VOOR DE
nnnn
n
n
n
n
nmm
p' o
DE VADER UIT INDIE.
o--—0—i
EiCK WAT WITS
ONS DAMBORD.
28. 33—28 12—17
29. 22 11 16 7
30. 27 16 18—22
NUMMER 18 VIERDE JAARGANG 1924
t>etacllet«W*
nraaljee^
[aardig
ibopu,
flKKX».
^nuttigheid
ttmmmmmmmmmmmiÊÊmÊKmmtmmmmmmmmKm
uüZlCHTSBEDROG.
Hier laten we eemge aardige staaltjes
van gezichtsbedrog volgen
De eerste teekening duidt aan dat één
smal en rwee breede strookjes papier het
meest misleidende gezichtsbedrog kun
nen veroorzaken. Daar waar de reepjes
N-vormig ziin geplaatst gelijkt het smal
le strookie veel korter dan de andere
reepjes en bij het andere voorbeeld lijkt
het smalle langer
ontkomen kunnen, die geen oogenblfk
de gelagkamer verlaat. (Bij deze woorden
iaat mende vrouw zien) Eindelijk hebben
zij een middeltte gevonden zij vragen nl.
aan de waardin, nog een flesch wijn uit den
kelder re halen, en terwijl ze dat doet,
poetsen zij de plaat ieder in een andere
richting (Men laat zien, daf de boeren
alle op verschillende plaatsen in het spei
gestoken worden, nl. één bovenop, één
midden in en één onderaan.) De waar
din, die bij haar terugkomst de boertjes
niet meer vindt, loopt hen gauw na en
krijgt hen eindelijk te pakken. Men legt
de vrouw nu bovenop het spei, laat afne
men en legt het onderste stapeltje op het
bovenste en nu kan men aan het publiek
laten zien. dat de vrouw de 3 boeren bij
zich heeft
Dit kunstje moet snel worden uitge
voerd, en eveneens dient men op het
laatst de kaarten weer snel bijeen te pak
ken, opdat de toeschouwers niet bemer
ken, dat onder de boeren een vreemde ge
komen is.
DENKT U OOK NIET
EEN ANDER SCRAmtvrmEELD.
DE SLIMME MOLENAAR.
(Oplossing).
00
0
00
0
0
0
00
00
00
00
00
00
0
0
0
00
0
00
Van de 32 zakken van den boer stal de
molenaar er 4 en legde de overige, zooals
de figuur aantoont.
Uit een Drentsch dorpje wordt als iets
bijzonders gemeld, dat er op de dorps
school zestien jongeps zijn, die nog nooit
in een trein hebben gezeten. Nu, er zijn
hier in de stad groote zakenlui genoeg, die
ook nog nooit in een trein hebben kun
nen zitten
Naar den regen te oordeelen zou je zoo
zeggen, dat we dit jaar nog 's voor 'n twee
den keer zomer krijgen.
Dieven hebben vier zilveren bekers uit
een winkel-étalage gestolen. Ze wisten
zeker niet, dat je die drie keer achter el
kaar gewonnen, moet hebben, eer je ze
houden mag.
Een man, die door de politie gezocht
wórdt, wordt gesignaleerd als door de zon
verbrand en met zomersproeten. Natuur
lijk een vreemdeling, want in Holland kan
ie dat niet hebben opgedaan.
Hagel, zonneschijn, wolkbreuken heb
ben elkaar meermalen daags afgewisseld
de laatste weken. En zoo hebben de hos-
pitaalgeneesheeren, toen er een man dood
op straat gevonden werd, niet kunnen uit
maken, of hij bevroren was, een zonne
steek had gekregen of was verdronken.
Voor eemge dagen is een snelwandelaar
van Amsterdam naar Rotterdam ge-
loopen. Volgens onze informatie maakt
men zich echter bij de spoorwegen daar
hief ongerust over, daar men niet aan
neemt, dat veel menschen zóó 'n groote
haast hebben.
Verleden week beloofden wij nog eeni
ge voorstellingen van Schaduwbeelden te
geven. Hierboven vindt u er een, dat ech
ter vaardige handen vereischt,
Behalve vaardige handen heeft u ook
nog een stukje carton noodig in den vorm
zooals de teekening aanduidt. Zoo zien
wij eerstdaags overal schimmen oorijzen
van onze bepruikte voorouders.
Bij de tweede teekening lijken de strook-
ies gebroken, niettegenstaande ze een zui-
rer rechte lijn vormen.
DE DRIE DRINKEBROERS.
i
Wanneer men dit kaart-nkunstje gaat
uitvoeren, zorgt men van te voren, dat
men een boer boven op het spel heeft
liggen, zonder dat het gezelschap dit weet.
Zichtbaar voor het gezelschap zoekt men
nu uit het spel de drie andere boeren met
eene vrouw, die men alle op tafel legt.
Men vertelt nu, dat de drie boeren vroo-
lijks klanten voorstellen, die duchtig de
flesch hebben aangesproken, maar geen
geld bezitten om hun gelag te betalen.
Zij beraadslagen nu, hoe zij de waardin
UIT DE MOPPENTROMMEL.
VEELBELOVEND.
Tuchthuisdirecteur „Nu, je tien jaren
zijn om, je wordt aan de maatschappij
teruggegeven, leid nu een beter leven
beloof je me dat
Gevangene „Ja, meneer," (Op 't punt
van heengaan aarzelt hij nog.)
Directeur „Nu. waar wacht je nog
nu
Op 5
Gevangene „Och meneer-, ik had nog
een verzoek aan u. Mag ik die loopers en
zaagjes, die u me indertijd heeft afgeno
men Dat gine zoo goed."
BIJ DEN ZILVERSMID.
„Ik heb vijftien zilveren theebussen
voor u te koop."
„Ik koop geen gestolen goed, meneer."
„Ho wat Je vergist je, ze zijn niét
gestolen: ik ben verleden week getrouwd."
EEN GELUKKIGE VADER.
„Zoo, zoo, Emil is gepromoveerd 1
Dat is net op 't goede moment. Dan kan
hij dadelijk beginnen een accoord met
mijn crediteuren in orde te maken."
Alle correspondentie deze rubriek betref
fende te zenden aan W. N. Stuifbergen
en P. G. van Engelen, adres bureau van
dit blad.
- De Oplossing van Probleem No. 77.
(Auteur A. F. Hoogvelt, Haarlem) is
Wit 32—28,"28—23, 29—24, 17—12,
12x1.
PROBLEEM No. 79.
(Auteur P. G. v. Engelen, Haarlem).
- Stand in cijfers
Zwart 10 schijven op 2, 4, 7, 8, 9, 11,
15, 16, 17, 18 en 36.
Wit 9 schijven op 24, 25, 27, 29, 31, 33,
34, 38 en 47.
PARTIJ
gespeeld Augustus 1916, door de heeren
J. de Haas met Wit en M. ten Brink
met Zwart.
1. 34—29 18—23
2. 29 18 12 23
Een antwoord, dat zelden gegeven
wordt op 3429. In den regel speelt men
17—22 of 1923. ^Het antwoord 18—23
verdient o.i. wel eenige aandacht.
3. 40—34 7—12
4. 45—40 13—18
De gekozen voortzetting is sterker dan
12—18, 17, enz. Door den tekstzet
wordt een deel van den langen vleugel
mobiel gemaakt.
5. 34—30
Sterker is 5045, vervolgens 3228.
9—13
6. 39—34
Geeft gelegenheid tot opsluiting, waar
door het spel onregelmatig wordt.
4—9
Zwart voltooit eerst den stand alvorens
een opsluiting te beginnen.
7. 44—39 1—7
Onmiddellijk 2025 is sterker, nu kon
wit 3025 spelen.
8. 50—45
20—25
Wit is in een nadeelige opsluiting.
9. 33—28 14r-20
10. 39—33 20—24
11. 49—44 15—20 -
Wit dreigde door 3429 uit de opslui
ting te geraken.
12. 44—39 9—14
Verhindert den sterken uitruil 2822
enz.
13. 31—27 17—21
14. 36—31
3731 maakt geen verschil steeds
volgt 2126.
21—26
15. 41—36 10—15
16. 47—41
Deze zet kost wit een schijf 27 of
2822 is aangewezen.
5—10
17. 27—22 18 27
18. 31 22 12—18
De zet om de schijf te winnen.
19. 37—31 18 27
20. 31 22 16—21
21. 42—37
Op 4137, antwoordt zwart eveneens
met 1116.
11—16
22. 22—18
Het offeren van deze schijf is nog wel
het beste.
23 12
Sterker dan 13 22 en 21 12 daar dit
de stelling te veel verbrokkelt.
23. 36—31 12—18
24. 31—27 18—23
Veld 23 is voor zwart van groot belang,
25. 41—36 7—12
26. 46—41 12—18
27. 28—22
Gedwongen, daar op 3631, 4136
wit
8—12, 2—8,
wederom een schijf moet verliezen.
8—12
Gespeeld op een combinatie, die, zooals
uit het antwoord blijkt, wit ontging.
31. 28 17 26—31 1
De fraaiste zet in deze combinatie, wit
kon niet 36 27 spelen, hierop volgt 711
2 44, 23—29, 19 46.
32. 37 26 23—29
33. 34 23 19 46
34. 30 8 3 21
35. 16 27 46—19
Het veiligst is wel de dam op te bei-gen.
36. 39—34 7—12
37. 43—39 19—8
38. 39—33 14—19
Wacht nu af een rondslag met de dam
te kunnen maken of het witte spel te
forceeren.
39.. 27—21
Speelt op het valletje 2117, 26 17,
35 13.
19—24
Afdoende.
40. 34—30 gedw. 25 34.
41. 40 29 20—25
42. 29 20 15 24
43. 33—28 10—15
44. 38—33 8—3
PROBLEEM No. 80.
Auteur K. Warmerdam, Heemstede.
Stand in cijfers
Zwart 8 schijven op 13, 19, 21, 23,
24, 25, 26 en 31.
Wit 8 schijven op 30, 32, 34, 38, 40,
46, 47 en 48.
:5 S3 D
oplossingen moeten binnen 7 dagen in
ons bezit zijn. Goede oplossingen mcch-
ten wij ontvangen van P. Meure, A. H.
v. d. Geest en A. v. d. Laare. Gaarne
houden wij ons aanbevolen .voor proble
men, eindspelen, partijstanden enz.
v*ui
„O!" riep Leopold uit, „dit laatste
woord verscheurt mij het hart, juffrouw 1"
„U oordeelt wel watvoorbarig, heer
burggraat 1" antwoordde Guillaume op
kalmen toon „men kan wel zién, dat u
niet gewoon is te lijden. Bovendien, waar
om zou de juffrouw u met op haar beurt
vragen, met welk recht u in haar hart
tracht te lezen Ware liefde weet zich te
onderwerpen en te wachten, mijnheer."
Leopold ging op Rosemonde toe en
zeide haar met waardigheid
„U hebt een zuster, bijna even schoon
als u, juffrouw, doch zij bezit een buiten
gewoon slecht en vermetel karakter.
Tracht bij God alles goed te maken, wat
uw zuster voor kwaad stichten kan
schenk geloof aan de rechtschapenheid
van den man, die u aanbidt en breekt
hem het hart niet. Ik vraag geen mede
lijden, slechts rechtvaardigheid."
„Mijn verontwaardiging is gegrond,
mijnheer," antwoordde Rosemonde, zon
der den burggraaf aan te zien.
„Ja," hernam hij, „doch uw al te
groote gestrengheid zou toch hoogst
onrechtvaardig zijn. Heb ik u een ont
voering voorgeslagen, dan komt zulks
omdat ik daartoe, als het ware, aange
moedigd werd in de antwoorden op
mijn brieven. Daarin werd mij medege-
dat uw voogd in last had, u nog twee
jaren op het pensionaat te laten 1"
„Dat waren leugens riep Rose
monde verontwaardigd uit.
„Zij kwamen niet van u ik weet thans,
dat zij leugens zijn, doch zij leidden mij
om den tuin,"
„O," riep het fiere meisje, „welk een rol
heeft men mij doen spelen En de gods
dienst zegt, dat men zich niet wreken
mag
„Hij beveelt zelfs te vergeven," merkte
Guillaume aan.
Rosemonde liet het hoofd zinken en
vouwde de handen. Op dit oogenblik
brak een zonnestraal door het gebladerte
heen, viel op het peinzende meisje en gaf
aan haar overvloedige lokken een goud
bruinen weerschijn. Wanneer men 'haar
zóó gezien had, zou men haar gehouden
hebben voor een der engelen van Titiaan,
biddende bij het Graf.
Dit onderhoud was over het algemeen
een gunstig voorteeken voor de la Ro-
cheferny het gaf hoop op welslagen in
de toekomst. Guillaume achtte het wen-
schelijk het, voor ditmaal, hierbij te
laten Rosemonde volgde zijn voorbeeld.
De makelaar bood het jonge meisje den
arm en beiden sloegen langzaam een voet
pad in, hetwelk naar het woud leidde.
Leopold volgde, terwijl hij in gedachten
verzonken, met zijn wandelstok de bloe
men van de stengels sloeg. AUen zwegen.
Op een gegeven oogenblik bleef Rose
monde's kleed haken, Leopold, die achter
haar liep, maakte het los en toen hij zijn
hand terug trok, waren daarop eenige
droppels bloed zichtbaar.
„Zijt u gewond, mijnheer vroeg
Rosemonde. met onverwachte levendig
heid.
Leopold gjiiuiacme, terwijl hij zijn
zakdoek om de hand wond.
„Ha ha lachte Guillaume vroolijk,
„de burggraaf stort reeds zijn bloed voor
u, juffrouw 1"
Rosemonde wierp den burggraaf een
blik toe. waarin wel vriendelijke dank
baarheid scheen opgesloten. Deze na
derde haar en, als door een. overklaarbaar
toeval, rustte eenige oogenblikken later
Rosemonde's arm in dien van den jongen
man. Handig had Guillaume, die de
harten dier twee had doorgrond, deze
operatie volvoerd. Intusschen wandelde
men voort de stilte werd slechts ver
broken door eenige terloopsche opmer
kingen aangaande het zachte weder of
het frissche groen van het gebladerte.
Weldra voegde zich een vierde wandelaar
bij hen deze was Bernard.
Bernard thans was hij niet meer te
veel, de conferentie was ^geëindigd.
Het gedeelte van het bosch, waarin
zij zich bevonden, behoorde bij den Groe-
nenhof de groote weg van Parijs naar
Melun liep er ter rechterzijde langs. Aan
den overkant ontwaarde men groote plek
ken en omgekapte boomen. Het was een
bekoorlijke landstreek, de weiden, een
onmetelijk tapijt van groen fluweel ge
lijk, waren doorsneden door heldere snel
vlietende beken, welker water schitterde
in de zonnestralen. Hier en daar bloeiden
wilde waterlelies of vertoonden zich gele
rietbloemen.
Rosemonde en haar geleider hadden
het bosch van Groenenhof verlaten en
waren den weg overgestoken om de
schoone weidevelden meer van nabij te
zien.
Guillaume volgde op eenigen afstand
met Bernard, zonder hen uit het oog te
verliezen zij waren echter onder de
schaduw der boomen gebleven en hadden
een zitplaats gevonden op een met gras
begroeiden berm.
„Ik moet in u toch wel een onbeperkt
vertrouwen stellen, mijnheer, om zulk
onderhoud onder vier oogen toe te staan,
zonder dat ik er iets van hooren kan,"
zeide Bernard. „De brief van den heer
Falamon blijft er mij echter borg voor.
Het schijnt, dat ik uw bevelen moet
volgen, in alles, wat betrekking heeft op
juffrouw Rosemonde. Verduiveldmijn
heer Falamon acht u hoog, zou ik zeggen!..
Weet u wel, mijnheer, dat ik niemand
ken, wien hij zulk een uitgebreide vol
macht geven zou
„Mijnheer Bernard," antwoordde Guil
laume, „wanneer u mij wat beter .hebt
leeren kennen, zult u moeten toegeven,
dat ik niet geheel onwaardig ben zulk
een onbeperkt vertrouwen bij mijn pa
troon te genieten."
Het gesprek werd nog eenigen tijd op
dezelfde wijze voortgezet en liep natuur
lijk ook over de goede eigenschappen
van Rosemonde, van wie Guillaume een
groote bewonderaar was. Hij ondervroeg
den pachter met^roote belangstelling aan
gaande het jonge meisje Bernard ant
woordde openhartig en was onuitputtelijk
in lof, hij koesterde voor zijn nichtje een
genegenheid welke aan verafgoding grens
de.
Terwijl zij zoo samen keuvelden, wa
ren de jongelieden onder het gebladerte
van een prachtigen populier gekomen,
welke aan den oever van een beekje
stond. Zij stonden daar gearmd en sche
nen in levendig gesprek gewikkeld, ten
minste Leopold hief meerdere malen de
hand ten hemel. Toen Rosemonde, eeni
gen tijd later, den grooten weg opkeek,
zag zij van den kant van Parijs een zwaar
Dlomn postriituig aankomen-
„Wat een leelijke wagen zeide zij,
onwillekeurig eenige schreden achteruit
wijkende.
„Dat is zoo," stemde Leopold toe,
„doch mogelijk zitten er wel goede lie
den in, die op reis zijn."
„Ik geloof het niet," hernam Rose
monde, terwijl zij nog steeds haar schoone
hemelsblauwe oogen op het sombere
voertuig gevestigd hield.
Het was een oud rijtuig, maar nog in
vrij goeden staat en door een paar flinke
paarden getrokken. De koetsier had geen
livrei en het rijtuig bevatte ook geen
bagage.
Het reed in draf tot bij den populier.
Daar aangekomen stak een man, met een
breed, rood gelaat, het hoofd buiten het
portier en riep, zich tot Leopold wenden
de
„Zijn wij hier aan Groenenhof, mijn
heer
De koetsier hield de paarden in.
„Ja, mijnheer," antwoordde Leopold,
en zacht voegde hij er bij
„Dat gezicht heb ik meer gezien."
Het portier werd geopend en een man
van omstreeks veertig stapte uit. Hij was
forsch gebouwd, droeg zwarte bakkebaar
den en had scherpe, harde gelaatstrekken,
om zijn mond speelde een vroolijke
glimlach. Hij naderde Leopold, nam zijn
hoed af en zeide
„Mijnheer, het toeval begunstigt mij
uitermate. Ik ben uit Parijs vertrokken
met het doel mij naar het buitengoed
van graaf de la Rocherferny te begeven,
en ik heb het geluk, hier reeds halverwege
zijn zoon te ontmoeten, met wien ik iets
te behandelen heb."
„U, iets te behandelen met mij
riep Leopold uit, terwijl hij een verdedi
gende houding aannam, zonder den arm
los te laten van Rosemonde, die beefde
als een riet. „Verklaar u terstond nader."
„Ja, heer burggraaf," antwoordde de
ander „wilt u zoo goed zijn mij te zeg
gen, of u mij op het oogenblik de som van
Zevenenveertig duizend zes honderd vijf-
en zeventig franken ter hand kunt stellen,
tegen teruggave van deze schuldbeken
tenissen
Met deze woorden haalde de vreemde
ling een zware portefeuille voor den dag.
„Ellendeling 1" riep de burggraaf, ter
wijl hij zijn stok ophief.
„Wilt u mij soms afranselen, mijnheer?"
hernam het heerschap onder zijn overjas
een korten, knoestigen knuppel te voor
schijn halende.
Rosemonde was doodsbleek geworden,
doch beseffende welk gevaar Leopold
liep, herkreeg zij haar koelbloedigheid
en voegde haar geleider fluisterende
toe
„Geld Die man zal betaald worden;
ik zal den heer Falamon schrijven."
„Dierbaar meisje," antwoordde de burg
graaf, haar arm vaster tegen zich aan
drukkend, „beloof mij kalm te blijven
en mij te laten handelen."
„Ik heb hier een wissel, mijnheer,
door u geaccepteerd," hernam de man
der wet, „hij is protesteerd de recht
bank heeft hem bij lijfsdwang invorder
baar verklaard
Rosemonde uitte een kreet. Leopold
hief de hand op tegen den man, die zulke
wreede woorden durfde bezigen hij
wilde reeds toeslaan, buiten zich zelf
van woedetoen hij zich door ijzeren
vuisten voelde aangrijpen, welke hem bij
de ellebogen tegenhielden. Drie gerechts
dienaars waren aan de andere zijde uit
het rijtuig gestapt, en langs een omweg
Leopold van achteren genaderd, zonder
dat hij het bemerkt had.
Rosemonde riep om hulp; haar geroep
werd door Bernard en Guillaume ver
nomen. doch ongelukkig waren dezen op
vrij grooten afstand. Leopold was sterk
en vlug, zoodat hij zich met verw9n-
derlijke kracht verweerde. Hij moest
echter het onderspit delven werd opge
nomen en in het rijtuig gedragen welks
bestuurder aanstonds den teugel wendde.
Rosemonde slaagde er in. hoewel het
hoofd haar duizelde, het voertuig te be
reiken, voordat het wegreed zij staf
Leopold de hand toe, uitroepende
„Vertrouw op God eh op mij 1"
Leopold drukte een kus op haar hand,
waarna het rijtuig in gestrekten draf weg
reed. Rosemonde's handschoen was bij
het afscheid in zijn bezit gebleven. Hij
bracht ze aan zijn lippen en in droevig
gepeins verzonken reed hij spoorslags
met zijn drie bewakers den weg naar
Parijs op. De vierde had een plaatsje
bij den koetsier gevonden.
Twee minuten later kwamen Guillaume
en Bernard hijgend aangeloopen zij
ondersteunden Rosemonde, wier krach
ten haar schenen te begeven. Het rijtuig
verdween, te midden van een stofwolk,
uit het gezicht.
Bernard nam zijn nicht onder den arn,
en geleidde haar naar de bron terug,
waar juffrouw Bernard zich nog met haat
dochter bevond. Rosemonde was doods
bleek. men was beducht voor een zenuw
toeval, daarom wilde men haar voor-
loopig geen vragen stellen. Er werd een
wagentje van de boerderij gehaald en
de Bernards begaven zich snel naar Groen-
nenhof terug, in gezelschap van Guil
laume, die hevig ontroerd was en zich
omtrent dit voorval in gissingen ver
diepte.
„Stel u gerust," zeide de pachter tot
hem. „Wij hadden het kunnen voorzien.
Ik raad reeds, wat het is. TDitmaal is de
burggraaf ontvoerd geworden, door..,,
een schuldeischer, die zijn geduld ver
loren heeft."
Guillaume glimlachte en kreeg zijn
gewone kalmte terug.
„U doet mij daar veel goed, Bernard,"
zeide hij. „Geld is het slechts een kwes
tie van geld doch laten wij eens
met onze dierbare nicht spreken, waarde
Bernard."
Na verloop van een kwartier had men
den Groenenhof bereikt. Men bracht
Rosemonde naar haar slaapkamer. Ca
therine en Marguerite weenden, zij droe
gen de meest mogelijke zorg voor het
meisje, dat zij als een kind van den huize
beminden.
„Ik moet u spreken," zeide Guillaume
tot Bernard.
Ongeveer een half uur later was Rose
monde weder geheel tot kalmte gekomen.
Guillaume vroeg verlof om haar te be
zoeken en had een onderhoud onder vier
oogen met haar. In weinige woorden deel
de het jonge meisje hom het heftig too-
neel mede en de o ïtvo ri ïg, welke daarop
gevolgd was. Zij had geschreid en dat was
een verlichting voor haar geweest, waar
door haar een gevaarlijke crisis bespaard
was.
„Er kunnen onvoorziene gebeurtenis
sen voorkomen, juffrouw," zeide Guil
laume tot haar, „welke alle plannen ih
duigen werpen. Wij hadden juist zulk
een schoonen vrede geteekend dank
zij uw goed, edelmoedig hart, waren
wij schier te gelukkig. Er is een wolk
over gekomen, doch een gunstige wind
zal haar wel weder verdrijven. Het for
tuin van den heer de la Rocheferny
wordt ernstig bedreigd hij heeft dwaas
heden begaan, waarvoor hij thans moet
boeten doch ik ben er zeker van, dat hij
er geen meer doen zal. Hij zal een deel
zijner bezittingen verkoopen en. wanneer
- - ~mrTi—w—wwm—i^—r—uway— imomm
HUISKAMER