^Vooi^Omze.
EÜGD
Peerke en Elsje tiij de mieren
5
rjL
AMSTERDAMSCHE KOUT.
50
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Vierde Blad Zaterdag 17 Januari 1925
RECHTSZAKEN.
Valsche munters.
BINNENLANDSCH NIEUWS.
Ministerieel bezoek.
Herdenking mobilisatie 1914.
De Raden van Arbeid.
DRANKBESTRIJDING.
Nationale Commissie tegen het
alcoholisme.
VERKEER EN POSTERIJEN.
Het postverkeer te Amsterdam
GEMENGD NIEUWS.
De witte stad.
Hoe Walkuur een goed
minister werd.
UIT DE MOPPENTROMMEL.
Raadsel
Een gruwelijke inzet van
't Nieuwe Jaar. De Apa
chen van Amsterdam.
Ret spoorwegongeluk.
Een bekend man als slacht
dier van het van de tram
ai springen. Mr, de
Vrieze en de caféhouder
uit Zandvoort. Vroolijke j
vrouwtjes op de Prinsen
gracht. Louis Bouwmeester,
De ontdekking van een gruwelijken moord
en het romantische doch ontzettende vinden
van het lijk van een sinds tien jaar ver
dwenen stadgenoot behooren gelukkig tot
die gruweijke uitzonderingsgevallen, die een
tnenschenleven in het geheugen blijven. Het
drijft den spot met alle beschouwingen over
hoe pc re beschaving, en verbittering der
zeden, van terugdrijving der ruwheid Het
doet meer denken aan de dagen, toen men
verborgenheden beschreef en alles wat in too-
aeeldraken o£ halve-stuiver-romans nonsens
scheen, wordt nu zeer mogelijk, bestaan
baar. Met een ruwe pats ziin we een halve
eeuw achteruitgeslagen. 't Zijn nu niet de af
schuwelijke toestanden zooals di<? blij
kens de vader-en moedermoqrden onder de
laagst-ontwikkelde platteanders schijnen te
bestaan, maar we zien nu het beestachtige
moordgedoe oprijzen in kringen, waar men
Wel een financieel „schwindeltje'doch zoo
iets niet mogelijk zou hebben geacht. Zeker
onder de „eigenbouwers", makelaars, die
oorspronkelijk werklieden (timmerman of
metselaar) waren treft men rare gasten aan,
ruwe elementen, onhebbelijk door hun ge
mis aan beschaving „huisbazen" zooals ze
vroeger werden geteekend; doch dat zoo'n
misdaad in die kringen mogelijk was, zal
velen als een donderslag in de ooren hebben
geklonken. Het teekent de mentalteit. Het
geeft te denken over het peil van heel dien
„cercle". Binnenkort hoop ik in dezen
„Kout" niet alleen over dit speciale geval,
maar over die geheele wereld interessante
bijzonderheden mede te deelen.
Arm Amsterdam, wat ga je nu beginnen?
Nu je „intens" doodscb en kleinsteedsch
geworden bent als een oneindige reeks „Me-
demblikken" ,nu je café's en theaters uitge
storven zijn en alleeii je bioscoopjes die in
de mede zijn, nog volk trekken, neem je
nu grootsteedsche allures aan. grootsieedsch
in 't slechte wel te verstaan. Paris.... Paris...i
Met je „boulevards-exterieurs" die de oude
Bohême-zangers van Montmartre zoo smart-
vol-snijdend konden bezingen. De „boul's"
waar de dood rondloerde in den vorm van
Apaches, voor wie elk vreemdeling een stuk
wild was, dat ze hadden neer te leggen,
liefst met het geen geluid makend mes.
Ook Amsterdam heft nu zijn boul-extrê-
rieurs, de Westerdokdijk, waar het „gaaies
rondzwerft, de minste laag van het volkje,
dat ik in dezen kout niet nader wensch aan
te duiden, doch dat thuis hoort in den
Hoornschen krententuin. Zij die niet wisten
werden wakker geschud uit den dommel
door den moordaanslag, die op den nacht
waker werd gepleegd, wiens kloeke waak
zaamheid het „geteisiftn" dwars zat. Am
sterdam gaate wel vooruit in 't slechte.
't Jaar is nog geen halve maand oud of wè
hebben al een spoorwegongeluk te boeken,
in ons nu wel grootsteedsche Centraal-Stat-
tion zelve. Gelukkig waren de geruchten,,
die zich dienzelfden avond door de ge
heelde stad rondwaarden sterk overdreven
en is alles zonder ongelukken van betee-
kenis afgeoopen.
Erger ging het den man, die weer eens
van de tram sprong, het euvel door mij zoo
vele malen gegispt. Ik weet dat er men-
schen zijn, die fijntjes glimlachen, als ik
maar steeds op het aambeeld der spor-
tieve-aanstelierij-onhebbelijheden blijf ha
meren. Doch dara ik 't mijn plicht oordeel,
denk ik aan 't spreekwoord frappcz tou-
jours. De man, wien 't ongeluk overkwam, te
wijten aan eigen onvoorzichtigheid, doch
daar hij 't met zijn leven moest bekoopen,
mag men hem medelijden niet onthouden,
temeer daar hij niet de eenige schuldige is,
is niet de eerste de beste. Geen kind of
iemand, die met de gevaren niet op de
hoogte is. Een fiksche kerel, eenmaal de
chef der Watergraafsmeersche politie, later
inspecteur in Amsterdam, Als hij door die
onvoorzichtigheid zijn leven verliest, hoe
moet 't dan anderen wel gaan. Wie weet
was 't niet het slechte voorbeeld door zijn
gezelschap gegeven dat vóiïr hem van de
tram sprong; misschien miste hij den moed te
zeggen; Als jullie zoo gek zijn, ga je gang,
maar ik waag mijn leven niet.
Alles werkte samen. De Stadhouderskade
vanaf café Parkzicht tot en met den Over
toom tot an de Nassaukade toe, is eer-
levensgevaarlijl^ mint. zoowel voor fietser»
als voetgangers. En eigerliik ook voor auto
mobilisten. Want heden (15 Jan.) verscheen
een caféhouder uit Zandvoort voor de rech
bank, die' een fietsende juffrouw had aange
reden, heel licht had gekwetst, zich onmid
dellijk zeer humaan had getoond en alle
schade had vergoed.
En had hij niet het geluk gehad, een der
beroemdste leden van de balie - mr. de
Vrieze, naar wiens pleidooi menig ander
advocaat komt luisteren om er wat van te
leeren en iets moois te hooren voor zijn
verdediging te winnen, als een misdadiger
had hijmet de gevangenis kennis gemaakt.
Maar nadat mr. de Vrieze, op scherpzinnige
wijze op het tegenstrijdige in de getuigen
verklaringen het volle licht had geworpen,
toonde hij in een pleidooi, dat een kunst
stuk van elegantie was, aan, dat absoluut
niet was uit te maken wie schuldig was aan
deze aanrijding, in een chaos van zich op
allerlei wijze voortbewegende menschen.
Ja, een schuldige was er, dat stond on-
omstootelijk vast; de gemeente A.msterdam,
die op die hoogstgevaarlijke punten het fiet
sen niet onverbiddelijk verbiedt, in 't belang
van de voetgangers, maar ook van de fiet
sers zelf. Mr. van Heynsbergen, de strenge,
maar anders zoo logische Officier, die zoo'n
waardig partner is voor den jurisch-zoo-oer-
sterke mr. de Vrieze, wilde dit keer niet het
dogma van de Roode Toga laten glippen.
Daar zat een schuldige, al was 't zijn schuld
ook niet, al was in elk geval niet%ewezen
dat het zijn schuld was, en hij eischte twee
maanden gevangenisstraf. Van de publieke
tribune ging een langgerekt hé!!" op en om
me heen hoorde ik zeggen; hij had ook zes
maanden kunnen vragen. Dat de Zandvoort-
sche restaurateur, dank zij mr, de Vrieze,
voor dit feit niet met de gevangenis kennis
zal maken, staat bij mij onomstootelijk vast.
Een nieuw nummer. Nu neemt een dame,
getooid met hoed met groote witte veer, in
't bankje plaats, 't Is mevr. Hoppener, uit
de „Lange Leidsche."
Zij heeft kwestie gehad met haar buur
vrouw, mevr. Berghuis.
De laatste doet het gróote verhaal; Och,
menheer, ze hebben me zoo gepest. Op een
avond kwam ik thuis met m'n dochtertje.
Ik zie mevr. Hoppener aan de open trap
deur staan. Ze sthat te kletsen met mevr.
Roelvink.
Anders vraag ik meestal of ik passeeren
mag, maar dien avond had ik daar geen trek
in Ze zag heel wel dat ik er deur moest.
Daar roept mevr. Medenblik me, ze heeft
de melk voor me aangepakt, terwijl ik niet
thuis was. Ze komt er aan met mijn melk,
en met haar dochtertje en zal net mee naar
boven gaan. Maar als we de deur in gaan,
begint mevr. Hoppener te schelden voor....
Mevr. Berghuis wilde juist het woorden
beek der Lange Leidsche-taal gaan aflezen,
maar de president interrumpeert.... er was
alleen mishandeling ten laste gelegd, en wat
er „gezegd" was in speciale bewoordin
gen deed niet ter zake.
Nou, toen kreeg ik opeens een slag op
mijn hoofd.
Was het erg? Hebt u er lang ^tjn van
gehad?
Nu, ik bloedde in mijn mond.
Inwendig?
„Ua, menheer!
O, dus niet uitwendig. En u, hebt u
toen niets gedaan?
Wel neen, menheer, ik was veel te-
veel in de war.. En we hadden de melk ook
over ons goed gekregen. En 't dochtertje van
mevr, Medenblik lag onder mijn.
Beklaagde geeft een heel ander relaas.
Omdat het zoo'n mooi weer was, stond zij
aan de deur. Anders doet zij dat nooit. Om
dat zij in positie was net als nu weer
leunde zij tegen de deurpost.... anders doet
zij dat nooit. En omdat zij toevallig mevr.
Roelvink zag staan, was zij een buurpraatje
begonnen, dat zij anders nooit doet. Maar
die mevr Berghuis, dat was er eentje. Ze
woont nu gelukkig niet meer bij me op de
trap, maar waar zij nu woont, daar heeft
zij al twee keeren met de buren gevochten.
O, dat is heel wat anders, interrum
peert mevr. B.. dat komp omdat mijn va
ders achterneef niet de stiefachterneef van
mijn zwager....
1 Ja, dat is heel wat anders, geeft de
president onmiddellijk toe, dat zijn familie
zaken!
Intusschen, het was een zeer ingewikkel
de geschiedenis. De zaak had al gediend
voor den politierechter, maar deze had geen
kans gezien licht te brengen in de^ verbor
genheden van de „Lange Leidsche en had
daarom de zak verwezen naar de :erde
Kamer.
Wie had de. eerste klap gegeven?
Mevr. Medenblik zei mevr. Hoppener en
mevr, Roelvink beweerde daarentegen, dat
mevr. Berghuis het gedaan had. Met het ge-
j volg dat de Officier oordeelde, dat het co-
i misch nummer nu lang genoeg geduurd had
j en vrijspraak vroeg.
Vele vroolijke vrouwtjes konden daarom
nu heden in feestelijke stemming ons „palais
de justice" verlaten.
Is ie effe tof?
Onze anti-rev. burgemeester, die, krach
tens zijn Calvinistische beginselen geen
vriend van het tooneel kan zijn, stelde in
deze dagen van bezuiniging en desnoods
door de Overheid niet geheel voldoen aan
aangegane verplichtingen voor Louis Bouw
meester een jaargeld toe te kennen van
4000.en met terugwerkende kracht tot
1 Jan, j.l. De ^aad nam met 3 stemmen tegen
dit voorstel aan. Er is natuurlijk allerlei
commentaar op te leveren, doch we willen
alleen dit zeggen, dat deze royaliteit noem
het „gevoel van plichtsbesef" een benau
wenden indruk maakt, die riekt naar too
neel. Een slot dat pakt.
'n Maand geleden, toen Heyermans werd
begraven, zat hij nog in Palais-cafe. Daar
na is hij bedlegering geworden, kan geen
oogenblik buiten „Wiesje" heeft zijn belang
stelling in het tooneel verloren, geeft zijn
lust tot werken, tot spelen, op. Dingen, die
doen denken, dat plots de klokken zullen
luiden, bim-bar*, him-bam.
H, HENNING Jr.
Heb het uitstekendste aan te bieden dat
iemand wenschen kan, hoe zal le wereld
het weten, indien gij niet adverteert.
JOHN. P. ROCKEFELLER.
Voor de Haagsche Rechtbank hebben
Donderdag terechtgestaan H. v. L., 30 jaar,
teekenaar in Den Haag, gedetineerd en '1.
de G., 39 jaar, schoenmaker in Den Haag,
respect, wegens het vervaardigen en val-
schelijk onderteekenen van. bankbiljetten van
25 en 40 en het gebruik maken van die
biljetten en wegens het verschaffen van ge
legenheid en middelen tot het vervaardigen
van valsche bankbiljetten van 40 en het
gebruik maken van de biljetten.
De eerste bekl. bekende In de maanden
Februari tot en met Mei van het vorige jaar
heeft hij op een zolder van zijn medebckl.
valsche bankbiljetten van 40 vervaardigd.
Hij teekende die biljetten op gewoon papier,
verfde ze en onderteekendc ze ten slotte
met de namen van den president en de se
cretaris van de Nederl Bank. De bedoeling
was de biljetten als onve^valscht en echt
te gebruiken. Hij heeft er zelf uitgegeven en
er ook ter hand gesteld aan bekl. de Gr.
,Het vervaardigen van de bankbiljetten van
25 is in den loop van 1920 gebeurd.
De tweede bekl. gaf toe, dat hij geweten
heeft dat bekl. vélsche bankbiljetten ver
vaardigde. Hij heeft hem daarvoor een zol
derkamertje ter beschikking gesteld en ver
schillende benoodigdheden, als verf, pennen,
inkt enz. verschaft. Ook heeft deze bekl. aan
den vorige een biljet ter hand gesteld om na
te teekenen. Bekl had het eerst zeer ge
vaarlijk gevonden, maar het eerste biljet viel
zoo goed uit, dat bekl. noch zijn vrouw het
van een echt biljet konden onderscheiden.
Dit eerste biljet is aan bekl. ter hand gesteld
om het uit te geven, doch hij durfde niet.
Zijn vrouw heeft het toen gedaan. Bekl. ont
kende valsche biljetten te hebben uitgegeven.
De'eerste bekl. deelde nog mede, dat hl)
met behulp van een stukje vlakgom het wa
termerk nabootste door het papier iets dun
ner te maken Dit was een vinding van bekl.
de G.
In 1920 heeft bekl. de G nog niet mede
gedaan. De biljetten van 25 vertoonen dan
ook geen nagebootst watermerk.
De secretaris van de firma Enschedé en
Zn. uit Haarlem legde verklaringen af om
trent de valschheid der biljetten
Dr. de Grave, die bekl. van zijn jeugd a«
onder zijn patiënten heeft gehad, deelde een
en ander mede omtrent bekl.'s toestand.
Physiek was hij niet in staat 'om handenar
beid te verrichten. Geestelijk staat hij hoo-
ger dan menigeen in zijn omgeving. Hij heeft
zeer zeker talent, getuige de figuren in het
zand, die bekl. altijd op het Scheveningsche
strand maakte. De medicus deed voorts me»
dedeeling van ziekteverschijnselen, die hij hi)
den bekl. heeft waargenomen
Het O. M., waargenomen door mr. Her
mans, achtte de feiten van zeer ernstigen
aard, zoodat een zware straf gerechtvaardigd
is. Aan den éénen kant kan men rekening
houden met de verklaringen van den des
kundige, maar aan den anderen kant moet
de maatschappij tegen menschen als deze
bekl, worden beveiligd. Doordat de eerste
bekl. eenige maanden ziek is geweest, is
deze zaak eerst thans kunnen worden be
handeld, Spr. wilde daarom rekening houden
met de langere preventieve hechtenis.
Eisch tegen ieder der bekl. 2 jaar gevan
genisstraf met aftrek der preventieve hech
tenis. Het gebruik maken der valsche bil
jetten achtte het O. M. niet bewezen.
De verdediger van den eersten bekl-, mr.
Lutge, schetste hoe bekl.'s leven een aan
eenschakeling van misère is geweest. Pl.
fneende, dat hij aan de mededeelingen van
den geneeskundige niet veel meer behoeft
toe te voegen, doch drong op de uiterste
clementie aan.
Mr. Jas pleitte clementie voor den twee
den bekl., wien het tot dusver in zijn leven
altijd nog is tegengeloopen. Pl. meende, dat
deze bekl. door de lange preventieve hech
tenis al zeer zwaar gestraft is
In verband met deze zaak stonden ver
volgens terecht G. C., J E. K., huisvrouw
van T. de Gr. er. J. G., schoenmaker (vroe
ger knecht bij de Gr.), beiden uit Den Haag,
beschuldigd van onderscheidenlijk het uitge
ven van valsche bankbiljetten en het aanne
men van geld, dat afkomstig was van de
opbrengst van de valsche biljetten.
Beide bekl. bekenden. De eerste heeft^ 13
valsche biljetten van f 40 uitgegeven. Het
geld droeg ze af aan v. L., die het met haar
man deelde. De tweede bekl., die ook op
de hoogte was van het vervaardigen der bil
jetten, kreeg voor elk aan den man gebracht
valsch biljet van ieder der bekl uit de vo
rige zaak 1 gulden.
Eisch tegen ieder dezer bekl. 1 jaar gevan
genisstraf.
Jhr. mr. Alting von Geusau pleitte voor de
eerste bekl. voor oplegging van een voor
waardelijke straf. Pl. wees ér op, dat wan
neer deze vrouw evenals haar man in de
gevangenis moet, het gezin uit elkaar ligt.
Wat moet er dan van de twee kinderen, die
er zijn terecht komen? Pl. deed een beroep
op de clementie van de rechtbank, vooi
zoover dit althans noodig is, wat zij echtei
betwijfelde. In de dagvaarding toch is niet
ten laste gelegd, dat de bekl. de biljetten
uitgegeven heeft, „als zijnde echt en onver-
valscht". Op dezen-grond zal bekl. ontslagen
moeten worden van rechtsvervolging.
Mr. Bromberg, verdediger van den twee
den bekl. wees er op in welke moeilijke po
sitie deze verkeerde, doordat hij knecht was
van de Gr., bij wien hij bovendien nog in
woonde ook. Hij was vrijwel geheel afhan
kelijk. De schuld van bekl aan het hem ten
laste gelegde misdrijf is naar pi 's meening,
dan ook zeer gering Pl. meende, dat, voor
geval van veroordeeling. hier alle reden
voor de rechtbank is om een voorwaarde
lijke straf op te leggen, hij betoogde echter,
evenals de verdedigsteY in de vorige zaak,
dat hier geen veroordeeling zal kunnen vol
gen, maar een ontslag van rechtsvervolging
moet worden gewezen.
Uitspraken 29 dezer.
Wij vernemen, dat de Minister van Bin-
nenlandsche Zaken, jhr, mr, Ruys de Bee-
rer.brouck, Maandag a.s. een bezoek aan
Zutphen zal brengen Hij zal dan het Wijn
huis in oogenschouw nemen, verder de
spoorweghaven van de firma Spieker El
ferink, de arbeiderswoningen aan den weg
naar Laren er. het Keuringsgebouw.
Vanwege het „Nationaal Comité Herden-
kign Mobilisatie 1914" wordt gemeld, dat H.
M. de Koningin wel heeft willen aanvaarden
een exemplaar van het Mobiüsatie-herinne-
ringskruis, hetwelk baar door het Nationaal
Comité is aangeboden. H. M. heeft 't voor
nemen te kennen gegeven 't kruis bij voor
komende gelegenheden te dragen.
Aan Z. KI LI den Prins der Nederlanden,
voorzitter van de vereeniging het Neder-
landsche Roode Kruis, en aan gep. gene
raal C. J. Snijders, oud-opperbevelhebber, is
eveneens een exemplaar van het kruis aan
geboden.
De regeling der bezoldiging.
In art. 50, le lid der Radenwet wordt
bepaald, dat de Raad van Arbeid binnen een
door de Kroon te bepalen termijn, de bezol
digingen van alle aan hem ondergeschikte
ambtenaren en beambten regelt, zoowel als
de door hen te stellen zekerheid, en in het
algemeen hun rechten en verplichtingen
vaststelt. Bij algemeenen maatregel van be
stuur kunnen voorschriften worden gegeven,
waaraan de bedoelde regeling moet voldoen.
Een bestuursmaatregel als ^vorenbedoeld,
is vastgesteld bij Kon, Besl. van 2 Januari
j.l. (Stbl. 1) en luidt als, volgt:
„Een regeling, door den Raad van Arbeid,
ingevolge art. 50, 1ste lid der Radenwet
vastgesteld, mag voor ambtenaren en be
ambten van dien Raad niet gunstiger zijl
dan de dienovereenkomstige regeling, gel
dende voor ambtenaren en beambten, werk
zaam bij of onder het Departement van Al
gemeen Bestuur, welks hoofd met de uit
voering der Radenwet is belast.
Op de laatste vergadering van bovenge
noemde commissie heette de Voorzitter
prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine, in het
bijzonder den nieuwen Inspecteur voor
Volksgezondheid, afd. Drankbestrijding, den
heer B. de Breij, welkom, daarbij de hoop,
en de verwachting uitsprekend, op vrucht
bare samenwerking.
Hij- sprak een woord van waardeering
over de wijze, waarop het beginsel, der
Plaatselijke keuze is toegelicht. Hulde
bracht hij aan den heer Th. v. d. Woude,
vanwege het 25-jarig bestaan van „De Weg
wijzer", een orgaan, dat de wetenschappe
lijke zijde van het drankvraagstuk op zoo
gelukkige wijze steeds heeft belicht.
Besloten werd de rapporten over art. 170
der Invaliditeitswet en over het bioscoop
vraagstuk te. vermenigvuldigen en aan d,e le
den te zenden, waarna behandeling in de
volgende vergadering zal plaats hebben.
Dr. J. Kat, directeur-geneesheer van het
Krankzinnigengesticht te Apeldoorn, sprak
over het boek van Ernest H. Starling, dat in
het Nederlandsch vertaald is onder den li-
tel „De werking van Alcohol op den
mensfh." Hij meent, dat de inhoud van dai
boek niet onaanvechtbaar is. Dit laatste
blijkt o.a. uit de kritieken, die prof. Wester-
gaard te Kopenhagen en prof. Abdersholde
te Jena op gedeelten ervan reeds leverden.
Beproefd zal worden een goed gefundeerd
Nederlandsch tegenbetoog te leveren.
Prof. Dr. J. Van Rees deelde mede, dat de
R.K. priester Prof. Uhde uit Graz vóót
Paschen naar Nederland komt, om hier vooi
de studenten lezingen te houden over het al
coholvraagstuk.
De commissie van Administratie deelde
mee, dat de Minister van Financiën om ge
gevens had gevraagd over den invloed van
dt- laatste accijnsverhooging op het drank
gebruik en over de al of niet wenschelijk-
heid van accijnjverlagind.
De commissie is zich Imwust, dat het geen
gemakkelijke taak is aan dit verzoek te vol
doen.
Zij zal er zich echter zoo goed en zoo
spoedig mogelijk van kwijten.
Het Hbld. verneemt, dat in beginsel beslo
ten is tot decentralisatie van het postverkeer
in de hoofdstad.
Onder toezicht van notaris de Hoog en de
bekende accountants had in Bellevue te
Amsterdam de eerste trekking in dit jaar
van „De Witte Stad" plaats. De aanwezi
gen werden door den pres.-comm. in een
korte Nieuwjaarsrede welkom geheeten.
De premie van 50000 viel op 35837.
Zooals ons wordt medegedeeld, was voor
af geconstateerd dat de middelen aanwezig
waren voor uitbetalen van alle premiën, zoo
deze mochten vallen op verkochte obliga
ties.
door JOH v. d. HOEK.
(Vervolg.)
Peerke en Elsje waren in dit bosch ver
trouwd. Ze kenden er alle paadjes en alle
wegen, alle rustige plekjes en alle geheimen.
Want het bosch had zijn geheimen. Daar
waren de nestjes van allerlei vogels er van
de eekhoorns, de holwoningen van hazen
en konijnen, de mierenlioopen en nog veel
meer. Elk plekje had zijn naam, elke boomen
waaraan iets bijzonders was, wisten ze zon
der aarzelen te vinden.
Peerke en Elsje dwaalden ondef de groene
kruinen der denne, tusschen de rose-bruine
stammen. Ze sprongen over greppels, klom
men over heuvelrugjes.
Het was Elsje die op het idee kwam om
naar „den mierenhoop" te gaan en Peerke
die dit idee goedkeurde. Ze gingen op weg
en kwamen er weldra aan.
De mierenhoop was een mierendorp, zoo
als wij dat allemaal kennen, maar onder
scheidde zich door een opmerkelijke grootte.
De hoop was in een eenigszins langwerpigen,
bijna volkomen cirkel opgebouwd uit den-
nenaalden en takjes. De middellijn bedroeg
ruim twee meter. De hoogte was ongeveer
één en een kwart meter. De hoop krioelde
van kleinere en grootere mieren, van groot-
vleugelige werkmieren en vleezige eitjes la
gen crème-wit te drogen. De diertjes waren
Zwart en dus onschadelijk. Om den hoop
heen lagen talrijke lijkjes van roode bosch
mieren die waarschijnlijk een aanval op
den hoop hadden gewaagd.
„Ze zijn aan het „rauzen" geweest
bewonderdePeerke stellig.
„Ja," antwoordde Elsje, „ónze mieren
hebben gewonnen
Ze voelden zich beiden trotsch op de over
winning van hun kleine vrienden.
Ze zagen beide toe hoe met de grootste
snelheid de mieren haar eitjes wegsleepten,
bedacht voor het gevaar van de tegenwoor
digheid der menschen kinderen.
Toen merkte Peerke op
„Ze hebben weer gebouwd
„Ja antwoordde Elsje en zag naar een
uitbuiting van den mierenhoop.
„Ik wed, dat er reuze-veel eieren inzitten,"
Sloeg Peerke voor.
„Ja, dat zal wel."
„Zullen we eens kijken?"
„Dat is stout zeide Elsje zacht.
„Effe In een uur bouwen ze het er weer
bij
„Laten we het maar niet doen
„Ik doe het wel besloot Peerke wreed.
„En als de koningin je te pakken krijgt?
Die kan gem6cz steken 1"
„De koningin zit heelemaal onderaan
„Wat moet je met de eitjes doen pro
beerde Elsje het nu eens zoo.
„Met mijn verjaardag krijg ik een goud
vis ch
„Die eet ze hé
«Die eet niets anders 1"
„Laten wij even weggaan, dan liggen er
genoeg boven op 1"
„Neen, die er in zitten zijn veel fijner l"
Elsje zweeg.
„Doe je mee vroeg Peerke.
„Nou, dat is dan goed.... Maar jij hebt
het gezegd
„Dat is best
Peerk'-en-Els aarzelden beiden. Eigen
lijk was het heel stout, de arme diertjes
zoo te plagen. Het was Peerke die den
kpoop doorhakte.
Met gestrekte vingers diepte hij zijn beide
knuistjes in den weeken hoop, woelde dezen
om alsof hij aardappelen rooide.
In het nu openvallende gat lagen, ver
spreid, honderden miereneitjes die echter
dadelijk, onopgemerkt, bijna, begonnen te
verdwijnen. Van alle kanten snelden mieren
te hulp en een krioelend, zwart glinsterend
schild bedekte de dennenaalden waarin
Peerke's grage handen tastten. Twee, drie
minuten duurde de strijd tusschen Peerkes'
knuistjes en de mieren. Zijn beide handjes
had de dreumes toen vol weeke eitjes.
„Durf je niet?" vroeg hij dan aan Elsje.
Elsje kwam naderbij en stak ook haar
handjes in het gat. Ze was echter te laat want
de eitjes waren reeds verdwenen.
„Kijk eens riep Peerke uit.
Hij toonde haar zijn handen vol eitjes.
„Eigenlijk was het heel stoutkeurdf
Elsje die door berouw werd gekweld, af.
Zwijgend gingen ze samen naar huis
De menschen die hen tegenkwamen zagen
aan de bedeesde snuitjes aanstonds, dat
Peerk-en-Els weer kattekwaad hadden uit
gehaald.
Ze namen afscheid. Peerke begeleidde Elsje
niet eens, zooals zij gewoon was, tot haar,
huis. Elsje voelde zich daardoor beleedigd
doch zeide niets.
Thuis stonden hun boterhammen al klaar.
Ze aten zwijgend.
Als bij afspraak vroegen moeder Richters
haar zoon, en moeder Gevaarts haar dochtertje
of er soms iets haperde. Maar er haperde
niets Dat zeiden de dreumissen tenminste.
Volgens dorpsgebruik werden ze al vroeg
in bed gestopt. Ze konden geen van beiden
slapen.
Stilletjes verliet Peerke nog even zijn bed
om te zien waar de eitjes die hij in een hoek
van de kamer had verstopt. Hij wilde dat
hij het maar niet had gedaan
Zijn maagje behagelijk gevuld met groote
boerenmik-boterhammen, zijn haar in een
Holly-Dolly-kuifje, trippelde Peerke op
zijn holklinkende klompen over het erf,zag
niet naar afgevallen aalbessentrosjes, kroop
door het gat in de heg, liep naar Elsje die
hem als gewoonlijk wachtte. Als een rustige
poes koesterde ze zich in de lentezon en met
haar kopje scheef, trachtte ze in het felle licht
te kijken.
„Dag Elsje 1"
„Dag Peer
„Mooi weer, hé vroeg Peerke als altijd.
En weer keken ze naar het weer.
Onveranderlijk vroeg Peerke
..Wat ca jij doen varidaag
„Wat jij
•Toen zeide Peerke snel als een mval
„Ik ga naar den mierenhoop Kijken of
ze al weer gebouwd hebben. Je weet wel dat
„Ja brak Elsje spijtig af, „ik weet-het!"
„Ga je mee
Elsje oordeelde het klaarblijkelijk niet de
moeite waard' om daarop te antwoorden.
Ze nam Peerke bij de hand en nam hem mee
den dorpsweg op. Ze gingen samen naar den
mierenhoop. Onderweg polste Peerke zijn
speelkameraadje
„Heb jij nog aan de mieren moeten den
ken vannacht
Elsje zweeg in gedachten.
Peerke wilde zijn vraag herhalen
„Heb je.vannacht.
,',Ja zeide Elsje*. „En ik heb er zoo nair
van gedroomdAllemaal mieren zag ik,
ontzettend veel mieren die krioelden door
mijn bed, over mijn heen. Ik kreeg medelij
den met ze. Het waren toch maar arme,
kleine diertjes die niets tegen ons konden
doen. Maar toen werden ze ineens heel groot
en ze waren niet zwart meer. Wit, geloof ik
dat ze waren. En het was zoo'n eng gezicht.'
Peerke sloot zijn oogen en schuurde zijn
vel langs zijn kleeren, huiverend voor de
enge witte mieren die Elsje had gezien. Zij
vertelde verder.
„Even daarna begonnen ze weer te ver
kleuren. Ze werden bruin, je weet wel, zoo
als je ze hier maar heel zelden ziet
(Wordt vervolgd.)
Door Joh. H.
Er was eens een zeer groot koninkrijk,
waarover een vorst, die beroemd was om
zijn wijsheid en macht, regeerde. Deze ko
ning heette Weneslaus.
Met wijs beleid regeereje koning Weneslaus
over zijn groote rijk. Hij bevorderde nijver
heid en handel, beschermde de kunst, loonde
overmatig het goede en strafte onverbiddelijk
het kwade. Zijn volk verkeerde in welvaart
en had hem lief. Zijn rijk bloeide.
Koning Weneslaus was gelukkig, omdat
Zijn onderdanen gelukkig waren. Hij wilde
zijn rijk tot nog hooger bloei brengen en
liet zich daarom onderrichten door de wijzen
van zijn rijk.
Slechts een enkel wolkje was er, dat de
zon van zijn geluk verduisterde. Het was
zijn raadsman, zijn minister, dien hij evenals
elke koning had, om hem terzijde te staan
en die juist zijn plannen onmogelijk maakte,
inplaats van ze te ondersteunen, ten voor-
deele der bewoners van het groote rijk.
Deze minister en slechte raadsman heette
Walkuur". Walkuur was een trotsch, eergiertg
en heerschzuchtrg man. Ook hij was geluk
kig, omdat het volk in welvaart verkeerde en
het rijk bloeide, doch slechts omdat deze
omstandigheden hem in staat stelden een
DE DIEF BESTOLEN.
W l\v
Op een voetbalveld te Huddersfield wor
den loud-speakers opgesteld.
Ook al niets nieuws. Die kennen we hier
al lang.
sterk leger op de been te brengen, waarmee
hij zijn heerschzucht kon botvieren.
Gaf eenig land ook maar de minste aan
leiding, dan was Walkuur aanstonds gereed,
om het leger op te roepen en den oorlog te
verklaren. Hij had een bijzondere macht
over zijn soldaten, wist hen wijs te maken,
dat z e rijk en met roem beladen zouden
terugkeeren en onttrok hen daarmede aan
den wijzen wil van koning Weneslaus, die
wel moest toestemmen, om zijn groote rijk
niet door een burgeroorlog te zien uiteen
vallen.
Het gevolg hiervan was, dat langdurige en
meestal vergeefsche oorlogen uitbraken en
den hoogen bloei van het rijk bedreigden.
Dit verdroot koning Weneslaus. Hij zon
langen tijd op middelen om zijn raadsman
tot andere, verstandiger ideeën te brengen.
Eindelijk meende hij het middel gevonden
te hebben en liet Walkuur, na een langen en
vergeefschen veldtocht, bij zich roepen.
Hij zeide hem
„Wal kuur, u is mijn raadsman, niet waar
„Ja sire
„U is mijn minister Dat wil zeggen u
moet mij in al mijn handelingen en alle
regeeringszaken terzijde staan
„Ja sire
„En doet u dat
„Maar sire.verwonderde Wal kuur
zich.
Koning Weneslaus vervolgde kalm
„Het doet mij genoegen, Walkuur, dat u
tenminste weet wat uw taak is."
De minister antwoordde niet.
„Doch," hernam de koning, „voelt u zich
wel tevreden met u zeiven U bewijst te
weten, wat u moet doen en, ondanks deze
wetenschap, gaat u voort mijn werk, mijn
levenswerk, het heil van mijn volk en mijn
rijk, te vernietigen. Wat ik tot stand breng,
breekt u weer af. En dat alles om aan uw vree-
selijke eerzucht te voldoen. Waarlijk, ik
weet dat een oorlog soms noodzakelijk kan
zijn, maar zoo lichtzinnig als u tot dat vree-
selijke overgaat.ik kan het niet langer
dulden. Ik zie mij gedwongen u me|t straf
te bedreigen, wanneer zulks nog eens ge
beurt
Walkuur ging heen. De mannentaal van
zijn koning had hem niet tot beter inzicht
gebracht. Integendeel voelde hij des te
duidelijker de grootere macht, die de koning
over hem had. Zijn eergierigheid prikkelde
hem tot wraakgedachten. Hij besloot zich
te wreken Hij zou het groote leger van ko
ning Weneslaus schijnbaar voor een oorlog
oproepen en dan zijn macht en invloed aan
wenden, om het tegen den koning zeiven te
Kanten. Van alle hulp verstoken zou de ko
ning dan moeten vallen en hij Walkuur
zou de plaats innemen van den wijzen vorst.
Koning Weneslaus vermoedde wat er in
zijn raadsman omging. Hij riep een zijner
trouwste mannen bij zich en beval hem nauw
keurig acht te geven opWalkuur's handelingen
en onverwijld daarover rapport uit te bren
gen-
Er gingen eemge maanden voorbij
Walkuur werkte met een hartstochtelijken
ijver zijn plannen uit. De schijnbare oorlogs
verklaring was gereed en hij behoefde nog
slechts den geest in het leger van koning
Weneslaus tegen den koning op- te zetten
Hij begon zijn omkooperij. Hij zelf wal
rijk en door hun hooge posten onder zijl
regeering te beloven, hoopte hij erin te zuilen
slagen, de grooten van het land voor zich
te winnen.
Koning Weneslaus was van alles onder
richt en even nauwkeurig op de hoogte van
Walkuur's plannen als de minister zelf.
De vorst voelde een innig medelijden met
den dwaas, die hem in regeeringszaken moest
terzijde staan. Hij wachtte tot het laatste
oogenblik,.om 'Lilkuur gelegenheid te geven
van zijn eergi i plannen afstand te doen.
Toen hij echt.- Je zekerheid kreeg, dat de
minister reeds zijn mannetjes uitzocht, oxn
het land tegen den koning op te zetten, toen
greep hij in.
Wederom riep hij Walkuur bij zich. Het
viel hem op, hoe stralend de blikken waren
van zijn minister en hij'begreep wat deze
dacht „Ha, koning Weneslaus, nu zit u
nog op uw troon 1 Maar over eenige weken
zit ik er op en laat u bij mij roepen 1"
Zoo dacht Walkuur.
Koning Weneslaus lachte medelijdend om
de dwaze plannen van Walkuur. Hij zeide
streng
„Walkuur, hier ziet ge rond u vijftig gewa
pende mannen. Zij zijn mij trouw en zullen
het altijd blijven. Ontvluchten is onmoge
lijk 1"
„Maar sire.... 1" riep Walkuur woedend
uit, „beteekent dat., dat ik., uw..?"
„Dat u mijn gevangene is, ja 1" zeide df
koning kalm.
(Wordt vervolgd.)
VLAAMSCHE HUMOR.
De vriend Oskar, een jongen die nooit te
veel natfr school had gegaan en daar om niet
heel zeker was van zijn spelling in sommige
woorden, telefoneert naar een verre kennis in
Brussel.
„Met wie spreek ik?" vraagt de vriend.
„Oscar 1" roept Oscar.
„Ik versta u niet.... spel de naam eens."
En Oscar begon
O, eerste letter van otomobiel 1
S, eerste letter van cinema.
C, eerste letter van Knocke.
A, eerste letter van Hageroos.
R, eerste letter van rwtjes.
KINDERLIJKE VRAAG.
Kleine Bertus „Pa, hoe komt 't, dat er
alle dagen precies zóóveel gebeurt als er in
de krant kan
Van de 28 dominosteene» moet onder
staande pyramidë gelegd worden, maar zoo,
dat de som van de punten van de horizon
tale en verticale lijnen altijd driemaal het
aantal halve steenen in die rij bedraagt.
B.v. de onderste horizontale rij is 14 halve
steenen lang, daar moeten dus 42 punten
komen, de vierde verticale rij is 4 halve
steenen hoog, daar staan 12 punten op, enz.
De steenen moeten alle horizontaal liggen.