VOOR DE JLM mm m i m m i_J m ajijiys m ié jü fü LJCSt Jü. "VW i! Hf WCl I *"i m W'És, 1 'm m m ml m m m iiöm m fH -M Él fÉB i 0. Hf jgg iüi m I ui i§ 1 m m m DE VADER UIT SNDIE. UIT DE MOPPENTROMMEL ONS DAMBORD. mt'Wvm m ut ëi p; ff H p fü 36. 30—24 19 30 37. 35 24 23—29 38. 24—20 26—31 %P>. Fff SSJü Ml. NUMMER 12 VIERDE JAARGANG 1924 EEN VERMAKELIJK GEVAL. Over het volgende heeft rich indertijd geheel Parijs vermaakt. Keizer Napo leon en zijn omgeving amuseerde zich op zekeren avond te Fontainebleau, met ge zelschapsspelen en de vraag werd ge daan „Hoe de waarheid van de leugen te onderscheiden „Daardoor," antwoordde de Keizer, „dat men ze beiden door de deur laat binnenkomen gij kunt cr zeker van zijn, dat de leugen altijd het eerst binnen treedt." Op dat oogenblik werd de deur ge opend en de ministers Rouher en Pinard verschenen. Eik hunner wilde den ander den voorrang laten, tot Pinard zich op zijn jeugdigen leeftijd beriep en alzoo Rouher. als ouder, noopte het eerst bin nen te gaan. Een uitbundig gelach volgde nu, waaraan de Keizer insgelijks deel nam en Rouher lachte ook mede, zon der dat hij wist \va3r0m. EEN VERMAKELIJK GEVAL. Het volgende vermakelijke verhaal doet te Londen de ronde. In het Hoog Gerechtshof aldaar verliet dezer dagen de Rechter, gedurende het verhoor in een rechtzaak, zijn zetel om naar een wetboek te zoeken en was zoodoende een oogenblik door een scherm aan het oog van het pu bliek onttrokken. Juist toen hij verdween, snelde een advocaat de rechtzaal binnen en merkte, den ledigen zetel ziende, luide op „Wat 1 Is de oude gek gaan koffiedrin ken Op dat oogenblik dook het hoofd van den Rechter van achter het schermpje op en antwoordde deze met een vriende lijken glimlach „Neen, nog niet." De advocaat was er leelijk ingeloopen. ER IN GELOOPEN. De kunstschilder Schram gaat 's nachts ©m twee uur, na een vroolijken avond, vergenoegd naar huis. Op straat wordt hij aangesproken door een heer, die een stevig glas schijnt ge dronken te hebben en dientengevolge wat zwaar van tong is. „Pardon meneerkunt u fluiten „O ja," gaf de schilder lachend ten antwoord, „dat kan ik wel, zonder daarom in dit opzicht een artist te zijn...." „Dan zoudt ume een groot gege noegen kunnen doen. 'k Woon namelijk daaren als ik wat 1laat thuis kom, dan fluit ik „Ach mein lieber Augustin" en dan gooit me vrouw den slsleutel naar benedenNou is me tong 'n beetje zzwaar en 'lt kan niet flflui ten." „O, als 't anders niet is, met genoegen," zei de schilder, hij trad naderbij en floot vlak voor het huis „Ach mein lieber Augustin 1" Nauw hadden de eerste noten weerklon ken, of werkelijk werd boven een raam opgeschoven en de schilder kreeg den inhoud van een waschkom op het hoofd. Tegelijk weerklonk een krijschend vrouweuorgaan „Daar dronkaard da's voor jou 1" VOORUITZICHT. Dokter (die een modiste ziet binnen gaan bij de vrouw van zijn vriend)„Hm, hm, daar zal ik wel spoedig worden geroe pen." IN HET KOFFIEHUIS. Student„Kellner 1" Kellner „Wat blieft, mijnheer Student: „Ik wilde betalen.... Hoe veel mag ik jeschuldig blijven V' EEN WAPENKEUS. Bij zekere gelegenheid heeft een Fransch Staatsman eene uitdaging tot een duel op ccn eigenaardige manier beantwoord. Zonder eenige gegronde reden ontving hij van een twistzoeker een onbe schaafd, onwetend man een schriftelijke uitdaging, waarvan bijna elk woord een spelfout was. De Staatsman antwoordde daarop met den volgenden brief „Mijnheer gij hebt mij zonder reden uitgedaagd. Ik heb dus de keus der wa pens. Ik kies het spelboek. Dan zijt gij een kind des doods." Van het duel kwam niets. EEN DEFTIGE KNEIPP-KUUR. De dokter heeft baron Goudschaal voorgeschreven barrevoets in zijn tuin te gaan wandelen. De baron volgt het voor schrift op, doch laat eerst alle tuinpaden tnet loopers beleggen. OOK EEN ONGELUKKIGE „Beste vriend, wat ben ik toch diep, diep ongelukkig 1" „Ja, ik zie het, ze schrijft je onherroepe lijk af 1" „Och, en te moeten denken, dat de vo rige week nog een tante van haar stierf, die haar een 25000 gulden heeft nagelaten. Ik had haar toch zoo lief 1" EENE NATUURLIJKE VERGISSING Mr. John Hare, een bekend Engelsch tooneelspeler, vervulde meestal rollen van oudere heeren, zoodat men hem meestal voor ouder hield dan hij werkelijk was. In verband daarmee wordt de volgende anecdote van Gladstone verteld. De groo- te staatsman had reeds verscheiden malen den acteur gesproken, maar altijd wanneer deze gegrimeerd en gecostumeerd was. Eenigen tijd daarna zaten beiden aan een diner ten huize van een gemeenschappe- lijken vriend. Alle aanwezigen werden aan Gladstone voorgesteld. „Mr. John Hare," zei de gastheer. „Ik ken uw vader heel goed, den acteur van het Garrick- theatre," zei Gladstone, „U lijkt veel op hem." ZEKERHEID. Scliuldeischer „Ik blijf hier en ga niet weg, voor je mij betaald hebt." Student„Dat is mij goed, maar schrijf dan aan je vrouw een afscheids brief hier is pen en inkt OP EEN TOONEEL NA EEN DUEL. A.cteur (den met een degen gestokene op de borst voelend) „Zou hij dood zijn O wat moet ik doen om hem tot het leven terug te brengen O, zijn voeten worden reeds stijf, ziin borst zwoegt niet meer, zijn handen zijn gevoelloos, gijn voorhoofd is kil Het „lijk" niest eensklaps. De acteur meewarig „Arme kerel, alleen zijn neus leeft nog!" CORRECTIE. „Nu, ze mogen zeggen w<* ze willen, onze vriend Jan is toch een goed huis vader." „Hm laten we zeggen een goed koffiehuisvader." LAATSTE MIDDEL. Moeder„Zeg man, kan jij meneer Kareisen hier niet eens in huis brengen Ze zeggen, dat hij zoo vreeselijk verstrooid en gek kan doen. Misschien neemt hij onze Cecilia wel." VERSTROOIDHEID. Vrouw ,,'t Is verschrikkelijk 1 Gister zulk mooi weer, en vandaag nu ik de wasch moet drogen, regent het 1" Man (in zijn studie verdiept) „Je had ook beter gedaan met gister te drogen en vandaag te wasschen." VERONTWAARDIGING. Eerste student„Zeg, kerel, ik heb vandaag een werkelijk goede daad ver richt. Ik heb bij den kleermaker al mijn schuld tot op den laatsten penning be taald." Tweede student (minachtend) „Uit mijn oogen, lafaard." DE TIJD VLIEGT. Student (schrijft aan zijn ouders) „U kunt u niet voorsteilen, hoe vlug bij 't studeeren de tijd omvliegt. Ik ben nu de maand al ten einde, ofschoon het pas de twaalfde is." TEGENGEVALLEN. De beroemde Engelsche tooneelspeler Foote had van zijn moeder de zucht naar verkwisting geërfd. Nadat zij haar tamelijk groot vermogen er door gebracht had, kon zij met de honderd pond sterling, die haar zoon haar had toegelegd, niet rond komen. Zij schreef hem daarom „Beste Sam, ik zit in gijzeling wegens schulden kom en help je moeder." Zij kreeg het volgende antwoord „Lieve moeder Ik insgelijks, waardoor ik helaas verhinderd ben de schulden mijner moeder te betalen. Uw teeder be minnende Sam Foote." Onder Redactie van de heeren W. JV. Stuifbergen en P. G. van Engelen, adres bureau van dit blad. PARTIJSTAND No. 64, In den wedstrijd om het kampioenschap van Amsterdam, voerde de heer H, Koper- berg met wit, hier een schitterenden dam- slag uit. 11. 46—41 7—12 12. 41—37 1— 7 Beter is 1117 en 1721. 13. 40—34 De juiste zetin geval van 3731 rukt de lange vleugel van zwart onmiddel- lijk op. 11—17 De voorkeur verdient 1823, 12 23, 14 23, zwart kan dan z'n langen vleugel ontwikkelen. 14. 37—31 17—21 15. 42—37 21—26 16. 47—42 14—19 17. 44—40 35 44 18. 49 40 10—14 19. 29—23 Wit valt heftig aan, 18 :29 20. 34 23 13—18 Dc beste. 17—21 21—26 18—23 20—24 -17, 611 en 16 is Stand m cijfers Zwart 16 schijven op 3, 4. 6, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 15, 16, 17, 19, 20, 24 en 25. Wit 16 schijven op 22, 23, 30, 31, 33, 34,35, 36, 37, 38, 39. 40, 42, 43, 45 en 48, PARTIJ. Gespeeld door de Heeren G. C. v. Gulik, Alkmaar met Wit en W. Jimmink Hzn. roet Zwart. 1. 34—30 2. 30—25 3. 40—34 4. 45—40 Zwakke set, 11- «ange wezen. 5. 32—23 Wit wordt hierdoor sterk op het mid den. 23 32 6. 37 28 26 37 7. 41 32 24—30 Niet sterk. Veel beter is 1318. Zou wit hierop 3430 antwoorden, dan kan zwart zich nog herstellen met 1923 enz. b.v. 34—30, 30 19, 25 14, 40—34, 13—18, 19—23, 14—20, 9 ZoT^TpÏ, waardoor zwart gelegenheid krijgt zijn stand weder behoorlijk op te bouwen. 8. 35 24 19 30 9. 34—29 Formeert een goede middenstelling. 30—35 10. 50—45 12—18 S?,, 28. 26 17 12 21 29. 43—39 21—26? Zwak. Deze schijf staat op 21 veel sterker. Zwart moet den middenstand van wit trachten te fnuiken, door een stand op te bouwen met 813, 28 1420 enz. 30. 48—42 O. i. de juiste voortzetting 48 moet naar 37 sespeeid worden. 18—23 Zwak, want deze schijf komt te geïso leerd te staan, zwart kan deze schijf nu onmogelijk verdedigen. 31. 23 19 14 23 32. 45—40 15—20 33. 25 14 10 19 34. 40—34 2— 7 35. 34—30 7—12 510, 39, is aangewezen voor een mogelijke bedreiging van wit 3328, 30—24 enz. Om de schijf te behouden, doch de on dergang is onvermijdelijk. 39. 33 24 31 22 40. 20—1412—18 21. 31—27 18 29 22. 33 13 9 18 Door met 8:19 te slaan kreeg zwart solider spel, zwart kan dan met 510 spoedig opgebracht, beter opereeren. Op de wijze als deze nu speelt, krijgt hij een opeenhoping van schijven aan z'n korten vleugel. 23. 37—31 Logische voortzetting om te trachten den zwarten korten vleugel aan te tasten. 26 37 24. 42 31 4—10 25. 39—33 7—11 De voorkeur verdient 813, 28 om te juister tijd 1419 te spelen. 26. 40—35 Het naar den rand spelen is niet aan te bevelen. Beter kan deze schijf naar 29 wor den opgebracht, wat krachtiger spel geeft. 11—17 27. 31—26 Uitruilen met 2722 en dan met schijf 45 opkomen geeft goéd spel. 17—21 De beste voortzetting. 46. 42—37 Kon thans wel opgeven 47. 37—31 48. 24—20 49. 20—15 18—22 3— 8 8—12 13—IS Noodschot. 50. 14 23 22—28 51. 23—19 28 37 52. 31 42 21—27 53. 19—13 17—22 Zwart's verlies is slechts een kwestie van tijd. 54. 13— 9 27—32 Op 2228 volgt 2923 en 93. 55. 9— 3 12—18 Onbegrijpelijk, dat zwart nog door speelt. 56. 42—38 Met 29—23, 15—10, 3:4 wordt het pleit nog sneller beslist. 32 :43 18 29 5 14 57. 29—23 58. 15—10 59. 3 49 1 Van den vijand is niet veel meer over Zwart geeft op. EINDSPEL No. 65. Auteur Mr. C. Blankenaar. v; '-,'y WK«SM: vt?!" 41. 39—33 Op 39—34? had zwart zich met 39 en 2228 kunnen herstellen. 6—11 Gp 8—.13 volgt 24—19, 14—9, 33—29. 42. 36—31 16—21 Zwart kan het onheil toch niet afwen den, desniettemin geeft 1117 sterkere verdediging. Ook kon beproefd worden een dcorbraak naar dam met 1823. Zou wit de schijf winst nemen dcor 3328 en 38 18, dan zwart 39, II17 en 16 47. 43. 31—26 Uitstekend 11—17 De korte vleugel staat thans ook geheel vast, vooral met den volgenden zet. 44. 33—28 1 22 33 45. 38 29 8—13 Stand Zwart 1 schijf op 4 en 1 dam op 15. Wit 1 schijf op 23 en 2 dammen op 5 en 47, Oplossing Wit Zwart 1. 23—18 1 4— 9 Op 410 volgt 5x41 en 4136. 2. 5—41 15— 4 Op 913 of 14 moet ook 154 volgen met onmiddellijk verlies door 4736. 3. 41—36 4—15 4. Wit sluit nu met 18—13 en 36 X 4 de zwarte dam op. Gaarne houden wij ons aanbevolen voor problemen, partijstanden enz. Op lossingen moeten binnen 7 dagen in ons bezit zijn. sv-:; HUISKAMER De heer Falamon maakte een buiging voor barones Plock en richtte eenige ernstige, welwillende woorden tot haar. „U heeft een moeilijke, doch zeer lof felijke taak op u genomen, mevrouw," Zeide hij ten slotte, „want u moet de juf frouw met raad en daad bijstaan, gelijk een leermeesteres. De Parijsche wereld heeft somtijds hare gevaren, waarmede een onervaren meisje onbekend is." „Ja," hernam Roseünde.,, Luister goed toe, tante Plock. U hebt een ernstige zen ding en ik zeg u vooruit, dat ik u aanspra kelijk stel voor mijn gedrag. Zooveel er ger voor u, wanneer mij iets mocht over komen, u blijft borg voor mij en wanneer ik een dwaasheid uithaal, moet u er voor boeten." De zwaarlijvige Duitsche begreep geen woord van deze spotternijen en even wei nig van Falamon's toespraak. Zij bloes de nog meer, zoodat haar teint in het vio lette overging, neeg even met het hoofd en opende haar waaier, welke zij statig heen en weder bewoog. „Ziet u wel hoe verstandig en goed zij is 1" riep Roseünde uit.,, O, zij is een tante bij uitnemendheid. En danduur is zij niet, drie honderd franken per maand en een cadeau bij feestelijke gelegenheden. Doch laten wij op onze zaken terugkomen. U zei das, waarde heer Falamon, dat ik het geld kan opvragen...," „Wanneer tt wilt, juffrouw." „Goed 1 morgen dan. zoo vroeg moge lijk." „Morgen vroeg dus. Hoeveel verlangt u?" „Ja, ziet u, dat is het moeielijke van het geval," antwoordde Roseünde. „Ik heb nog vijf of zes duizend franken schuld, moet nog verschillende inkoopen doen, mijn huis nog gedeeltelijk meubileerea. want u weet toch, dat ik in een nieuw ver blijf and-ere meubels noodig heb. Wan neer wij het hotel gekocht hebben, het welk ik voor graaf de Villefort, mijn va der, op het oog heb, zal alles wel veran deren. Dan heb ik geen huur meer te be talen of kosten voor mijn huishouding. Papa is zeer rijk, hij zal mij in niets be knibbelen en ik verlang dat hij te Parijs een staat zal voeren, zooals het een edel man betaamt. Intusschen moet ik zien rond te komen. Kunt u mij morgen vijf- en-twint!g duizend franken doen ter hand stellen „Dit bedrag zal ter uwer beschikking zijn, juffrouw. Ik zal het u zenden, be nevens een ontvangbewijs, hetwelk u wel Zoo goed zult zijn te teckenen." „Een ontvangbewijs en door mij ge- teekend Maar dat komt er ook niet op aan. Ik zou u wel bewijzen voor een mil- lioen widen teekenen, als u zulks ver langde." „Dat geloof ik, juffrouw. Voorloopig ben ik met dit tevreden. Maar h propos," ging de bankier voort, „gisteren is zich hier iemand over u komen beklagen, die alle aanspraak heeft op uw eerbied en er kentelijkheid. U heeft geweigerd haar te ontvangen, toen zij u eenige dagen gele den een bezoek lcwam brengen..,." „Ah mevrouw Delauway," zeide Ro seünde. „De uitmuntende, zeer vervelen de mevrouw Delauway, mijn vroegere di rectrice „Ja, uw vroegere beschermster, juf frouw. Een vrouw van groote verdienste en die u heeft opgevoed.' „Welnu heeft ze mij slecht groot gebracht „Gedurende vijftien jaren was zij een moeder voor u." „En vijftien jaren was ik een dochter voor haar." „Zij heeft u innig lief." „En ik dan „U heeft haar ernstige reden tot droef heid gegeven." „Wat 1" riep Roseünde uit, „is zij nog maals op dat chapiter teruggekomen Dat geweeklaag begint mij te vervelen. Het ligt niet in mijn aard vaak onder de wilgen van Babylonië te gaan wandelen om Jeruzalem te beweenen, ik ben niet van plan mijn oogen rood te schreien over fouten, welke slechts in de verbeel ding van mevrouw Delauway bestaan. Ik heb toch wel het recht om dat gebonden leven vaarwel te zeggen, na vijftien jaren op een kostschool steeds gehoorzaam al mijn plichten vervuld te hebben, ik haak naar lucht, vrijheid, levendigheid. Ik ben twintig jaar, mijnheer Falamon, geboren in de hoogere kringen der maatschappij, eenige dochter en erfgename van een onmetelijk vermogen en mijn maatschap pelijke positie en die waartoe mijn vader mij bestemd heeft, leggen mij verplich tingen cp. Laat mevrouw Delauway dus zoo goed zijn mij van het zien harer tranen te verschoonen en haar raadgevingen niet aan mij te verspillen, ik ben groot genoeg om voor mijzelve te zorgen en heb mij zelf ook niets te verwijten. Als de goede dame er behoefte aan heeft haar hart uit te storten of er op gesteld is haar leerlingen nog te regeeren, zelfs nadat deze het pen sionaat verlaten hebben, laat zij dan naar een jong meisje gaan, ons allen welbekend, laat zij een bezoek brengen op den Groe- aenhof, bij Bernard, den pachter, daar woont een jeugdig persoontje, dat door mijn vader met goedheid overladen is, wijl men haar mij als gezellin mede naar de kostschool gaf, en verlangde dat zij als mijn gelijke zou worden opgevoed. Laat mevrouw Delauway haar „zeer geliefde leerlinge" gaan bezoeken, dan kunnen zij samen ongestoord verhan delingen houden over de stille deugden der vrouw en de zegeningen van het bui tenleven." „Uitstekend gesprokenzeide een stem, welke uit den hoek van het salon scheen te komen. „O, groote goedheid 1" riep Roseünde uit, terwij! zij zich snel omwendde. „Wie sprak daar Heeft u ook een papegaai, mijnheer Falamon „Neen, juffrouw," antwoordde deze. „Ik heb bezoek van een zeer achtens waardig en zeer verstandig man, den heer Guillaume." „Wie is dat vroeg Roseünde, terwijl Zij een fleren blik wierp op den persoon dien zij nauwelijks in het half duister kon onderscheiden. „Fatsoenlijke armoede en eerbiedwaardi ge bescheidenheid," voegde Falamon erbij. Roseünde staarde naar den hoek van het salon, waarin Guillaume zitten bleef. Een onbestemde onrust maakte zich van het overmoedige meisje meester. Zij wend de zich weder tot den bankier met de woorden „Ik moest u eigenlijk kwalijk nemen, dat u mij niet gewaarschuwd hebt wij waren hier niet alleen. Ik heb hardon gesproken en u vertrouwelijke mededee- Üngen gedaan." „En juffrouw, daarin heeft u groot gelijk gehad," hernam Falamon. „De heer Guillaume is de deugd en de be scheidenheid in persoon." „Dat wil zoovee! zeggen als een boven natuurlijk wezen. Maar dat doet er hier niet toe, ik ben woedend Thans stond Guiilaume op, plaatste zich in het volle licht op zes schreden van Roseünde verwijderd en zeide tot den heer Falamon „De juffrouw heeft gelijk, ik ben hier te veel. Ik vraag haar verschooning voor inijn onbescheidenheid, ik wachtte op uw bevelen om heen te gaan." „Neen, blijf mijnheer," viel het hoogmoedige meisje hem in de rede. „Eigenlijk is u hier even goed voor uw zaken als ik voor de mijne. Wat het ge sprokene betreft, dat komt er niet op aan. Ik behoor niet tot degenen, die van hun hart een moordkuil maken." Guillaume boog en nam daarop aan een tafeltje plaats waar hij den. schijn aan nam alsof hij de stukken uit zijn porte feuille nazag. „Wie is die man?" vroeg Roseünde aan den bankier. „Welk een vreerad uiter lijk en daarbij zulke doordringende, ver standige oogen 1" „Een zeer eerlijk makelaar, die mij vaak een dienst bewijst, juffrouw." „En waarom is hij dan zoo arm, mijn heer zeide Roseünde op een toon van gebiedend verwijt. „Kan zulks samen gaan, een makelaar, die bij u in dienst en daarbij arm is?" „E'n zijn nog fatsoenlijke lieden, juf frouw, die slechts begeeren, hetgeen zij met werken verdienen," antwoordde Fa lamon, die zich eenigszins in zijn eigen liefde gekrenkt voelde. „De heer Guil laume zou zich met zeer winstgevende en gemakkelijke speculaties kunnen in laten, doch hij geeft er de voorkeur aan van mijn huis het loon te trekken, hetwelk hij eerlijk verdiend heeft. Stel u intus- schen gerust, ik zal voor hem zorgen, uw aanbeveling. „Mijn aanbeveling?" viel Roseünde hem in de rede, „O, neen, dat nietIk beveel niemand aan. Ik stel belang in de arme drommels, die ik op mijn weg ont moet en vaak gebeurt het, dat ik hun, uit een gril of uit medelijden, geld geef, maar dat is ook alles.... Hoe leeft de man „Hij zal het u zelf zeggen.Mijnheer Guillaume,zeide de bankier met ver heffing van stem, „juffrouw de Villefort wenscht eenige bizonderheden te ver nemen omtrent uw positie." Guillaume boog en bleef op zijn plaats zitten. „Kan ik iets voor u doen, mijnheer 1" zeide Roseünde tot hem. „Komaan, spreek vrij uit, geen vaische schaamte. Hebt u een gezin „Ja, juffrouw," antwoordde Guillaume „ik ben weduwnaar en heb twee dochters." „Zoo, en wat wilt u uw dochters laten worden." ü§,,Ik tracht hen tot fatsoenlijke vrouwen groot te brengen." „Jawelzeer goed. Zijn ze jong, schoon „Negentien, twintig jaar en zeer schoon." „Jongens, zeer schoon 1Wat u zegt," zeide Roseünde, een blik in den spiegel werpende. „En denkt u ze uit te huwelijken „Ik hoop het, juffrouw." „Hebben zij een beroep 1" „De een woont buiten, bij een land bouwer. De andere is te Parijs, doch be hoeft niet hard te werken zij is zieke lijk.ik pas haar op, zoo goed ik kan." „Ziekelijk! Wat heeft zij dan?" „O, het zou te veel tijd in beslag nemen, wanneer ik dit alles wilde uitleggen," zeide Guillaume. „De doktoren beweren, dat haar kwaal eigenlijk meer van gees telijken, dan wel van üchamelijken aard is zenuwen, gejaagdheid, afgaande koorts weet ik al niet wat." „Met andere woorden dit schoone per soontje is klaarblijkelijk niet gelukkig ea lijdt aan zielesmart. „Dat geloof ik niet," hernam Guillaume „Ik meen eer, dat zij door waanzin ia aangetast, want zij bezit volstrekt geen gevoel en is veel te vurig van aard." „Maar dan moet zij een allerbekoor lijkst meisje zijn, mijnheer Guillaume, U moet een artiste van haar maken. Doe haar bij het tooneel zij zal opgang ma ken." „O, daaraan twijfel ik met," antwoordde deze. „In korten tijd zou zij zelfs een beroemde tooneelspeelster kunnen zijn." „Welnu 1 En u aarzelt „Neen, toch niet, want ik verzet er mij tegen, dat zij een artiste zou worden." „Ik begrijp het al," zeide Roseünde, „vooroordeelen, bekrompen ideeën, stren ge principes, welke uit den tijd zijn. U ziet uw dochter wegkwijnen, mijnheer Guillaume en u zult haar verliezen." „Het zou een geluk zijn voor haar, wanneer zij stierf," hernam Guillaume op zonderlingen toon. „Doch stel u ge rust, juffrouw, mijn dochter zal in leven blijven. Zij heeft daartoe te veel geest kracht, te veel macht over zich zelve, en bovenal bezit zij te weinig hart om niet een langen levensloop te hebben." „Ik geloof, mijnheer, dat u niet het minste begrip hebt van de goede hoeda nigheden uwer dochter, dat u haar vol strekt niet begrijpt. Weet u wat Zend haar bij mij, ik za' haar karakter bestu- deeren, ik zal haar doorgronden moge lijk kan ik haar goeden raad geven en wanneer zij geld van mij zou willen aan nemen „Duizend maal dank, juffrouw," viel Guillaume haar in de rede, „zij komt niets te kort." „En u, mijnheer," vervolgde Roseünde, „welke zijn uw middelen van bestaan?" „Zij zijn beperkt, juffrouw, naar gelang ik werk heb. Ik ben makelaar, moet met weinig rondkomen, doch ben licht vol daan. Daarbij tracht ik de achting te winnen van eenige rechtschapen lieden en koester een diepe minachting voor al het overige." „Al het overige, wat bedoelt u daar mede vroeg Roseünde. „O," zeide Guillaume, „laat ons dit laten rusten." „Toch, mijnheer 1" hield het jonge meisje aan, wier oogen schitterden als twee diamanten, „wat ter wereld veracht u?" „De ondeugd van deze, de dwaasheid van gene, de grenzenloozc ijdelheid en de harteloosheid der meesten, Geloof me, juffrouw, de maatschappij is aangetast door een vreeseüjke koorts ze sterft weg, verkwijnt. Op eenige weinige uitzonderin gen na, zie ik niets meer om mij heen dan verdorven vrouwen en zedelooze man nen." „Nu, u bent niet zeer bemoedigend," zeide Roseünde. „Ik voor mij bezie de wereld met andere oogen dan u, de wereld bekoort mij...." „En verblindt u," vulde de makelaar aan. „Dat wil ik niet tegenspreken," ant woordde het meisje „doch hetgeen mij verblindt, is niet altijd zonder beteeke- nis." „Verblindingen zijn gevaarlijk, juf-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 7