MZE
EUQD
Onze Gratis Ongelukken.Verzekering.
IA,
ZIJN EER!
HOE HOLLY-DOLLY RIDDER WERD door PIJLTJE
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde Blad Vrijdag 31 October 1924
waardeering werd den ijverigen werker toen
Onze zoo goed werkende Gratis Ongelukken-Verzekering
keerde in een tijdvak van slechts een maand, een bedrag
uit van
ZESTIENHONDERD ZESTIG GULDEN
Dezer dagen werd wederom een bedrag uitgekeerd van:
ZEVENHONDERD VIJFTIG GULDEN
aan de Wed. J. de H., thans wonende te Amsterdam,
£en abonnement op de Nieuwe riaarlemsche Courant, met
haar hooge uitkeeringen, zal zonder twijfel door ieder Ka
tholiek ten zeerste gewaardeerd worden. Reden te meer
om, indien men nog niet geabonneerd is, zich terstond op te
geven en het inteekenbiljet, voorkomende in dit nummer, in
te vullen, en aan onze bureaux Nassaulaan 49, of aan een
van onze Bijkantoren te doen bezorgen.
ADMINISTRATIE NIEUWE HAARL. COURANT.
LANDBOUW EN VISSftiERIJ.
HANDEL EN NIJVERHEID.
Ontfermt u over de vogels
In den winter.
Van Bakel liep wel 10 minuten op en neer.
Siiiiiiiiiuiiniijninniiiiuuiumumiimiiiiiimiiiiiinniiiniiiiiiiiiiiinüiiiiiüiiniiiiiiiuiiiiii
J. H. KRELAGE.
nninniinmiiiinniiiiiiiiiiiiiniiitiiiiimmiiiiuHiiiiniiiiuiniiiiiiiUiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiimimüiiiiniiimiiiniiDniiiiiiinimiiiiinnnniiiiiüniiiiiiin!
inniiiiminnmnniiifmmiiiiHiiira
Hierboven reproduceeren we het portret
van wijlen den heer J, H. Krelage, den
stichter der Algemeene Vereeniging voor
Bloembollencultuur, wiens 100ste geboorte
dag Maandag 3 November herdacht zal
worden. Reeds enkele maanden geleden
wijdden wij een artikel aan dezen man, die
rich onmiskenbare verdiensten heeft ver
worven op het gebied van land- en tuin
bouw. Nu de herdenkingsdag evenwel a.s.
is, willen we nog eens in het kort aanha
len, wat voor groote plaats de heer J. H.
Krelage ingenomen heeft in den land- en
tuinbouw.
Begin Mei 1860 richtten H. D. Kruseman
Jr. en J. H. Krelage zich tot de te Haar
lem gevestigde firma's in bloembollen met
een opwekking tot oprichting eener veree-
niging voor de belangen der bloembollen
cultuur. Een bijeenkomst dier firma's vond
plaats op 11 Mei, waar de heer J. H. Kre
lage een ontwerp-reglement ter tafel
bracht. In de 4 dagen later gehouden ver
gadering werd dit ontwerp vastgesteld en
een commissie, bestaande uit de heeren H.
Polman Mooij, H. D. Kruseman Jr. en J.
H. Krelage, de voorloopige leiding opgedra
gen. De Algemeene Vereeniging v. Bloem
bollencultuur was opgericht. Pogingen tot
aansluiting bij een bestaande vereeniging
(„Bloem van Kennemerland") mislukten.
Aan 320 vakgenooten werd een circulaire
gericht, bevattende de uitnoodiging, toe te
treden als lid der vereeniging; 17 Juli tel
de de vereeniging 130 contribueerenden.
Er werd toen besloten, de oprichting in de
pers bekend te maken en begin Augustus
beurs te houden op den Stadsdoelen,
In de vergadering van 27 September 1860
werd een bestuur gekozen, waarbij de heer
J. H. Krelage bij acclamatie tot voorzitter
gekozen werd. De eerste tentoonstelling
der vereeniging werd in Maart 1861 in den
Stadsdoelen gehouden. Bij het 15-jarig be
staan der vereeniging, waarbij de eerste 5-
jaarlijksche tentoonstelling werd gehouden,
schonken de leden hun voorzitter een kost
baar album met hun portretten^ als blijk
van hulde en waardeering voor wat hij in
die 15 jaren voor de vereeniging geweest
was. Een nieuwe hulde werd hem bereid
in 1885, toen hij 25 jaar voor de vereeniging
gewerkt had. In dat jaar werd tevens een
belangrijke tentoonstelling gehouden. Bij de
opening dier tentoonstelling sprak de heer
J. H. Kersten den jubileerenden voorzitter
toe en huldigde diens verdiensten. Hij wees
er o.m. op, hoe de heer J. H. Krelage
steeds rustig zijn gang ging en steeds voor
waarts trad, terwijl stilstaan en terugtre
den hem vreemd was; hoe ook het houden
der tentoonstelling hem te danken was; hoe
hij steeds voor de belangen der bloem
bollenkweekers opkwam; hoe hij o.m. ook
veel gedaan had steeds, als hooge water-
stand de bloembollenkweekers in hun be
staan bedreigden. Een blijk van hulde en
aangeboden.
Dit alles bewijst wel, hoezeer de heer
J. H. Krelage steeds voor de belangen van
het bloembollenvak ijverde, hoezeer hij ook
geacht en gezien was onder zijn vakgenoo
ten. Daarvan getuigde ook het korte af
scheidswoord van den onder-voorzitter der
vereeniging, den heer J. H. Kersten, in de
vergadering van 24 December 1900, in wel
ke vergadering de heer Krelage zijn ontslag
nam als voorzitter, na deze functie meer
dan 40 achtereenvolgende jaren vervuld te
hebben.
Dit afscheidswoord laten wij hier volgen'.
De heer Kersten zeide:
„Ook namens het hoofdbestuur wensch
ik van deze plaats hulde te brengen voor
al hetgeen door onzen voorzitter is gedaan,
wat betreft de werkzaamheden, die meer
speciaal aan het hoofdbestuur waren opge
dragen. De leden der vereeniging kunnen
uit den aard der zaak daarvan minder op
de hoogte zijn, maar wij, leden van het
hoofdbestuur, waren vaak een en al be
wondering over 's mans werkkracht en over
de wijze, waarop hij de werkzaamheden
voorbereidde en toelichtte.
Niet minder hebben wij steeds op prijs
gesteld den altijd humanen omgang van on
zen voorzitter. Hij had zoo den juisten tact
om met anderen om te gaan en m*
deering van ieders meening werd door hem
van elk betoog, op logische wijze geuit,
steeds met belangstelling kennis genomen.
In één woord, wij zagen in Krelage ons
aller vriend, van wien het ons moeilijk valt
te scheiden.
Weemoedig doet het ons allen ongetwij
feld aan. dat wij zijn krachtige figuur niet
meer onze vergaderingen zullen zien leiden.
De wijze, waarop hij dat deed, verdiende
herhaaldelijk ons aller bewondering. Met
veel tact en doorzicht trad hij steeds op."
Deze vleiende woorden verdiende de
stichter der Alg. Ver. voor Bloembollen
cultuur ongetwijfeld en zeer zeker stemden
alle leden er mee in.
De afgetreden voorzitter mocht niet lang
van zijn rust genieten. 1 December 1901
overleed hij. Reeds toen gingen dadelijk
stemmen op om zijn nagedachtenis te
eeren. In de Maartvergadering van 1902
reeds, dus slechts 3 maanden na zijn dood,
werd op voorstel van het hoofdbestuur het
volgende besluit genomen:
1. Om tot de huldiging van de nagedach
tenis van den oud-voorzitter te besluiten
lot de stichting van een Krelagefonds.
2. Om, zoo mogelijk, van de voor dit
fonds bijeengebrachte gelden te stichten een
gebouw, dat het eigendom zal worden van
de Alg. Ver. voor^ Bloembollencultuur en
waaraan de naam zal worden gegeven van
Krelage-stichting.
3. Om het Hoofdbestuur te machtigen, tot
verwezenlijking van dit denkbeeld, in over
leg te treden met het bestuur der Nederl.
Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde
en met andere maatschappijen, vereenigin-
gen, corporatiën en personen.
4. Om het Hoofdbestuur verder te mach
tigen, eenige middelen te beramen tot ver
sterking van het onder. 1 genoemde fonds;
eventueel door het organiseeren van vei
lingen van bloembollen, die door de leden
kosteloos worden afgestaan en waarvan de
opbrengst komt ten bate van het fonds.
5. Om ter betaling van de noodzakelijke
onkosten der voorbereiding van het boven
omschreven plan, deze voor te schieten uit
de algemeene kas der vereeniging.
In de toelichting van dit voorstel betoog
de het hoofdbestuur o.a.: „De leidende ge
dachte van onzen grooten baanbreker was
steeds, om in alles iets grootsch tot stand
te brengen en als van zelf kwam het hoofd-
bestuur er dan ook toe, om aan de alge-
meene vergadering een grootsch plan voor
te leggen, waardoor het hoofdbestuur
hoopt, dat een denkbeeld tot uitvoering zal
komen, dat reeds onzen oud-voorzitter
voor den geest heeft, gezweefd, n.l. het op
richten van een gebouw ten gebruike van
den tuinbouw en van de algemeene veree
niging voor Bloembollencultuur.
....Onze oud-voorzitter was tuinbouwer,
maar in de eerste plaats bloembollenhande
laar. Hij behartigde met hart en ziel de be
langen van zijn eigen vak en menigmaal
werd daarmede detuinbouw in het alge
meen gebaat. Dit standpunt van den oud
voorzitter had het hoofdbestuur voor oogen,
toen het kwam tot het plan voor een Kre
lage-stichting als boven omschreven."
In de toelichting werd verder de wijze
van uitvoering der plannen voorloopig be
sproken. Nadat de algemeene vergadering
het voorstel aangenomen had, werd een al
gemeene commissie benoemd onder eere-
voorzitterschap van den burgemeester van
Haarlem en den directeur-generaal van
den landbouw en waarin de vertegenwoor
digers der voornaamste tuinbouworganisa
ties zitting hadden. Aan den oproep dezer
commissie werd door velen gehoor gegeven.
De uitwerking dier plannen is door aller
lei omstandigheden nog niet mogelijk ge
weest. Doch naar het zich laat aanzien, is
thans de verwezenlijking er van nabij. In
de herdenkingsvergadering van 3 November
zullen nadere mededeelingen worden ge
daan. Het blijvende huldeblijk zal nu naar
alle waarschijnlijkheid niet lang meer op
zich laten wachten De Algemeene Vereeni
ging van Bloembollencultuur zal eindelijk
in staat zijn, op te richten een herdenkings-
teeken jegens de nagedachtenis van den
grondlegger der vereeniging, waartoe al
meer dan 20 jaar geleden het initiatief
werd genomen.
DE UITVOER VAN TUINBOUW
PRODUCTEN.
Toenemende uitvoer naar Duitschland.
Uit tuinbouwstreken wordt geschreven:
Uit de gepubliceerde cijfers van den uit
voer in de laatste maand blijkt ook nu weer,
dat de handel met het buitenland meer en
meer normaal wordt en in vele opzichten
toont, dat de tuinbouw de inzinking der laat
ste jaren te boven komt. Waar het vooral de
tuinbouw was, die, als gevolg van het te niet
gaan van een geregeld internationaal verkeer,
in zeer ongunstige omstandigheden verkeer
de, zoodat zelfs regeering en provinciaal
bestuur moesten bijspringen om dezen taK
van bestaan voor algeheelen ondergang ie
behoeden, spreekt het nu van zelf, dal
vooral in tuinbouwkringen deze gunstige
wending met welgevallen wordt gezien en
met meer lan gewone belangstelling de
cijfers worden beschouwd die den vooruit
gang zoo duidelijk demonstreeren. En de
cijfers van de afgeloopen maand spreken
daarbij zoo klaar, dat de Nederlandsche
tuinbouw alle reden tot verheuging heeft, fa
deze maand toch overtroffen de hoeveel
heden uitgevoerde groenten die van dezelfde
maand in de vorige jaren. Opmerkelijk is
hierbij weer het aandeel dat Duitschland in
dezen uitvoer heeft: dit land blijkt weer de
grootste afnemer onzer tuinbouwproducten
te zijn. Zoo blijkt ruim 90 van alle in
September 1924 uitgevoerde witte- en
savoyekool naar Duitschland te zijn gegaan,
vorige jaar 40 80 der roode kool
vorige jaar 60 bijna 100 der bloemkool,
vorige jaar nog niet de helft, 80 der sla,
tegen 12 in 1923, 25 der uien tegen 2
in 1923, 50 der wortelen, tegen het vorige
jaar minder dan 10 50 der aardappelen
tegen 32 in 1923.
Ook naar Engeland nam de uitvoer toe; al
leen ten opzichte van bloemkool en peen was
naar dit land achteruitgang te constateeren.
Er werken daar blijkbaar factoren, die het
niet mogelijk maken een zoo hoogen prijs te
besteden als de bloemkool gold. Deze op
merking geldt echter niet voor peen, aange
zien de prijzen daarvan beneden het middel
matige bleven Overigens was voor aard
appelen en uien een beteekenende vooruit
gang te constateeren, evenals voor ver
schillende fruitsoorten. De uitvoer naar Bel
gië ging echter achteruit. Deze afname zal
waarschijnlijk nog grooter worden, als
hoogere invoerrechten daarop hun nadeeligeu
invloed zullen doen gelden. In September
1923 werd b.v. lis millioen K.G. witte- en
savoyekool naar dat land uitgevoerd en 24
slechts rond 61000 K.G. Hetzelfde verschijn
sel, al is het niet in die mate, viel op le
merken ten opzichte van peen, bloemkool,
augurken, maar aardappels werden echt-.r
daarheen driemaal zooveel uitgevoerd als :u
dezelfde maand van 1923. Naar de Scandi
navische landen nam de uitvoer van uien
aanmerkelijk toe.
Aan witte en savoyekool werd over de af
geloopen maand meer uitgevoerd dan in de
maand over 1921 en 1922 samen. Over de 4
laatste jaren was it resp. 2.5 miüioen K.G,
5.6 millioen K.G., 4.5 millioen K.G. en 8 8
millioen K.G., omgerekend in geldswaarden
178.000, 79000, 137,000 en 196.000.
Men ziet daaruit, dat de prijzen geen gelijken
tred hielden met de invoerhoeveelheden. Aaa
roode kool werd de laatste 4 jaar resp. uitge
voerd 3 millioen, 6 millioen, 3Yt millioen en
6% millioen K.G. 1922 was dan ook een zeer
ongunstig jaar: 6 millioen K.G. roode kool
brachten 63000 op, in 1923 was dit voor
een weinig grootere hoeveelheid '251.000.
Bloemkool spande de kroon in duurte. In
de laatste 4 jaren waren de uitvoeren resp.
517000 K.G., 1.850.000 K.G., 1.698.000 K.G. en
2.757.000 K.G. met een opbrengst van ƒ52000,
59000, 100.000 en 430.000. Op deze
cijfers is commentaar overbodig. Aan aard
appelen werd1maal zooveel uitgevoerd
als het vorige jaar, 2 maal zooveel als in 1922,
doch veel minder dan in 1921, toen de uit
voer, 52.000.000 K.G. abnormaal hoog was.
In totaal werd in de afgeloopen maand v0or
6.767.000 uitgevoerd tegen 5.084.000 in
dezelfde maand vyi 1923.
EEN PROTEST-ADRES AAN DE TWEEDE
KAMER.
J. A. Carp's Garenfabrieken te Helmond,
hebben een adres gezonden aan de Tweede
Kamer der Staten Generaal, waarin geprote
steerd wordt tegen de uiting van den heer
Vliegen „dat het naaigaren dat in ons land
gemaakt wordt, van mindere soort is en dat
het Engelsche garen hier ongeveer het mono
polie heeft."
In het adres wordt erop gewezen, dat het
feit dat bijna de geheele Nederlandsche con-
fectie-industrie tot de vaste afnemers der
Carps fabrieken behoort en de afzet dezer
fabriek aan het Nederlandsch publiek steeds
toeneemt reeds voldoende bewijst, dat de
stelling van den heer Vliegen onhoudbaar
is.
De heer Vliegen is blijkbaar als zoovelen
het slachtoffer Geworden van dc in ons volk
tioo diep ingewortelde voorliefde voor alles
wat van buiten komt.
Heb het uitstekendste san te bieden dat
iemand wenschen kan, hoe zal de wereld
het weten, indien gij niet adverteert.
JOHN. P. ROCKEFELLER.
Goede kinderen strooien in den winter
wel wat broodkruimels op de vensterbank.
Maar hoe vaak worden deze niet hard
door de koude of bedolven onder de
sneeuw. Ook zijn de vogeltjes soms te bang
om zoo dicht bij de huizen te komen. Mis
schien willen de grootere lezers van dit
blaadje wel zoo'n huisje timmeren voor die
arme diertjes en het dan op een stille plaats
in den tuin neerzetten. Een lage vierkante
kist wordt op een grootere plank beves
tigd. In het midden wordt een groot gat
geboord, waardoor men een dikken tak
steekt, die door vier korte takken met de
laatste dagen was, had ik geld dat ik hier
en daar kreeg. Ik deed er kleine inkoopen
voor.... Natuurlijk is het moeilijk na te
gaan, hoeveel ik precies heb gehad en wat
ik er voor gekocht heb
„Ja! dat is zeer moeilijk!" stemde Van
Bakel brommend in.
„Bovendien zijn er bij Van Pelt maar en
kele guldens gestolen en die kunnen na
tuurlijk geen grooten invloed hebben op
mijn geld."
„Neen.
Van Bakel rookte smakkend zijn pijp.
Ellendig vond-ie het, dat-ie Jaap, van wiens
onschuld hij overtuigd was, niet helpen kon.
Het was niet waar! Dat stond vast! Maar
of het ooit bewezen zou worden.... Dat
begon hoe langer hoe minder vast te staan.
Hij vroeg:
„Maar zooals die diefstal werd voorge
steld.... kon die zoo plaats hebben....?"
„Wat bedoelt-u?" vroeg Jaap.
„Of je dat geld, wanneer je had gewild,
had kunnen wegnemen
Van Bakel zag in gespannen verwachting
naar Jaap. Van deze vraag hing veel, ont
zettend veel..en misschien wel alles af.
Jaap dacht na.
„Ja....!" zei-ie, spijtig, na eenigen tijd.
De teleurstelling was op Van Bakel s ge
zicht te lezen. Hij rookte knorrend, wat-
ie altijd deed wanneer-ie ontevreden was.
Het probleem werd steeds ingewikkelder.
Hij stond op, liep driemaal de kamer op
en neer en ging weer zitten. Hij stak z n
pijp die was uitgegaan, weer aan. Hij zei-
de niets. Zag naar Jaap.
Deze had eenigen tijd gewacht op een
vraag, een antwoord, tenminste een tee-
ken van belangstelling van den veldwach
ter. Toen dit uitbleef ging-ie weer voort:
„Ja! ik had het kunnen doen
„Hoe?" vroeg Van Bakel even opziende.
„Het was den laatsten dag voor mijn
heengaanzei Jaap langzaam, hard op
denkende: het was den laatsten dag voor
mijn heen gaan toen ik naar Van Belt ging
om van hem, evenals van al mijne beken
den, afscheid te nemen. Van Belt nam mij
mee naar de mooie kamer en vrouw Van
Belt kwam later ook binnen We hadden
wat zitten praten, toen Van Belt weer aan
zijn werk wilde gaan. Hij ging even heen
en kwam met de geldtrommel terug, die-
ie op tafel zette...."
„En was je er alleen bij?" vroeg Van
Bakel snel.
„Toen nog niet. Hij zette de trom
mel dus op tafel en gaf er mij een gulden
uit. Vrouw van Belt werd toen geroepen
omdat er iemand was. Even later kwam
ze terug en riep haar man omdat zij het
niet alleen af kon. Van Belt ging toen met
zijn vrouw mee.... En ik bleef alleen
met de geldtrommel in de kamer...."
„Duurde dat lang?" vroeg de veldwach
ter aandachtig.
„Nogal.... Wel tien minuten....!"
„En hadt je er iets uit kunnen halen?"
„Misschien! Ik weet natuurlijk niet of er
enkele guldens aan kleingeld inzaten....'
Van Bakel stond weer op en liep nu wel
enkele minuten de kamer op en neer. Toen
bes!oot-ie:
„Jaap! je kunt wel naar huis gaan. Ik
weet zeker dat je de dief niet bent en ik
hoop het spoedig te kunnen bewijzen!"
Met een stevigen handdruk namen de
man en de jongen afscheid.
De dorpsveldwachter werkte gestadig
voort aan de ontwarring van het raadsel,
dat hem alle rust ontnam.
Hij had Van Belt meerdere malen bezocht.
Hij had gevraagd hoe vrouw Van Belt zich
hield toen zij den diefstal vernam. Woedend
had Van Belt den veldwachter gevraagd of-
ie zijn, vrouw soms verdacht. Doch Van
Bakel had kalm verder gevraagd wie er ver
der bij waren en hoe ze zich hadden gehou
den. Hij wist nu dat Jan klaarblijkelijk erg
was geschrokken en dit was voor Van Bakel
voorloopig voldoende. Hij sprak iets af met
Van Belt wat deze, verwonderd eerst, maar
ten slotte overtuigd dat de veldwachter een
plan had, toestond.
uur bij Van Belt was om afscheid te nemen.
Hij mocht nergens ovér spreken en ook niets
vragen.
Jaap ging. Van Belt was in de mooie ka
mer en hij liet Jaap binnenkomen. Op dc
tafel stond.... de zwarte, ijzeren trommel.
Jaap wierp een vreemden blik op het voor
werp, dat hem zooveel leed had bezorgd,
maar herinnerde zich het bevel en vroeg
niets.
Het ergste kwam echter nog. Van Belt liet
hem een oogenblik alleen met de trommel.
Na eenigen tijd zond-ie Jan om Jaap ge
zelschap te houden. Toen Jan Jaap alleen
zag met de trommel, schitterden zijn oogen.
Na een kwartier zeide van Belt dat-ie aan
het werk moest en begeleidde Jaap naar de
deur. Nu was het Jan. die met de trommel
alleen bleef.
Angstig telde van Belt dien avond het
geld in den trommel na.... Er was een
rijksdaalder uitgenomen.... met geweld
moest de brave, eerlijke man zijn woede be
dwingen. Hij stelde Va Bakel op de hoogte.
Deze sprak hem moed in en beloofde zijn
best te zullen doen om alles in orde te
brengen.
De vacantie begon al hard te vorderen en
Jaap Klomp was al bezig langzamerhand zijn
koffers te pakken. Den voorlaatsten dag
kwam Van Bakel bij hem. Het was de eerste
maal, dat Jaap de' veldwachter terugzag.
Van Bakel vertelde, dat-ie goede vo derin
gen maakte en vroeg Jaap om hulp. Jaap
beloofde. De veldwachter vertelde hem dat-
ie dien middag te zorgen had dat-ie om drie
hoeken van de plank verbonden wordt.
Vier rechtopstaande takken dragen het dak,
dat op de spits van den langen paal rust.
Men kan dit dak evenals op de afbeelding
van samengebonden stroohaimen vervaar
digen, of ook van vier driehoekige plan
ken Aan elke zijde van de kist komt nu
nog een stokje. De groote tak, die bene
den spits is, wordt in den grond vastge
maakt. Dan strooit men brood of korreltjes
in de kist en zet er een bakje met drink
water bijè
In den zomer zullen de lieve vogeltjes
door hunne vroolijke liedjes hun kleine
weldoeners voor hunne goedheid danken.
Door JOH. v. d. HOEK.
IN DE VAL.
(Vervolg.)
Jaap dacht na. „Ik heb altijd heel wei
nig zakgeld gehad!" zei-ie dan. „Ik kocht
er nooit wat voor Het ging allemaal in
mijn spaarpot die moeder voor me bewaar
de. Ik kocht er nu en dan eens een boek
voor en cadeautjes op vaders of moeders
verjaardag. Toen ik echter hier voor de
140. En Holly-Dolly, die aandachtig geluisterd
had, sprak' „Weet, o Sire, dat ik, verlosser van
leed en onschuld, diep getroffen ben door uw
droevig verhaan. Ja, zoo zelfs, dat alles in mij
brult en schreeuwt: „Grijp, grijp naar de wa
penen, harnas U. neem uw schild en ruk er op
uit. Doe den grond rondom dien Heksentoren
sidderen van angst en ontzag voor uw verschij
ning en red desnoods met uw leven dat arm ka
narie-pietje. Maar, o, hoe zal ik dat ten uitvoer
brengen in deze kleeding, zonder wapenen, zonder
schild en zonder een stevige-- bom?
Dus Sire, verschaj mij dit alles, en ik ben
Uw Ridder, Uw redder en verlosser van 't zoo
diep betreurde kanariepietje!"
141. Toen glom het zonlicht in des konings
oogen; z'n lach werd als die van een jonkvrouw
en heel z'n wezen trilde van hernieuwde jeugd.
„Ridder," sprak hij, „ik zal bevelen, dat mijn
beste werkmeesters dit alles voor u vervaardi
gen en ik weet, dat als gij al deze dingen be
zit, gij Holly-Dolly, ook redder zult zijn, die mijn
Pietje uit z'n ongerechtig' benauwenis verlost."
Zoo sprak de koning en z'n stem ging over 't
geheele land, zoodat in minder dan geen tijd de
bekwaamste wapenmeesters aan den arbeid togen
om Holly-Dolly's uitrusting in elkaar te smeden.
142. Toen de arbeid was afgeloopen,
en Holly-Dolly's uitrusting fonkelnieuw gereed,
lag, kwamen des konings dienaren om Holly-
Dolly te kleeden.
Maar zoo gemakkelijk ging dat niet,
%ant, die kereltjes waren veel te klein voor
dien dikken Ridder, dus moesten zij er ladder-
tjes bij gebruiken.
Toen ging het uitstekend en na een
kwartiertje stond Holly-Dolly in zijn vollen
glans van Ridderlijkheid te wachten op des ko
nings bevelen om te vertrekken.
Vrouw Harmsen stond in een dorpje, dat
dicht bij Zwammingedam was gelegen, be
kend ah de koekebakkersvrouw. Ze was
gehuwd met den brood-, koek- en banket
bakker zooals het op de ramen geschil
derd stond van het dorp. Ze verzorgde
den winkel. Ze had haar vaste klanten:
's-avonds de vrouwen die brood kwamen
1 halen en van haar mét het bestelde, het
laatste nieuws kregen; 's-morgens de wei
nige kinderen, die hun kleine bestellingen
kwamen doen om uitgeputte voorraden aan
te sterken; Donderdagsavonds de vrouwen
die meel kwamen halen voor de Vrijdagsche
pannekoeken. Dan was ze broodbakker.
Zaterdagsavonds dan kwamen de boerinnen
altijd voor de Zondagsche koek. Dan was ze
koek- en banketbakker. Maar 's-Woens-
dagsmiddags, dan fcad ze het druk....! De
kinderen hadden dan geen school en kwa
men om zuurtjes, koekjes en van-alles-wat,
dat ze speciaal in zakjes voor vijf centen
verkocht alle ïaal lekkernij die de
moeders graag er voor over hadden om de
kinderen zoet te houden.
Precies half twee deed ze voor dezen bij
zonderen middag een helder wit schort
voor en zette zich op een stoel achter de
toonbank. Het staan werd haar wat moei
lijk.
Het was Woensdagmiddag en als gewoon
lijk zette Anne-moei zoo heette vrouw
Harmsen in den kindermond zich in
haar winkel.
Haar aandacht werd getrokken door een
jongen, die met zijn neus stijf tegen de ruit
gedrukt, begeerig naar de uitgestalde lek
kernijen zag. Ja, ze kende hem wel, dien
jongen! Hij kwam dikwijls bij haar om zijn
niet onbelangrijke inkoopen te doen. Waar-
om-ie heelemaal hierheen kwam, begreep ze
niet goed. Hij woonde heelemaal in Zwam
mingedam, had iemand haar verteld. Zijn
naam was ze vergeten.
(Wordt vervolgd.)
SCHADUWBEELD.