^Vooi^Omze. EÜGD Peerke en Elsje tiij de mieren 5 rjL AMSTERDAMSCHE KOUT. 50 NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Vierde Blad Zaterdag 17 Januari 1925 RECHTSZAKEN. Valsche munters. BINNENLANDSCH NIEUWS. Ministerieel bezoek. Herdenking mobilisatie 1914. De Raden van Arbeid. DRANKBESTRIJDING. Nationale Commissie tegen het alcoholisme. VERKEER EN POSTERIJEN. Het postverkeer te Amsterdam GEMENGD NIEUWS. De witte stad. Hoe Walkuur een goed minister werd. UIT DE MOPPENTROMMEL. Raadsel Een gruwelijke inzet van 't Nieuwe Jaar. De Apa chen van Amsterdam. Ret spoorwegongeluk. Een bekend man als slacht dier van het van de tram ai springen. Mr, de Vrieze en de caféhouder uit Zandvoort. Vroolijke j vrouwtjes op de Prinsen gracht. Louis Bouwmeester, De ontdekking van een gruwelijken moord en het romantische doch ontzettende vinden van het lijk van een sinds tien jaar ver dwenen stadgenoot behooren gelukkig tot die gruweijke uitzonderingsgevallen, die een tnenschenleven in het geheugen blijven. Het drijft den spot met alle beschouwingen over hoe pc re beschaving, en verbittering der zeden, van terugdrijving der ruwheid Het doet meer denken aan de dagen, toen men verborgenheden beschreef en alles wat in too- aeeldraken o£ halve-stuiver-romans nonsens scheen, wordt nu zeer mogelijk, bestaan baar. Met een ruwe pats ziin we een halve eeuw achteruitgeslagen. 't Zijn nu niet de af schuwelijke toestanden zooals di<? blij kens de vader-en moedermoqrden onder de laagst-ontwikkelde platteanders schijnen te bestaan, maar we zien nu het beestachtige moordgedoe oprijzen in kringen, waar men Wel een financieel „schwindeltje'doch zoo iets niet mogelijk zou hebben geacht. Zeker onder de „eigenbouwers", makelaars, die oorspronkelijk werklieden (timmerman of metselaar) waren treft men rare gasten aan, ruwe elementen, onhebbelijk door hun ge mis aan beschaving „huisbazen" zooals ze vroeger werden geteekend; doch dat zoo'n misdaad in die kringen mogelijk was, zal velen als een donderslag in de ooren hebben geklonken. Het teekent de mentalteit. Het geeft te denken over het peil van heel dien „cercle". Binnenkort hoop ik in dezen „Kout" niet alleen over dit speciale geval, maar over die geheele wereld interessante bijzonderheden mede te deelen. Arm Amsterdam, wat ga je nu beginnen? Nu je „intens" doodscb en kleinsteedsch geworden bent als een oneindige reeks „Me- demblikken" ,nu je café's en theaters uitge storven zijn en alleeii je bioscoopjes die in de mede zijn, nog volk trekken, neem je nu grootsteedsche allures aan. grootsieedsch in 't slechte wel te verstaan. Paris.... Paris...i Met je „boulevards-exterieurs" die de oude Bohême-zangers van Montmartre zoo smart- vol-snijdend konden bezingen. De „boul's" waar de dood rondloerde in den vorm van Apaches, voor wie elk vreemdeling een stuk wild was, dat ze hadden neer te leggen, liefst met het geen geluid makend mes. Ook Amsterdam heft nu zijn boul-extrê- rieurs, de Westerdokdijk, waar het „gaaies rondzwerft, de minste laag van het volkje, dat ik in dezen kout niet nader wensch aan te duiden, doch dat thuis hoort in den Hoornschen krententuin. Zij die niet wisten werden wakker geschud uit den dommel door den moordaanslag, die op den nacht waker werd gepleegd, wiens kloeke waak zaamheid het „geteisiftn" dwars zat. Am sterdam gaate wel vooruit in 't slechte. 't Jaar is nog geen halve maand oud of wè hebben al een spoorwegongeluk te boeken, in ons nu wel grootsteedsche Centraal-Stat- tion zelve. Gelukkig waren de geruchten,, die zich dienzelfden avond door de ge heelde stad rondwaarden sterk overdreven en is alles zonder ongelukken van betee- kenis afgeoopen. Erger ging het den man, die weer eens van de tram sprong, het euvel door mij zoo vele malen gegispt. Ik weet dat er men- schen zijn, die fijntjes glimlachen, als ik maar steeds op het aambeeld der spor- tieve-aanstelierij-onhebbelijheden blijf ha meren. Doch dara ik 't mijn plicht oordeel, denk ik aan 't spreekwoord frappcz tou- jours. De man, wien 't ongeluk overkwam, te wijten aan eigen onvoorzichtigheid, doch daar hij 't met zijn leven moest bekoopen, mag men hem medelijden niet onthouden, temeer daar hij niet de eenige schuldige is, is niet de eerste de beste. Geen kind of iemand, die met de gevaren niet op de hoogte is. Een fiksche kerel, eenmaal de chef der Watergraafsmeersche politie, later inspecteur in Amsterdam, Als hij door die onvoorzichtigheid zijn leven verliest, hoe moet 't dan anderen wel gaan. Wie weet was 't niet het slechte voorbeeld door zijn gezelschap gegeven dat vóiïr hem van de tram sprong; misschien miste hij den moed te zeggen; Als jullie zoo gek zijn, ga je gang, maar ik waag mijn leven niet. Alles werkte samen. De Stadhouderskade vanaf café Parkzicht tot en met den Over toom tot an de Nassaukade toe, is eer- levensgevaarlijl^ mint. zoowel voor fietser» als voetgangers. En eigerliik ook voor auto mobilisten. Want heden (15 Jan.) verscheen een caféhouder uit Zandvoort voor de rech bank, die' een fietsende juffrouw had aange reden, heel licht had gekwetst, zich onmid dellijk zeer humaan had getoond en alle schade had vergoed. En had hij niet het geluk gehad, een der beroemdste leden van de balie - mr. de Vrieze, naar wiens pleidooi menig ander advocaat komt luisteren om er wat van te leeren en iets moois te hooren voor zijn verdediging te winnen, als een misdadiger had hijmet de gevangenis kennis gemaakt. Maar nadat mr. de Vrieze, op scherpzinnige wijze op het tegenstrijdige in de getuigen verklaringen het volle licht had geworpen, toonde hij in een pleidooi, dat een kunst stuk van elegantie was, aan, dat absoluut niet was uit te maken wie schuldig was aan deze aanrijding, in een chaos van zich op allerlei wijze voortbewegende menschen. Ja, een schuldige was er, dat stond on- omstootelijk vast; de gemeente A.msterdam, die op die hoogstgevaarlijke punten het fiet sen niet onverbiddelijk verbiedt, in 't belang van de voetgangers, maar ook van de fiet sers zelf. Mr. van Heynsbergen, de strenge, maar anders zoo logische Officier, die zoo'n waardig partner is voor den jurisch-zoo-oer- sterke mr. de Vrieze, wilde dit keer niet het dogma van de Roode Toga laten glippen. Daar zat een schuldige, al was 't zijn schuld ook niet, al was in elk geval niet%ewezen dat het zijn schuld was, en hij eischte twee maanden gevangenisstraf. Van de publieke tribune ging een langgerekt hé!!" op en om me heen hoorde ik zeggen; hij had ook zes maanden kunnen vragen. Dat de Zandvoort- sche restaurateur, dank zij mr, de Vrieze, voor dit feit niet met de gevangenis kennis zal maken, staat bij mij onomstootelijk vast. Een nieuw nummer. Nu neemt een dame, getooid met hoed met groote witte veer, in 't bankje plaats, 't Is mevr. Hoppener, uit de „Lange Leidsche." Zij heeft kwestie gehad met haar buur vrouw, mevr. Berghuis. De laatste doet het gróote verhaal; Och, menheer, ze hebben me zoo gepest. Op een avond kwam ik thuis met m'n dochtertje. Ik zie mevr. Hoppener aan de open trap deur staan. Ze sthat te kletsen met mevr. Roelvink. Anders vraag ik meestal of ik passeeren mag, maar dien avond had ik daar geen trek in Ze zag heel wel dat ik er deur moest. Daar roept mevr. Medenblik me, ze heeft de melk voor me aangepakt, terwijl ik niet thuis was. Ze komt er aan met mijn melk, en met haar dochtertje en zal net mee naar boven gaan. Maar als we de deur in gaan, begint mevr. Hoppener te schelden voor.... Mevr. Berghuis wilde juist het woorden beek der Lange Leidsche-taal gaan aflezen, maar de president interrumpeert.... er was alleen mishandeling ten laste gelegd, en wat er „gezegd" was in speciale bewoordin gen deed niet ter zake. Nou, toen kreeg ik opeens een slag op mijn hoofd. Was het erg? Hebt u er lang ^tjn van gehad? Nu, ik bloedde in mijn mond. Inwendig? „Ua, menheer! O, dus niet uitwendig. En u, hebt u toen niets gedaan? Wel neen, menheer, ik was veel te- veel in de war.. En we hadden de melk ook over ons goed gekregen. En 't dochtertje van mevr, Medenblik lag onder mijn. Beklaagde geeft een heel ander relaas. Omdat het zoo'n mooi weer was, stond zij aan de deur. Anders doet zij dat nooit. Om dat zij in positie was net als nu weer leunde zij tegen de deurpost.... anders doet zij dat nooit. En omdat zij toevallig mevr. Roelvink zag staan, was zij een buurpraatje begonnen, dat zij anders nooit doet. Maar die mevr Berghuis, dat was er eentje. Ze woont nu gelukkig niet meer bij me op de trap, maar waar zij nu woont, daar heeft zij al twee keeren met de buren gevochten. O, dat is heel wat anders, interrum peert mevr. B.. dat komp omdat mijn va ders achterneef niet de stiefachterneef van mijn zwager.... 1 Ja, dat is heel wat anders, geeft de president onmiddellijk toe, dat zijn familie zaken! Intusschen, het was een zeer ingewikkel de geschiedenis. De zaak had al gediend voor den politierechter, maar deze had geen kans gezien licht te brengen in de^ verbor genheden van de „Lange Leidsche en had daarom de zak verwezen naar de :erde Kamer. Wie had de. eerste klap gegeven? Mevr. Medenblik zei mevr. Hoppener en mevr, Roelvink beweerde daarentegen, dat mevr. Berghuis het gedaan had. Met het ge- j volg dat de Officier oordeelde, dat het co- i misch nummer nu lang genoeg geduurd had j en vrijspraak vroeg. Vele vroolijke vrouwtjes konden daarom nu heden in feestelijke stemming ons „palais de justice" verlaten. Is ie effe tof? Onze anti-rev. burgemeester, die, krach tens zijn Calvinistische beginselen geen vriend van het tooneel kan zijn, stelde in deze dagen van bezuiniging en desnoods door de Overheid niet geheel voldoen aan aangegane verplichtingen voor Louis Bouw meester een jaargeld toe te kennen van 4000.en met terugwerkende kracht tot 1 Jan, j.l. De ^aad nam met 3 stemmen tegen dit voorstel aan. Er is natuurlijk allerlei commentaar op te leveren, doch we willen alleen dit zeggen, dat deze royaliteit noem het „gevoel van plichtsbesef" een benau wenden indruk maakt, die riekt naar too neel. Een slot dat pakt. 'n Maand geleden, toen Heyermans werd begraven, zat hij nog in Palais-cafe. Daar na is hij bedlegering geworden, kan geen oogenblik buiten „Wiesje" heeft zijn belang stelling in het tooneel verloren, geeft zijn lust tot werken, tot spelen, op. Dingen, die doen denken, dat plots de klokken zullen luiden, bim-bar*, him-bam. H, HENNING Jr. Heb het uitstekendste aan te bieden dat iemand wenschen kan, hoe zal le wereld het weten, indien gij niet adverteert. JOHN. P. ROCKEFELLER. Voor de Haagsche Rechtbank hebben Donderdag terechtgestaan H. v. L., 30 jaar, teekenaar in Den Haag, gedetineerd en '1. de G., 39 jaar, schoenmaker in Den Haag, respect, wegens het vervaardigen en val- schelijk onderteekenen van. bankbiljetten van 25 en 40 en het gebruik maken van die biljetten en wegens het verschaffen van ge legenheid en middelen tot het vervaardigen van valsche bankbiljetten van 40 en het gebruik maken van de biljetten. De eerste bekl. bekende In de maanden Februari tot en met Mei van het vorige jaar heeft hij op een zolder van zijn medebckl. valsche bankbiljetten van 40 vervaardigd. Hij teekende die biljetten op gewoon papier, verfde ze en onderteekendc ze ten slotte met de namen van den president en de se cretaris van de Nederl Bank. De bedoeling was de biljetten als onve^valscht en echt te gebruiken. Hij heeft er zelf uitgegeven en er ook ter hand gesteld aan bekl. de Gr. ,Het vervaardigen van de bankbiljetten van 25 is in den loop van 1920 gebeurd. De tweede bekl. gaf toe, dat hij geweten heeft dat bekl. vélsche bankbiljetten ver vaardigde. Hij heeft hem daarvoor een zol derkamertje ter beschikking gesteld en ver schillende benoodigdheden, als verf, pennen, inkt enz. verschaft. Ook heeft deze bekl. aan den vorige een biljet ter hand gesteld om na te teekenen. Bekl had het eerst zeer ge vaarlijk gevonden, maar het eerste biljet viel zoo goed uit, dat bekl. noch zijn vrouw het van een echt biljet konden onderscheiden. Dit eerste biljet is aan bekl. ter hand gesteld om het uit te geven, doch hij durfde niet. Zijn vrouw heeft het toen gedaan. Bekl. ont kende valsche biljetten te hebben uitgegeven. De'eerste bekl. deelde nog mede, dat hl) met behulp van een stukje vlakgom het wa termerk nabootste door het papier iets dun ner te maken Dit was een vinding van bekl. de G. In 1920 heeft bekl. de G nog niet mede gedaan. De biljetten van 25 vertoonen dan ook geen nagebootst watermerk. De secretaris van de firma Enschedé en Zn. uit Haarlem legde verklaringen af om trent de valschheid der biljetten Dr. de Grave, die bekl. van zijn jeugd a« onder zijn patiënten heeft gehad, deelde een en ander mede omtrent bekl.'s toestand. Physiek was hij niet in staat 'om handenar beid te verrichten. Geestelijk staat hij hoo- ger dan menigeen in zijn omgeving. Hij heeft zeer zeker talent, getuige de figuren in het zand, die bekl. altijd op het Scheveningsche strand maakte. De medicus deed voorts me» dedeeling van ziekteverschijnselen, die hij hi) den bekl. heeft waargenomen Het O. M., waargenomen door mr. Her mans, achtte de feiten van zeer ernstigen aard, zoodat een zware straf gerechtvaardigd is. Aan den éénen kant kan men rekening houden met de verklaringen van den des kundige, maar aan den anderen kant moet de maatschappij tegen menschen als deze bekl, worden beveiligd. Doordat de eerste bekl. eenige maanden ziek is geweest, is deze zaak eerst thans kunnen worden be handeld, Spr. wilde daarom rekening houden met de langere preventieve hechtenis. Eisch tegen ieder der bekl. 2 jaar gevan genisstraf met aftrek der preventieve hech tenis. Het gebruik maken der valsche bil jetten achtte het O. M. niet bewezen. De verdediger van den eersten bekl-, mr. Lutge, schetste hoe bekl.'s leven een aan eenschakeling van misère is geweest. Pl. fneende, dat hij aan de mededeelingen van den geneeskundige niet veel meer behoeft toe te voegen, doch drong op de uiterste clementie aan. Mr. Jas pleitte clementie voor den twee den bekl., wien het tot dusver in zijn leven altijd nog is tegengeloopen. Pl. meende, dat deze bekl. door de lange preventieve hech tenis al zeer zwaar gestraft is In verband met deze zaak stonden ver volgens terecht G. C., J E. K., huisvrouw van T. de Gr. er. J. G., schoenmaker (vroe ger knecht bij de Gr.), beiden uit Den Haag, beschuldigd van onderscheidenlijk het uitge ven van valsche bankbiljetten en het aanne men van geld, dat afkomstig was van de opbrengst van de valsche biljetten. Beide bekl. bekenden. De eerste heeft^ 13 valsche biljetten van f 40 uitgegeven. Het geld droeg ze af aan v. L., die het met haar man deelde. De tweede bekl., die ook op de hoogte was van het vervaardigen der bil jetten, kreeg voor elk aan den man gebracht valsch biljet van ieder der bekl uit de vo rige zaak 1 gulden. Eisch tegen ieder dezer bekl. 1 jaar gevan genisstraf. Jhr. mr. Alting von Geusau pleitte voor de eerste bekl. voor oplegging van een voor waardelijke straf. Pl. wees ér op, dat wan neer deze vrouw evenals haar man in de gevangenis moet, het gezin uit elkaar ligt. Wat moet er dan van de twee kinderen, die er zijn terecht komen? Pl. deed een beroep op de clementie van de rechtbank, vooi zoover dit althans noodig is, wat zij echtei betwijfelde. In de dagvaarding toch is niet ten laste gelegd, dat de bekl. de biljetten uitgegeven heeft, „als zijnde echt en onver- valscht". Op dezen-grond zal bekl. ontslagen moeten worden van rechtsvervolging. Mr. Bromberg, verdediger van den twee den bekl. wees er op in welke moeilijke po sitie deze verkeerde, doordat hij knecht was van de Gr., bij wien hij bovendien nog in woonde ook. Hij was vrijwel geheel afhan kelijk. De schuld van bekl aan het hem ten laste gelegde misdrijf is naar pi 's meening, dan ook zeer gering Pl. meende, dat, voor geval van veroordeeling. hier alle reden voor de rechtbank is om een voorwaarde lijke straf op te leggen, hij betoogde echter, evenals de verdedigsteY in de vorige zaak, dat hier geen veroordeeling zal kunnen vol gen, maar een ontslag van rechtsvervolging moet worden gewezen. Uitspraken 29 dezer. Wij vernemen, dat de Minister van Bin- nenlandsche Zaken, jhr, mr, Ruys de Bee- rer.brouck, Maandag a.s. een bezoek aan Zutphen zal brengen Hij zal dan het Wijn huis in oogenschouw nemen, verder de spoorweghaven van de firma Spieker El ferink, de arbeiderswoningen aan den weg naar Laren er. het Keuringsgebouw. Vanwege het „Nationaal Comité Herden- kign Mobilisatie 1914" wordt gemeld, dat H. M. de Koningin wel heeft willen aanvaarden een exemplaar van het Mobiüsatie-herinne- ringskruis, hetwelk baar door het Nationaal Comité is aangeboden. H. M. heeft 't voor nemen te kennen gegeven 't kruis bij voor komende gelegenheden te dragen. Aan Z. KI LI den Prins der Nederlanden, voorzitter van de vereeniging het Neder- landsche Roode Kruis, en aan gep. gene raal C. J. Snijders, oud-opperbevelhebber, is eveneens een exemplaar van het kruis aan geboden. De regeling der bezoldiging. In art. 50, le lid der Radenwet wordt bepaald, dat de Raad van Arbeid binnen een door de Kroon te bepalen termijn, de bezol digingen van alle aan hem ondergeschikte ambtenaren en beambten regelt, zoowel als de door hen te stellen zekerheid, en in het algemeen hun rechten en verplichtingen vaststelt. Bij algemeenen maatregel van be stuur kunnen voorschriften worden gegeven, waaraan de bedoelde regeling moet voldoen. Een bestuursmaatregel als ^vorenbedoeld, is vastgesteld bij Kon, Besl. van 2 Januari j.l. (Stbl. 1) en luidt als, volgt: „Een regeling, door den Raad van Arbeid, ingevolge art. 50, 1ste lid der Radenwet vastgesteld, mag voor ambtenaren en be ambten van dien Raad niet gunstiger zijl dan de dienovereenkomstige regeling, gel dende voor ambtenaren en beambten, werk zaam bij of onder het Departement van Al gemeen Bestuur, welks hoofd met de uit voering der Radenwet is belast. Op de laatste vergadering van bovenge noemde commissie heette de Voorzitter prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine, in het bijzonder den nieuwen Inspecteur voor Volksgezondheid, afd. Drankbestrijding, den heer B. de Breij, welkom, daarbij de hoop, en de verwachting uitsprekend, op vrucht bare samenwerking. Hij- sprak een woord van waardeering over de wijze, waarop het beginsel, der Plaatselijke keuze is toegelicht. Hulde bracht hij aan den heer Th. v. d. Woude, vanwege het 25-jarig bestaan van „De Weg wijzer", een orgaan, dat de wetenschappe lijke zijde van het drankvraagstuk op zoo gelukkige wijze steeds heeft belicht. Besloten werd de rapporten over art. 170 der Invaliditeitswet en over het bioscoop vraagstuk te. vermenigvuldigen en aan d,e le den te zenden, waarna behandeling in de volgende vergadering zal plaats hebben. Dr. J. Kat, directeur-geneesheer van het Krankzinnigengesticht te Apeldoorn, sprak over het boek van Ernest H. Starling, dat in het Nederlandsch vertaald is onder den li- tel „De werking van Alcohol op den mensfh." Hij meent, dat de inhoud van dai boek niet onaanvechtbaar is. Dit laatste blijkt o.a. uit de kritieken, die prof. Wester- gaard te Kopenhagen en prof. Abdersholde te Jena op gedeelten ervan reeds leverden. Beproefd zal worden een goed gefundeerd Nederlandsch tegenbetoog te leveren. Prof. Dr. J. Van Rees deelde mede, dat de R.K. priester Prof. Uhde uit Graz vóót Paschen naar Nederland komt, om hier vooi de studenten lezingen te houden over het al coholvraagstuk. De commissie van Administratie deelde mee, dat de Minister van Financiën om ge gevens had gevraagd over den invloed van dt- laatste accijnsverhooging op het drank gebruik en over de al of niet wenschelijk- heid van accijnjverlagind. De commissie is zich Imwust, dat het geen gemakkelijke taak is aan dit verzoek te vol doen. Zij zal er zich echter zoo goed en zoo spoedig mogelijk van kwijten. Het Hbld. verneemt, dat in beginsel beslo ten is tot decentralisatie van het postverkeer in de hoofdstad. Onder toezicht van notaris de Hoog en de bekende accountants had in Bellevue te Amsterdam de eerste trekking in dit jaar van „De Witte Stad" plaats. De aanwezi gen werden door den pres.-comm. in een korte Nieuwjaarsrede welkom geheeten. De premie van 50000 viel op 35837. Zooals ons wordt medegedeeld, was voor af geconstateerd dat de middelen aanwezig waren voor uitbetalen van alle premiën, zoo deze mochten vallen op verkochte obliga ties. door JOH v. d. HOEK. (Vervolg.) Peerke en Elsje waren in dit bosch ver trouwd. Ze kenden er alle paadjes en alle wegen, alle rustige plekjes en alle geheimen. Want het bosch had zijn geheimen. Daar waren de nestjes van allerlei vogels er van de eekhoorns, de holwoningen van hazen en konijnen, de mierenlioopen en nog veel meer. Elk plekje had zijn naam, elke boomen waaraan iets bijzonders was, wisten ze zon der aarzelen te vinden. Peerke en Elsje dwaalden ondef de groene kruinen der denne, tusschen de rose-bruine stammen. Ze sprongen over greppels, klom men over heuvelrugjes. Het was Elsje die op het idee kwam om naar „den mierenhoop" te gaan en Peerke die dit idee goedkeurde. Ze gingen op weg en kwamen er weldra aan. De mierenhoop was een mierendorp, zoo als wij dat allemaal kennen, maar onder scheidde zich door een opmerkelijke grootte. De hoop was in een eenigszins langwerpigen, bijna volkomen cirkel opgebouwd uit den- nenaalden en takjes. De middellijn bedroeg ruim twee meter. De hoogte was ongeveer één en een kwart meter. De hoop krioelde van kleinere en grootere mieren, van groot- vleugelige werkmieren en vleezige eitjes la gen crème-wit te drogen. De diertjes waren Zwart en dus onschadelijk. Om den hoop heen lagen talrijke lijkjes van roode bosch mieren die waarschijnlijk een aanval op den hoop hadden gewaagd. „Ze zijn aan het „rauzen" geweest bewonderdePeerke stellig. „Ja," antwoordde Elsje, „ónze mieren hebben gewonnen Ze voelden zich beiden trotsch op de over winning van hun kleine vrienden. Ze zagen beide toe hoe met de grootste snelheid de mieren haar eitjes wegsleepten, bedacht voor het gevaar van de tegenwoor digheid der menschen kinderen. Toen merkte Peerke op „Ze hebben weer gebouwd „Ja antwoordde Elsje en zag naar een uitbuiting van den mierenhoop. „Ik wed, dat er reuze-veel eieren inzitten," Sloeg Peerke voor. „Ja, dat zal wel." „Zullen we eens kijken?" „Dat is stout zeide Elsje zacht. „Effe In een uur bouwen ze het er weer bij „Laten we het maar niet doen „Ik doe het wel besloot Peerke wreed. „En als de koningin je te pakken krijgt? Die kan gem6cz steken 1" „De koningin zit heelemaal onderaan „Wat moet je met de eitjes doen pro beerde Elsje het nu eens zoo. „Met mijn verjaardag krijg ik een goud vis ch „Die eet ze hé «Die eet niets anders 1" „Laten wij even weggaan, dan liggen er genoeg boven op 1" „Neen, die er in zitten zijn veel fijner l" Elsje zweeg. „Doe je mee vroeg Peerke. „Nou, dat is dan goed.... Maar jij hebt het gezegd „Dat is best Peerk'-en-Els aarzelden beiden. Eigen lijk was het heel stout, de arme diertjes zoo te plagen. Het was Peerke die den kpoop doorhakte. Met gestrekte vingers diepte hij zijn beide knuistjes in den weeken hoop, woelde dezen om alsof hij aardappelen rooide. In het nu openvallende gat lagen, ver spreid, honderden miereneitjes die echter dadelijk, onopgemerkt, bijna, begonnen te verdwijnen. Van alle kanten snelden mieren te hulp en een krioelend, zwart glinsterend schild bedekte de dennenaalden waarin Peerke's grage handen tastten. Twee, drie minuten duurde de strijd tusschen Peerkes' knuistjes en de mieren. Zijn beide handjes had de dreumes toen vol weeke eitjes. „Durf je niet?" vroeg hij dan aan Elsje. Elsje kwam naderbij en stak ook haar handjes in het gat. Ze was echter te laat want de eitjes waren reeds verdwenen. „Kijk eens riep Peerke uit. Hij toonde haar zijn handen vol eitjes. „Eigenlijk was het heel stoutkeurdf Elsje die door berouw werd gekweld, af. Zwijgend gingen ze samen naar huis De menschen die hen tegenkwamen zagen aan de bedeesde snuitjes aanstonds, dat Peerk-en-Els weer kattekwaad hadden uit gehaald. Ze namen afscheid. Peerke begeleidde Elsje niet eens, zooals zij gewoon was, tot haar, huis. Elsje voelde zich daardoor beleedigd doch zeide niets. Thuis stonden hun boterhammen al klaar. Ze aten zwijgend. Als bij afspraak vroegen moeder Richters haar zoon, en moeder Gevaarts haar dochtertje of er soms iets haperde. Maar er haperde niets Dat zeiden de dreumissen tenminste. Volgens dorpsgebruik werden ze al vroeg in bed gestopt. Ze konden geen van beiden slapen. Stilletjes verliet Peerke nog even zijn bed om te zien waar de eitjes die hij in een hoek van de kamer had verstopt. Hij wilde dat hij het maar niet had gedaan Zijn maagje behagelijk gevuld met groote boerenmik-boterhammen, zijn haar in een Holly-Dolly-kuifje, trippelde Peerke op zijn holklinkende klompen over het erf,zag niet naar afgevallen aalbessentrosjes, kroop door het gat in de heg, liep naar Elsje die hem als gewoonlijk wachtte. Als een rustige poes koesterde ze zich in de lentezon en met haar kopje scheef, trachtte ze in het felle licht te kijken. „Dag Elsje 1" „Dag Peer „Mooi weer, hé vroeg Peerke als altijd. En weer keken ze naar het weer. Onveranderlijk vroeg Peerke ..Wat ca jij doen varidaag „Wat jij •Toen zeide Peerke snel als een mval „Ik ga naar den mierenhoop Kijken of ze al weer gebouwd hebben. Je weet wel dat „Ja brak Elsje spijtig af, „ik weet-het!" „Ga je mee Elsje oordeelde het klaarblijkelijk niet de moeite waard' om daarop te antwoorden. Ze nam Peerke bij de hand en nam hem mee den dorpsweg op. Ze gingen samen naar den mierenhoop. Onderweg polste Peerke zijn speelkameraadje „Heb jij nog aan de mieren moeten den ken vannacht Elsje zweeg in gedachten. Peerke wilde zijn vraag herhalen „Heb je.vannacht. ,',Ja zeide Elsje*. „En ik heb er zoo nair van gedroomdAllemaal mieren zag ik, ontzettend veel mieren die krioelden door mijn bed, over mijn heen. Ik kreeg medelij den met ze. Het waren toch maar arme, kleine diertjes die niets tegen ons konden doen. Maar toen werden ze ineens heel groot en ze waren niet zwart meer. Wit, geloof ik dat ze waren. En het was zoo'n eng gezicht.' Peerke sloot zijn oogen en schuurde zijn vel langs zijn kleeren, huiverend voor de enge witte mieren die Elsje had gezien. Zij vertelde verder. „Even daarna begonnen ze weer te ver kleuren. Ze werden bruin, je weet wel, zoo als je ze hier maar heel zelden ziet (Wordt vervolgd.) Door Joh. H. Er was eens een zeer groot koninkrijk, waarover een vorst, die beroemd was om zijn wijsheid en macht, regeerde. Deze ko ning heette Weneslaus. Met wijs beleid regeereje koning Weneslaus over zijn groote rijk. Hij bevorderde nijver heid en handel, beschermde de kunst, loonde overmatig het goede en strafte onverbiddelijk het kwade. Zijn volk verkeerde in welvaart en had hem lief. Zijn rijk bloeide. Koning Weneslaus was gelukkig, omdat Zijn onderdanen gelukkig waren. Hij wilde zijn rijk tot nog hooger bloei brengen en liet zich daarom onderrichten door de wijzen van zijn rijk. Slechts een enkel wolkje was er, dat de zon van zijn geluk verduisterde. Het was zijn raadsman, zijn minister, dien hij evenals elke koning had, om hem terzijde te staan en die juist zijn plannen onmogelijk maakte, inplaats van ze te ondersteunen, ten voor- deele der bewoners van het groote rijk. Deze minister en slechte raadsman heette Walkuur". Walkuur was een trotsch, eergiertg en heerschzuchtrg man. Ook hij was geluk kig, omdat het volk in welvaart verkeerde en het rijk bloeide, doch slechts omdat deze omstandigheden hem in staat stelden een DE DIEF BESTOLEN. W l\v Op een voetbalveld te Huddersfield wor den loud-speakers opgesteld. Ook al niets nieuws. Die kennen we hier al lang. sterk leger op de been te brengen, waarmee hij zijn heerschzucht kon botvieren. Gaf eenig land ook maar de minste aan leiding, dan was Walkuur aanstonds gereed, om het leger op te roepen en den oorlog te verklaren. Hij had een bijzondere macht over zijn soldaten, wist hen wijs te maken, dat z e rijk en met roem beladen zouden terugkeeren en onttrok hen daarmede aan den wijzen wil van koning Weneslaus, die wel moest toestemmen, om zijn groote rijk niet door een burgeroorlog te zien uiteen vallen. Het gevolg hiervan was, dat langdurige en meestal vergeefsche oorlogen uitbraken en den hoogen bloei van het rijk bedreigden. Dit verdroot koning Weneslaus. Hij zon langen tijd op middelen om zijn raadsman tot andere, verstandiger ideeën te brengen. Eindelijk meende hij het middel gevonden te hebben en liet Walkuur, na een langen en vergeefschen veldtocht, bij zich roepen. Hij zeide hem „Wal kuur, u is mijn raadsman, niet waar „Ja sire „U is mijn minister Dat wil zeggen u moet mij in al mijn handelingen en alle regeeringszaken terzijde staan „Ja sire „En doet u dat „Maar sire.verwonderde Wal kuur zich. Koning Weneslaus vervolgde kalm „Het doet mij genoegen, Walkuur, dat u tenminste weet wat uw taak is." De minister antwoordde niet. „Doch," hernam de koning, „voelt u zich wel tevreden met u zeiven U bewijst te weten, wat u moet doen en, ondanks deze wetenschap, gaat u voort mijn werk, mijn levenswerk, het heil van mijn volk en mijn rijk, te vernietigen. Wat ik tot stand breng, breekt u weer af. En dat alles om aan uw vree- selijke eerzucht te voldoen. Waarlijk, ik weet dat een oorlog soms noodzakelijk kan zijn, maar zoo lichtzinnig als u tot dat vree- selijke overgaat.ik kan het niet langer dulden. Ik zie mij gedwongen u me|t straf te bedreigen, wanneer zulks nog eens ge beurt Walkuur ging heen. De mannentaal van zijn koning had hem niet tot beter inzicht gebracht. Integendeel voelde hij des te duidelijker de grootere macht, die de koning over hem had. Zijn eergierigheid prikkelde hem tot wraakgedachten. Hij besloot zich te wreken Hij zou het groote leger van ko ning Weneslaus schijnbaar voor een oorlog oproepen en dan zijn macht en invloed aan wenden, om het tegen den koning zeiven te Kanten. Van alle hulp verstoken zou de ko ning dan moeten vallen en hij Walkuur zou de plaats innemen van den wijzen vorst. Koning Weneslaus vermoedde wat er in zijn raadsman omging. Hij riep een zijner trouwste mannen bij zich en beval hem nauw keurig acht te geven opWalkuur's handelingen en onverwijld daarover rapport uit te bren gen- Er gingen eemge maanden voorbij Walkuur werkte met een hartstochtelijken ijver zijn plannen uit. De schijnbare oorlogs verklaring was gereed en hij behoefde nog slechts den geest in het leger van koning Weneslaus tegen den koning op- te zetten Hij begon zijn omkooperij. Hij zelf wal rijk en door hun hooge posten onder zijl regeering te beloven, hoopte hij erin te zuilen slagen, de grooten van het land voor zich te winnen. Koning Weneslaus was van alles onder richt en even nauwkeurig op de hoogte van Walkuur's plannen als de minister zelf. De vorst voelde een innig medelijden met den dwaas, die hem in regeeringszaken moest terzijde staan. Hij wachtte tot het laatste oogenblik,.om 'Lilkuur gelegenheid te geven van zijn eergi i plannen afstand te doen. Toen hij echt.- Je zekerheid kreeg, dat de minister reeds zijn mannetjes uitzocht, oxn het land tegen den koning op te zetten, toen greep hij in. Wederom riep hij Walkuur bij zich. Het viel hem op, hoe stralend de blikken waren van zijn minister en hij'begreep wat deze dacht „Ha, koning Weneslaus, nu zit u nog op uw troon 1 Maar over eenige weken zit ik er op en laat u bij mij roepen 1" Zoo dacht Walkuur. Koning Weneslaus lachte medelijdend om de dwaze plannen van Walkuur. Hij zeide streng „Walkuur, hier ziet ge rond u vijftig gewa pende mannen. Zij zijn mij trouw en zullen het altijd blijven. Ontvluchten is onmoge lijk 1" „Maar sire.... 1" riep Walkuur woedend uit, „beteekent dat., dat ik., uw..?" „Dat u mijn gevangene is, ja 1" zeide df koning kalm. (Wordt vervolgd.) VLAAMSCHE HUMOR. De vriend Oskar, een jongen die nooit te veel natfr school had gegaan en daar om niet heel zeker was van zijn spelling in sommige woorden, telefoneert naar een verre kennis in Brussel. „Met wie spreek ik?" vraagt de vriend. „Oscar 1" roept Oscar. „Ik versta u niet.... spel de naam eens." En Oscar begon O, eerste letter van otomobiel 1 S, eerste letter van cinema. C, eerste letter van Knocke. A, eerste letter van Hageroos. R, eerste letter van rwtjes. KINDERLIJKE VRAAG. Kleine Bertus „Pa, hoe komt 't, dat er alle dagen precies zóóveel gebeurt als er in de krant kan Van de 28 dominosteene» moet onder staande pyramidë gelegd worden, maar zoo, dat de som van de punten van de horizon tale en verticale lijnen altijd driemaal het aantal halve steenen in die rij bedraagt. B.v. de onderste horizontale rij is 14 halve steenen lang, daar moeten dus 42 punten komen, de vierde verticale rij is 4 halve steenen hoog, daar staan 12 punten op, enz. De steenen moeten alle horizontaal liggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 13