m
V
I
1
1
In
I
EIHIIE
fiftWHfli I
mm I
1*1
mm I
nil
m
■ffSSfe
WrëÊmM
Ssis
KI
mm
EHE
mm
mm
eüe
I Mmm
1 mm
I üiiüiK
m
m
m
iSf
m
(S
Biil*jl*S*jëHI*il*ii*a*a*l
l*!iMiH*Ii*S*SHSIIIHl!M
llHlEPEIiEmHimEmiiiiffiEiiEiiEf§E^E^Hi!EIIEiiE^Egiin^illEgE^ESEiiEe
EI!ElEli!ElIEil!EjiEIiElEIlEilEeiEiiEi!EIiEilEiiEliEii^lEI;MlElliüEiiEilEHiEIlEllEllEMH
I e n:
iü*
EfE 1
i s
i
EÜE
■t
IEüEüEüE
Derde blad
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Dinsdag 2 December 1924
Ei!$M I
WmnwI
g
Hui' rJ*M I
li; I
BEN VREEDZAAM DUEb.
v'V
m
m
I
ii
Pimen dat wa t er was
met Pim toen St. Nicolaas
strooide
UIT DE MOPPENTROMMEL.
iiiiiMH
1 iÏHnii)
S üiËVïHk
I
H
[Ha
_,,„_„,,„,„.-,.J*!i*iMH*!il»l!*l
l;iii xsisrifff» 8
SI. Niklaas vertelling voor jong en oud.
BtBssrss=====rs
Heieen had het den kinderen beloofd; al
maanden lang. Als ze altijd zoet waren, zou
Moeder een briefje aan St. Niklaas schrij
ven, of de goede Sint als-'t-u-blieft bij hen
wou komen. Heieen had van die belofte al
veel profijt gehad. Inderdaad waren de bo
terhammen er veel vlugger door naar binnen
gegaan. Had ze ontbijt- en koffieboel weer
vlug kunnen opruimen en had ze tijd ge
wonnen om zich aan het werk, de correctie
van wetenschappelijke uitgaven, dat ze na
Gerards dood op zich had genomen, te wij
den. Ze was gelukkig niet geheel onbemid
deld achtergebleven. Het pensioen bracht
wat in en ze had nog haar eigen kapitaaltje,
maar.... de drie kinderen kostten veel geld
en ze wou nog graag wat bewaren voor den
tijd dat de kinderen nog meer zouden kos
ten. Er zaten goede koppen in de kinderen,
en als ze wilden studeeren, zou het toch zoo
jammer zijn, als geldgebrek een niet begeer
den levensweg gebood.
Heieen was 'n liefhebbend en ijverig moe
dertje, die het verlies van haar man wel
zwaar voelde», maar die levensvreugde ge
noeg bezat, om zich daar over heen te zet
ten, en die daarom in ruimen kring bemind
erd.
Wat een rust; het drukke span lag er
weer in. Heieen kwam even op adem. 0,
wat was die Wout toch weer over St. Ni
klaas vervuld geweest. De lieve jongen zou
er bepaald van droomen. 't Werd toch tijd,
dat ze zich een St. Niklaas verschafte. Wie
zou de moeite willen doen. Eigenlijk kende
ze niemand, dien ze het durfde vragen.
Wacht, ze zou het aan Tilde vragen, die
't is kwart voor acht dadelijk komen moet
Eiken Donderdagavond kwam Tilde, nog
een vriendin uit de schooljaren bij Heieen
op bezoek, om haar door de verstelstapel
heen te helpen. Dat was al ingesteld, toen
Heieen haar eerste kleintje verwachtte en
Tilde aan alle hempjes meegeholpen had.
Sedert was er altijd veel te stoppen en te
mazdfct geweest.
Tilde, een gezellige oude vrijster, die zich
tfraag zoo noemde, en die door wel honderd
kinderen tante werd genoemd, hoewel ze ab
soluut geen familieleden had, wist dadelijk
een schaar jongelui op te noemen, die graag
voor Heieens spannetje St. Niklaas zouden
willen spelen. Morgen had ze vergadering
van den Esperantobond, dan zou ze er wel
over spreken. Daar was Jaap Boering bij, o
ja, die heeft laatst nog naar je gevraagd, en
dan had jé Michiel Doornhuis, ook een ge
schikt type.
Heieen, of liever Tilde, had zich de moei
te kunnen sparen. Daan Heilman liep al we
ken lang met het plan rond. Nooit zou hij
zoo'n goede gelegenheid hebben, in haar huis
binnen te dringen. Hij was nog een verre
neef van Heieen, en kon als zoodanig acces
verzoeken. Maar.... dat zou te veel in de
„kijkert" loopen en hij had genoeg kijk op
vrouwen, om te weten, dat Heieen er de
vrouw niet naar was, om gevrijd te willen
worden. Neen, a bout portant, dat was het
Beste. Ze kende hem, moest hem althans
kennen, nioest weten, dat hij iemand was, op
ivien niets aan te merken viel en ze zou wel
toehappen, als hij haar vroeg. Hij deed dan
een heusch niet kwade partij. Èn er was
meteen voor zijn Lientje gezorgd. Als we
duwnaar deed hij de laatste jaren nu wel
niet veel meer aan vroolijke partijen, maar
vroeger was hij een „getapt nummer" ge
weest en «zoo n St. Niklaas vertooning zou
hem wel gelukken.
Vijf December, zeven uur in de huize
Martens. De kelen zijn al haast schor ge
zongen. Heieen keek op de klok. De stem
ming zou bekoelen, als nu niet gauw de
„heusche" St. Niklaas kwam. Gaat daar niet
een zacht belletje? De kinderen hebben het
gelukkig niet gehoord. Met te veel kracht
zingen ze, dat de makkers hun wild ge
raas moeten staken. Ja, nu moet meneer
Boering in het zijkamertje zijn. Alles lag
klaar. Mientje zou het hem wel wijzen. Zij
zelf kon nu geen moment weg. „Nog een
maal, kom Wout, zing mee, zie ginds komt de
stoomboot". Gelukkig, de langverwachte bel.
„Daar is-jp!"
Waar zijn de zangers van zooeven? Stil
kruipen ze achteruit, 't Is toch ook wel even
„eng". Heieen is een en al spanning. Hij doet
het eenig, bewondert ze in stilte. Wat een
mooie diepe stem heeft ie. Z'n profiel had
onder dien muts een werkelijk klassieke lijn.
Wat had ze zoo een heel anderen kijk op
iemand. Hoor de toespraak, die man heeft er
toch vreeselijk aardig slag van met kinde
ren om te gaan.
Hoort ze goed, daar wordt weer gebeld.
Een vreemde stem in de gang. Daar is Mien
tje al. Wat een geheimzinnig gedoe. St. Ni
klaas houdt de aandacht der kinderen ge
boeid. .Wie is daar, wat heeft dat kaartje te
beduiden? D. Heilman, neef Daan.... komt
die hier Sinterklaas spelen? Maar dat gaat
niet! Dan was het zeker zijn rijtuig, dat ze
zooeven hoorde stil houden.
Honderden gedachten over de inclinaties
van neef Daan vliegen Heieen door 't hoofd,
maar handelen kan ze niet meer. Daar stapt
een tweede Sinterklaas de kamer binnen.
De situatie is onbeschrijfelijk. Heieen bijt
zich op de lippen, om het niet uit te schate
ren. Maar de kinderen, wat moeten de kin
deren ervan denken? Kennelijk is geen der
beide Sinterklasen op deze ontmoeting voor
bereid. O, lieve tijd, Boering vergeet z'n rol.
Hij gaat Daan de hand drukken. Straks zegt
hij nog, salonfahig: „mijn naam is Boering".
Daan, kom man, red je eruit. Heieen ver
wacht van Daan een ontknooping.
„Mijn taak is hier in goede handen, kape
laan. Gegroet, kindertjes, ik ga nog meer
kinderen bezoeken."
Sinterklaas keert zich om, wil weggaan,
Daar legt Boering al een verklaring „t aan
de kinderen. En kan Heieen even met neef
Daan mee de gang in, hij heeft het in alk
geval toch goed gemeend.
Daan Heilman was nooit om z'n woorden
verlegen geweest. Maar de enkele zin, waar
mee hij voor de kinderen de meer dan pre
caire situatie had gered, eisebten zooveel
van hem, dat hij in de gang tegenover He-
leen er geen stom woord uit kon brengen.
Z'n rijtuig stond er gelukkig nog. Daar kon
hij wat op zijn verhaal komen. Wat had nii
zich eigenlijk als een lammeling ui' het veld
laten slaan. Maar had het anders gekund''
Hij was het eigenlijk toch die de situatie had
gered. Daar kon Heieen hem in ieder geval
dankbaar voor zijn.
Heieen was weer in de kamer terugge
keerd. „Zie jullie, kinderen, Sinterklaas is
al heel oud. En daarom ben ik hem wat gaan
helpen. Maar het zijn heusche cadeaux van,
Sinterklaas, die ik jullie gegeven neb.' Ge
lukkig, dacht Heieen, de verklaring schijnt
er bij ze in te gaan. Maar wat had de bij de
hande Els daar? Die moet natuurlijk het
te blijven drinken. Wilt u de kinderen dan
intusschen van het leven van Sinterklaas in
Spanje vertellen. Hoe groot is de speelgoed
kamer, die in het kasteel van St. Niklaas is,
wel?"
Later heeft Heieen zich nooit meer kunnen
begrijpen, hoe ze dien avond de kinderen
rustig naar bed heeft gekregen. Vaak her
innerde ze zich tot in de kleinste bijzonder
heden, hoe ze met Boering, die onder het
dÊÊMïy
-
„WIE ZOET IS KRIJGT LEKKERS
01 dit baasje echter zoo zoet is als zijn koek
betwijfelen wijl
Pummel hield er niet van om in de sneeuw
te gaan zitten
Nu zat die natte zakdoek weer in z'n zak
bovenop die zak lag een dik rood handje
in 't andere handje had ie steentjes, 6
steentjes.
Met veel ernst en overleg gooide hij een
steentje.
't Maakte een kuiltje
Hij constateerde dat ronde gaatje in 't
effen wit voor hem. v
Ook dat 't steentje d'r in was.
Toen keek ie hoe ver 't was en maakte met
't tweede steentje nog een gaatje.
Toen er drie steentjes over waren toen
kwam Henk.
Die was van 'n eindje verder....
Schuin over Pims woning.
Henk kwam langzaam slenterend.
Die was een jaar ouder dan Pummel.
En wist van z'n overwicht....
Die had nieuws.
't Dikke hoofd van Pim had 't al ontdekt,
omdat ie kende dat zoo aanslenteren' van
Henk met handen in z'n broekzakken.
Zeg zei die.
Ja, zei Pim.
En binnenin Pim was er wat dat zei, dat
Henk om moest keeren en weg moest gaan.
Pummel hield niet van Henk als ie zóó
deed.
Ga je mee, vroeg Henk.
Ja, zi Pim.
Pim zei dan altijd ja....
En binnenin Pim zei dan alles nee.
't Dikke hoofd had die twee dingen nog
nooit bij mekaar gebracht.
Dit wist Henk.
Nou was 't drempeltje leeg.
Stil stond de deur aan.
Achter die deur donkerde schaduw....
vóór de deur lag stil 't wit. had nog wat
te zeggen over jongetjes die met hun schoe
nen d'r in getrapt hadden, over stemmetjes
di- er boven over hadden geklonken.
Deur herinnerde aan Pim die 'm open
geduwd had deur was net als Pim.
Wachtte weer tot ie weer teruggeduwd
werd.
Hij had alleen heelemaal geen wil.
En ook niet 't dikke hoofd.
Nog een schilderij van een ouden meester: het Sint Nicolaasieest van Cornelis Troost.
naadje van de kous weten. „Dus het is eigen
lijk een tabberd van St. Niklaas, die U aan
heeft? Dan heeft U ook zeker zijn baard
aan."
Hoe durft het kind! Een rukje ende
baard laat los.
Alle tegenwoordigheid van geest is noodig,
om nu bij de kinderen er de v/are ernst in
te houden. Haast hulpeloos kijkt Sinterklaas
nummer een, Heieen aan. „Heusch Wout, dit
is St. Niklaas, want hij, is toch door hem zelf
gestuurd". De woorden klinken ook Heieen
heel hulpeloos in de ooren. Ze zal het nu
maar over een andere boeg gooien.
„Meneer St. Niklaas," och, daar begaai ze
een nieuwe flater, wie had er nu ooit van
„Mijnheer St. Niklaas" gehoord? „Nu St. Ni
klaas zelf naar de andere kinderen gaat,
heeft U zeker wel tijd, hier een kopje thee
naar bed gaan van de kinderen zijn vermom
ming had afgelegd, had zitten napraten.
Neef Daan beleefde weinig pleizier van zijn
plannetje. Zijn St. Niklaasavond was niet al
leen er door in de war gestuurd, maar bo
vendien werd hem den daaropvolgenden
Nieuwjaarsdag het humeur verstoord. Toen
hij als naar gewoonte zijn oude tante Door-
tje kwam gelukwenschen, vroeg deze „en
weet je het al van Heieen Martens? Die
gaat trouwen, .t Is een zekere meneer Boe
ring. 't Moet een kennis van haar vriendin
Tilde zijn."
Niet enkel populair, maar ook democratisch is in 1924 de goede Sint geworden; van zijn
witte paard afgestegen loopt hij nu mee in een muziekkorps!
Hij zwaaide nog als ie liep
En hij had nog kromme beenen.
En z n neus.... zag ie zelf nog niet, als
die nat was.
En als moeder, 't hem zei, hoorde ie 't
nog meestal niet.
En als ie 't hoorde dan snoot ie nog niet
daj er tusschen.
Hij had er twee boven 'm.... die twee
noemden hem Pummel.
I'ummelig was ie ook wel.
Bij die kromme beenen een paar dikke
wangen en die lichte oogen, die net zoo
langzaam keken als Pummel vooruit ging.
En pummelig z'n dikke hoofd dat niet
makkelijk verwerken kon. alles wat Pims
hoofd binnen kwam sullen.
Pummelig dat dikke hoofd.
Wat kunnen de menschen nou zeggen, of
dat pummelig was of niet....
Pim had dat eene geheim van z'n dikke
hoofd.... leefde kalm van ochtend in avond
en avond in ochtend met dat geheim
Hij wist alleen zelf niet, dat 't er was.
Nu zat ie op de drempel.... z'n donker
groene broek op #'t nattige hout.
't Had gesneeuwd.
Z'n beenen lagen in die sneeuw.
Op nattige drempel had óók sneeuw ge
legen, maar Pummel had eerst met z'n
schoenen alles ^r af geschopt en met z'n
zakdoek 't na geveegd.
Verderop slenterden Henk en Pim.
Sneeuw die kraakte.
Pim hoorde dat kraken en vond 't goed.
Henk dacht aan z'n plan....
Toen nam hij hem mee naar binnen in z'n
huis.
Daar was de gezellige kamer met de
Kachel die rood stond en de warmte, die
om je heen was en de lamp, die brandde.
En de tafel met '1 dikke kleed en de moe
der van Henk die er was en de vader van
Henk en 't zusje van Henk.
Alles in Pim zei ja.
Toen ging ie zitten.
Dien verderen avond is alles ja blijven zeg
gen.
Alleen Pims hoofd kon het niet verwer
ken. Kon 't niet verwerken zoo gauw.
Z'n bolle wangen zagen toen rood.... en
Pummel was geen Pummel meer.
Hij had 't zoo druk.
Eerst waren er geweest de boterhammen
met koek.... en met jam....
En allemaal om de tafel en met dat
licht en met eten allemaan.
En toen daarna had St. Nicolaas <yn de
deur gestaan en gestrooid op tafel en onder
de tafel en onder de kast en overal
Dat was 't geheim van Henk vader van
Henk had 't verteld dat hij komen zou van
avond en strooien en dat ie Pim mocht
halen en niks mocht zeggen.
Henk had niks gezegd.
En nu kroop Pummel door de kamer.
En kwam met handen met borstplaatjes
boven en flikken.
En Henk dee mee en had 't meeste.
Maar Pummel had ook 'n boel en Truusje,
Truusje was dol.
En Truusje had zoo'n pret zoo'n pret
en ze was vlak bij dikke Pummel onder de
ta£el en toen toen gaf ze hem een zoen
een zoen, onder de tafel op de dikke
wang van Pummel.
Toen Truusje onder de tafel uit kroop
was ze dien zoen vergeten.
Maar in 't dikke hoofd van Pummel zat
die zoen.
D'r was nog nooit zoo iets moeilijks te
verwerken geweest.
Arme Pummel....
En hij zat in 't hartje van Pummel en hi?
elde 'm zitten aldoor en aldoor en toen
opeens opeens daarna toen niemand 't
zag en ook niet Truusje 't zag, gooide hij
alles, al z'n flikjes en fondar.tjes bij Truusjes
hoopje.
Toen woog de zoen een beetje minder
zwaar op Pummels hartje.
Toen kwamen de broertjes van Pim om
'm te halen.
En hij moest mee.
En met z'n drieën liepen ze in den kouden
avond.
Binnenin Pim was er niks, dat wat zei.
v. as er alleen maar dat eene onder die ta
fel....
En toen thuis kwam 't verschrikkelijke:
moeder vroeg naar de fondantjes en borst-
plaatjes en of de broertjes óók wat kregen.
En toe toen ie zoo erg schrok werd
moeder boos op Pim, omdat ie alles opge
geten had.
Ja, alles opgegeten, knikte Pim....
£n z'n lippen trilden.
Alles opgegeten....
En dat dat nu komen moest en de
jertjes die niks hadden en moeder die
boos was.
En toen na een half uurtje lag Pum
mel in z'n bedje te snikken.
En wist 't niet meer.
Z'n arme dikke hoofd kon dal niet ver
werken. A. M.
F" WILDE ZICH GROOT HOUDEN,
J me „Wilt u asjeblieft mijn zusje thuis
'fn iten, ze is verdwaald
Politieagent „Waarom doe je 't zelf niet V
Jopie „Ik.... ben óók verdwaald I"
LEUK.
De juffrouw op school gaf les in de natuur
lijke historie En ze vroeg aan de kleine
Nelly
„En vertel jij me nou 's, Nelly: wit hebben
olifanten, dat andere dieren niet hebben?"
Nelly dacht een poosje na, en zei toen
veie,»en: „Kleine olifantjes, juffrouw!"
NIET COMPLIMENTEUS.
Hij „Else, zul je gelukkig met me zijn V
Zij „Zeker, Arthur, zeker. Ik ben met
zoo weinig tevreden."
PIANOZIEKTE.
„Papa, daar lees ik juist van de pianA-
ziekte, wat i^ dat toch?
„Pianoziekte?.. Wel., dat is een soort
van klauwzeer onder de menschen."
NIEUW SPELLETJE.
Een grootmoeder vond haar kleinzoontje
aan het venster, met een gieter, welks inhoud
hij kalm op de hoofden der voorbijgangers
uitstortte.
„Wat doe je daar, ondeugende jongen
riep zij.
Het kind keerde zich om en antwoordde,
zonder in 't minst vervaard te zijn „Ik speel
slecht weer, opoe...."
I
rum
LKOf
«ft
Harte- en oogenlust der kinderen: een „uitstekende" St. Nicolaasétalage.