VOOR DE
JLM
mm m i
m m
i_J
m
ajijiys
m ié
jü fü
LJCSt Jü. "VW
i!
Hf WCl I
*"i
m W'És, 1
'm m
m ml
m m m
iiöm
m
fH -M Él fÉB
i 0. Hf jgg
iüi m I
ui i§
1
m
m
m
DE VADER UIT SNDIE.
UIT DE
MOPPENTROMMEL
ONS DAMBORD.
mt'Wvm
m ut ëi
p; ff H
p fü
36. 30—24 19 30
37. 35 24 23—29
38. 24—20 26—31
%P>. Fff
SSJü
Ml.
NUMMER 12
VIERDE JAARGANG 1924
EEN VERMAKELIJK GEVAL.
Over het volgende heeft rich indertijd
geheel Parijs vermaakt. Keizer Napo
leon en zijn omgeving amuseerde zich op
zekeren avond te Fontainebleau, met ge
zelschapsspelen en de vraag werd ge
daan „Hoe de waarheid van de leugen
te onderscheiden
„Daardoor," antwoordde de Keizer,
„dat men ze beiden door de deur laat
binnenkomen gij kunt cr zeker van zijn,
dat de leugen altijd het eerst binnen
treedt."
Op dat oogenblik werd de deur ge
opend en de ministers Rouher en Pinard
verschenen. Eik hunner wilde den ander
den voorrang laten, tot Pinard zich op
zijn jeugdigen leeftijd beriep en alzoo
Rouher. als ouder, noopte het eerst bin
nen te gaan. Een uitbundig gelach volgde
nu, waaraan de Keizer insgelijks deel
nam en Rouher lachte ook mede, zon
der dat hij wist \va3r0m.
EEN VERMAKELIJK GEVAL.
Het volgende vermakelijke verhaal
doet te Londen de ronde. In het Hoog
Gerechtshof aldaar verliet dezer dagen
de Rechter, gedurende het verhoor in een
rechtzaak, zijn zetel om naar een wetboek
te zoeken en was zoodoende een oogenblik
door een scherm aan het oog van het pu
bliek onttrokken. Juist toen hij verdween,
snelde een advocaat de rechtzaal binnen
en merkte, den ledigen zetel ziende, luide
op
„Wat 1 Is de oude gek gaan koffiedrin
ken Op dat oogenblik dook het hoofd
van den Rechter van achter het schermpje
op en antwoordde deze met een vriende
lijken glimlach
„Neen, nog niet."
De advocaat was er leelijk ingeloopen.
ER IN GELOOPEN.
De kunstschilder Schram gaat 's nachts
©m twee uur, na een vroolijken avond,
vergenoegd naar huis.
Op straat wordt hij aangesproken door
een heer, die een stevig glas schijnt ge
dronken te hebben en dientengevolge
wat zwaar van tong is.
„Pardon meneerkunt u fluiten
„O ja," gaf de schilder lachend ten
antwoord, „dat kan ik wel, zonder daarom
in dit opzicht een artist te zijn...."
„Dan zoudt ume een groot gege
noegen kunnen doen. 'k Woon namelijk
daaren als ik wat 1laat thuis kom,
dan fluit ik „Ach mein lieber Augustin"
en dan gooit me vrouw den slsleutel
naar benedenNou is me tong 'n
beetje zzwaar en 'lt kan niet flflui
ten."
„O, als 't anders niet is, met genoegen,"
zei de schilder, hij trad naderbij en floot
vlak voor het huis „Ach mein lieber
Augustin 1"
Nauw hadden de eerste noten weerklon
ken, of werkelijk werd boven een raam
opgeschoven en de schilder kreeg den
inhoud van een waschkom op het hoofd.
Tegelijk weerklonk een krijschend
vrouweuorgaan „Daar dronkaard da's
voor jou 1"
VOORUITZICHT.
Dokter (die een modiste ziet binnen
gaan bij de vrouw van zijn vriend)„Hm,
hm, daar zal ik wel spoedig worden geroe
pen."
IN HET KOFFIEHUIS.
Student„Kellner 1"
Kellner „Wat blieft, mijnheer
Student: „Ik wilde betalen.... Hoe
veel mag ik jeschuldig blijven V'
EEN WAPENKEUS.
Bij zekere gelegenheid heeft een Fransch
Staatsman eene uitdaging tot een duel op
ccn eigenaardige manier beantwoord.
Zonder eenige gegronde reden ontving
hij van een twistzoeker een onbe
schaafd, onwetend man een schriftelijke
uitdaging, waarvan bijna elk woord een
spelfout was. De Staatsman antwoordde
daarop met den volgenden brief
„Mijnheer gij hebt mij zonder reden
uitgedaagd. Ik heb dus de keus der wa
pens. Ik kies het spelboek. Dan zijt gij
een kind des doods."
Van het duel kwam niets.
EEN DEFTIGE KNEIPP-KUUR.
De dokter heeft baron Goudschaal
voorgeschreven barrevoets in zijn tuin te
gaan wandelen. De baron volgt het voor
schrift op, doch laat eerst alle tuinpaden
tnet loopers beleggen.
OOK EEN ONGELUKKIGE
„Beste vriend, wat ben ik toch diep,
diep ongelukkig 1"
„Ja, ik zie het, ze schrijft je onherroepe
lijk af 1"
„Och, en te moeten denken, dat de vo
rige week nog een tante van haar stierf, die
haar een 25000 gulden heeft nagelaten. Ik
had haar toch zoo lief 1"
EENE NATUURLIJKE VERGISSING
Mr. John Hare, een bekend Engelsch
tooneelspeler, vervulde meestal rollen van
oudere heeren, zoodat men hem meestal
voor ouder hield dan hij werkelijk was.
In verband daarmee wordt de volgende
anecdote van Gladstone verteld. De groo-
te staatsman had reeds verscheiden malen
den acteur gesproken, maar altijd wanneer
deze gegrimeerd en gecostumeerd was.
Eenigen tijd daarna zaten beiden aan een
diner ten huize van een gemeenschappe-
lijken vriend. Alle aanwezigen werden
aan Gladstone voorgesteld. „Mr. John
Hare," zei de gastheer. „Ik ken uw vader
heel goed, den acteur van het Garrick-
theatre," zei Gladstone, „U lijkt veel op
hem."
ZEKERHEID.
Scliuldeischer „Ik blijf hier en ga niet
weg, voor je mij betaald hebt."
Student„Dat is mij goed, maar
schrijf dan aan je vrouw een afscheids
brief hier is pen en inkt
OP EEN TOONEEL NA EEN DUEL.
A.cteur (den met een degen gestokene
op de borst voelend) „Zou hij dood zijn
O wat moet ik doen om hem tot het leven
terug te brengen O, zijn voeten worden
reeds stijf, ziin borst zwoegt niet meer,
zijn handen zijn gevoelloos, gijn voorhoofd
is kil
Het „lijk" niest eensklaps.
De acteur meewarig
„Arme kerel, alleen zijn neus leeft nog!"
CORRECTIE.
„Nu, ze mogen zeggen w<* ze willen,
onze vriend Jan is toch een goed huis
vader."
„Hm laten we zeggen een goed
koffiehuisvader."
LAATSTE MIDDEL.
Moeder„Zeg man, kan jij meneer
Kareisen hier niet eens in huis brengen
Ze zeggen, dat hij zoo vreeselijk verstrooid
en gek kan doen. Misschien neemt hij onze
Cecilia wel."
VERSTROOIDHEID.
Vrouw ,,'t Is verschrikkelijk 1 Gister
zulk mooi weer, en vandaag nu ik de
wasch moet drogen, regent het 1"
Man (in zijn studie verdiept) „Je had
ook beter gedaan met gister te drogen en
vandaag te wasschen."
VERONTWAARDIGING.
Eerste student„Zeg, kerel, ik heb
vandaag een werkelijk goede daad ver
richt. Ik heb bij den kleermaker al mijn
schuld tot op den laatsten penning be
taald."
Tweede student (minachtend) „Uit
mijn oogen, lafaard."
DE TIJD VLIEGT.
Student (schrijft aan zijn ouders) „U
kunt u niet voorsteilen, hoe vlug bij 't
studeeren de tijd omvliegt. Ik ben nu de
maand al ten einde, ofschoon het pas de
twaalfde is."
TEGENGEVALLEN.
De beroemde Engelsche tooneelspeler
Foote had van zijn moeder de zucht naar
verkwisting geërfd. Nadat zij haar tamelijk
groot vermogen er door gebracht had,
kon zij met de honderd pond sterling, die
haar zoon haar had toegelegd, niet rond
komen. Zij schreef hem daarom „Beste
Sam, ik zit in gijzeling wegens schulden
kom en help je moeder."
Zij kreeg het volgende antwoord
„Lieve moeder Ik insgelijks, waardoor
ik helaas verhinderd ben de schulden
mijner moeder te betalen. Uw teeder be
minnende Sam Foote."
Onder Redactie van de heeren W.
JV. Stuifbergen en P. G. van Engelen,
adres bureau van dit blad.
PARTIJSTAND No. 64,
In den wedstrijd om het kampioenschap
van Amsterdam, voerde de heer H, Koper-
berg met wit, hier een schitterenden dam-
slag uit.
11. 46—41 7—12
12. 41—37 1— 7
Beter is 1117 en 1721.
13. 40—34
De juiste zetin geval van 3731
rukt de lange vleugel van zwart onmiddel-
lijk op.
11—17
De voorkeur verdient 1823, 12 23,
14 23, zwart kan dan z'n langen vleugel
ontwikkelen.
14. 37—31 17—21
15. 42—37 21—26
16. 47—42 14—19
17. 44—40 35 44
18. 49 40 10—14
19. 29—23
Wit valt heftig aan,
18 :29
20. 34 23 13—18
Dc beste.
17—21
21—26
18—23
20—24
-17, 611 en 16 is
Stand m cijfers
Zwart 16 schijven op 3, 4. 6, 7, 8, 9,
10, 11, 13, 15, 16, 17, 19, 20, 24 en 25.
Wit 16 schijven op 22, 23, 30, 31, 33,
34,35, 36, 37, 38, 39. 40, 42, 43, 45 en 48,
PARTIJ.
Gespeeld door de Heeren G. C. v.
Gulik, Alkmaar met Wit en W. Jimmink
Hzn. roet Zwart.
1. 34—30
2. 30—25
3. 40—34
4. 45—40
Zwakke set, 11-
«ange wezen.
5. 32—23
Wit wordt hierdoor sterk op het mid
den.
23 32
6. 37 28 26 37
7. 41 32 24—30
Niet sterk. Veel beter is 1318. Zou
wit hierop 3430 antwoorden, dan kan
zwart zich nog herstellen met 1923 enz.
b.v.
34—30, 30 19, 25 14, 40—34,
13—18, 19—23, 14—20, 9 ZoT^TpÏ,
waardoor zwart gelegenheid krijgt zijn
stand weder behoorlijk op te bouwen.
8. 35 24 19 30
9. 34—29
Formeert een goede middenstelling.
30—35
10. 50—45 12—18
S?,,
28. 26 17 12 21
29. 43—39 21—26?
Zwak. Deze schijf staat op 21 veel
sterker. Zwart moet den middenstand van
wit trachten te fnuiken, door een stand op
te bouwen met 813, 28 1420 enz.
30. 48—42
O. i. de juiste voortzetting 48 moet
naar 37 sespeeid worden.
18—23
Zwak, want deze schijf komt te geïso
leerd te staan, zwart kan deze schijf nu
onmogelijk verdedigen.
31. 23 19 14 23
32. 45—40 15—20
33. 25 14 10 19
34. 40—34 2— 7
35. 34—30 7—12
510, 39, is aangewezen voor een
mogelijke bedreiging van wit 3328,
30—24 enz.
Om de schijf te behouden, doch de on
dergang is onvermijdelijk.
39. 33 24 31 22
40. 20—1412—18
21. 31—27 18 29
22. 33 13 9 18
Door met 8:19 te slaan kreeg zwart
solider spel, zwart kan dan met 510
spoedig opgebracht, beter opereeren. Op
de wijze als deze nu speelt, krijgt hij een
opeenhoping van schijven aan z'n korten
vleugel.
23. 37—31
Logische voortzetting om te trachten
den zwarten korten vleugel aan te tasten.
26 37
24. 42 31 4—10
25. 39—33 7—11
De voorkeur verdient 813, 28 om
te juister tijd 1419 te spelen.
26. 40—35
Het naar den rand spelen is niet aan te
bevelen. Beter kan deze schijf naar 29 wor
den opgebracht, wat krachtiger spel
geeft.
11—17
27. 31—26
Uitruilen met 2722 en dan met schijf
45 opkomen geeft goéd spel.
17—21
De beste voortzetting.
46. 42—37
Kon thans wel opgeven
47. 37—31
48. 24—20
49. 20—15
18—22
3— 8
8—12
13—IS
Noodschot.
50. 14 23 22—28
51. 23—19 28 37
52. 31 42 21—27
53. 19—13 17—22
Zwart's verlies is slechts een kwestie
van tijd.
54. 13— 9 27—32
Op 2228 volgt 2923 en 93.
55. 9— 3 12—18
Onbegrijpelijk, dat zwart nog door
speelt.
56. 42—38
Met 29—23, 15—10, 3:4 wordt het
pleit nog sneller beslist.
32 :43
18 29
5 14
57. 29—23
58. 15—10
59. 3 49 1
Van den vijand is niet veel meer over
Zwart geeft op.
EINDSPEL No. 65.
Auteur Mr. C. Blankenaar.
v; '-,'y
WK«SM:
vt?!"
41. 39—33
Op 39—34? had zwart zich met 39
en 2228 kunnen herstellen.
6—11
Gp 8—.13 volgt 24—19, 14—9, 33—29.
42. 36—31 16—21
Zwart kan het onheil toch niet afwen
den, desniettemin geeft 1117 sterkere
verdediging. Ook kon beproefd worden
een dcorbraak naar dam met 1823. Zou
wit de schijf winst nemen dcor 3328
en 38 18, dan zwart 39, II17 en
16 47.
43. 31—26
Uitstekend
11—17
De korte vleugel staat thans ook geheel
vast, vooral met den volgenden zet.
44. 33—28 1 22 33
45. 38 29 8—13
Stand Zwart 1 schijf op 4 en 1 dam op
15.
Wit 1 schijf op 23 en 2 dammen op 5 en 47,
Oplossing
Wit Zwart
1. 23—18 1 4— 9
Op 410 volgt 5x41 en 4136.
2. 5—41 15— 4
Op 913 of 14 moet ook 154 volgen
met onmiddellijk verlies door 4736.
3. 41—36 4—15
4. Wit sluit nu met 18—13 en 36 X 4
de zwarte dam op.
Gaarne houden wij ons aanbevolen
voor problemen, partijstanden enz. Op
lossingen moeten binnen 7 dagen in ons
bezit zijn.
sv-:;
HUISKAMER
De heer Falamon maakte een buiging
voor barones Plock en richtte eenige
ernstige, welwillende woorden tot haar.
„U heeft een moeilijke, doch zeer lof
felijke taak op u genomen, mevrouw,"
Zeide hij ten slotte, „want u moet de juf
frouw met raad en daad bijstaan, gelijk
een leermeesteres. De Parijsche wereld
heeft somtijds hare gevaren, waarmede
een onervaren meisje onbekend is."
„Ja," hernam Roseünde.,, Luister goed
toe, tante Plock. U hebt een ernstige zen
ding en ik zeg u vooruit, dat ik u aanspra
kelijk stel voor mijn gedrag. Zooveel er
ger voor u, wanneer mij iets mocht over
komen, u blijft borg voor mij en wanneer
ik een dwaasheid uithaal, moet u er voor
boeten."
De zwaarlijvige Duitsche begreep geen
woord van deze spotternijen en even wei
nig van Falamon's toespraak. Zij bloes
de nog meer, zoodat haar teint in het vio
lette overging, neeg even met het hoofd en
opende haar waaier, welke zij statig heen
en weder bewoog.
„Ziet u wel hoe verstandig en goed zij
is 1" riep Roseünde uit.,, O, zij is een tante
bij uitnemendheid. En danduur is zij niet,
drie honderd franken per maand en een
cadeau bij feestelijke gelegenheden. Doch
laten wij op onze zaken terugkomen. U
zei das, waarde heer Falamon, dat ik het
geld kan opvragen...,"
„Wanneer tt wilt, juffrouw."
„Goed 1 morgen dan. zoo vroeg moge
lijk."
„Morgen vroeg dus. Hoeveel verlangt u?"
„Ja, ziet u, dat is het moeielijke van het
geval," antwoordde Roseünde. „Ik heb
nog vijf of zes duizend franken schuld,
moet nog verschillende inkoopen doen,
mijn huis nog gedeeltelijk meubileerea.
want u weet toch, dat ik in een nieuw ver
blijf and-ere meubels noodig heb. Wan
neer wij het hotel gekocht hebben, het
welk ik voor graaf de Villefort, mijn va
der, op het oog heb, zal alles wel veran
deren. Dan heb ik geen huur meer te be
talen of kosten voor mijn huishouding.
Papa is zeer rijk, hij zal mij in niets be
knibbelen en ik verlang dat hij te Parijs
een staat zal voeren, zooals het een edel
man betaamt. Intusschen moet ik zien
rond te komen. Kunt u mij morgen vijf-
en-twint!g duizend franken doen ter hand
stellen
„Dit bedrag zal ter uwer beschikking
zijn, juffrouw. Ik zal het u zenden, be
nevens een ontvangbewijs, hetwelk u wel
Zoo goed zult zijn te teckenen."
„Een ontvangbewijs en door mij ge-
teekend Maar dat komt er ook niet op
aan. Ik zou u wel bewijzen voor een mil-
lioen widen teekenen, als u zulks ver
langde."
„Dat geloof ik, juffrouw. Voorloopig
ben ik met dit tevreden. Maar h propos,"
ging de bankier voort, „gisteren is zich
hier iemand over u komen beklagen, die
alle aanspraak heeft op uw eerbied en er
kentelijkheid. U heeft geweigerd haar te
ontvangen, toen zij u eenige dagen gele
den een bezoek lcwam brengen..,."
„Ah mevrouw Delauway," zeide Ro
seünde. „De uitmuntende, zeer vervelen
de mevrouw Delauway, mijn vroegere di
rectrice
„Ja, uw vroegere beschermster, juf
frouw. Een vrouw van groote verdienste
en die u heeft opgevoed.'
„Welnu heeft ze mij slecht groot
gebracht
„Gedurende vijftien jaren was zij een
moeder voor u."
„En vijftien jaren was ik een dochter
voor haar."
„Zij heeft u innig lief."
„En ik dan
„U heeft haar ernstige reden tot droef
heid gegeven."
„Wat 1" riep Roseünde uit, „is zij nog
maals op dat chapiter teruggekomen
Dat geweeklaag begint mij te vervelen.
Het ligt niet in mijn aard vaak onder de
wilgen van Babylonië te gaan wandelen
om Jeruzalem te beweenen, ik ben niet
van plan mijn oogen rood te schreien
over fouten, welke slechts in de verbeel
ding van mevrouw Delauway bestaan.
Ik heb toch wel het recht om dat gebonden
leven vaarwel te zeggen, na vijftien jaren
op een kostschool steeds gehoorzaam al
mijn plichten vervuld te hebben, ik haak
naar lucht, vrijheid, levendigheid. Ik ben
twintig jaar, mijnheer Falamon, geboren
in de hoogere kringen der maatschappij,
eenige dochter en erfgename van een
onmetelijk vermogen en mijn maatschap
pelijke positie en die waartoe mijn vader
mij bestemd heeft, leggen mij verplich
tingen cp. Laat mevrouw Delauway dus
zoo goed zijn mij van het zien harer tranen
te verschoonen en haar raadgevingen niet
aan mij te verspillen, ik ben groot genoeg
om voor mijzelve te zorgen en heb mij
zelf ook niets te verwijten. Als de goede
dame er behoefte aan heeft haar hart uit
te storten of er op gesteld is haar leerlingen
nog te regeeren, zelfs nadat deze het pen
sionaat verlaten hebben, laat zij dan naar
een jong meisje gaan, ons allen welbekend,
laat zij een bezoek brengen op den Groe-
aenhof, bij Bernard, den pachter, daar
woont een jeugdig persoontje, dat door
mijn vader met goedheid overladen is,
wijl men haar mij als gezellin mede naar
de kostschool gaf, en verlangde dat zij
als mijn gelijke zou worden opgevoed.
Laat mevrouw Delauway haar „zeer
geliefde leerlinge" gaan bezoeken, dan
kunnen zij samen ongestoord verhan
delingen houden over de stille deugden
der vrouw en de zegeningen van het bui
tenleven."
„Uitstekend gesprokenzeide een
stem, welke uit den hoek van het salon
scheen te komen.
„O, groote goedheid 1" riep Roseünde
uit, terwij! zij zich snel omwendde. „Wie
sprak daar Heeft u ook een papegaai,
mijnheer Falamon
„Neen, juffrouw," antwoordde deze.
„Ik heb bezoek van een zeer achtens
waardig en zeer verstandig man, den heer
Guillaume."
„Wie is dat vroeg Roseünde, terwijl
Zij een fleren blik wierp op den persoon
dien zij nauwelijks in het half duister kon
onderscheiden.
„Fatsoenlijke armoede en eerbiedwaardi
ge bescheidenheid," voegde Falamon erbij.
Roseünde staarde naar den hoek van
het salon, waarin Guillaume zitten bleef.
Een onbestemde onrust maakte zich van
het overmoedige meisje meester. Zij wend
de zich weder tot den bankier met de
woorden
„Ik moest u eigenlijk kwalijk nemen,
dat u mij niet gewaarschuwd hebt wij
waren hier niet alleen. Ik heb hardon
gesproken en u vertrouwelijke mededee-
Üngen gedaan."
„En juffrouw, daarin heeft u groot
gelijk gehad," hernam Falamon. „De
heer Guillaume is de deugd en de be
scheidenheid in persoon."
„Dat wil zoovee! zeggen als een boven
natuurlijk wezen. Maar dat doet er hier
niet toe, ik ben woedend
Thans stond Guiilaume op, plaatste
zich in het volle licht op zes schreden van
Roseünde verwijderd en zeide tot den
heer Falamon
„De juffrouw heeft gelijk, ik ben hier
te veel. Ik vraag haar verschooning voor
inijn onbescheidenheid, ik wachtte op
uw bevelen om heen te gaan."
„Neen, blijf mijnheer," viel het
hoogmoedige meisje hem in de rede.
„Eigenlijk is u hier even goed voor uw
zaken als ik voor de mijne. Wat het ge
sprokene betreft, dat komt er niet op aan.
Ik behoor niet tot degenen, die van hun
hart een moordkuil maken."
Guillaume boog en nam daarop aan
een tafeltje plaats waar hij den. schijn aan
nam alsof hij de stukken uit zijn porte
feuille nazag.
„Wie is die man?" vroeg Roseünde
aan den bankier. „Welk een vreerad uiter
lijk en daarbij zulke doordringende, ver
standige oogen 1"
„Een zeer eerlijk makelaar, die mij
vaak een dienst bewijst, juffrouw."
„En waarom is hij dan zoo arm, mijn
heer zeide Roseünde op een toon van
gebiedend verwijt. „Kan zulks samen
gaan, een makelaar, die bij u in dienst
en daarbij arm is?"
„E'n zijn nog fatsoenlijke lieden, juf
frouw, die slechts begeeren, hetgeen zij
met werken verdienen," antwoordde Fa
lamon, die zich eenigszins in zijn eigen
liefde gekrenkt voelde. „De heer Guil
laume zou zich met zeer winstgevende
en gemakkelijke speculaties kunnen in
laten, doch hij geeft er de voorkeur aan
van mijn huis het loon te trekken, hetwelk
hij eerlijk verdiend heeft. Stel u intus-
schen gerust, ik zal voor hem zorgen, uw
aanbeveling.
„Mijn aanbeveling?" viel Roseünde
hem in de rede, „O, neen, dat nietIk
beveel niemand aan. Ik stel belang in de
arme drommels, die ik op mijn weg ont
moet en vaak gebeurt het, dat ik hun,
uit een gril of uit medelijden, geld geef,
maar dat is ook alles.... Hoe leeft de
man
„Hij zal het u zelf zeggen.Mijnheer
Guillaume,zeide de bankier met ver
heffing van stem, „juffrouw de Villefort
wenscht eenige bizonderheden te ver
nemen omtrent uw positie."
Guillaume boog en bleef op zijn plaats
zitten.
„Kan ik iets voor u doen, mijnheer 1"
zeide Roseünde tot hem. „Komaan, spreek
vrij uit, geen vaische schaamte. Hebt u
een gezin
„Ja, juffrouw," antwoordde Guillaume
„ik ben weduwnaar en heb twee dochters."
„Zoo, en wat wilt u uw dochters laten
worden."
ü§,,Ik tracht hen tot fatsoenlijke vrouwen
groot te brengen."
„Jawelzeer goed. Zijn ze jong,
schoon
„Negentien, twintig jaar en zeer
schoon."
„Jongens, zeer schoon 1Wat u
zegt," zeide Roseünde, een blik in den
spiegel werpende. „En denkt u ze uit te
huwelijken
„Ik hoop het, juffrouw."
„Hebben zij een beroep 1"
„De een woont buiten, bij een land
bouwer. De andere is te Parijs, doch be
hoeft niet hard te werken zij is zieke
lijk.ik pas haar op, zoo goed ik kan."
„Ziekelijk! Wat heeft zij dan?"
„O, het zou te veel tijd in beslag nemen,
wanneer ik dit alles wilde uitleggen,"
zeide Guillaume. „De doktoren beweren,
dat haar kwaal eigenlijk meer van gees
telijken, dan wel van üchamelijken aard
is zenuwen, gejaagdheid, afgaande koorts
weet ik al niet wat."
„Met andere woorden dit schoone per
soontje is klaarblijkelijk niet gelukkig ea
lijdt aan zielesmart.
„Dat geloof ik niet," hernam Guillaume
„Ik meen eer, dat zij door waanzin ia
aangetast, want zij bezit volstrekt geen
gevoel en is veel te vurig van aard."
„Maar dan moet zij een allerbekoor
lijkst meisje zijn, mijnheer Guillaume,
U moet een artiste van haar maken. Doe
haar bij het tooneel zij zal opgang ma
ken."
„O, daaraan twijfel ik met," antwoordde
deze. „In korten tijd zou zij zelfs een
beroemde tooneelspeelster kunnen zijn."
„Welnu 1 En u aarzelt
„Neen, toch niet, want ik verzet er mij
tegen, dat zij een artiste zou worden."
„Ik begrijp het al," zeide Roseünde,
„vooroordeelen, bekrompen ideeën, stren
ge principes, welke uit den tijd zijn. U
ziet uw dochter wegkwijnen, mijnheer
Guillaume en u zult haar verliezen."
„Het zou een geluk zijn voor haar,
wanneer zij stierf," hernam Guillaume
op zonderlingen toon. „Doch stel u ge
rust, juffrouw, mijn dochter zal in leven
blijven. Zij heeft daartoe te veel geest
kracht, te veel macht over zich zelve, en
bovenal bezit zij te weinig hart om niet
een langen levensloop te hebben."
„Ik geloof, mijnheer, dat u niet het
minste begrip hebt van de goede hoeda
nigheden uwer dochter, dat u haar vol
strekt niet begrijpt. Weet u wat Zend
haar bij mij, ik za' haar karakter bestu-
deeren, ik zal haar doorgronden moge
lijk kan ik haar goeden raad geven en
wanneer zij geld van mij zou willen aan
nemen
„Duizend maal dank, juffrouw," viel
Guillaume haar in de rede, „zij komt
niets te kort."
„En u, mijnheer," vervolgde Roseünde,
„welke zijn uw middelen van bestaan?"
„Zij zijn beperkt, juffrouw, naar gelang
ik werk heb. Ik ben makelaar, moet met
weinig rondkomen, doch ben licht vol
daan. Daarbij tracht ik de achting te
winnen van eenige rechtschapen lieden en
koester een diepe minachting voor al het
overige."
„Al het overige, wat bedoelt u daar
mede vroeg Roseünde.
„O," zeide Guillaume, „laat ons dit
laten rusten."
„Toch, mijnheer 1" hield het jonge
meisje aan, wier oogen schitterden als
twee diamanten, „wat ter wereld veracht
u?"
„De ondeugd van deze, de dwaasheid
van gene, de grenzenloozc ijdelheid en de
harteloosheid der meesten, Geloof me,
juffrouw, de maatschappij is aangetast
door een vreeseüjke koorts ze sterft weg,
verkwijnt. Op eenige weinige uitzonderin
gen na, zie ik niets meer om mij heen dan
verdorven vrouwen en zedelooze man
nen."
„Nu, u bent niet zeer bemoedigend,"
zeide Roseünde. „Ik voor mij bezie de
wereld met andere oogen dan u, de wereld
bekoort mij...."
„En verblindt u," vulde de makelaar
aan.
„Dat wil ik niet tegenspreken," ant
woordde het meisje „doch hetgeen mij
verblindt, is niet altijd zonder beteeke-
nis."
„Verblindingen zijn gevaarlijk, juf-