W/ I n_ KERK EN SCHOOL. KERK EN SCHOOL. LEGER EN VLOOT. ELCK WAT WILS. De wet der bloedwraak. HET IS DE ERVARING VAN GEZAGHEBBENDE PERSONEN DAT VAN ADVERTENTIËN 'N SUGGESTIEVE WERKING UITGAAT AAN ONZE WEEK-ABONNE'S. Wij verzoeken onze weekabonné's dringend, de abonnementsgelden steeds bij vooruitbetaling DES MAANDAGS niet des Dinsdags of neg later te voldoen. Het is voor onze bezorgers zeer lastig, wanneer de betaling der weekabonnements- gelden niet op tijd geschiedt. DE ADMINISTRATIE. De geschiedenis van het luchtschip. „Jongen, nu i$ je wiel gebrokenWaarom zorg je dan ook niet, dat je reservebanden bij je hebt! Ik zal eens zoeken, of ik er een in mijn zak heb." EGMOND—AMSTERDAM. *Naar aanleiding van het Int. Euch. Congres). „Wie over deze zaken spreekt n.l de vroegste geschiedenis van ons land, het optreden van het oudste Christendom in deze streken, de vorming van die oude staatkundige eenheid, de Graafschap van Holland) die richt het eerst den blik naar het beroemde Egmond". 1) Wat pater Dr. W. Lampen, O.F.M. reeds meerdere jaren geleden schreef, dat wij onze eigen Heiligen niet voldoende kennen, werd niet minder duidelijk uitgesproken door J. G. J. Sluiter in zijn belangwekkend artikel „Het Noordelijkst Bedevaartsoord", dat wij onlangs in „De Tijd" lazen en waarin hij o.a. schreef „Vreemd alleen maar, dat wij die ons anders niet door bekrompenheid en voor al niet door gemis aan warmte van gevoel laten kennen, op stuk van vereering van onze Vaderlandsche Heiligen nog zoo schriel zijn. Had er bijv. al niet lang een allesovertreffend standbeeld moeten zijn opgericht voor de Heiligen van Alkmaar, Gorcum, Monster, Delft enz. Die klacht over het gebrek aan vereering van onze Vaderlandsche Heiligen in het alge meen, geldt m.i. in hooge mate ten opzichte van onze Vaderlandsche Geloofsverkondigers, van wie toch zeker wel bizonder het woord van de H. Schrift geldt„Weest uwe leiders indachtig, die tot u het woord Gods gespro ken hebben Gelukkig echter mogen wij met den pleit bezorger voor de vereering van St. Bonifacius Zeggen „Dat wordt anders". Dat dit- anders wordt blijkt uit hetgeen wij in Dokkum zien gebeuren niet minder blijkt het'ook uit de wederopbloeiende ver eering van den H. Willibrordus in vereeniging met de "herleefde Devotie tot O. L. V, ter Nood te Heiloo, al moet die vereering nog veel grootscher worden zoo'goed als de Ieren hun „St. Patrick's day" hebben, moes ten wij onzen algemeen gevierden St. Willi- brordsdag hebben de Apostel van Neder land heeft het waarlijk wel aan ons verdiend. Dat het anders wordt in betrekking tot de vereering van onze Vaderlandsche Heili gen, dat blijkt ook, en zeker niet het aller- rci t,uit de met den dag toenemende belang- ste.ling in het aller aandacht trekkende Egmond, waar St. Adelbert het door hem gekerstende Holland weder naar den ouden, heiligen „St. Aêlbrechtsakker" roept, die van zoo groo'e beteekenis is geweest in de geschiedenis a i dat roemruchte Graafschap, waaraan ons ,„nd zijn over de geheele wereld bekende en met eere genoemdé naam Hol land dankt. Van af het oogenblik, dat deze heilige en historisch zoo belangrijke plaats ons rijk, roomsch eigendom is geworden, kort nadat de gedeeltelijke opgravingen van Dr. Hol werda ter plaatse, in het jaar 1920, onom- stootelijk vaststelden, dat daar inderdaad de reeds legendarisch verklaarde kerk van St. Adelbert had gestaan, volgens de „Vita S. Adelberti" door zijn vrienden, na zijn dood in 740, boven zijn graf gebouwd, stond het vast, dat.op die vooj ons land zoo beteekenis- volle plaats een kapel ter eere van St. Adel bert moest worden gebouwd, waarvoor Z. D. H. de Bisschop van Haarlem gaarne zijne toestemming heeft gegeven. En van af dat oogenblik is de devotie tot dien grooten Geloofsverkondiger herleefd en ging aller belangstelling uit naar het beroemde Egmond sinds dien gaat bijna geen dag voorbij waarop niet bij de St. Adelbertsput, de plaats waar eens het graf van den Heilige was, wordt gebeden vanaf dat oogenblik trekt het oude beroemde Egmond, zooals passend is, weder de regelmatige belang stelling van Roomsch Holland. En het verlangen naar een hersteld Heilig dom op St. Aêlbrecht's graf is niét het minst toegenomen door het volgende Waren de opgravingen door Dr. Holwerda in 1920 slechts onvolledig, omdat de te veld staande gewassen een volkomen doorgevoerd onderzoek beletten, in dit jaar. heeft het Be stuur der St. Adelbertstichting den geleer den archeoloog gelegenheid gegeven die op gravingen te hervatten, en, zooals bekend is, zijn ze met schitterend succes bekroond geworden. Zoo goed als ongereptheeft de spade van den geleerden onderzoeker de volledigegrondslagen bloot gelegd van dat oude heiligdom, een der oudste van Holland's roomsche .kerken, gesticht in de eerst e dagen der bekeering van ons vaderland uit het hei dendom. En we zijn er dankbaar voor, dat dit geschied is in het gezegende jaar, waarin Roomsch Holland, na vele eeuwen, weder in de hoofdstad des Rijks, de oude Heilige Stede in het openbaar, op schitterende wijze, ten aanschouwe van geheel de wereld, geduren de de onvergetelijke dagen van ons grootsch, Internationaal Eucharistisch Congres, beleden heelt, dat het trouw is gebleven aan het Ge-1 loof van St. Adelbert, de trouwe metgezel van den H. Willebrordus, ons vaderland ge bracht heeft, het Geloof waarin wij belijden, dat Christus in het allerheiligste Sacrament des Altaars, wezenlijk en waarachtig t.egen. woordig is. En toen wij, daags na de triomfantelijke sluiting van dat Congres, met enkelen te za- men waren op den ouden „St. Aêlbrecht's akker" te Egmond, toen werd het zoo diep gevoeld wat een onzer uitsprak, dat al wat wij in die gezegende congresdagen te Am sterdam en niet alleen daar, maar in het ge heele land, geloofd, gedankt en gebeden heb ben, dat de volheid van den zegen ons volk toen geschonken, nauw verband hield met de gezegende plaats, waar wij samen waren, waar dë nog gedeeltelijk openliggende grond slagen van de oude St. Adelbert-kerk ons verhaalden van dat onwaardeerbaar Godsge schenk, dat onze eerste Geloofsverkondi gers ons gebracht hebben, Christus wezen lijk en waarachtig onder ons wonend, in dit allerheiligst Altaargeheim. De triumf van den Eucharistischen Ko ning in ons Vaderland, na de droeve dagen van vervolging, waarin wij Hem niet in het openbaar mochten belijden, toen Hij schuil moest gaan in schuur- en zolderkerkjes, is ons een teeken van beloften voor een blijde toekomst. Van die blijde toekomst, spreekt ons ook het kruis, dat wij reeds op „St. Aêl brechtsakker" hebben geplant, die ook in die droeve dagen voor ons verloren ging daarvan getuigt niet minder het wedervin- den na vele eeuwen, van de oude St. Adel- bertskerk, zoo nauw met het begin van onze kerkelijke en vaderlandsche geschiedenis ver bonden. Laat ons die toekomst verhaasten, is toen onze bede geweest, door te zorgen dat het kruis op die gezegende plek, zoo spoedig mo gelijk vervangen wordt door een kapel, waar in weder het H. Misoffer zal kunnen worden opgedragen, opdat door die H. Offerande het uur verhaast moge worden, waar op al len in ons Vaderland, die in Christus geloo- ven, met ons zullen belijden, dat in dat H. Offer Christus naar zijn eigen onfeilbaar woord, zooals St. Adelbert ons dat ook ge leerd heeft, door de woorden der consecratie wezenlijk en waarachtig onder ons tegen woordig komt, onder de nederige gedaanten van brood en wijn. Mogen allen, die in dank aan God, de vol heid van den zegen van het Internationaal Eucharistisch. Congres ondervonden, voor dat doel een offer schenken; geen plaats meer geëigend om er onze dankbaarheid voor dien zegen te toonen dan het oude beroemde Egmond, waaraan Roomsch Holland zoo veel zegen dankt en dat zoo bizonder aange wezen is, om te bidden voor den terugkeer van geheel ons Vaderland tot het oude Ge loof, dat St. Adelbert düar gepredikt heeft wij bevorderen dan tevens blijvend de alge meene intentie van ons gezegend wereld congres Eerherstel aan het Allerheiligste Sacrament Wie helpt mede Alkmaar, S. Theresia 1924. KENNEMER 1) Dr. J. H. Holwerda „Egmond", Oudh kundige mededeelingen uit 's-Rijks Museum van Oudheden. Nieuwe Reeks. TWEEDE KONGRES voor de Priesters der Aanbidding en voor de Leden van het Eucharistisch Priesterverbond op 21 Oktober a.s. in het Klooster van het Allerheiligste Sakrament te BrakkensteinNijmegen. Met goedkeuring van H.H. D.D. H.H. de Bisschoppen van Nederland. In 1920 werd 't eerst een dergelijke bij eenkomst gehouden in het klooster van het Allerheiligste Sakrament te Brakkenstein Nijmegen, welke bijeenkomst zeer goed ge slaagd mocht heeten. Toen werd gesproken vooral over den stand, het doel en de ver plichtingen dier twee Priestervereenigingen. Ook is bij die gelegenheid de wensch geuit zoodanige Eucharistische priestervergaderin gen in de meest centrale plaatsen te houden. Na ons zoo schitterend geslaagd Kongres van Amsterdam, nu we alle kracht moeten inspannen om het Eucharistisch Kongres vruchten te doen dragen, nu mogen we werkelijk niet langer wachten gehoor te geven aan zoodanige verlangens en is besloten een tweeden kongresdag te beleggen op 21 Okto ber a.s. in het klooster van het Allerh. Sakra ment, zetel der twee bovenbedoelde Eucha ristische vereenigingen. De eerste priesterbijeenkomst was uit geschreven als een proeve en vooral voor de priesters van het diocees Den Bosch. Tot de aanstaande vergadering worden a'le priesters onzer vijf Nederlandsche dioceesen uitgenoodigd, ook de niet-leden onzer ver eenigingen. Onze bijeenkomst is tevens pro pagandistisch bedoeld. Op dezen tweeden Kongresdag zal als thema der besprekingen worden genomen de Vereeniging voor de Priesters der Aan bidding, Middel tot zelfheiliging voor den Priester en het Eucharistisch Priesterverbond een middel van Eucharistisch Apostolaat. De sprekers zijn Z.E. heer F. M. A. Lucas- sen, pastoor te 's-Gravenhage, H.E. heer M. P. P. Rath, deken en pastoor te Helmond. Zal worden aangetoond hoe de eerste een sterken steun en beproefde middelen tot ware zelfheiliging biedt en op welke wijze de tweede een prachtig plan voor het meest aktueele en het vruchtbaarste apostolaat het Eucharistisch Apostolaat uitstippelt. Daar de Codex zoo sterk aanmaant tot het oprichten eener Eucharistische Ver eeniging en er in onze kerkprovincie meer dere Diocesane Eucharistische Vereeni gingen voor de geloovigen bestaan, zal na tuurlijk gesproken worden we hopen door de leiders zelf dier vereenigingen over de Altaarwacht, den Eucharistischen Bond en den Eucharistischen Kruistocht, de Edel- wacht van net H. Sacrament enz- Na de besprekingen, die hoogstens een half uur zullen duren, zal er gedachtenwisseling en rondvraag zijn. Eén omstandigheid nog zal ten zeerste het attrait dezer Priesterbijeenkomst ver- hoogen, dat n.l. Z. D. H. Mgr. Arnoldus Frans Diepen, lid van de vereeniging van de Priesters der Aanbidding, persoonlijk deze vergadering zal voorzitten. Wij weten hoe Z. D. H. Mgr. Diepen immer een vurig voorstander is van de Eucharistische Be weging in het Diocees van Den Bosch. Z. D. Hoogwaardigheid verklaarde zich dan ook bereid deze gewichtige vergade ring niet alleen met zijn tegenwoordigheid te eeren, maar tevens het eerevoorzitter schap waar te nemen. Daarvoor zijn wij Z. D. Hoogwaardigheid ten zeerste erken telijk. Óm alle Z. E. heeren Geestelijken in de gelegenheid te stellen zoo gemakkelijk mo gelijk in weinig tijds dezen Kongresdag bij te wonnen, hebben we enkele maatregelen getroffen, die aan allen voorzeker zeer aan genaam zullen zijn. Er rijden auto's naar de voornaamste treinen en in het klooster is gelegenheid tot dineeren. Auto's zullen aanwezig zijn om de Kon- gressisten naar de treinen terug te brengen. Moge dit tweede Eucharistische Priester- kongres slagen tot meerdere eer en groo- tere liefde van Jezus in het H. Sacrament. Dat verkrijgt ons Maria, O. L. Vrouw van het H. Sacrament. Moeder der Eucha ristie, Middelaresse van alle genaden 1 We vertrouwen en hopen op een volledig succes A. SCHELSTRAETE, sas. Het gelaat van den Afridi was bleek bleeker dan de gewone tanige en vale kleur der Oosterlingen. Zijn mond was strak ge spannen en zijn gezicht vertrok geen spier. Hij stond afzonderlijk alleen, in een mili taire houding onbeweeglijk en bleef zoo staan, zelfs toen de oudste Indische officier van zijn regiment een Sikh hem van zijn gordel ontdeed en het signalement van zijn uniformjas rukte. Blijkbaar onverschillig aanhoorde hij zijn vonnis, uitgesproken in Pushtu zijn eigen taal, hard en scherp als het ruwe bergland van zijn geboorte: „Gij hebt heimelijk gewerkt tegen het ge zag der regeering! Gij staat hier beschuldigd van verraad tegen uw regiment, dat u heeft opgenomen en verzorgd! En die aanklacht is bevonden waar te zijn! Derhalve zijt gij een voorwerp van verachting geworden voor uwe overheid en uwe strijdmakkers voortaan onwaardig onzen naam en de ko ninklijke uniform te dragen, Ons vonnis is, dat gij zijt ontslagen uit het leger van onzen geëerbiedigden Koning en Keizer!Ser geant, neem hem weg! Rechtsomkeer!. Voorwaarts, marschlü" De kolonel stond op en verliet de mili taire gerechtszaal. Iedereen Brit en In boorling was onder den indruk: voldoe ning, verachting, schaamte o! iets dergelijks stond op aller gelaat te lezen. Alleen de ontslagen Afridi scheen ongeroerd. Het was bijna tijd om te dineeren. De hoornblazers hadden met luidruchtig ge schetter het kwartier-signaal gegeven aan de officieren, om zich gereed te maken voor hunne gemeenschappelijke tafel. Kolonel Omney zat gekleed in zijn veranda. Een frissche bries waaide de rivier op, doch hij nam er geen notitie van. Hij zaf te mijmeren over de gebeurtenissen van den dag. Hij was verhit, meer door die treurige recht-1 spraak dan door de hooge temperatuur van i 't weer, zoodat niets hem kon afkoelen. Zijn regiment was zijn trots en zijn afgod. Hij had altijd een onbeperkt, vertrouwen ge koesterd in den machtigen invloed van En- gelsch beleid voor karaktervorming zelfs daar onder de wilde en woeste volksstam men op de grenzen van Indië.... op de grenzen van alles! Tot dusver was zijn ver trouwen gerechtvaardigd, 't Is waar, er wa ren gevallen van desefteeren onder de In dische troepen te betreuren; er waren ge vallen, welke de gehechtheid en oprechtheid der grensbevolking onder verdenking brach ten, doch zijn regiment was daarvan vrijge- bleven. Hij had een uitgelezen staf van of ficieren, die het vertrouwen der manschap pen hadden. Dat was meermalen geble ken!. En toch hier was dat onverklaarbare, ernstige geval van Yakub Khan. Vijf jaren lang was hij de oppasser geweest van zijn kolonel. Toen werd hij gepromoveerd voor uitmuntend gedrag en zou ongetwijfeld tot den rang van officier bevorderd zijn, had hij zijne overheid thans niet zoo schromelijk teleurgesteld in de hooge verwachtingen, welke zij van hem koesterde. Dit griefde den kolonel verschrikkelijk. Hij had altijd gedacht, dat hij zijn man kende! Hij had gefaald in zijn doorzicht. Yakub Khan had liet bewijs geleverd, dat hij als comman dant van een regiment te kort schoot ih beleid en scherpzinnigheid. De kolonel peinsde aldus, toen majoor Sefton de aanvoerder van het escadron, waartoe de man behoorde verscheen. Hij wierp zich in 'n langen, luien stoel, draaide zenuwachtig aan zijn knevel en zeide: „Kolonel, ik zal een dubbele wacht rond om uwe woning plaatsen! Ik weet het, dit wekt argwaan allerlei kwade vermoe dens doch ik ken mijn Afridi. Hij is „mugra" koppig was heelemaal niet netjes, gaf zelfs geen saluut enhij is ner gens te vinden! Akbar Khan zou hem in 't oog houden, doch hij is hem ontsnapt en. ik vertrouw den kerel niet." „Dat kunnen we niet doen, Sefton! Dat zou 'n verkeerden invloed hebben op de an dere manschappen. Die lui verbergen altijd hunne gevoelens, laten nooit iets blij ken! Hij vertrok wel geen spier, doch was terdege onder den indruk en gevoelde zich beschaamd. Hij is er tusschen uit, zooals ge zegt doch hij is natuurlijk vertrokken naar zijne geboorteplaats om zijn hoofd te verbergen." De majoor stak een sigaret aan en ant woordde: ,,'t ls mogelijk, kolonel! Maar ik heb hem nauwkeurig gadegeslagen, toen ge het vortnis voorlaast. Ik kijk altijd naar de oogen! Het gezicht van dien man bleef on veranderd, Hij stond daar, alsof hij zelfs niets hoorde. Doch ik zag het wit van z'n oogen juist een flikkering, toen ge hem bevaalt te vertrekken. Die flikkering beteekende, dat hij nog een Afridi 13 even goed, als toen hij voor 't eej-st bij ons kwam. Wij hebben nooit een indruk op hem gemaakt; wij zullen nooit het wezen, dat hun karakter ten grond slag ligt, kunnen veranderen! Beschouw hun leven! Familietwist bloedwraak van geslacht tot geslacht! Jus talionis het recht der wedervergelding, aangeteekend óp hunne geweerkolven hun kerfstok! Zoo waar als ik hier zit, kolonel, die flikkering heeft slechts eene beteekenis: daarmede boekte hij een nieuwen vijand. Die man heeft nu slechts eene gedachte!"' De kolonel stond op en zeide: „Sefton, ge philosopheert, maar gebruikt geen gezond" verstand! Kom, laten we gaan!.,.. Wat wilt' ge drinken?" Yakub Khan had zijn militaire uniform voorgoed afgelegd. Hij had er echter nooit aan gedacht, den soldatenrok altijd te dra gen. Hij had hem slechts aangetrokken, om dat hij tijdelijk genoodzaakt was zijn dorp te verlaten. r amilie-vgete had hem ge dwongen den zoon van oher Khan dood te schieten ende oude man had een groo ten aanhang, een scherp geheugen en her kende iemand onmiddellijk. Hij zou nu Sher Khan met 'n kogel 'onschadelijk maken en dan kon hij in vrede leven! Immers Shèr Khan verwachtte hem niet, tenzij die jonge recruut Gul Haidar die twee dagen te voren met verlof naar huis was gegaan, den ouden man had ingelicht. Dat moest hij echter wagen! De kans was goed, want Sher I^han werd oud en zou wel talmen en dus zijn kans verkijken. Eerst echter moest hij 'n andere zaak afhandelen; doch van dien kant verwachtte hij geen moeilijkheid. Hij had zijn gewone plunje aangetrokken; een hemd, los en vrij van donkere stof; Pajamas 'n wijde broek van dof, drabbig wit katoe; een donkerblauwen puggarie tulband, slordig om zijn hoofd gewonden; een patronenbandelier om zijn middel. In zijn hand klemde hij 'n gestolen soldatenge- weer en over zijn schouders hing een bun- Maak van deze wetenschap geDruik en breng door het adverteeren in de Nieuwe Haarlemsche Courant Uw artikelen onder de aandacht van het publiek .«Kr hWvrvJ YY del. Hij kroop ongeschoeid als 'n katmen den weg op: zij hadden zeker over. door de droge rivierbedding, welke een ge- nacht vrn de vlakte bij de rivier, waar zij dat zicht gaf op de sociëteit van de officieren en legde zich neer achter en rotsblok, van waar hij de bedienden bezig zag de tafel te dekken. Het weer was stil; hij kon duidelijk de cavaleriepaarden hooren hinneken en de stalknechten hooren neuriën over hun werk. Hij had wel zin in 'n paard, doch dat ging niet: hij zou te veel in 't oog loopen! Hij kon de safcibs heeren ter tafel hooren gaSn; hij kon hunne brandende ci- garettcn zien. Ja, daar was de kolonel en de majoor van zijn eskadron; zij gingen juist naar buiten; gingen zitten in de veranda. Zij werden scherp belicht door een acety- leenlamp. Daar kwam een tafelbediende hun 'n whisky en soda presenteeren. Hun stoe len stonden in de schaduw. Hij zou wachten tot zij opstonden; dat was beter, gemakke lijker, zekerder! Zijn oogen fonkelden dezelfde flikkering!.... Daar schalden de trompetten; geen appél meer voor hem: hij was vrij man! Het was tijd om te dineerenDe kolonel en zijn vriend stonden nu te praten; ze keken in de richting van de rivierbedding; de ma joor beweerde iets en sprak met overtui ging.Nu dan! Een geklik! wmzbang! Een schot viel uit de richting van de rivier; 'n oogenblik stilte, tot de echo van den knal bijna was weggestorven; toen 'n dof geluid van iemand die viel, geschreeuw, geloop.... en de zoeklichten doorzochten de rivierbed ding. Doch Yakub Khan had zich met één sprong door 'n kloof verwijderd en. zijn ge weer boven zijn hoofd balanceerend, sprong hij geruisloos verder, van rots tot rots, ge lijk een klipgeit. De ochtend begon te gloren en Yakub Khan was terug in het iand der Airidi's, in het woeste en wilde bergland zijner fa milie en van Sher Khan, zijn vijand. Hij zou onmiddellijk met hem afrekenen. Met stof bedekt, doch vastberaden schreed hij voort: nergens een boom in 't verschiet; nergens leven te bespeuren! Een woeste, ruwe ber genreeks van wazig, dofroode rotsen bezet te onregelmatig den eenzamen, langen weg naar zijn dorp in de vallei. Bij een krom ming in den weg schoot de top van een heuvel op vervaarlijk" wijze vooruit in den vorm van een overhangende rots. Het zou een tref geweest zijn vanaf het begaanbare pad daarop het hoofd van een man te zien en te herkennen. Hij lag stil zijn lichaam totaal onzicht baar. Zijn smerige, bruine tulband was van dezelfde kleur als de rotsen. Hij had 'n rooden baard en rossige, stijf af hangende haren, aldus geverfd volgens het gebruik der Mahomedanen, ten teeken, dat in hem het zinnelijk leven nog niet was uitgedoofd. Weinig van' zijn gelaat was zicht baar, behalve de oogen, welke diep in de kassen lagen, grijsblauw en koud. Zijn wang lag tegen het slot van zijn oud Martini-ge weer, klaarblijkelijk plaatselijk gemaakt, met 'n ruw ouderwetsch vizier. Doch ware de kolf zichtbaar geweest, dan zou men van de strepen, welke daarin gekerfd waren, onmiddellijk hebben afgeleid.' dat de oude man zijn wapen kende. De loop was be- floersd met grauw neteldoek, zoodat de zon er geen vat op zou hebben. De zon was al opgegaan achter de bergen, want het be gon beslist lichter te worden. Daar was al vroeg volk ter been. Een troep mannen en vrouwen met ezels, beladen met gras, kwa- gras met hunne kleine handsikkels verza meld hadden. Een malik 'n onbeduidend heerschap met veel bluf en weinig bezit kwam jïveneens voorbij met zijn gevolg, zeker op weg naar .een vergadering der stammen. Een kudde schapen, voortgedreven door twee levenslustige snaken, trokken insgelijks voorbij; dikke stofwolken stegen op en belemmerden voor 'n poosje het ge zicht van Sher Khan, die boven de wacht hield. Eindelijk ontwaarde hij 'n zwarte vlek, als door 'n waas onthuld, een man trad te voorschijn! Hij had 'n militaire houding, n typischen soldatengang. Elk oogenblik keek hij op naar de bergen bezijden den weg. Dan was zijn gezicht duidelijk kenbaar, bleek en scherp afgezet door zijn blauwen puggarie; zijn geweer hing aan zijn schouder; de pa tronen glinsterden nu in zijn bandelier. Hij was beneden de overhangende rots geko men; hij keek op. Hij zag iets bewegen. Was dat een steen?Een schot - viel en hij viel voorover ter aarde! De echo van dien knal weergalmde lang door de bergen. In de stilte, welke volgde, zou men een verstoring van losse keien heb ben kunnen hooren, waarvan er een de berghelling afrolde. Sher Khan klauterde den berg op. Boven bleef hij staan in het volle daglicht; hij danste en huppelde van vreugde met zijn geweer boven zijn hoofd en.... verdween. (Annalen van Mill-Hill). DE HERHALINGSOEFENINGEN. Resultaten van 1924. Naar de „Tel." verneemt, hebben de com mandanten der regimenten infanterie een verslag uitgebracht aan den inspecteur van het wapen omtrent de geoefendheid van de lichting 1924 en het personeel, dat onder de wapenen is geweest voor herhalingsoefenin gen. Algemeen is gebleken, dat de geoefend- heid van de dienstplichtigen der eerste ploeg der lichting 1924 beter was dan die der ploeg 1 B (de z.g. bewijshouders). Vooral ook het krijgstuchtelijk element liet bij de laatsten veel te wenschen over. Bij de voor herhalingsoefeningen onder de wapenen zijnde manschappen liet de ge oefendheid over het algemeen te wenschen over. WAAROM VEROORZAKEN ONRIJ PE APPELS BUIKPIJN? Het is wel merkwaardig, dat dikwijs de meest voorkomende en best bekende feiten van ons dagelijksch leven bijzonder moeilijk verklaard kunnen worden. Ieder natuuronderzoeker zal er een aantal van kunnen opnoemen. Vooral de medicus komt zulk een groot aantal onverklaarde dingen dagelijks tegen, dat hij zichzelf meestal niet eens meer bewust is, dat hij ze niet kan verklaren. Zoo zal men b.v. tevergeefs een •Verklaring vinden van de leelijk uitziende tong en den kwalijk riekenden adem bij maagstoornissen. De redactie van de „Lancet" schrijft, dat ze evenmin een verklaring kan vinden voor- het iedere huismoeder bekende feit, dat on rijpe appelen buikpijn veroorzaken Ieder kent het verschijnsel en ook anders angstige moeders maken zich niet bezprgd, als ze hun kinderen met bleeke gezichten zien krimpen van de buikpijn, indien ze maar weten, dat hun zoon of dochter zich aan on rijpe appels heeft te goed gedaan.- Waarom veroorzaken rijpe vruchten geen, onrijpe wel buikpijn Ziedaar de vraag. Wij weten niet zoo heel veel van het rij pingsproces van Vruchten maar wat wij ervan weten helpt niet om de vraag te be antwoorden. Onrijpe appels bevatten veel zetmeel bij het rijpingsproces wordt dit om 'gezet in suiker, meest laevulose. Maar zet meel eten wij in veel grooter hoeveelheden dan in onrijpe appels aanwezig is, zonder eenige schade. Onrijpe appels zijn zuur. Deze zuurgraad wordt minder tijdens het rijpingsproces. JVEaar wij kunnen zonder stoornis organische zuren verdragen en neu traliseeren wij eten vaak vruchten,die evenveel zeer bevatten als onrijpe appels. Ontegenzeggelijk kunnen zouten van orga nische zuren, wijnsteen en citroenzuur b.v. in greote hoeveelheid purgeerend werken en ook wel buikpijn veroorzaken, maar dat juist in onrijpe appelen genoeg organische Zttren voorkomen om het verschijnsel te ver- Waren, lijkt uitgesloten. Appelzuuris niet giftiger dan de andere bovengenoemde zu ren. In sommige vruchten komt wel eens een werkelijke giftstof voor, b.v. een gluco- side, maar een dergelijk gif is in onrijpe ap pels nog nooit, aangetoond bovendien zou men moeten aannemen, dat het bij het rij pingsproces teniet ging. Misschien is het het waarschijnlijkst nog aan te nemen, dat de buikpijn veroorzaakt wordt door de groote hoeveelheid onver teerbare stof, in casu cellulose, die in de on rijpe vruchten aanwezig is rijpe vruchten bevatten per kub. c.m. minder cellulose, om dat zij waterrijker zijn en meer vruchtvleesch bevatten. Rijpe vruchten zijn bovendien veel verscheurbaar. Maar als dat zoo is, dan moest heel goed kauwen van het onrijpe fruit de bezwaren voorkomen. Men zou dus de proef kunnen nemen met een aantal groene onrijpe appels fijn te malen, te zeven en ze dan toe te dienen aan zijn jeugdige kennissen. De „Lancet" meent dat deze proef wel niet zal genomen worden en dat het raadsel dus we! voorloopig onop gelost zal blijven. Vier en twintig jaren zijn er ongeveet verloopen, sedert graaf Zeppelin, geen in genieur, maar een oud-cavalerie-officier, zijn eerste luchtschip heeft gebouwd. De breed te-middellijn daarvan bedroeg 11,65, de lengte 128 meter; zijn gasinhoud was 11.30U M3; zijn twee motoren ontwikkelden te za- men 30 P.K.; zijn grootste snelheid was 28 K.M. in het uur. De Z. R. III heeft een breedte-doorsnede - van 27,64, een lengte van 200 meter; zijn gasinhoud bedraagt 70.000 M3.; zijn vijf motoren praesteeren 2000 P.K. Tusschen die beide luchtschepen ligt niet alleen een tchnische ontwikkeling, die weg is ook bezaaid met mislukkingen, en ram pen. Toen het eerste luchtschip bij Echter- dingen in stukken ging, werd graaf Zeppe lin door een openbare inzameling dadelijk in staat gesteld zich yerder te wijden aan zijn uitvinding. Tot het begin van den oor log heeft hij 25 luchtschepen gebouwd, waarvan er toen nog 11 waren overgeble ven; de andere bestonden reeds niet meer. Een daarvan, de Victoria Luise, had echter nog 384 reizen gemaakt en daarop 8134 personen vervoerd. In het geheel zijn van de voor den oorlog gebouwde Zeppelins 8 als verouderd gesloopt, 7 door atmosferi sche invloeden ten onder gegaan, 4 verbrand of ontploft,1 strandde gedurende den oor log aan de Deenschek ust; 1 werd door vlie gers in Dusseldorp vernield en 4 vielen ten offer aan vijandelijke verdediging. Gedurende den oorlog zijn er 87 lucht schepen door de werf te Friedrichshafen afgeleverd. Daarvan stierven er 20 een na tuurlijken dood; 13 werden n.l. als verou derd gesloopt en 7 zijn bij den vrede aan de geallieerden uitgeleverd. Afgedreven, gestrand, verongelukt zijn 12 schepen, ver brand zonder toedoen van den vijand even eens 12, in Duitsche loodsen vernield 7 schepen, 1 is er verdwenen, de rest van 35 schepen is voor vijandelijke verdedigings maatregelen of aanvallen bezweken. Na het einde van den porlog zijn nog 4 luchtschepen gebouwd. Hieronder de L. Z. 114, de aan Frankrijk geleverde Dixmude, die in het vorige jaar de Middellandsche Zee met 50 man verongelukt is. In het ge heel heeft de Zeppelin-werf 116 luchtsche pen voltooid; het gtal 126 in den naam L. Z. 126, die ook wel aan de Z. R. III gege- ven wordt, is hieraan toe te schrijven, dat 10 bouwnummers niet bestaan hebben. 116 Schepen zij beteekenen een groo te ervaring. De grootste, tot nog toe door 'n Zeppelin afgelegde reizen zijn geweest die van de aan Italië uitgeleverde L. Z. 90, die einde 1920 bij het ledigen van de gashou- ders gebroken is en die van 2631 Juli 1917 een ononderbroken tocht van 101 uren en 6100 K.M. heeft volbracht. Bekend is ook de tocht van de L. Z. 104, die gedurende den oorlog van Janboii in Bulgarije naar Khartoem in Soedan en terug vloog, waar bij het luchtschip in 95 uren 6750 K.M. heeft afgelegd. Tusschen 1492 en 1924, tusschen de avon tuurlijke reis van Columbus en den nu on dernomen tocht van de Z. R. III naar het door hem ontdekte werelddeel, heeft het menschelijk vernuft een en ander tot stana gebracht. EEN HELD. „Jan, Jan!" riep juffrouw Meyer haar man toe, „ik hoor een inbreker beneden!' .Jan sprong snel het bed uit, kleedde zich in allerijl aan en vloog de kamer uit. Toen het een paar minuten stil bleet, riepjuffrouw Meyer: „Jan, Jan, waar ben je?" „Hier ben Ik." „Wat, ben je op de vliering? Wat doe (e daar?" „Je zei toch dat er beneden een inbreker MOEILIJKE KEUS. „Maar juffrouw, kunt u dan absoluut uw keus niet maken? U hebt nu al Corneille, Racine, Molière; allemaal beroemde dich ters." Klant: „Dat is wel zoo, maar ziet u, die klassieke dichters zullen zoo slecht uitko men hij mijn mpderne ameublement." GOUDVISSCHENBLOED. Hij: „U behandelt de jongelui wel erg koel, mejuffrouw. Ik zou haast denken, dat U visschenbloed in de aderen heeft." Rijke erfgename, (scherp): „Jawel, goud- visschenbloed." VLEIEND. Professor in de oogheelkunde: „Ziet ge nu mijn oogen?" Patiënt: „Ja professor." Professor: „Ook nu nog?" Patiënt: „Ja professor." Professor: „Ook nu nog?" Patiënt: „Neen professor." Professor: Maar mijn neus kunt ge toch wel zien?" Patiënt: „O, ja professor, zulke groote voorwerpen kan ik nog wel onderscheiden." VACANTIE IN DE BERGEN. Hoe heb Je het gehad tijdens je va- cantie in de berden? Prachtitf, ik heb meer dan twintig gul den gewonnen met whisten, ben de billard- kampioen van het hotel geworden en heb leeren sjoelbakken! AFcn-KETST. Zou je me niet tien gulden kunnen lee- nen? Soijt me vrceseli'k, maar ik heb geen gulden bij me. En thuis? Al'es wei, dank je. Bonjour! OP SCHOOL. -/nderwijzer: Mijn vader had geld; dat is onvoltooid verleden tijd. Jij Mientje, als je zegt: Mijs vader heeft geld, wat is dat? Mientje: Opscheppen meneer. VEILIG. Meneer, ik heb de sleutel verloren van de safe. Da's erg. Maar je hebt er toch een in duplo. Ja, maar die had ik voor alle zeker heid in de safe gelegd. NOODLOTTIGE VER WISSELING. In een zeker plaatsje was de kantonrechter ook wethouder en ambtenaar van den bur gerlijken stand. Dit bracht hem nogal eens in de war. Zoo had hij eens een paartje te trouwen. Wilt u, vroeg hij de bruid, dezen man tot echtgenoot? Ja, zei de bruid. En wat heb jij tot je verdediging in te brengen? vroeg hij 'daarop den bruidegom. VROUWELIJKE LOGICA. „Vlug, vlug! 'n dokter, Jef! Jantje heeft 'n dubbeltje ingeslikt!" „Da's nou weer 'ns 'n echt staaltje van vrouwelijke logica! Vijf gulden uitgeven om 'n dubbeltje te redden!" KINDERMOND. Marietje: „Kompliment van Ma. of U haar het genoegen wilt doen, morgenmiddag een kopje thee te komen drinken." Mevr. Gerritsen: „Heel graag, Marietje; en heeft je Ma nog iets anders gezegd?" Marietje: „Ja, ze zei, dat ze nu maar door den zuren appel moest heenbijten!" RAAK. Hij: „Mijn opvoeding heeft aan mijn ouden heer wel 10.000 gulden gekost." Zij: „Ja. Tegenwoordig krijg je niet veel meer voor je geld!" DUS TOCH. „Hebt u wel eens een automobielongeluk meegemaakt?" „Dat wil zeggen: ik heb mijn vrouw lee ren kennen in een autogarage." DAT LOOPT WEL LOS. t ■„Mijn man heeft zich bij de geheelonthou- dersvereeniging aangesloten. Hij zal geen al cohol meer aanraken." „Nu, daar behoort een sterke wil toe," „Die heb ik." TOCH WEL Dame tot bedelaar: „Arme man. wat sta je in den regen. Er zal wel geen droog plekje meer aan je zijn? „Toch wel, juffer, m 11 keel is zoo droog als een kurk." NOG EENMAAL OMHOOG. „Wel heb ik ooit! De vlieger van je zoontje is heelemaal met Duitsche marken beplak-! „Ja, ik wilde ze tenminste nog eenmaal omhoog zien gaan." ONBESCHOFT VOORSTEL. Infantrist: „In arrest?-maar sergeant, 'I was m'n schuld heusch niet!.... Stel u eens in mijnplaats Sergeant: „Twee dagen meer!.... vanwege aan je superieur een onbeschoft vv»*»iic] ge daan te hebben." IN DEN WINKEL. .Marietje (die een boodschap voor haar moeder mag doen): „Moeder wou n stuk jint hebben." Winkelier: „Hoe lang wou je moeder het hebben?" Majietje: „Moeder wou het houden, natuur lijk!" IE PROFESSOR. De verstrooide professor, die den geheelen avond een lezing had bijgewoond, kv. am zeer laat naar huis, nog meer verstrooid dan ge woonlijk. Toen hij zijn slaapkamer binnenkwam, dacht hij, dat er iets onder zijn bed be woog. „Wie is daar?" riep hij. „Niemand," antwoordde de inbreker. „Dat is vreemd!" zei de professor". Ik zou zweren, dat ik iemand gehoord heb!" SCHOONMAMA KENDE HAAR. „Henry, schat, ik ben vreeseiijk beieedigd door je moeder," snikte het jonge vrouwtje. „Hoe kan dat nu, die is mijlen ver hier vandaan." „Ik zal het je vertellen. Er kwam vanmor gen een brief van haar aan jou. en.. ik.... ik heb hem open gemaakt." „Natuurlijk," zei Henry, „maar waar zit nu de beleediging?" „In het post-scriptum," en ze barstte op nieuw in tranen uit. „Daar stond: Lieve Flo ra, vergeet niet, dezen brief aan Henry te geven."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 7