EUGD
'eerke en Elsje hij de mieren
Uit de Pers.
GEMENGD NIEUWS.
AMSTERDAMSCHÉ KOUT.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Derde Blad Zaterdag 3 Januari 1925
Het concept'Verkiezingsprogram
Het bij Gibraltar gestrande s.s.
„Mercurius."
De aanhouding te Temeuzen.
Een aanvaring op het IJ te
Amsterdam.
De moedermoord te Blesse.
Uit den ouden tijd.
Ingezonden mededeelingenj
a 60 cents per regel.
voor de Handen
De schat in het fornuis.
De nasleep van de R'damsche
postdemonstratie.
Het bosch bij het slot te Zeist
verloren.
Moordaanslag te Delden.
Aan het Kindje Jezus.
Hoe de Walvisch zoo'n
nauw keelgat kreeg.
UIT DE MOPPENTROMMEL,
„De Courant" vertelde ons in haar Oude-
faarsavondverslagje als een novum dat de
entrée van 't Nieuwe Jaar óók op grootsteed-
sche wijze is gevierd en vooral dat de toe
loop naar de dansgelegenheden verbazing
wekkend groot was. Ik heb dit jaar persoon
lijk den Oudejaarsavond niet in Amsterdam
doorgebracht, kan er dus feitelijk niet over
meepraten, maar waag toch lichtelijk te twij
felen en te denken aan een goed-bedoelde
aanbeveling. Want zooals ik indertijd voor
spelde is de opheffing van het dansverbod
(misschien door de wijze waarop,-doch dit
laat ik onbesproken) een groote desillusie
geworden voor de finantieel daarbij belang
hebbenden. Ik zou dit door détails nader
kunnen aantoonen, doch laat ik dit liever
niet doen. Wanneer wij echter aannemen
dat op dezen Oudejaarsavond de dansgele
genheden „uitverkocht" waren, dan bewijst
dit alleen dat een deel der zéér welgestelden
van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt
met geld te kunnen smijten. De laatste vijf
tien jaar hebben werkgevers en -nemers in
het koffiehuis-bedrijf saamgewerkt om de
café's dien avond vroeg en op Nieuwjaars
dag zooveel mogelijk te sluiten. De motie
ven zal ik maar onbesproken laten. Zooals
mij echter werd medegedeeld, waren dit jaar
verschillende tweederangs café's geopend
zij maakten beste zaken, doch de stemming
was niet wat ze wezen moest. Misschien in
teresseert het uw lezers die 't niet we
ten wel eens te hooren hoe 't hier vroeger
was. En zij die 't wel weten, vinden het mis
schien wel aardig het verleden nog eens voor
hun geest te zien herleven.
Amsterdam U weet 't misschien bij
overlevering was vroeger een heel vroo-
lijke stad en de overheid allerminst oud
burgemeester van Leeuwen ,ef. niets
om dit zooveel mogelijk te verstikken. De
menschen leefden vroolijk en ongedwongen
van dwangmaatregelen, die tegen de wen-
schen en behoeften van het groote stadsle
ven waren, wisten men nog niets af. Oude
jaarsavond was voor velen dan ook een dolle
feestavond, een avond van uitgelaten, maar
toch onschuldige pret, zooals in 't Zuiden
zoo lang het Carnaval gevierd werd. Het was
een tweede editie van Koninginu eavond (31
Aug.) doch met dit verschil, dat 't uitsluitend
binnenshuis, in de particuliere woningen en
in de café's gevierd werd en de straten be
trekkelijk stil waren. Over de bals en sou
pers, dje door den rijkdom gegeven werden,
wil ik zwijgen, op dit gebied zal er wel met
veel veranderd zijn. Maar in de burgerge-
zinnen in de milieux, waartoe de behoorlijk
zijn brood hebbende werkman, de kleinere
en middelsoort „patroon" kantoorpersoneel
onderwijzers, kleinere en middensoort amb
tenaars en soortgelijken behoorden, dus in
de echt Amsterdamsche kringen, werd „Ou
de- en Nieuwe gehouden" (die speciale
uitdrukking teekent al op een wijze, die
sterk afwijkt van het heden, waarin men
niets meer te houden heeft als het verleden,
dat men ons niet af kan nemen en ais ze
optimistisch willen zijn de toekomst.)
Ovêr het typisch-Amsterdamsche leven
heeft altijd een tikje melancholie gelegen.
Maar 't vliesje was dun, de lach en de traan
maar dan weer de lach. En daarom was de
inzet van Oudejaarsavond in de hierboven
geschetste kringen dan ook altijd met een
ietwat sentimenteel, maar toch zeer gemoe
delijk, „Rust-een-weinig" (Laurillard) saus
je overgoten. Het begon in den regel in den
huiselijken kring. Maar toch niet heelemaal
onder ons, want och, dan was je zoo gauw
uitgesproken. Daarom werden in de groo-
tere gezinnen ter verhooging van de feest
vreugde familie-leden, vrienden en ken
nissen gevraagd. Soms werden er oliebollen
gebakken, maar dit was toen al een uitster
vend gebruik, men had ze meestal bij de
bakkerij gehaald. Toch waren er nog wel
kringen, waar men tegen den vetten boel
niet opzag. Zoo'n echte „oliekoek" met
snippers, sucade, krenten en rozijnen
gloeiend heet uit den ijzeren pot met ko
kende olie en met fijne suiker overgoten, de
meeste jongelui van thans weten niet meer
hoe of die smaakt. Dan werden er op de
kachel kastanjes gepiept (ook zeer oud-Kel
tisch spijkerschrift voor onze huidige voet-
balspelende spes patria) en werd na de koffie
warme „pons" geschonken. Onder vroolij-
ken kout en 't oprakelen van oude herinne-
ïand (*t Is of ik een sprookje uit de Grieksche
mythologie vertel 1) In enkele drukke zaken
wist men met een zoet lijntje zoo na drieën
het publiek weg te krijgen, omdat weer
een reuzen drukke dag wachtte. Maar dat
was weer voordeel voorfandere'gelegenheden,
waar mééstal niet zoo veel te doen was, bijv.
bij „Lohengrin" ook op 't Rembrandtplein,
waar nu 't deftige „La Réserve' is. Als dus
de pret eindigde, was 't nieuwe jaar al
verscheidene uren oud.
H. HENNING Jr.
wacht. Tegen half twaalf begonnen de jon
gens het oude jaar uit te „schieten". Dit
maakte nerveus. Klokken en horloges wer
den vergeleken of ze een paar minuten vóór-
of na liepen. Om vijf minuten vóór twaalf»
werd de inwendige storm van het plechtig
oogenblik een orkaan, de pistoolschoten, die
je eerst bij tusschenpoozen deden opschrik
ken, klonken nu als een roffelvuur, de pen
dule werd niet uit 't oog verloren en als er
een torenklok in de nabijheid was, werd het
raam even open gezet. Het gesprek verflauwde
en als de eerste slag door 't luchtruim galm
de, stond het geheele gezelschap recht op
en wenschte men elkander met handdruk
en kussen een „Gezegend Nieuw Jaar.
Dan was ,,'t gebeurd", dit deel van 't
pogramma ten minste. Er werd nog wat
nagepraat, een stukje gegeten, de kinderen
en oude menschen gingen naar bed, de
visite ging weg en de jongeren of zij, die
nog jong van hart waren, (dat waren er
velen in dit heerlijk Amsterdam van weleer)
gingen nog „even" op stap om het oude en
nieuwe in de stad voort te zetten.
In .den vooravond was 't in de meeste
café's heel stil, net als in de schouwburgen,
waar de artiesten hun rollen afroffelden en
heele brokstukken oversloegen om tegen
tienen klaar te zijn. Maar enkele café's
waren er blijkbaar speciaal op aangewezen
om 't bezoek te trekken van hen, die door
kleinen familiekring of' welke oorzaken
dan ook er de voorkeur aan gaven buitens
huis Oude- en Nieuwe te houden. Dit was
o.a. de kuil van 'Schiller op het Damrak.
Tegen negen a tien uur was het daar al
vol. Op het biljart werden planken ge
plaatst, waarop zich het „ist denn kein
Stuhl da für mein,e Hulda publiek kon
neerzetten. Er heerschte een echte feest
stemming. De liedjes van den dag, die de
pianist ten gehoore bracht, werden con
amore meegezongen. Menigeen achtte zich
ook geroepen een solo te geven. En als
een der bezoekers, békend als Kees (die
later in Eei. Haag als Slabberdew; sky
vermaardheid kreeg) „Les Rameaux" of
„Vergeet dan riet, dat we eenmaal broeders
waren," „BijjJWaterloo ons bloed ook heeft
gevloeid 1" ten gehoore bracht, kende het
enthousiasme geen grenzen. Schiller de
jongere (zijn broer George, de dikke, zat
toen al op 't Rembrandtplein) zorgde tegen
verflauwing (niet der grenzen, maar der
vroclijkheid) door met guitaarbegeleiding
„gemütliche" Duitsche liedjes ten beste
te geven. „In diesen Heiligen Hallen kennt
man die Rache nicht," of „Nur am Rhei
da will ich leben, Nur am Rhein begra,ben
sein."
Ja, dat sloeg in, al geloolden de menschen,
omdat Schiller van geboorte een Beier was
en 't hier veel te goed had, er ook niets van.
Het was in den kuil een feestz onderjcere-
moniemeesters en toch mét ceremonie,
waa:toe ieder meewérkte. Even vóór twaalf
ging 't licht uit. Wagnermuziek „Lohen
grin" - of „Tannhauser" Kamervuur
werk, dan de overgang „Ein prosit, ein
prosit, Gemütlichkeit" lichten op. over
stelpend enthousiasme. Handen gedrukt,
kussen gewisseld, hier en daar een traan,
van te voren gevulde glazen ad fundum
gedronken. En door de uitbarsting van
feestvreugde, door het liedje met toepasse
lijke cadans En 't is vandaag de eerste dag,
kom laten we vroolijk wezen. Schiller kreeg
't druk met handjes geven en gelukwenschen,
sloeg geen tafeltje over. Met de cassa hoefde
hij zich niet druk meer te maken, want er
werd nu verder ad libitum voor zijn reke
ning gedronken.
Telkens stroomden er nieuwe gasten naar
binnen, de menschen, die van de partijtjes
kwamen, maar er gingen ook weg, menschen
die elders een kijkje gingen nemen.
Vooral in het oude Café Schiller op het
Rembrandtplein was het lang na één uur
een stroom van passeerende bezoekers en
bezoeksters, die geen plaats konden vinden.
De dikke Schiller was ook de hartelijkheid
Zelf, aan zijn nagedachtenis breng ik nog
een eeresaluut.
Maar zoo waren er misschien honderd
café's, waar het druk en gezellig was, waar
muziek gemaakt, voorgedragen en gezongen,
gegeten en gedronken werl, zooveel en zoo
Op het concept-verkiezingsprogram der
Katholieke Staatspartij, waarmede zij zich
overigens geheel vereenigen kan, heeft „De
Tijd" een paar bemerkingen.
Behalve dat de financieel» paragraa!
„niet gelukkig geformuleerd" is, omdat niet
wordt gerept van verlaging van het tegen
woordig peil van ons Staatsbudget, ontmoet
ook punt 2 (handhaving van de gelijkstel
ling van openbaar en bijzonder onderwijs)
bezwaar.
De strekking van dit program-punt werd
door Mgr. Nolens als volgt toegelicht: „Het
Nederlandsche volk heeft, ook wanneer het
de voorkeur geeft aan het bijzonder onder
wijs, er het grootste belang bij, dat ook het
openbaar onderwijs zoo goed mogelijk zij.
Daarom zou ik aan iedere poging, om het
openbaar onderwijs in het gedrang te bren
gen, niet kunnen meewerken.
Voor iemand, die de geschiedenis der pa
cificatie kent, laat deze verklaring aan dui-
tigd; immers in alinea 4 van art. 192 (thans
art. 195) der Grondwet behoudt de open
bare school den voorrang. De eisch der
rechtsche partijen: „de bijzondere school
regel, de openbare uitzondering", de voor
rang dus aan de bijzondere school, werd
hiermede opgegeven
Het bovenstaande programpunt betee
kent nu, volgens de toelichting van Mgr.
Nolens, dat de R.K. Staatspartij ook ver
der loyaal aan de uitvoering van dat com
promis zal medewerken. Ook het openbaar
onderwijs moet zoo goed mogelijk zijn en
blijven. Aan pogingen om het openbaar on
derwijs in het gedrang te brengen zal de
R.K. Tweede Kamerfractie niet medewer
ken.
Dat standpunt heeft onze volle instem
ming.
Maar.... men kan niet „handhaven"
wat niet bestaat. De bovenstaande formu
leering wekt den indruk, dat de financieele
gelijkstelling reeds ten volle is bereikt. En
dat is volstrekt onjuist. Mr. Romme heeft
f Lui'''*" Men man onlangs nog in den Amsterdamschen Raad
dehjkheid niets te wens aangetoond, hoever wii van de deliikstellinrf
niet vergeten, dat de Grondwettelijke rege
ling de vrucht was van een compromis,
waarbij langs beide zijden toegevingen
moesten worden gedaan. De eisch der recht
sche partijen luidde; „de bijzondere school
regel, de openbare uitzondering de voor
rang dus voor de bijzondere school. De
linksche partijen daarentegen vreesden,
dat hun geliefd openbaar onderwijs het
onderspit zou moeten delven, als het bij
zonder onderwijs met gelijke middelen kon
concurreeren. Daarom hebben zij met zoo
veel taaiheid voor den voorrang van de
openbare school gestreden. Het slot was
een compromis: de Grondwet geeft eerlijk
en loyaal de financieele gelijkstelling aan
rechts; maar de linksche partijen zien haar
voorliefde voor de openbare school beves-
aangetoond, hoever wij van de gelijkstelling
verwijderd zijn. En ook Minister De Visser
erkende, dat voor een zuivere doorwerking
der pacificatie-gedachte nog een en ander
noodig is, bijvoorbeeld een wettelijke rege
ling van het bewaarschoolonderwijs. Wij
zijn er dus nog lang niet.
Op ons verkiezingsprogram voor 1925
dient derhalve de eisch gesteld: „Doorvoe
ring van de financieele gelijkstelling." Dat
daarnaast iets gezegd wordt over de zorg
voor het openbaar onderwijs, om elke ge
dachte, als zouden de Katholieken méér
eischen dan de pacificatie hun gaf, bij voor
baat den kop in te drukken, is toe te jui
chen. Doch spreken van „handhaving van
de gelijkstelling", die er nog altijd niet is,
werkt misleidend.
ri ngen werd 't middernachtelijk uur afge-laat men wilde. We leefden toen in een vrij
Vrees voor algeheele vernieling.
Het ges'r nde s.s. „Mercurius" van den
Kon. Ned. Stoomboot-Mij. te Amsterdam,
stoot naar uit Gibraltar gemeld wordt,
zwaar op de rotsen. Men vreest dat het
geheel stuk zal slaan.
De ontvanger weer vrij.
De ontvanger van de Ned., Herv. Kerk
te Temeuzen, de heer v. d. O., die in ver
band met een justieel onderzoek naar zijn
beheer was aangehouden, is thans weer in
vrijheid gesteld. De officier van Justitie
heeft geen aanleiding gevonden tot verder
ingrijpen van zijn kant.
Het sleepschip „Cornelia" beloopt ern"
stige averij. Een zoon van den schip
per verdronken.
Vrijdagmorgen om tien minuten voor half
zeven kwam ter hoogte van de terreinen van
de HollandAmerika-lijn te Amsterdam,
het binnenkomende stoomschip „Gaaster-
land" van den Kon. Holl. Lloyd in aanvaring
met het sleepschip „Cornelia", kapt. W. G.
de Krijger, dat werd gesleept door de „Alba
tros" (kapt. de Jong).
De „Cornelia" werd midscheeps geraakt en
maakte zooveel water, dat, om zinken te
voorkomen, het schip onmiddellijk om
hoog moest worden gezet. Er staat thans
iy2 M. water in het ruim.
Toen het ongeluk gebeurde stond de twin
tigjarige zoon van den schipper op de voor
plecht. Vermoedelijk is hij door den schok
overboord geslagen. Andere kinderen riepen,
dadelijk na het gebeurde, hun vader toe, naar
Jan te kijken, doch er was van den jongen
geen spoor meer te ontdekken. Hij wordt ver
mist. Dreggen leverde tot nu toe geen resul
taat.
Naar de ooraak van de aanvaring wordt
een onderzoek ingesteld. Niét onmogelijk is,
dat een verkeerd uitgevoerde manoeuvre dit
ernstig ongeluk heeft veroorzaakt.
Naar de „Leeuw. Crt." verneemt, is tegen
den 38-jarigen Jan Capelle, timmerknecht
en landbouwer, die verdacht wordt zijn 74-
jarige moeder, Aaltje Capelle-ten Berge, te
hebben vermoord, rechtsingang verleend.
Al de getuigen volhardden, ook bij con
frontatie met den verdachte, bij hun verkla
ringen, die, kort samengevat, hierop neer
komen
23 September 1923 werd het jubileumfeest
te Blesse gevierd. Capelle en Griet Steen-
huisen, die beiden bij de oude vrouw in
woonden, zouden 's middags naar het feest
gaan. Capelle had geen geld en wilde dit nu
van zijn moeder hebben, doch zij weigerde,
hetgeen zij, die veel leed van haar zoon on
dervond, meermalen heeft moeten doen.
Toen heeft hij de afschuwelijke moord
plannen beraamd om zich toch van haar geld
meester te maken.
Griet Steenhuisen, wie hij zijn plannen
mededeelde, heeft getracht hem daar aanvan
kelijk van af te brengen. Toen de oude moe
der in den stal een geit melkte, gebeurde dit
ontzettend misdrijf. Met een houten hamer
bracht hij zijn moeder een slag tegen het
hoofd toe, waardoor een wonde ontstond,
welke vermoedelijk doodelijk zal zijn ge
weest. In ieder geval was de vrouw bewuste
loos geslagen. Kalmweg heeft Capelle toen,
in tegenwoordigheid van Griet Steenhuisen,
de sleutels uit den zak van de vrouw geno
men en het lichaam van de moeder, nadat
hij eerst nog een plank had weggebroken,
omdat de opening tot" den put te klein was,
met het hoofd naar beneden in een 24 voet
diepen put geworpen, waarin nog gen me
ter water stond. Met overleg zette hij het
emmertje, waarmee het water wordt opge
haald, naast den put, om den indruk te ge
ven, dat er een ongeluk was gebeurd.
Daarna heeft hij een kast opengemaakt en
daaruit uit een bankbiljet vail f 10 en eenig
klein geld gestolen. De sleutels heeft hij daar
na ook in den put geworpen.
Vervolgens zijn beiden naar het feest ver
trokken, dat hoofdzakelijk bestond in het be
zoeken van café's!
In het middernachtelijk uur keerden bei
den weer huiswaarts. Thuis gekomen maak
te hij luid misbaar, omdat hij zijn moeder
miste. Veldwachter^ Koopmans werd er bij
gehaald en toen heeft deze het lijk opgehaald.
Den volgenden ochtend vischte hij de sleu
tels op.
Uitvoerig hebben we destijds medege
deeld, hoe deze zaak aan 't rollen kwam.
Eenigen tijd na den moord kocht Capelle een
woonwagen, waarin hij met Griet Steenhui
sen rondtrok. Later trokken nog een man
en een vrouw bij hen in. Toati werd de vrede
niet lang bewaard. Op een goeden dag werd
deze man, een sigarenmaker, uit den wagen
geranseld en toen kwamen de tongen los,
verhalen, welke thans, zooals boven blijkt,
in verklaringen, afgelegd aan de justitie, zijn
omgezet.
Hieraan kan nog worden toegevoegd, dat
de sectie op het lijk, door dr. Mieremet uit
Groningen verricht, zeer bezwarend voor
Capelle zijn.
Capelle blijft hardnekkig ontkennen.
Een vroegere Oldenzaalsche rector, F. A
van Achter, hield kostleerlingen. Wij laten
hier de voorwaarden volgen, waarop hij deze
leerlingen in huis nam
„Wij verpligten ons aan de Jeugd een def
tige en christelijke educatie te geven, dezelve
in de Latijnsche, Grieksche en Fransche taa
ien te onderwijzen en tot de Academie te
beschaven. Wij verbinden ons daarenboven
onze jonge Heeren-Kostdiscipelen met eene
ordentelijke Tafel te vergenoegen en te voor
zien van behoorlijk Beddegoed, wasschen,
stoppen en benaaien, zoo verre de kleede
ren in kleermakershanden niet. noodwendig
moeten komen voor welk alles wij in het
geheel, zonder afrekeninge der vacantiën,
vragen de somma van f 200 in het jaar te be
taaien van drie maanden tot drie maanden
na de aankomst, alsmede volgens gewoonte
van alle ordentelijke Schooien, een zilveren
Lepel en Vork, een tinne Waterpot, twee
dito boren, zes nieuwe servetten en zes nieu
we Handdoeken, of eens voor alles 25 gul
dens.
Voor een jaar Paruiken opmaaken f 1.
Aan den Musickmeester voor een maand
instructie f 5.05
De Welkomst, Nieuwjaar en Kerstmis
voor de dienstboden f 1.
slachtoffer snelden Deken Berendsen en
Kapelaan Wirtz toe en wisten de zwaarge
wonde vrouw te ontzetten en den man een
tijdje buiten gevecht te stellen. Inmiddels
was de politie gewaarschuwd. Tegen deze
,-erklaarde W. groote spijt te hebben, dat
hij zijn plan niet had kunnen volvoeren. Het
lag namelijk in zijn bedoeling Deken Be
rendsen en zijn zuster te vermoorden en
daarna zich zelf v>n kant te maken. W. is
gevankelijk naar Almelo overgebracht.
Het slachtoffer mej. Berendsen, dat
vreeselijke wonden aan het hoofd heeft, is
nog steed? niet buiten levensgevaar.
Arm zijn mag niet prettig wezen, een tor-
tuintje net onder je vingers zien wegslippen
is zeker niet aangenaam. Een dergelijke ge
waarwording heeft een opkooper te Parijs ge
had. Deze nijvere handelaar in tweede-
handsgoed had in z'n magazijn of wat als
zoodanig werd bestempeld een oud, sme
rig fornuis staan. Er was zelfs een klant, Da
niel --geheeten, die deze antiquiteit kon ge
bruiken, en na veel gesjacher werden zij het
eens. Voor 10 fr. zou Daniel het medenemen.
Samen zouden ze 't op 'n handkar laden,
maar toen het oude ding daar met veel moeite
op gesjord was, viel meteen de achterplaat
er uit.
Onmiddellijk kwam een stroom van roet
en ander vuil naar[buiten,'maarvermengd
met een groote hoeveelheid gouden munten.
„Da's ook een bof," zei Daniel„Ja," zei de
verkooper „voor mij." Daniel meende dit te
mogen tegenspreken. Beiden gebruikten al
gauw doorslaande, doch ongeoorloofde ar
gumenten en belandden schielijk op het
politiebureau. Daar moest de verkooper
erkennen, dat hij betaling had ontvangen
vóór dat de schat werd ontdekt. Zoodat de
commissaris besliste, dat de eigendom van 't
fornuis mitsdien reeds was overgegaan, met
inbegrip van den gulden inhoud.
Daniel behoort thans 50.000 frs. meer aan
de belastingautoriteiten op te geven.
Een vervolging tegen den Heer Van
Stapele.
De heer B. J. van Stapele, oud-lid der
Tweede( Kamer heeft j.l. Dinsdag voor den
kantonrechter te Rotterdam terechtgestaan
wegens het houden van een optocht, waar
voor hij geen vergunning van B. en W. had,
en voor het niet voldoen aan de bevelen van'
de politie 'tijdens een demonstratie van
postpersoneel op 3October van het vorig
jaar.
Naar de Tel. verneemt is er nog een tweede
strafzaak tegen den heer Van Stapele aanhan
gig gemaakt n.l. wegens opruiing, tijdens de
zelfde postdemonstratie. Deze zaak, waarvan
de instructie reeds gesloten is, zal vermoe
delijk de volgende maand voor de Rotter-
damsche rechtbank worden behandeld. De
datum is nog niet vastgesteld.
Het sloopen van het bosch achter het Slot
te Zeist heeft nu een aanvang genomen. De
pogingen van de „Vereen, voor Vreemdelin
genverkeer" om de verdwijning Vfin dit stuk
natuurschoon te voorkomen, hebben niet
mogen baten. Wanneer alle reuzen geveld
Donderdagmiddag iste Delden een moord
aanslag gepleegd op mej. Berendsen, zuste
van Deken J. A. Berendsen van Delden. D'
dader ging door de kerk en de sacristie naa
pastorie en gaf daar met een hamer mej. Be
rendsen vijf slagen op het hoofd. Op haa-
hulpgeroep kwam de Deken toeloopen. Me*
hulp van den kapelaan en de politie is toen
de man gearresteerd. Hij verklaarde den De
ken en zijn zuster te hebben willen verj
Jjocrden. Hij is naar Almelo overgebracht.
Nader wordt gemeld:
Te Delden woont de 35-jarige kleermaker
A. W„ die sinds geruimen tijd een veete
heeft tegen den Hoogeerw. heer Deken
Berendsen. Iedereen in Delden weet dat en
ook, dat hij reeds herhaalde malen bedrei
gingen had geuit tegen den Deken. W. heeft
dezen zomer voor de Almelosche rechtbank
terecht gestaan wegens mishandeling van
Deken Berendsen. Sindsdien is zijn haat te
gen de parochiale geestelijkheid sterk toe
genomen en men verwachtte dan ook wel,
dat hij zijn bedreigingen vroeg of laat ten
uitvoer zou brengen.
Dit gebeurde nu Donderdagmiddag tegen
half één. W. ging door de R.-K. kerk naar
de sacristie en vandaar sloop hij de pastorie
binnen gewapend met een zwaren ijzeren het terrein voor woningbouw" wor-
hamer. Hij trof in de pastorie mej. Berend
sen, zuster van den Hoog Eerw. Heer De
ken. Hij wierp zich op deze vrouw en met
den hamer bracht hij haar een vijftal sla
gen op het hoofd toe. Op het gillen van het
den bestemd. Hiertoe is een weg geprojec
teerd, dwars over het terrein, met een zij
weg naar de prachtige Koelaan, die weldra
slechts uitzicht zal geven op een kale vlakte.
Kindeke, dat in een kribbeke leit,
Kindeke Jezus zoet,
Ons van den Vader gezonden zijt,
Kindeke Jezus, gegroet.
Kindeke, dat Zijn belofte vervult,
Straks met uw liefdegloed.
't Hart van de wereld verwarmen zult,
Kindeke Jezus, gegroet.
Kindeke, zoete vertrooster der aard,
Dat tot verdrukten U spoedt,
't Hart van den Vader hun openbaart,
Kindeke Jezus, gegroet.
Kindeke, dat U uit liefde ons geeft,
Lijden verduren moet.
Lijden als niemand geleden heeft.
Kindeke Jezus, gegroet.
Cindeke, dat voor ons aller behoud
Offeren gaat uw bloed,
Sterven zult gaan aan het schandehout,
Kindeke Jezus, gegroet.
Kindeke, laat ons de bittere smart,
Die Gij verduren moet,
Branden van liefde tot U ons hart,
Kindeke Jezus, gegroet.
LOVENDAAL.
door JOH d. HOEK.
Peerke en Elsje waren twee dreumesen
van drie en vier jaar. Ze woonden naast el
kaar. Peerke op Beukenhof en Elsje op Lin-
denlust. Hun ouders bezaten de twee mooi
ste boerderijen van heel het dorp en den om
trek
Peerke was drie taai een onoehoipen
ventje, dik en langzaam, met gezonde kleu
ren, blond en blauwe oogen Sinds hij het
vorige jaar de rokken had verwisseld met
.een stijf manchesterbroekje dat bijna staan
kon zonder dat Peerke er inzat, wilde
hij geen Peerke meer, maar, groot nu, Peer!,
genoemd worden. Eigenlijk heette hij Pieter j
^Richters.
Elsje was al vier jaar en vond het dus haar
taak om als speelkameraadje, reeds moeder
tje te spelen over haar buurjongentje. Zij
was' levendig met een tikje dorpsonverschil
ligheid, donkerblond, bijna zwart, ze had
weinig kleur en groote grijze oogen. Zij
heette Elze Gevaarts.
„Het span" zooals ze op het dorp bekend
stonden, was altijd samen en als er iets was
uitgevoerd, hetzij vroolijk of stout want
ondeugend konden ze ook zijn 1 of een
goed werk, dan zeide nooit iemand „Dat
heeft Peerke of Elsje gedaan," want dat was
onmogelijk. Men sprak eenvoudig van Peerk'
en 4Sls als was het één naam en één
peisoon die het tot stand gebracht had.
Hoe dat zoo gekomen was, wist niemand.
Elsje was toch een jaar ouder, haar ouders
waren niet bepaald altijd even vriend
schappelijk met die van Peerke en zoo was
er nog veel meer op te noemen, dat hen
eigenlijk scheiden moest. Maar het geval
was er en nog spraken er de dorpelingen over
dat Peerke tranen met tuiten had gehuild
toen Elsje eenige weken geleden de mazelen
had gehad, hoe Peerke eerst verdrietig en
later woedend was geweest, dat hij ze niet
had, en hoe hij tenslotte naar den dokter
was gegaan om te vragen of die hem niet
kon helpen de helft van Elsje's mazelen over
te nemen. Toen dat niet ging, had Peerke
met zijn mollige knuistjes diep in zijn broek
zakken en zijn schoudertjes onverschillig
hoog, aan den dokter den oorlog verklaard
Van kwaadheid zou hij nooit meer ziek wor
den 1
De vriendelijke, oude dorpsgeneesheer
had Peerke met den grootsten ernst uiteen
gezet dat hij in geval van oorlog Elsje na
tuurlijk niet meer helpen kon. Waarop Peer
ke terwille van zijn speelkameraadje de vij
andelijkheden had gestaakt op voorwaarde
dat hij van 's-morgens vroeg tot 's-avonds
laat bij Elsje's bed mocht zitten. De dokter
had daarin toegestemd in de hoop een uit
vlucht te kunnen vinden. Want mazelen
zijn, besmettelijk. Onze dreumes had echter
voorzien, dat hij, ondanks alle beloften,
van het ziekbed werd geweerd en achtte
daardoor het vredesverdrag verbroken. Wan
neer hij het rijtuig van den dokter zag na
deren, verborg hij zich eenvoudig langs den
weg en onttrok zich daarmee aan een vriend-
schappelijken groet.
Toen Peerke op een frisschen zomer
morgen om nauwelijks half zes uit zijn bed
stapte en door het dakraam de zon als een
melkwitte bal in den nevel zag oplichten,
voelde hij plotseling een sterk verlangen
naar zijn buurtje en hij was er overgelukkig
mede haar weer gezond te weten. In de
groote keuken-huiskamer vond hij op de
blank geschuurde wit-houten tafel een vol
doenden voorrraad sneden boerenmik met
ham. Peerke sloeg de zoemende vliegen weg
en nam aanstonds een fermen hap met zijn
grage tanden. Vader, de knechts, de meiden,
allemaal waren ze aan het hooien. Moeder
verzorgde het pluimvee en Peerke voelde
zich als een koninkje in de kamer met de
vliegen, den spelenden zonnestraal, de tafel
met boterhammen en ham.
Zijn rijk was echter van korten duur.
Moeder kwam binnen. Toen ze Peerke daar
zoo staan zag, zijn wangen uitpuilende van
de groote hoeveelheid brood die ze om
spannen moesten, kauwende, blozende voor
zijn ongewasschen gezicht, zijn nog niet
half aan gekleede, roode lichaampje, wierp
ze hem een verwijtenden blik toe en voor ze
nog een woord kon-zeggen, stak Peerke zijn
hoofd al onder den dikken waterstraal van
de pomp.
Als hij weer aan tatel ging, naar de boter
hammen, was hij netjes gekleed, had zich
gewasschen en zijn morgengebed eerbiedig
gebeden. Hij at brood met ham en dronk
melk. Koffie was niet goed voor kleine kin
deren. Of hij een klein kind was, liet hij in
moeder's tegenwoordigheid wijselijk bui
ten beschouwing.
Na het ontbijt nam moeder haar ondank
baarste dagtaak weer op. Met een kam
trachtte ze eenige lijnen te brengen in het
borstelige haar van haar jongen. Dat ging
niet gemakkelijk. Tenslotte slaagde haar
engelen geduld er toch in een krom, gebroken
lijntje van rozig vel dwars over Peerke's
hoofd te trekken en de haren aan beide zijden
glad omlaag te strijken. Nog voor ze echter
heelemaal gereed was begon het haar aan de
voorzijde alweer omhoog te komen en met
een Holly-Dolly-kuifje kon Peerke naar
buiten gaan.
Hij ging naar Elsje. Er was in de heg die
beide erven van, elkaar scheidde, een gat dat
daar speciaal door Peerk' en Els was
vervaardigd óm wederzijdsche bezoeken te
vergemakkelijken. Vóór de heg echter ston
den aalbesstruiken en Peerke, wien het af
plukken zeer streng verboden was, ging eens
zien of er geen trosjes van kleine, helroode
vruchtjes onder de struiken op den zwarten
aardgrond lagen. Er lagen er Oni ze echter
te bereiken moest hij onder de struiken
doorkruipen met als gevolg een totale ruïne
van zijn trotsche kuifje.
Daarna ging hij verder. Elsje stond al voor
de deur. Als een heusche dam^ ging ze hem
nooit tegemoet maar wachtte tot hij haar
halen kwam.
„Dag Els."
„Dag Peer 1"
„Fijn weer, hé
„Ja, fijn weer
Toen was het even stil en beiden keken
naar „het weer." Dan vroeg Peerke
„Wat ga jij doen, vandaag
Een onzinnige vraag was het. Ze deden
altijd hetzelfde. Maar Peerke vergat zijn
vraag nooit.
Onveranderlijk vroeg Elsje terug
„Wat jij
Peerke schokschouderde. Zeide dan
„Ik weet niets. Ik ga naar het hooien kij
ken."
„Dat is goed meende Elsje.
Samen gingen ze, hand in hand, op weg
zonder een woord te spreken naar het hooien
van Richters. Het was er een groote bedrij
vigheid. Richters was met al zijn knechts
aan het maaien en de meiden harkten de
hoopen samen.
Peerke en Elsje kwamen uit de plooi:
Ze schreeuwden, speelden, plaagden, stoei
den in het hooi tot dat ze te vermoeid waren
om zich op te richten. Ze bleven dan uit
rusten tot aan den middag. Dan gingen ze
eten.
De zon was 's morgens stralend opgegaan
en stond nu hoog aan den hemel, roosterde
de aarde, toen Peerke en Elsje elkaar weer
ontmoetten. Ze waren het er aanstonds
over eens dat het geen weer was om aan
spelen te denken. Peerke m jen de
„Wij moeten naar de bosschen gaan. Daar
is het lekker koel.
„Ja 1" antwoordde Elsje. „Dat doen we."
Ze deden het. De omgeving was zeer
boschrijk en aan den oostkant van het dorp
verhief zich een dennebosch dat zich, door
eenige vierkanten van eikengroen onder
broken, urenver in de omtrek uitstrekte.
(Wordt vervolgd.)
M'n kleine kleuter, er leefde eens in de
zee, heel lang geleden 'n walvisch en die
at visschen. Hij at de krab en de kreeft, de
bot en de baars, de haai en de haring, de
Zalm en de zeelt, het scharretje en het scholle
tje en den kaaiman en de kaaivrouw. En él
de visschen, die hij kon vinden in héél de
zee, die at hij op met z'n bek zóó Tot
er eindelijk maar één enkel vischje in héél
de zee over was, en dat was een klein slim
vischje, dat zwom eventjes achter het rechter
oor van de Walvisch, dan kon hem geen
kwaad overkomen, weet je 1 Toen ging de.
Walvisch op zijn staart staan en zei „Ik
heb honger,"
En het kleine slimme vischje zei met een
klein, slim stemmetje Nobele en groot
moedige Cetaceaan, heeft u ooit èen Mensch
geproefd
„Neen." zei de Walvisch, „hoe smaakt
dat?"
„Best," zei het kleine slimme vischje,
„best, maar beenig."
„Haal mij dan eenigen," zei de Walvisch
en hij sloeg zóó met zijn staart, dat de zee
schuimde.
„Een tegelijk is genoeg," zei 't slimme
vischje, „alsu zwemt 50 gr. Noorderbreedte,
40 gr. Westerlengte (dat is een tooveroord),
dan zult u daar vinden, zittende óp een vlot,
in 't midden van de zee, mèt niets aan als
een blauw linnen broek, 'n paar bretels,
(kleuter, vergeet vooral niet de bretels)
en 'n knipmes, 'n eenzame zeeman, schip
breukeling, die, dat wil ik u ronduit zeggen,
'n man is van groot inzicht en scherpzinnig
heid."
En zoo zwom de Walvisch naar 50 gr.
Noorderbreedte en 40 gr. Westerlengte zoo
gauw als hij maar eenigszins kon zwemmen
en werkelijk öp 'n vlot in 't midden van de
zee, mét niets aan als 'n linnen broek, 'n
paar bretels, (kleine kleuter, vergeet vooral
niet de bretels) èn 'n knipmes, vond hij één
enkel eenzame ze&manschipbreukeling met
Z'n voeten hangende in 't water (z'n moesje
had hem verlof gegeven om pootje te baden,
anders zou hij dat nooit gedaan hebben,
want hij was een man van groot inzicht en
scherpzinnigheid).
Toen sperde de Walvisch zijn bek opan,
wijd en wijd en wijd, totdat die bijna z'n
staart raakte en hij slokte op de zeeman
schipbreukeling èn het vlot, waarop hij zat
èn de blauw linnen broek, hij slokte dat
alles op en kwam in z'n warme, donkere
inwendige huishoudkast en toen smakte .hij
met z'n lippen zóó en hij draaide zich
driemaal om op z'n staart.
Maar zoodra de zeeman, die 'n man ws
van groot inzicht en scherpzinnigheid mei k-
te, dat hij werkelijk in een warme, donkere,,
inwendige huishoudkast van den W. lvisch
zat, werd hij boos, en hij zuchtte en kuchte
en hij hoestte en hij proestte en hij huilde
en meesmuilde en hij beet en hij sneed en
hij zong en hij sprong en hij trapte en hij
klapte en hij tikte en hij hikte en hij schopte
en hij klopte en hij kroop en hij sloop en hij
beukte en hij deukte en hij danste de horle
piep, waar hij dat piet doen moest en de
Walvisch voelde zich doodongelukkig (heb
je de bretels vergeten
En toen zei de Walvisch tot het kleine,
slimme vischje „Deze man is erg beenig
en bovendien geteft hij mij de hik. Wat zal
ik doen
„Zeg hem, dat hij er uit moet komen,"
zei het kleine, slimme vischje.
En de Walvisch riep door zijn keelgat
„Kom er uit en gedraag je zooals het be
hoort. Ik krijg de hik van jou."
„Nee, nee," zei de zeeman, „dat doe ik
zóó maar niet. Breng me naar m'n geboorte-
kust, de blanke duinen van het lage land aan
de zee en dan zal ik er nog eens over denken."
En hij begon nog harder te dansen.
„U deed verstandig om hem naar hit's te
brengen, zei het kleine, slimme visohje, ik
had u moeten waarschuwen, dat hij een
man was van groot inzicht en scherpz mig
heid."
En toen zwom en zwom en zwom de wal
visch met z'n beide vinnen en z'n staart zoo
hard als hij maar kon, want de hik hinderde
hem erg, en eindelijk zag hij de gebooitekust
van den Zeeman, de blanke duinen en het
lage land aan de zee en hij schuurde half
tegen het strand op en deed z'n bek wijdj
open en zei „Hier overstappen voor den:
Helder, Amsterdam, Den Haag, Middelburg:
en omstreken en juist toen hij zei Middel,,
stapte de zeeman zijn bek uit.
Maar terwijl de walvisch zwom, had de
zeeman, die inderdaad een man was van
groot inzicht en scherpzinnigheid, z'n mes
genomen en het vlot gesneden tot een vier
kant traliewerk, waarvan de tralies kris
kras door elkaar liepen en hij bond dat
stevig vast met de bretels (nu weet je, waar
om je de bretels niet mocht vergeten) en
maakte dit vast in de keel van den walvisch
en daar bleef het. Daarop reciteerde hij het
volgende gedicht, hetwelk ik hier Iaat volgen
omdat het u niet bekend is
Door dit in je keel
Eet je nu met meer veel.
En hij stapte op het perron en ging naai
huis naar z'n moeder, die hem toestemming
had gegeven om pootje te baden.
En hij trouwde en leefde lang en gelukkig.
En zoo deed de walvisch ook.
Maar van dien dag belette hem het tralie
werk in z'n keel, dat stokstijf bleef zitten,
om iets anders te eten, dan heele kleine
vischjes. En zoo komt het, dat tegenwoordig
walvisschen nooit menschen of jongens of
kleine meisjes opeten.
Het kleine, slimme vischje ging zich ver
stoppen onder den drempel van de deuren
van den equator, hij was bang, dat de wal
visch boos op hem zou zijn.
De zeeman nam zijn knipmes mee naar
huis. Hij droeg de blauw linnen broek toet.
hij op het perron stapte. De bretels bleven
achter, weet je, om het traliewerk vast en
maken, en zoo is het einde van het verhaal
(Naar het Engelse h
van Rudyard Kipling.)
HARTELIJK.
Vriendelijke oude heer: Waarom huilt je
broertje zoo?
Jongen: Omdat ik hem geen stuk van
mijn appel wilde geven!
Oude heer: Had hij dan zelf geen appel?
Jongen: Jawel, maar toen ik dien appel
opat, huilde hij ook al!
DAT BEGREEP ZE NIET.
Jetje kwam op school en vertelde aan d«
juffrouw, dat ze dien dag jarig was.
„Hè wat toevallig", zeide de juffrouw,
„ik ben óók vandaag jarig!"
Jetje keek hoogstverwonderd en eindelijk
zei ze:
„Maar.... maar.... waarom bent u da»
zooveel grooter dan ik!"
DE UITLEGKUNDE VAN DEN GIDa
Gids: Dit half verwoeste kasteel is min
stens 800 jaar oud. Geloof me, dames,, te-
genwoordig worden zulke oude kasieelen.
niet meer gebouwd)