Siü SSL VOOR ONZE JEUGD m êi ra m Surprisesavond, of de tragedie van een worst. KUNST EN KENNIS, UIT BOEK EN BLAD. KERK EN SCHOOL'. Salariscongres der R.-K. Onderwijzers. OM EEN POP. SSMT NICOLAAS §2 De draaimolen. De Kikker. Ziezoo! Trees d'r. 'n tikje brutale, oogen, lachten eens vroolijk tegen tie kale winterhoornen die, vochtig en vuil, armoedig aandeden aan den kant van het kleine grachtje. Ziezoo! Trees' voeten tikten 't in regelmaat over de hobbelige keien zie-zoo, zie-zoo. Ziezoo! Trees' handen, neergedrukt in de lage mantelzakken, zeiden 't kort, norsch. Ziezoo! Trees' omlaag getrokken schouders, die links en rechts wiegelden op den stap van haar stevige voeten, herhaalden mee dat kor te, kernachtig woordje. Zie-zoo-zie-zoo, da's ge-daan, zie-zoo. Wel, ze had dan ook 'n overwinning be haald, die er zijn mocht! Geld losgekregen voor Sint-Nikola„s! Geld losgekregen en nog wel van Cok. Cok was verbazend op de money. Eigenaardig voor 'n zusje van haar Trees! Trees kon eigenlijk geld niets schelen. In zooverre ze kreeg het wel graag maar dan om het dadelijk uit te geven; niet om te bewaren, opdat ze mogelijk in de verre toekomst iels zou kunnen koopen, dat de somma van tien centen ver te boven ging. Trees hield van toffees, zoutedrops, en van bananen als de Jood op de Markt ze voor vier cent gaf. Mulokinderen die aan dergelijke banalitei ten gehecht zijn, worden nooit rijk. Maar rijk zijn i3 't zorgen niet waard, lachte Trees, en ze bleef zichzelf en haar klas trak- teeren op allerlei heerlijkheden. Tot wel tot ze zich bekeerde. Niet, door 'n bliksemstraal of 'n ziekte; ook niet door 'n preek; .zelfs niet door de plagerig-vermanende, maar ernstig gemeende en ook ernstig gevoelde woorden van de grootste schat van n moeder, die er op aarde bestond. De goede Heilige bekeerde Trees. De goede Heilige, die, honderden jaren oud, toch jaarlijks met verjongde eerbied waardigheid de kinderen bezocht maar daarbij 'n hartroerenden en tevens angst wekkender, aanslag (doet op de beurzen van alle liefhebbende broers en zusjes. Trees was 'n liefhebbend zusje. Ze vond^ Miep, doudste, 'n flauwe goed- sul. Lenie n draak. Ans n akelige onderwij zeres en Cok 'n naar wicht. Piepie, de jong ste, was natuurlijk het akeligste verwende schaap dat op twee beenen rondliep. Van de jongens „vond" ze maar niets. On ze Lieve Heer had haar begiftigd met 'n paar broers, van wie de kwaliteiten niet on der woorden waren te brengen. Altijd vol gens Trees. Toch liep Trees er over te tobben, dat ze nu heusch niets zou hebben met Sint Nico- laas. En ze had juist zulke heerlijke dingen ge zien. n Snoes van n poppetje bij Kouwenhoven voor maar vijftig cent. Piepie zou vast kleu ren van blijdschap als ze 't uit 't papier haal de. En n grappig presse-papier voor Miep, leuk en toch mooi. Wel wat licht en klein, maar toch, zooveel papieren had Miep toch nooit op haar tafeltje. Voor Lenie zou ze zoo'n leuk leeren notitieboekje koopen. Lenie hield idioot veel van allerlei kleine nesten waar 'n verstandig mensch nooit over den ken zou, omdat ze tóch niet bruikbaar wa ren. Moes kreeg bepaald zoo'n schat van 'n eau-de-cologne fleschje of 'n nieuwe poe derdoos - of n kopje neen, dat brak toch dadelijk, n eau-de^colognefleschje dan ■war. Arme Trees! Wat gaf t oi ze o, veel beter dan an dere jaren verrassingen bedenken kon! Ze had immers geen spie! En met 'r zakgeld kwam ze niet verder dan veertig cent. En wat deed ze nu voor veertig cent. Toch gaf Trees het maar niet dadelijk op. Verbeeld je, er zou toch wel aan geld te ko men zijnl n Hypotheek" op haar toekomstig zak geld leek haar niet aantrekkelijk. 'n Preek van Moes natuurlijk, en 'n gul den, waarvoor ze tien weken op zwart zaad mocht zitten. Misschien was Miep wel goed bij kas. Lenie behoefde ze natuurlijk niets te vra gen, die leek op haar zelf. Wie weet schoof Ans ook nog wel 'vat af Miep trok 'n gezicht, en gaf een kwartje Ans lachte, en scharrelde 'n dubbeltje op uit haar portemonnaie. Trees probeerde zich te troosten met de gedachte: „alle beetjes helpen." Toen kwam ze op het reddende idee. Dat 't nooit tevoren in haar opgekomen was. Cok moest helpen. Cok was op slot de eenige, die helpen kon. Cok was 'n rijkaard, 't Heele jaar door hield ze haar geld in 'n doosje. Twaalf maal vier maal tien cent, rekende Trees uit, Vier gulden tachtig. En vijf en zeventig cent van haar eigen. Dat maakte vijf gulden en vijftig. Daar konden ze een eigen mand voor pakken! Trees vond het opeens dubbel gek, dat ze niet eerder op de gedachte was gekomen. Miep en Leni kochten ook samen, en Ans en Piet. Kijk, feitelijk hoorde zij het met Cok sa men te doen en deed Cok 't alleen maar niet. Feitelijk was zij, Trees, dus in haar recht, als zij erover sprak. Drie weken voor Sint Nicolaas waagde Trees den aanslag op Corrie's beurs en al Cor's toekomstplannen. Cok was een klein zacht meisje. Haar don ker haar hing in glanzende krullen rond haar ovaal gezichtje; haar groote bruine oogen keken eenigszins schuw, n tikje versomberd nog door de lange zwarte oogharen. Cok liet zich nooit gelden. Cok zweeg altijd over haar eigen wenschén en plannetjes. Maar wat zij wilde, dat deed zij. En daarom had Trees een harden strijd eer zij haar zin kreeg. Langzaam, o zoo langzaam wilde het tot Cok doordringen; Dat ze geen eigen mand heel alleen, maar 'n eigen mand met zijn tweeën moest vul len. Dat ze dan ook geen 4.80 maar 5.55 had, liet haar koud. Vijf en zeventig cent was tegenwoordig niet veel waard, vooral als daar tegenover stond, dat Trees, als oudste, nu het geld be- heeren moest. Trees kon soms zoo raar doen met geld. Drie volle dagen moest Cok denken. Drie volle dagen maar waarin Trees haar bijna geen tijd tot denken liet, zóó achtervolgde zij haar met argumenten. Toen gaf Cok toel Ziezoo! dacht Trees. En heel den morgen bleef dat zegevieren de „Ziezoo" gonzen in Trees' hoofd en de stempel drukken op al haar bewegingen. Nu Cok eenmaal haar woord gegeven had, vond Trees, dat ze's-middags wel weer eens alleen naar school kon gaan. Ze kon dan meteen eens heerlijk denken denken, wat ze nu wel koopen konden samen. En al loopende somde ze op! 'n Paar heel fijne sigaren cn 'n snoezig peppetje; 'n presse-papier met 'n voetballer tje; 'n leeren zakboekje; 'n fleschje eau-dc- cologne of 'n kopje of 'n hè, van der ILeyden, daar moest ze eens kijken Van der Heyden was volgens Trees „je" lekkerswinkel Wat 'n eenige doozen stonden er nu weer. En wat 'n leuk marsepain spul! Neen maar, die worst op dat glas! Net 'n heusche breede-leverworst. Kostelijk, om zoo'n ding eens te kunnen geven! 'n Oogenblik zou de gene die 'm kreeg, bijvoorbeeld moe, den ken, dat het 'n echte worst was. Ze zou niet weten, wat ze er van denken moest, misschien zelfs wel vergeten blij te kijken. Maar 'n vers, 'n lang leuk vers, erg plage rig zou alles uitleggen. Wat 'n echt Sinter klaascadeau! Potverdikkie, Trees kreeg er zin inl 't Vers wist ze ineens ook: Moe, hier heeft u Jeverworst, breed heel fijn. 'n Beetje gekruid, zooals ze moet zijn. Voor uw smaak, 'n snufje peper en door. Wel, Cok zou 't af kunnen maken. Die had altijd zulke uiïge gedachlen! 't Zou grappig zijn, zoo'n worst eens wer kelijk te geven. Wat zou moe lachen. En achteraf zou ze denken: „Wat hartelijk van die Cok en Trees!" Trees vond 't de grootste loftuiting, als iemand zei, dat ze hartelijk was. Zoo, echt ook, om hartelijk te wezen, dan vond iedereen je aardig. Hoe duur zou die worst zijn? Op 'r teenen staande, probeerde Trees 't kleine prijsje te vinden. Akelig, dat 't raam juist beslagen was. Nu wist ze niet eens of er we! 'n prijsje opstond. Als ie eens 'n gulden kostte.... dat kon Bruin wel trekken.... of 1.25. Hè kostte ie eens 1.25. Wat 'n lol op Sinterklaasie! En achteraf zou ze ook eens 'n stukje mar sepein proeven! Marsepein had Trees nooit gegeten. Zoo'n weeldeartikel kenden ze niet in 't eenvoudige, groote middenstandsgezin. In dezen tijd springt de zwarte Pieterbaas van huis tot huis, om Sinterklaas' gaven rond te brengen. Niemand zou er ook van 't jaar aan den ken om 't te koopen, daarvan was Trees overtuigd. En moe hield er juist zooveel vanl Tenminste, Trees dacht dat moes er be paald veel van houden zou. 's-Middags in school zat Trees gedurig te soezen over haar worst. Opletten behoorde niet bepaald tot haar deugden, maar van middag was 't al heel bar. Eindelijk besloot zij, om vier uur Cok erover te spreken. Cok vond het echt leuk, dat Trees op haar stond te wachten na school. Knusjes schoof ze haar mager armpje door Trees' stevigen arm. Gezellig, zoo samen naar de stad te gaan! Wijselijk zweeg Trees over de worst, tot ze voor het raam van van der Heyden stonden, „Wat een worst, hèl" kon ze toen einde lijk uitroepen. „Zoo iets voor moe!" „Toch veel te duur," oordeelde de verstan dige Cok. „Voor moe moet het nooit te duur zijn." Trees wist de zwakke plek in Corrie's ge sloten hartje. Zeg nu zelf eens, kun, je niet veel beter aan moe 'n groot cadeau geven en aan al de anderen een kleintje, dan aan allemaal iets, dat toch nog te klein is voor 'n groot cadeau?" Cok voelde nog niet dadelijk, dat deze worst het groote cacleau moest zijn. „O ja, natuurlijk, aan moe het aller mooiste." „Dan moeten we moe die worst geven." Trees had de knop van de winkeldeur al in haar hand. Maar Cok trok haar zoo vin nig weg, dat Trees verontwaardigd deed: „Kind, 't is net of we vechten." „Luister dan toch eens," Cok kreeg er 'n kleur van, „we Runnen moe toch niet enkel wat lekkers geven, en dan.... en dan...." Trees' verontwaardigde blik deed haar naar meer redenen zoeken.... „we hoeven hem immers nu nog niet te koopen." „Zeker wachten tot ze uitverkocht zijn," smaalde Trees, „je weet, hoe gauw dat goed altijd weg is," Cok wist het niet, en tot op dit oogenblik hadden ze er geen van beiden ooit over ge dacht. Trees zag dan ook, dat Cok nog niet over tuigd was, en kijk, dat mocht niet. Dan ging Cok later zaniken, en daar had Trees 't land aan. Ze nam Cok maar weer onder den arm cn drentelde met haar de Hypolifusbuurt om. Met kloppende harten gingen ze den win kel binnen. Er was 'n vriendelijke juffrouw. Ze sprak keurig netjes van „jonge juffrouw" en was bereid „de" worst uit de etalage te halen. Zelfs mocht Cok hem even tusschen r. vloeitje vasthouden. 'n Prachtworst was t'. Hij rook 'n klein beetje eau-de-cologne- achtig dacht Cok en haar snoezig grijs witte kleurtje wekte bepaald den eetlust op. Trees uitte haar bewondering hardop. Maar Cok stootte haar aan. De juffrouw kon wel eens meer vragen, als ze zag, dat ze er zooveel zin in hadden. Hoe duur die worst was? Vijf-en-vijftig cent per ons, jonge dames. De juffrouw woog 'm met vloeitje en al Drie-en-een-half ons. Cok rekende gauw uit. Drie keer 55 en nog 2714. 0, Trees! Cok kreeg er 'n kleur van. De juffrouw moes! even glimlachen om haar teleurgesteld gezichtje. „Ja, 't is misschien wat veel, maar de mar sepein is van 'n bijzondere kwaliteit, zoo'n worst kan als 'n groot cadeau dienen." Trees' groote oogen staarden begeerig naar het dikke grijze eindje. Ook Cok tuurde naar de weegschaal. Tot Trees 't gek begon te vinden en Cok aanstootte. „Nou?" Ook de juffrouw begon 't te vervelen. Ze. moest nog zooveel bestellingen afwegen. „Zal ik 'm dan maar weer in de étalage leggen?" Nog was Cok besluiteloos. Juist was Cok aan de moeilijke afreken- som 5.75—/ 1.92)4. „Stil toch," knorde ze. „We moeten toch wat zeggen." Maar toen ze de worst zag wegnemen en langzaam omhooggaan tot 't groenige, geslo pen glas, toen werd 't haar toch te machtig. Met wegcijfering van alle bezwaren hakte ze den knoop door: „Pakt u haar dan toch maar in, juf frouw." Trees nam de worst aan. Met 'n gevoel van blijdschap, maar toch nog wat angstig, zag Cok, 'm verdwijnen in Trees' groezeligen onderzak. 1.92/4....!! Maar 't was dan ook 'n magnifieke worst. Cok kon er geen beter woord voor vindsn dan magnifiek. En alle voordeden hadden ze immers voor die paar kwartjes meer. Moe zou 'm heerlijk vinden en lachen en zij zou leuk vers maken. Buiten voelde ook Trees zich gedrongen, nog eens alle bezwaren weg te praten. Ben je mal, pa 'n sigaar minder en Piep 'n poppetje van 'n kwartje en Leni 'n creton nen-boekje inplaats van 'n leer, wel al had den ze 4 gulden besteed inpaats van 2, dan konden ze nog royaal geven. En tóch bleef Cok twijfelen., 3.6214 voor pa en zes menschen! Die Trees was me een echte sukkel! Daar kwam ze zoo maar opeens lot de ontdek king, dat ze twee kwartjes verloren had! Verloren! Cok legde 'n diepe minachting in dat drielettergrepige woordje. Verloren! 't Zou wel waar zijn. Natuurlijk had ze er lekkers voor gekocht. En zij Cok bleef met de zorgen zitten! 3.1214 voor 'n pa en zes menschen. Trees voelde zich 'n slimmerd, 'n buiten gewone slimmerd. En wat gelukkig dat ze haar geld altijd zoo slecht bewaren kon. Nu geloofde Cok haar praatje van de twee kwartjes grif. Trees sloeg van dolle pret met 'r groote dikke winterhanden op 'r knieën. „Wat zou Cok opkijken." 'n Prachtkeüing had ze voor haar opge scharreld. In 'n klein winkeltje in de Vla- mingsteeg. Overal kostte zoo'n ding twee gulden en daar gaven ja, je kon nu met recht zeggen gaven ze 'ra voor twee zegge twee kwartjes! Voor 't eerst in den Sint Nicoiaastijd stond Cok niet op Trees te wachten na school. Trees vond 't raar, erg raar. Ze tuurde over de Koornmarkt, draafde even de zijstraatjes in. Nee geen Cok te zien gek. Ondcrtusschen liep Cok te hijgen over den Langendijk Nee, rrees mocht 'r niet zien Als ze haar zag, wou ze vast met 'r mee. En ze wilde maar liefst dadelijk gebruik maken van 't fijne nieuwtje, dat ze hoorde van Marie van Ncuijnen. In de Vlamingsteeg, in 'n heel armoedig winkeltje verkochten ze van die eenige ket tingen, met groote kralen in het midden en kleintjes aan de kanten maar voor vijftig centen. De moeite niet voor zoo'n fijn ding. Trees had er juist zoo een on haar ver langlijst staan. Ze zou hem krijgen, ja, ze zou hem krijgen. Cok zegende haar haast De juffrouw had er nog maar één. Stel je voor, als ze nu eens een dag gewacht had! Dan waren ze mis schien al uitverkocht. Met 'n liefkozend wreefje liet Cok 'n pakje in haar zak glij den, Leuk, nu had ze ook 'n mooi cadeau voor Trees 's Avonds met 't natellen van het geld, schokte Cok met een kleur op: „Trees ik ben twee kwartjes kwijt." Trees telde mee, nog eens, nog eens. Zij kon niet eens leed vermaak hebben, dat die secure Cok ook wat verloren had. Al maar spookte het voor haar oogen. 'n Rijksdaalder en twaalf en een halve cent voor 'n pa tn zes menschen, voor 'n pa en zes menschen. „Zeg Cok," besloot ze opeens in 'n op welling van edelmoedigheid, „je moet mij maar niets geven hoor! 't Kan niet lijden." Cok keek haar wantrouwend aan. Zou ze 't gesnapt hebben? De worst zweefde dag in dag uit in Trees' zak. Den avond dat ze 'm gekocht hadden, besloten Cok en Trees, dat daar de eenige veilige plaats was. Eerst was Cok meer voor het boekenkastje op hun kamer geweest. Maar Trees had haar onder het oog ge bracht, dat daar iedereen in kon, dus ook moe. Zou 't nu leuk zijn, als moe al weken te voren hun verrassing ontdekte? Cok gaf toe. lederen avond kwam de wost nu een week te voorschijn uit zijn dubbele laag kranten en vloeipapier. Had Cok overdag 'n nieuwe regel bij „het" vers bedacht, dan bewaarde ze die tot 't oogenblik, waarop de worst zelf den indruk er van verhoogde. Zoo was de worst 'n bron van altijd te- rugkeerend genot. Soms keek Cok wel eens wantrouwend, of hij niet verrampeneerde. 't Leek haar toe, dat hij al niet zoo mooi rond meer was cn hier en daar wat kruimelig. „Gekheid" knorde Trees, „dat kwam natuurlijk omdat ze hem zoo dikwijls zag. Iemand die hem voor het eerst in handen kreeg, zou er net zoo verrukt over staan als zij zelf bij van der Heiden." Cok geloofde 't maar weer. Waarom haalde zij ook altijd zulke mui zennesten in het hoofd? Neen, ze vPden nu eens juist zeggen als Trees: De worst is prachtig. En moe zal haar prachtig vinden. Zoo probeerde Cok het groote vertrouwen na te maken, dat Trees in de worst bezat. Trees bleef maar vervuld van ds worst. Meer dan Cok vermoedde had ze haar in handen. Geen schooltijd ging voorbij of ze had één, twee, soms drie keer haar schat bewon derd. Ongemerkt schoof Trees' hand onder d'r rok, 't geheimzinnige pakje kwam te voorschijn en werd zonder kraken losgerold. Dan smulden Trees' oogen, 'n Fijne worst was 't. Toch gunde Trees zich dat heerlijk aanschouwen maar 'n paar seconden. Dan stopte ze haar, haast trillend van angst, weer in den zak. Want, wat, als zij eens ont dekt werd? Die angst werd voor Trees een gelief koosde emotie. Hoe heerlijk, om op 'n ru moerig oogenblikje in de klas te loeren, dan vlug de worst te krijgen, haar even te strce- len met de oogen en haar weer haastig te doen verdwijnen! (Wordt vervolgd). Die blaue Biume. Een boekje van romantische kunst en poëzie, door Ca- jeton Oszwald. Een allerliefst werkje, dit nieuwe boek van Oszwald, denzelfden, die eenige jaren geleden het prachtwerk over Mathaus Schiestl samenstelde. „De blauwe bloem" is de bloem der romantiek, die bij het moder ne menschdom niet erg in trek is. Toch bloeit die blauwe bloem onverwelkt voort in het hart van het Duitsche volk; gelukt het den tegensprekers één bloem uit te trek ken, dadelijk groeien er weer twee andere op Dit feit maakt, dat men geen profeet behoeft te zijn, om aan 'het hier besproken werkje een groot succes te voorspellen. De klokkentonen, die er uit opklinken, zullen ve len lokken om zich te gaan verkwikken aan de kunst, die zij door ouders en grootouders hebben hooren roemen. Als kinderdroomen rijzen de woeden van Novalis, Eichendorff, Mürike uit „De blauwe bloem" op; aan lokkelijk zijn de sprookjesteekeningen van Schwir.d en Steinle, de van Gods adeny doorwaaide landschappen van Friedrichs, roerend en indrukwekkend de -teekeningen cn compositie van Richter, Fürlch en Re'hel. Dit aantrekkelijke stukje romantiek met den geed gekozen tekst en met vijftig passende illustraties zal ook in Nederland wel vele vrienden vinden. De H. Franciscus van Assisië. Door Heinrich Federer en illustraties van Fritz Kunz. Wat in dit fraai uitgevoerde werk voos?» namelijk trekt zijn de platen. Ook de tekst is interessant, een gedicht in proza op den grooten Heilige van Assisië. Die tekst is jeugdwerk van Heinrich Federer, met al do onvolmaaktheden, maar vooral ook de frischheid en aantrekkelijkheid van een jong kunstenaar. Over den grooten St. Fran ciscus zijn echter zooveel heerlijke werken geschreven, dat het moeilijk is 't bestaande te overtreffen. Wat in dit werk over St. Franciscus boeit, zijn de prachtige gekleurde en zwarte platen en de teekeningen, schit terende reproducties naar schilderijen en penteekeningen van den Zwitserschen schil der Fritz Kunz. Kunz is een bekend kerk- schilder en heeft heel wat monumentaals geschapen. Maar in deze illustraties spreekt naast een groot talent ook een diep voelend kinderlijk geloof en ontroerende bewonde ring voor den gestigmatiseerde. Deze derde oplaag spreekt voor zichzelf en zal, vóór de viering van St. Franciscus' 700sten sterfdag in 1926, ook wel onvoldoende blijken om in de vraag te voorzien. Dit, zoowel als bovenstaand werk, kwam uit bij de „Gesellschaft für 'christlicha Kunst", te München. Door de S Willibrordusfederatie (Federa tie van Alg, Dioc. Ver. van R.-K. {Jijz. On derwijzers in Nederl.) en de St. Canisiusfede- ratie (Federatie van de R.-K. Onderwijzers bonden in de Bisdommen 's-Hertogenbosch, Breda en Roermond, de R.-K. Openbare On derwijzersbond in 't Aartsbisdom Utrecht ea 't Bisdom Haarlem en de R.-K. Onderwijze- ressen-vereeniging in 't Bisdom 's-Hertogcn- bosch) zal op Zondag 7 December des voor middags één uur in de groote zaal van 't Jaarbeursgebouw te Utrecht een 'Congres worden gehouden ter bespreking van de sa- lariëering. De vergadering zal gepresideerd worden door den heer Willem Wiltschut, vice-voor- zitter van de St. Willibrordusfederatie, ter wijl als sprekers zullen optreden de heeren A. J. W. Brugman, voorzitter van de Cani- siusfederatie en H. G de Boer, voorzitter van de St. -Willibrordusfederatie. door JOH. VAN DEN HOEK. „Baby" zoo noemde haar de heele fa milie, de heele straat, haar broers en zus ters, allen die haar kenden. En hoe eigen wijs, hoe tiranniek ze ook was, ze vond het goed, dat men haar Baby noemde. Want in haar baby-zijn lag haar groote macht, haai; doordrijvende wil. Ze begreep dat, wanneer ze ophield Baby te zijn, alles, haar macht zoowel als haar prettige leventje, voorbij t u zijn. Eigenlijk was ze al lang geen baby meer. Bovendien heette ze Marietje Govers. Maar ze vond het goed, omdat het, als gezegd, haar groote macht, de doordrijving van haar wil was. Want dat was het! Baby was al drie jaar oud. Ze meende zelfs dat ze al spoedig vier moest worden. Want het speelgoed dat e op haar vierden ver jaardag had gekregen, was allemaal al lang stuk en verdwenen. (Het speelgoed rvas haar kalender). Ze had een frisch cn helder ge zichtje en moeder besteedde altijd veel zorg aan haar kleedij. Daar ze de jongste was van haar drie broers en twee zusters en moeder altijd haar partij opnam, was haar willetje zoo langzamerhand het huishoudelijk reglement geworden. Baby at koekjes wanneer zij dat wilde. Baby moest een plaats hebben, dat ze de tafel goed kon overzien. Baby at wat haar het lekkerst toescheen. Baby zond br er, en zusters „voor straf' de kamer uit, wanneer zij dat wilde. Maakte vader bezwaren, dan zeide moeder dat het op school wel anders zou worden. En zoo was Baby-Marietje een verwend poppetje geworden; een klein, eigenzinnig, voor zich zelve alleen levend, aan andere menschen niet denkend wezen tje. Baby zat aan tafel en speelde met haar serviesje. Ze knoeide met thee, melk en suiker die moeder haar gegeven had „als ze zoet zou spelen". Maar ze' speelde niet zoet. Ze knoeide omdat ze knoeien wilde. Want ze was kwaad, woedend.... Waarom? Er had iets vreemds zijn intre de gedaan in haar kleine, zelfzuchtige le ventje. Iets ongekends, waarop haar altijd zegevierende willetje afstuitte. Dat vreemde wasSt. Nicolaas! Moeder had haar van den goeden ouden Sint verteld. Vader had er een woordje bij gedaan en gesproken van den zwarten knecht, die stoute kinderen meenam naar een vreemd land, naar Spanje en ze daar strafte. Baby had ernstig geluisterd en gezegd dat zc mooi speelgoed moest hebben. En toen was het gekke gekomen: Ze moest niets! Ze had af te wachten. Misschien kreeg ze nog wel straf toe. In bed had ze „een keel" opgezet tegen St. Nicolaas. Maar een vreemde zware stem had haar spoedig den mond gesloten. Toen ze met haar broers en zusters haar schoen onder den schoorsteen zette, kregen die al lemaal lekkers en zij.... een briefje, dat ze heel erg moest veranderen, wilde ze ten minste nog iets krijgen. Baby voelde zich bij de gedachte aan dat voorval zoo woedend worden, dat ze van haar theeblaadje af, met thee, melk en sui ker op het tafelkleed begon te knoeien. Moeder begreep dat het toch niets werd. Ze nam Baby haar speelgoed af, noemde haar een lastig kind en beloofde haar, toen de waterlanders kwamen, mee te nemen bij het winkels-kijken wanneer ze zoet was. Baby kon het met deze voorwaarden eens zijn en moeder kleedde haar in haar wollen pakje met de helder witte slobkousen. Ze ging met moeder uit. Een tante die haar te genkwam en goedendag zeide, liep ze norsch voorbij. Die had ze al onder haar wil. Ze zocht St. Nicolaas. Ook dien vond ze. In een lunchroom. Ze weigerde koppig den goeden Sint een hand te geven en een prentenboekje aan te oak- ken. Op straat gaf moeder haar een standje. Baby werd kwaad en wilde plotseling een pop hebben, die ze in een speelgoedwinkel voor het /aam zag liggen. Moeder zeide, dat ze die wel van St. Nicolaas gekregen zou hebben als ze niet zoo stout was geweest. Zeuren, huilen, dreinen niets hielp. In tegendeel. Dien avond moest ze voor straf al om vijf uur naar bed. Zoo gingen er drie dagen voorbij. Het was Vrijdag Strooiavond. Baby's broers en zusters hadden dien mid dag geen school gehad en Marietje had, heel zcet, dien middag maar wat toegegeven. Va der en moeder schenen het te gaan meenen en langzamerhand was haar de schrik voor Piet-den-knecht toch ook wel in het hartje geslagen. Om zeven uur zou het beginnen. De klok had nog niet voor het laatst ge slagen toen een zware stem op de gang klonk, tegelijk met ketting-gerinkel. St. Ni colaas en zijn knecht kwamen de kinderka mer binnen. Het eerste wat Bab> zag was dat de knecht een zak bij zich had en ze verschool zich angstig bij haar moeder. Eén voor één moe3ten al haar zusters cn broers bij St. Nicolaas komen. Piet kende al hun namen, naar den leeftijd af. Eindelijk zeide de knecht: „Marietje?" Baby kwam parmantig naar voren. Nu was ze niet bang meer, want de Sint zoo wel als zijn knecht waren heel vriendelijk. „Ben je wel eens stout geweest, Marietje," vroeg Piet met zijn zware stem. „Neen, Piet!" Toen riep dc knecht woedend: „Wat? Nog jokken ook? Kom maar eens even hier!" Voor Baby er op bedacht was had de knecht haar bij den arm genomen en haar in een hoek geduwd. Van angst durfde ze niet te huilen. Uit zijn grooten zak haalde Piet noten en moppen en koekjes en begon te strooien dat er geen einde aan scheen te komen. Baby zag al het lekkers in de grage handen van hapr broers en zusters verdwijnen. Zij durf- ue zich niet te bewegen. Eindelijk was de zak leeg en Piet kwam voor Baby staan. Hij keek haar met zijn oogen die onheilspellend schitterden in zijn roetzwart gezicht, heel leelijk aan en zeide: „Daar heb je nu je verdiende loon! Niets Dat is een dag van vreugde Voor allen klein en groot, Voor allen? Velen lijden, Helaas, gebrek aan brood.. dh .öj- Dat is een dag van weelde, Van juichtoon cn gezang, Voor allen? Vele harten Slaan, ach! zoo zwaar en bang.. Hoe menig kinderoogje Ziet met een stillen traan Het lekkers en het speelgoed Voor de uitstalkasten staan! Hoe menig moederharte, Dat om haar kleinen bloedt! Ach! kon zij slechts iets geven Van al dien overvloed! Hoe menig arme vader, Die werkloos vóór zich ziet: „Ach, kinderen, zicht hij gaarne! Maar 'k heb, ik heb het niet Schept u de hoogste vreugde Bij al wat God u gaf, En staat, o lieve kind'ren, Ook iets voor de armen af! Laat in de huiten dringen Een blijde zonnestraal: 1 Sint Niklaas zal 't u loonen, Niet tien, maar honderdmaal, t Is Jezus, 't godd'lijk Kindje, Dat gij vertroost, verblijdt: Elij schenkt zijn rijksten zegen Voor tijd en eeuwigheid! door den schoorsteen legde haar de zwarte knecht met z'n zware stem het stilzwijgen op.... Toen kwam Marietje tot nadenken. Stout was ze geweest! Heel stout! En dat moest ze weer goedmaken. Verder dacht Marietje niet.Ze moest het goedmaken en.Ja, v/at zou ze doen. Eerst natuurlijk een brief je schrijven. Uit haar broer's griffelkoker nam ze een stukje potlood, scheurde een vel papier uit een schrift dat haar in handen viel en klom toen op een stoel om het licht aan te draaien. Daarna begon ze allerlei hanepooten op het papier te teekenen. Ze dacht aan heel lieve dingen en meende dat St. Nicolaas haar wel zou begrijpen. Na eenige minuten was de brief gereed. Maar hoe dien naar den kindervriend te zenden? Moeder had haar verteld Öat de Sint in den hemel woon de.... Baby wist raad. Op haar b'loote voetjes liep ze zacht de trap af naar be neden. De heele familie was in dc huiskamer e.i ze kon dus ongestoord haar luchtballon uit de kinderkamer halen. Spoedig was ze weer op haar kamer terug, hond haar brief aan het touwtje van den bal lon en wilde het raam openmaken om den ballon naar buiten te laten gaan. Toen schrok ze geweldig, want moeder, die verdachte geluiden had gehoord, en naar boven was gekomen, stond naast haar. Baby begon heftig te snikken, stamelde dat ze spijt had, dat ze in het vervolg zoet zou zijn en nooit meer de Baby-van-vroeger. Moeder nam haar op haar schoot en Ma rietje vertelde alles.... Eindelijk zeide moe der: „Laat je ballon maar hier. Ik zal St. Nicolaas telefoneeren dat de stoute Baby weg is en dat wij er een braaf Marietje vcor terug hebben gekregen. Misschien helpt het nog!" Het hielp! Den volgenden morgen, vroeg reeds, klemde Marietje de vurig begeerde pop in haar kleine armpjes. Van dien dag af aan wilde zij geon Baby meer genoemd worden en was een heel an der meisje. B Lehulp van dat stokje de draden eenige ma' len omgedraaid, dat kun je 't gemakkei jkst doen door de eene helft van den draad het eene en de andere helft het andere eind van 't stokje uit te schuiven. Als je de dra den strak genoeg vindt, houdt ie op met draaien, anders konden ze misschien breken. Nu haai je 't stokje uit aan den spitsen kant van den dop. Aan den stompen kant wordt een insnijding gemaakt, waar het stokje in past als het omdraait. Dan teeken je met inkt aan de ronde zij, twee oogen, een neus en een wiiden mond. Om den kikker te laten springen draai je 't stokje om, zoodat 't in de insnijding komt. Nu zet je den kikker plat op tafel, met de holle zij naar bene den, en zoodra je de dop loslaat, wil 't stokje weer zijn vorigen stand aannemen, en de kikker springt weg. We nemen een gewone flesch met ceit kurk erop en vragen vervolgens aan moeder Als je zus eens onschuldig aan het schrik ken wilt maken, moet je eens probceren of je aan de hand van onderstaande aanwijzin gen een springende kikker kunt maken. Aan /eerszijden van den rand van den dop maak je een insnijding en windt om den dop heen een stevigen draad, maar zorg cr voor, dat je iedere keer door de twee insnijdingen komt, en bindt de uiteinden vast. Dan neem je een stevig stokje en snijdt 't zóó af, dat krijg je! Niets! En wanneer je niet zoo klein was, dan nam ik je mee naar Spanje." „Zoo klein!" Het was een beleediging, maar Bab1 durfde geen beweging te maken, nog minder een woord te zeggen. Sint Nicolaas en dc knecht gingen heen nadat Jan, de oudste der zes, had bedankt. In het voorbijgaan draaide de knecht nog eens zijn gezicht naar Marietje en zeide; „En je hoeft morgen niet te gaan zoeken, i want er is toch niets voor je! Dit is voor jou! En wanneer je het volgend jaar niet beter oppast, Hij duwde Marietje een klein pakje in de hand en ging heen. Toen Baby het open maakte zat er een. klein, leelijk poppetje in. En dan had ze nog wel die groote pop willen hebben! Ze begon luid te huilen. Veel gaf haar dit echter niet, want een kwartier la ter lag ze in bed. Ze begon' te gillen. Maar het ongeveer 1 cM. langer dan de dop is. E„n van de einden van 't stokje wordt nu tusschen de draden gestoken, zoodat het die in gelijke helften verdeeld. Nu worden met nog een kurk, een stopnaald en twee vorken. De vorken steken we schuin in de kurl en de stopnaald van boven, natuurlijk mooi recht er midden doorheen. Nu vragen we nog een cent aan moeder. Dien cent leggen boven op de kurk, die in de flesch zit. We nemen daarna de kurk met de stop naald en de twee vorken en zetten die zoo op den cent, dat de punt der naald er midden op rust en. de draaimolen is gereed. Stoot nu maar eens tegen een der vorkenl Daaf &aat-ie! En wat loopt hij lang!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 6