EUGD 'eerke en Elsje hij de mieren Uit de Pers. GEMENGD NIEUWS. AMSTERDAMSCHÉ KOUT. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Derde Blad Zaterdag 3 Januari 1925 Het concept'Verkiezingsprogram Het bij Gibraltar gestrande s.s. „Mercurius." De aanhouding te Temeuzen. Een aanvaring op het IJ te Amsterdam. De moedermoord te Blesse. Uit den ouden tijd. Ingezonden mededeelingenj a 60 cents per regel. voor de Handen De schat in het fornuis. De nasleep van de R'damsche postdemonstratie. Het bosch bij het slot te Zeist verloren. Moordaanslag te Delden. Aan het Kindje Jezus. Hoe de Walvisch zoo'n nauw keelgat kreeg. UIT DE MOPPENTROMMEL, „De Courant" vertelde ons in haar Oude- faarsavondverslagje als een novum dat de entrée van 't Nieuwe Jaar óók op grootsteed- sche wijze is gevierd en vooral dat de toe loop naar de dansgelegenheden verbazing wekkend groot was. Ik heb dit jaar persoon lijk den Oudejaarsavond niet in Amsterdam doorgebracht, kan er dus feitelijk niet over meepraten, maar waag toch lichtelijk te twij felen en te denken aan een goed-bedoelde aanbeveling. Want zooals ik indertijd voor spelde is de opheffing van het dansverbod (misschien door de wijze waarop,-doch dit laat ik onbesproken) een groote desillusie geworden voor de finantieel daarbij belang hebbenden. Ik zou dit door détails nader kunnen aantoonen, doch laat ik dit liever niet doen. Wanneer wij echter aannemen dat op dezen Oudejaarsavond de dansgele genheden „uitverkocht" waren, dan bewijst dit alleen dat een deel der zéér welgestelden van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt met geld te kunnen smijten. De laatste vijf tien jaar hebben werkgevers en -nemers in het koffiehuis-bedrijf saamgewerkt om de café's dien avond vroeg en op Nieuwjaars dag zooveel mogelijk te sluiten. De motie ven zal ik maar onbesproken laten. Zooals mij echter werd medegedeeld, waren dit jaar verschillende tweederangs café's geopend zij maakten beste zaken, doch de stemming was niet wat ze wezen moest. Misschien in teresseert het uw lezers die 't niet we ten wel eens te hooren hoe 't hier vroeger was. En zij die 't wel weten, vinden het mis schien wel aardig het verleden nog eens voor hun geest te zien herleven. Amsterdam U weet 't misschien bij overlevering was vroeger een heel vroo- lijke stad en de overheid allerminst oud burgemeester van Leeuwen ,ef. niets om dit zooveel mogelijk te verstikken. De menschen leefden vroolijk en ongedwongen van dwangmaatregelen, die tegen de wen- schen en behoeften van het groote stadsle ven waren, wisten men nog niets af. Oude jaarsavond was voor velen dan ook een dolle feestavond, een avond van uitgelaten, maar toch onschuldige pret, zooals in 't Zuiden zoo lang het Carnaval gevierd werd. Het was een tweede editie van Koninginu eavond (31 Aug.) doch met dit verschil, dat 't uitsluitend binnenshuis, in de particuliere woningen en in de café's gevierd werd en de straten be trekkelijk stil waren. Over de bals en sou pers, dje door den rijkdom gegeven werden, wil ik zwijgen, op dit gebied zal er wel met veel veranderd zijn. Maar in de burgerge- zinnen in de milieux, waartoe de behoorlijk zijn brood hebbende werkman, de kleinere en middelsoort „patroon" kantoorpersoneel onderwijzers, kleinere en middensoort amb tenaars en soortgelijken behoorden, dus in de echt Amsterdamsche kringen, werd „Ou de- en Nieuwe gehouden" (die speciale uitdrukking teekent al op een wijze, die sterk afwijkt van het heden, waarin men niets meer te houden heeft als het verleden, dat men ons niet af kan nemen en ais ze optimistisch willen zijn de toekomst.) Ovêr het typisch-Amsterdamsche leven heeft altijd een tikje melancholie gelegen. Maar 't vliesje was dun, de lach en de traan maar dan weer de lach. En daarom was de inzet van Oudejaarsavond in de hierboven geschetste kringen dan ook altijd met een ietwat sentimenteel, maar toch zeer gemoe delijk, „Rust-een-weinig" (Laurillard) saus je overgoten. Het begon in den regel in den huiselijken kring. Maar toch niet heelemaal onder ons, want och, dan was je zoo gauw uitgesproken. Daarom werden in de groo- tere gezinnen ter verhooging van de feest vreugde familie-leden, vrienden en ken nissen gevraagd. Soms werden er oliebollen gebakken, maar dit was toen al een uitster vend gebruik, men had ze meestal bij de bakkerij gehaald. Toch waren er nog wel kringen, waar men tegen den vetten boel niet opzag. Zoo'n echte „oliekoek" met snippers, sucade, krenten en rozijnen gloeiend heet uit den ijzeren pot met ko kende olie en met fijne suiker overgoten, de meeste jongelui van thans weten niet meer hoe of die smaakt. Dan werden er op de kachel kastanjes gepiept (ook zeer oud-Kel tisch spijkerschrift voor onze huidige voet- balspelende spes patria) en werd na de koffie warme „pons" geschonken. Onder vroolij- ken kout en 't oprakelen van oude herinne- ïand (*t Is of ik een sprookje uit de Grieksche mythologie vertel 1) In enkele drukke zaken wist men met een zoet lijntje zoo na drieën het publiek weg te krijgen, omdat weer een reuzen drukke dag wachtte. Maar dat was weer voordeel voorfandere'gelegenheden, waar mééstal niet zoo veel te doen was, bijv. bij „Lohengrin" ook op 't Rembrandtplein, waar nu 't deftige „La Réserve' is. Als dus de pret eindigde, was 't nieuwe jaar al verscheidene uren oud. H. HENNING Jr. wacht. Tegen half twaalf begonnen de jon gens het oude jaar uit te „schieten". Dit maakte nerveus. Klokken en horloges wer den vergeleken of ze een paar minuten vóór- of na liepen. Om vijf minuten vóór twaalf» werd de inwendige storm van het plechtig oogenblik een orkaan, de pistoolschoten, die je eerst bij tusschenpoozen deden opschrik ken, klonken nu als een roffelvuur, de pen dule werd niet uit 't oog verloren en als er een torenklok in de nabijheid was, werd het raam even open gezet. Het gesprek verflauwde en als de eerste slag door 't luchtruim galm de, stond het geheele gezelschap recht op en wenschte men elkander met handdruk en kussen een „Gezegend Nieuw Jaar. Dan was ,,'t gebeurd", dit deel van 't pogramma ten minste. Er werd nog wat nagepraat, een stukje gegeten, de kinderen en oude menschen gingen naar bed, de visite ging weg en de jongeren of zij, die nog jong van hart waren, (dat waren er velen in dit heerlijk Amsterdam van weleer) gingen nog „even" op stap om het oude en nieuwe in de stad voort te zetten. In .den vooravond was 't in de meeste café's heel stil, net als in de schouwburgen, waar de artiesten hun rollen afroffelden en heele brokstukken oversloegen om tegen tienen klaar te zijn. Maar enkele café's waren er blijkbaar speciaal op aangewezen om 't bezoek te trekken van hen, die door kleinen familiekring of' welke oorzaken dan ook er de voorkeur aan gaven buitens huis Oude- en Nieuwe te houden. Dit was o.a. de kuil van 'Schiller op het Damrak. Tegen negen a tien uur was het daar al vol. Op het biljart werden planken ge plaatst, waarop zich het „ist denn kein Stuhl da für mein,e Hulda publiek kon neerzetten. Er heerschte een echte feest stemming. De liedjes van den dag, die de pianist ten gehoore bracht, werden con amore meegezongen. Menigeen achtte zich ook geroepen een solo te geven. En als een der bezoekers, békend als Kees (die later in Eei. Haag als Slabberdew; sky vermaardheid kreeg) „Les Rameaux" of „Vergeet dan riet, dat we eenmaal broeders waren," „BijjJWaterloo ons bloed ook heeft gevloeid 1" ten gehoore bracht, kende het enthousiasme geen grenzen. Schiller de jongere (zijn broer George, de dikke, zat toen al op 't Rembrandtplein) zorgde tegen verflauwing (niet der grenzen, maar der vroclijkheid) door met guitaarbegeleiding „gemütliche" Duitsche liedjes ten beste te geven. „In diesen Heiligen Hallen kennt man die Rache nicht," of „Nur am Rhei da will ich leben, Nur am Rhein begra,ben sein." Ja, dat sloeg in, al geloolden de menschen, omdat Schiller van geboorte een Beier was en 't hier veel te goed had, er ook niets van. Het was in den kuil een feestz onderjcere- moniemeesters en toch mét ceremonie, waa:toe ieder meewérkte. Even vóór twaalf ging 't licht uit. Wagnermuziek „Lohen grin" - of „Tannhauser" Kamervuur werk, dan de overgang „Ein prosit, ein prosit, Gemütlichkeit" lichten op. over stelpend enthousiasme. Handen gedrukt, kussen gewisseld, hier en daar een traan, van te voren gevulde glazen ad fundum gedronken. En door de uitbarsting van feestvreugde, door het liedje met toepasse lijke cadans En 't is vandaag de eerste dag, kom laten we vroolijk wezen. Schiller kreeg 't druk met handjes geven en gelukwenschen, sloeg geen tafeltje over. Met de cassa hoefde hij zich niet druk meer te maken, want er werd nu verder ad libitum voor zijn reke ning gedronken. Telkens stroomden er nieuwe gasten naar binnen, de menschen, die van de partijtjes kwamen, maar er gingen ook weg, menschen die elders een kijkje gingen nemen. Vooral in het oude Café Schiller op het Rembrandtplein was het lang na één uur een stroom van passeerende bezoekers en bezoeksters, die geen plaats konden vinden. De dikke Schiller was ook de hartelijkheid Zelf, aan zijn nagedachtenis breng ik nog een eeresaluut. Maar zoo waren er misschien honderd café's, waar het druk en gezellig was, waar muziek gemaakt, voorgedragen en gezongen, gegeten en gedronken werl, zooveel en zoo Op het concept-verkiezingsprogram der Katholieke Staatspartij, waarmede zij zich overigens geheel vereenigen kan, heeft „De Tijd" een paar bemerkingen. Behalve dat de financieel» paragraa! „niet gelukkig geformuleerd" is, omdat niet wordt gerept van verlaging van het tegen woordig peil van ons Staatsbudget, ontmoet ook punt 2 (handhaving van de gelijkstel ling van openbaar en bijzonder onderwijs) bezwaar. De strekking van dit program-punt werd door Mgr. Nolens als volgt toegelicht: „Het Nederlandsche volk heeft, ook wanneer het de voorkeur geeft aan het bijzonder onder wijs, er het grootste belang bij, dat ook het openbaar onderwijs zoo goed mogelijk zij. Daarom zou ik aan iedere poging, om het openbaar onderwijs in het gedrang te bren gen, niet kunnen meewerken. Voor iemand, die de geschiedenis der pa cificatie kent, laat deze verklaring aan dui- tigd; immers in alinea 4 van art. 192 (thans art. 195) der Grondwet behoudt de open bare school den voorrang. De eisch der rechtsche partijen: „de bijzondere school regel, de openbare uitzondering", de voor rang dus aan de bijzondere school, werd hiermede opgegeven Het bovenstaande programpunt betee kent nu, volgens de toelichting van Mgr. Nolens, dat de R.K. Staatspartij ook ver der loyaal aan de uitvoering van dat com promis zal medewerken. Ook het openbaar onderwijs moet zoo goed mogelijk zijn en blijven. Aan pogingen om het openbaar on derwijs in het gedrang te brengen zal de R.K. Tweede Kamerfractie niet medewer ken. Dat standpunt heeft onze volle instem ming. Maar.... men kan niet „handhaven" wat niet bestaat. De bovenstaande formu leering wekt den indruk, dat de financieele gelijkstelling reeds ten volle is bereikt. En dat is volstrekt onjuist. Mr. Romme heeft f Lui'''*" Men man onlangs nog in den Amsterdamschen Raad dehjkheid niets te wens aangetoond, hoever wii van de deliikstellinrf niet vergeten, dat de Grondwettelijke rege ling de vrucht was van een compromis, waarbij langs beide zijden toegevingen moesten worden gedaan. De eisch der recht sche partijen luidde; „de bijzondere school regel, de openbare uitzondering de voor rang dus voor de bijzondere school. De linksche partijen daarentegen vreesden, dat hun geliefd openbaar onderwijs het onderspit zou moeten delven, als het bij zonder onderwijs met gelijke middelen kon concurreeren. Daarom hebben zij met zoo veel taaiheid voor den voorrang van de openbare school gestreden. Het slot was een compromis: de Grondwet geeft eerlijk en loyaal de financieele gelijkstelling aan rechts; maar de linksche partijen zien haar voorliefde voor de openbare school beves- aangetoond, hoever wij van de gelijkstelling verwijderd zijn. En ook Minister De Visser erkende, dat voor een zuivere doorwerking der pacificatie-gedachte nog een en ander noodig is, bijvoorbeeld een wettelijke rege ling van het bewaarschoolonderwijs. Wij zijn er dus nog lang niet. Op ons verkiezingsprogram voor 1925 dient derhalve de eisch gesteld: „Doorvoe ring van de financieele gelijkstelling." Dat daarnaast iets gezegd wordt over de zorg voor het openbaar onderwijs, om elke ge dachte, als zouden de Katholieken méér eischen dan de pacificatie hun gaf, bij voor baat den kop in te drukken, is toe te jui chen. Doch spreken van „handhaving van de gelijkstelling", die er nog altijd niet is, werkt misleidend. ri ngen werd 't middernachtelijk uur afge-laat men wilde. We leefden toen in een vrij Vrees voor algeheele vernieling. Het ges'r nde s.s. „Mercurius" van den Kon. Ned. Stoomboot-Mij. te Amsterdam, stoot naar uit Gibraltar gemeld wordt, zwaar op de rotsen. Men vreest dat het geheel stuk zal slaan. De ontvanger weer vrij. De ontvanger van de Ned., Herv. Kerk te Temeuzen, de heer v. d. O., die in ver band met een justieel onderzoek naar zijn beheer was aangehouden, is thans weer in vrijheid gesteld. De officier van Justitie heeft geen aanleiding gevonden tot verder ingrijpen van zijn kant. Het sleepschip „Cornelia" beloopt ern" stige averij. Een zoon van den schip per verdronken. Vrijdagmorgen om tien minuten voor half zeven kwam ter hoogte van de terreinen van de HollandAmerika-lijn te Amsterdam, het binnenkomende stoomschip „Gaaster- land" van den Kon. Holl. Lloyd in aanvaring met het sleepschip „Cornelia", kapt. W. G. de Krijger, dat werd gesleept door de „Alba tros" (kapt. de Jong). De „Cornelia" werd midscheeps geraakt en maakte zooveel water, dat, om zinken te voorkomen, het schip onmiddellijk om hoog moest worden gezet. Er staat thans iy2 M. water in het ruim. Toen het ongeluk gebeurde stond de twin tigjarige zoon van den schipper op de voor plecht. Vermoedelijk is hij door den schok overboord geslagen. Andere kinderen riepen, dadelijk na het gebeurde, hun vader toe, naar Jan te kijken, doch er was van den jongen geen spoor meer te ontdekken. Hij wordt ver mist. Dreggen leverde tot nu toe geen resul taat. Naar de ooraak van de aanvaring wordt een onderzoek ingesteld. Niét onmogelijk is, dat een verkeerd uitgevoerde manoeuvre dit ernstig ongeluk heeft veroorzaakt. Naar de „Leeuw. Crt." verneemt, is tegen den 38-jarigen Jan Capelle, timmerknecht en landbouwer, die verdacht wordt zijn 74- jarige moeder, Aaltje Capelle-ten Berge, te hebben vermoord, rechtsingang verleend. Al de getuigen volhardden, ook bij con frontatie met den verdachte, bij hun verkla ringen, die, kort samengevat, hierop neer komen 23 September 1923 werd het jubileumfeest te Blesse gevierd. Capelle en Griet Steen- huisen, die beiden bij de oude vrouw in woonden, zouden 's middags naar het feest gaan. Capelle had geen geld en wilde dit nu van zijn moeder hebben, doch zij weigerde, hetgeen zij, die veel leed van haar zoon on dervond, meermalen heeft moeten doen. Toen heeft hij de afschuwelijke moord plannen beraamd om zich toch van haar geld meester te maken. Griet Steenhuisen, wie hij zijn plannen mededeelde, heeft getracht hem daar aanvan kelijk van af te brengen. Toen de oude moe der in den stal een geit melkte, gebeurde dit ontzettend misdrijf. Met een houten hamer bracht hij zijn moeder een slag tegen het hoofd toe, waardoor een wonde ontstond, welke vermoedelijk doodelijk zal zijn ge weest. In ieder geval was de vrouw bewuste loos geslagen. Kalmweg heeft Capelle toen, in tegenwoordigheid van Griet Steenhuisen, de sleutels uit den zak van de vrouw geno men en het lichaam van de moeder, nadat hij eerst nog een plank had weggebroken, omdat de opening tot" den put te klein was, met het hoofd naar beneden in een 24 voet diepen put geworpen, waarin nog gen me ter water stond. Met overleg zette hij het emmertje, waarmee het water wordt opge haald, naast den put, om den indruk te ge ven, dat er een ongeluk was gebeurd. Daarna heeft hij een kast opengemaakt en daaruit uit een bankbiljet vail f 10 en eenig klein geld gestolen. De sleutels heeft hij daar na ook in den put geworpen. Vervolgens zijn beiden naar het feest ver trokken, dat hoofdzakelijk bestond in het be zoeken van café's! In het middernachtelijk uur keerden bei den weer huiswaarts. Thuis gekomen maak te hij luid misbaar, omdat hij zijn moeder miste. Veldwachter^ Koopmans werd er bij gehaald en toen heeft deze het lijk opgehaald. Den volgenden ochtend vischte hij de sleu tels op. Uitvoerig hebben we destijds medege deeld, hoe deze zaak aan 't rollen kwam. Eenigen tijd na den moord kocht Capelle een woonwagen, waarin hij met Griet Steenhui sen rondtrok. Later trokken nog een man en een vrouw bij hen in. Toati werd de vrede niet lang bewaard. Op een goeden dag werd deze man, een sigarenmaker, uit den wagen geranseld en toen kwamen de tongen los, verhalen, welke thans, zooals boven blijkt, in verklaringen, afgelegd aan de justitie, zijn omgezet. Hieraan kan nog worden toegevoegd, dat de sectie op het lijk, door dr. Mieremet uit Groningen verricht, zeer bezwarend voor Capelle zijn. Capelle blijft hardnekkig ontkennen. Een vroegere Oldenzaalsche rector, F. A van Achter, hield kostleerlingen. Wij laten hier de voorwaarden volgen, waarop hij deze leerlingen in huis nam „Wij verpligten ons aan de Jeugd een def tige en christelijke educatie te geven, dezelve in de Latijnsche, Grieksche en Fransche taa ien te onderwijzen en tot de Academie te beschaven. Wij verbinden ons daarenboven onze jonge Heeren-Kostdiscipelen met eene ordentelijke Tafel te vergenoegen en te voor zien van behoorlijk Beddegoed, wasschen, stoppen en benaaien, zoo verre de kleede ren in kleermakershanden niet. noodwendig moeten komen voor welk alles wij in het geheel, zonder afrekeninge der vacantiën, vragen de somma van f 200 in het jaar te be taaien van drie maanden tot drie maanden na de aankomst, alsmede volgens gewoonte van alle ordentelijke Schooien, een zilveren Lepel en Vork, een tinne Waterpot, twee dito boren, zes nieuwe servetten en zes nieu we Handdoeken, of eens voor alles 25 gul dens. Voor een jaar Paruiken opmaaken f 1. Aan den Musickmeester voor een maand instructie f 5.05 De Welkomst, Nieuwjaar en Kerstmis voor de dienstboden f 1. slachtoffer snelden Deken Berendsen en Kapelaan Wirtz toe en wisten de zwaarge wonde vrouw te ontzetten en den man een tijdje buiten gevecht te stellen. Inmiddels was de politie gewaarschuwd. Tegen deze ,-erklaarde W. groote spijt te hebben, dat hij zijn plan niet had kunnen volvoeren. Het lag namelijk in zijn bedoeling Deken Be rendsen en zijn zuster te vermoorden en daarna zich zelf v>n kant te maken. W. is gevankelijk naar Almelo overgebracht. Het slachtoffer mej. Berendsen, dat vreeselijke wonden aan het hoofd heeft, is nog steed? niet buiten levensgevaar. Arm zijn mag niet prettig wezen, een tor- tuintje net onder je vingers zien wegslippen is zeker niet aangenaam. Een dergelijke ge waarwording heeft een opkooper te Parijs ge had. Deze nijvere handelaar in tweede- handsgoed had in z'n magazijn of wat als zoodanig werd bestempeld een oud, sme rig fornuis staan. Er was zelfs een klant, Da niel --geheeten, die deze antiquiteit kon ge bruiken, en na veel gesjacher werden zij het eens. Voor 10 fr. zou Daniel het medenemen. Samen zouden ze 't op 'n handkar laden, maar toen het oude ding daar met veel moeite op gesjord was, viel meteen de achterplaat er uit. Onmiddellijk kwam een stroom van roet en ander vuil naar[buiten,'maarvermengd met een groote hoeveelheid gouden munten. „Da's ook een bof," zei Daniel„Ja," zei de verkooper „voor mij." Daniel meende dit te mogen tegenspreken. Beiden gebruikten al gauw doorslaande, doch ongeoorloofde ar gumenten en belandden schielijk op het politiebureau. Daar moest de verkooper erkennen, dat hij betaling had ontvangen vóór dat de schat werd ontdekt. Zoodat de commissaris besliste, dat de eigendom van 't fornuis mitsdien reeds was overgegaan, met inbegrip van den gulden inhoud. Daniel behoort thans 50.000 frs. meer aan de belastingautoriteiten op te geven. Een vervolging tegen den Heer Van Stapele. De heer B. J. van Stapele, oud-lid der Tweede( Kamer heeft j.l. Dinsdag voor den kantonrechter te Rotterdam terechtgestaan wegens het houden van een optocht, waar voor hij geen vergunning van B. en W. had, en voor het niet voldoen aan de bevelen van' de politie 'tijdens een demonstratie van postpersoneel op 3October van het vorig jaar. Naar de Tel. verneemt is er nog een tweede strafzaak tegen den heer Van Stapele aanhan gig gemaakt n.l. wegens opruiing, tijdens de zelfde postdemonstratie. Deze zaak, waarvan de instructie reeds gesloten is, zal vermoe delijk de volgende maand voor de Rotter- damsche rechtbank worden behandeld. De datum is nog niet vastgesteld. Het sloopen van het bosch achter het Slot te Zeist heeft nu een aanvang genomen. De pogingen van de „Vereen, voor Vreemdelin genverkeer" om de verdwijning Vfin dit stuk natuurschoon te voorkomen, hebben niet mogen baten. Wanneer alle reuzen geveld Donderdagmiddag iste Delden een moord aanslag gepleegd op mej. Berendsen, zuste van Deken J. A. Berendsen van Delden. D' dader ging door de kerk en de sacristie naa pastorie en gaf daar met een hamer mej. Be rendsen vijf slagen op het hoofd. Op haa- hulpgeroep kwam de Deken toeloopen. Me* hulp van den kapelaan en de politie is toen de man gearresteerd. Hij verklaarde den De ken en zijn zuster te hebben willen verj Jjocrden. Hij is naar Almelo overgebracht. Nader wordt gemeld: Te Delden woont de 35-jarige kleermaker A. W„ die sinds geruimen tijd een veete heeft tegen den Hoogeerw. heer Deken Berendsen. Iedereen in Delden weet dat en ook, dat hij reeds herhaalde malen bedrei gingen had geuit tegen den Deken. W. heeft dezen zomer voor de Almelosche rechtbank terecht gestaan wegens mishandeling van Deken Berendsen. Sindsdien is zijn haat te gen de parochiale geestelijkheid sterk toe genomen en men verwachtte dan ook wel, dat hij zijn bedreigingen vroeg of laat ten uitvoer zou brengen. Dit gebeurde nu Donderdagmiddag tegen half één. W. ging door de R.-K. kerk naar de sacristie en vandaar sloop hij de pastorie binnen gewapend met een zwaren ijzeren het terrein voor woningbouw" wor- hamer. Hij trof in de pastorie mej. Berend sen, zuster van den Hoog Eerw. Heer De ken. Hij wierp zich op deze vrouw en met den hamer bracht hij haar een vijftal sla gen op het hoofd toe. Op het gillen van het den bestemd. Hiertoe is een weg geprojec teerd, dwars over het terrein, met een zij weg naar de prachtige Koelaan, die weldra slechts uitzicht zal geven op een kale vlakte. Kindeke, dat in een kribbeke leit, Kindeke Jezus zoet, Ons van den Vader gezonden zijt, Kindeke Jezus, gegroet. Kindeke, dat Zijn belofte vervult, Straks met uw liefdegloed. 't Hart van de wereld verwarmen zult, Kindeke Jezus, gegroet. Kindeke, zoete vertrooster der aard, Dat tot verdrukten U spoedt, 't Hart van den Vader hun openbaart, Kindeke Jezus, gegroet. Kindeke, dat U uit liefde ons geeft, Lijden verduren moet. Lijden als niemand geleden heeft. Kindeke Jezus, gegroet. Cindeke, dat voor ons aller behoud Offeren gaat uw bloed, Sterven zult gaan aan het schandehout, Kindeke Jezus, gegroet. Kindeke, laat ons de bittere smart, Die Gij verduren moet, Branden van liefde tot U ons hart, Kindeke Jezus, gegroet. LOVENDAAL. door JOH d. HOEK. Peerke en Elsje waren twee dreumesen van drie en vier jaar. Ze woonden naast el kaar. Peerke op Beukenhof en Elsje op Lin- denlust. Hun ouders bezaten de twee mooi ste boerderijen van heel het dorp en den om trek Peerke was drie taai een onoehoipen ventje, dik en langzaam, met gezonde kleu ren, blond en blauwe oogen Sinds hij het vorige jaar de rokken had verwisseld met .een stijf manchesterbroekje dat bijna staan kon zonder dat Peerke er inzat, wilde hij geen Peerke meer, maar, groot nu, Peer!, genoemd worden. Eigenlijk heette hij Pieter j ^Richters. Elsje was al vier jaar en vond het dus haar taak om als speelkameraadje, reeds moeder tje te spelen over haar buurjongentje. Zij was' levendig met een tikje dorpsonverschil ligheid, donkerblond, bijna zwart, ze had weinig kleur en groote grijze oogen. Zij heette Elze Gevaarts. „Het span" zooals ze op het dorp bekend stonden, was altijd samen en als er iets was uitgevoerd, hetzij vroolijk of stout want ondeugend konden ze ook zijn 1 of een goed werk, dan zeide nooit iemand „Dat heeft Peerke of Elsje gedaan," want dat was onmogelijk. Men sprak eenvoudig van Peerk' en 4Sls als was het één naam en één peisoon die het tot stand gebracht had. Hoe dat zoo gekomen was, wist niemand. Elsje was toch een jaar ouder, haar ouders waren niet bepaald altijd even vriend schappelijk met die van Peerke en zoo was er nog veel meer op te noemen, dat hen eigenlijk scheiden moest. Maar het geval was er en nog spraken er de dorpelingen over dat Peerke tranen met tuiten had gehuild toen Elsje eenige weken geleden de mazelen had gehad, hoe Peerke eerst verdrietig en later woedend was geweest, dat hij ze niet had, en hoe hij tenslotte naar den dokter was gegaan om te vragen of die hem niet kon helpen de helft van Elsje's mazelen over te nemen. Toen dat niet ging, had Peerke met zijn mollige knuistjes diep in zijn broek zakken en zijn schoudertjes onverschillig hoog, aan den dokter den oorlog verklaard Van kwaadheid zou hij nooit meer ziek wor den 1 De vriendelijke, oude dorpsgeneesheer had Peerke met den grootsten ernst uiteen gezet dat hij in geval van oorlog Elsje na tuurlijk niet meer helpen kon. Waarop Peer ke terwille van zijn speelkameraadje de vij andelijkheden had gestaakt op voorwaarde dat hij van 's-morgens vroeg tot 's-avonds laat bij Elsje's bed mocht zitten. De dokter had daarin toegestemd in de hoop een uit vlucht te kunnen vinden. Want mazelen zijn, besmettelijk. Onze dreumes had echter voorzien, dat hij, ondanks alle beloften, van het ziekbed werd geweerd en achtte daardoor het vredesverdrag verbroken. Wan neer hij het rijtuig van den dokter zag na deren, verborg hij zich eenvoudig langs den weg en onttrok zich daarmee aan een vriend- schappelijken groet. Toen Peerke op een frisschen zomer morgen om nauwelijks half zes uit zijn bed stapte en door het dakraam de zon als een melkwitte bal in den nevel zag oplichten, voelde hij plotseling een sterk verlangen naar zijn buurtje en hij was er overgelukkig mede haar weer gezond te weten. In de groote keuken-huiskamer vond hij op de blank geschuurde wit-houten tafel een vol doenden voorrraad sneden boerenmik met ham. Peerke sloeg de zoemende vliegen weg en nam aanstonds een fermen hap met zijn grage tanden. Vader, de knechts, de meiden, allemaal waren ze aan het hooien. Moeder verzorgde het pluimvee en Peerke voelde zich als een koninkje in de kamer met de vliegen, den spelenden zonnestraal, de tafel met boterhammen en ham. Zijn rijk was echter van korten duur. Moeder kwam binnen. Toen ze Peerke daar zoo staan zag, zijn wangen uitpuilende van de groote hoeveelheid brood die ze om spannen moesten, kauwende, blozende voor zijn ongewasschen gezicht, zijn nog niet half aan gekleede, roode lichaampje, wierp ze hem een verwijtenden blik toe en voor ze nog een woord kon-zeggen, stak Peerke zijn hoofd al onder den dikken waterstraal van de pomp. Als hij weer aan tatel ging, naar de boter hammen, was hij netjes gekleed, had zich gewasschen en zijn morgengebed eerbiedig gebeden. Hij at brood met ham en dronk melk. Koffie was niet goed voor kleine kin deren. Of hij een klein kind was, liet hij in moeder's tegenwoordigheid wijselijk bui ten beschouwing. Na het ontbijt nam moeder haar ondank baarste dagtaak weer op. Met een kam trachtte ze eenige lijnen te brengen in het borstelige haar van haar jongen. Dat ging niet gemakkelijk. Tenslotte slaagde haar engelen geduld er toch in een krom, gebroken lijntje van rozig vel dwars over Peerke's hoofd te trekken en de haren aan beide zijden glad omlaag te strijken. Nog voor ze echter heelemaal gereed was begon het haar aan de voorzijde alweer omhoog te komen en met een Holly-Dolly-kuifje kon Peerke naar buiten gaan. Hij ging naar Elsje. Er was in de heg die beide erven van, elkaar scheidde, een gat dat daar speciaal door Peerk' en Els was vervaardigd óm wederzijdsche bezoeken te vergemakkelijken. Vóór de heg echter ston den aalbesstruiken en Peerke, wien het af plukken zeer streng verboden was, ging eens zien of er geen trosjes van kleine, helroode vruchtjes onder de struiken op den zwarten aardgrond lagen. Er lagen er Oni ze echter te bereiken moest hij onder de struiken doorkruipen met als gevolg een totale ruïne van zijn trotsche kuifje. Daarna ging hij verder. Elsje stond al voor de deur. Als een heusche dam^ ging ze hem nooit tegemoet maar wachtte tot hij haar halen kwam. „Dag Els." „Dag Peer 1" „Fijn weer, hé „Ja, fijn weer Toen was het even stil en beiden keken naar „het weer." Dan vroeg Peerke „Wat ga jij doen, vandaag Een onzinnige vraag was het. Ze deden altijd hetzelfde. Maar Peerke vergat zijn vraag nooit. Onveranderlijk vroeg Elsje terug „Wat jij Peerke schokschouderde. Zeide dan „Ik weet niets. Ik ga naar het hooien kij ken." „Dat is goed meende Elsje. Samen gingen ze, hand in hand, op weg zonder een woord te spreken naar het hooien van Richters. Het was er een groote bedrij vigheid. Richters was met al zijn knechts aan het maaien en de meiden harkten de hoopen samen. Peerke en Elsje kwamen uit de plooi: Ze schreeuwden, speelden, plaagden, stoei den in het hooi tot dat ze te vermoeid waren om zich op te richten. Ze bleven dan uit rusten tot aan den middag. Dan gingen ze eten. De zon was 's morgens stralend opgegaan en stond nu hoog aan den hemel, roosterde de aarde, toen Peerke en Elsje elkaar weer ontmoetten. Ze waren het er aanstonds over eens dat het geen weer was om aan spelen te denken. Peerke m jen de „Wij moeten naar de bosschen gaan. Daar is het lekker koel. „Ja 1" antwoordde Elsje. „Dat doen we." Ze deden het. De omgeving was zeer boschrijk en aan den oostkant van het dorp verhief zich een dennebosch dat zich, door eenige vierkanten van eikengroen onder broken, urenver in de omtrek uitstrekte. (Wordt vervolgd.) M'n kleine kleuter, er leefde eens in de zee, heel lang geleden 'n walvisch en die at visschen. Hij at de krab en de kreeft, de bot en de baars, de haai en de haring, de Zalm en de zeelt, het scharretje en het scholle tje en den kaaiman en de kaaivrouw. En él de visschen, die hij kon vinden in héél de zee, die at hij op met z'n bek zóó Tot er eindelijk maar één enkel vischje in héél de zee over was, en dat was een klein slim vischje, dat zwom eventjes achter het rechter oor van de Walvisch, dan kon hem geen kwaad overkomen, weet je 1 Toen ging de. Walvisch op zijn staart staan en zei „Ik heb honger," En het kleine slimme vischje zei met een klein, slim stemmetje Nobele en groot moedige Cetaceaan, heeft u ooit èen Mensch geproefd „Neen." zei de Walvisch, „hoe smaakt dat?" „Best," zei het kleine slimme vischje, „best, maar beenig." „Haal mij dan eenigen," zei de Walvisch en hij sloeg zóó met zijn staart, dat de zee schuimde. „Een tegelijk is genoeg," zei 't slimme vischje, „alsu zwemt 50 gr. Noorderbreedte, 40 gr. Westerlengte (dat is een tooveroord), dan zult u daar vinden, zittende óp een vlot, in 't midden van de zee, mèt niets aan als een blauw linnen broek, 'n paar bretels, (kleuter, vergeet vooral niet de bretels) en 'n knipmes, 'n eenzame zeeman, schip breukeling, die, dat wil ik u ronduit zeggen, 'n man is van groot inzicht en scherpzinnig heid." En zoo zwom de Walvisch naar 50 gr. Noorderbreedte en 40 gr. Westerlengte zoo gauw als hij maar eenigszins kon zwemmen en werkelijk öp 'n vlot in 't midden van de zee, mét niets aan als 'n linnen broek, 'n paar bretels, (kleine kleuter, vergeet vooral niet de bretels) èn 'n knipmes, vond hij één enkel eenzame ze&manschipbreukeling met Z'n voeten hangende in 't water (z'n moesje had hem verlof gegeven om pootje te baden, anders zou hij dat nooit gedaan hebben, want hij was een man van groot inzicht en scherpzinnigheid). Toen sperde de Walvisch zijn bek opan, wijd en wijd en wijd, totdat die bijna z'n staart raakte en hij slokte op de zeeman schipbreukeling èn het vlot, waarop hij zat èn de blauw linnen broek, hij slokte dat alles op en kwam in z'n warme, donkere inwendige huishoudkast en toen smakte .hij met z'n lippen zóó en hij draaide zich driemaal om op z'n staart. Maar zoodra de zeeman, die 'n man ws van groot inzicht en scherpzinnigheid mei k- te, dat hij werkelijk in een warme, donkere,, inwendige huishoudkast van den W. lvisch zat, werd hij boos, en hij zuchtte en kuchte en hij hoestte en hij proestte en hij huilde en meesmuilde en hij beet en hij sneed en hij zong en hij sprong en hij trapte en hij klapte en hij tikte en hij hikte en hij schopte en hij klopte en hij kroop en hij sloop en hij beukte en hij deukte en hij danste de horle piep, waar hij dat piet doen moest en de Walvisch voelde zich doodongelukkig (heb je de bretels vergeten En toen zei de Walvisch tot het kleine, slimme vischje „Deze man is erg beenig en bovendien geteft hij mij de hik. Wat zal ik doen „Zeg hem, dat hij er uit moet komen," zei het kleine, slimme vischje. En de Walvisch riep door zijn keelgat „Kom er uit en gedraag je zooals het be hoort. Ik krijg de hik van jou." „Nee, nee," zei de zeeman, „dat doe ik zóó maar niet. Breng me naar m'n geboorte- kust, de blanke duinen van het lage land aan de zee en dan zal ik er nog eens over denken." En hij begon nog harder te dansen. „U deed verstandig om hem naar hit's te brengen, zei het kleine, slimme visohje, ik had u moeten waarschuwen, dat hij een man was van groot inzicht en scherpz mig heid." En toen zwom en zwom en zwom de wal visch met z'n beide vinnen en z'n staart zoo hard als hij maar kon, want de hik hinderde hem erg, en eindelijk zag hij de gebooitekust van den Zeeman, de blanke duinen en het lage land aan de zee en hij schuurde half tegen het strand op en deed z'n bek wijdj open en zei „Hier overstappen voor den: Helder, Amsterdam, Den Haag, Middelburg: en omstreken en juist toen hij zei Middel,, stapte de zeeman zijn bek uit. Maar terwijl de walvisch zwom, had de zeeman, die inderdaad een man was van groot inzicht en scherpzinnigheid, z'n mes genomen en het vlot gesneden tot een vier kant traliewerk, waarvan de tralies kris kras door elkaar liepen en hij bond dat stevig vast met de bretels (nu weet je, waar om je de bretels niet mocht vergeten) en maakte dit vast in de keel van den walvisch en daar bleef het. Daarop reciteerde hij het volgende gedicht, hetwelk ik hier Iaat volgen omdat het u niet bekend is Door dit in je keel Eet je nu met meer veel. En hij stapte op het perron en ging naai huis naar z'n moeder, die hem toestemming had gegeven om pootje te baden. En hij trouwde en leefde lang en gelukkig. En zoo deed de walvisch ook. Maar van dien dag belette hem het tralie werk in z'n keel, dat stokstijf bleef zitten, om iets anders te eten, dan heele kleine vischjes. En zoo komt het, dat tegenwoordig walvisschen nooit menschen of jongens of kleine meisjes opeten. Het kleine, slimme vischje ging zich ver stoppen onder den drempel van de deuren van den equator, hij was bang, dat de wal visch boos op hem zou zijn. De zeeman nam zijn knipmes mee naar huis. Hij droeg de blauw linnen broek toet. hij op het perron stapte. De bretels bleven achter, weet je, om het traliewerk vast en maken, en zoo is het einde van het verhaal (Naar het Engelse h van Rudyard Kipling.) HARTELIJK. Vriendelijke oude heer: Waarom huilt je broertje zoo? Jongen: Omdat ik hem geen stuk van mijn appel wilde geven! Oude heer: Had hij dan zelf geen appel? Jongen: Jawel, maar toen ik dien appel opat, huilde hij ook al! DAT BEGREEP ZE NIET. Jetje kwam op school en vertelde aan d« juffrouw, dat ze dien dag jarig was. „Hè wat toevallig", zeide de juffrouw, „ik ben óók vandaag jarig!" Jetje keek hoogstverwonderd en eindelijk zei ze: „Maar.... maar.... waarom bent u da» zooveel grooter dan ik!" DE UITLEGKUNDE VAN DEN GIDa Gids: Dit half verwoeste kasteel is min stens 800 jaar oud. Geloof me, dames,, te- genwoordig worden zulke oude kasieelen. niet meer gebouwd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 9