MZE EUQD Onze Gratis Ongelukken.Verzekering. IA, ZIJN EER! HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde Blad Vrijdag 31 October 1924 waardeering werd den ijverigen werker toen Onze zoo goed werkende Gratis Ongelukken-Verzekering keerde in een tijdvak van slechts een maand, een bedrag uit van ZESTIENHONDERD ZESTIG GULDEN Dezer dagen werd wederom een bedrag uitgekeerd van: ZEVENHONDERD VIJFTIG GULDEN aan de Wed. J. de H., thans wonende te Amsterdam, £en abonnement op de Nieuwe riaarlemsche Courant, met haar hooge uitkeeringen, zal zonder twijfel door ieder Ka tholiek ten zeerste gewaardeerd worden. Reden te meer om, indien men nog niet geabonneerd is, zich terstond op te geven en het inteekenbiljet, voorkomende in dit nummer, in te vullen, en aan onze bureaux Nassaulaan 49, of aan een van onze Bijkantoren te doen bezorgen. ADMINISTRATIE NIEUWE HAARL. COURANT. LANDBOUW EN VISSftiERIJ. HANDEL EN NIJVERHEID. Ontfermt u over de vogels In den winter. Van Bakel liep wel 10 minuten op en neer. Siiiiiiiiiuiiniijninniiiiuuiumumiimiiiiiimiiiiiinniiiniiiiiiiiiiiinüiiiiiüiiniiiiiiiuiiiiii J. H. KRELAGE. nninniinmiiiinniiiiiiiiiiiiiniiitiiiiimmiiiiuHiiiiniiiiuiniiiiiiiUiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiimimüiiiiniiimiiiniiDniiiiiiinimiiiiinnnniiiiiüniiiiiiin! inniiiiminnmnniiifmmiiiiHiiira Hierboven reproduceeren we het portret van wijlen den heer J, H. Krelage, den stichter der Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur, wiens 100ste geboorte dag Maandag 3 November herdacht zal worden. Reeds enkele maanden geleden wijdden wij een artikel aan dezen man, die rich onmiskenbare verdiensten heeft ver worven op het gebied van land- en tuin bouw. Nu de herdenkingsdag evenwel a.s. is, willen we nog eens in het kort aanha len, wat voor groote plaats de heer J. H. Krelage ingenomen heeft in den land- en tuinbouw. Begin Mei 1860 richtten H. D. Kruseman Jr. en J. H. Krelage zich tot de te Haar lem gevestigde firma's in bloembollen met een opwekking tot oprichting eener veree- niging voor de belangen der bloembollen cultuur. Een bijeenkomst dier firma's vond plaats op 11 Mei, waar de heer J. H. Kre lage een ontwerp-reglement ter tafel bracht. In de 4 dagen later gehouden ver gadering werd dit ontwerp vastgesteld en een commissie, bestaande uit de heeren H. Polman Mooij, H. D. Kruseman Jr. en J. H. Krelage, de voorloopige leiding opgedra gen. De Algemeene Vereeniging v. Bloem bollencultuur was opgericht. Pogingen tot aansluiting bij een bestaande vereeniging („Bloem van Kennemerland") mislukten. Aan 320 vakgenooten werd een circulaire gericht, bevattende de uitnoodiging, toe te treden als lid der vereeniging; 17 Juli tel de de vereeniging 130 contribueerenden. Er werd toen besloten, de oprichting in de pers bekend te maken en begin Augustus beurs te houden op den Stadsdoelen, In de vergadering van 27 September 1860 werd een bestuur gekozen, waarbij de heer J. H. Krelage bij acclamatie tot voorzitter gekozen werd. De eerste tentoonstelling der vereeniging werd in Maart 1861 in den Stadsdoelen gehouden. Bij het 15-jarig be staan der vereeniging, waarbij de eerste 5- jaarlijksche tentoonstelling werd gehouden, schonken de leden hun voorzitter een kost baar album met hun portretten^ als blijk van hulde en waardeering voor wat hij in die 15 jaren voor de vereeniging geweest was. Een nieuwe hulde werd hem bereid in 1885, toen hij 25 jaar voor de vereeniging gewerkt had. In dat jaar werd tevens een belangrijke tentoonstelling gehouden. Bij de opening dier tentoonstelling sprak de heer J. H. Kersten den jubileerenden voorzitter toe en huldigde diens verdiensten. Hij wees er o.m. op, hoe de heer J. H. Krelage steeds rustig zijn gang ging en steeds voor waarts trad, terwijl stilstaan en terugtre den hem vreemd was; hoe ook het houden der tentoonstelling hem te danken was; hoe hij steeds voor de belangen der bloem bollenkweekers opkwam; hoe hij o.m. ook veel gedaan had steeds, als hooge water- stand de bloembollenkweekers in hun be staan bedreigden. Een blijk van hulde en aangeboden. Dit alles bewijst wel, hoezeer de heer J. H. Krelage steeds voor de belangen van het bloembollenvak ijverde, hoezeer hij ook geacht en gezien was onder zijn vakgenoo ten. Daarvan getuigde ook het korte af scheidswoord van den onder-voorzitter der vereeniging, den heer J. H. Kersten, in de vergadering van 24 December 1900, in wel ke vergadering de heer Krelage zijn ontslag nam als voorzitter, na deze functie meer dan 40 achtereenvolgende jaren vervuld te hebben. Dit afscheidswoord laten wij hier volgen'. De heer Kersten zeide: „Ook namens het hoofdbestuur wensch ik van deze plaats hulde te brengen voor al hetgeen door onzen voorzitter is gedaan, wat betreft de werkzaamheden, die meer speciaal aan het hoofdbestuur waren opge dragen. De leden der vereeniging kunnen uit den aard der zaak daarvan minder op de hoogte zijn, maar wij, leden van het hoofdbestuur, waren vaak een en al be wondering over 's mans werkkracht en over de wijze, waarop hij de werkzaamheden voorbereidde en toelichtte. Niet minder hebben wij steeds op prijs gesteld den altijd humanen omgang van on zen voorzitter. Hij had zoo den juisten tact om met anderen om te gaan en m* deering van ieders meening werd door hem van elk betoog, op logische wijze geuit, steeds met belangstelling kennis genomen. In één woord, wij zagen in Krelage ons aller vriend, van wien het ons moeilijk valt te scheiden. Weemoedig doet het ons allen ongetwij feld aan. dat wij zijn krachtige figuur niet meer onze vergaderingen zullen zien leiden. De wijze, waarop hij dat deed, verdiende herhaaldelijk ons aller bewondering. Met veel tact en doorzicht trad hij steeds op." Deze vleiende woorden verdiende de stichter der Alg. Ver. voor Bloembollen cultuur ongetwijfeld en zeer zeker stemden alle leden er mee in. De afgetreden voorzitter mocht niet lang van zijn rust genieten. 1 December 1901 overleed hij. Reeds toen gingen dadelijk stemmen op om zijn nagedachtenis te eeren. In de Maartvergadering van 1902 reeds, dus slechts 3 maanden na zijn dood, werd op voorstel van het hoofdbestuur het volgende besluit genomen: 1. Om tot de huldiging van de nagedach tenis van den oud-voorzitter te besluiten lot de stichting van een Krelagefonds. 2. Om, zoo mogelijk, van de voor dit fonds bijeengebrachte gelden te stichten een gebouw, dat het eigendom zal worden van de Alg. Ver. voor^ Bloembollencultuur en waaraan de naam zal worden gegeven van Krelage-stichting. 3. Om het Hoofdbestuur te machtigen, tot verwezenlijking van dit denkbeeld, in over leg te treden met het bestuur der Nederl. Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde en met andere maatschappijen, vereenigin- gen, corporatiën en personen. 4. Om het Hoofdbestuur verder te mach tigen, eenige middelen te beramen tot ver sterking van het onder. 1 genoemde fonds; eventueel door het organiseeren van vei lingen van bloembollen, die door de leden kosteloos worden afgestaan en waarvan de opbrengst komt ten bate van het fonds. 5. Om ter betaling van de noodzakelijke onkosten der voorbereiding van het boven omschreven plan, deze voor te schieten uit de algemeene kas der vereeniging. In de toelichting van dit voorstel betoog de het hoofdbestuur o.a.: „De leidende ge dachte van onzen grooten baanbreker was steeds, om in alles iets grootsch tot stand te brengen en als van zelf kwam het hoofd- bestuur er dan ook toe, om aan de alge- meene vergadering een grootsch plan voor te leggen, waardoor het hoofdbestuur hoopt, dat een denkbeeld tot uitvoering zal komen, dat reeds onzen oud-voorzitter voor den geest heeft, gezweefd, n.l. het op richten van een gebouw ten gebruike van den tuinbouw en van de algemeene veree niging voor Bloembollencultuur. ....Onze oud-voorzitter was tuinbouwer, maar in de eerste plaats bloembollenhande laar. Hij behartigde met hart en ziel de be langen van zijn eigen vak en menigmaal werd daarmede detuinbouw in het alge meen gebaat. Dit standpunt van den oud voorzitter had het hoofdbestuur voor oogen, toen het kwam tot het plan voor een Kre lage-stichting als boven omschreven." In de toelichting werd verder de wijze van uitvoering der plannen voorloopig be sproken. Nadat de algemeene vergadering het voorstel aangenomen had, werd een al gemeene commissie benoemd onder eere- voorzitterschap van den burgemeester van Haarlem en den directeur-generaal van den landbouw en waarin de vertegenwoor digers der voornaamste tuinbouworganisa ties zitting hadden. Aan den oproep dezer commissie werd door velen gehoor gegeven. De uitwerking dier plannen is door aller lei omstandigheden nog niet mogelijk ge weest. Doch naar het zich laat aanzien, is thans de verwezenlijking er van nabij. In de herdenkingsvergadering van 3 November zullen nadere mededeelingen worden ge daan. Het blijvende huldeblijk zal nu naar alle waarschijnlijkheid niet lang meer op zich laten wachten De Algemeene Vereeni ging van Bloembollencultuur zal eindelijk in staat zijn, op te richten een herdenkings- teeken jegens de nagedachtenis van den grondlegger der vereeniging, waartoe al meer dan 20 jaar geleden het initiatief werd genomen. DE UITVOER VAN TUINBOUW PRODUCTEN. Toenemende uitvoer naar Duitschland. Uit tuinbouwstreken wordt geschreven: Uit de gepubliceerde cijfers van den uit voer in de laatste maand blijkt ook nu weer, dat de handel met het buitenland meer en meer normaal wordt en in vele opzichten toont, dat de tuinbouw de inzinking der laat ste jaren te boven komt. Waar het vooral de tuinbouw was, die, als gevolg van het te niet gaan van een geregeld internationaal verkeer, in zeer ongunstige omstandigheden verkeer de, zoodat zelfs regeering en provinciaal bestuur moesten bijspringen om dezen taK van bestaan voor algeheelen ondergang ie behoeden, spreekt het nu van zelf, dal vooral in tuinbouwkringen deze gunstige wending met welgevallen wordt gezien en met meer lan gewone belangstelling de cijfers worden beschouwd die den vooruit gang zoo duidelijk demonstreeren. En de cijfers van de afgeloopen maand spreken daarbij zoo klaar, dat de Nederlandsche tuinbouw alle reden tot verheuging heeft, fa deze maand toch overtroffen de hoeveel heden uitgevoerde groenten die van dezelfde maand in de vorige jaren. Opmerkelijk is hierbij weer het aandeel dat Duitschland in dezen uitvoer heeft: dit land blijkt weer de grootste afnemer onzer tuinbouwproducten te zijn. Zoo blijkt ruim 90 van alle in September 1924 uitgevoerde witte- en savoyekool naar Duitschland te zijn gegaan, vorige jaar 40 80 der roode kool vorige jaar 60 bijna 100 der bloemkool, vorige jaar nog niet de helft, 80 der sla, tegen 12 in 1923, 25 der uien tegen 2 in 1923, 50 der wortelen, tegen het vorige jaar minder dan 10 50 der aardappelen tegen 32 in 1923. Ook naar Engeland nam de uitvoer toe; al leen ten opzichte van bloemkool en peen was naar dit land achteruitgang te constateeren. Er werken daar blijkbaar factoren, die het niet mogelijk maken een zoo hoogen prijs te besteden als de bloemkool gold. Deze op merking geldt echter niet voor peen, aange zien de prijzen daarvan beneden het middel matige bleven Overigens was voor aard appelen en uien een beteekenende vooruit gang te constateeren, evenals voor ver schillende fruitsoorten. De uitvoer naar Bel gië ging echter achteruit. Deze afname zal waarschijnlijk nog grooter worden, als hoogere invoerrechten daarop hun nadeeligeu invloed zullen doen gelden. In September 1923 werd b.v. lis millioen K.G. witte- en savoyekool naar dat land uitgevoerd en 24 slechts rond 61000 K.G. Hetzelfde verschijn sel, al is het niet in die mate, viel op le merken ten opzichte van peen, bloemkool, augurken, maar aardappels werden echt-.r daarheen driemaal zooveel uitgevoerd als :u dezelfde maand van 1923. Naar de Scandi navische landen nam de uitvoer van uien aanmerkelijk toe. Aan witte en savoyekool werd over de af geloopen maand meer uitgevoerd dan in de maand over 1921 en 1922 samen. Over de 4 laatste jaren was it resp. 2.5 miüioen K.G, 5.6 millioen K.G., 4.5 millioen K.G. en 8 8 millioen K.G., omgerekend in geldswaarden 178.000, 79000, 137,000 en 196.000. Men ziet daaruit, dat de prijzen geen gelijken tred hielden met de invoerhoeveelheden. Aaa roode kool werd de laatste 4 jaar resp. uitge voerd 3 millioen, 6 millioen, 3Yt millioen en 6% millioen K.G. 1922 was dan ook een zeer ongunstig jaar: 6 millioen K.G. roode kool brachten 63000 op, in 1923 was dit voor een weinig grootere hoeveelheid '251.000. Bloemkool spande de kroon in duurte. In de laatste 4 jaren waren de uitvoeren resp. 517000 K.G., 1.850.000 K.G., 1.698.000 K.G. en 2.757.000 K.G. met een opbrengst van ƒ52000, 59000, 100.000 en 430.000. Op deze cijfers is commentaar overbodig. Aan aard appelen werd1maal zooveel uitgevoerd als het vorige jaar, 2 maal zooveel als in 1922, doch veel minder dan in 1921, toen de uit voer, 52.000.000 K.G. abnormaal hoog was. In totaal werd in de afgeloopen maand v0or 6.767.000 uitgevoerd tegen 5.084.000 in dezelfde maand vyi 1923. EEN PROTEST-ADRES AAN DE TWEEDE KAMER. J. A. Carp's Garenfabrieken te Helmond, hebben een adres gezonden aan de Tweede Kamer der Staten Generaal, waarin geprote steerd wordt tegen de uiting van den heer Vliegen „dat het naaigaren dat in ons land gemaakt wordt, van mindere soort is en dat het Engelsche garen hier ongeveer het mono polie heeft." In het adres wordt erop gewezen, dat het feit dat bijna de geheele Nederlandsche con- fectie-industrie tot de vaste afnemers der Carps fabrieken behoort en de afzet dezer fabriek aan het Nederlandsch publiek steeds toeneemt reeds voldoende bewijst, dat de stelling van den heer Vliegen onhoudbaar is. De heer Vliegen is blijkbaar als zoovelen het slachtoffer Geworden van dc in ons volk tioo diep ingewortelde voorliefde voor alles wat van buiten komt. Heb het uitstekendste san te bieden dat iemand wenschen kan, hoe zal de wereld het weten, indien gij niet adverteert. JOHN. P. ROCKEFELLER. Goede kinderen strooien in den winter wel wat broodkruimels op de vensterbank. Maar hoe vaak worden deze niet hard door de koude of bedolven onder de sneeuw. Ook zijn de vogeltjes soms te bang om zoo dicht bij de huizen te komen. Mis schien willen de grootere lezers van dit blaadje wel zoo'n huisje timmeren voor die arme diertjes en het dan op een stille plaats in den tuin neerzetten. Een lage vierkante kist wordt op een grootere plank beves tigd. In het midden wordt een groot gat geboord, waardoor men een dikken tak steekt, die door vier korte takken met de laatste dagen was, had ik geld dat ik hier en daar kreeg. Ik deed er kleine inkoopen voor.... Natuurlijk is het moeilijk na te gaan, hoeveel ik precies heb gehad en wat ik er voor gekocht heb „Ja! dat is zeer moeilijk!" stemde Van Bakel brommend in. „Bovendien zijn er bij Van Pelt maar en kele guldens gestolen en die kunnen na tuurlijk geen grooten invloed hebben op mijn geld." „Neen. Van Bakel rookte smakkend zijn pijp. Ellendig vond-ie het, dat-ie Jaap, van wiens onschuld hij overtuigd was, niet helpen kon. Het was niet waar! Dat stond vast! Maar of het ooit bewezen zou worden.... Dat begon hoe langer hoe minder vast te staan. Hij vroeg: „Maar zooals die diefstal werd voorge steld.... kon die zoo plaats hebben....?" „Wat bedoelt-u?" vroeg Jaap. „Of je dat geld, wanneer je had gewild, had kunnen wegnemen Van Bakel zag in gespannen verwachting naar Jaap. Van deze vraag hing veel, ont zettend veel..en misschien wel alles af. Jaap dacht na. „Ja....!" zei-ie, spijtig, na eenigen tijd. De teleurstelling was op Van Bakel s ge zicht te lezen. Hij rookte knorrend, wat- ie altijd deed wanneer-ie ontevreden was. Het probleem werd steeds ingewikkelder. Hij stond op, liep driemaal de kamer op en neer en ging weer zitten. Hij stak z n pijp die was uitgegaan, weer aan. Hij zei- de niets. Zag naar Jaap. Deze had eenigen tijd gewacht op een vraag, een antwoord, tenminste een tee- ken van belangstelling van den veldwach ter. Toen dit uitbleef ging-ie weer voort: „Ja! ik had het kunnen doen „Hoe?" vroeg Van Bakel even opziende. „Het was den laatsten dag voor mijn heengaanzei Jaap langzaam, hard op denkende: het was den laatsten dag voor mijn heen gaan toen ik naar Van Belt ging om van hem, evenals van al mijne beken den, afscheid te nemen. Van Belt nam mij mee naar de mooie kamer en vrouw Van Belt kwam later ook binnen We hadden wat zitten praten, toen Van Belt weer aan zijn werk wilde gaan. Hij ging even heen en kwam met de geldtrommel terug, die- ie op tafel zette...." „En was je er alleen bij?" vroeg Van Bakel snel. „Toen nog niet. Hij zette de trom mel dus op tafel en gaf er mij een gulden uit. Vrouw van Belt werd toen geroepen omdat er iemand was. Even later kwam ze terug en riep haar man omdat zij het niet alleen af kon. Van Belt ging toen met zijn vrouw mee.... En ik bleef alleen met de geldtrommel in de kamer...." „Duurde dat lang?" vroeg de veldwach ter aandachtig. „Nogal.... Wel tien minuten....!" „En hadt je er iets uit kunnen halen?" „Misschien! Ik weet natuurlijk niet of er enkele guldens aan kleingeld inzaten....' Van Bakel stond weer op en liep nu wel enkele minuten de kamer op en neer. Toen bes!oot-ie: „Jaap! je kunt wel naar huis gaan. Ik weet zeker dat je de dief niet bent en ik hoop het spoedig te kunnen bewijzen!" Met een stevigen handdruk namen de man en de jongen afscheid. De dorpsveldwachter werkte gestadig voort aan de ontwarring van het raadsel, dat hem alle rust ontnam. Hij had Van Belt meerdere malen bezocht. Hij had gevraagd hoe vrouw Van Belt zich hield toen zij den diefstal vernam. Woedend had Van Belt den veldwachter gevraagd of- ie zijn, vrouw soms verdacht. Doch Van Bakel had kalm verder gevraagd wie er ver der bij waren en hoe ze zich hadden gehou den. Hij wist nu dat Jan klaarblijkelijk erg was geschrokken en dit was voor Van Bakel voorloopig voldoende. Hij sprak iets af met Van Belt wat deze, verwonderd eerst, maar ten slotte overtuigd dat de veldwachter een plan had, toestond. uur bij Van Belt was om afscheid te nemen. Hij mocht nergens ovér spreken en ook niets vragen. Jaap ging. Van Belt was in de mooie ka mer en hij liet Jaap binnenkomen. Op dc tafel stond.... de zwarte, ijzeren trommel. Jaap wierp een vreemden blik op het voor werp, dat hem zooveel leed had bezorgd, maar herinnerde zich het bevel en vroeg niets. Het ergste kwam echter nog. Van Belt liet hem een oogenblik alleen met de trommel. Na eenigen tijd zond-ie Jan om Jaap ge zelschap te houden. Toen Jan Jaap alleen zag met de trommel, schitterden zijn oogen. Na een kwartier zeide van Belt dat-ie aan het werk moest en begeleidde Jaap naar de deur. Nu was het Jan. die met de trommel alleen bleef. Angstig telde van Belt dien avond het geld in den trommel na.... Er was een rijksdaalder uitgenomen.... met geweld moest de brave, eerlijke man zijn woede be dwingen. Hij stelde Va Bakel op de hoogte. Deze sprak hem moed in en beloofde zijn best te zullen doen om alles in orde te brengen. De vacantie begon al hard te vorderen en Jaap Klomp was al bezig langzamerhand zijn koffers te pakken. Den voorlaatsten dag kwam Van Bakel bij hem. Het was de eerste maal, dat Jaap de' veldwachter terugzag. Van Bakel vertelde, dat-ie goede vo derin gen maakte en vroeg Jaap om hulp. Jaap beloofde. De veldwachter vertelde hem dat- ie dien middag te zorgen had dat-ie om drie hoeken van de plank verbonden wordt. Vier rechtopstaande takken dragen het dak, dat op de spits van den langen paal rust. Men kan dit dak evenals op de afbeelding van samengebonden stroohaimen vervaar digen, of ook van vier driehoekige plan ken Aan elke zijde van de kist komt nu nog een stokje. De groote tak, die bene den spits is, wordt in den grond vastge maakt. Dan strooit men brood of korreltjes in de kist en zet er een bakje met drink water bijè In den zomer zullen de lieve vogeltjes door hunne vroolijke liedjes hun kleine weldoeners voor hunne goedheid danken. Door JOH. v. d. HOEK. IN DE VAL. (Vervolg.) Jaap dacht na. „Ik heb altijd heel wei nig zakgeld gehad!" zei-ie dan. „Ik kocht er nooit wat voor Het ging allemaal in mijn spaarpot die moeder voor me bewaar de. Ik kocht er nu en dan eens een boek voor en cadeautjes op vaders of moeders verjaardag. Toen ik echter hier voor de 140. En Holly-Dolly, die aandachtig geluisterd had, sprak' „Weet, o Sire, dat ik, verlosser van leed en onschuld, diep getroffen ben door uw droevig verhaan. Ja, zoo zelfs, dat alles in mij brult en schreeuwt: „Grijp, grijp naar de wa penen, harnas U. neem uw schild en ruk er op uit. Doe den grond rondom dien Heksentoren sidderen van angst en ontzag voor uw verschij ning en red desnoods met uw leven dat arm ka narie-pietje. Maar, o, hoe zal ik dat ten uitvoer brengen in deze kleeding, zonder wapenen, zonder schild en zonder een stevige-- bom? Dus Sire, verschaj mij dit alles, en ik ben Uw Ridder, Uw redder en verlosser van 't zoo diep betreurde kanariepietje!" 141. Toen glom het zonlicht in des konings oogen; z'n lach werd als die van een jonkvrouw en heel z'n wezen trilde van hernieuwde jeugd. „Ridder," sprak hij, „ik zal bevelen, dat mijn beste werkmeesters dit alles voor u vervaardi gen en ik weet, dat als gij al deze dingen be zit, gij Holly-Dolly, ook redder zult zijn, die mijn Pietje uit z'n ongerechtig' benauwenis verlost." Zoo sprak de koning en z'n stem ging over 't geheele land, zoodat in minder dan geen tijd de bekwaamste wapenmeesters aan den arbeid togen om Holly-Dolly's uitrusting in elkaar te smeden. 142. Toen de arbeid was afgeloopen, en Holly-Dolly's uitrusting fonkelnieuw gereed, lag, kwamen des konings dienaren om Holly- Dolly te kleeden. Maar zoo gemakkelijk ging dat niet, %ant, die kereltjes waren veel te klein voor dien dikken Ridder, dus moesten zij er ladder- tjes bij gebruiken. Toen ging het uitstekend en na een kwartiertje stond Holly-Dolly in zijn vollen glans van Ridderlijkheid te wachten op des ko nings bevelen om te vertrekken. Vrouw Harmsen stond in een dorpje, dat dicht bij Zwammingedam was gelegen, be kend ah de koekebakkersvrouw. Ze was gehuwd met den brood-, koek- en banket bakker zooals het op de ramen geschil derd stond van het dorp. Ze verzorgde den winkel. Ze had haar vaste klanten: 's-avonds de vrouwen die brood kwamen 1 halen en van haar mét het bestelde, het laatste nieuws kregen; 's-morgens de wei nige kinderen, die hun kleine bestellingen kwamen doen om uitgeputte voorraden aan te sterken; Donderdagsavonds de vrouwen die meel kwamen halen voor de Vrijdagsche pannekoeken. Dan was ze broodbakker. Zaterdagsavonds dan kwamen de boerinnen altijd voor de Zondagsche koek. Dan was ze koek- en banketbakker. Maar 's-Woens- dagsmiddags, dan fcad ze het druk....! De kinderen hadden dan geen school en kwa men om zuurtjes, koekjes en van-alles-wat, dat ze speciaal in zakjes voor vijf centen verkocht alle ïaal lekkernij die de moeders graag er voor over hadden om de kinderen zoet te houden. Precies half twee deed ze voor dezen bij zonderen middag een helder wit schort voor en zette zich op een stoel achter de toonbank. Het staan werd haar wat moei lijk. Het was Woensdagmiddag en als gewoon lijk zette Anne-moei zoo heette vrouw Harmsen in den kindermond zich in haar winkel. Haar aandacht werd getrokken door een jongen, die met zijn neus stijf tegen de ruit gedrukt, begeerig naar de uitgestalde lek kernijen zag. Ja, ze kende hem wel, dien jongen! Hij kwam dikwijls bij haar om zijn niet onbelangrijke inkoopen te doen. Waar- om-ie heelemaal hierheen kwam, begreep ze niet goed. Hij woonde heelemaal in Zwam mingedam, had iemand haar verteld. Zijn naam was ze vergeten. (Wordt vervolgd.) SCHADUWBEELD.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 9