D[
mm m mm
m m rnrnm
VOOR DE'
Lff m
mm
DE VADER UIT INDIE.
BLCK WAT WITS
O N S DAMBORD.
m m ut
:m m.
m. mM:
m. rm
m W, I
ÖOïjIO
VIERDE JAARGANG 1^24
<gii»BgiMH»»wiiiiwiiwiiiiBii in>i—ii,iifmi.i.iiii,iiiii»iii mem
öUÜlViiiKAISO.
De wilden in Australië beschikken
tvr verschillende verdëdigings-werk-
t- igei, die men bi) andere volkeren niet
a ntr ft, en een der gevaarlijkste van deze
wapenen is de zgn. boemerang, een wa
pen, dat ze met buitengewone vaardig
heid aanwenden om zich te beschermen
tegen mensch en dier De boemerang
heeft de grootte en den vorm van een ge
bogen arm dus zoo dat de onderarm en
de bovenarm een rechthoek vormen
De eene arm is iets korter dan de andere
Wanneer ze nu dit wapen krachtig weg
werpen, met den korten arm naar links
gekeerd en het tegelijk een draaiende be
weging geven, weten ze daarmede een
vogel op vijftig meters afstand in de
vlucht te treffen De eigenaardige eigen
schap van dit vverptuia is echter, dat het
steeds bij den eigenaar terugkeert-
Dit lijkt zeer vreemd, maar het kost
weinig moeite deze eigenschap op zeer
bescheiden schaal te imiteeren
We nemen hier
toe een stukje kar
ton (visitekaartje)
of iets dergelijks
en knippen hier
uit een rechthoek,
waarvan het eene
been iets langer is
dan het andere.
(Afb. 1)
"<mr~ Vervolgens leg
gen we een boek
op tafel, een anoer daar schuins bovenop
en hierop wordt de miniatuur-boemerang
zoodanig geplaatst, dat een klein stukje
karton buiten den rand van het boek uit
steekt. Wanneer men nu met een potlood
tegen het uitstpkende vedeelte staat zal
TE LAAT...
1. Toe tnannie, ben je
nog niet klaar Om 8 uur
moeten we bij de Jansens
zijn. Ik ga me aankleeden,
hoor.
OF MANLIEF KRIJGT TOCH DE SCHULD. en daarachter een lampje, waar de uit-
3. 't Is tien voor achten, voerder tusschen staat, biedt alle mogelij-
lieverd. heden
O nee, dat kan niet, je
horloge moet zeker voor
zijn.
2. Ik ben klaar, lieverd.
O, ik ook.
IHS
4. We komen veel te
laat 1
O, houd toch op met
dat haasten
5. Nu dan, ben je klaar 6. Het spijt me vreeselijk,
Snorkssssss..... dat we zoo laat zijn, maar
snork. m'n man doet zoo graag
'n dutje na 't eten, zie je.
de miniatuur-boemerang omhoog vliegen
om met breede kringen weer naar zijn
uiig ngspunt terug te keeren.
De teekening verduidelijkt een en an
der yoldoende. (Fig. 2).
DE GEHEIME KUNST.
Men zet een bord op tafel, legt er een
geldstuk onder en gaat een weddenschap
aan, dat men het geld van onder het bord
zal wegnemen, zonder dit laatste aan te
raken. Men neemt ongemerkt een zelfde
muntstuk als onder het bord ligt in de
hand, klopt van onderen tegen de tafel
en toont dan het laatste geldstuk, alsof
dit door de tafel heen gevallen was.
Hoe serieuzer en geheimzinniger men
daarbij te werk gaat. hoo aardiger natuur
lijk.
De een ot anaer uit net gezelschap zal
nu zeker het bord opnemen, om te zien
of het geldstuk er zich nog onder bevindt,
en nu eerst neefht men dit voor de oogen
der toeschouwers weg, zonder het bord
aangeraakt te hebben, en men heeft den
„oplichter" er aardig tusschen.
DE SLIMME MOLENAAR.
Er zijn slechte menschen op de wereld.
Zoo vertellen ze van de molenaars wee
den wolf, die in een kwaad gerucht staat
dat iedere leerling, als hij voor het eerst
in den molen komt, kattenbloed moet
drinken, om het stelen te leeren. Een rijke
boer had daar ook van hooren praten en
00 00 00 telkens, als hij koren
00 00 00 naar den molen bracht,
- 00 00 legde hij de zakken zóó
00 00 om den molen, dat er
00 00 00 aan iedere zijde 12 lagen.
00 00 00 Zie figuur. De molenaar
merkte echter den arg
waan van den boer op en dit prikkelde
hem zooveel te meer, den boer beet te
nemen. Hij stal dan ook inderdaad 4
zakken en legde de overige zoo, dat men
er toch aan iederen kant 12 telde. Op
welke wijze verrichtte de molenaar zijn
schelmstuk
DE DRINKEBROER.
Schaduwbeelden vormen door middel
van de handen is een airdigheid, die zich
geruimen tijd in een groote populariteit
heeft mogen verheugen, maar ten slotte
naar de kinderkamer verhuisd is.
Onderstaande teekening toont echter,
hoe met eenige heel eenvoudige attributen
zeer loonende resultaten zijn te verkrij
gen, die zoowel grooten als kleinen kun
nen vermaken, vooral als de schaduw-
toovenaar over een rijke fantasie beschikt
en de figuurties laat bewegen en spreken.
De benoodigde installatie is uiterst een
voudig, een met linnen bespannen raam
Alle correspondentie deze rubriek betref
fende te richten aan de heeren W.N. Stuif
bergen, en P. G. van Engelen, adres bureau
van dit blad.
De oplossing van probleem No 75
(Auteur A. F. Hoogvelt, te Haarlem) is
als volgt
Wit 35—30, 36—31, 34—30, 16—11,
11x13, 26x10 en wint.
No 76 (Auteur H. Korstanje te Rotter
dam.)
Wit 26—21, 33—28, 47—42, 44—39,
40x15 en wint
Probleem No. 77.
Auteur A. F Hoogvelt, Haarlem.
Stand in cijfers
Zwart 8 schijven op 4, 5, 7, 8, 9, 13,30
en 37.
Wit 8 schijven op 17,20,22,29,32,38,
39 en 41
PARTIJ
gespeeld in den wedstrijd om het Kam
pioenschap van Rotterdam, tusschen de
heeren Henri J. v. d. Broek met Wit en S.
Kan met Zwart.
1. 33—28 18—23
2. 39—33 12—18
3. 44—39 20—24
4. 34—29 23 34
5. 40 20 15 24
6. 50—44
Logisch is nu 28—22 enz.
18—23
üen Detere voortzetting is 712, 17.
Öoor den tekstzet kan wit vervolgen met
28—22, 33 x 22, 32—28 en 37:28. In deze
subtiele partijen is een dergelijk positie
voordeel van beteekenis.
7. 31—27 s
Zie voorgaande opmerking.
7—12
8. 36li 1218
9. 41—36 8—12
10. 44—40 10—15
Aangewezen is 28 om, wanneer wit
3934speelt,uit te ruilen door 2429 enz.
11. 40—34 2— 8
Logisch is nu 1420 om 4944 te ver
hinderen.
12. 34—30
Nu 49—44, 44—40.
14—20
17 zou zwak zijn. Met 27—22 kwam
wit op het kerkhof zeer'sterk te staan.
13. 30—25 1— 7
14. 25 14 9 20
15. 4944 4~ 9
16. 31—26
Zwak gespeeld. Aangewezen is 2722.
17—21
Ruilt ten onrechte de zwakke rand-
schijf af, 1722, vervolgens 510,1014
is veel sterker zwart mag niet onmiddel
lijk 510 spelen, dan volgt 3530, 33
29, 39:30, 28—22 enz.
17. 26 17 11 31
18. 36 27 5—10
19. 46—41 10—14
20. 41—36 - 7—11
21. 37—31 12—17
22. 42—37 8—12
1722, vervolgens 2429, 20:29 gaf
Zwart uitstekend spel.
23. 47—42 20—25
24. 27—22 18 27
25. 31 22 14—20
26. 36—31
Gespehld met het oog op 1218, om te
kunnen aansluiten.
Op 3731 wint zwart een schijf door
24—30, 20.29, 19:30, 17:26.
12—18
27. 31—2,
Geen keus, anders volgde damslag na
met 2430 en 20 27 of 49.
9—14
Veel sterker is 1721, wtt mag dan niet
2217, 37 17, wegens zwart 1822.
Op 1721 volgt 2227 enz.
28. 44—40 24—29
29. 33 24 20 29
30. 35—30 25 34
31 39 30 3—8
32. 40—35 17—21
33. 45—40 8—12
34. 40—34 29 40
35. 35 44 14—20
36. 30—25 20—24
37. 4440
Oo 2520, zwart 2126.
21—26
38. 40—35 11—17
39. 22 11 16 7
40. 43—39 7—11
41. 39—33 12—17
42. 37—31 26 37
43. 42 31 17—22
44. 28 17 11 22
45. 48—42 6—11
46. 31—26 23 31
47. 26 37 15—20
48. 25 14 19 10
49. 37—31 23—29
50. 32—28 29—34
51. 31—27 11—17
Zwak gespeeld. Onmiddellijk naar dam
gaan door het offeren van schijf 24 is de zet.
52. 27—22
Wel het beste op eiken anderen zet
krijgt wit lastig spel.
18 27
53. 28—23 I 27—31
54. 33—29
Niet 2319, dan volgde 3137 en 37
48 met winstkans.
24 33
55. 38 40 17—21
Vtl jende week zullen we hier nog eens
een ander voorbeeld laten zien.
Volgens een muziek-criticus is Puc
cini's „Op een schoonen dag" tegen
woordig het populairste gezang. Dat ver
baast ons niet. Het Wekt zulke heerlijke,
bijna vergeten herinneringen aan lang
niet weer gesmaakt geluk.
De bontmode brengt dit jaar voor de
dames mee, luipaarden- en panther-
bont te dragen, zooals men in ons blad
heeft kunnen lezen. Dat is bepaald om
in stijl te blijven bij het wild gebrul, dat
manlief straks zal aanheffen, wanneer
hij de rekening te betalen krijgt
Een rijke Pool heett een zeer groot
gedeelte van zijn vermogen aan den Staat
nagelaten. A!s hij Nederlander was ge
weest, zou de Staat dat geld al wel veel
eerder hebben binnen gehad.
~56. 40—34 21—26
Beter is 2127 om te trachten 4 schij
ven over te houden voor het eindspel.
57. 34—30 10—14
Om 2319 te beletten.
58 30—24 31—37
59. 42 31 26 37
60. 24—19
REMISE.
eindspel No 78.
Auteur Mr. C. Blankenaar.
YmWZ ...WZ W..
Oplossing
1. 15—29 30—34
Op 30—35 volgt Wit 29—38, Zw. 41—37,
Wit 44—39, Z. 35x33, W. 38x15, Zw.
47x38. W 3Rv15 Zw. 47x38. W. 15X
42.
Op 4137 volgt wit 291, zw. 47 X 50,
W. 1—6, Z. 30—35, W. 40—34, Z.
35—40, Wit 34x45.
a. Op Zwart 5045 zou volgen wit 61.
2. 29—23 34x45
3. 23—18 45—50
Op 4137 volgt 181, Zw. 47 x50 en
Wit 1—6.
4 18— 4 50x47
5 415 en wint.
Gaarne houden wij ons aanbevolen
voor problemen, slagzetten, eindspelen
enz. Oplossingen moeten binnen 7 dagen
in ons bezit zijn. Goede oplossingen
mochten wii ontvangen van A. van der
Laan.
„Hoe is hij aan al dat geld gekomen
„Men zegt door tweeentwintig jaren
onvermoeid te werken en gelukkig te
speculeeren," antwoordde Guillaume.
„Men verzekert ook, dat hij ten gronde
gericht was, toen hij Frankrijk verliet
Hij ging heen met het vaste voornemen,
nimmer meer in het land te komen, waar
hij zooveel verdriet gehad had."
„Ondankbaar vaderland, gij zult mijn
beenderen met bewaren 1" voegde Guil
laume er glimlachend bij.
„En toch keert hij er terug hij heeft
zijn terugkomst reeds gemeld 1" riep de
burggraaf uit
„Hetgeen bewijst," nernam de make
laar, „dat de heer de Villefort minder
standvastig is van karakter of minder
haatdragend dan Scipio de Afrikaan."
„Bëst mogelijk," zeide Leopold. „Dit
neemt echter niet weg, dat hij, in mijn oog
een zonderling, zeldzaam stijfhoofdig,
systematisch tot hardvochtigheid toe en
bij dat alles nog laakbaar onvoorzichtig
is.'
„Hoe zoo, mijnheer vroeg Guillaume.
„Welgetuigt zijn gedrag jegens zijne
dochters niet van de grootste overdreven
heid
„Voor zoover ik weet heelt hij slechts
één dochter, mijnheer," zeide Guilaume.
„U weet, wat zwijgen is," hernam de
burggraaf „Doch goed zonder twijfel
moet u zoo spreken u zult uw reden wel
daarvoor hebben."
„Ik moet u zeggen heer burggraal, dat
ik mij gelukkig zou achten, wanneer ik
tot de hoogere standen behooren zou
„Roselindo te huwen vulde Leopold
aan
„is zij soms mei schoon, met rijk, .met
voornaam genoeg
„Zij is dat alles in den hoogsten graad,"
hernam de burggraaf. „Ik kan er zelfs
bijvoegen, op gevaar af van door u voor
een fat gehouden te worden, dat ik meer
kans heb dan ieder ander, om juffrouw
de Villefort te huwen, en dat ik mij toch
nog liever voor den kop schoot dan haar
man te worden."
„Hebt u schulden, mijnheer vroeg
Guillaume.
„O, ia, drukkende schulden mijn va
der eveneens."
„Zoudt u ze willen voldoen Lachen u
de vreugde en de verdoovingen van een
weelderig bestaan niet toe
„Jawel, mijnheer."
„En u wijst dit huwelijk van de hand 1"
„Ik zeg u. dat ik het tot geen prijs
wensch."
„En de ware reden daarvoor
„Mijnheer Guillaume, mijn stelregel
is, dat men nooit een vrouw mag beschul
digen
„Dat is zeer schoon, heer burggraaf,"
hernam Guillaume. „Ik geloof, dat u in
den tijd, waarin wij leven de eenige zijt,
die zulk een prijzenswaardige minachting
voor rijkdom koestert."
•-Toch niet, toch niet.ik zou integen
deel dolgraag schatrijk zijn."
„Dan begrijp ik niet.
„Ik herhaal u, mijnheer Guillaume,
dat ik nooit kwaad zeg van een vrouw."
„En daarin hebt u gelijk," hernam de
makelaar, „vooral wanneer het juffrouw
de Villefort betreft, die zulke uitsteken
de hoedamghedan bezit, deugden...."
„Het vandehandsche paard gaat in ga
lop," viel de burggraaf hem in de rede.
„Ik houd het reeds in, mijnheer. Ja
deugden, welke gepaard gaan aan een op
rechtheid van karakter, een zuiverheid
van gevoelens
„Het bijdehandsche paard struikelde
Zooeven, mijnheer Guillaume
„Ik heb het goed in de hand, mijnheer,
een voortreffelijke vrouw en wier...."
„Maar mijnheer Guillaume, uw paar
den draven met meer gelijk 1"
„Zij nemen denzelfden pas reeds aan
ziet u wel mijnheer Men haalt
voorbeelden aan van juffrouw Roselin-
de's onuitputtelijke goedheid...."
„Zoo noem er dan eens een
„O, ik vrees onbescheiden te zijn."
„Vertel maar gerust, op mijn verant
woording."
„Juffrouw de Villefort was nog op de
kostschool." hernam Guillaume, „toen
een knap jongmensch van hooge geboor
te verliefd op haar werd hij schreef haar
hartstochtelijke brieven en dreef de
dwaasheid zóó ver, dat hij haar schaken
wilde.'
„Waarlijk zeide de burggraaf. „En
wat geschiedde er toen
„Er kwam verraad in het spel. De jeug
dige dwaas handelde strafwaardig. In
plaats van zich dit deugdzame meisje
waardig te toonen, door kalm te wachten
totdat zij van hare bloedverwanten toe
stemming tot het huwelijk gekregen had,
veranderde hij eensklaps van gevoelens,
wendde zich tot de andere jonge dame,
wier fortuin dat van mffrouw Roselinde
evenaarde, lokte haar uit het pensionaat
en vertrok met haar naar hef buitenland.
Juffrouw de Villefort beminde.... het
arme kind I Zij bewaarde omtrent dit
verraad het diepste stilzwijgen en schonk
vergiffenis. Is dat met mooi?"
„Geef mij de teugels terug, mijnheer
Guillaume en laat mij u de hand druk
ken," zeide de burggraaf, nog verdoofd
van den schok. „U zijt een braaf man."
Intusschen was men de boerderij
Greenenhof genaderd. Men kon reeds de
lange rijen populieren onderscheiden,
welke langs de sloten stonden in de
verte verrees het dak van den duiventil,
hetwelk in den zonneschijn schitterde.
Leopold was zeer ontroerd zijn reis
makker werd dit gewaar en zeide op wel-
willenden toon
„Wij bereiden ongetwijfeld een groote
vreugde aan het goede huisgezin, hetwelk
we gaan bezoeken. Ik breng tijding van
iemand, dien men hier hoogachtenlief
heeft. Mijn brieven verzekeren ons een
uitstekende ontvangst."
„U, wil ik niet zeggen, mijnheer," zeide
Leopold, „maar wat aaii betreft, ziet men
mij in deze woning liever gaan dan ko
men. Ik zal u dat later wel eens uitleggen."
„Welnu," hernam Guillaume, „ik denk
dat ik u geluk aanbrengen zal. Iets zegt
mij, dat men verheugd zal zijn u te zien."
„God geve het, mijnheer
Onderwijl reed de burggraaf den zijweg
op, welke naar de hoeve leidde.
XII.
De komst van het jachtrijtuig bracht
gansch Groenenhof in rep en roer. Een
kleine koejongen snelde naar een klaver
veld, hetwelk men bezig was te maaien,
ten einde pachter Bernard het bezoek van
een heer te melden. De pachter meende,
dat het de heer Falamon zelf was, hij
spoedde zich huiswaarts en was niet wei
nig verwonderd op de binnenplaats Guil
laume aan te treffen, dien hij nimmer ge
zien had, doch vooral toen hij den burg
graaf gewaar werd, die zijn paarden deed
uitspannen. Bernard's gelaat betrok zicht
baar. Leopold stelde hem den heer Guil
laume voor, zaakgelastigde van den heer
Falamon.
„Ik voor mij bevind mij hier," voegde
hij er bij, „omdat ik een dienst aan dezen
heer wilde bewijzen, dien ik bij mijn nicht
te Vallombreuse ontmoet heb. Daar ik
naar mijn vader terug ging, bood ik hem
aan mede te rijden, hetgeen hij aannam.
Ditmaal, mijnheer Bernard, kom ik tot
u voor de zaken van uw eigenaar."
Het goedig gelaat van den pachter
verhelderde weder hij begroette zijn be
zoekers vriendelijk en zeide
„Laat ons naar binnen gaan er is
niemand thuis, mijn gezin is het veld in."
Dit was ecti streep door Leopold's
rekening. Guillaume trad een zitkamer
binnen, welke op den tuin uitzag en over
handigde Bernard twee brieven, één uit
Parijs en de andere uit Vallombreuse.
„Ah, ah 1" zeide hij, eerst de enve
loppe van den brief der dame open
brekende, „dit is een schrijven, door me
vrouw de Ronoy aan mijn nicht gericht,
die een kostschoolvriendin van haar
schijnt te zijn. Hij zal aan zijn adres be
zorgd worden."
„Ik moet u mijn compliment maken,
mijnheer," hernam Guillaume. „Uwe
landerijen zien er uitstekend uit wij
moeten over zaken en over landbouw
spreken. Morgen vertrek ik weder naar
Parijs."
Bernard wierp den burggraaf een vra-
genden blik toe, welke vergezeld ging
van de woorden
>En u,- mijnheer, wanneer denkt u te
vertrekken
„De paarden hebben twintig kilometers
afgelegd over een slechten weg over
twee uur kan ik verder gaan."
Bernard scheen daarmede genoegen
te nemen.
„Het zal mij veel eer zijn, heeren,"
Zeide de pachter, „wanneer u het ont
bijt met mij gebruiken wilt. Het spijt mij,
dat mijn huisgenooten niet hier zijn.
Zij hebben hun dejeuner mede naar bui
ten genomen."
„Wel," merkte de onvoorzichtige Guil
laume op, „wat zou het heerlijk zijn, even-,
eens aan die landelijke tafel aan te ziften!"
De burggraaf zette een onverschillig
gezicht.
„De diplomaat is listig, de aanbidder
zoekt langs omwegen zijn doel te berei
ken," zeide de pachter in zichzelf.
„Het zal den heer Falamon veel ge
noegen doen, wanneer hij verneemt, dat
mijnheer de la Rocheferny hier met de
grootst mogelijke gastvrijheid ontvangen
is," vervolgde Guillaume.
„Heeren," zeide Bernard, „reizigers
rusten eens goed uit, wanneer zij op hun
gemak aan een tafel zitten."
„Neen, neen," antwoordde Guillaume,
terwijl hij Bernard een knipoogje gaf,
hetwelk deze in het eerst niet begreep,
„niets gaat boven een rustbed van mos
en een grasveld tot tafellaken 1"
„Een woordje, als het u blieft, mijn
heer," zeide Bernard opstaande. „U neemt
het iramers niet kwalijk, heer burggraaf?"
„Ik vi sd alles goed, wat gij maar wilt,"
antwoordde deze. „Slechts wil ik het u
gemakkelijk maken en de zaak vereen
voudigen."
„Spreek, mijnheer," verzocht Guil
laume.
„Bernard," hernam de burggraaf, zich
tot zijn mede-reiziger wendende, „is de
braafste man, dien ik ken. Gewoonlijk
heeft men slechts goede eigenschappen;
hij bezit deugden. Weet dus, mijnheer
Guillaume, en ik verzoek u tevens het
den heer Falamon mede te deelen, dat
Bernard op het oogenblik een nichtje
bij zich aan huis heeft, op welke ik smoor
lijk verliefd ben."
„U, mijnheer?" vroeg Guillaume.
„Ik zelf. U zult dus wel begrijpen, dat
onze deugdzame pachter, in zijn hoeda
nigheid van oom, er vreeselijk bang voor
is, dat ik zijn nicht zal zien en spreken.
Dat is zoo natuurlijk, als het maar kan
doch rechtvaardig is het niet, want hij
miskent mijn bedoelingen. Den dag,
waarop de juffrouw zulks behaagt, zal zij
burggravin de la Rocheferny zijn."
„Zoo zoo een huwelijk dus 1 dat is
toch zoo eerlijk en gepast mogelijk 1"
zeide Gaullaume. „Wat zegt u er van,
mijnheer Bernard
„Ik kan daarop in twee woorden ant
woorden," zeide de pachter. „Mijn nicht
wil niet trouwen."
„Wel, v/el 1 zelfs niet met zulk een uit
stekend edelman, als de heer de* la Ro
cheferny
„Zij maakt geen uitzondering," ant
woordde de pachter.
„Dat is een hard besluitmeende
Guillaume.
„Het is toch zoo, mijnheer. Mijn nicht
is geheel vrij in de toekomst zij heeft een
klein vermogen, mijn huis is het hare en
Zij heeft haar vrijheid méér lief dan iets
of iemand ter wereld."
„Welnu, het zij zoo," zeide de burg
graaf, bleek van spijt. „Uw nicht weigert
mijn hand en mijn naam te aanvaarden;
dat is haar recht; doch dat zij niet geloo-
ven wil, dat ik fatsoenlijk man ben en dat
gij zelf, Bernard, twijfelt aan mijn ge
voel van eer, dat is onbillijk en ónver-
dragelijk in mijn oog 1"
„Zal ik scheidsrechter in uw geschil
Zijn vroeg Guillaume, terwijl hij hen
met een blik van gezag aankeek.
„Gaarne," zeide de pachter „U ge
niet het volste vertrouwen van den heer
Falamon dat is voor mij genoeg."
„En voor mij eveneens," voegde de
burggraaf er bij „ik neem uw voorstel
aan."
„Dan is mijn uitspraak deze de heer
de la Rocheferny zal juffrouw Bernard
Zien en spreken in mijn tegenwoordigheid."
„Buiten mij om vroeg de pachter.
„Ja, mijnheer Bernard. Een oom is
hinderlijk, al war hij ook een Cassander
en u zijt zulk een belachelijk wezen niet."
„Goed dan," hernam de pachter. „En
waar zal de samenkomst plaats hebben?"
„In de open lucht," antwoordde Guil
laume, „in de schaduw der boomen. Laat
ons op het gras gaan ontbijten."
Bernard, gevolgd door twee knechts,
die de manden droegen, ging vooruit,
ten einde de beide reizigers bij zijn nichtje
aan te kondigen en over het gereed maken
van het ontbijt te waken. Hij had de
plaats van samenkomst nauwkeurig om-
«--'M-Rven, Een kwartier na Bernard wan-
HUISKAMER