UIT HET DAGBOEK VAN EEN SCHEEPSKAPITEIN. Men volgde een weg, welke langs de dtn ook al geloof aan dat fabeltje van loopen, die ik ken.** en aangenomen mits de toestem- vijvers dwars door de weiden van Val- bernard's nicht Intusschen hadden de paarden een ming van een zekere tante Elodia, op lombreuse liep. Het was nog nauwelijks „Inderdaad heeft de pachter een heel meesterhand herkend en weder een regel- wie de „schoone verwachtingen" mijner lichtde uitgestrekte met biezen be- lief meisje tot nicht, die met juffrouw de matigen draf aangenomen. Guillaume bruid in spé gegrondvest waren, groeide oevers wemelden van watervo- Villefort opgevoed is." schepte er behagen tn, zulk een vurig gels, welke met luid gekrijsch opvlogen, „Welke nicht," voegde de burggraaf span te besturen, hij vermeed de wagen- II. zoodra de paarden naderden. Toen men er met een effen gezicht bij, „op het oogen- sporen en reed de karren voorbij, welke De yan Dalens va„ even nederise af- de vijvers achter den rug had, draaide de bl<"r in den schoot harer familie op Groe- hij tegen kwam, met een juistheid van komst ajs w;j Ze[vén, vereerden met on wegnaar links en voerde door de bosschen. nenhof vertoeft, waar zij waarschijnlijk oog, welke den burggraaf de grootste vergelijkelijke vereering tante Elodia, eene De eerste zonnestralen kleurden de groe- naar een man uitziet. De heer de Ville- verwondering baarde oude tonge iuffrouw beladen met een ne, bewegelijke twijgen alle toppen der fort heeft op haai' een bruidschat van Op her vrije veld gekomen, werd de fente van tien twaalfduizend gulden boomen schenen verguld en daar de met zestig duizend franken vastgezet." weg breeder en was bestraat, terwijl aan en zj; was ^us voor de Van Dalen's het mos en gras bedekte bodem nog m duis- „Dal is nog al aardig," zeide Guillaume beide zijden oude olmen stonden. Guil- orakel wier uitspraken zonder discussie ter gehuld was, geleek het wel een kalm. laume reed ter rechter zijde door het wetd^ aangehoord, aangenomen en op- prachtig tapijt van masragdgroen fluweel, „Heel aardig 1 Alleen is het wreed." zand, zoodat de beide heeren ongestoord „evoj„d. hetwelk onder den voet der eeuwenoude „Hoe zoo, mijnheer her gesprek konden voortzetten. Wat nu 1S £r voor een ^nte, die tot den eiken uitgespreid was. „Dat zal ik u zeggen. Wanneer men een Nadat Leopold den „koetsier" een si- ongehuwden staat verooideéld is, van „Wanneer u soms schuder oi dichter jong meisje een opvoeding geeft van een Saar aangeboden had, besloot hij dezen grooter gewicht, dan het huwelijk eener is," zeide Leopold, „dan zou u hier zeer prinses, moet men er later, wanneer zij eemge duidelijke, rechlstreeksche vragen j^ht, aan wie zij veroorloofd heeft „ver- schoone lichteffecten kunnen vereeuwi- de kostschool verlaat, geen boerin van te stellen. wachtingen" te koesteren gen, mijnheer Guillaume maken." Weet u ook, mijnheer zoo begon hij, Vee) 2QU afhangen van den indruk# „Op uw leeftijd, heer burggraaf, maakte „En wat moest men haar dan laten „hoeveel graaf de Villefort^ zijn dochter dlen ik op haar 20u maken. Daarvan toch ik verzen," antwoordde de reiziger. worden, heer burggraaf?" vroeg Guil- meöf ten huwelijk geeft?" hing niet alleen mijn huwelijk af, maar „Mooie verzen?" laume. «een zulks te weten, mijnheer. Jmijn borgstelling^ en dus de voor- „Neen, doch getuigende van veel ge- „Men moest haar in de omgeving laten, Juimniw Roselinde ontvangt een huwe- uitgang in mjjn loopbaan, voel, dat verzeker ik u." waarvan men haar de manieren, bescha- hjksgifr van twee nullioen, en honderd £r wer(j bepaald, dat ik aan haar zou „fcn later?ving en toon gegeven heeft; in de om- duizend franken rente vooruitbetaald." voorgesteld worden bij gelegenheid van „Niet meer Zaken, zorgen des levens, geving, welker gouden deuren men voor "Da: wl' al >ets zeggen, zeide de een soirée> dle zij te mijner eer zou geven weet u Of liever gezegd, u weet het haar heeft geopend. Wat geschiedt er burggraat. „En in de toekomst gn waarop de elfte der stad 20u mtgenoo. nog niet, doch u zult ze wel leeren ken- integendeel Men werpt haar terug uit Sc'°°i u te kunnen verzekeren, d^„d worcjen- nen de beschaafde maatschappij, na haar daar- antwoordde de ernstige Guillaume, „dat Men begrijpt, dat mets werd verzuimd „Hii, dat is geen aangenaam vooruit- van de bekoorlijkste vooruitzichten ge- no§ niets' met het oog op de toekomst, on) faij de2e geiegenheid den meest gun- zicht. Kijk, ik houd meer van deze toond te hebben men vernedert, men bepaald ts Zij is de eemge dochter, en gti(ren indruW te maken Ik was ik durf lachende gezichtspunten, deze vroolijke beleedigt haar men breekt haar het hart. bijgevolg de erfgename van het gansche he° 2e m de punt]es» j0hanna kleurschakeenngef, ginds." Ach. mijnheer Guillaume, graaf de Ville- vermogen haars vaders.'' die werd opgeofferd, had zelfs een handje „Ongetwijfeld, ik ook," zei Guillaume, fort is in Indië de toestanden van ons e''< vermogen bedragen zou geholpen aan mijn toilet. „maar wie is meester over zijn lot maatschappelijk leven in Frankrijk ver- vraa8' u waarlijk wel wat veel. Wij vertrokken. „De moedige, mijnheer Guillaume." geten mijnheer Een Indisch forturi gevestigd te Tante Elodia woonde aan het andere „Onthoud dat woord goed, heer burg- U bezit een van die zeldzame en teer- 0 >ay" Calcutta «-handenagor kan e;nde der stad in een deftig burgerlijk graaf. Nu ik er over nadenk, vind ik, gevoelige karakters/' vervolgde Leopold van vei re niet geschat worden door ^uiig. Bij deze gelegenheid was het schit- dat u volkomen gelijk hebt: De moe- „welke onder het nederigste uiterlijke 116 en> ie met ®P de hoogte van s gra- terend verlicht en met planten zoo kun dige is meester over zijn lot." voorkomen,N de edelste hoedanigheden ven zaken Zljn' (W stig versierd, als de tuinen en broeikas- „(J moet de zaak echter niet letterlijk verbergen en toch steeds den strijd om (wordt voortgezet.) gen yan den tu;njer ket maar veroorloof- opnemener zijn omstandigheden...." het bestaan voeren moesten,... O, ik den. „Waarin de moedige een middel vindt doorgrond u, mijnheer Guillaume en Wij gingen de trap op tusschen twee oit de klem te geraken." herkende enkele gevoelens van den heer n t- PRFTANTF rijen prachtige planten. De zalen waren „Een onvoorziene gebeurtenis...." Falamon en het bizonder belang, dat hij schitterend verlicht en er heerschte ge- „Kan den moedige niet uit het veld in u stelt. Kom, laten wij rond voor den Het was ten tijde o, het is al lang gons als in een bijenkorf, want iedereen slaan." dag komen, wijl wij wederkeeng weten geleden. Ik had mijn surnumerairsexa- had zich gehaast aan de vleiende uitnoo- „Maar verduiveld 1" hernam de burg- met wien wij te doen hebben. U bent in rnen gedaan bij de Belastingen, had een diging gehoor te geven Niemand was graaf, „er kan bijvoorbeeld een dakpan de geheimen van den heer Falamon mge- hoog rangnummer gekregen, bij dat exa- onbekend met de reden van het feest op ons hoofd vallen 1" wijd u weet dus alles, wat betrekking men, werd geplaatst in het stadje D...,, en men kwam ons van alle zijden tege- „Ongetwijfeld wanneer zij echter den heeft op juffrouw de Villefort, wier voogd stond goed aangeschreven en ik stond op moet om ons te begroeten, en vooral om moedigen mensch niet doodt, zal hij hij is. Een woord slechts mijnheer Guil- bet punt om ontvanger te worden. Een den held van den avond eens op te ne- zich tegeii de smart in zetten en ten slotte laume, is hij werkelijk voornemens de voordeelige partij bood zich aan en mijn men. herstellen." lieftallige Rosemonde, wie u waarschijn- ouders besloten dat ik zou trouwen, maar O, menschelijke ijdelheid, ik voeld „Het spijt ine, dat ik zoo beslist ge- lijk tijding van haar vader gaat brengen, bet huwelijk, of liever het huwelijk, dat er mij door gevleid, sproken heb, mijnheer Guillaume," zeide voor eeuwig in een boerderij op te slui- mijn ouders wenschten, wekte bij Ik trachtte zoo spoedig mogelijk de de burggraaf, „want nu zult u op al wat ten Wil men haar dooden," voegde de mij geen geestdrift op. meesteres des huizes te bereiken om haar ik zeg antwoorden „de moedige", enz." burggraaf er toornig bij, „door haarden O, als ik mijn achternicht Johanna de verschuldigde eer te bewijzen. „U hebt voortreffelijke paarden, mijn- een of anderen pachter of boerenknecht bad mogen trouwen, dat zou een geheel Ik had haar vroeger in gezelschappen heer," hernam Guillaume, om aan het tot man te geven? Komaan, antwoord ander aanschijn aan de zaak gegeven heb- wel eens ontmoet en wist, dat zij een gesprek eene wending te geven. „Binnen mij, mijnheer Guillaume, want waarlijk, ben, hardnekkige kokette was, altijd in de hoeveel tijd brengen zij ons naar Groe- ik word er zenuwachtig van en kan ter- Ik aanbad mijn achternicht Johanna, weer om veroveringen te maken, maar nenhof nauwernood mijn paarden in bedwang Wij waren samen opgevoed en van onze die nu door een kwaal wat meer aan haar „nei is nu zeven uur we kunnen tegen houden...." vroegste jeugd hadden wij ons stgeds tot liuis gebonden was en heel wat zwaar- negenen aan de boerderij zijn. Denkt ge „Ja, dat begin ik ook te bemerken," elkander getrokken gevoeld. lijvigheid vertoonde, er lang te blijven, mijnheer Guillaume antwoordde de makelaar, terwijl hij Leo- Maar ziet gij mijn nicht bracht Haar verschijning overtrof echter mijn „Dat hangt er van af. Misschien moet pold voorstelde hem de teugels over te als bruidschat niets anders mede dan verwachtingen. Stel u de dame voor, een ik de landerijen bezoeken, Mijn patroon geven. een mooi gezichtje, even bekoorlijk als wandelende kolossus, wier middel alle wil een zooveel mogelijk juiste schatting „Kunt u dan mennen vroeg de burg- haar karakter - terwijl mejuffrouw Aga- maat te buiten ging, gehuld in een zacht van de opbrengst. Dan zijn er nog eenige graaf niet weinig verbaasd. tha van Dalen, zonder veel rijker te zijn, rose-kleurig toilet, den overvloedigen verbeteringen aan te brengen, er valt „Indertijd had ik ook paarden," gaf wat het tegenwoordige betreft, voor de haardos in een zeer jeugdige coiffure op- nog te bouwen, weet ik al niet wat." Guillaume ten antwoord. „Ja, ja, het le- toekomst, wat men noemt, „schoone ver- gemaakt en getooid met een bouquet van „Zou de graaf if" Villefort, wannee ven is een panorama vol afwisseling 1" wachtingen" had. groote, helroode rozen, hij naar Europa terugkeert, soms op het „Hier hebt u de teugels," zeide Leo- Mijne ouders, nederige ambtenaren Ik had alle moeite, om, bezield door land willen gaan wonen, zich met den pold, terwijl hij ze overreikte. zonder fortuin, te vroeg oud geworden de gedachte, dat ik stond voor de bron landbouw gaan bemoeien en een kasteel De paarden, die een nieuwe hand voel- door de voortdurende ontberingen, die van de „schoone verwachtingen" mijner bouwen?" vroeg de burggraaf. den, begonnen zoo wild te worden, dat zi> 2ich hadden moeten getroosten om bruid, mij in te houden en met neerge- Ja," antwoordde Guillaume, „wie w eet ieder ander dan Guillaume ongerust zou mijn opvoeding te kunnen bekostigen, slagen oogen de houding aan te nemen, welke grillen de man heeft, die twintig geworden zijn. Hij zag terstond, dat hij hadden gezworen hun zoon de ellende die mij de welwillendheid van dit opge- jaar in Oost-Indië gewoond heeftmet twee volbloeds te doen had, welker en de vernederingen te besparen, die zij tuigJ schip kon verwerven. „Men zegt, dat hij ontzaglijk rijk is." gevoelige bek een zeer zachte manier Zeiven hadden ondervonden en het geld Ik slaagde daarin vrij wel, maar mijn „Onmetelijk," bevestigde Guillaume. van rijden vereischte. Hij gaf hun dus is ook maar al te dikwijls een factor om beproevingen waren er niet mede ten „Hij moet wel zonderling, doch zeer den teugel, hen slechts met de stem tot vooruit te komen in de administratie einde, rechtschapen zijn daarbij goed en edel- „bedaren brengende, en hield hen lang- Zoowel als elders. De avond, die zou besluiten met een moedig, maar tevens met groote gebreken zatnerhand weder in. De weg was goed, Door het voorstel, Agatha van Dalen „danspartijtje", begon met een concert, behept weinig toegankelijk, menschen- breed en recht, zoodat men de paarden te trouwen, van de hand te wijzen, zou ik De virtuozen van het gezelschap volgden schuw en zenuwachtig, waarover weet genoegzaam kon laten uitloopen, waardoor de hoop van mijn ouders den bodem in- elkander met genoegzame tusschenpoo- men niet. Er is iets onverklaarbaars in zij vanzelf kalmer zouden worden. Guil- slaan en vooral voor langen tijd den datum zen, om elk zijn behooilijke portie „suc- hem." laume bestuurde het span met zachte, verschuiven, waarop mijn vader zich zou ces" goed te doen genieten. „Ik ken hem met," verklaarde Guil- doch vaste hand, een glimlach speelde kunnen terugtrekken en rustig gaan le- Ik zat in een hoekje van de zaal, tus- laume. „Alleen weet ik, dat mijnheer om zijn mond. De burggraaf herkende in ven eh zijn gezondheidstoestand maakte schen een tafeltje met kostbaar porselein Falamon groote achting voor hem koes- de houding, de bedrevenheid en de sier- dit toch noodig. De vele opofferingen, bedekt, en den ontvanger der hypothe- tert en zeer aan hem gehecht is. Dat is lijkheid, waarmede deze arme make- die mijn ouders zich getroost hadden, ken, met wien ik een interessante con- voor mij voldoende." laar de teugels voerde, den sportsman van maakte het mij onmogelijk mij tegen versatie hield over een administratief „U heeft gelijk," zeide Leopold. „Wat het zuiverste water. hun wil te verzetten. En er lag eenige onderwerp, zijn dochters aangaat die hij in Frankrijk „Maar, alle duivels," zeide hij tot hem, verdienste in, mij naar hun wensch te Eensklaps sla ik de oogen op. Wat zie laat opvoeden...." „u moet vroeger renpaarden hebben la- schikken, want Agatlia van Dalen was ik? Is het mogelijk? Neen, ik moet mij „Zijn dochters riep Guillaume met ten loopen, mijnheer Guillaume. Was geen mooi meisje en haar karakter was vergissen. Is dat tante Elodia, die de geveinsde verwondering uit „maar mijn- u toen tnillionnair wel een weinig in overeenstemming met trappen van het podium opwaggelf met heer heeft er maar één." „Mijnheer," antwoordde de ander vroo- haar aangezicht. Bovendien, ik beminde een rol muziekpapier inde hand? Zij ..«■-Am kom!" hernam de burggraaf lijk. „het eenige wat ik op het oogenblik mijn nichtje Johanna. Maar wat wil je nadert de piano. Ben ik bijziende Is het ongf* itrtr ,en spant u ook mee samen Zou wenschen, en dat ook zeer billijk zou men leeft niet voor zijn pleizier. geen gezichtsbedrog? Tante Elodia, die in dezen roman, mijnheer? Schenkt u zijn, is verschillende millionnairs te laten De huwelijksaanvrage werd gedaan gaat zingen Mijn hemel! III. Ik dwaalde niet ik was niet dubbel ziende ik droomde niet. Het was tan te Elodia Met al de graties en de maniertjes van Jeugdige meisjes ontrolde zij het muziek papier en deed dwepende blikken rollen over het auditorium, sloeg dan de oogen zedigjes neer, hoestte met een klein lach je en kondigde aan „De lente, een romance 1" „Mooi zoo fluisterde hoorbaar een jonge advocaat in mijn buurt„Jumbo, die een lentelied gaat kweelen." Nu moet je weten, dat Jumbo de ge liefkoosde ionge olifant was uit een beestenspel, dat eemgen tijd geleden de stad met een bezoek had vereerd. De onverwachte vergelijking wekte in de nabijheid van den advocaat veel in stemming en ik voelde, dat ik ging aan getast worden door een dier schaterende lachbuien, waarin ik soms kon uitbarsten en die door mets te bedwingen waren. Door een bovenmenschelijke krachtsin spanning hield ik mij nog in. Ik trok het hoofd tusschen de schouders, beet mij het inwendige der wang tot bloedens toe, kneep mij zeiven in armen en beenen, maar.ik voelde dat ik zou bezwijken. Het voorspel was uit tante Elodia Zette haar mondje in den vorm van iemand die op de fluit gaat spelen en daar klinkt het fluitend, zeurachtig, in volkomen te genstelling met het reusachtig instrument, waaruit het geluid opsteeg. Zoete zefirs, Zoete zuchtjes. Daar ik kon niet meer De vei ligheidsklep moest springen, of ik zou stikken. Vaarwel, schoone verwachtin gen Loopt naar den duivel 1. Ik barstte uit in een schaterend in een homerisch gelach Ik sprong op, wierp mijn stoel omver, ik wrong mij in allerlei bochten, ik duwde mijn omgeving op zij 1 En dan de genadeslag ik werp het tafeltje om met het porselein, dat in dui zend stukken den vloer bezaait. En de zaal barst het met mij mede uit in een onbedwingbaar gelach Men roept, men trappelt. De piano zwijgt, tante Elodia staat op het tooneel, bleek, ontzet, versteend, met open mond 1 En ik. ongelukkige, ik lach altijd door, stuiptrekkende, schokschouderend, stamp voetend. Ik wrong mij los uit mijn om geving. Ik ijl naar de deur, naar buiten. Daar kom ik een weinig tot bedaren. Ik snel naar huis Wat een schandaal 1 Men spreekt er nog van in tante Ello- dia's woonplaats. IV. Het was tragisch 1 Wij stonden allen in huis om de eet tafel en keken, alsof wij van een begrafe nis kwamen. Niemand zei iets. Waartoe zou het dienen Mama had de tranen in de oogen, papa vertoonde op zijn aangezicht al de ver slagenheid der teleurgestelde verwach tingen. Alleen mijn achternichtje, Johanna, vertoonde in de hoekjes der lippen een guitig spotlachje. „Zeg," fluisterde zij, toen wij afscheid namen om naar onze respectieve slaap vertrekken te gaan. „zeg, neef, maak je maar niet al te ongerust en trek je het ver lies van je weinig adorabele Agatha maar niet al te zeer aan. Wie weet misschien is het nog tot je welzijn I" En waarlijk de toekomst toonde dat mijn kleine Johanna goed had gezien en dat ik dwaas deed, door mij te bedroeven. In het volgend voorjaar liet mijn wei- bemiddelde tante zich het hart vertee deren door de mannelijke forschheid van een kapitein der artillerie en stapte met hem in het huwelijksbootje, dat heel wat Zeemanschap vorderde om niet te bezwij ken onder zooveel gewicht. Dit late huwelijk der erftante deed de verwachtingen mijner ex-bruid, mejuf frouw Agatha van Dalen in rook opgaan, zij werd een oude vrijster en haar hu meur bracht haar nog dichter bij den azijnsmaak. Mij viel een onverwachte erfenis van een nauwelijks bekenden bloedverwant in den schoot. Mijn vader nam zijn ont slag en ik trouwde mijn bruid bij keuze. mijn kleine, lieve Johanna en volgde met kalme schreden den nu gebaanden weg der administratie. Maar het had weinig gescheeld, of Goddank, ik had mijn ongeluk wegge lachen, weggeschaterd 1 Vijf en twintig jaren lang had ik op een Oost-Indië-vaarder gediend, en gedurende de laatste tien jaren had ik het commando over de Belle, een zoo mooie bark, als er destijds maar één de golven doorkliefde. Den 20en October 1854 kreeg ik bevel, mij gereed te maken, om naar Cayenne uit te loopen. Ik zou 75 soldaten en een tot verbanning daarheen veroordeelden polifieken misdadiger transporteeren. Den laatste moest ik, volgens een uitdrukkelijk bevel, onderweg heel goed behandelen, en in den brief van mijn superieuren, waarin mij dit bevel werd medegedeeld, was nog een tweede, met een zeer groot, rood zegel gesloten, dien ik echter eerst tusschen den 27en en 28en graad wester lengte d.w.z. kort voordat wij den eve naar zouden passeeren moest openen. In elk geval moest ik dezen brief goed bewaren, daarom bevestigde ik hem onder het blad eener oude, kleine klok, die aan den wand mijner kajuit aangebracht was. Ik was daar juist mee bezig, toen de balling met zijn vrouw, wien men toe gestaan had hem te vergezellen, mijn ka juit binnentrad. De vrouw kon ongeveer twintig jaar oud ziin en was beeldschoon. De man had een verstandig uiterlijk en was een zoo voorAme verschijning, dat men hem eer voor alles anders dan voor een misdadiger zou hebben gehouden. Nog voordat de eerste maand voorbij geg-ajoi was, beschouwde ik hef mooie paartie reeds als mijn kinderen Eiken morgen haalde ik hen in mijn kajuit. Op een goeden dag, toen wij weer zoo bij elkander zaten, zeide ik „Vindt gij niet, jongelui, dat wij hier een heel lief familietooneel vormen Ik zal geen onbescheiden vragen doen, maar ik zou bijna willen beweren, dat gij beiden ook niet veel geld over hebt. Ook is het voor u, naar mijn meening, te jammer, om in de brandende zon "an Cayenne te graven en op het veld te arbeiden, gelijk menig ongelukkige voor u moest aoen. Het is een slecht land. Ik, die in mijn leven in wind en weer, regen en zonneschijn zoo verhard ben, dat mijn huid zoo taai als die van een rhinoceros geworden is, zou hei daar wel kunnen uithouden, maar gij Ik heb werkelijk medelijden met u." Zij antwoordden er niet op, maar keken elkander ernstig aan. En na een pauze sloeg het vrouwtje haar armen om mijn hals en schreide als een kind. „Maar," rjep zij eensklaps uit, „u hebt no; niet eens naar den brief met het groote, roode zegel gekeken." „Ja, de duivel hale hem," riep ik uit, „dat heb ik geheel en al vergeten." Verschrikkelijk opgewonden liep ik naar de kajuit, om te zien, waar wij waren. Ik vond. dat wij nog een paar dagen moes ten reizen, voordat wij den lengtegraad bereikten, waarop ik den brief moest openen. Wij waïen nu in de nabijheid der Kaap- verdische eilanden, de Belle liep met een snelheid van tien mijlen in het uur. Wij hadden een van die prachtige nachten, zooals men ze alleen in de tropen beleeft. Ik zat in dezen heerlijken nacht op het dek, rookte mijn sigaar en liet mijn blikken over de zee waren. Alles was stil en alleen de voetstappen van den wachthebbenden officier die op het dek op en neer ging verbraken de nachtelijke rust. Ik houd van rust en orde ik haat alarm en verwarring.-Op dit uur moesten alle lichten op het schip gedoofd zijn maar toen mijn blik op een gegeven oogen blik op het scheepsdek viel, meende ik een smalle lichtlijn juist onder mijn voeten te herkennen. In elk ancfer geval zou ik daarover vertoornd zijn geworden, maar daar ik wist, dat het licht uit de kajuit der echtelieden kwam, nam ik mij voor, te zien wat zij zoo laat uitvoerden. Ik behoefde slechts naar beneden te kijken door het lichtvenster kon ik heel goed in de kajuit zien. Daar zaten zij en praatten op zachtea toon. „Ach, Laurette," zei de de jonge man, „ik kan het niet helpen hoe dichter wij bij Amerika komen, des te angstiger word ik. Ik weet niet waarom maar ik ver moed, dat deze rjis de gelukkigste tijd van ons leven wafr' „Ook ik heb deze gewaarwording," antwoordde zij. „Ik wou, dat de reis eeu wig duurde." De jonge vrouw sloeg haar armen om zijn hals, streelde zijn voorhoofd, zijn oogen, lachte daarbij verrukkelijk en fluisterde een menigte lieve woorden, „En bovendien zijn wij altijd nog zeer rijk," zeide zij, terwijl ze in een hartelijken lach uitbarstte. „Zie eens, in mijn beurs, nog een heelen gouden Louis d'or, mijn heel aardsch bezit." Ook hij moest lachen. „Ja, lieve, ik heb mijn laatsten frank uitgegeven. Ik gaf hem aan den man, die onze koffer aan boord bracht." „Ach arme Maar wat kan het schelen. Niemand is zoo vroolijk als hij, die in het geheel niets heeft. En ik heb bovendien nog twee diamanten ringen, die mijn moeder mij gaf, ze zullen hun diensten wel bewijzen. Als het jou goed is, kunnen wij ze verkoopen, en ten slotte ben ik overtuigd, dat de kapitein het goed met ons meent, en ik gelooi ook, dat hij heel goed weet wat er in den brief staat." „Waarschijnlijk een aanbeveling aan den gouverneur van Cayenne." „Misschien Wie kan het weten ging de jonge vrouw voort. „Onmogelijk is het niet. Je bent zoo goed, dat ik overtuigd ben, dat de regeering je maar voor een korten tijd verbannen heeft ik weet, dat men jou ftiet slecht gezind is." Het was intusschen hoog tijd geworden, dat de lichten gedoofd moesten worden ik stampte op den vloer en liet de lampen uitmaken. Toen ik, weinige dagen later, des mor gens ontwaakte, was ik zeer verwonderd niet de geringste beweging van het schip te bespeuren. Verschrikt ijlde ik naar het dek, om daar te constateeren, dat het volkomen windstil was. Het schip bevond zich toen op 1 graad Nooi der breedte en tusschen 27 en 28 graden Wes terlengte. Ik v/achtte tot den avond, ging toen in mijn kajuit en opende daar den brief. Ik hield den adem in, terwijl ik het groote roode zegel verbrak, en las „Kapitein Lafontaine. De balling An- toine Sinclair is veroordeeld wegens hoogverraad tegen het keizerrijk. De re geering beveelt daarom, dat hij op open zee zal worden doodgeschoten, en gij zijt aangewezen er voor te zorgen, dat dit bevel stipt uitgevoerd wordt." Ik las den brief van voren en van ach teren en ijlde toen naar het dek. Hier vond ik ze, zij de zee aanschouwend en hij met onuitsprekelijke teederheid zijn- vrouw bewakend. Met de oogen gaf ik hem een teeken, om mij naar de kajuit te volgen. Zijn vrouw een afscheidsgroet toeroepend, volgde hij mij lachend. Het koude zweet stond mij op het voorhoofd, het was mij alsof ik doodziek zou worden. Ik gaf hem den brief, dien hij las, evenals het doodvonnis dat bij den brief gevoegd was. Toen hij beide gele zen had, kwam ik weer eenigszins op mijn verhaal. Hij verschoot ietwat van kleur, gaf mij den brief met een buiging terug en zeide met de weekc stem, die hem eigen was „Niemand mag zich aan zijn plicht ont trekken. Ik zou alleen nog een paar woor den met Laurette willen wisselen, en wenschte u te verzoeken, haar bij te staan indien zij mij mocht overleven. Ik geloof echter niet, dat zij dat zal." „Goed," antwoordde ik hem. „Als u het wilt, zal ik haar naar haar familie in Frankrijk terug brengen, ik beloof u, haar niet eerder te verlaten, voordat zij zelve van mij wenscht ontslagen te worden. Maar ook ik geloof niet, dat zij het over leven zal." Hij vatte mijn hand en drukte ze har telijk. „Goede, beste kapitein Ik zie, dat u door uw opdracht veel meer lijdt dan ik zelf, maar er is niets aan te veranderen. Ik hoop, dai u het weinige dat ik haar na laat, bewaren en u ook interesseeren zult voor wat zij nog eens van haar goede moe der te wachten heeft. Ik leg haar leven en haar eer in uw handen. Zij is en zijn stem klonk nu zeer bezorgd een zeer teeder en klein vrouwtje én lijdt aan een borstkwaal. Zij moet zich warm kleeden. Het zou mij aangenaam zijn, als zij de ju- weelen ringen, die zij van haar moeder ge kregen heeft, kaiv%behouden maar na tuurlijk, als er geld noodig is, moeten zij ook verkocht worden. Ach, lieve, arme Laurette, wat beu je mooi." Het werd te veel voor mij en ik fronste het voorhoofd. „Een woord geldt nu zooveel als dui zend," zeide ik tot hem. „Wij begrijpen elkander. Ga naar haar toe." Ik drukte hem de hand, hij zag mij weemoedig aan, en ik ging voort s „Halt, nog een oogenblik. Ik wil u een goeden raad geven. Zeg er haar geen woora van. wees kalm. Het is mijn zaak, en zii zal op de meest gepaste wijfe uitgevoerd wor den." „A zoo," zeide hij. „Begrepen. Jawel, het is veel beter zoo. En dan nog het af scheid nemen „Wees man,™ fluisterde ik hem toe. „Het is veel beter zonder afscheid, als gij het Hnt." Ik bleef zitten en kon hen gadeslaan, hoe zij arm in arm, wel een half uur lang op het dek heen en weei gingen. Vervolgens dacht ik er ovei na, of ik den bevelvoerenden officier der soldaten, die ik naar Cayenne transporteerde, met het bevel in kennis zou stellen. Ten slotte besloot'ik de zaak tusschen mij en mijn officieren tf te doen. Ik liet mijn eersten officier bij mij ko men, gaf hem den brief te lezen en zeide tot hem „Garcon, dat is een onaangename op dracht een zeer onaangename opdracht. Ik draag de uitvoering aan u over. Ik moet mijn bevel nakomen, ik blijf echter in mijn kajuit, tot alles voorbij is." „Hoe wenscht u dat het bevel zal wor den uitgevoerd vroeg hij op zeer on verschilligen toon. „Breng hem in een boot buiten het gezicht van het schip, en doe het zoo gauw mogelijk. Spreek er ook met niemand over, voordat het voorbij is." Garcon zag iflij vijf minuten onafgebro ken aan, Zonder een woord te spreken. Het was een eigenaardige man, cn ik wist nooit recht wat ik aan hem had. Zonder mij geantwoord te hebben, verliet hij de kajuit. Eindelijk werd het nacht. „Beman een boot. Voor een kwart-mijl de zee op. Voorwa... ts Aan een stukje papier gehoorzamen I Want per slot van rekening was het toch niets anders dan een bloot stukje papier, dat in zijn uiterlijk zelfs op mij een schrik- wekkenden invloed geoefend had. Ik zag, hoe de jonge man voor zijn Laurette neder- knielde. Ais een krankzinnige riep ik I „Scheid hen oogenblikkelijk. Weg met liet keizerrijk Weg met de regeering I Naar den duivel met de regeering. Ik laat mij pensioneeren De duivel hale alle staatstirannen 1 Gij kunt het hun zeggen als gij wilt." Men droeg haar in haar kajuit, en de boot zette zich in beweging. Kort daarop hoorde men een dof salvo van de zee naar het schip rollen. Nu was alles voorbij. Een gek, een -waanzinnige was ik 1 Ik liep onafgebroken heen en weer op het dek en deed mij verwijten. Den geheelen nacht zette ik deze wandelingen cp het dek voort, en den ganschen nacht was het mij, alsof ik het jammeren van een arm, klein, in het hart getroffen vogeltje hoorde. Dagen gingen voorbij. Ik zag niets van Laurette. Ik wilde haar ook niet zien. Zij ging mij uit den weg en ik was er blij om. Ik kon den aanblik van haar door smart verwrongen gezicht niet verdragen. Wat haatte ik Garcon 1 Hij scheen zoo koud en onverschillig, alsof hij zich in het geheel niet meer herinnerde, den armen ongelukkige te hebben doodgeschoten. Te Cayenne aangekomen legde ik het commando over mijn schip neer. Ik ging naar de stad, om daar verschillende zaken le regelen en reisde met de eerste gelegen heid naar New York. Bij een betrouw baren vriend lier ik een groote som gelds achter en verzocht hem. Laurette eerst na verloop van zes maanden tot mij te zenden. Ik wilde haar eerst dan weerzien, als de grootste smart voorbij was. Ziek en levensmoe kwam ik te New York aan, ging aan land en kocht er een klein landgoed, waar ik mijn dagen hoopte te besluiten. Ik schieef Laurette het urne vrouw tje. Ik moest haar zien. Op een mooien zomeravond zat ik voor mijn huis, rookte mijn pijp en keek de straat op. Eensklaps hoorde ik het rollen van een rijtuig, en kort daarna bleef het voor mijn huis stilstaan. In het volgende oogenblik hadden een paar armen mij omstrengeld, en het hoofd der snikkende Laurette lag aan mijn borst. „Lieve, beste kapitein „Drommels Wie is daar achter jou V' Daar stond de forsche, mannelijke gestalte van Antoine Sinclair, den balling. „Wat beteekent dar?" vroeg ik, zonder te weten, of ik waakte of droomde. „Bent u blij, mij te zien „De Hemel zij gedankt 1" was alles, wat ik ken uAbrengen. Garcon had opzettelijk zooals later bleek het schot doen missen, den balling overlatende aan het toeval van opgenomen te worden door dezen of genen bark op zee. Een visscherspink had des morgens den verlatene ontdekt en behouden aan wal gebracht. De meeste moei IV - Jad de bal ling gehad, zijn vrouw op te sporen. Eenmaal haar gevonden gold zijn doel t den goedhartigen kapitein te verrassen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 12