Siü
SSL
VOOR ONZE JEUGD
m
êi
ra
m
Surprisesavond, of de
tragedie van een worst.
KUNST EN KENNIS,
UIT BOEK EN BLAD.
KERK EN SCHOOL'.
Salariscongres der R.-K.
Onderwijzers.
OM EEN POP.
SSMT NICOLAAS
§2
De draaimolen.
De Kikker.
Ziezoo!
Trees d'r. 'n tikje brutale, oogen, lachten
eens vroolijk tegen tie kale winterhoornen
die, vochtig en vuil, armoedig aandeden aan
den kant van het kleine grachtje.
Ziezoo!
Trees' voeten tikten 't in regelmaat over
de hobbelige keien zie-zoo, zie-zoo.
Ziezoo!
Trees' handen, neergedrukt in de lage
mantelzakken, zeiden 't kort, norsch.
Ziezoo!
Trees' omlaag getrokken schouders, die
links en rechts wiegelden op den stap van
haar stevige voeten, herhaalden mee dat kor
te, kernachtig woordje.
Zie-zoo-zie-zoo, da's ge-daan, zie-zoo.
Wel, ze had dan ook 'n overwinning be
haald, die er zijn mocht!
Geld losgekregen voor Sint-Nikola„s!
Geld losgekregen en nog wel van Cok.
Cok was verbazend op de money.
Eigenaardig voor 'n zusje van haar
Trees!
Trees kon eigenlijk geld niets schelen.
In zooverre ze kreeg het wel graag
maar dan om het dadelijk uit te geven; niet
om te bewaren, opdat ze mogelijk in de verre
toekomst iels zou kunnen koopen, dat de
somma van tien centen ver te boven ging.
Trees hield van toffees, zoutedrops, en van
bananen als de Jood op de Markt ze voor
vier cent gaf.
Mulokinderen die aan dergelijke banalitei
ten gehecht zijn, worden nooit rijk. Maar
rijk zijn i3 't zorgen niet waard, lachte
Trees, en ze bleef zichzelf en haar klas trak-
teeren op allerlei heerlijkheden.
Tot wel tot ze zich bekeerde.
Niet, door 'n bliksemstraal of 'n ziekte;
ook niet door 'n preek; .zelfs niet door de
plagerig-vermanende, maar ernstig gemeende
en ook ernstig gevoelde woorden van de
grootste schat van n moeder, die er op
aarde bestond.
De goede Heilige bekeerde Trees.
De goede Heilige, die, honderden jaren
oud, toch jaarlijks met verjongde eerbied
waardigheid de kinderen bezocht maar
daarbij 'n hartroerenden en tevens angst
wekkender, aanslag (doet op de beurzen van
alle liefhebbende broers en zusjes.
Trees was 'n liefhebbend zusje.
Ze vond^ Miep, doudste, 'n flauwe goed-
sul. Lenie n draak. Ans n akelige onderwij
zeres en Cok 'n naar wicht. Piepie, de jong
ste, was natuurlijk het akeligste verwende
schaap dat op twee beenen rondliep.
Van de jongens „vond" ze maar niets. On
ze Lieve Heer had haar begiftigd met 'n
paar broers, van wie de kwaliteiten niet on
der woorden waren te brengen. Altijd vol
gens Trees.
Toch liep Trees er over te tobben, dat ze
nu heusch niets zou hebben met Sint Nico-
laas.
En ze had juist zulke heerlijke dingen ge
zien.
n Snoes van n poppetje bij Kouwenhoven
voor maar vijftig cent. Piepie zou vast kleu
ren van blijdschap als ze 't uit 't papier haal
de. En n grappig presse-papier voor Miep,
leuk en toch mooi. Wel wat licht en klein,
maar toch, zooveel papieren had Miep toch
nooit op haar tafeltje. Voor Lenie zou ze
zoo'n leuk leeren notitieboekje koopen. Lenie
hield idioot veel van allerlei kleine nesten
waar 'n verstandig mensch nooit over den
ken zou, omdat ze tóch niet bruikbaar wa
ren. Moes kreeg bepaald zoo'n schat van 'n
eau-de-cologne fleschje of 'n nieuwe poe
derdoos - of n kopje neen, dat brak
toch dadelijk, n eau-de^colognefleschje dan
■war.
Arme Trees!
Wat gaf t oi ze o, veel beter dan an
dere jaren verrassingen bedenken kon!
Ze had immers geen spie! En met 'r zakgeld
kwam ze niet verder dan veertig cent.
En wat deed ze nu voor veertig cent.
Toch gaf Trees het maar niet dadelijk op.
Verbeeld je, er zou toch wel aan geld te ko
men zijnl
n Hypotheek" op haar toekomstig zak
geld leek haar niet aantrekkelijk.
'n Preek van Moes natuurlijk, en 'n gul
den, waarvoor ze tien weken op zwart zaad
mocht zitten.
Misschien was Miep wel goed bij kas.
Lenie behoefde ze natuurlijk niets te vra
gen, die leek op haar zelf. Wie weet schoof
Ans ook nog wel 'vat af
Miep trok 'n gezicht, en gaf een kwartje
Ans lachte, en scharrelde 'n dubbeltje op
uit haar portemonnaie.
Trees probeerde zich te troosten met de
gedachte: „alle beetjes helpen."
Toen kwam ze op het reddende idee.
Dat 't nooit tevoren in haar opgekomen
was.
Cok moest helpen.
Cok was op slot de eenige, die helpen
kon. Cok was 'n rijkaard, 't Heele jaar door
hield ze haar geld in 'n doosje.
Twaalf maal vier maal tien cent, rekende
Trees uit, Vier gulden tachtig.
En vijf en zeventig cent van haar eigen.
Dat maakte vijf gulden en vijftig.
Daar konden ze een eigen mand voor
pakken!
Trees vond het opeens dubbel gek, dat ze
niet eerder op de gedachte was gekomen.
Miep en Leni kochten ook samen, en Ans
en Piet.
Kijk, feitelijk hoorde zij het met Cok sa
men te doen en deed Cok 't alleen maar niet.
Feitelijk was zij, Trees, dus in haar recht,
als zij erover sprak.
Drie weken voor Sint Nicolaas waagde
Trees den aanslag op Corrie's beurs en al
Cor's toekomstplannen.
Cok was een klein zacht meisje. Haar don
ker haar hing in glanzende krullen rond haar
ovaal gezichtje; haar groote bruine oogen
keken eenigszins schuw, n tikje versomberd
nog door de lange zwarte oogharen. Cok
liet zich nooit gelden. Cok zweeg altijd over
haar eigen wenschén en plannetjes. Maar
wat zij wilde, dat deed zij.
En daarom had Trees een harden strijd eer
zij haar zin kreeg.
Langzaam, o zoo langzaam wilde het tot
Cok doordringen;
Dat ze geen eigen mand heel alleen, maar
'n eigen mand met zijn tweeën moest vul
len.
Dat ze dan ook geen 4.80 maar 5.55
had, liet haar koud.
Vijf en zeventig cent was tegenwoordig
niet veel waard, vooral als daar tegenover
stond, dat Trees, als oudste, nu het geld be-
heeren moest.
Trees kon soms zoo raar doen met geld.
Drie volle dagen moest Cok denken. Drie
volle dagen maar waarin Trees haar bijna
geen tijd tot denken liet, zóó achtervolgde
zij haar met argumenten.
Toen gaf Cok toel
Ziezoo! dacht Trees.
En heel den morgen bleef dat zegevieren
de „Ziezoo" gonzen in Trees' hoofd en de
stempel drukken op al haar bewegingen.
Nu Cok eenmaal haar woord gegeven had,
vond Trees, dat ze's-middags wel weer eens
alleen naar school kon gaan.
Ze kon dan meteen eens heerlijk denken
denken, wat ze nu wel koopen konden
samen.
En al loopende somde ze op!
'n Paar heel fijne sigaren cn 'n snoezig
peppetje; 'n presse-papier met 'n voetballer
tje; 'n leeren zakboekje; 'n fleschje eau-dc-
cologne of 'n kopje of 'n hè, van der
ILeyden, daar moest ze eens kijken
Van der Heyden was volgens Trees „je"
lekkerswinkel
Wat 'n eenige doozen stonden er nu weer.
En wat 'n leuk marsepain spul! Neen
maar, die worst op dat glas! Net 'n heusche
breede-leverworst. Kostelijk, om zoo'n ding
eens te kunnen geven! 'n Oogenblik zou de
gene die 'm kreeg, bijvoorbeeld moe, den
ken, dat het 'n echte worst was. Ze zou
niet weten, wat ze er van denken moest,
misschien zelfs wel vergeten blij te kijken.
Maar 'n vers, 'n lang leuk vers, erg plage
rig zou alles uitleggen. Wat 'n echt Sinter
klaascadeau!
Potverdikkie, Trees kreeg er zin inl
't Vers wist ze ineens ook:
Moe, hier heeft u Jeverworst, breed heel
fijn. 'n Beetje gekruid, zooals ze moet zijn.
Voor uw smaak, 'n snufje peper en door.
Wel, Cok zou 't af kunnen maken. Die
had altijd zulke uiïge gedachlen!
't Zou grappig zijn, zoo'n worst eens wer
kelijk te geven.
Wat zou moe lachen.
En achteraf zou ze denken: „Wat hartelijk
van die Cok en Trees!"
Trees vond 't de grootste loftuiting, als
iemand zei, dat ze hartelijk was.
Zoo, echt ook, om hartelijk te wezen, dan
vond iedereen je aardig.
Hoe duur zou die worst zijn?
Op 'r teenen staande, probeerde Trees 't
kleine prijsje te vinden. Akelig, dat 't raam
juist beslagen was. Nu wist ze niet eens of
er we! 'n prijsje opstond.
Als ie eens 'n gulden kostte.... dat kon
Bruin wel trekken.... of 1.25.
Hè kostte ie eens 1.25.
Wat 'n lol op Sinterklaasie!
En achteraf zou ze ook eens 'n stukje mar
sepein proeven!
Marsepein had Trees nooit gegeten.
Zoo'n weeldeartikel kenden ze niet in 't
eenvoudige, groote middenstandsgezin.
In dezen tijd springt de zwarte Pieterbaas
van huis tot huis, om Sinterklaas' gaven
rond te brengen.
Niemand zou er ook van 't jaar aan den
ken om 't te koopen, daarvan was Trees
overtuigd. En moe hield er juist zooveel vanl
Tenminste, Trees dacht dat moes er be
paald veel van houden zou.
's-Middags in school zat Trees gedurig te
soezen over haar worst. Opletten behoorde
niet bepaald tot haar deugden, maar van
middag was 't al heel bar. Eindelijk besloot
zij, om vier uur Cok erover te spreken. Cok
vond het echt leuk, dat Trees op haar stond
te wachten na school.
Knusjes schoof ze haar mager armpje door
Trees' stevigen arm. Gezellig, zoo samen
naar de stad te gaan! Wijselijk zweeg Trees
over de worst, tot ze voor het raam van van
der Heyden stonden,
„Wat een worst, hèl" kon ze toen einde
lijk uitroepen. „Zoo iets voor moe!"
„Toch veel te duur," oordeelde de verstan
dige Cok.
„Voor moe moet het nooit te duur zijn."
Trees wist de zwakke plek in Corrie's ge
sloten hartje.
Zeg nu zelf eens, kun, je niet veel beter
aan moe 'n groot cadeau geven en aan al
de anderen een kleintje, dan aan allemaal
iets, dat toch nog te klein is voor 'n groot
cadeau?"
Cok voelde nog niet dadelijk, dat deze
worst het groote cacleau moest zijn.
„O ja, natuurlijk, aan moe het aller
mooiste."
„Dan moeten we moe die worst geven."
Trees had de knop van de winkeldeur al
in haar hand. Maar Cok trok haar zoo vin
nig weg, dat Trees verontwaardigd deed:
„Kind, 't is net of we vechten."
„Luister dan toch eens," Cok kreeg er 'n
kleur van, „we Runnen moe toch niet enkel
wat lekkers geven, en dan.... en dan...."
Trees' verontwaardigde blik deed haar naar
meer redenen zoeken.... „we hoeven hem
immers nu nog niet te koopen."
„Zeker wachten tot ze uitverkocht zijn,"
smaalde Trees, „je weet, hoe gauw dat
goed altijd weg is,"
Cok wist het niet, en tot op dit oogenblik
hadden ze er geen van beiden ooit over ge
dacht.
Trees zag dan ook, dat Cok nog niet over
tuigd was, en kijk, dat mocht niet. Dan
ging Cok later zaniken, en daar had Trees
't land aan.
Ze nam Cok maar weer onder den arm cn
drentelde met haar de Hypolifusbuurt om.
Met kloppende harten gingen ze den win
kel binnen. Er was 'n vriendelijke juffrouw.
Ze sprak keurig netjes van „jonge juffrouw"
en was bereid „de" worst uit de etalage te
halen. Zelfs mocht Cok hem even tusschen
r. vloeitje vasthouden.
'n Prachtworst was t'.
Hij rook 'n klein beetje eau-de-cologne-
achtig dacht Cok en haar snoezig grijs
witte kleurtje wekte bepaald den eetlust op.
Trees uitte haar bewondering hardop. Maar
Cok stootte haar aan.
De juffrouw kon wel eens meer vragen, als
ze zag, dat ze er zooveel zin in hadden.
Hoe duur die worst was?
Vijf-en-vijftig cent per ons, jonge dames.
De juffrouw woog 'm met vloeitje en al
Drie-en-een-half ons.
Cok rekende gauw uit.
Drie keer 55 en nog 2714. 0, Trees!
Cok kreeg er 'n kleur van.
De juffrouw moes! even glimlachen om
haar teleurgesteld gezichtje.
„Ja, 't is misschien wat veel, maar de mar
sepein is van 'n bijzondere kwaliteit, zoo'n
worst kan als 'n groot cadeau dienen."
Trees' groote oogen staarden begeerig
naar het dikke grijze eindje.
Ook Cok tuurde naar de weegschaal.
Tot Trees 't gek begon te vinden en Cok
aanstootte.
„Nou?"
Ook de juffrouw begon 't te vervelen. Ze.
moest nog zooveel bestellingen afwegen.
„Zal ik 'm dan maar weer in de étalage
leggen?"
Nog was Cok besluiteloos.
Juist was Cok aan de moeilijke afreken-
som 5.75—/ 1.92)4.
„Stil toch," knorde ze.
„We moeten toch wat zeggen."
Maar toen ze de worst zag wegnemen en
langzaam omhooggaan tot 't groenige, geslo
pen glas, toen werd 't haar toch te machtig.
Met wegcijfering van alle bezwaren hakte
ze den knoop door:
„Pakt u haar dan toch maar in, juf
frouw."
Trees nam de worst aan.
Met 'n gevoel van blijdschap, maar toch
nog wat angstig, zag Cok, 'm verdwijnen in
Trees' groezeligen onderzak.
1.92/4....!!
Maar 't was dan ook 'n magnifieke worst.
Cok kon er geen beter woord voor vindsn
dan magnifiek.
En alle voordeden hadden ze immers voor
die paar kwartjes meer.
Moe zou 'm heerlijk vinden en lachen
en zij zou leuk vers maken.
Buiten voelde ook Trees zich gedrongen,
nog eens alle bezwaren weg te praten.
Ben je mal, pa 'n sigaar minder en Piep 'n
poppetje van 'n kwartje en Leni 'n creton
nen-boekje inplaats van 'n leer, wel al had
den ze 4 gulden besteed inpaats van 2, dan
konden ze nog royaal geven.
En tóch bleef Cok twijfelen., 3.6214
voor pa en zes menschen!
Die Trees was me een echte sukkel! Daar
kwam ze zoo maar opeens lot de ontdek
king, dat ze twee kwartjes verloren had!
Verloren!
Cok legde 'n diepe minachting in dat
drielettergrepige woordje.
Verloren!
't Zou wel waar zijn.
Natuurlijk had ze er lekkers voor gekocht.
En zij Cok bleef met de zorgen zitten!
3.1214 voor 'n pa en zes menschen.
Trees voelde zich 'n slimmerd, 'n buiten
gewone slimmerd. En wat gelukkig dat ze
haar geld altijd zoo slecht bewaren kon.
Nu geloofde Cok haar praatje van de twee
kwartjes grif.
Trees sloeg van dolle pret met 'r groote
dikke winterhanden op 'r knieën.
„Wat zou Cok opkijken."
'n Prachtkeüing had ze voor haar opge
scharreld. In 'n klein winkeltje in de Vla-
mingsteeg. Overal kostte zoo'n ding twee
gulden en daar gaven ja, je kon nu met
recht zeggen gaven ze 'ra voor twee zegge
twee kwartjes!
Voor 't eerst in den Sint Nicoiaastijd stond
Cok niet op Trees te wachten na school.
Trees vond 't raar, erg raar.
Ze tuurde over de Koornmarkt, draafde
even de zijstraatjes in. Nee geen Cok te
zien gek.
Ondcrtusschen liep Cok te hijgen over den
Langendijk Nee, rrees mocht 'r niet zien
Als ze haar zag, wou ze vast met 'r mee.
En ze wilde maar liefst dadelijk gebruik
maken van 't fijne nieuwtje, dat ze hoorde
van Marie van Ncuijnen.
In de Vlamingsteeg, in 'n heel armoedig
winkeltje verkochten ze van die eenige ket
tingen, met groote kralen in het midden en
kleintjes aan de kanten maar voor vijftig
centen. De moeite niet voor zoo'n fijn ding.
Trees had er juist zoo een on haar ver
langlijst staan.
Ze zou hem krijgen, ja, ze zou hem krijgen.
Cok zegende haar haast De juffrouw had
er nog maar één. Stel je voor, als ze nu eens
een dag gewacht had! Dan waren ze mis
schien al uitverkocht. Met 'n liefkozend
wreefje liet Cok 'n pakje in haar zak glij
den, Leuk, nu had ze ook 'n mooi cadeau
voor Trees
's Avonds met 't natellen van het geld,
schokte Cok met een kleur op: „Trees ik
ben twee kwartjes kwijt." Trees telde mee,
nog eens, nog eens. Zij kon niet eens leed
vermaak hebben, dat die secure Cok ook
wat verloren had.
Al maar spookte het voor haar oogen. 'n
Rijksdaalder en twaalf en een halve cent
voor 'n pa tn zes menschen, voor 'n pa en
zes menschen.
„Zeg Cok," besloot ze opeens in 'n op
welling van edelmoedigheid, „je moet mij
maar niets geven hoor! 't Kan niet lijden."
Cok keek haar wantrouwend aan. Zou ze
't gesnapt hebben?
De worst zweefde dag in dag uit in Trees'
zak. Den avond dat ze 'm gekocht hadden,
besloten Cok en Trees, dat daar de eenige
veilige plaats was. Eerst was Cok meer voor
het boekenkastje op hun kamer geweest.
Maar Trees had haar onder het oog ge
bracht, dat daar iedereen in kon, dus ook
moe. Zou 't nu leuk zijn, als moe al weken
te voren hun verrassing ontdekte?
Cok gaf toe.
lederen avond kwam de wost nu een
week te voorschijn uit zijn dubbele laag
kranten en vloeipapier. Had Cok overdag
'n nieuwe regel bij „het" vers bedacht, dan
bewaarde ze die tot 't oogenblik, waarop
de worst zelf den indruk er van verhoogde.
Zoo was de worst 'n bron van altijd te-
rugkeerend genot.
Soms keek Cok wel eens wantrouwend,
of hij niet verrampeneerde. 't Leek haar toe,
dat hij al niet zoo mooi rond meer was cn
hier en daar wat kruimelig. „Gekheid"
knorde Trees, „dat kwam natuurlijk omdat
ze hem zoo dikwijls zag. Iemand die hem
voor het eerst in handen kreeg, zou er net
zoo verrukt over staan als zij zelf bij van
der Heiden." Cok geloofde 't maar weer.
Waarom haalde zij ook altijd zulke mui
zennesten in het hoofd? Neen, ze vPden nu
eens juist zeggen als Trees: De worst is
prachtig.
En moe zal haar prachtig vinden. Zoo
probeerde Cok het groote vertrouwen na te
maken, dat Trees in de worst bezat. Trees
bleef maar vervuld van ds worst. Meer dan
Cok vermoedde had ze haar in handen.
Geen schooltijd ging voorbij of ze had één,
twee, soms drie keer haar schat bewon
derd. Ongemerkt schoof Trees' hand onder
d'r rok, 't geheimzinnige pakje kwam te
voorschijn en werd zonder kraken losgerold.
Dan smulden Trees' oogen, 'n Fijne worst
was 't. Toch gunde Trees zich dat heerlijk
aanschouwen maar 'n paar seconden. Dan
stopte ze haar, haast trillend van angst,
weer in den zak. Want, wat, als zij eens ont
dekt werd?
Die angst werd voor Trees een gelief
koosde emotie. Hoe heerlijk, om op 'n ru
moerig oogenblikje in de klas te loeren, dan
vlug de worst te krijgen, haar even te strce-
len met de oogen en haar weer haastig te
doen verdwijnen!
(Wordt vervolgd).
Die blaue Biume. Een
boekje van romantische
kunst en poëzie, door Ca-
jeton Oszwald.
Een allerliefst werkje, dit nieuwe boek
van Oszwald, denzelfden, die eenige jaren
geleden het prachtwerk over Mathaus
Schiestl samenstelde. „De blauwe bloem" is
de bloem der romantiek, die bij het moder
ne menschdom niet erg in trek is. Toch
bloeit die blauwe bloem onverwelkt voort
in het hart van het Duitsche volk; gelukt
het den tegensprekers één bloem uit te trek
ken, dadelijk groeien er weer twee andere
op Dit feit maakt, dat men geen profeet
behoeft te zijn, om aan 'het hier besproken
werkje een groot succes te voorspellen. De
klokkentonen, die er uit opklinken, zullen ve
len lokken om zich te gaan verkwikken aan
de kunst, die zij door ouders en grootouders
hebben hooren roemen. Als kinderdroomen
rijzen de woeden van Novalis, Eichendorff,
Mürike uit „De blauwe bloem" op; aan
lokkelijk zijn de sprookjesteekeningen van
Schwir.d en Steinle, de van Gods adeny
doorwaaide landschappen van Friedrichs,
roerend en indrukwekkend de -teekeningen
cn compositie van Richter, Fürlch en Re'hel.
Dit aantrekkelijke stukje romantiek met den
geed gekozen tekst en met vijftig passende
illustraties zal ook in Nederland wel vele
vrienden vinden.
De H. Franciscus van Assisië.
Door Heinrich Federer en
illustraties van Fritz Kunz.
Wat in dit fraai uitgevoerde werk voos?»
namelijk trekt zijn de platen. Ook de tekst
is interessant, een gedicht in proza op den
grooten Heilige van Assisië. Die tekst is
jeugdwerk van Heinrich Federer, met al do
onvolmaaktheden, maar vooral ook de
frischheid en aantrekkelijkheid van een
jong kunstenaar. Over den grooten St. Fran
ciscus zijn echter zooveel heerlijke werken
geschreven, dat het moeilijk is 't bestaande
te overtreffen. Wat in dit werk over St.
Franciscus boeit, zijn de prachtige gekleurde
en zwarte platen en de teekeningen, schit
terende reproducties naar schilderijen en
penteekeningen van den Zwitserschen schil
der Fritz Kunz. Kunz is een bekend kerk-
schilder en heeft heel wat monumentaals
geschapen. Maar in deze illustraties spreekt
naast een groot talent ook een diep voelend
kinderlijk geloof en ontroerende bewonde
ring voor den gestigmatiseerde. Deze derde
oplaag spreekt voor zichzelf en zal, vóór de
viering van St. Franciscus' 700sten sterfdag
in 1926, ook wel onvoldoende blijken om
in de vraag te voorzien.
Dit, zoowel als bovenstaand werk, kwam
uit bij de „Gesellschaft für 'christlicha
Kunst", te München.
Door de S Willibrordusfederatie (Federa
tie van Alg, Dioc. Ver. van R.-K. {Jijz. On
derwijzers in Nederl.) en de St. Canisiusfede-
ratie (Federatie van de R.-K. Onderwijzers
bonden in de Bisdommen 's-Hertogenbosch,
Breda en Roermond, de R.-K. Openbare On
derwijzersbond in 't Aartsbisdom Utrecht ea
't Bisdom Haarlem en de R.-K. Onderwijze-
ressen-vereeniging in 't Bisdom 's-Hertogcn-
bosch) zal op Zondag 7 December des voor
middags één uur in de groote zaal van 't
Jaarbeursgebouw te Utrecht een 'Congres
worden gehouden ter bespreking van de sa-
lariëering.
De vergadering zal gepresideerd worden
door den heer Willem Wiltschut, vice-voor-
zitter van de St. Willibrordusfederatie, ter
wijl als sprekers zullen optreden de heeren
A. J. W. Brugman, voorzitter van de Cani-
siusfederatie en H. G de Boer, voorzitter
van de St. -Willibrordusfederatie.
door JOH. VAN DEN HOEK.
„Baby" zoo noemde haar de heele fa
milie, de heele straat, haar broers en zus
ters, allen die haar kenden. En hoe eigen
wijs, hoe tiranniek ze ook was, ze vond het
goed, dat men haar Baby noemde. Want
in haar baby-zijn lag haar groote macht, haai;
doordrijvende wil. Ze begreep dat, wanneer
ze ophield Baby te zijn, alles, haar macht
zoowel als haar prettige leventje, voorbij
t u zijn.
Eigenlijk was ze al lang geen baby meer.
Bovendien heette ze Marietje Govers. Maar
ze vond het goed, omdat het, als gezegd,
haar groote macht, de doordrijving van haar
wil was. Want dat was het!
Baby was al drie jaar oud. Ze meende zelfs
dat ze al spoedig vier moest worden. Want
het speelgoed dat e op haar vierden ver
jaardag had gekregen, was allemaal al lang
stuk en verdwenen. (Het speelgoed rvas haar
kalender). Ze had een frisch cn helder ge
zichtje en moeder besteedde altijd veel zorg
aan haar kleedij. Daar ze de jongste was
van haar drie broers en twee zusters en
moeder altijd haar partij opnam, was haar
willetje zoo langzamerhand het huishoudelijk
reglement geworden.
Baby at koekjes wanneer zij dat wilde.
Baby moest een plaats hebben, dat ze de
tafel goed kon overzien. Baby at wat haar
het lekkerst toescheen. Baby zond br er, en
zusters „voor straf' de kamer uit, wanneer
zij dat wilde. Maakte vader bezwaren, dan
zeide moeder dat het op school wel anders
zou worden. En zoo was Baby-Marietje een
verwend poppetje geworden; een klein,
eigenzinnig, voor zich zelve alleen levend,
aan andere menschen niet denkend wezen
tje.
Baby zat aan tafel en speelde met haar
serviesje. Ze knoeide met thee, melk en
suiker die moeder haar gegeven had „als ze
zoet zou spelen". Maar ze' speelde niet zoet.
Ze knoeide omdat ze knoeien wilde. Want
ze was kwaad, woedend....
Waarom? Er had iets vreemds zijn intre
de gedaan in haar kleine, zelfzuchtige le
ventje. Iets ongekends, waarop haar altijd
zegevierende willetje afstuitte.
Dat vreemde wasSt. Nicolaas!
Moeder had haar van den goeden ouden
Sint verteld. Vader had er een woordje bij
gedaan en gesproken van den zwarten
knecht, die stoute kinderen meenam naar een
vreemd land, naar Spanje en ze daar strafte.
Baby had ernstig geluisterd en gezegd dat
zc mooi speelgoed moest hebben. En toen
was het gekke gekomen: Ze moest niets! Ze
had af te wachten. Misschien kreeg ze nog
wel straf toe.
In bed had ze „een keel" opgezet tegen
St. Nicolaas. Maar een vreemde zware stem
had haar spoedig den mond gesloten. Toen
ze met haar broers en zusters haar schoen
onder den schoorsteen zette, kregen die al
lemaal lekkers en zij.... een briefje, dat ze
heel erg moest veranderen, wilde ze ten
minste nog iets krijgen.
Baby voelde zich bij de gedachte aan dat
voorval zoo woedend worden, dat ze van
haar theeblaadje af, met thee, melk en sui
ker op het tafelkleed begon te knoeien.
Moeder begreep dat het toch niets werd.
Ze nam Baby haar speelgoed af, noemde
haar een lastig kind en beloofde haar, toen
de waterlanders kwamen, mee te nemen bij
het winkels-kijken wanneer ze zoet was.
Baby kon het met deze voorwaarden eens
zijn en moeder kleedde haar in haar wollen
pakje met de helder witte slobkousen. Ze
ging met moeder uit. Een tante die haar te
genkwam en goedendag zeide, liep ze norsch
voorbij. Die had ze al onder haar wil. Ze
zocht St. Nicolaas.
Ook dien vond ze. In een lunchroom. Ze
weigerde koppig den goeden Sint een hand
te geven en een prentenboekje aan te oak-
ken.
Op straat gaf moeder haar een standje.
Baby werd kwaad en wilde plotseling een
pop hebben, die ze in een speelgoedwinkel
voor het /aam zag liggen. Moeder zeide, dat
ze die wel van St. Nicolaas gekregen zou
hebben als ze niet zoo stout was geweest.
Zeuren, huilen, dreinen niets hielp. In
tegendeel. Dien avond moest ze voor straf
al om vijf uur naar bed.
Zoo gingen er drie dagen voorbij.
Het was Vrijdag Strooiavond.
Baby's broers en zusters hadden dien mid
dag geen school gehad en Marietje had, heel
zcet, dien middag maar wat toegegeven. Va
der en moeder schenen het te gaan meenen
en langzamerhand was haar de schrik voor
Piet-den-knecht toch ook wel in het hartje
geslagen.
Om zeven uur zou het beginnen.
De klok had nog niet voor het laatst ge
slagen toen een zware stem op de gang
klonk, tegelijk met ketting-gerinkel. St. Ni
colaas en zijn knecht kwamen de kinderka
mer binnen. Het eerste wat Bab> zag was
dat de knecht een zak bij zich had en ze
verschool zich angstig bij haar moeder.
Eén voor één moe3ten al haar zusters cn
broers bij St. Nicolaas komen. Piet kende al
hun namen, naar den leeftijd af. Eindelijk
zeide de knecht: „Marietje?"
Baby kwam parmantig naar voren. Nu
was ze niet bang meer, want de Sint zoo
wel als zijn knecht waren heel vriendelijk.
„Ben je wel eens stout geweest, Marietje,"
vroeg Piet met zijn zware stem.
„Neen, Piet!"
Toen riep dc knecht woedend: „Wat? Nog
jokken ook? Kom maar eens even hier!"
Voor Baby er op bedacht was had de
knecht haar bij den arm genomen en haar
in een hoek geduwd. Van angst durfde ze
niet te huilen.
Uit zijn grooten zak haalde Piet noten en
moppen en koekjes en begon te strooien dat
er geen einde aan scheen te komen. Baby
zag al het lekkers in de grage handen van
hapr broers en zusters verdwijnen. Zij durf-
ue zich niet te bewegen.
Eindelijk was de zak leeg en Piet kwam
voor Baby staan. Hij keek haar met zijn
oogen die onheilspellend schitterden in zijn
roetzwart gezicht, heel leelijk aan en zeide:
„Daar heb je nu je verdiende loon! Niets
Dat is een dag van vreugde
Voor allen klein en groot,
Voor allen? Velen lijden,
Helaas, gebrek aan brood..
dh
.öj-
Dat is een dag van weelde,
Van juichtoon cn gezang,
Voor allen? Vele harten
Slaan, ach! zoo zwaar en bang..
Hoe menig kinderoogje
Ziet met een stillen traan
Het lekkers en het speelgoed
Voor de uitstalkasten staan!
Hoe menig moederharte,
Dat om haar kleinen bloedt!
Ach! kon zij slechts iets geven
Van al dien overvloed!
Hoe menig arme vader,
Die werkloos vóór zich ziet:
„Ach, kinderen, zicht hij gaarne!
Maar 'k heb, ik heb het niet
Schept u de hoogste vreugde
Bij al wat God u gaf,
En staat, o lieve kind'ren,
Ook iets voor de armen af!
Laat in de huiten dringen
Een blijde zonnestraal: 1
Sint Niklaas zal 't u loonen,
Niet tien, maar honderdmaal,
t Is Jezus, 't godd'lijk Kindje,
Dat gij vertroost, verblijdt:
Elij schenkt zijn rijksten zegen
Voor tijd en eeuwigheid!
door den schoorsteen legde haar de zwarte
knecht met z'n zware stem het stilzwijgen
op....
Toen kwam Marietje tot nadenken. Stout
was ze geweest! Heel stout! En dat moest
ze weer goedmaken. Verder dacht Marietje
niet.Ze moest het goedmaken en.Ja,
v/at zou ze doen. Eerst natuurlijk een brief
je schrijven. Uit haar broer's griffelkoker
nam ze een stukje potlood, scheurde een
vel papier uit een schrift dat haar in handen
viel en klom toen op een stoel om het licht
aan te draaien.
Daarna begon ze allerlei hanepooten op
het papier te teekenen. Ze dacht aan heel
lieve dingen en meende dat St. Nicolaas
haar wel zou begrijpen. Na eenige minuten
was de brief gereed. Maar hoe dien naar
den kindervriend te zenden? Moeder had
haar verteld Öat de Sint in den hemel woon
de.... Baby wist raad. Op haar b'loote
voetjes liep ze zacht de trap af naar be
neden. De heele familie was in dc huiskamer
e.i ze kon dus ongestoord haar luchtballon
uit de kinderkamer halen.
Spoedig was ze weer op haar kamer terug,
hond haar brief aan het touwtje van den bal
lon en wilde het raam openmaken om den
ballon naar buiten te laten gaan.
Toen schrok ze geweldig, want moeder,
die verdachte geluiden had gehoord, en naar
boven was gekomen, stond naast haar.
Baby begon heftig te snikken, stamelde
dat ze spijt had, dat ze in het vervolg zoet
zou zijn en nooit meer de Baby-van-vroeger.
Moeder nam haar op haar schoot en Ma
rietje vertelde alles.... Eindelijk zeide moe
der: „Laat je ballon maar hier. Ik zal St.
Nicolaas telefoneeren dat de stoute Baby
weg is en dat wij er een braaf Marietje
vcor terug hebben gekregen. Misschien helpt
het nog!"
Het hielp! Den volgenden morgen, vroeg
reeds, klemde Marietje de vurig begeerde
pop in haar kleine armpjes.
Van dien dag af aan wilde zij geon Baby
meer genoemd worden en was een heel an
der meisje.
B
Lehulp van dat stokje de draden eenige ma'
len omgedraaid, dat kun je 't gemakkei jkst
doen door de eene helft van den draad het
eene en de andere helft het andere eind
van 't stokje uit te schuiven. Als je de dra
den strak genoeg vindt, houdt ie op met
draaien, anders konden ze misschien breken.
Nu haai je 't stokje uit aan den spitsen kant
van den dop. Aan den stompen kant wordt
een insnijding gemaakt, waar het stokje in
past als het omdraait. Dan teeken je met
inkt aan de ronde zij, twee oogen, een
neus en een wiiden mond. Om den kikker te
laten springen draai je 't stokje om, zoodat 't
in de insnijding komt. Nu zet je den kikker
plat op tafel, met de holle zij naar bene
den, en zoodra je de dop loslaat, wil 't
stokje weer zijn vorigen stand aannemen,
en de kikker springt weg.
We nemen een gewone flesch met ceit
kurk erop en vragen vervolgens aan moeder
Als je zus eens onschuldig aan het schrik
ken wilt maken, moet je eens probceren of
je aan de hand van onderstaande aanwijzin
gen een springende kikker kunt maken.
Aan /eerszijden van den rand van den dop
maak je een insnijding en windt om den dop
heen een stevigen draad, maar zorg cr voor,
dat je iedere keer door de twee insnijdingen
komt, en bindt de uiteinden vast. Dan neem
je een stevig stokje en snijdt 't zóó af, dat
krijg je! Niets! En wanneer je niet zoo klein
was, dan nam ik je mee naar Spanje."
„Zoo klein!" Het was een beleediging,
maar Bab1 durfde geen beweging te maken,
nog minder een woord te zeggen.
Sint Nicolaas en dc knecht gingen heen
nadat Jan, de oudste der zes, had bedankt.
In het voorbijgaan draaide de knecht nog
eens zijn gezicht naar Marietje en zeide;
„En je hoeft morgen niet te gaan zoeken,
i want er is toch niets voor je! Dit is voor
jou! En wanneer je het volgend jaar niet
beter oppast,
Hij duwde Marietje een klein pakje in de
hand en ging heen. Toen Baby het open
maakte zat er een. klein, leelijk poppetje in.
En dan had ze nog wel die groote pop willen
hebben! Ze begon luid te huilen. Veel gaf
haar dit echter niet, want een kwartier la
ter lag ze in bed. Ze begon' te gillen. Maar
het ongeveer 1 cM. langer dan de dop is.
E„n van de einden van 't stokje wordt nu
tusschen de draden gestoken, zoodat het die
in gelijke helften verdeeld. Nu worden met
nog een kurk, een stopnaald en twee vorken.
De vorken steken we schuin in de kurl en de
stopnaald van boven, natuurlijk mooi recht
er midden doorheen.
Nu vragen we nog een cent aan moeder.
Dien cent leggen boven op de kurk, die in
de flesch zit.
We nemen daarna de kurk met de stop
naald en de twee vorken en zetten die zoo
op den cent, dat de punt der naald er midden
op rust en. de draaimolen is gereed. Stoot
nu maar eens tegen een der vorkenl Daaf
&aat-ie! En wat loopt hij lang!