s f^cNrioEK IB11NEE1— De nieuwe Motor- en Rijwieiwet. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT I weede Blad Woensdag 17 December 1924 Onthullingen over het optreden van agents-provocateurs van de regee- ringscommissie van den Volkenbond in het Saargebied. Onder de Radio-èerichten: Ebert heeft de partijleiders ontvangen, maar nog geen kabinets formateur aangewezen. De kansen der Span jaarden in Marokko: de opstand der Anjera's. Gem. buitenl. berichten. R.-K. Kiesvereeniging te 's-Hage De verblindende automobiel verlichting. FEUILLETON. HET GEHEIM VAN EEN HUURRIJTUIG Keuringen door den huisarts. De snelheid, waarmede wij leven, brengt mede, dat onze wetten en verordeningen snel verouderen. Zeker een wet als de Motor- en Kijwielwet, die een der voor naamste onderdeelen van het tegenwoordig vérkeer regelt; een verkeer, hetwelk elK jaar, ja eigenlijk eiken dag aan verande ringen blootstaat. De wijziging der thans bestaande Motor- en Rijwieiwet is lang zaam geweest; het ontwerp toch werd in gediend op 20 November 1917; Voorloopig Verslag werd daarover eerst op 24 Mei 1923 uitgebracht, en toen duurde het nog tot 25 Januari 1924, voordat de Memorie van Antwoord verscheen. Waarna weer een viertal maanden moest verloopen, voor dat met de openbare behandeling kon wor den begonnen. Maar thans is dan de nieu we Motor- en Rijwieiwet afgekondigd, en zoo straks zal zij inderdaad in werking tre den. Misschien mag het zelfs gelukkig hee- ten, dat de wijziging den gebruikelijken langzamen weg der parlementaire wetge ving is gevolgd, omdat zoodoende deze nieuwe Motor- en Rijwieiwet aangepast kan heeten aan de nieuwste wijzigingen, die het verkeer tot dusverre heeft ondergaan. Ja, bij de parlementaire behandeling waren er zelfs leden vele leden die deze gele genheid te baat wilden nemen om verband te leggen tusschen dit ontwerp en het onder houd en de verbetering van wegen. Terecht is opgemerkt, dat daaraan in ons land wie in het buitenland fietst of apto't, zal dit bezwaar erkennen behoefte bestaat. Maar, hoewel verband tusschen de wijze van berijden van den weg en het daaraan ten koste gelegde onderhoud, niet is ont kend, is toch aan den anderen kant ook terecht betoogd, dat beide onderdeelen moeilijk in éénzelfde wet kunnen worden geregeld. De nieuwe wet vertoont belangrijke ver beteringen tegenover de oude. Men be merkt het reeds dadelijk in het eerste ar tikel, dat de gebruikelijke omschrijvingen bevat. In afwijking van vroeger wordt ten aanzien van de in rijwegen liggende brug gen en duikers bepaald, dat deze worden geacht tot die wegen te behooren. Voorts worden thans onder rijwielpaden verstaan alle paden, ongeacht of zij deel uitmaken van een weg, door of met goed vinden van den daartoe gerechtigde als zoodanig aangeduid op door den .minister te bepalen wijze, met dien verstande dat, voor zoover het tegendeel niet blijkt, zoo danige aanduiding geacht wordt door of met goedvinden van den gerechtigde te hebben plaats gehad; ten aanzien van paden onder beheer van een openbaar lichaam is de be heerder, ten aanzien van andere paden de eigenaar als gerechtigde te beschouwen. Als bestuurder van een motorrijtuig zdl voortaan worden beschouwd hij, die het rijtuig bestuurt, of hij die, volgens den bij maatregel van bestuur te stellen voorwaar den', en zoodanige plaats innemende, dat hij het besturen ieder oogenblik kan over nemen, 't rijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht doet besturen, met dien verstan de, dat, ingeval aan d.engene, die het rij tuig bestuurt, bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen is ontzegd, deze als bestuurder van het rijtuig wordt aangemerkt, ook indien hij het rijtuig^ bestuurt onderhet onmiddellijk toe zicht van een ander. Volledigheidshalve zij even vermeld, dat in de oude wet hierom trent kortweg gezegd werd; „onder be stuurder van een motorrijwiel wordt ver staan hij, die het rijtuig bestuurt of onder zijn onmiddellijk toezicht doet besturen." Artikel 2 van de Wet heeft betrekking op den algemeenen maatregel van bestuur, die door de Kroon, de Gedeputeerde Sta ten der verschillende provinciën gehoord, wordt vastgesteld met betrekking tot rege len nopens het verkeer op de wegen en de rijwielpaden, in verband met het gebruik van motorrijtuigen en rijwielen. In dien alge meenen maatregel zullen voorschriften niet mogen ontbreken, die betreffen. 1, samen stelling, inrichting en uitrusting van motor rijtuigen, van rijwielen en van rij- en voer tuigen welke door een motorrijtuig worden voortbewogen; 2. het eventueel geheel of gedeeltelijk gesloten verklaren van wegen af rijwielpaden; 3. het voeren,van lichten lan een rijwiel en motorrijtuig; 4. het ge ven van seinen door de bestuurders ervan; 5. het uitwijken door en voor motorrijtui gen, riiwielen, andere rij- en voertuigen, rij en trekdieren, ander vee en voetgangers het is zeker'in den geest des tijds, dat de voetgangers hier geheel achteraan komen! 6 het doen stilhouden van motorrijtuigen en rijwielen en 7. het doen voortbewegen van rij- en voertuigen door motorrijtuigen. Bij dien algemeenen maatregel van bestuur kan door de K-oon voor motorrijtuigen, in verband met hun samenstelling, hun ge- wicht e.d. of in verband met de omstandig heid, dat rij- of voertuigen door motorrij tuigen worden voortbewogen, het in acht- nemen van een maximum snelheid worden voorgeschreven. Hetgeen dit ter verdui delijking in niets vooruitloopt op de be voegdheid, die dienaangaande aan de Ge meenten wordt overgelaten. Immers, krachtens resn. de artikelen 3 en 7 wordt aan de plaatselijke besturen nogal eenige vrijheid gelaten bij de uitvoering dezer wetIn den. algemeenen maatregel van bestuur, die in art. 2 is omschreven, kan ook door de Kroon worden bepaald, welke besluiten door Gedeputeerde Staten of door besturen van gemeenten, water schappen, e.d., de goedkeuring van de Kroon behoeven en welks besluiten met de goedkeuring van Gedeputeerde Staten kun nen volstaan Er. staat in dat laatste geval beroep op de Kroon open, en zoodanig be roep kan binnen 30 dagen worden ingesteld. Bij of krachtens een plaatselijke verorde ning, die de gemeenteraden zijn bevoegd samen te stellen nopens het verkeer op de wegen en de rijwielpaden, kan ten aanzien van wegen binnen bebouwde kommen een, hetzij aoor allen, hetzij door een of meer categorieën van motorrijtuigen in acht te nemen maximum snelheid worden bepaald. Voor motorrijtuigen mag deze niet benedén 20 en voor rijwielen niet beneden 10 K.M. per uur woraen vastgesteld, mits de ver ordening voorschriften bevat ter verzeke ring, dat de in acht te nemen maximum snelheid wordt aangegeven op door den Minister vast te stellen wijze. Waarmede dus een einde is gemaakt aan de grief, die zeker niet ten onrechte werd vernomen, dat die snelheid somtijds in elke gemeente op haar eigene wijze werd vastgesteld en dan moeilijk, ook wanneer men dit wilde, in acht te nemen viel. Voor alle zekerheid bevat art. 7 bovendien het voorschrift, dat voor bruggen en wegen, binnen de bebouw de kom gelegen en waar in het algemeen een groote verkeersdrukte heerscht, een maximum snelheid van 12 K.M. per uur kan worden vastgesteld, ook voor motorrijtui gen. Hier is echter de goedkeuring van Ge deputeerde Staten noodig, zoodat maar niet de een of andere Gemeenteraad, zou hem dit believen, op willekeurige wijze een ge deelte van den bebouwden kom tot punt van groote verkeersdrukte kan rekenen. Ei is hetgeen moeilijk kan verwonde ren over de maximum snelheid nogal wat gezegd. Hoe grooter de toegelaten snel heid, hoe meer gevaar voor voetgangers en hier wordt op auto's gedoeld voor wielrijdeis Zelfs werd voor zeer drukke, betrekkelijk nauwe straten in een groote stad een snelheid van 12 K.M. de hoogst toelaatbare grens, om een eenigszins veilig verkeer te waarborgen genoemd. Blijkens de Memorie van Antwoord zag de Minister het niet zoo somber in; daartegen achtte hij het ook geenszins noodig om de maximum snelheid voor motorrijtuigen tot 25 en voor rijwielen tot 15 K.M. per uur op te voe ren, Men kan aannemen, dat wat thans ver kregen is, een billijke maatstaf vormt voor beide categorieën. Bovendien kan leiden tot verbetering van het verkeer en vermin dering van gevaren, mits aan de maximum snelheid, vooral in groote steden, beter de hand gehouden wordt, dan tegenwoordig veelal geschiedt! Het mag bekend worden verondersteld, dat, tengevolge van de vele o.ngelukken, die met auto's en motorrijwielen geschie den, een paar jaar geleden een beweging is gaande geweest om te komen tot een z.g. examen althans voor bestuurders van au to's. Voor de voorstanders was het een sterk argument, dat de vakorganisaties van autobestuurders voor dat examen pleitten, en dus de practische mogelijkheid daarvan erkenden. De Minister van Waterstaat is toen, en ook bij volgende gelegenheden, dat deze zaak ter sprake werd gebracht, niet bezweken voor de verleiding om dit nieu we, schijnbaar practische en eenvoudige examen in te stellen. Hij heeft dat examen onjuist geoordeeld en zich o.i. terecht op het standpunt gesteld, dat zelfs de be kwaamste motorrijder een gevaar voor het verkeer wordt, wanneer hij niet over een g(^de dosis tegenwoordigheid van geest beschikt, en zeker een gevaar is, wanneer hij blijken van roekeloosheid geeft, die hij bij een officieele proef uiteraard achter wege zal laten! Bij de behandeling van dit wetsontwerp is opnieuw op de instelling van een derge lijk examen aangedrongen; de oude argu menten pro en contra zijn daarbij ontwik keld, De Minister is echter aan zijn bezwa ren blijven vasthouden, maar heeft in art. 18 van de thans ingevoerde wet een soort van tusschenmaatregel ingevoerd, die zeker niet anders dan toejuiching kan verdienen. Op de vordering van daartoe door de Kroon aan tewijzer, personen is degene aldus wordt daarin bepaald te wiens name een geldig rijbewijs staat, maar die vermoed wordt ongeschikt te zijn tot het besturen van een motorrijtuig als in dat rijbewijs ver meld, verplicht een proef af te leggen ten einde zijn geschiktheid tot het besturen van een dergelijk motorrijtuig te bewijzen. Blijkt bij die. proef de ongeschiktheid van den betrokkene of voldoet deze niet aan de hem opgelegde verplichting zonder dat van een geldige reden blijkt, dan is eventueel de Minister of de betrokken Commissaris der Koningin bevoegd om het rijbewijs van den betrokkene ongeldig te verklaren. Hem wordt daarvan mededeeling gedaan; in het Algemeen politieblad en in de Staatscou rant wordt die ongeldigverklaring vermeld, en, gaat hij desalniettemin door een mo torrijtuig te besturen, dan is hij aan dezelf de wettelijke risico's blootgesteld als de gene, wien bij vonnis der Rechtbank het be sturen van motorrijtuigen is verboden, In het Voorloopig Verslag heeft men wel iet wat schamper de opmerking gemaakt, dat dus blijkbaar eerst een ongeluk moet ge beuren, voordat een proef van bekwaam heid wordt afgelegd, maar de Minister heeft terecht opgemerkt, dat dit geenszins het geval is. Inderdaad, wanneer de daar toe door de Kroon aangewezen personen men zou aan provinciale of gemeentelijke inspecteurs kunnen denken zich goed van hun taak kwijten, zullen zij meer dan eens een motor- of autobestuurder zien, die voor het afleggen van een dergelijke proef in de termen valt. Bovendien kan dit ar tikel preventief werken en zal het menig een ervan terughouden om zich, anders dan onder het toezicht van een ervaren be stuurder, met een motorrijtuig op den openbaren weg te begeven, zoolang hij zich de noodige bekwaamheid in 't besturen niet heeft eigen gemaakt. En tevens zal het me nigeen, die zich niet aan een proef wenscht te onderwerpen, ervan weerhouden om het veelal roekeloos rijden van thans in prak tijk te brengen. (Wordt vervolgd). De spionnagedienst in het Saargebied. De vorige week hebben wij met een enkel woord melding gemaakt van onthullin gen van de „Saarbrücker Ztg." over een po- ütieken spionnagedienst van de regeerings- commissie in het Saargebied. De soc. „Volksstimme" te Saarbrücken bevat over de onthullingen thans een ver klaring, waarin wordt gezegd, dat de soc. par tij en alle achter haar* staande hand- en hoofdarbeiders scherp er tegen protesteeren, dat een politieke leiding, die aanspraak er op maakt een orgaan van den Volkenbond te zijn, durft te werken met de methoden van agents provocateurs. Den Volkenbond wordt verzocht met zulke methoden, een uitvloeisel van de Poincaristische politiek, af te rekenen. De onthullingen van de „Saarbr. Ztg." over het optreden van een politiespion van de regeeringscommissie hebben betrekking op den tijd van de beruchte noodverorde ning van den Franschen voorzitter van de re geeringscommissie Rault, waarover o.a. ook in het Engelsche parlement de staf is gebro ken. In zijn verdediging beriep de heer Rault zich op de misdadige geheime organisaties en op een gevaarlijke politieke spanning, die zou bestaan, en scherpe maatregelen noódig maakte. Het heette, dat huiszoekingen had den aangetoond, hoe een opstandige bewe ging in voorbereiding was en het plan be stond met geweld den door het vredesver drag geschapen toestand te wijzigen. Hier aan werd toegevoegd, dat de justitie de zaak in handen had. Er hadden inderdaad vele huiszoekingen plaats, die echter niets ople verden. Toen traden politiespionnen op, om te verschaffen wat noodig was. Een van deze, in dienst van de regeeringscommissie werk zame personen, een geboren Saarlander, ge naamd Friedrich August Kennel, onthult thans dit bedrijf. De spiritus reétor van het geheele spionnageapparaat moet de aan het hoofd van het politiebeheer staande ambte naar van de regeeringscommissie, genaamd Rollin, zijn geweest, die meende de aanslui ting van het Saargebied aan Frankrijk te kun nen en te moeten bevorderen. Kennel moest de niet voorhanden zijnde samenzweringen in het Saargebied ontdek ken of liever gezegd eerst scheppen, om een grondslag te geven voor de noodverordening. Daartoe kreeg hij de opdracht een onder zoek in te stellem naar de aanwezigheid en het bestaan van nationale bonden in het Saar gebied, waartoe hij elders in Duitschland lid wist te worden van zulk een bond en zelfs ge daan wist te krijgen, dat een vertegenwoordi ger van rechtsche organisaties uit het niet bezette gebied naar het Saargebied kwam, wiens aanwezigheid aldaar natuurlijk be hoorlijk door de politie werd vastgesteld, j Kennel zorgde voor de noodige geheime ver gaderingen enz., werkte zelfs een plan uit voor een grootscheepsche sabotage en ver vaardigde voorts het noodige materiaal, dat wees op uitgebreide geheime gedragingen van de „organisaties". Bij een huiszoeking bij Kennel werd vervolgens al dit bezwarende materiaal in beslag genomen, ten einde het naar Genève te* zenden ten bewijze van de noodzakelijkheid van krachtige maatregelen. Den hoofdschuldige aan die samenzweringen, Kennel, werd echter geen haar gekrenkt hij kon het Saargebied verlaten en er later rus tig terugkeeren. De verklaringen van Kennel belasten voor al Rollin zwaar, volgens de „Saarbr. Ztg." In brieven van Kennel, die buitenaf vertoef de sprak, deze zijn tevredenheid uit over het verrichte werk. De Saarbr. -Ztg." voegt aan haar onthul lingen de opmerking toe, dat hier licht wordt geworpen op een donker hoofdstuk uit de bestuursperiode van de regeeringscommissie en stelt de vraag of deze ook thans zwijgen zal. Het blad is van oordeel dat als de heer Rault niet bewijzen kan dat hij van deze gedragingen van zijn orga nen geen kennis heeft gedragen, zijn dagen geteld moeten zijn. De Volkenbondsraad kan hem onmogelijk handhaven, indien dat be wijs niet ten volle geleverd wordt. DE CARICATUREN VAN ENGELSCHE POLITICI VERBODEN. Draadloos wordt gemeld, dat de lord Chamberlain, die belast is met de tooneel- censuur, de vertooning heeft verboden van de caricatuur van Churchill, Lloyd George, MacDonald en Chamberlain in een nieuwe revue. DE „WAVE OF CRIME". Draadloos wordt gemeld, dat een „vlie gende colonne" van Scotland Yard een ver bijsterende hoeveelheid juweelen, afkomstig van de jongste inbraken, door „cat-burglars" gepleegd, in huizen in het Oosten en Zuiden van Londen heeft ontdekt. VOETGANGERS BERGT U 1 Draadloos wordt ons uit Londen gemeld, dat het ministerie van vervoer voornemens is een wet in te dienen, waarbij de maximum snelheid "voor automobielen op openbare lyegen wordt verhoogd tot 20 mijlen per uur en waarbij aan de gemeentebesturen het recht wordt ontzegd dit maximum lager te stellen. Tevens zouden echter de straffen voor onvoorzichtig rijden worden verscherpt. De politieautoriteiten zijn heftig tegen dit plan gekant, de verzekeringsmaatschappijen hebben evenwel te kennen gegeven, dat de premies niet zullen worden verhoogd, indien deze wet tot stand komt. DREIGENDE UITSLUITING IN DE BELGISCHE METAALINDUSTRIE. Als antwoord op de eischen der Belgische arbeiders in de metaalindustrie om loonsver hooging, hebben de werkgevers besloten met mgang van 1 Januari de uitsluiting te procla- meeren, indien er een staking uitbreekt in een fabriek. DE VERBETERING VAN HET VER KEER TE BERLIJN. Evenals te Parijs en elders blijft ook te Ber lijn de regeling van het sterk toenemend ver keer het groote probleem. Het bestuur van de Berlijnsche tram heeft onlangs een kleine commissie naar Londen gezonden, ter be studeering van de aldaar op dit gebied heer- schende toestanden, teneinde daaruit even tueel voor de Duitsche rijkshoofdstad dien stige conclusies te kunnen trekken. Dezer dagen heeft prof. Giesen over die reis voor belanghebbenden en belangstellenden een rede gehouden, toegelicht met lichtbeelden. Hij wees o.m. op de uitnemende diensten van de duizenden verkeersagenten en op de groote discipline bij de bestuurders der ver schillende voertuigen, terwijl de afwezigheid van trams in de binnenstad een geweldige ontwikkeling van het verkeer van autobus sen ten gevolge heeft gehad er rijden 4400 autobussen, tegen 160 in Berlijn. Niettemin rijden er nog 2500 traihwagens, tegen 2800 in Berlijn. Ten slotte somde prof. Giese de volgende eischen op voor de verbetering van het ver keer te Berlijn. Verbetering van het bustype door ze te voorzien van afzonderlijke in- en uitgangen invoering van bussen met grooter laadver mogen en van trams met twee étages bouw van lijnen in de buitenstad voor snelverkeer. Hij achtte voorloopig de tram nog de rugge- graat voor het Berlijnsche verkeer, toch voor- Zag hij voor de naaste toekomst een grooter aandeel daarin voor de steeds volmaakter wordende autobussen. Aan het verkeer in de binnenstad moet lucht worden verschaft door breeder verkeerswegen, welke gemaakt moeten worden door het wegbreken van gebouwencomplexen, in hoofdzaak ten N. en ten Z. van de Leipziger Strasse. Krachtig bepleitte prof. Giese ten slotte het plan tot de instelling van een centraal lichaam voor het Berlijnsche verkeerswezen. DE Z.g. OORLOGSARBEID VAN DE DUITSCHE WETENSCHAP. Prof. dr. H. Freundlich, waarnemend di recteur van het Kaiser-Wilhelm Instituut voor chemie te Berlijn en Dahlem heeft naar het „Berl. Tag." meldt de „Times" een brief geschreven naar aanleiding van een artikel in dat blad van 14 Nov., waarin betoogd werd, dat de Duitschers naar middelen zoeken, ten einde de door het vredesverdrag beperkte, bewapening van Duitschland door nieuwe methoden goed te maken. Beze beweging had, aldus het artikel geleid tot de oprichting van een groot laboratorium "behoorend tot het K.W. Instituut. Doel daarvan is, den oorlog te bestudeeren van wetenschappelijk stand punt uit. Dit groot-scheepsch ingericht la boratorium werkt in samenwerking met ver schillende dergelijke inrichtingen in Duitsch land, vooral met het instituut tot gasonder- Zoek te Hannover. Vooral werd groote aan dacht gewijd aan de ontwikkeling van den gasoorlog, waarin de Duitsche militairen het middel van den volgenden krijg zien Prof. Freundlich constateert, dat de schrij ver zich deerlijk vergist heeft. Om al deze en dergelijke praatjes afdoende uit de wereld te helpen, noodigt hij den schrijver uit om met een deskundige het instituut te bezoeken om Zich te overtuigen van den aard der werk zaamheden. De bezoeker is ten allen tijde welkom en kan alles onderzoeken. Tevens Zal hij' alle andere laboratoria kunnen bezoe ken van de inrichtingen, die behooren tot het K.W. Instituut. Het „Bèrl. Tag, de „Times plaatsen. voegt hieraan toe, datl geweigerd heeft dit schrijven te I I ONTRUIMING DER SCHOLEN IN HET BEZETTE GEBIED GEVRAAGD. Dezer dagen is, nadat de leerlingen jaren lang verdeeld over allerlei andere gebouwen in de stad onderwijs hadden gekregen, de hoogere burgerschool te Mainz door de Fransche troepen ontruimd. Thans zijn nog in die stad 138 schoolklassen bezet. De „Frankf. Z." wijst op het zeer groote na deel, dat daardoor wordt toegebracht aan het onderwijs niet alleen, maar ook aan het gc zinsleven, daar dikwijls kinderen uit het zelfde gezin op geheel uiteenloopende uren van den dag in vaak verafgelegen lokalen school hebben, enz. En dit is niet alleen het geval te Mainz. In talrijke steden van het be zette gebied heerschen dergelijke toestan den, zoodat het Frankf. blad de Fransche autoriteiten voorhoudt hoezeer de Rijnland- sche-bevolking zou herademen, indien op den thans te Mainz ingeslagen weg werd voort geschreden en ook elders de scholen aan hun bestemming werden teruggegeven. EEN GRAVIN VEROORDEELD. De schoone Hongaarsche gravin Louise Esterhazy, die den vorigen zomer te Press- burg door de Tsjechische militaire autori teiten werd gearresteerd, is tot een jaar ge vangenisstraf veroordeeld door het Tsje chische militaire hof. Sedert den oorlog leefde zij in Weenen, Boedapest en Praag. Zij was bevriend met verschillende Tsjechische offi cieren. Deze vriendschap leidde tot de be schuldiging, dat zij het Hongaarsche departe ment van buitenlandsche zaken op de hoogte stelde van Tsjechische militaire geheimen. De gravin is onmiddellijk naar de gevangenis overgebracht. IETS HOOGERS. Vader: „Hoor eens, Clara, dat gecoquetteer met de luitenants moet nu eindelijk eens uit zijn. Bestaat er nu werkelijk niets hoogers voor je?" Clara; „Jawel, papa, maar die zijn alle maal al getrouwd." ONRECHTVAARDIG BESCHULDIGD. „Je bent 'n lijntrekker", zeide de cbet ,,Als de klok 12 uur slaat, leg je de pen weg al ben je midden in een woord." „Dat is niet waar, mijnheer. Als het tegen twaalven loopt, begin ik geen nieuw woord meer." HIJ KENDE DAT. Rechter (tot vrouwelijk getuige); „Ge huwd of ongehuwd?" De getuige zucht. Rechter (dicteert): „Ongehuwd". Rechter (tot mannelijk getuige): „Gehuwd of ongehuwd?" De getuige zucht. Rechter (dicteert): „Gehuwd". heeft gezegd, dat de vader zelfmoord heeft gepleegd. Maar de huisarts weet het heel goéd! Wat moet nu vermeld worden in het rapport? Zoowel de tuberculose als de zelfmoord kunnen veel gewicht in de schaal leggen bij de beoordeeling van het risico, en de dokter beseft dit ten volle. Moet bij nu de feiten vermelden zooals zij zijn? Maar dan schendt hij zijn beroepsgeheim. Of moet hij eenvoudig onderteekenen wat hem is meegedeeld door den onderzochten persoon? Dan vult hij zijn rapport onvolle dig en onjuist in, omdat hij iets verzwijgt, dat voor de beoordeeling van het risico van groot belang is. Dus houde men zich aan den regel: geen keuring door den huisdokter, Een motie over den Bondsvoorzitter. In een vergadering van de R.K. Kiesver eeniging „Rijkskieskring 's-Gravenhage" heeft Ir. M. C. E. Bongaerts, lid van de Tweede Kamer, een rede gehouden over het Kiesreglement der R.K. Staatspartij. Bij de rondvraag na deze rede vroeg de heer Van der Wansem of 't niet in het be lang der Katholieke Staatspartij zou zijn als de heer van Wijnbergen inzag, dat hij niet de geschikte persoon is om als voor zitter van den Bond op te treden. In ver band met die vraag diende hij een motie in, waarin de wenschelijkheid'wordt uitgespro ken, dat de heer Van Wijnbergen als voor zitter van den Bond van R.K. Kiesvereeni- gingen aftreedt. De heer Moonen wilde niets afdingen op hetgeen de heer Van Wijnbergen voor de katholieke zaak heeft gedaan, doch is het met den heer v. d. Wansem eens. Ten slotte vroeg de heer Moonen, met het oog op de noodige en waarschijnlijk langdurige besprekingen over de moti« door den heer v. d. Wansem, ingediend, den voorzitter, de vergadering, wegens het ver gevorderde uur, te schorsen, en zoo spoedig mogelijk een nieuwe vergadering te schrijven. De voorzitter raadpleegde de vergade ring, die 't met het voorstel van orde van den heer Moonen eens bleek, en sloot de vergadering. In een spoedig volgende vergadering zal dus de motie betreffende den Bondsvoor zitter weer aan de orde komen. Op de vragen van den heer Ter H a I i betreffende het nemen van maatregelen te gen de verblindende automobielverlichting, antwoordde de Minister van Waterstaat, dat het hem bekend is, dat het gebruik van die verlichting herhaaldelijk ongevallen ten ge volge heeft gehad. Intusschen moge worden opgemerkt, dat enkele van de in deze vraag genoemde on gevallen wellicht niet aan het gebruik van zoodanige verlichting schijnen te mogen worden geweten In den loop van October j.l. is tot den Minister een adres gericht, waarbij er de aandacht op werd gevestigd, dat lenzen in den handel zijn gebracht, welke, gebezigd bij schijnwerpers van motorrijtuigen, de öa- deelen, welke aan verblindende verlichting zijn verbonden, zouden opheffen Met het vraagstuk van verblindende verlichting door automobielen houdt zich reeds bezig een door de Kon Ned. Auto-Club tot dit doel in het leven geroepen deskundige commis sie, waarin o.a. zitting heeft een vertegen woordiger van het Departement van Water staat, die den Minister van den stand van het onderzoek op de hoogte houdt, terwijl hij ook van andere zijde voorlichting ont vangt. Intusschen wil hij met het oog op bet groote belang der zaak, na overleg met de evengenoemde K.N.A.C., overwegen of er wellicht aanleiding bestaat tot aanvulling van de bestaande of instelling van een nieu we commissie te dezer zake. Zoodra de Minister het mogelijk zal ach ten, dat door de totstandkoming van een •voorschrift aan het gemelde euvel op af doende wijze en zonder bezwaar voor het verkeer een einde zou kunnen worden ge maakt, zal hij niet nalaten de totstandko ming van zoodanig voorschrift te bevorde ren. Zooals uit art. 2 der Motor- en Rijwieiwet 53. De oude vrouw nam een andere teug je never, en dit scheen haar levenskracht op te wekken, want ze kwam overeind in bed en begon schielijk te praten, als ware zij be vreesd, te sterven, alvorens haar geheim ge openbaard was." „U bent hier reeds vroeger geweest," zei ze, met een mageren vinger naar Calton wij zende, „en U wenschte alles tot in de klcin- ile bijzonderheden te vernemen, maar u had de plank mis. Zij wilde mij niet uit de school laten klappen, want ze was altijd een trotsche vrouw, terwijl haar moeder stervend was." „Haar moeder! Bent u dan de moeder van Rosanna Moore?' riep Calton uiterst ver baasd. „Moge ik sterven, als het niet zoo is," krijschte de helleveeg. „Haar arme moeder stierf aan de drank, en ik zal wel tegen wil en dank haar voorbeeld volgen. „Rosanna?" „Dzelfde," 'antwoordde vrouw Guttersni pe. „Zij ging op de planken, dat ging ze, en mijn Hemel, wat was ze een dame. Haar zucht om groote sommen gelds te besteden, verdubbelde nog, toen hij kwam." „Tot wie kwam?" „Hij," gilde de oude vrouw, zich steunen de op haar arm, terwijl in haar oogen een demonisch vuur flikkerde. „Wien bedoelt zij?" fluisterde Calton tot Kilsip. „Bedoelen?" gilde vrouw Guttersnipe, wier scherpe ooren deze vraag hadden opge vangen. „Wie anders als Mark Frettlby!" „Groote God!!!" Calton stond van verbazing als aan den grond vastgenageld en zelfs op Kilsips on doordringbaar gezicht was de hevigste ver rassing merkbaar. „Rosanne Moore was de ecbtgënoote van Mark Frettlby en Madge is haar dochter.... Frettlby heeft echter zijn dochter altijd ver teld, dat haar moeder gestorven was, maar in werkelijkheid bevond ze zich op de gallei en om te boeten voor een diefstal oüder zeer verzwarende omstandigheden gepleegd om haar verkwistende levenswijze te kunnen voortzettA." Vrouw Guttersnipe was op haar bed ach terover gevallen, met de hand omvatte zij, als een roofvogel de kussens om haar ge liefkoosd goud te beschermen, en over haar gelaat verspreidde zich een doodelljke bleekheid, hetgeen voor het geoefend oog van den dokter voldoende was, om te er kennen, dat het einde zich niet lang zou doen wachten. Voor een oogenblik knielde hij naast het bed neer, de kaars voor het ge laat der stervende vrouw houdend. Zij opende haar oogen en mopperde dommelig: „Wie zijt gij?" Maar toen ontstond een tooneel, dat alle toeschouwers met huivering vervulde; door stuiptrekkingen overmand, omknelde zij met beide handen de kussens, waarin haar schat bewaard was en stamelde op verschrikkelij- ken toon:* „Mijn geld 't is alles het mijne, gij zult het niet hebben, naar den duivel met ul" De geneesheer stond uit zijn knielende houding op. „Niet de moeite waard, om er iets aan te doen," zei hij koel en met een licht schou derophalen, „zij zal weldra den geest hebben gegeven." De oude vrouw had, ofschoon haar krach ten geheel waren uitgeput, echter die woor den opgevangen; zij barste in tranen los. „Dood, Dood! Mijn arme Rosanne, met haar gouden haarlokken, zij, die haar moe der altoos zoo lief had, tot hij haar weg- troonde, en zij kwam terug om te sterven, sterven o, ol" Haar stem stierf weg in een lang, melan cholisch gejammer, hetgeen de beide in den hoek gezeten meisjes deed huiveren, en hun vingers in de ooren deed stoppen. „Mijn beste vrouw," sprak de dokter, zich over het bed heenbuigend, „zou u niet een geestelijke willen hebben?" Zij keek hem met haar droefzieke oogen aan en zeide met schor en zacht gefluis ter; „Waarom?" „Omdat u nog slechts een korten tijd te leven hebt," zei de dokter beleeft, „gij bent stervende." „Stervend stervend neen, neen," jammerde zij op hartverscheurenden toon. „Ik ben niet geschikt om te sterven; red me red me; ik weet niet, waarom ik zou moeten heengaan, dus help mij red mij. De dokter beproefde haar handen te ver wijderen maar haar onverklaarbare taaiheid maakte al zijn pogingen vruchteloos. „Hel is onmogelijk," sprak hij kortaf. De heks viel achterover in haar bed. „Ik zal u geld geven, om mij te redden, schreeuwde zij; „goed geld alles het mijne alles het mijne. Zie zie hier souvereigns, en haar kussen openscheurend, haalde zij een zandzak er uit, en daaruit vloeide een oogverblindende stroom van goudstukken. Goud goud alles rolde over het bed, over den grond heen, weg in de donkere hoeken, toch raakte niemand het aan, zoo onverdeeld boeide alle aanwe zigen het schouwspel van den strijd tegen den dood dezer vrouw, die nog altijd niet uit net leven wilde scheiden. Zij hield eenige der schitterende goudstukken in de hoogte en hield ze het drietal, dat voor haar bed stond, voor oogen, doch uit haar bevende banden vielen zij met een metalen weer klank op den bodem. „Alles het mijne alles het mijne," gilde vmi Dat iemand voor een levensverzekering gekeurd wenscht te worden door zijn huis- doker, komt "herhaaldelijk voor. Ais regel zal dit door de directie niet worden toe gestaan, ook al is de huisarts keurend ge- heesheer voor de verzekerings-maatschap- pij. Het kan natuurlijk noodig zijn, wan neer er in een klein dorp slechts één dok ter is; in zoo'n geval kan men den candi- daat niet dwingen zich naar een andere plaats te begeven. Maar anders is en blijft de regel: geen keuring door den huisdokter! Waarom niet? vraagt Dr. J. Siegenbeek van Herkelom in „Het Kompas'" en hij ant woordt in hetzelfde maandblad: „Als ymen het geval afzonderlijk beziet, kan men op deze vraag geen klemmend antwoord geven. De bedoelde huisdokter kan even consciëntieus, even bekwaam zijn als een andere keurende geneesheer. Wat ook al blijkt uit het feit, dat hij allicht zelf op de lijst der keurende geneesheeren staat Tóch, zelfs in dit geval, is keuring door den huisdokter verkeerd. Verkeerd, voor de verzekerende maat schappij, voor den gekeurden persoon, voor den dokter. Voor de verzekerende maatschappij, om dat ook doktoren menschen zijn en het dus niet prettig zullen vinden als zij onaange naamheden krijgen met hun patiënten. Het kan voorkomen, dat een dokter niet veel aandacht heeft geschonken aan vage, lichte klachten van zijn patiënt en dat hij pas, bij een nauwkeurig onderzoek voor een verzekering een afwijking vindt. Dan heeft men de poppen aan 't dansen, 't Kan ook zijn, dat hij weet dat er een afwijking is, maar dat hij. om de een of andere reden, het niet noodig heeft gevonden dit aan zijn patiënt mede te deelen, Ook in dit geval komt de patiënt het allicht door de keu ring te weten en ook dan is dit voor den dokter niet prettig. Deze komt dan in een moeilijk conflict: zonder neg de afwijking te verzwijgen, is hij allicht geneigd deze in het rapport als van minder belang voor te stellen en dat kan een verkeerde beoordee ling van het risico geven. Meni zal zeggen, dat. ook als de candi- daat door een ander wordt gekeurd, een hem verborgen afwijking aan het licht kan komen en dat hij dan ook in dit geval het zijn huisdokter kwalijk zal nemen, dat deze hem niet heeft ingelicht. Maar nu staat de huisarts er anders voor. Deze kan. met goeden raad, ook troost en geruststelling aan zijn patiënt geven. Hij kan verklaren, dat men bij die keuring wel wat erg zwaar tillend is geweest dat hij h*t niet zoo erg inziet, en op die wijze zijn patiënt helpen in het soms moeilijke oogenblik, als deze te hooien krijgt dat hij niet „prima" is. Die steun komt grootendeels te vervallen, als de minder gunstige beoordeeling is geschied op grond van het rapport van den huis dokter zelf. en daarom is het ook voor den candidaat beter, dat niet de huisarts keurt. Per slotte voor dezen zelf ook. Hij kan door een keuring van zijn eigen patiënt in moeilijkheden komen met beroepsgeheim. Wel mag hij zich in zoo'n geval bevoegd achten om de antwoorden, die de candi- daat-verzekerde hem geeft op dp. vragen in het formulier, op te schrijven zooals die hem worden opgegeven, maar het is moge lijk, dat hij, door zijn beroep, weet, dat die antwoorden niet juist zijn. Iemand geeft b.v. op, dat zijn vader aan longontsteking is ge storven; hij zelf weet niet beter, maar de huisdokter weet, dat de doodsoorzaak tu berculose was. Een tweede voorbeeld: een jong man, die opgeeft een tijdlang in een zenuwinrichting te zijn verpleegd voor „overspanning", geeft op dat zijn vader aan blijkt, behoort het uitvaardigen van een ver beroerte is overleden; ook hier wede^m bod inzake het gebruik van verblindepde volkomen te goedertrouw, omdat men hWn. verlichting door motorrijtuigen tot de be- die van nature toch al tobberig is, nooit voegdheid der Kroon. vroegere vrienden den omgang hernieuwen, zoo groot was zijn vrees, om te worden aangestaard. Mrs. Sampson, die met luidt bijvalskreten hem had verwelkomd, gaf haai afkeuring omtrent de wijze, waarop hij zich afzonderde, in heftige bewoordingen den vrijen teugel. „O, mijn toestand laat niets te wenschen over," zeide Brian, verstrooid een cigaret aanstekend, en slechts halverwege naar de toomlooze snapzucht zijner hospita luiste rend, „doch mocht iemand naar mij komen vragen, zeg dan, dat ik niet thuis ben. Ik wensch niet door bezoek te worden lastig gevallen." „Dat is een verstandig besluit," antwoord de Mrs. Sampson vastberaden. Inmiddels zat Brian vergenoegd te rooken, niet weinig verlicht door het vertrek van Mrs. Sampson met haar aanhoudend gebab bel, doch weldra hoorde hij haar de trap weer opkomen, en zij kwam de kamer bin nen, een telegram in de hand, dat zij haar huurder overhandigde. Fitzgerald vouwde het telegram op et» liep, de handen in zijn zakken, de kamer op en neer. zij overluid. „Geef mij het leven goud geld naar de hel met u ik verkocht mijn ziel er voor red mij geef mij het leven weer," en met bevende hand poogde zij hun het goud op te dringen. Zij spraken geen woord, maar stonden daar, in stille beschouwingen verdiept, terwijl in den hoek de beide meisjes in elkander kropen en van angst beefden. „Zie mij niet aan doe het niet," schreeuwde de heks, tusschen hel blinkend goud neervallende. „Gij wilt hebben, dat ik sterf, ik wil niet ik wil niet geef mij mijn goud," en zij tastte koortsig naar de verspreide geldstukken; „ik zal het meene men ik wil niet sterven God, God, ik heb niets misdreven laat mij leven red mij," en zij viel op het bed neer! De ziel was het lichaam ontvloden. Het flauw licht der kaars flikkerde op het blinkend goud en het doode gelaat, omlijst door hel verwarde witte haar, terwijl de drie mannen, van ontzetting vervuld, in stilte heengingen om hulp te zoeken; nog steeds klonk die woeste kreet: „God, God, red mijl" hun onverbiddellijk in de ooren! HOOFDSTUK XI. Zoodra Brian zijn landgoed verkocht zou hebben en het huwelijk met Madge gesloten zou zijn, besloot hij Australië te veflaten, om er nooit weer een voet in te zetten. Maar zoolang hij de plaats niet kon verla ten. wilde hij niemand zien, noch met ziin (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 5