W/
I
n_
KERK EN SCHOOL.
KERK EN SCHOOL.
LEGER EN VLOOT.
ELCK WAT WILS.
De wet der bloedwraak.
HET IS
DE ERVARING VAN GEZAGHEBBENDE
PERSONEN DAT VAN ADVERTENTIËN
'N SUGGESTIEVE WERKING UITGAAT
AAN ONZE WEEK-ABONNE'S.
Wij verzoeken onze weekabonné's
dringend, de abonnementsgelden
steeds bij vooruitbetaling DES
MAANDAGS niet des Dinsdags of
neg later te voldoen. Het is voor
onze bezorgers zeer lastig, wanneer
de betaling der weekabonnements-
gelden niet op tijd geschiedt.
DE ADMINISTRATIE.
De geschiedenis van het
luchtschip.
„Jongen, nu i$ je wiel gebrokenWaarom zorg je dan ook niet, dat je
reservebanden bij je hebt! Ik zal eens zoeken, of ik er een in mijn zak heb."
EGMOND—AMSTERDAM.
*Naar aanleiding van het Int. Euch. Congres).
„Wie over deze zaken spreekt n.l
de vroegste geschiedenis van ons
land, het optreden van het oudste
Christendom in deze streken, de
vorming van die oude staatkundige
eenheid, de Graafschap van Holland)
die richt het eerst den blik naar het
beroemde Egmond". 1)
Wat pater Dr. W. Lampen, O.F.M. reeds
meerdere jaren geleden schreef, dat wij onze
eigen Heiligen niet voldoende kennen, werd
niet minder duidelijk uitgesproken door J.
G. J. Sluiter in zijn belangwekkend artikel
„Het Noordelijkst Bedevaartsoord", dat wij
onlangs in „De Tijd" lazen en waarin hij o.a.
schreef „Vreemd alleen maar, dat wij die
ons anders niet door bekrompenheid en voor
al niet door gemis aan warmte van gevoel
laten kennen, op stuk van vereering van onze
Vaderlandsche Heiligen nog zoo schriel zijn.
Had er bijv. al niet lang een allesovertreffend
standbeeld moeten zijn opgericht voor de
Heiligen van Alkmaar, Gorcum, Monster,
Delft enz.
Die klacht over het gebrek aan vereering
van onze Vaderlandsche Heiligen in het alge
meen, geldt m.i. in hooge mate ten opzichte
van onze Vaderlandsche Geloofsverkondigers,
van wie toch zeker wel bizonder het woord
van de H. Schrift geldt„Weest uwe leiders
indachtig, die tot u het woord Gods gespro
ken hebben
Gelukkig echter mogen wij met den pleit
bezorger voor de vereering van St. Bonifacius
Zeggen „Dat wordt anders".
Dat dit- anders wordt blijkt uit hetgeen wij
in Dokkum zien gebeuren niet minder
blijkt het'ook uit de wederopbloeiende ver
eering van den H. Willibrordus in vereeniging
met de "herleefde Devotie tot O. L. V, ter
Nood te Heiloo, al moet die vereering nog
veel grootscher worden zoo'goed als de
Ieren hun „St. Patrick's day" hebben, moes
ten wij onzen algemeen gevierden St. Willi-
brordsdag hebben de Apostel van Neder
land heeft het waarlijk wel aan ons verdiend.
Dat het anders wordt in betrekking tot
de vereering van onze Vaderlandsche Heili
gen, dat blijkt ook, en zeker niet het aller-
rci t,uit de met den dag toenemende belang-
ste.ling in het aller aandacht trekkende
Egmond, waar St. Adelbert het door hem
gekerstende Holland weder naar den ouden,
heiligen „St. Aêlbrechtsakker" roept, die
van zoo groo'e beteekenis is geweest in de
geschiedenis a i dat roemruchte Graafschap,
waaraan ons ,„nd zijn over de geheele wereld
bekende en met eere genoemdé naam Hol
land dankt.
Van af het oogenblik, dat deze heilige en
historisch zoo belangrijke plaats ons rijk,
roomsch eigendom is geworden, kort nadat
de gedeeltelijke opgravingen van Dr. Hol
werda ter plaatse, in het jaar 1920, onom-
stootelijk vaststelden, dat daar inderdaad de
reeds legendarisch verklaarde kerk van St.
Adelbert had gestaan, volgens de „Vita S.
Adelberti" door zijn vrienden, na zijn dood
in 740, boven zijn graf gebouwd, stond het
vast, dat.op die vooj ons land zoo beteekenis-
volle plaats een kapel ter eere van St. Adel
bert moest worden gebouwd, waarvoor
Z. D. H. de Bisschop van Haarlem gaarne
zijne toestemming heeft gegeven.
En van af dat oogenblik is de devotie tot
dien grooten Geloofsverkondiger herleefd en
ging aller belangstelling uit naar het beroemde
Egmond sinds dien gaat bijna geen dag
voorbij waarop niet bij de St. Adelbertsput,
de plaats waar eens het graf van den Heilige
was, wordt gebeden vanaf dat oogenblik
trekt het oude beroemde Egmond, zooals
passend is, weder de regelmatige belang
stelling van Roomsch Holland.
En het verlangen naar een hersteld Heilig
dom op St. Aêlbrecht's graf is niét het minst
toegenomen door het volgende
Waren de opgravingen door Dr. Holwerda
in 1920 slechts onvolledig, omdat de te veld
staande gewassen een volkomen doorgevoerd
onderzoek beletten, in dit jaar. heeft het Be
stuur der St. Adelbertstichting den geleer
den archeoloog gelegenheid gegeven die op
gravingen te hervatten, en, zooals bekend is,
zijn ze met schitterend succes bekroond
geworden. Zoo goed als ongereptheeft de
spade van den geleerden onderzoeker de
volledigegrondslagen bloot gelegd van dat
oude heiligdom, een der oudste van Holland's
roomsche .kerken, gesticht in de eerst e dagen
der bekeering van ons vaderland uit het hei
dendom. En we zijn er dankbaar voor, dat
dit geschied is in het gezegende jaar, waarin
Roomsch Holland, na vele eeuwen, weder in
de hoofdstad des Rijks, de oude Heilige Stede
in het openbaar, op schitterende wijze, ten
aanschouwe van geheel de wereld, geduren
de de onvergetelijke dagen van ons grootsch,
Internationaal Eucharistisch Congres, beleden
heelt, dat het trouw is gebleven aan het Ge-1
loof van St. Adelbert, de trouwe metgezel
van den H. Willebrordus, ons vaderland ge
bracht heeft, het Geloof waarin wij belijden,
dat Christus in het allerheiligste Sacrament
des Altaars, wezenlijk en waarachtig t.egen.
woordig is.
En toen wij, daags na de triomfantelijke
sluiting van dat Congres, met enkelen te za-
men waren op den ouden „St. Aêlbrecht's
akker" te Egmond, toen werd het zoo diep
gevoeld wat een onzer uitsprak, dat al wat
wij in die gezegende congresdagen te Am
sterdam en niet alleen daar, maar in het ge
heele land, geloofd, gedankt en gebeden heb
ben, dat de volheid van den zegen ons volk
toen geschonken, nauw verband hield met
de gezegende plaats, waar wij samen waren,
waar dë nog gedeeltelijk openliggende grond
slagen van de oude St. Adelbert-kerk ons
verhaalden van dat onwaardeerbaar Godsge
schenk, dat onze eerste Geloofsverkondi
gers ons gebracht hebben, Christus wezen
lijk en waarachtig onder ons wonend, in dit
allerheiligst Altaargeheim.
De triumf van den Eucharistischen Ko
ning in ons Vaderland, na de droeve dagen
van vervolging, waarin wij Hem niet in het
openbaar mochten belijden, toen Hij schuil
moest gaan in schuur- en zolderkerkjes, is
ons een teeken van beloften voor een blijde
toekomst. Van die blijde toekomst, spreekt
ons ook het kruis, dat wij reeds op „St. Aêl
brechtsakker" hebben geplant, die ook in
die droeve dagen voor ons verloren ging
daarvan getuigt niet minder het wedervin-
den na vele eeuwen, van de oude St. Adel-
bertskerk, zoo nauw met het begin van onze
kerkelijke en vaderlandsche geschiedenis ver
bonden.
Laat ons die toekomst verhaasten, is toen
onze bede geweest, door te zorgen dat het
kruis op die gezegende plek, zoo spoedig mo
gelijk vervangen wordt door een kapel, waar
in weder het H. Misoffer zal kunnen worden
opgedragen, opdat door die H. Offerande
het uur verhaast moge worden, waar op al
len in ons Vaderland, die in Christus geloo-
ven, met ons zullen belijden, dat in dat H.
Offer Christus naar zijn eigen onfeilbaar
woord, zooals St. Adelbert ons dat ook ge
leerd heeft, door de woorden der consecratie
wezenlijk en waarachtig onder ons tegen
woordig komt, onder de nederige gedaanten
van brood en wijn.
Mogen allen, die in dank aan God, de vol
heid van den zegen van het Internationaal
Eucharistisch. Congres ondervonden, voor
dat doel een offer schenken; geen plaats
meer geëigend om er onze dankbaarheid voor
dien zegen te toonen dan het oude beroemde
Egmond, waaraan Roomsch Holland zoo
veel zegen dankt en dat zoo bizonder aange
wezen is, om te bidden voor den terugkeer
van geheel ons Vaderland tot het oude Ge
loof, dat St. Adelbert düar gepredikt heeft
wij bevorderen dan tevens blijvend de alge
meene intentie van ons gezegend wereld
congres Eerherstel aan het Allerheiligste
Sacrament Wie helpt mede
Alkmaar, S. Theresia 1924.
KENNEMER
1) Dr. J. H. Holwerda „Egmond", Oudh
kundige mededeelingen uit 's-Rijks Museum
van Oudheden. Nieuwe Reeks.
TWEEDE KONGRES
voor de Priesters der Aanbidding en
voor de Leden van het Eucharistisch
Priesterverbond op 21 Oktober a.s. in
het Klooster van het Allerheiligste
Sakrament te BrakkensteinNijmegen.
Met goedkeuring van H.H. D.D. H.H. de
Bisschoppen van Nederland.
In 1920 werd 't eerst een dergelijke bij
eenkomst gehouden in het klooster van het
Allerheiligste Sakrament te Brakkenstein
Nijmegen, welke bijeenkomst zeer goed ge
slaagd mocht heeten. Toen werd gesproken
vooral over den stand, het doel en de ver
plichtingen dier twee Priestervereenigingen.
Ook is bij die gelegenheid de wensch geuit
zoodanige Eucharistische priestervergaderin
gen in de meest centrale plaatsen te houden.
Na ons zoo schitterend geslaagd Kongres
van Amsterdam, nu we alle kracht moeten
inspannen om het Eucharistisch Kongres
vruchten te doen dragen, nu mogen we
werkelijk niet langer wachten gehoor te geven
aan zoodanige verlangens en is besloten een
tweeden kongresdag te beleggen op 21 Okto
ber a.s. in het klooster van het Allerh. Sakra
ment, zetel der twee bovenbedoelde Eucha
ristische vereenigingen.
De eerste priesterbijeenkomst was uit
geschreven als een proeve en vooral voor
de priesters van het diocees Den Bosch.
Tot de aanstaande vergadering worden a'le
priesters onzer vijf Nederlandsche dioceesen
uitgenoodigd, ook de niet-leden onzer ver
eenigingen. Onze bijeenkomst is tevens pro
pagandistisch bedoeld.
Op dezen tweeden Kongresdag zal als
thema der besprekingen worden genomen
de Vereeniging voor de Priesters der Aan
bidding, Middel tot zelfheiliging voor den
Priester en het Eucharistisch Priesterverbond
een middel van Eucharistisch Apostolaat.
De sprekers zijn Z.E. heer F. M. A. Lucas-
sen, pastoor te 's-Gravenhage, H.E. heer M.
P. P. Rath, deken en pastoor te Helmond.
Zal worden aangetoond hoe de eerste een
sterken steun en beproefde middelen tot
ware zelfheiliging biedt en op welke wijze
de tweede een prachtig plan voor het meest
aktueele en het vruchtbaarste apostolaat
het Eucharistisch Apostolaat uitstippelt.
Daar de Codex zoo sterk aanmaant tot
het oprichten eener Eucharistische Ver
eeniging en er in onze kerkprovincie meer
dere Diocesane Eucharistische Vereeni
gingen voor de geloovigen bestaan, zal na
tuurlijk gesproken worden we hopen door
de leiders zelf dier vereenigingen over
de Altaarwacht, den Eucharistischen Bond
en den Eucharistischen Kruistocht, de Edel-
wacht van net H. Sacrament enz- Na de
besprekingen, die hoogstens een half uur
zullen duren, zal er gedachtenwisseling en
rondvraag zijn.
Eén omstandigheid nog zal ten zeerste
het attrait dezer Priesterbijeenkomst ver-
hoogen, dat n.l. Z. D. H. Mgr. Arnoldus
Frans Diepen, lid van de vereeniging van
de Priesters der Aanbidding, persoonlijk
deze vergadering zal voorzitten. Wij weten
hoe Z. D. H. Mgr. Diepen immer een vurig
voorstander is van de Eucharistische Be
weging in het Diocees van Den Bosch.
Z. D. Hoogwaardigheid verklaarde zich
dan ook bereid deze gewichtige vergade
ring niet alleen met zijn tegenwoordigheid
te eeren, maar tevens het eerevoorzitter
schap waar te nemen. Daarvoor zijn wij
Z. D. Hoogwaardigheid ten zeerste erken
telijk.
Óm alle Z. E. heeren Geestelijken in de
gelegenheid te stellen zoo gemakkelijk mo
gelijk in weinig tijds dezen Kongresdag bij
te wonnen, hebben we enkele maatregelen
getroffen, die aan allen voorzeker zeer aan
genaam zullen zijn.
Er rijden auto's naar de voornaamste
treinen en in het klooster is gelegenheid
tot dineeren.
Auto's zullen aanwezig zijn om de Kon-
gressisten naar de treinen terug te brengen.
Moge dit tweede Eucharistische Priester-
kongres slagen tot meerdere eer en groo-
tere liefde van Jezus in het H. Sacrament.
Dat verkrijgt ons Maria, O. L. Vrouw
van het H. Sacrament. Moeder der Eucha
ristie, Middelaresse van alle genaden 1
We vertrouwen en hopen op een volledig
succes
A. SCHELSTRAETE, sas.
Het gelaat van den Afridi was bleek
bleeker dan de gewone tanige en vale kleur
der Oosterlingen. Zijn mond was strak ge
spannen en zijn gezicht vertrok geen spier.
Hij stond afzonderlijk alleen, in een mili
taire houding onbeweeglijk en bleef zoo
staan, zelfs toen de oudste Indische officier
van zijn regiment een Sikh hem van
zijn gordel ontdeed en het signalement van
zijn uniformjas rukte. Blijkbaar onverschillig
aanhoorde hij zijn vonnis, uitgesproken in
Pushtu zijn eigen taal, hard en scherp als
het ruwe bergland van zijn geboorte:
„Gij hebt heimelijk gewerkt tegen het ge
zag der regeering! Gij staat hier beschuldigd
van verraad tegen uw regiment, dat u heeft
opgenomen en verzorgd! En die aanklacht
is bevonden waar te zijn! Derhalve zijt gij
een voorwerp van verachting geworden voor
uwe overheid en uwe strijdmakkers
voortaan onwaardig onzen naam en de ko
ninklijke uniform te dragen, Ons vonnis is,
dat gij zijt ontslagen uit het leger van onzen
geëerbiedigden Koning en Keizer!Ser
geant, neem hem weg! Rechtsomkeer!.
Voorwaarts, marschlü"
De kolonel stond op en verliet de mili
taire gerechtszaal. Iedereen Brit en In
boorling was onder den indruk: voldoe
ning, verachting, schaamte o! iets dergelijks
stond op aller gelaat te lezen. Alleen de
ontslagen Afridi scheen ongeroerd.
Het was bijna tijd om te dineeren. De
hoornblazers hadden met luidruchtig ge
schetter het kwartier-signaal gegeven aan de
officieren, om zich gereed te maken voor
hunne gemeenschappelijke tafel. Kolonel
Omney zat gekleed in zijn veranda. Een
frissche bries waaide de rivier op, doch hij
nam er geen notitie van. Hij zaf te mijmeren
over de gebeurtenissen van den dag. Hij
was verhit, meer door die treurige recht-1
spraak dan door de hooge temperatuur van i
't weer, zoodat niets hem kon afkoelen. Zijn
regiment was zijn trots en zijn afgod. Hij
had altijd een onbeperkt, vertrouwen ge
koesterd in den machtigen invloed van En-
gelsch beleid voor karaktervorming zelfs
daar onder de wilde en woeste volksstam
men op de grenzen van Indië.... op de
grenzen van alles! Tot dusver was zijn ver
trouwen gerechtvaardigd, 't Is waar, er wa
ren gevallen van desefteeren onder de In
dische troepen te betreuren; er waren ge
vallen, welke de gehechtheid en oprechtheid
der grensbevolking onder verdenking brach
ten, doch zijn regiment was daarvan vrijge-
bleven. Hij had een uitgelezen staf van of
ficieren, die het vertrouwen der manschap
pen hadden. Dat was meermalen geble
ken!.
En toch hier was dat onverklaarbare,
ernstige geval van Yakub Khan. Vijf jaren
lang was hij de oppasser geweest van zijn
kolonel. Toen werd hij gepromoveerd voor
uitmuntend gedrag en zou ongetwijfeld tot
den rang van officier bevorderd zijn, had hij
zijne overheid thans niet zoo schromelijk
teleurgesteld in de hooge verwachtingen,
welke zij van hem koesterde. Dit griefde
den kolonel verschrikkelijk. Hij had altijd
gedacht, dat hij zijn man kende! Hij had
gefaald in zijn doorzicht. Yakub Khan had
liet bewijs geleverd, dat hij als comman
dant van een regiment te kort schoot ih
beleid en scherpzinnigheid.
De kolonel peinsde aldus, toen majoor
Sefton de aanvoerder van het escadron,
waartoe de man behoorde verscheen. Hij
wierp zich in 'n langen, luien stoel, draaide
zenuwachtig aan zijn knevel en zeide:
„Kolonel, ik zal een dubbele wacht rond
om uwe woning plaatsen! Ik weet het,
dit wekt argwaan allerlei kwade vermoe
dens doch ik ken mijn Afridi. Hij is
„mugra" koppig was heelemaal niet
netjes, gaf zelfs geen saluut enhij is ner
gens te vinden! Akbar Khan zou hem in 't
oog houden, doch hij is hem ontsnapt en.
ik vertrouw den kerel niet."
„Dat kunnen we niet doen, Sefton! Dat
zou 'n verkeerden invloed hebben op de an
dere manschappen. Die lui verbergen
altijd hunne gevoelens, laten nooit iets blij
ken! Hij vertrok wel geen spier, doch was
terdege onder den indruk en gevoelde zich
beschaamd. Hij is er tusschen uit, zooals
ge zegt doch hij is natuurlijk vertrokken
naar zijne geboorteplaats om zijn hoofd te
verbergen."
De majoor stak een sigaret aan en ant
woordde:
,,'t ls mogelijk, kolonel! Maar ik heb
hem nauwkeurig gadegeslagen, toen ge het
vortnis voorlaast. Ik kijk altijd naar de
oogen! Het gezicht van dien man bleef on
veranderd, Hij stond daar, alsof hij zelfs niets
hoorde. Doch ik zag het wit van z'n oogen
juist een flikkering, toen ge hem bevaalt
te vertrekken. Die flikkering beteekende,
dat hij nog een Afridi 13 even goed, als toen
hij voor 't eej-st bij ons kwam. Wij hebben
nooit een indruk op hem gemaakt; wij zullen
nooit het wezen, dat hun karakter ten grond
slag ligt, kunnen veranderen! Beschouw
hun leven! Familietwist bloedwraak van
geslacht tot geslacht! Jus talionis het
recht der wedervergelding, aangeteekend óp
hunne geweerkolven hun kerfstok! Zoo
waar als ik hier zit, kolonel, die flikkering
heeft slechts eene beteekenis: daarmede
boekte hij een nieuwen vijand. Die man
heeft nu slechts eene gedachte!"'
De kolonel stond op en zeide: „Sefton, ge
philosopheert, maar gebruikt geen gezond"
verstand! Kom, laten we gaan!.,.. Wat wilt'
ge drinken?"
Yakub Khan had zijn militaire uniform
voorgoed afgelegd. Hij had er echter nooit
aan gedacht, den soldatenrok altijd te dra
gen. Hij had hem slechts aangetrokken, om
dat hij tijdelijk genoodzaakt was zijn dorp
te verlaten. r amilie-vgete had hem ge
dwongen den zoon van oher Khan dood te
schieten ende oude man had een groo
ten aanhang, een scherp geheugen en her
kende iemand onmiddellijk. Hij zou nu Sher
Khan met 'n kogel 'onschadelijk maken en
dan kon hij in vrede leven! Immers Shèr
Khan verwachtte hem niet, tenzij die jonge
recruut Gul Haidar die twee dagen
te voren met verlof naar huis was gegaan,
den ouden man had ingelicht. Dat moest hij
echter wagen! De kans was goed, want Sher
I^han werd oud en zou wel talmen en dus
zijn kans verkijken. Eerst echter moest
hij 'n andere zaak afhandelen; doch van dien
kant verwachtte hij geen moeilijkheid.
Hij had zijn gewone plunje aangetrokken;
een hemd, los en vrij van donkere stof;
Pajamas 'n wijde broek van dof, drabbig
wit katoe; een donkerblauwen puggarie
tulband, slordig om zijn hoofd gewonden;
een patronenbandelier om zijn middel. In
zijn hand klemde hij 'n gestolen soldatenge-
weer en over zijn schouders hing een bun-
Maak van deze wetenschap geDruik en
breng door het adverteeren in de Nieuwe
Haarlemsche Courant Uw artikelen
onder de aandacht van het publiek
.«Kr hWvrvJ YY
del. Hij kroop ongeschoeid als 'n katmen den weg op: zij hadden zeker over.
door de droge rivierbedding, welke een ge- nacht vrn de vlakte bij de rivier, waar zij dat
zicht gaf op de sociëteit van de officieren
en legde zich neer achter en rotsblok, van
waar hij de bedienden bezig zag de tafel te
dekken.
Het weer was stil; hij kon duidelijk de
cavaleriepaarden hooren hinneken en de
stalknechten hooren neuriën over hun
werk. Hij had wel zin in 'n paard, doch dat
ging niet: hij zou te veel in 't oog loopen!
Hij kon de safcibs heeren ter tafel
hooren gaSn; hij kon hunne brandende ci-
garettcn zien. Ja, daar was de kolonel en de
majoor van zijn eskadron; zij gingen juist
naar buiten; gingen zitten in de veranda.
Zij werden scherp belicht door een acety-
leenlamp. Daar kwam een tafelbediende hun
'n whisky en soda presenteeren. Hun stoe
len stonden in de schaduw. Hij zou wachten
tot zij opstonden; dat was beter, gemakke
lijker, zekerder! Zijn oogen fonkelden
dezelfde flikkering!....
Daar schalden de trompetten; geen appél
meer voor hem: hij was vrij man! Het was
tijd om te dineerenDe kolonel en zijn
vriend stonden nu te praten; ze keken in
de richting van de rivierbedding; de ma
joor beweerde iets en sprak met overtui
ging.Nu dan!
Een geklik! wmzbang! Een schot viel
uit de richting van de rivier; 'n oogenblik
stilte, tot de echo van den knal bijna was
weggestorven; toen 'n dof geluid van
iemand die viel, geschreeuw, geloop.... en
de zoeklichten doorzochten de rivierbed
ding.
Doch Yakub Khan had zich met één
sprong door 'n kloof verwijderd en. zijn ge
weer boven zijn hoofd balanceerend, sprong
hij geruisloos verder, van rots tot rots, ge
lijk een klipgeit.
De ochtend begon te gloren en Yakub
Khan was terug in het iand der Airidi's,
in het woeste en wilde bergland zijner fa
milie en van Sher Khan, zijn vijand. Hij zou
onmiddellijk met hem afrekenen. Met stof
bedekt, doch vastberaden schreed hij voort:
nergens een boom in 't verschiet; nergens
leven te bespeuren! Een woeste, ruwe ber
genreeks van wazig, dofroode rotsen bezet
te onregelmatig den eenzamen, langen weg
naar zijn dorp in de vallei. Bij een krom
ming in den weg schoot de top van een
heuvel op vervaarlijk" wijze vooruit in den
vorm van een overhangende rots. Het zou
een tref geweest zijn vanaf het begaanbare
pad daarop het hoofd van een man te zien
en te herkennen.
Hij lag stil zijn lichaam totaal onzicht
baar. Zijn smerige, bruine tulband was van
dezelfde kleur als de rotsen.
Hij had 'n rooden baard en rossige, stijf af
hangende haren, aldus geverfd volgens het
gebruik der Mahomedanen, ten teeken, dat
in hem het zinnelijk leven nog niet was
uitgedoofd. Weinig van' zijn gelaat was zicht
baar, behalve de oogen, welke diep in de
kassen lagen, grijsblauw en koud. Zijn wang
lag tegen het slot van zijn oud Martini-ge
weer, klaarblijkelijk plaatselijk gemaakt,
met 'n ruw ouderwetsch vizier. Doch ware
de kolf zichtbaar geweest, dan zou men van
de strepen, welke daarin gekerfd waren,
onmiddellijk hebben afgeleid.' dat de oude
man zijn wapen kende. De loop was be-
floersd met grauw neteldoek, zoodat de
zon er geen vat op zou hebben. De zon was
al opgegaan achter de bergen, want het be
gon beslist lichter te worden. Daar was al
vroeg volk ter been. Een troep mannen en
vrouwen met ezels, beladen met gras, kwa-
gras met hunne kleine handsikkels verza
meld hadden. Een malik 'n onbeduidend
heerschap met veel bluf en weinig bezit
kwam jïveneens voorbij met zijn gevolg,
zeker op weg naar .een vergadering der
stammen. Een kudde schapen, voortgedreven
door twee levenslustige snaken, trokken
insgelijks voorbij; dikke stofwolken stegen
op en belemmerden voor 'n poosje het ge
zicht van Sher Khan, die boven de wacht
hield.
Eindelijk ontwaarde hij 'n zwarte vlek,
als door 'n waas onthuld, een man trad te
voorschijn! Hij had 'n militaire houding, n
typischen soldatengang. Elk oogenblik keek
hij op naar de bergen bezijden den weg. Dan
was zijn gezicht duidelijk kenbaar, bleek en
scherp afgezet door zijn blauwen puggarie;
zijn geweer hing aan zijn schouder; de pa
tronen glinsterden nu in zijn bandelier. Hij
was beneden de overhangende rots geko
men; hij keek op. Hij zag iets bewegen. Was
dat een steen?Een schot - viel en hij
viel voorover ter aarde!
De echo van dien knal weergalmde lang
door de bergen. In de stilte, welke volgde,
zou men een verstoring van losse keien heb
ben kunnen hooren, waarvan er een de
berghelling afrolde.
Sher Khan klauterde den berg op. Boven
bleef hij staan in het volle daglicht; hij
danste en huppelde van vreugde met zijn
geweer boven zijn hoofd en.... verdween.
(Annalen van Mill-Hill).
DE HERHALINGSOEFENINGEN.
Resultaten van 1924.
Naar de „Tel." verneemt, hebben de com
mandanten der regimenten infanterie een
verslag uitgebracht aan den inspecteur van
het wapen omtrent de geoefendheid van de
lichting 1924 en het personeel, dat onder de
wapenen is geweest voor herhalingsoefenin
gen.
Algemeen is gebleken, dat de geoefend-
heid van de dienstplichtigen der eerste ploeg
der lichting 1924 beter was dan die der ploeg
1 B (de z.g. bewijshouders). Vooral ook het
krijgstuchtelijk element liet bij de laatsten
veel te wenschen over.
Bij de voor herhalingsoefeningen onder de
wapenen zijnde manschappen liet de ge
oefendheid over het algemeen te wenschen
over.
WAAROM VEROORZAKEN ONRIJ
PE APPELS BUIKPIJN?
Het is wel merkwaardig, dat dikwijs
de meest voorkomende en best bekende
feiten van ons dagelijksch leven bijzonder
moeilijk verklaard kunnen worden. Ieder
natuuronderzoeker zal er een aantal van
kunnen opnoemen. Vooral de medicus
komt zulk een groot aantal onverklaarde
dingen dagelijks tegen, dat hij zichzelf meestal
niet eens meer bewust is, dat hij ze niet kan
verklaren. Zoo zal men b.v. tevergeefs een
•Verklaring vinden van de leelijk uitziende
tong en den kwalijk riekenden adem bij
maagstoornissen.
De redactie van de „Lancet" schrijft, dat
ze evenmin een verklaring kan vinden voor-
het iedere huismoeder bekende feit, dat on
rijpe appelen buikpijn veroorzaken Ieder
kent het verschijnsel en ook anders angstige
moeders maken zich niet bezprgd, als ze
hun kinderen met bleeke gezichten zien
krimpen van de buikpijn, indien ze maar
weten, dat hun zoon of dochter zich aan on
rijpe appels heeft te goed gedaan.-
Waarom veroorzaken rijpe vruchten geen,
onrijpe wel buikpijn Ziedaar de vraag.
Wij weten niet zoo heel veel van het rij
pingsproces van Vruchten maar wat wij
ervan weten helpt niet om de vraag te be
antwoorden. Onrijpe appels bevatten veel
zetmeel bij het rijpingsproces wordt dit om
'gezet in suiker, meest laevulose. Maar zet
meel eten wij in veel grooter hoeveelheden
dan in onrijpe appels aanwezig is, zonder
eenige schade. Onrijpe appels zijn zuur.
Deze zuurgraad wordt minder tijdens het
rijpingsproces. JVEaar wij kunnen zonder
stoornis organische zuren verdragen en neu
traliseeren wij eten vaak vruchten,die
evenveel zeer bevatten als onrijpe appels.
Ontegenzeggelijk kunnen zouten van orga
nische zuren, wijnsteen en citroenzuur b.v. in
greote hoeveelheid purgeerend werken en
ook wel buikpijn veroorzaken, maar dat
juist in onrijpe appelen genoeg organische
Zttren voorkomen om het verschijnsel te ver-
Waren, lijkt uitgesloten. Appelzuuris niet
giftiger dan de andere bovengenoemde zu
ren. In sommige vruchten komt wel eens
een werkelijke giftstof voor, b.v. een gluco-
side, maar een dergelijk gif is in onrijpe ap
pels nog nooit, aangetoond bovendien zou
men moeten aannemen, dat het bij het rij
pingsproces teniet ging.
Misschien is het het waarschijnlijkst nog
aan te nemen, dat de buikpijn veroorzaakt
wordt door de groote hoeveelheid onver
teerbare stof, in casu cellulose, die in de on
rijpe vruchten aanwezig is rijpe vruchten
bevatten per kub. c.m. minder cellulose, om
dat zij waterrijker zijn en meer vruchtvleesch
bevatten. Rijpe vruchten zijn bovendien veel
verscheurbaar. Maar als dat zoo is, dan moest
heel goed kauwen van het onrijpe fruit de
bezwaren voorkomen.
Men zou dus de proef kunnen nemen
met een aantal groene onrijpe appels fijn te
malen, te zeven en ze dan toe te dienen aan
zijn jeugdige kennissen. De „Lancet" meent
dat deze proef wel niet zal genomen worden
en dat het raadsel dus we! voorloopig onop
gelost zal blijven.
Vier en twintig jaren zijn er ongeveet
verloopen, sedert graaf Zeppelin, geen in
genieur, maar een oud-cavalerie-officier, zijn
eerste luchtschip heeft gebouwd. De breed
te-middellijn daarvan bedroeg 11,65, de
lengte 128 meter; zijn gasinhoud was 11.30U
M3; zijn twee motoren ontwikkelden te za-
men 30 P.K.; zijn grootste snelheid was 28
K.M. in het uur. De Z. R. III heeft een
breedte-doorsnede - van 27,64, een lengte
van 200 meter; zijn gasinhoud bedraagt
70.000 M3.; zijn vijf motoren praesteeren
2000 P.K.
Tusschen die beide luchtschepen ligt niet
alleen een tchnische ontwikkeling, die weg
is ook bezaaid met mislukkingen, en ram
pen. Toen het eerste luchtschip bij Echter-
dingen in stukken ging, werd graaf Zeppe
lin door een openbare inzameling dadelijk
in staat gesteld zich yerder te wijden aan
zijn uitvinding. Tot het begin van den oor
log heeft hij 25 luchtschepen gebouwd,
waarvan er toen nog 11 waren overgeble
ven; de andere bestonden reeds niet meer.
Een daarvan, de Victoria Luise, had echter
nog 384 reizen gemaakt en daarop 8134
personen vervoerd. In het geheel zijn van de
voor den oorlog gebouwde Zeppelins 8
als verouderd gesloopt, 7 door atmosferi
sche invloeden ten onder gegaan, 4 verbrand
of ontploft,1 strandde gedurende den oor
log aan de Deenschek ust; 1 werd door vlie
gers in Dusseldorp vernield en 4 vielen ten
offer aan vijandelijke verdediging.
Gedurende den oorlog zijn er 87 lucht
schepen door de werf te Friedrichshafen
afgeleverd. Daarvan stierven er 20 een na
tuurlijken dood; 13 werden n.l. als verou
derd gesloopt en 7 zijn bij den vrede aan
de geallieerden uitgeleverd. Afgedreven,
gestrand, verongelukt zijn 12 schepen, ver
brand zonder toedoen van den vijand even
eens 12, in Duitsche loodsen vernield 7
schepen, 1 is er verdwenen, de rest van 35
schepen is voor vijandelijke verdedigings
maatregelen of aanvallen bezweken.
Na het einde van den porlog zijn nog 4
luchtschepen gebouwd. Hieronder de L. Z.
114, de aan Frankrijk geleverde Dixmude,
die in het vorige jaar de Middellandsche
Zee met 50 man verongelukt is. In het ge
heel heeft de Zeppelin-werf 116 luchtsche
pen voltooid; het gtal 126 in den naam L.
Z. 126, die ook wel aan de Z. R. III gege-
ven wordt, is hieraan toe te schrijven, dat
10 bouwnummers niet bestaan hebben.
116 Schepen zij beteekenen een groo
te ervaring. De grootste, tot nog toe door 'n
Zeppelin afgelegde reizen zijn geweest die
van de aan Italië uitgeleverde L. Z. 90, die
einde 1920 bij het ledigen van de gashou-
ders gebroken is en die van 2631 Juli 1917
een ononderbroken tocht van 101 uren en
6100 K.M. heeft volbracht. Bekend is ook
de tocht van de L. Z. 104, die gedurende
den oorlog van Janboii in Bulgarije naar
Khartoem in Soedan en terug vloog, waar
bij het luchtschip in 95 uren 6750 K.M.
heeft afgelegd.
Tusschen 1492 en 1924, tusschen de avon
tuurlijke reis van Columbus en den nu on
dernomen tocht van de Z. R. III naar het
door hem ontdekte werelddeel, heeft het
menschelijk vernuft een en ander tot stana
gebracht.
EEN HELD.
„Jan, Jan!" riep juffrouw Meyer haar
man toe, „ik hoor een inbreker beneden!'
.Jan sprong snel het bed uit, kleedde zich
in allerijl aan en vloog de kamer uit.
Toen het een paar minuten stil bleet,
riepjuffrouw Meyer: „Jan, Jan, waar ben
je?"
„Hier ben Ik."
„Wat, ben je op de vliering? Wat doe (e
daar?"
„Je zei toch dat er beneden een inbreker
MOEILIJKE KEUS.
„Maar juffrouw, kunt u dan absoluut uw
keus niet maken? U hebt nu al Corneille,
Racine, Molière; allemaal beroemde dich
ters."
Klant: „Dat is wel zoo, maar ziet u, die
klassieke dichters zullen zoo slecht uitko
men hij mijn mpderne ameublement."
GOUDVISSCHENBLOED.
Hij: „U behandelt de jongelui wel erg
koel, mejuffrouw. Ik zou haast denken, dat
U visschenbloed in de aderen heeft."
Rijke erfgename, (scherp): „Jawel, goud-
visschenbloed."
VLEIEND.
Professor in de oogheelkunde:
„Ziet ge nu mijn oogen?"
Patiënt: „Ja professor."
Professor: „Ook nu nog?"
Patiënt: „Ja professor."
Professor: „Ook nu nog?"
Patiënt: „Neen professor."
Professor: Maar mijn neus kunt ge toch
wel zien?"
Patiënt: „O, ja professor, zulke groote
voorwerpen kan ik nog wel onderscheiden."
VACANTIE IN DE BERGEN.
Hoe heb Je het gehad tijdens je va-
cantie in de berden?
Prachtitf, ik heb meer dan twintig gul
den gewonnen met whisten, ben de billard-
kampioen van het hotel geworden en heb
leeren sjoelbakken!
AFcn-KETST.
Zou je me niet tien gulden kunnen lee-
nen?
Soijt me vrceseli'k, maar ik heb geen
gulden bij me.
En thuis?
Al'es wei, dank je. Bonjour!
OP SCHOOL.
-/nderwijzer: Mijn vader had geld; dat
is onvoltooid verleden tijd. Jij Mientje, als
je zegt: Mijs vader heeft geld, wat is dat?
Mientje: Opscheppen meneer.
VEILIG.
Meneer, ik heb de sleutel verloren van
de safe.
Da's erg. Maar je hebt er toch een
in duplo.
Ja, maar die had ik voor alle zeker
heid in de safe gelegd.
NOODLOTTIGE VER WISSELING.
In een zeker plaatsje was de kantonrechter
ook wethouder en ambtenaar van den bur
gerlijken stand. Dit bracht hem nogal eens
in de war. Zoo had hij eens een paartje te
trouwen.
Wilt u, vroeg hij de bruid, dezen man
tot echtgenoot?
Ja, zei de bruid.
En wat heb jij tot je verdediging in te
brengen? vroeg hij 'daarop den bruidegom.
VROUWELIJKE LOGICA.
„Vlug, vlug! 'n dokter, Jef! Jantje heeft
'n dubbeltje ingeslikt!"
„Da's nou weer 'ns 'n echt staaltje van
vrouwelijke logica! Vijf gulden uitgeven om
'n dubbeltje te redden!"
KINDERMOND.
Marietje: „Kompliment van Ma. of U haar
het genoegen wilt doen, morgenmiddag een
kopje thee te komen drinken."
Mevr. Gerritsen: „Heel graag, Marietje; en
heeft je Ma nog iets anders gezegd?"
Marietje: „Ja, ze zei, dat ze nu maar door
den zuren appel moest heenbijten!"
RAAK.
Hij: „Mijn opvoeding heeft aan mijn ouden
heer wel 10.000 gulden gekost."
Zij: „Ja. Tegenwoordig krijg je niet veel
meer voor je geld!"
DUS TOCH.
„Hebt u wel eens een automobielongeluk
meegemaakt?"
„Dat wil zeggen: ik heb mijn vrouw lee
ren kennen in een autogarage."
DAT LOOPT WEL LOS.
t
■„Mijn man heeft zich bij de geheelonthou-
dersvereeniging aangesloten. Hij zal geen al
cohol meer aanraken."
„Nu, daar behoort een sterke wil toe,"
„Die heb ik."
TOCH WEL
Dame tot bedelaar: „Arme man. wat sta je
in den regen. Er zal wel geen droog plekje
meer aan je zijn?
„Toch wel, juffer, m 11 keel is zoo droog als
een kurk."
NOG EENMAAL OMHOOG.
„Wel heb ik ooit! De vlieger van je zoontje
is heelemaal met Duitsche marken beplak-!
„Ja, ik wilde ze tenminste nog eenmaal
omhoog zien gaan."
ONBESCHOFT VOORSTEL.
Infantrist: „In arrest?-maar sergeant,
'I was m'n schuld heusch niet!.... Stel u
eens in mijnplaats
Sergeant: „Twee dagen meer!.... vanwege
aan je superieur een onbeschoft vv»*»iic] ge
daan te hebben."
IN DEN WINKEL.
.Marietje (die een boodschap voor haar
moeder mag doen): „Moeder wou n stuk jint
hebben."
Winkelier: „Hoe lang wou je moeder het
hebben?"
Majietje: „Moeder wou het houden, natuur
lijk!"
IE PROFESSOR.
De verstrooide professor, die den geheelen
avond een lezing had bijgewoond, kv. am zeer
laat naar huis, nog meer verstrooid dan ge
woonlijk.
Toen hij zijn slaapkamer binnenkwam,
dacht hij, dat er iets onder zijn bed be
woog.
„Wie is daar?" riep hij.
„Niemand," antwoordde de inbreker.
„Dat is vreemd!" zei de professor". Ik zou
zweren, dat ik iemand gehoord heb!"
SCHOONMAMA KENDE HAAR.
„Henry, schat, ik ben vreeseiijk beieedigd
door je moeder," snikte het jonge vrouwtje.
„Hoe kan dat nu, die is mijlen ver hier
vandaan."
„Ik zal het je vertellen. Er kwam vanmor
gen een brief van haar aan jou. en.. ik....
ik heb hem open gemaakt."
„Natuurlijk," zei Henry, „maar waar zit nu
de beleediging?"
„In het post-scriptum," en ze barstte op
nieuw in tranen uit. „Daar stond: Lieve Flo
ra, vergeet niet, dezen brief aan Henry te
geven."