opleving voor door spoedorders. Of
schoon het grootste deel der fabrieker^ niet
met volle kracht werkte, achtte men den toe
stand toch beter dan een jaar geleden. Dit
laatste kan niet gezegd worden van de ta
pijtindustrie, waar zich thans bijna overal
een grootere slapte deed gevoelen. De con-
fectieindustrie had meerendeels niet over
gebrek aan werk te klagen volgens sommige
verslagen hadden vooral de goedkoopere ar
tikelen aftrek. Afgezien van eenigen achter
uitgang in de laatste weken van Juni heersch-
te in de schoenenindustrie over het geheel
drukte. Bedoelden achteruitgang schreef
men toe aan een zekere terughoudendheid
bij de winkeliers om bestellingen te doen
nadat midden Juni de beperkende bepalingen
betreffende den invoer van schoeisel waren
ingetrokken. Het bouwbedrijf vertoonde in
verscheidene plaatsen meer leven dan een
jaar geleden, zoodat het overschot van werk
krachten zeer is geslonken en een .aantal
rapporten op een tijdelijk tekort wezen, meer
in het bijzonder wat metselaars betreft.
De vier bestaande werkliedenorganisaties
in de diamantindustrie hadden in dit kwar
taal gemiddeld per week plm. 5.250 wer
kende leden tegen plm. 5.150 in het vorige
en plm. 4.900 in het 2e kwartaal van 1923.
In de sigarenindustrie is over het geheel
eveneens toeneming der werkgelegenheid
waargenomen. Desondanks bleef de werk
loosheid nog groot en in slechts weinig on
dernemingen was het betrekkelijk druk.
Voor zoover in de typografische vakken ver
betering was te bespeuren, was deze nog
slechts gering. Ook in de groote aardewerk
industrie in het Zuiden des lands duurde de
slapte nog hardnekkig voort en nam zij
dooreengenomen eer toe dan af.
Na bovenstaande bijzonderheden aangaan
de de nijverheid volgen hieronder nog en
kele mededeelingen over den gang van zaken
buiten de industrie, voor zoover dienaan
gaande gegevens ter beschikking staan.
De lichte daling van het aantal arbeiders
in de steenkolenmijnen, waarop in het vorig
overzicht werd gewezen, heeft zich niet
voortgezet. Op 1 April j.l. waren er plm.
29.350 arbeiders en op 1 Juli plm. 29.650,
d.i. bijna 1400 meer dan een jaar te voren.
In de veenderij bracht de tweede helft
van Juni als gewoonlijk vermindering der
werkzaamheden, maar gedeeltelijk achtte
men de werkgelegenheid aan het einde dier
maand iets beter dan verleden jaar door
dat het laat aangevangen graafseizoen nog
niet was geëindigd. Zelfs begin Juli waren
hier en daar nog heel wat turfgravers werk-
zaam.
De over April en Mei bekende cijfers om
trent de werkgelegenheid voor de losse ha
venarbeiders ingeschreven bij de „Haven-
arbeids- Reserve" te Rotterdam getuigen
van een veel grootere bedrijvigheid dan het
vorige jaar. Bedroeg toen het gemiddelde
aantal taken per week in April nog geen volle
25.000 thans was het ruim 62.000. Voor Mei
waren de getallen resp. plm. 21.000 en ruim
51.000. Voor Amsterdam staan soortgelijke
cijfers ten dienste. Deze toonen aan dat het
weekgemiddelde der door de losse arbeiders
verrichte taken in het 2e kwartaal ruim
20.000 bedroeg tegen ruim 19.000 in het le
kwartaal en ruim 10.000 in het 2e kwartaal
1923.
Nopens de zeevisscherij valt o.a. mede
te deelen dat de stoomtreilvisscherij met
meer vaartuigen werd uitgeoefend dan ver
leden jaar. Echter werden in de 2e helft van
het kwartaal verschillende dezer opgelegd
in verband met de geringe besommingen,
welke in Mei werden verkregen (tijdelijke
prijsdaling, o.a. veroorzaakt door moeilijken
afzet, vooral in België en Duitschland, en
ook door het warme weer). Ook zijn, in ver
band met gunstige vooruitzichten voor den
afzet, meer schepen ter haringvangst uitge
varen dan in 1923 de besommingen waren
echter gemiddeld lager dan toenmaals. Alle
soort vaartuigen te zamen genomen, namen
aan de zeevisscherij volgens voorloopige op
gaven in April, Mei en Juni resp. 572, 746
en 744 schepen deel tegen resp. 536, 664 en
692 verleden jaar.
In den landbouw waren, blijkens een rap
port van de Directie van den Landbouw, in
vloeden van blijvenden aard, zooals het
toenemend gebruik van arbeidbesparende
werktuigen, omzetting van bouwland in
grasland, enz. in het le halfjaar van 1924
weinig 'of niet merkbaar, al kan niet wor
den ontkend, dat zij zich voordoen. Meer
valt te wijzen op andere omstandigheden.
Vooral in de wintermaanden kwam het door
een sterker dan vroeger optredende seizoen
werkloosheid tot uitdrukking, dat vele boe
ren wegens den economischen toestand min
der geneigd zijn werk te doen verrichten dat
wellicht niet geheel en al productief is te
noemen. Overigens is het intusschen in ver
schillende streken in deze verslagperiode wel
voorgekomen dat tijdelijk handen te kort
schoten. Verschillende factoren (o.a. het
lang aanhouden van den winter en de snelle
groei van het onkruid na het omslaan van het
weder) veroorzaakten in vele gevallen op-
eenhooping van werk. Van zij het ook
geringen invloed is voorts ook geweest
de inkrimping van den graanbouw en de uit
breiding van de teelt van andere gewassen.
Niet alleen uit de cijfers der arbeidsbe
middeling, maar ook uit die van de werk
loosheid valt af te leiden, dat de werkge
legenheid in het 2e kwartaal van 1924, in
overeenkomstige kwartaal van 1923 niet
onbeteekenend is toegenomen.
Het aantal op het einde der maand bij de
districts-arbeidsbeurzen en, voor zoover be
kend, bij de correspondentschappen der
arbeidsbemiddeling, ingeschreven werk
zoekenden, blijkt uit de volgende cijfers
Jan.
116.400
117.300
April
86.800
68.900
Febr.
117.600
109.400
Mei
82.600
59.200
Maart
96.800
82.800
Juni
84.300
59.500
De voorloopige cijfers van den Rijksdienst
der Werkloosheidsverzekering en Arbeids
bemiddeling nopeps het aantal geheel en
gedeeltelijk werkloozen wezen in het 2e
kwartaal van 1924, in vergelijking met de
reeds genoemde tijdvakken voor zoo goed
als alle bedrijfstakken een verbetering aan.
Het aantal personen, van wie werd nagegaan,
of zij al dan niet werkloos waren, beliep ge
middeld rond 264.000 in het 2e kwartaal
van 1924, tegen 277.000 in het voorgaande
en 384.000 in het 2e kwartaal van 1923."
VAKBEWEGING.
Verschenen is de kwartaalstaat van het
N. V. V.
Het ledental is over het tweede kwartaal
teruggeloopen met 536 en toegenomen met
7490 leden wegens het toetreden van den
Onderwijzersbond. Door deze toetreding
is het totaal ledental dus toegenomen met
69541 leden.
De grootste achteruitgang was bij de bouw
vakarbeiders met 600, kleermakers met 221,
schilders met 232, spoor- en Tramwegper
soneel 683. Enkele organisaties gingen voor
uit en wel de landarbeiders met 174, textiel
arbeiders met 149 en transportarbeiders met
100 leden.
Op 1 April was het ledental 178996, op 1
Juli 185950 met inbegrip van den Onderwij
zersbond.
WERKLOOSHEID.
Volgens de gegevens verstrekt door den
Rijksdienst der Werkloosheidsverzekering
waren in de week van 25 tot 30 Augustus
van de 272032 tegen werkloosheid verzekerde
leden 16968 geheel en 5219 gedeeltelijk werk
loos.
Het percentage is„resp. 6.7 en 2.1 tegen
9.9 en 3 in de overeenkomstige week van 1923.
Men meldt uit Schagen De Gezond
heidscommissie te Schagen heeft aan de ge
meentebesturen in haar ressort het verzoek
gericht, om nu door het Rijk geen subsidie
meer zal worden gegeven voor de malaria
bestrijding, de verdelging der muggen te
blijven voortzetten en de bestrijding
ervan te doen geschieden onder gemeente
lijk toezicht. Voor degenen, die de verdel
ging der malariamuggen in hun huizen en
stallen willen voortzetten, verzocht de Ge
zondheidscommissie lysol beschikbaar te
stellen.
In verband met het feit, dat het den laat
sten tijd herhaaldelijk voorkomt, dat onge
lukken plaats hebben bij het smelten van was,
wijst de heer J. D. Delteyk, waskaarsenfabri
kant te Amsteidam, in de Msb. nog eens na
drukkelijk op het gevaarlijke van het smel-
•ten van was en terpentijn tegelijk en van het
gieten van terpentijn bij gesmolten was, ter
wijl deze nog op vuur staat. Nog gevaarlijker
is het om was te smelten in een ledige blikken
wasbus, waarvan het soldeersel kan smelten
en den inhoud dan in het vuur zou kunnen
druppelen. Om ongelukken te voorkomen
doet men daarom goed, met in een liters
pannetje een ons was te smelten zonder ter
pentijn. Als het gesmolten is neme men dan
eerst het pannetje van het vuur alvorens de
terpentijn erbij te gieten.
De spoorwegbeambte A. D. te Winscho
ten is door de politie gearresteerd terzake
van diefstal uit een aangekomen zending
fietslantaarns. Hij is geschorst. D. legde een
bekentenis af.
Woensdag waren eenige werklieden te
Vlaardingen bezig een juk overeind te zetten,
dat bij het ertsrijden wordt gebruikt. Onder
hen bevond zich de 31-jarige H. v. d. H.
Toen het juk ongeveer ter schouderhoogte
van den grond was gelicht, kantelde het en
sloeg over naar de zijde, waar v. d. H. stond.
Deze kreeg de zware paal op het hoofd
en kwam hierdoor te vallen terwijl het juk
op hem viel. Nadat hij bevrijd was, heeft hij
nog circa tien minuten geleefd en zonder
tot bewustzijn te zijn gekomen, is hij over
leden. Hij was gehuwd en had zes kinderen.
Te Chicago heerscht groote belangstelling
voor het lot van den 19-jarigen Bernard
Grant, die op het oogenblik in afwachting
verkeert van de uitvoering van zijn dood
vonnis. Hij is namelijk veroordeeld om op
gehangen te worden.
Grant had met een anderen jongen in
December 1922 diefstal gepleegd en een
politieman doodgeschoten.
De getuigen-verklaringen, waarop Grant
was veroordeeld, werden als zeer onbe
trouwbaar beschouwd, doch hij werd schul
dig bevonden en veroordeeld om op 17 Oc
tober opgehangen te wbrden.
Sins zijn veroordeeling heeft de andere
jongen, bij de misdaad betrokken, een ver
klaring afgelegd,, welke van zoodanigen
aard was, dat uitstel van executie werd toe
gestaan tot 16 Januari.
Intusschen gaan er onder het publiek meer
en meer stemmen op om het heele strafge
ding te heropenen, teneinde een gerechte
lijke dwaling te voorkomen.
Wanneer, zoo wordt beweerd, Grant
wordt opgehangen, nadat Leopold en Loeb,
de zoons van millionnairs voor een veel
erger misdaad niet ter dood veroordeeld
werden, zullen vele menschen van meening
zijn, dpt er een afzonderlijke wet is voor
de rijken en een andere voor de armen.
Men meldt als historisch aan de Tel.:
Een onzer regimenten infanterie had een
dezer dagen een belangrijke oefening, waar
bij de postduiven een gewichtige rol speel
den. Na afloop van de oefeningen gaf de
kapitein een uiteenzetting over het gebruik
van postduiven en het nut van dit pluimvee
voor overbrengen van berichten in oorlogs
tijd. Aandachtig gehoor van kader en man
schappen.
Na afloop vraagt een der minderen met
een onschuldig gezicht: „Kapitein, zouwe ze
nou geen kruising kanne krijgen van post
duiven en papegaaien, dan kennen die
beeste mondelinge berichten overbrenge".
Woensdagavond omstreeks tien uur is te
Oegstgeest aan de Haagsche Schouw een vrij
ernstige brand uitgebroken op het terrein der
steenfabriek van de firma de Ridder. Op deze
terreinen bevinden zich op vier meter af
stand van de fabriek drie groote drooglood-
sen, elk van 100 M. lengte, die geheel iit
hout zijn opgetrokken en met asfalt zijn ge
dekt. Woensdagmiddag is men bezig geweest
het asfalt opnieuw te teeren, waarbij vuur is
gebruikt. Vermoedelijk is er vuur in een der
loodsen achtergebleven, waardoor de brand
is ontstaan. Deze deelde zich ook nog aan de
fabriek mede, doch de brandweer wist zonder
noemenswaardige schade deze te behouden.
Twee der loodsen zijn vrijwel geheel uitge
brand. Omstreeks middernacht was de brand
weer het vuur meester. Een groote partij stee-
nen en turf is waardeloos geworden ver
zekering dekt echter de schade. De motor
spuit uit Wassenaar was ook nog ter plaatse
om assistentie te verleenen, doch behoefde
geen dienst te doen.
Op den weg Zevenbergen-Moerdijk is
Woensdagmiddag omstreeks 4 uur de auto
van den heer B. te 's-Gravenhage, waarin met
hem ook zijn echtgenoote en de chauffeur
waren gezetefl, door een hem achterop ko
mende auto, die in woeste vaart over den weg
reed, en hem in de bocht voor de woning van
den landbouwer C. trachtte te passeeren,
aangereden, met het gevolg, dat de auto van
den heer B. den hoogen dijk afvloog en stuitte
tegen het hek van het erf van genoemden land
bouwer. Een 15 c.M. dikke muur werd hierbij
geheel ontwricht en het voorste gedeelte van
de auto werd totaal verbrijzeld.
De chauffeur en de heer B. bleven onge
deerd, doch mevr. B. was ernstig aan beide
beenen verwond.
De auto, welke de aanrijding veroorzaakte
had, waarin vier jagers zaten, reed door zon
der te stoppen, niettegenstaande zij volgens
ooggetuigen ongetwijfeld het ongeluk hebben
zien gebeuren. De politie is er echter in ge
slaagd 's avonds deze heeren nabij Rotter
dam aan te houden.
In den Haag is een agent van politie aan
gehouden, omdat hij zich aan niet nader te
noemen handelingen tegenover meisjes en
vrouwen in het Haagsche Bosch, ook tijdens
het verrichten van zijn dienst, zou hebben
schuldig gemaakt.
De aangehoudene is ter beschikking van
den Officier van Justitie gesteld en in het
Huis van Bewaring opgesloten.
Het „Maand-Overzicht der weersgesteld
heid in Nederland" van het Kon. Ned. Met.
Instituut meldt
In de eerste week strekte zich ten W. van
Europa van de Azoren tot 50 gr. N.br. een
gebied van hooge drukking uit, dat zich den
8en Oostwaarts verplaatste en van 11 tot 13
boven Polen werd aangetroffen. Een nieuw
belangrijker gebied verscheen den 9en bij
de Azoren en bleef tot het einde der maand in
die omgeving. Westelijk Europa zelf was
steeds onder den invloed van talrijke depres
sies. Hier te lande waren in de tweede en
derde dekade Z.-lijke en ZW-lijke winden
veel talrijker dan gewoonlijk.
Gemiddeld over de geheele maand was de
temperatuur overdag en het dagelijksche
maximum bijna 2 gr., het minimum 1 gr.
beneden normaal in de derde dekade waren
voor eerstgenoemden de afwijkingen zelfs
3 gr. Temperaturen boven 25 gr.k wamen
nagenoeg niet voor. De regenval was bijzonder
zwaar en bedroeg gemiddeld over het geheele
land 125 mm tegen 80 mm normaal in
Limburg zelfs 160, en in Zuid- en Noord-
Holland 150 mm. De grootste maandsommen
hadden Texel met 214 en Schaesberg met 206
mm. Alleen op den lOen tot 12 was het op
de meeste plaatsen droog weer. Uitgebreide
onweders kwamen voor op de 2 en 18
daarna onweerde het bijna dagelijks, waar
door in de derde dekade de nfeerslag net
dubbel van de normaal was. De vijf hoofd
stations hadden gemiddeld 150 uren met zon
neschijn tegen 169 uren normaal de drie
de kaden telden resp. 55, 56 en 39 uren. De
maand was dus wel koud en natdoch werd
o.a. nog overtroffen door Augustus 1912,
toen de regenval gemiddeld 153 mm bedroeg,
de temperatuur bijna 3 gr. beneden normaal
was en De Bilt slechts 105 uren met zonne
schijn had.
In de buurtschap Holthuizen gem. Didam
is het onbewoonde huis van een huwelijks-
paar dat juist in den echt was getreden,
geheel afgebrand. Ze hadden dit huis pal
gekocht om het te betrekken.
We lezen in „Het Centr."
Wist u dat er tot voor enkele dagen noj
een streek in ons land was, waar de voor-1
vaderlijke trekschuit nog in eere gehouden
werd
't Is ongelooflijk in onzen jachtenden tijd.
En toen.... er was tot voor enkele dagen
nog een idyllisch hoekje van landelijke rust,
waar dit ouderwetsche vervoermiddel nog
geregeld gebruikt werd.
In het plaatsje 's Heerenbroek, ressortee-
rende onder de Ned. Herv. Gemeente te
Mastenbroek, was 't tot voor kort gewoonte
dat ouden van dagen zich op den Zondag per
trekschuit naar het kerkgebouw in Masten
broek begaven.
Men kan zich de oudjes voorstellen,
genoeglijk samenzittend in het knusse,
gezellige schuitje, de mannetjes met hun lan
ge pijpen, de vrouwtjes met witte kant
mutsen, bonte jakjes en wijd uitgespreide
rokken
De goede oude tijd zal helaas ook hier
verdwijnen.
De Kerkeraad heeft, naar de „Ned."
verneemt, de trekschuit buiten gebruik ge
steld.
Zij zal worden vervangen door een over
dekten wagen, waarmee de oudjes van dagen
en de gebrekkigen van 's Heerenbroek in
't vervolg naar Mastenbroek zullen worden
vervoerd.
De trekschuit van 's Heerenbroek heeft
afgedaan.
Een mooi stuk volkstraditie is daardoor
weer afgebroken.
In het Oosterpark te Amsterdam is Dins
dagmiddag een dame, die met een kinder
wagen liep, met inkt bespat door een man. Bij
onderzoek is gebleken, dat eenige banken
in het park met inkt bevlekt waren. Een 48-
jarige man is later aangehouden. Er was even
wel geen voldoende bewijs tegen hem, en da
man werd vrijgelaten.
Dinsdag namiddag zag de kapelaan der
parochiekerk v. d. H. Maria Margaretha a
la Cocq aan den Bredaschen weg te Tilburg
een man die zich op verdachte wijze bij een
offerbus ophield. Bij de komst van den gees
telijke nam hij ijlings de vlucht. De onmiddel
lijk gewaarschuwde politie toog op onder
zoek uit en het mocht den rechercheur ge
lukken den man te achterhalen, die zich reeds
in een autobus in de richting Riel veilig
waande. Het bleek te zijn J. H., afkomstig
uit Enschede, die onlangs was ontslagen uit
de gevangenis en nog onder toezicht der re-
classeering stond. Het geld van de gelichte
offerbus werd nog op hem gevonden.
Hij zal ter beschikking der justitie worden
gesteld.
Toen in Maart van dit jaar, de burge
meester van Diemen van den minister van
Waterstaat een schrijven ontving, dat de
bewaking van den spooroverweg in Over-
Diemen zou worden opgeheven, ging de
burgervader protesteeren. Hij zond een adres
aan Zijne Excellentie, maar een antwoord
hierop werd nooit ontvangen en de bewaking
werd heel kalm opgeheven.
Dezer dagen, dus zes maanden later, werd
eenig licht in het geval gebracht. Van het
hoofdbestuur der Posterijen uit Den Haag
ontving de burgemeester n.l. bericht, dat zijn
request als onbestelbaar op het kantoor lag.
Wat was de oorzaak Men had n.I. vergeter
het stuk te frankeeren, terwijl de naam var
den afzender ook niet op de enveloppe voor
kwam.
Het Hoog Militair Gerechtshof heeft in
hooger beroep uitspraak gedaan in de straf
zaak tegen een vrijwillige bij den landstorm,
in positie gelijk gesteld met den rang van
kapitein, commandant van een landstorm
corps, die door den krijgsraad te 's-Bosch
was vrijgesproken van de beschuldiging
o.m. dat hij over de maanden 1920 tot en
met Juni 1921 maandelijks verschillende
bedragen, in totaal 1930, toebehoorande
aan den Staat der Nederlanden zijn hoe
danigheid van commandant van een land
stormcorps heeft ontvangen ten behoevs
van den gemeente-werkman N. G., voor het
bewaren en onderhouden van geweren van
het corps en dat hij in die hoedanigheid kort
daarna tezelfder plaatse opzettelijk en we.
derrechtelijk die bedragen zich heeft toege.
eigend met uitzondering van 10, elk»
maand door hem aan G. ter hand gesteld.
Inzake de stafoplegging werd door he(
Grechtshof rekening gehouden met de goe
de diensten door bekl. overigens den lande
bewezen en het leed door bekl. ondervon
den door het verlies van zijn gemeentebe
trekking.
Bekl. werd veroordeeld tot een voorwaar
delijke gevangenisstraf van 3 maanden, mei
een proeftijd van één jaar.
Paedagogie.
Personen s
Juffrouw Huizemans.
juffrouw Vermeulen doovig
doosje
Koosje haar kinderen.
Toosje.
[uffrouw Hettinga.
juffrouw Kamper.
Belly
-i.illy haar kinderen.
Juffrouw Groenendaal eigenares van de
speeltuin).
Het tooneel is een speeltuin.
Juffrouw Huizemans is bezig aan een hand-
-irkje. Men hoort geluiden van vroolijk
kinderspel. Juffrouw Vermeulen, met haar
Jnderen, en juffrouw Hettinga komen op.
Juffr. Vermeulen: Ha, juffrouw Huize
mans, is u d'r ook
J uffr. Hettinga Goeie middag, juffrouw.
Mooi weertje vandaag, hè
Juffr. Huizemans Prachtig 1
Juffr. HettingaIk heb m'n kinderen
maar meteen naar de draaimolen gestuurd,
dan hebben wij 't hier rustfgjes.
Juffr. Vermeulen 'k Heb nou al dorst.
Ik mot 'n glasie bier. Kinderen, wat willen
jullie
Roosje en Koosje Glas bier met suiker.
Juffr. Vermeulen En Toosje 'n glas melk
Toosje (9 jaar oud) Hè bah néé 'k Lus
geen melk. 'k Wil óók bier met suiker.
Juffr. Vermeulen Wablief Ik zeg, hm,
hm, ik zeg zo-zo melk is beter voor je..
Toosje (wordt kwaad) Néé, néé, 'k lus
geen melk. As ik nou geen melk lus, dan lus
'k geen melk Zij stampt driftig op de
grond) Ik lus 't niet, ik lus 't niet. 'k Wil ook
bier met suiker, net zoo goed as zullie
Juffr Vermeulen Nou, nou, bedaar maar,
driftkop Je zal bier hebben, hoor Juffrouw
Groenendaal.. vier bier, drie met suiker.
Juffr Groenendaal 'k Zal er voor zorgen.
(Ze brengt even later het sbestelde).
(De kinderen gaan spelen en verschijnen
nu en dan weer).
Juffr. Hettinga Als de Krekjes nou van
daag maar niet komme want dan is de heele
middag weer bedorven.
Juffr. Huizemans De Krekjes? Die ken
ik niet
Juffr. Vermeulen Dat is juffrouw Kamper
met 'r kinderen. We noemen haar zoo omdat
ze als maar „krrrek" zegt. Geen akeligèr mens
dan juffrouw Krek.
Juffr. Hettinga Misseliker zeurkous is
me niet bekend.
Juffr. Vermeulen Je wordt 'r naar van.
Juffr. Hettinga En altoos over 't zelfde
sjampieteren as ze over de kiespijn van
d'r man begint
Juffr. Vermeulen En vals karakter dat ze
heb
Juffr. Hettinga: En gierig dat ze is!..
Stildaar hei je d'ras je over de duvel
praat.
(Juffr, Kamper komt op met Belly en Lilly).
Juffr. Hettinga Jemineetje dan nog toe
Daar hebben we juffrouw Kamper óók
Ik zee juist nog as juffrouw Kamper nou
maar komt dat is de ziel van 't gezelschap.
Juffr. Vermeulen: Wablief? 'n Zielig
gezelschap? Ja, ja.... ik zeg hm, hm, ik
zeg zo-zo, as juffrouw Kamper niet komt,
dan is 't hier 'n saaie boel vanmiddag.
Juffr. Kamper: Krrrek.. 't Had maar
weinig gescheeld of we hadden thuis motte
blijvenmet 't oog op de kiezen van me
man
Juffr. Hettinga Is 't weer zóó erg
Juffr. Kamper O, me lieve mens, dat kan
u niet begrijpen. Hij is er weer heelemaal
veraltereerd van.
(Juffr. Groenendaal op met blad con
sumptie).
Lilly Wat is mijn glas
Juffr. Kamper Je kunt wel met mij mee
drinken. (drinkt).
Lilly (driftig) Nee-nee-nee Ik wil ook
r 'n glas. Alle kinderen hebben d'r een
Juffr. Kamper Jij mag met moeder mee-
1 drinken, zeg ik.
Lilly Dat wil 'k niet, dat wil 'k niet.
(begint te schreeuwen).
Juffr. Kamper Nou, stil maar, zeurkous.
Hier heb je mijn glas.
Lilly'(huilend) Waar jij eerst an gesabbeld
hebNeen, nee, 'k wil 'n heel glas voor mijn
alléén
Juffr. Kamper Nou, je zal je zin hebben,
akelige spin. (tot juffr. Gr.) Nog 'n glas
(Juffr. Gr. brengt het even later).
Lilly (gaat met 'r hoofd op 'n tafeltje liggen
drenzen).
Juffr. Hettinga Jemineetje dan nog toe,
nou hebben de kinderen allemaal hun bier
tjes al naar binnen.
Juffr. Vermeulen Da's gauw Afijn, dan
benne we ze meteen weer voor 'n poosie
kwijt.
Juffr. Kamper (met glas bier naar Lilly)
Hier, Lilly, wees maar stilHier heb je|al
'n glas.
Juffr. Huizemans (hoofdschuddend) To
taal verkeerd., totaal verkeerd
Juffr. Kamper Lillytje, kindjehier
heb je 'n glas bierhelemaal voor jou alleen.
Lilly Ik wil 't niet.
Juffr. Kamper Toe nou, kindjelief, wees
nou niet boos.
Lilly (kwaad, stampend) Nou wil ik 't niet
meer. (Loopt weg).
Juffr. Kamper Heb je- nou ooit van je
leven zoo'n humeur gezien
Juffr. Vermeulen: Ik zeg hm-hm.. ik
zeg zo-zo....
Juffr. Kamper Ik zeg, dat 't n' schandaal
is zooals de ouders door de kinderen behan
del i worden. Wat zegt u er van, juffrouw
Huizemans
Juffr. Huizemans Ja, als u rondweg m'n
meening vraagt
Juffr. Kamper Krèk, juffrouw.krrek.
u noemt 't ook 'n schandaal.
Juffr. Huizemans Dat is 't zeker., maar
als de ouders zó door de kinderen behandeld
worden, dan is dat meestal de schuld van de
ouders zelf.
Juffr. Kamper Wat zegt uwé
Juffr. Hettinga Jemineetje dan nog toe
JuffrVermeulen Wablief?
Juffr. Huizemans Ja, de schuld van de
ouders zelf. De ouders worden over 't alge
meen doorBjde kinderen behandeld zooals
zij ze hebben opgevoed.
Juffr. Kamper Dus u wilt zeggen, dat
ik
Juffr. Huizemans Ja, hoor 'ns juffrouw
Kamper, ik spreek hier in 't algemeen.,
en u hebt immers mijn meening gevraagd
Juffr. Kamper Zie je welu zegt dat ik
m'n kinderen verkeerd heb opgevoed
Juffr. Huizemans Als u die gevolgtrek
king wil maken
Juffr. Kamper: 't Is kras., 't is kras,
hoor
Juffr. Vermeulen En wat zou u dan eigen
lijk gedaan hebben in dit geval?
Juffr. Huizemans Geen een van m'n kin
deren zal 't opit in 't hoofd krijgen zo iets
te doen.
Juffr. Kamper 't Is kras't is kras, hoor
Juffr. Kamper En wat had ik dan moeten
doen
Juffr. Huizemans U had nooit aan d«
nukken en dwingerij van uw kind moeten
toegeven.
Juffr. Kamper En de hele middag dat
gejank moeten hooren zeker
Juffr. HuizemsnsAls u haar stil had
laten pruilen zou 't gauw uit geweest zijn.
Juffr. Vermeulen En als uw kinderen da»
maar blijven drenzen en dreinen Want dat
doen de mijne.
Juffr. Huizemans Dan krijgen ze zeke*
niets gedaan.
Juffr. Hettihga Jemineetje aan nog toe J
Juffr. Kamper: 't Is kras., 't is kras,
hoor (Vijanaige stilte, 'n Oude bedelvrouw
komt op, achtervolgd door de kinderen van
juffrouw Vermeulen, juffrouw Hettinga en
juffrouw Kamper. Ze schelden het mensch
voor „heks", gooien haar met slijk en kiezel:
steenen. De moeders springen overeind,
schelden mee en hitsen de kinderen nog tegen
de bedelares op. Juffrouw Huizemans doet
vruchtelooze pogingen om dit schandelijke
tooneel te doen eindigen.)
(Fragment uit het nieuwe stuk van Pater
Servatius „De straf van de oude heks")