D[ mm m mm m m rnrnm VOOR DE' Lff m mm DE VADER UIT INDIE. BLCK WAT WITS O N S DAMBORD. m m ut :m m. m. mM: m. rm m W, I ÖOïjIO VIERDE JAARGANG 1^24 <gii»BgiMH»»wiiiiwiiwiiiiBii in>i—ii,iifmi.i.iiii,iiiii»iii mem öUÜlViiiKAISO. De wilden in Australië beschikken tvr verschillende verdëdigings-werk- t- igei, die men bi) andere volkeren niet a ntr ft, en een der gevaarlijkste van deze wapenen is de zgn. boemerang, een wa pen, dat ze met buitengewone vaardig heid aanwenden om zich te beschermen tegen mensch en dier De boemerang heeft de grootte en den vorm van een ge bogen arm dus zoo dat de onderarm en de bovenarm een rechthoek vormen De eene arm is iets korter dan de andere Wanneer ze nu dit wapen krachtig weg werpen, met den korten arm naar links gekeerd en het tegelijk een draaiende be weging geven, weten ze daarmede een vogel op vijftig meters afstand in de vlucht te treffen De eigenaardige eigen schap van dit vverptuia is echter, dat het steeds bij den eigenaar terugkeert- Dit lijkt zeer vreemd, maar het kost weinig moeite deze eigenschap op zeer bescheiden schaal te imiteeren We nemen hier toe een stukje kar ton (visitekaartje) of iets dergelijks en knippen hier uit een rechthoek, waarvan het eene been iets langer is dan het andere. (Afb. 1) "<mr~ Vervolgens leg gen we een boek op tafel, een anoer daar schuins bovenop en hierop wordt de miniatuur-boemerang zoodanig geplaatst, dat een klein stukje karton buiten den rand van het boek uit steekt. Wanneer men nu met een potlood tegen het uitstpkende vedeelte staat zal TE LAAT... 1. Toe tnannie, ben je nog niet klaar Om 8 uur moeten we bij de Jansens zijn. Ik ga me aankleeden, hoor. OF MANLIEF KRIJGT TOCH DE SCHULD. en daarachter een lampje, waar de uit- 3. 't Is tien voor achten, voerder tusschen staat, biedt alle mogelij- lieverd. heden O nee, dat kan niet, je horloge moet zeker voor zijn. 2. Ik ben klaar, lieverd. O, ik ook. IHS 4. We komen veel te laat 1 O, houd toch op met dat haasten 5. Nu dan, ben je klaar 6. Het spijt me vreeselijk, Snorkssssss..... dat we zoo laat zijn, maar snork. m'n man doet zoo graag 'n dutje na 't eten, zie je. de miniatuur-boemerang omhoog vliegen om met breede kringen weer naar zijn uiig ngspunt terug te keeren. De teekening verduidelijkt een en an der yoldoende. (Fig. 2). DE GEHEIME KUNST. Men zet een bord op tafel, legt er een geldstuk onder en gaat een weddenschap aan, dat men het geld van onder het bord zal wegnemen, zonder dit laatste aan te raken. Men neemt ongemerkt een zelfde muntstuk als onder het bord ligt in de hand, klopt van onderen tegen de tafel en toont dan het laatste geldstuk, alsof dit door de tafel heen gevallen was. Hoe serieuzer en geheimzinniger men daarbij te werk gaat. hoo aardiger natuur lijk. De een ot anaer uit net gezelschap zal nu zeker het bord opnemen, om te zien of het geldstuk er zich nog onder bevindt, en nu eerst neefht men dit voor de oogen der toeschouwers weg, zonder het bord aangeraakt te hebben, en men heeft den „oplichter" er aardig tusschen. DE SLIMME MOLENAAR. Er zijn slechte menschen op de wereld. Zoo vertellen ze van de molenaars wee den wolf, die in een kwaad gerucht staat dat iedere leerling, als hij voor het eerst in den molen komt, kattenbloed moet drinken, om het stelen te leeren. Een rijke boer had daar ook van hooren praten en 00 00 00 telkens, als hij koren 00 00 00 naar den molen bracht, - 00 00 legde hij de zakken zóó 00 00 om den molen, dat er 00 00 00 aan iedere zijde 12 lagen. 00 00 00 Zie figuur. De molenaar merkte echter den arg waan van den boer op en dit prikkelde hem zooveel te meer, den boer beet te nemen. Hij stal dan ook inderdaad 4 zakken en legde de overige zoo, dat men er toch aan iederen kant 12 telde. Op welke wijze verrichtte de molenaar zijn schelmstuk DE DRINKEBROER. Schaduwbeelden vormen door middel van de handen is een airdigheid, die zich geruimen tijd in een groote populariteit heeft mogen verheugen, maar ten slotte naar de kinderkamer verhuisd is. Onderstaande teekening toont echter, hoe met eenige heel eenvoudige attributen zeer loonende resultaten zijn te verkrij gen, die zoowel grooten als kleinen kun nen vermaken, vooral als de schaduw- toovenaar over een rijke fantasie beschikt en de figuurties laat bewegen en spreken. De benoodigde installatie is uiterst een voudig, een met linnen bespannen raam Alle correspondentie deze rubriek betref fende te richten aan de heeren W.N. Stuif bergen, en P. G. van Engelen, adres bureau van dit blad. De oplossing van probleem No 75 (Auteur A. F. Hoogvelt, te Haarlem) is als volgt Wit 35—30, 36—31, 34—30, 16—11, 11x13, 26x10 en wint. No 76 (Auteur H. Korstanje te Rotter dam.) Wit 26—21, 33—28, 47—42, 44—39, 40x15 en wint Probleem No. 77. Auteur A. F Hoogvelt, Haarlem. Stand in cijfers Zwart 8 schijven op 4, 5, 7, 8, 9, 13,30 en 37. Wit 8 schijven op 17,20,22,29,32,38, 39 en 41 PARTIJ gespeeld in den wedstrijd om het Kam pioenschap van Rotterdam, tusschen de heeren Henri J. v. d. Broek met Wit en S. Kan met Zwart. 1. 33—28 18—23 2. 39—33 12—18 3. 44—39 20—24 4. 34—29 23 34 5. 40 20 15 24 6. 50—44 Logisch is nu 28—22 enz. 18—23 üen Detere voortzetting is 712, 17. Öoor den tekstzet kan wit vervolgen met 28—22, 33 x 22, 32—28 en 37:28. In deze subtiele partijen is een dergelijk positie voordeel van beteekenis. 7. 31—27 s Zie voorgaande opmerking. 7—12 8. 36li 1218 9. 41—36 8—12 10. 44—40 10—15 Aangewezen is 28 om, wanneer wit 3934speelt,uit te ruilen door 2429 enz. 11. 40—34 2— 8 Logisch is nu 1420 om 4944 te ver hinderen. 12. 34—30 Nu 49—44, 44—40. 14—20 17 zou zwak zijn. Met 27—22 kwam wit op het kerkhof zeer'sterk te staan. 13. 30—25 1— 7 14. 25 14 9 20 15. 4944 4~ 9 16. 31—26 Zwak gespeeld. Aangewezen is 2722. 17—21 Ruilt ten onrechte de zwakke rand- schijf af, 1722, vervolgens 510,1014 is veel sterker zwart mag niet onmiddel lijk 510 spelen, dan volgt 3530, 33 29, 39:30, 28—22 enz. 17. 26 17 11 31 18. 36 27 5—10 19. 46—41 10—14 20. 41—36 - 7—11 21. 37—31 12—17 22. 42—37 8—12 1722, vervolgens 2429, 20:29 gaf Zwart uitstekend spel. 23. 47—42 20—25 24. 27—22 18 27 25. 31 22 14—20 26. 36—31 Gespehld met het oog op 1218, om te kunnen aansluiten. Op 3731 wint zwart een schijf door 24—30, 20.29, 19:30, 17:26. 12—18 27. 31—2, Geen keus, anders volgde damslag na met 2430 en 20 27 of 49. 9—14 Veel sterker is 1721, wtt mag dan niet 2217, 37 17, wegens zwart 1822. Op 1721 volgt 2227 enz. 28. 44—40 24—29 29. 33 24 20 29 30. 35—30 25 34 31 39 30 3—8 32. 40—35 17—21 33. 45—40 8—12 34. 40—34 29 40 35. 35 44 14—20 36. 30—25 20—24 37. 4440 Oo 2520, zwart 2126. 21—26 38. 40—35 11—17 39. 22 11 16 7 40. 43—39 7—11 41. 39—33 12—17 42. 37—31 26 37 43. 42 31 17—22 44. 28 17 11 22 45. 48—42 6—11 46. 31—26 23 31 47. 26 37 15—20 48. 25 14 19 10 49. 37—31 23—29 50. 32—28 29—34 51. 31—27 11—17 Zwak gespeeld. Onmiddellijk naar dam gaan door het offeren van schijf 24 is de zet. 52. 27—22 Wel het beste op eiken anderen zet krijgt wit lastig spel. 18 27 53. 28—23 I 27—31 54. 33—29 Niet 2319, dan volgde 3137 en 37 48 met winstkans. 24 33 55. 38 40 17—21 Vtl jende week zullen we hier nog eens een ander voorbeeld laten zien. Volgens een muziek-criticus is Puc cini's „Op een schoonen dag" tegen woordig het populairste gezang. Dat ver baast ons niet. Het Wekt zulke heerlijke, bijna vergeten herinneringen aan lang niet weer gesmaakt geluk. De bontmode brengt dit jaar voor de dames mee, luipaarden- en panther- bont te dragen, zooals men in ons blad heeft kunnen lezen. Dat is bepaald om in stijl te blijven bij het wild gebrul, dat manlief straks zal aanheffen, wanneer hij de rekening te betalen krijgt Een rijke Pool heett een zeer groot gedeelte van zijn vermogen aan den Staat nagelaten. A!s hij Nederlander was ge weest, zou de Staat dat geld al wel veel eerder hebben binnen gehad. ~56. 40—34 21—26 Beter is 2127 om te trachten 4 schij ven over te houden voor het eindspel. 57. 34—30 10—14 Om 2319 te beletten. 58 30—24 31—37 59. 42 31 26 37 60. 24—19 REMISE. eindspel No 78. Auteur Mr. C. Blankenaar. YmWZ ...WZ W.. Oplossing 1. 15—29 30—34 Op 30—35 volgt Wit 29—38, Zw. 41—37, Wit 44—39, Z. 35x33, W. 38x15, Zw. 47x38. W 3Rv15 Zw. 47x38. W. 15X 42. Op 4137 volgt wit 291, zw. 47 X 50, W. 1—6, Z. 30—35, W. 40—34, Z. 35—40, Wit 34x45. a. Op Zwart 5045 zou volgen wit 61. 2. 29—23 34x45 3. 23—18 45—50 Op 4137 volgt 181, Zw. 47 x50 en Wit 1—6. 4 18— 4 50x47 5 415 en wint. Gaarne houden wij ons aanbevolen voor problemen, slagzetten, eindspelen enz. Oplossingen moeten binnen 7 dagen in ons bezit zijn. Goede oplossingen mochten wii ontvangen van A. van der Laan. „Hoe is hij aan al dat geld gekomen „Men zegt door tweeentwintig jaren onvermoeid te werken en gelukkig te speculeeren," antwoordde Guillaume. „Men verzekert ook, dat hij ten gronde gericht was, toen hij Frankrijk verliet Hij ging heen met het vaste voornemen, nimmer meer in het land te komen, waar hij zooveel verdriet gehad had." „Ondankbaar vaderland, gij zult mijn beenderen met bewaren 1" voegde Guil laume er glimlachend bij. „En toch keert hij er terug hij heeft zijn terugkomst reeds gemeld 1" riep de burggraaf uit „Hetgeen bewijst," nernam de make laar, „dat de heer de Villefort minder standvastig is van karakter of minder haatdragend dan Scipio de Afrikaan." „Bëst mogelijk," zeide Leopold. „Dit neemt echter niet weg, dat hij, in mijn oog een zonderling, zeldzaam stijfhoofdig, systematisch tot hardvochtigheid toe en bij dat alles nog laakbaar onvoorzichtig is.' „Hoe zoo, mijnheer vroeg Guillaume. „Welgetuigt zijn gedrag jegens zijne dochters niet van de grootste overdreven heid „Voor zoover ik weet heelt hij slechts één dochter, mijnheer," zeide Guilaume. „U weet, wat zwijgen is," hernam de burggraaf „Doch goed zonder twijfel moet u zoo spreken u zult uw reden wel daarvoor hebben." „Ik moet u zeggen heer burggraal, dat ik mij gelukkig zou achten, wanneer ik tot de hoogere standen behooren zou „Roselindo te huwen vulde Leopold aan „is zij soms mei schoon, met rijk, .met voornaam genoeg „Zij is dat alles in den hoogsten graad," hernam de burggraaf. „Ik kan er zelfs bijvoegen, op gevaar af van door u voor een fat gehouden te worden, dat ik meer kans heb dan ieder ander, om juffrouw de Villefort te huwen, en dat ik mij toch nog liever voor den kop schoot dan haar man te worden." „Hebt u schulden, mijnheer vroeg Guillaume. „O, ia, drukkende schulden mijn va der eveneens." „Zoudt u ze willen voldoen Lachen u de vreugde en de verdoovingen van een weelderig bestaan niet toe „Jawel, mijnheer." „En u wijst dit huwelijk van de hand 1" „Ik zeg u. dat ik het tot geen prijs wensch." „En de ware reden daarvoor „Mijnheer Guillaume, mijn stelregel is, dat men nooit een vrouw mag beschul digen „Dat is zeer schoon, heer burggraaf," hernam Guillaume. „Ik geloof, dat u in den tijd, waarin wij leven de eenige zijt, die zulk een prijzenswaardige minachting voor rijkdom koestert." •-Toch niet, toch niet.ik zou integen deel dolgraag schatrijk zijn." „Dan begrijp ik niet. „Ik herhaal u, mijnheer Guillaume, dat ik nooit kwaad zeg van een vrouw." „En daarin hebt u gelijk," hernam de makelaar, „vooral wanneer het juffrouw de Villefort betreft, die zulke uitsteken de hoedamghedan bezit, deugden...." „Het vandehandsche paard gaat in ga lop," viel de burggraaf hem in de rede. „Ik houd het reeds in, mijnheer. Ja deugden, welke gepaard gaan aan een op rechtheid van karakter, een zuiverheid van gevoelens „Het bijdehandsche paard struikelde Zooeven, mijnheer Guillaume „Ik heb het goed in de hand, mijnheer, een voortreffelijke vrouw en wier...." „Maar mijnheer Guillaume, uw paar den draven met meer gelijk 1" „Zij nemen denzelfden pas reeds aan ziet u wel mijnheer Men haalt voorbeelden aan van juffrouw Roselin- de's onuitputtelijke goedheid...." „Zoo noem er dan eens een „O, ik vrees onbescheiden te zijn." „Vertel maar gerust, op mijn verant woording." „Juffrouw de Villefort was nog op de kostschool." hernam Guillaume, „toen een knap jongmensch van hooge geboor te verliefd op haar werd hij schreef haar hartstochtelijke brieven en dreef de dwaasheid zóó ver, dat hij haar schaken wilde.' „Waarlijk zeide de burggraaf. „En wat geschiedde er toen „Er kwam verraad in het spel. De jeug dige dwaas handelde strafwaardig. In plaats van zich dit deugdzame meisje waardig te toonen, door kalm te wachten totdat zij van hare bloedverwanten toe stemming tot het huwelijk gekregen had, veranderde hij eensklaps van gevoelens, wendde zich tot de andere jonge dame, wier fortuin dat van mffrouw Roselinde evenaarde, lokte haar uit het pensionaat en vertrok met haar naar hef buitenland. Juffrouw de Villefort beminde.... het arme kind I Zij bewaarde omtrent dit verraad het diepste stilzwijgen en schonk vergiffenis. Is dat met mooi?" „Geef mij de teugels terug, mijnheer Guillaume en laat mij u de hand druk ken," zeide de burggraaf, nog verdoofd van den schok. „U zijt een braaf man." Intusschen was men de boerderij Greenenhof genaderd. Men kon reeds de lange rijen populieren onderscheiden, welke langs de sloten stonden in de verte verrees het dak van den duiventil, hetwelk in den zonneschijn schitterde. Leopold was zeer ontroerd zijn reis makker werd dit gewaar en zeide op wel- willenden toon „Wij bereiden ongetwijfeld een groote vreugde aan het goede huisgezin, hetwelk we gaan bezoeken. Ik breng tijding van iemand, dien men hier hoogachtenlief heeft. Mijn brieven verzekeren ons een uitstekende ontvangst." „U, wil ik niet zeggen, mijnheer," zeide Leopold, „maar wat aaii betreft, ziet men mij in deze woning liever gaan dan ko men. Ik zal u dat later wel eens uitleggen." „Welnu," hernam Guillaume, „ik denk dat ik u geluk aanbrengen zal. Iets zegt mij, dat men verheugd zal zijn u te zien." „God geve het, mijnheer Onderwijl reed de burggraaf den zijweg op, welke naar de hoeve leidde. XII. De komst van het jachtrijtuig bracht gansch Groenenhof in rep en roer. Een kleine koejongen snelde naar een klaver veld, hetwelk men bezig was te maaien, ten einde pachter Bernard het bezoek van een heer te melden. De pachter meende, dat het de heer Falamon zelf was, hij spoedde zich huiswaarts en was niet wei nig verwonderd op de binnenplaats Guil laume aan te treffen, dien hij nimmer ge zien had, doch vooral toen hij den burg graaf gewaar werd, die zijn paarden deed uitspannen. Bernard's gelaat betrok zicht baar. Leopold stelde hem den heer Guil laume voor, zaakgelastigde van den heer Falamon. „Ik voor mij bevind mij hier," voegde hij er bij, „omdat ik een dienst aan dezen heer wilde bewijzen, dien ik bij mijn nicht te Vallombreuse ontmoet heb. Daar ik naar mijn vader terug ging, bood ik hem aan mede te rijden, hetgeen hij aannam. Ditmaal, mijnheer Bernard, kom ik tot u voor de zaken van uw eigenaar." Het goedig gelaat van den pachter verhelderde weder hij begroette zijn be zoekers vriendelijk en zeide „Laat ons naar binnen gaan er is niemand thuis, mijn gezin is het veld in." Dit was ecti streep door Leopold's rekening. Guillaume trad een zitkamer binnen, welke op den tuin uitzag en over handigde Bernard twee brieven, één uit Parijs en de andere uit Vallombreuse. „Ah, ah 1" zeide hij, eerst de enve loppe van den brief der dame open brekende, „dit is een schrijven, door me vrouw de Ronoy aan mijn nicht gericht, die een kostschoolvriendin van haar schijnt te zijn. Hij zal aan zijn adres be zorgd worden." „Ik moet u mijn compliment maken, mijnheer," hernam Guillaume. „Uwe landerijen zien er uitstekend uit wij moeten over zaken en over landbouw spreken. Morgen vertrek ik weder naar Parijs." Bernard wierp den burggraaf een vra- genden blik toe, welke vergezeld ging van de woorden >En u,- mijnheer, wanneer denkt u te vertrekken „De paarden hebben twintig kilometers afgelegd over een slechten weg over twee uur kan ik verder gaan." Bernard scheen daarmede genoegen te nemen. „Het zal mij veel eer zijn, heeren," Zeide de pachter, „wanneer u het ont bijt met mij gebruiken wilt. Het spijt mij, dat mijn huisgenooten niet hier zijn. Zij hebben hun dejeuner mede naar bui ten genomen." „Wel," merkte de onvoorzichtige Guil laume op, „wat zou het heerlijk zijn, even-, eens aan die landelijke tafel aan te ziften!" De burggraaf zette een onverschillig gezicht. „De diplomaat is listig, de aanbidder zoekt langs omwegen zijn doel te berei ken," zeide de pachter in zichzelf. „Het zal den heer Falamon veel ge noegen doen, wanneer hij verneemt, dat mijnheer de la Rocheferny hier met de grootst mogelijke gastvrijheid ontvangen is," vervolgde Guillaume. „Heeren," zeide Bernard, „reizigers rusten eens goed uit, wanneer zij op hun gemak aan een tafel zitten." „Neen, neen," antwoordde Guillaume, terwijl hij Bernard een knipoogje gaf, hetwelk deze in het eerst niet begreep, „niets gaat boven een rustbed van mos en een grasveld tot tafellaken 1" „Een woordje, als het u blieft, mijn heer," zeide Bernard opstaande. „U neemt het iramers niet kwalijk, heer burggraaf?" „Ik vi sd alles goed, wat gij maar wilt," antwoordde deze. „Slechts wil ik het u gemakkelijk maken en de zaak vereen voudigen." „Spreek, mijnheer," verzocht Guil laume. „Bernard," hernam de burggraaf, zich tot zijn mede-reiziger wendende, „is de braafste man, dien ik ken. Gewoonlijk heeft men slechts goede eigenschappen; hij bezit deugden. Weet dus, mijnheer Guillaume, en ik verzoek u tevens het den heer Falamon mede te deelen, dat Bernard op het oogenblik een nichtje bij zich aan huis heeft, op welke ik smoor lijk verliefd ben." „U, mijnheer?" vroeg Guillaume. „Ik zelf. U zult dus wel begrijpen, dat onze deugdzame pachter, in zijn hoeda nigheid van oom, er vreeselijk bang voor is, dat ik zijn nicht zal zien en spreken. Dat is zoo natuurlijk, als het maar kan doch rechtvaardig is het niet, want hij miskent mijn bedoelingen. Den dag, waarop de juffrouw zulks behaagt, zal zij burggravin de la Rocheferny zijn." „Zoo zoo een huwelijk dus 1 dat is toch zoo eerlijk en gepast mogelijk 1" zeide Gaullaume. „Wat zegt u er van, mijnheer Bernard „Ik kan daarop in twee woorden ant woorden," zeide de pachter. „Mijn nicht wil niet trouwen." „Wel, v/el 1 zelfs niet met zulk een uit stekend edelman, als de heer de* la Ro cheferny „Zij maakt geen uitzondering," ant woordde de pachter. „Dat is een hard besluitmeende Guillaume. „Het is toch zoo, mijnheer. Mijn nicht is geheel vrij in de toekomst zij heeft een klein vermogen, mijn huis is het hare en Zij heeft haar vrijheid méér lief dan iets of iemand ter wereld." „Welnu, het zij zoo," zeide de burg graaf, bleek van spijt. „Uw nicht weigert mijn hand en mijn naam te aanvaarden; dat is haar recht; doch dat zij niet geloo- ven wil, dat ik fatsoenlijk man ben en dat gij zelf, Bernard, twijfelt aan mijn ge voel van eer, dat is onbillijk en ónver- dragelijk in mijn oog 1" „Zal ik scheidsrechter in uw geschil Zijn vroeg Guillaume, terwijl hij hen met een blik van gezag aankeek. „Gaarne," zeide de pachter „U ge niet het volste vertrouwen van den heer Falamon dat is voor mij genoeg." „En voor mij eveneens," voegde de burggraaf er bij „ik neem uw voorstel aan." „Dan is mijn uitspraak deze de heer de la Rocheferny zal juffrouw Bernard Zien en spreken in mijn tegenwoordigheid." „Buiten mij om vroeg de pachter. „Ja, mijnheer Bernard. Een oom is hinderlijk, al war hij ook een Cassander en u zijt zulk een belachelijk wezen niet." „Goed dan," hernam de pachter. „En waar zal de samenkomst plaats hebben?" „In de open lucht," antwoordde Guil laume, „in de schaduw der boomen. Laat ons op het gras gaan ontbijten." Bernard, gevolgd door twee knechts, die de manden droegen, ging vooruit, ten einde de beide reizigers bij zijn nichtje aan te kondigen en over het gereed maken van het ontbijt te waken. Hij had de plaats van samenkomst nauwkeurig om- «--'M-Rven, Een kwartier na Bernard wan- HUISKAMER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1924 | | pagina 11