s
f^cNrioEK
IB11NEE1—
De nieuwe Motor- en Rijwieiwet.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
I weede Blad Woensdag 17 December 1924
Onthullingen over het optreden van agents-provocateurs van de regee-
ringscommissie van den Volkenbond in het Saargebied.
Onder de Radio-èerichten: Ebert heeft de partijleiders ontvangen,
maar nog geen kabinets formateur aangewezen. De kansen der Span
jaarden in Marokko: de opstand der Anjera's.
Gem. buitenl. berichten.
R.-K. Kiesvereeniging te 's-Hage
De verblindende automobiel
verlichting.
FEUILLETON.
HET GEHEIM VAN EEN
HUURRIJTUIG
Keuringen door den huisarts.
De snelheid, waarmede wij leven, brengt
mede, dat onze wetten en verordeningen
snel verouderen. Zeker een wet als de
Motor- en Kijwielwet, die een der voor
naamste onderdeelen van het tegenwoordig
vérkeer regelt; een verkeer, hetwelk elK
jaar, ja eigenlijk eiken dag aan verande
ringen blootstaat. De wijziging der thans
bestaande Motor- en Rijwieiwet is lang
zaam geweest; het ontwerp toch werd in
gediend op 20 November 1917; Voorloopig
Verslag werd daarover eerst op 24 Mei
1923 uitgebracht, en toen duurde het nog
tot 25 Januari 1924, voordat de Memorie
van Antwoord verscheen. Waarna weer
een viertal maanden moest verloopen, voor
dat met de openbare behandeling kon wor
den begonnen. Maar thans is dan de nieu
we Motor- en Rijwieiwet afgekondigd, en
zoo straks zal zij inderdaad in werking tre
den. Misschien mag het zelfs gelukkig hee-
ten, dat de wijziging den gebruikelijken
langzamen weg der parlementaire wetge
ving is gevolgd, omdat zoodoende deze
nieuwe Motor- en Rijwieiwet aangepast kan
heeten aan de nieuwste wijzigingen, die het
verkeer tot dusverre heeft ondergaan. Ja,
bij de parlementaire behandeling waren er
zelfs leden vele leden die deze gele
genheid te baat wilden nemen om verband
te leggen tusschen dit ontwerp en het onder
houd en de verbetering van wegen. Terecht
is opgemerkt, dat daaraan in ons land
wie in het buitenland fietst of apto't, zal dit
bezwaar erkennen behoefte bestaat.
Maar, hoewel verband tusschen de wijze
van berijden van den weg en het daaraan
ten koste gelegde onderhoud, niet is ont
kend, is toch aan den anderen kant ook
terecht betoogd, dat beide onderdeelen
moeilijk in éénzelfde wet kunnen worden
geregeld.
De nieuwe wet vertoont belangrijke ver
beteringen tegenover de oude. Men be
merkt het reeds dadelijk in het eerste ar
tikel, dat de gebruikelijke omschrijvingen
bevat. In afwijking van vroeger wordt ten
aanzien van de in rijwegen liggende brug
gen en duikers bepaald, dat deze worden
geacht tot die wegen te behooren.
Voorts worden thans onder rijwielpaden
verstaan alle paden, ongeacht of zij deel
uitmaken van een weg, door of met goed
vinden van den daartoe gerechtigde als
zoodanig aangeduid op door den .minister
te bepalen wijze, met dien verstande dat,
voor zoover het tegendeel niet blijkt, zoo
danige aanduiding geacht wordt door of met
goedvinden van den gerechtigde te hebben
plaats gehad; ten aanzien van paden onder
beheer van een openbaar lichaam is de be
heerder, ten aanzien van andere paden de
eigenaar als gerechtigde te beschouwen.
Als bestuurder van een motorrijtuig zdl
voortaan worden beschouwd hij, die het
rijtuig bestuurt, of hij die, volgens den bij
maatregel van bestuur te stellen voorwaar
den', en zoodanige plaats innemende, dat
hij het besturen ieder oogenblik kan over
nemen, 't rijtuig onder zijn onmiddellijk
toezicht doet besturen, met dien verstan
de, dat, ingeval aan d.engene, die het rij
tuig bestuurt, bij rechterlijke uitspraak de
bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen
is ontzegd, deze als bestuurder van het
rijtuig wordt aangemerkt, ook indien hij het
rijtuig^ bestuurt onderhet onmiddellijk toe
zicht van een ander. Volledigheidshalve zij
even vermeld, dat in de oude wet hierom
trent kortweg gezegd werd; „onder be
stuurder van een motorrijwiel wordt ver
staan hij, die het rijtuig bestuurt of onder
zijn onmiddellijk toezicht doet besturen."
Artikel 2 van de Wet heeft betrekking
op den algemeenen maatregel van bestuur,
die door de Kroon, de Gedeputeerde Sta
ten der verschillende provinciën gehoord,
wordt vastgesteld met betrekking tot rege
len nopens het verkeer op de wegen en de
rijwielpaden, in verband met het gebruik van
motorrijtuigen en rijwielen. In dien alge
meenen maatregel zullen voorschriften niet
mogen ontbreken, die betreffen. 1, samen
stelling, inrichting en uitrusting van motor
rijtuigen, van rijwielen en van rij- en voer
tuigen welke door een motorrijtuig worden
voortbewogen; 2. het eventueel geheel of
gedeeltelijk gesloten verklaren van wegen
af rijwielpaden; 3. het voeren,van lichten
lan een rijwiel en motorrijtuig; 4. het ge
ven van seinen door de bestuurders ervan;
5. het uitwijken door en voor motorrijtui
gen, riiwielen, andere rij- en voertuigen, rij
en trekdieren, ander vee en voetgangers
het is zeker'in den geest des tijds, dat de
voetgangers hier geheel achteraan komen!
6 het doen stilhouden van motorrijtuigen
en rijwielen en 7. het doen voortbewegen
van rij- en voertuigen door motorrijtuigen.
Bij dien algemeenen maatregel van bestuur
kan door de K-oon voor motorrijtuigen, in
verband met hun samenstelling, hun ge-
wicht e.d. of in verband met de omstandig
heid, dat rij- of voertuigen door motorrij
tuigen worden voortbewogen, het in acht-
nemen van een maximum snelheid worden
voorgeschreven. Hetgeen dit ter verdui
delijking in niets vooruitloopt op de be
voegdheid, die dienaangaande aan de Ge
meenten wordt overgelaten.
Immers, krachtens resn. de artikelen 3 en
7 wordt aan de plaatselijke besturen nogal
eenige vrijheid gelaten bij de uitvoering
dezer wetIn den. algemeenen maatregel
van bestuur, die in art. 2 is omschreven,
kan ook door de Kroon worden bepaald,
welke besluiten door Gedeputeerde Staten
of door besturen van gemeenten, water
schappen, e.d., de goedkeuring van de
Kroon behoeven en welks besluiten met de
goedkeuring van Gedeputeerde Staten kun
nen volstaan Er. staat in dat laatste geval
beroep op de Kroon open, en zoodanig be
roep kan binnen 30 dagen worden ingesteld.
Bij of krachtens een plaatselijke verorde
ning, die de gemeenteraden zijn bevoegd
samen te stellen nopens het verkeer op de
wegen en de rijwielpaden, kan ten aanzien
van wegen binnen bebouwde kommen een,
hetzij aoor allen, hetzij door een of meer
categorieën van motorrijtuigen in acht te
nemen maximum snelheid worden bepaald.
Voor motorrijtuigen mag deze niet benedén
20 en voor rijwielen niet beneden 10 K.M.
per uur woraen vastgesteld, mits de ver
ordening voorschriften bevat ter verzeke
ring, dat de in acht te nemen maximum
snelheid wordt aangegeven op door den
Minister vast te stellen wijze. Waarmede
dus een einde is gemaakt aan de grief, die
zeker niet ten onrechte werd vernomen, dat
die snelheid somtijds in elke gemeente op
haar eigene wijze werd vastgesteld en dan
moeilijk, ook wanneer men dit wilde, in
acht te nemen viel. Voor alle zekerheid
bevat art. 7 bovendien het voorschrift, dat
voor bruggen en wegen, binnen de bebouw
de kom gelegen en waar in het algemeen
een groote verkeersdrukte heerscht, een
maximum snelheid van 12 K.M. per uur kan
worden vastgesteld, ook voor motorrijtui
gen. Hier is echter de goedkeuring van Ge
deputeerde Staten noodig, zoodat maar niet
de een of andere Gemeenteraad, zou hem
dit believen, op willekeurige wijze een ge
deelte van den bebouwden kom tot punt
van groote verkeersdrukte kan rekenen.
Ei is hetgeen moeilijk kan verwonde
ren over de maximum snelheid nogal
wat gezegd. Hoe grooter de toegelaten snel
heid, hoe meer gevaar voor voetgangers en
hier wordt op auto's gedoeld voor
wielrijdeis Zelfs werd voor zeer drukke,
betrekkelijk nauwe straten in een groote
stad een snelheid van 12 K.M. de hoogst
toelaatbare grens, om een eenigszins veilig
verkeer te waarborgen genoemd. Blijkens de
Memorie van Antwoord zag de Minister het
niet zoo somber in; daartegen achtte hij
het ook geenszins noodig om de maximum
snelheid voor motorrijtuigen tot 25 en voor
rijwielen tot 15 K.M. per uur op te voe
ren, Men kan aannemen, dat wat thans ver
kregen is, een billijke maatstaf vormt voor
beide categorieën. Bovendien kan leiden
tot verbetering van het verkeer en vermin
dering van gevaren, mits aan de maximum
snelheid, vooral in groote steden, beter de
hand gehouden wordt, dan tegenwoordig
veelal geschiedt!
Het mag bekend worden verondersteld,
dat, tengevolge van de vele o.ngelukken,
die met auto's en motorrijwielen geschie
den, een paar jaar geleden een beweging
is gaande geweest om te komen tot een z.g.
examen althans voor bestuurders van au
to's. Voor de voorstanders was het een
sterk argument, dat de vakorganisaties van
autobestuurders voor dat examen pleitten,
en dus de practische mogelijkheid daarvan
erkenden. De Minister van Waterstaat is
toen, en ook bij volgende gelegenheden, dat
deze zaak ter sprake werd gebracht, niet
bezweken voor de verleiding om dit nieu
we, schijnbaar practische en eenvoudige
examen in te stellen. Hij heeft dat examen
onjuist geoordeeld en zich o.i. terecht
op het standpunt gesteld, dat zelfs de be
kwaamste motorrijder een gevaar voor het
verkeer wordt, wanneer hij niet over een
g(^de dosis tegenwoordigheid van geest
beschikt, en zeker een gevaar is, wanneer
hij blijken van roekeloosheid geeft, die hij
bij een officieele proef uiteraard achter
wege zal laten!
Bij de behandeling van dit wetsontwerp
is opnieuw op de instelling van een derge
lijk examen aangedrongen; de oude argu
menten pro en contra zijn daarbij ontwik
keld, De Minister is echter aan zijn bezwa
ren blijven vasthouden, maar heeft in art.
18 van de thans ingevoerde wet een soort
van tusschenmaatregel ingevoerd, die zeker
niet anders dan toejuiching kan verdienen.
Op de vordering van daartoe door de Kroon
aan tewijzer, personen is degene aldus
wordt daarin bepaald te wiens name een
geldig rijbewijs staat, maar die vermoed
wordt ongeschikt te zijn tot het besturen
van een motorrijtuig als in dat rijbewijs ver
meld, verplicht een proef af te leggen ten
einde zijn geschiktheid tot het besturen van
een dergelijk motorrijtuig te bewijzen.
Blijkt bij die. proef de ongeschiktheid van
den betrokkene of voldoet deze niet aan de
hem opgelegde verplichting zonder dat van
een geldige reden blijkt, dan is eventueel
de Minister of de betrokken Commissaris
der Koningin bevoegd om het rijbewijs van
den betrokkene ongeldig te verklaren. Hem
wordt daarvan mededeeling gedaan; in het
Algemeen politieblad en in de Staatscou
rant wordt die ongeldigverklaring vermeld,
en, gaat hij desalniettemin door een mo
torrijtuig te besturen, dan is hij aan dezelf
de wettelijke risico's blootgesteld als de
gene, wien bij vonnis der Rechtbank het be
sturen van motorrijtuigen is verboden, In
het Voorloopig Verslag heeft men wel iet
wat schamper de opmerking gemaakt, dat
dus blijkbaar eerst een ongeluk moet ge
beuren, voordat een proef van bekwaam
heid wordt afgelegd, maar de Minister
heeft terecht opgemerkt, dat dit geenszins
het geval is. Inderdaad, wanneer de daar
toe door de Kroon aangewezen personen
men zou aan provinciale of gemeentelijke
inspecteurs kunnen denken zich goed
van hun taak kwijten, zullen zij meer dan
eens een motor- of autobestuurder zien, die
voor het afleggen van een dergelijke proef
in de termen valt. Bovendien kan dit ar
tikel preventief werken en zal het menig
een ervan terughouden om zich, anders dan
onder het toezicht van een ervaren be
stuurder, met een motorrijtuig op den
openbaren weg te begeven, zoolang hij zich
de noodige bekwaamheid in 't besturen niet
heeft eigen gemaakt. En tevens zal het me
nigeen, die zich niet aan een proef wenscht
te onderwerpen, ervan weerhouden om het
veelal roekeloos rijden van thans in prak
tijk te brengen.
(Wordt vervolgd).
De spionnagedienst in het
Saargebied.
De vorige week hebben wij met een enkel
woord melding gemaakt van onthullin
gen van de „Saarbrücker Ztg." over een po-
ütieken spionnagedienst van de regeerings-
commissie in het Saargebied.
De soc. „Volksstimme" te Saarbrücken
bevat over de onthullingen thans een ver
klaring, waarin wordt gezegd, dat de soc. par
tij en alle achter haar* staande hand- en
hoofdarbeiders scherp er tegen protesteeren,
dat een politieke leiding, die aanspraak er
op maakt een orgaan van den Volkenbond te
zijn, durft te werken met de methoden van
agents provocateurs. Den Volkenbond wordt
verzocht met zulke methoden, een uitvloeisel
van de Poincaristische politiek, af te rekenen.
De onthullingen van de „Saarbr. Ztg."
over het optreden van een politiespion van
de regeeringscommissie hebben betrekking
op den tijd van de beruchte noodverorde
ning van den Franschen voorzitter van de re
geeringscommissie Rault, waarover o.a. ook
in het Engelsche parlement de staf is gebro
ken. In zijn verdediging beriep de heer Rault
zich op de misdadige geheime organisaties en
op een gevaarlijke politieke spanning, die
zou bestaan, en scherpe maatregelen noódig
maakte. Het heette, dat huiszoekingen had
den aangetoond, hoe een opstandige bewe
ging in voorbereiding was en het plan be
stond met geweld den door het vredesver
drag geschapen toestand te wijzigen. Hier
aan werd toegevoegd, dat de justitie de zaak
in handen had. Er hadden inderdaad vele
huiszoekingen plaats, die echter niets ople
verden. Toen traden politiespionnen op, om
te verschaffen wat noodig was. Een van deze,
in dienst van de regeeringscommissie werk
zame personen, een geboren Saarlander, ge
naamd Friedrich August Kennel, onthult
thans dit bedrijf. De spiritus reétor van het
geheele spionnageapparaat moet de aan het
hoofd van het politiebeheer staande ambte
naar van de regeeringscommissie, genaamd
Rollin, zijn geweest, die meende de aanslui
ting van het Saargebied aan Frankrijk te kun
nen en te moeten bevorderen.
Kennel moest de niet voorhanden zijnde
samenzweringen in het Saargebied ontdek
ken of liever gezegd eerst scheppen, om een
grondslag te geven voor de noodverordening.
Daartoe kreeg hij de opdracht een onder
zoek in te stellem naar de aanwezigheid en
het bestaan van nationale bonden in het Saar
gebied, waartoe hij elders in Duitschland lid
wist te worden van zulk een bond en zelfs ge
daan wist te krijgen, dat een vertegenwoordi
ger van rechtsche organisaties uit het niet
bezette gebied naar het Saargebied kwam,
wiens aanwezigheid aldaar natuurlijk be
hoorlijk door de politie werd vastgesteld,
j Kennel zorgde voor de noodige geheime ver
gaderingen enz., werkte zelfs een plan uit
voor een grootscheepsche sabotage en ver
vaardigde voorts het noodige materiaal, dat
wees op uitgebreide geheime gedragingen
van de „organisaties". Bij een huiszoeking bij
Kennel werd vervolgens al dit bezwarende
materiaal in beslag genomen, ten einde het
naar Genève te* zenden ten bewijze van de
noodzakelijkheid van krachtige maatregelen.
Den hoofdschuldige aan die samenzweringen,
Kennel, werd echter geen haar gekrenkt hij
kon het Saargebied verlaten en er later rus
tig terugkeeren.
De verklaringen van Kennel belasten voor
al Rollin zwaar, volgens de „Saarbr. Ztg."
In brieven van Kennel, die buitenaf vertoef
de sprak, deze zijn tevredenheid uit over het
verrichte werk.
De Saarbr. -Ztg." voegt aan haar onthul
lingen de opmerking toe, dat hier licht wordt
geworpen op een donker hoofdstuk uit de
bestuursperiode van de regeeringscommissie
en stelt de vraag of deze ook thans
zwijgen zal. Het blad is van oordeel
dat als de heer Rault niet bewijzen kan
dat hij van deze gedragingen van zijn orga
nen geen kennis heeft gedragen, zijn dagen
geteld moeten zijn. De Volkenbondsraad kan
hem onmogelijk handhaven, indien dat be
wijs niet ten volle geleverd wordt.
DE CARICATUREN VAN ENGELSCHE
POLITICI VERBODEN.
Draadloos wordt gemeld, dat de lord
Chamberlain, die belast is met de tooneel-
censuur, de vertooning heeft verboden van
de caricatuur van Churchill, Lloyd George,
MacDonald en Chamberlain in een nieuwe
revue.
DE „WAVE OF CRIME".
Draadloos wordt gemeld, dat een „vlie
gende colonne" van Scotland Yard een ver
bijsterende hoeveelheid juweelen, afkomstig
van de jongste inbraken, door „cat-burglars"
gepleegd, in huizen in het Oosten en Zuiden
van Londen heeft ontdekt.
VOETGANGERS BERGT U 1
Draadloos wordt ons uit Londen gemeld,
dat het ministerie van vervoer voornemens
is een wet in te dienen, waarbij de maximum
snelheid "voor automobielen op openbare
lyegen wordt verhoogd tot 20 mijlen per uur
en waarbij aan de gemeentebesturen het
recht wordt ontzegd dit maximum lager te
stellen. Tevens zouden echter de straffen
voor onvoorzichtig rijden worden verscherpt.
De politieautoriteiten zijn heftig tegen dit
plan gekant, de verzekeringsmaatschappijen
hebben evenwel te kennen gegeven, dat de
premies niet zullen worden verhoogd, indien
deze wet tot stand komt.
DREIGENDE UITSLUITING IN DE
BELGISCHE METAALINDUSTRIE.
Als antwoord op de eischen der Belgische
arbeiders in de metaalindustrie om loonsver
hooging, hebben de werkgevers besloten met
mgang van 1 Januari de uitsluiting te procla-
meeren, indien er een staking uitbreekt in
een fabriek.
DE VERBETERING VAN HET VER
KEER TE BERLIJN.
Evenals te Parijs en elders blijft ook te Ber
lijn de regeling van het sterk toenemend ver
keer het groote probleem. Het bestuur van
de Berlijnsche tram heeft onlangs een kleine
commissie naar Londen gezonden, ter be
studeering van de aldaar op dit gebied heer-
schende toestanden, teneinde daaruit even
tueel voor de Duitsche rijkshoofdstad dien
stige conclusies te kunnen trekken. Dezer
dagen heeft prof. Giesen over die reis voor
belanghebbenden en belangstellenden een
rede gehouden, toegelicht met lichtbeelden.
Hij wees o.m. op de uitnemende diensten
van de duizenden verkeersagenten en op de
groote discipline bij de bestuurders der ver
schillende voertuigen, terwijl de afwezigheid
van trams in de binnenstad een geweldige
ontwikkeling van het verkeer van autobus
sen ten gevolge heeft gehad er rijden 4400
autobussen, tegen 160 in Berlijn. Niettemin
rijden er nog 2500 traihwagens, tegen 2800
in Berlijn.
Ten slotte somde prof. Giese de volgende
eischen op voor de verbetering van het ver
keer te Berlijn.
Verbetering van het bustype door ze te
voorzien van afzonderlijke in- en uitgangen
invoering van bussen met grooter laadver
mogen en van trams met twee étages bouw
van lijnen in de buitenstad voor snelverkeer.
Hij achtte voorloopig de tram nog de rugge-
graat voor het Berlijnsche verkeer, toch voor-
Zag hij voor de naaste toekomst een grooter
aandeel daarin voor de steeds volmaakter
wordende autobussen. Aan het verkeer in de
binnenstad moet lucht worden verschaft
door breeder verkeerswegen, welke gemaakt
moeten worden door het wegbreken van
gebouwencomplexen, in hoofdzaak ten N.
en ten Z. van de Leipziger Strasse. Krachtig
bepleitte prof. Giese ten slotte het plan tot
de instelling van een centraal lichaam voor
het Berlijnsche verkeerswezen.
DE Z.g. OORLOGSARBEID VAN DE
DUITSCHE WETENSCHAP.
Prof. dr. H. Freundlich, waarnemend di
recteur van het Kaiser-Wilhelm Instituut
voor chemie te Berlijn en Dahlem heeft naar
het „Berl. Tag." meldt de „Times" een brief
geschreven naar aanleiding van een artikel in
dat blad van 14 Nov., waarin betoogd werd,
dat de Duitschers naar middelen zoeken, ten
einde de door het vredesverdrag beperkte,
bewapening van Duitschland door nieuwe
methoden goed te maken. Beze beweging
had, aldus het artikel geleid tot de oprichting
van een groot laboratorium "behoorend tot het
K.W. Instituut. Doel daarvan is, den oorlog
te bestudeeren van wetenschappelijk stand
punt uit. Dit groot-scheepsch ingericht la
boratorium werkt in samenwerking met ver
schillende dergelijke inrichtingen in Duitsch
land, vooral met het instituut tot gasonder-
Zoek te Hannover. Vooral werd groote aan
dacht gewijd aan de ontwikkeling van den
gasoorlog, waarin de Duitsche militairen het
middel van den volgenden krijg zien
Prof. Freundlich constateert, dat de schrij
ver zich deerlijk vergist heeft. Om al deze en
dergelijke praatjes afdoende uit de wereld te
helpen, noodigt hij den schrijver uit om met
een deskundige het instituut te bezoeken om
Zich te overtuigen van den aard der werk
zaamheden. De bezoeker is ten allen tijde
welkom en kan alles onderzoeken. Tevens
Zal hij' alle andere laboratoria kunnen bezoe
ken van de inrichtingen, die behooren tot het
K.W. Instituut.
Het „Bèrl. Tag,
de „Times
plaatsen.
voegt hieraan toe, datl
geweigerd heeft dit schrijven te I
I
ONTRUIMING DER SCHOLEN IN HET
BEZETTE GEBIED GEVRAAGD.
Dezer dagen is, nadat de leerlingen jaren
lang verdeeld over allerlei andere gebouwen
in de stad onderwijs hadden gekregen, de
hoogere burgerschool te Mainz door de
Fransche troepen ontruimd. Thans zijn nog
in die stad 138 schoolklassen bezet. De
„Frankf. Z." wijst op het zeer groote na
deel, dat daardoor wordt toegebracht aan
het onderwijs niet alleen, maar ook aan het
gc zinsleven, daar dikwijls kinderen uit het
zelfde gezin op geheel uiteenloopende uren
van den dag in vaak verafgelegen lokalen
school hebben, enz. En dit is niet alleen het
geval te Mainz. In talrijke steden van het be
zette gebied heerschen dergelijke toestan
den, zoodat het Frankf. blad de Fransche
autoriteiten voorhoudt hoezeer de Rijnland-
sche-bevolking zou herademen, indien op den
thans te Mainz ingeslagen weg werd voort
geschreden en ook elders de scholen aan hun
bestemming werden teruggegeven.
EEN GRAVIN VEROORDEELD.
De schoone Hongaarsche gravin Louise
Esterhazy, die den vorigen zomer te Press-
burg door de Tsjechische militaire autori
teiten werd gearresteerd, is tot een jaar ge
vangenisstraf veroordeeld door het Tsje
chische militaire hof. Sedert den oorlog leefde
zij in Weenen, Boedapest en Praag. Zij was
bevriend met verschillende Tsjechische offi
cieren. Deze vriendschap leidde tot de be
schuldiging, dat zij het Hongaarsche departe
ment van buitenlandsche zaken op de hoogte
stelde van Tsjechische militaire geheimen.
De gravin is onmiddellijk naar de gevangenis
overgebracht.
IETS HOOGERS.
Vader: „Hoor eens, Clara, dat gecoquetteer
met de luitenants moet nu eindelijk eens uit
zijn. Bestaat er nu werkelijk niets hoogers
voor je?"
Clara; „Jawel, papa, maar die zijn alle
maal al getrouwd."
ONRECHTVAARDIG BESCHULDIGD.
„Je bent 'n lijntrekker", zeide de cbet
,,Als de klok 12 uur slaat, leg je de pen weg
al ben je midden in een woord."
„Dat is niet waar, mijnheer. Als het tegen
twaalven loopt, begin ik geen nieuw woord
meer."
HIJ KENDE DAT.
Rechter (tot vrouwelijk getuige); „Ge
huwd of ongehuwd?"
De getuige zucht.
Rechter (dicteert): „Ongehuwd".
Rechter (tot mannelijk getuige): „Gehuwd
of ongehuwd?"
De getuige zucht.
Rechter (dicteert): „Gehuwd".
heeft gezegd, dat de vader zelfmoord heeft
gepleegd. Maar de huisarts weet het heel
goéd! Wat moet nu vermeld worden in het
rapport? Zoowel de tuberculose als de
zelfmoord kunnen veel gewicht in de schaal
leggen bij de beoordeeling van het risico,
en de dokter beseft dit ten volle. Moet bij
nu de feiten vermelden zooals zij zijn?
Maar dan schendt hij zijn beroepsgeheim.
Of moet hij eenvoudig onderteekenen wat
hem is meegedeeld door den onderzochten
persoon? Dan vult hij zijn rapport onvolle
dig en onjuist in, omdat hij iets verzwijgt,
dat voor de beoordeeling van het risico van
groot belang is.
Dus houde men zich aan den regel: geen
keuring door den huisdokter,
Een motie over den Bondsvoorzitter.
In een vergadering van de R.K. Kiesver
eeniging „Rijkskieskring 's-Gravenhage"
heeft Ir. M. C. E. Bongaerts, lid van de
Tweede Kamer, een rede gehouden over
het Kiesreglement der R.K. Staatspartij.
Bij de rondvraag na deze rede vroeg de
heer Van der Wansem of 't niet in het be
lang der Katholieke Staatspartij zou zijn
als de heer van Wijnbergen inzag, dat hij
niet de geschikte persoon is om als voor
zitter van den Bond op te treden. In ver
band met die vraag diende hij een motie in,
waarin de wenschelijkheid'wordt uitgespro
ken, dat de heer Van Wijnbergen als voor
zitter van den Bond van R.K. Kiesvereeni-
gingen aftreedt. De heer Moonen wilde
niets afdingen op hetgeen de heer Van
Wijnbergen voor de katholieke zaak heeft
gedaan, doch is het met den heer v. d.
Wansem eens.
Ten slotte vroeg de heer Moonen, met
het oog op de noodige en waarschijnlijk
langdurige besprekingen over de moti«
door den heer v. d. Wansem, ingediend,
den voorzitter, de vergadering, wegens het
ver gevorderde uur, te schorsen, en zoo
spoedig mogelijk een nieuwe vergadering te
schrijven.
De voorzitter raadpleegde de vergade
ring, die 't met het voorstel van orde van
den heer Moonen eens bleek, en sloot de
vergadering.
In een spoedig volgende vergadering zal
dus de motie betreffende den Bondsvoor
zitter weer aan de orde komen.
Op de vragen van den heer Ter H a I i
betreffende het nemen van maatregelen te
gen de verblindende automobielverlichting,
antwoordde de Minister van Waterstaat, dat
het hem bekend is, dat het gebruik van die
verlichting herhaaldelijk ongevallen ten ge
volge heeft gehad.
Intusschen moge worden opgemerkt, dat
enkele van de in deze vraag genoemde on
gevallen wellicht niet aan het gebruik van
zoodanige verlichting schijnen te mogen
worden geweten
In den loop van October j.l. is tot den
Minister een adres gericht, waarbij er de
aandacht op werd gevestigd, dat lenzen in
den handel zijn gebracht, welke, gebezigd
bij schijnwerpers van motorrijtuigen, de öa-
deelen, welke aan verblindende verlichting
zijn verbonden, zouden opheffen Met het
vraagstuk van verblindende verlichting door
automobielen houdt zich reeds bezig een
door de Kon Ned. Auto-Club tot dit doel
in het leven geroepen deskundige commis
sie, waarin o.a. zitting heeft een vertegen
woordiger van het Departement van Water
staat, die den Minister van den stand van
het onderzoek op de hoogte houdt, terwijl
hij ook van andere zijde voorlichting ont
vangt. Intusschen wil hij met het oog op bet
groote belang der zaak, na overleg met de
evengenoemde K.N.A.C., overwegen of er
wellicht aanleiding bestaat tot aanvulling
van de bestaande of instelling van een nieu
we commissie te dezer zake.
Zoodra de Minister het mogelijk zal ach
ten, dat door de totstandkoming van een
•voorschrift aan het gemelde euvel op af
doende wijze en zonder bezwaar voor het
verkeer een einde zou kunnen worden ge
maakt, zal hij niet nalaten de totstandko
ming van zoodanig voorschrift te bevorde
ren.
Zooals uit art. 2 der Motor- en Rijwieiwet
53.
De oude vrouw nam een andere teug je
never, en dit scheen haar levenskracht op
te wekken, want ze kwam overeind in bed
en begon schielijk te praten, als ware zij be
vreesd, te sterven, alvorens haar geheim ge
openbaard was."
„U bent hier reeds vroeger geweest," zei
ze, met een mageren vinger naar Calton wij
zende, „en U wenschte alles tot in de klcin-
ile bijzonderheden te vernemen, maar u had
de plank mis. Zij wilde mij niet uit de
school laten klappen, want ze was altijd een
trotsche vrouw, terwijl haar moeder stervend
was."
„Haar moeder! Bent u dan de moeder van
Rosanna Moore?' riep Calton uiterst ver
baasd.
„Moge ik sterven, als het niet zoo is,"
krijschte de helleveeg. „Haar arme moeder
stierf aan de drank, en ik zal wel tegen wil
en dank haar voorbeeld volgen.
„Rosanna?"
„Dzelfde," 'antwoordde vrouw Guttersni
pe.
„Zij ging op de planken, dat ging ze, en
mijn Hemel, wat was ze een dame. Haar
zucht om groote sommen gelds te besteden,
verdubbelde nog, toen hij kwam."
„Tot wie kwam?"
„Hij," gilde de oude vrouw, zich steunen
de op haar arm, terwijl in haar oogen een
demonisch vuur flikkerde.
„Wien bedoelt zij?" fluisterde Calton tot
Kilsip.
„Bedoelen?" gilde vrouw Guttersnipe,
wier scherpe ooren deze vraag hadden opge
vangen. „Wie anders als Mark Frettlby!"
„Groote God!!!"
Calton stond van verbazing als aan den
grond vastgenageld en zelfs op Kilsips on
doordringbaar gezicht was de hevigste ver
rassing merkbaar.
„Rosanne Moore was de ecbtgënoote van
Mark Frettlby en Madge is haar dochter....
Frettlby heeft echter zijn dochter altijd ver
teld, dat haar moeder gestorven was, maar
in werkelijkheid bevond ze zich op de gallei
en om te boeten voor een diefstal oüder zeer
verzwarende omstandigheden gepleegd om
haar verkwistende levenswijze te kunnen
voortzettA."
Vrouw Guttersnipe was op haar bed ach
terover gevallen, met de hand omvatte zij,
als een roofvogel de kussens om haar ge
liefkoosd goud te beschermen, en over haar
gelaat verspreidde zich een doodelljke
bleekheid, hetgeen voor het geoefend oog
van den dokter voldoende was, om te er
kennen, dat het einde zich niet lang zou
doen wachten. Voor een oogenblik knielde
hij naast het bed neer, de kaars voor het ge
laat der stervende vrouw houdend. Zij
opende haar oogen en mopperde dommelig:
„Wie zijt gij?"
Maar toen ontstond een tooneel, dat alle
toeschouwers met huivering vervulde; door
stuiptrekkingen overmand, omknelde zij met
beide handen de kussens, waarin haar schat
bewaard was en stamelde op verschrikkelij-
ken toon:*
„Mijn geld 't is alles het mijne, gij
zult het niet hebben, naar den duivel
met ul"
De geneesheer stond uit zijn knielende
houding op.
„Niet de moeite waard, om er iets aan te
doen," zei hij koel en met een licht schou
derophalen, „zij zal weldra den geest hebben
gegeven."
De oude vrouw had, ofschoon haar krach
ten geheel waren uitgeput, echter die woor
den opgevangen; zij barste in tranen los.
„Dood, Dood! Mijn arme Rosanne, met
haar gouden haarlokken, zij, die haar moe
der altoos zoo lief had, tot hij haar weg-
troonde, en zij kwam terug om te sterven,
sterven o, ol"
Haar stem stierf weg in een lang, melan
cholisch gejammer, hetgeen de beide in den
hoek gezeten meisjes deed huiveren, en
hun vingers in de ooren deed stoppen.
„Mijn beste vrouw," sprak de dokter, zich
over het bed heenbuigend, „zou u niet een
geestelijke willen hebben?"
Zij keek hem met haar droefzieke oogen
aan en zeide met schor en zacht gefluis
ter;
„Waarom?"
„Omdat u nog slechts een korten tijd te
leven hebt," zei de dokter beleeft, „gij bent
stervende."
„Stervend stervend neen, neen,"
jammerde zij op hartverscheurenden toon.
„Ik ben niet geschikt om te sterven; red
me red me; ik weet niet, waarom ik zou
moeten heengaan, dus help mij red mij.
De dokter beproefde haar handen te ver
wijderen maar haar onverklaarbare taaiheid
maakte al zijn pogingen vruchteloos.
„Hel is onmogelijk," sprak hij kortaf.
De heks viel achterover in haar bed.
„Ik zal u geld geven, om mij te redden,
schreeuwde zij; „goed geld alles het
mijne alles het mijne. Zie zie hier
souvereigns, en haar kussen openscheurend,
haalde zij een zandzak er uit, en daaruit
vloeide een oogverblindende stroom van
goudstukken. Goud goud alles rolde
over het bed, over den grond heen, weg in
de donkere hoeken, toch raakte niemand
het aan, zoo onverdeeld boeide alle aanwe
zigen het schouwspel van den strijd tegen
den dood dezer vrouw, die nog altijd niet
uit net leven wilde scheiden. Zij hield eenige
der schitterende goudstukken in de hoogte
en hield ze het drietal, dat voor haar bed
stond, voor oogen, doch uit haar bevende
banden vielen zij met een metalen weer
klank op den bodem.
„Alles het mijne alles het mijne," gilde
vmi
Dat iemand voor een levensverzekering
gekeurd wenscht te worden door zijn huis-
doker, komt "herhaaldelijk voor. Ais regel
zal dit door de directie niet worden toe
gestaan, ook al is de huisarts keurend ge-
heesheer voor de verzekerings-maatschap-
pij. Het kan natuurlijk noodig zijn, wan
neer er in een klein dorp slechts één dok
ter is; in zoo'n geval kan men den candi-
daat niet dwingen zich naar een andere
plaats te begeven. Maar anders is en blijft
de regel: geen keuring door den huisdokter!
Waarom niet? vraagt Dr. J. Siegenbeek
van Herkelom in „Het Kompas'" en hij ant
woordt in hetzelfde maandblad:
„Als ymen het geval afzonderlijk beziet,
kan men op deze vraag geen klemmend
antwoord geven. De bedoelde huisdokter
kan even consciëntieus, even bekwaam zijn
als een andere keurende geneesheer. Wat
ook al blijkt uit het feit, dat hij allicht zelf
op de lijst der keurende geneesheeren staat
Tóch, zelfs in dit geval, is keuring door den
huisdokter verkeerd.
Verkeerd, voor de verzekerende maat
schappij, voor den gekeurden persoon, voor
den dokter.
Voor de verzekerende maatschappij, om
dat ook doktoren menschen zijn en het dus
niet prettig zullen vinden als zij onaange
naamheden krijgen met hun patiënten. Het
kan voorkomen, dat een dokter niet veel
aandacht heeft geschonken aan vage, lichte
klachten van zijn patiënt en dat hij pas,
bij een nauwkeurig onderzoek voor een
verzekering een afwijking vindt. Dan heeft
men de poppen aan 't dansen, 't Kan ook
zijn, dat hij weet dat er een afwijking is,
maar dat hij. om de een of andere reden,
het niet noodig heeft gevonden dit aan zijn
patiënt mede te deelen, Ook in dit geval
komt de patiënt het allicht door de keu
ring te weten en ook dan is dit voor den
dokter niet prettig. Deze komt dan in een
moeilijk conflict: zonder neg de afwijking
te verzwijgen, is hij allicht geneigd deze in
het rapport als van minder belang voor te
stellen en dat kan een verkeerde beoordee
ling van het risico geven.
Meni zal zeggen, dat. ook als de candi-
daat door een ander wordt gekeurd, een
hem verborgen afwijking aan het licht kan
komen en dat hij dan ook in dit geval het
zijn huisdokter kwalijk zal nemen, dat deze
hem niet heeft ingelicht. Maar nu staat de
huisarts er anders voor. Deze kan. met
goeden raad, ook troost en geruststelling
aan zijn patiënt geven. Hij kan verklaren,
dat men bij die keuring wel wat erg zwaar
tillend is geweest dat hij h*t niet zoo erg
inziet, en op die wijze zijn patiënt helpen
in het soms moeilijke oogenblik, als deze te
hooien krijgt dat hij niet „prima" is. Die
steun komt grootendeels te vervallen, als
de minder gunstige beoordeeling is geschied
op grond van het rapport van den huis
dokter zelf. en daarom is het ook voor den
candidaat beter, dat niet de huisarts keurt.
Per slotte voor dezen zelf ook. Hij kan
door een keuring van zijn eigen patiënt in
moeilijkheden komen met beroepsgeheim.
Wel mag hij zich in zoo'n geval bevoegd
achten om de antwoorden, die de candi-
daat-verzekerde hem geeft op dp. vragen in
het formulier, op te schrijven zooals die
hem worden opgegeven, maar het is moge
lijk, dat hij, door zijn beroep, weet, dat die
antwoorden niet juist zijn. Iemand geeft b.v.
op, dat zijn vader aan longontsteking is ge
storven; hij zelf weet niet beter, maar de
huisdokter weet, dat de doodsoorzaak tu
berculose was. Een tweede voorbeeld: een
jong man, die opgeeft een tijdlang in een
zenuwinrichting te zijn verpleegd voor
„overspanning", geeft op dat zijn vader aan blijkt, behoort het uitvaardigen van een ver
beroerte is overleden; ook hier wede^m bod inzake het gebruik van verblindepde
volkomen te goedertrouw, omdat men hWn. verlichting door motorrijtuigen tot de be-
die van nature toch al tobberig is, nooit voegdheid der Kroon.
vroegere vrienden den omgang hernieuwen,
zoo groot was zijn vrees, om te worden
aangestaard. Mrs. Sampson, die met luidt
bijvalskreten hem had verwelkomd, gaf haai
afkeuring omtrent de wijze, waarop hij zich
afzonderde, in heftige bewoordingen den
vrijen teugel.
„O, mijn toestand laat niets te wenschen
over," zeide Brian, verstrooid een cigaret
aanstekend, en slechts halverwege naar de
toomlooze snapzucht zijner hospita luiste
rend, „doch mocht iemand naar mij komen
vragen, zeg dan, dat ik niet thuis ben. Ik
wensch niet door bezoek te worden lastig
gevallen."
„Dat is een verstandig besluit," antwoord
de Mrs. Sampson vastberaden.
Inmiddels zat Brian vergenoegd te rooken,
niet weinig verlicht door het vertrek van
Mrs. Sampson met haar aanhoudend gebab
bel, doch weldra hoorde hij haar de trap
weer opkomen, en zij kwam de kamer bin
nen, een telegram in de hand, dat zij haar
huurder overhandigde.
Fitzgerald vouwde het telegram op et»
liep, de handen in zijn zakken, de kamer
op en neer.
zij overluid. „Geef mij het leven goud
geld naar de hel met u ik verkocht
mijn ziel er voor red mij geef mij het
leven weer," en met bevende hand poogde
zij hun het goud op te dringen. Zij spraken
geen woord, maar stonden daar, in stille
beschouwingen verdiept, terwijl in den hoek
de beide meisjes in elkander kropen en van
angst beefden.
„Zie mij niet aan doe het niet,"
schreeuwde de heks, tusschen hel blinkend
goud neervallende. „Gij wilt hebben, dat ik
sterf, ik wil niet ik wil niet geef mij
mijn goud," en zij tastte koortsig naar de
verspreide geldstukken; „ik zal het meene
men ik wil niet sterven God, God,
ik heb niets misdreven laat mij leven
red mij," en zij viel op het bed neer!
De ziel was het lichaam ontvloden.
Het flauw licht der kaars flikkerde op het
blinkend goud en het doode gelaat, omlijst
door hel verwarde witte haar, terwijl de drie
mannen, van ontzetting vervuld, in stilte
heengingen om hulp te zoeken; nog steeds
klonk die woeste kreet: „God, God, red
mijl" hun onverbiddellijk in de ooren!
HOOFDSTUK XI.
Zoodra Brian zijn landgoed verkocht zou
hebben en het huwelijk met Madge gesloten
zou zijn, besloot hij Australië te veflaten,
om er nooit weer een voet in te zetten.
Maar zoolang hij de plaats niet kon verla
ten. wilde hij niemand zien, noch met ziin
(Wordt vervolgd.)