EEN UUR COMMISSARIS. GENEZEN S s&uy. 0 hij mijn diensten aanvaarden wil, zal ik groot was zijn teleurstelling, toen hem dat hoef je er niet bij te zeggen) te be trachten voor hem een erfdeel over te bleek, dat zijn deel van de tamelijk aan- hartigen." houden, waarvan hij onafhankelijk en zienlijke erfenis bestond in vier aandeelen „Maar hij zal vragen, of ik gek ben," Sen „Ja, u hebbelijk mijnheer," antwoordde de levensverzekeringmaatschappij Con- Rosemonde. „Maar het is toch vreeselijk Het was juist geen lofrede op de over ledene, die hij hield, toen een paar ken nissen dien avond eens kwamen infor- om zoo aangehouden en in de gevangenis geworpen te worden, gelijk een mis dadiger." zei Kees doodnuchter. „Ik ben net één dag aandeelhouder ,Hoor eens, Kees, ik kan je in ver niet anders dan gebaat zou zijn. Maar ik kan natuurlijk alleen de zaak niet dwin- Natuurlijk, natuurlijk," herhaalde Kees, die niet wist wat hij anders moest zeggen. „Commissarissen maken in overleg met trouwen wel zeggen, dat de directeur den de directie de voordracht op, en nu meen aftredenden commissaris heel graag kwijt ik wel te mogen zeggen, dat zij, indien „De gijzeling onteert niet," meende meerei, of het nogal meegevallen was. zou zijn. Dat is een lastig heer, die overal ik de heeren wijs op uw gebleken belang- Guillaume. Kees wees op de aandeelen met een min- met zijn neus tusschen zit. Je bent een stelling, geen bezwaar zullen maken, u „Maar het blijft toch altijd een gevan- achtend gebaar. „Ik zal gauw klein geld fideele kerel, die niet zoo alle hoekjes en °P het dubbeltal te plaatsen. De verdere King r' eefl afschuweil,ke van die vodden maken, „Ongetwijfeld," zeide de vriend van den ik ze in mi>a kast laat lig8en' zullen vee' betf zou opschieten heer Faiamon „doch de opsluiting is ze me onophoudelijk aan de ondankbaar- Dat „fideele kerel werkte. Kees wist gunstig resultaat had hij niet durven ver- slechts van korten duur zijn schulden heid van mijn tante herinneren." oat hij dat was, en begon langzamerhand wachten. „Ik blijf u voorloopig dankbaar „Kees, schop je geluk niet moedwillig de zaak met meer als zoo genee! onmoge- met voeten," vermaande Jan Asselbergs, te beschouwen. zei hij, „want gaatjes napluist, en waarmee.de directeur j^deel^uders1" stemf?erechtigde Kees' gezicht glom. Dit aanvankelijk zullen betaald worden „Wanneer vroeg Rosemonde leven dig. „Wel, wanneer men zijn landerijen, zijn pachthoeven verkocht heeft „En wanneer zal dat gebeurd zijn," vroeg het meisje opnieuw, rood van on geduld. „Ja," zeide dè onverbiddelijke Guil- laume, met opzet, „als er liefhebbers voor koor. komen en de wettelijke formaliteiten vervuld zijn „Mijn hemel 1" riep Rosemonde uit, „dat kan nog wel drie weken duren I" „Zeg maar gerust zes maanden, een jaar, juffrouw." Rosemonde stond bleek en bevend op, met een knipoogje tegen de anderen. De anderen, die Jan kenden, begrepen, Zou je nu werkelijk denken vroeg hij aarzelend. Denken zei jan. „Vast weten, dat en begaf zich naar een tafel, waarop antwoordde Kees gemelijk. dat hij iets met Kees voorhad, en namen je gekozen wordt. Maar je moet zonder zich voor, hem daarbij naar vermogen mankeeren morgen naar den directeur, te helpen. Voor het overige zullen we je wel een ..Doe het niet, Kees 1" klonk het in handje helpen, reken daarop." Deze belofte werd met een zbo luid- Kees keek eenigszins verwonderd op. ruchtig voetgestommel, als vier jonge Wat willen jelui nou'" menschen kunnen teweegbrengen, be- aangebroken. Kees Verheggen begaf zich „Heb je de krant van vandaag al ge- ^vl de commissaris van Constantia. lezen vroeg Jan, met een onnoozel Lang hij leven Jan üe he^ gezicht. Hef was vijf minuten voor haiftwee. Die interesseert me vandaag mets, II. Toen Kees de vergaderzaal binnentrad, voor uw vriendelijke meenmg. Niets zou mij aangenamer zijn, dan met u werk zaam te kunnen wezen voor den bloei der maatschappij." „Het genoegen is weder keeng, meneer Verheggen," zei de directeur, zijn bezoe ker uitgeleide doende tot aan de deur. „Tot ziens dus op de algemeene verga dering." in De dag der algemeene vergadering was Den volgenden morgen tegen tien uur vond hij daar een zestal heeren in druk de schrijfbenoodigdheden lagen. Haas- „Je moet hem toch bepaald lezen, tikte Kees Verheggen aan de deur van gesprek. Aanstonds werd dit*gestaakt, en tig schreef zij eenige regels, onderteekende Kees," hernam Jan, „daar staat iets in het kantoor der Maatschappij Constantia. dier oogen wendden zich met belang en reikte den brief geopend aan den heer over de levensverzekeringmaatschappij Toen hij de deur had geopend, kwam de stelling naar den binnentredende. Guillaume over. Ar.r.r onoHhPi'd van \c tante chef de bureau naar hem toe en vroeg zeide overgelaten De directeur een van het zestal aan de heeren vooi, die de commissarissen van Constantia ble- „Aangename kennismaking," Zestig duizend franken zeggen. Maar wat staat er aan van aie {(-a> en zou {n2age W1jlen nemen van de „zeer aangenaam kennis te maken," klonk voor een boerinnetje als ik 1 't Is bijna maatschappij in vroeg hij, toch wel stukken ter visie." het, en Kees had het druk met dit te te veel eenigermate nieuwsgierig. De chef de bureau boog. „Wilt u mij beamen, te buigen en handen te geven. Guillaume slaakte een kreet. Dit ver- jan nam de krant op en vouwde ze maar volgen Het sloeg half twee. „De vergadering wijt sneed hem door de ziel. open. „Luister goed, Kees Algemeene Kij begaf zich naar het bureau van den moet beginnen," zei de president-com- „U aan uw lot overlaten 1" riep hij vergader;ng van aandeelhouders1 in de Le- directeur, die Kees de hand bood en hem missaris, mr. Bnnkgreve, zich naar zijn uit. „Ah, juffrouw, ik weet dat uw vader vensverzekeringmaatschappij Constantia uitnoodigde plaats te nemen. „U is mijn- zetel begevend Kees nam aan een der u aanbidt! a„,;i Ho* na- beer Verheggen. Zeer aangenaam ken- klaar gezette tafeltjes plaats, als de eenige „Spreken wij daar niet over," zeide °P Maanaag aen izen t-vpri s n nis te maken. U is de eerste aandeelhou- aanwezige aandeelhouder buiten het be- Rosemonde, in wier oogen de tranen middags ten een en een half ure (deftig der( ^ie inzage komt nemen, ik moet stuur. schitterden, „hier is de brief san mijn hé) in de bovenzaal van het „Parlement, zeggen, dat ik uw belangstelling in de De voorzitter ukte even met zijn ha- voogd. Ik doe afstand van alles.... ik De stukken liggen van af heden ter visie maatschappij op prijs stel." mer. „Mijne heeren, ik open de ver ben, naar ik hoop, meesteres over mijn voor aandeelhouders ten kantore der „Ja, ziet u," zei Kees, die na een vluch- gadering en zeg den heer Verheggen huwelijksgift, daar ze mij geschonken is. Maatschappij. Aan de orde periodieke tig onderzoek van het bureau tot de con- dank voor zijn vereerende tegenwoor- Vlug, mijnheer spoed u naar Parijs te- aftred(ng van een der commissarissen Husie kwam, dat het een heel comfortabel digheid." Kees boog. „Wij zullen rug ik smeek het u desnoods op mijn ,,f h dividend en wat ver- »hok" was' "ik ben no« maar één dag onze werkzaamheden beginnen met het knieën. Laat men dien afschuwelijken vaststelling van net dividend, en wat ver 3andeelhouder - voorlezen der verschillende bescheiden, wissel voldoen en hem in vrijheid stellen der zal worden voorgesteia. „Dat is hetzelfde, waarde heer," ant- die ter inzage gelegen hebben Toen dien.**." President-Commissaris, woordde de directeur, „of liever, daarom dit geschied was „Heeft iemand der „Dien u liefhebt," vulde Guillaume Mr. W. BRINKGREVE. waardeer ik te meer uw belangstelling, heeren bezwaar tegen het verslag der aan. „Ik vertrek juffrouw, doch vóór p. S. De aandeelen behooren tot Zater- U weet, hoe het veeljl gaat met directie Zoo niet, dan verklaar ik alles verzoek ik u om de gunst u de hand dag jo April tegen ontvangbewijs gede- maatschappijen, die een behoorlijke ren- dit voor goedgekeurd." te kussen." poneerd te worden ten kantore der Maat- te opbrengen. De aandeelhouders strij- Ook de verdere werkzaamheden vlot- Guillaume boog zich over het blanke L,, ken ze op en zien verder niet naar de ten uitstekend, en zoo kwam men spoe- handje heen met een teederheid, welke v<*»tc»P«tfwnm«»i hrurnette het einde maatschappij om. U toont daaromtrent dig tot de verkiezing van een commis- „.Vht te„ «erste verbaasde en voetgesiomme v g iie een andere opvatting te hebben, een be- saris, waarbij Kees met den aftredende dezer voorlezing. tere, mag ik wel zeggen." op het dubbeltal was geplaatst. „Nu, wat zou dat f zei Kees met klim- Kees knikte met een gewichtig gezicht. De stembriefjes werden rondgedeeld mende verwondering. „Als ik ergens voor sta, neem ik mijn en ingevuld en voor den president-com- „Wat dat zou? Wel, dat jij naar die verplichtingen trouw waar, maar met ze- missaris gedeponeerd, die een der com- vergadering moet, om mee het dividend kere ruimheid in de* opvatting Bernard's nicht ten zeerste verbaasde en ontroerde. Een uur later was hij op weg naar Pa rijs. - XIII. Onder de vriendelijke hotels, welke de moderne kunst op het terrein der Champs- vast te stellen, om mee een commissaris te kiezen, om laat ik het maar in eens „Dat mag ik wel," hernam de directeur. missarissen en den heer Verheggen uit noodigde, als stemopnemers te willen fun- Ik geloof, dar wij elkaar na zulk een geeren. Kees verhuisde nti van zijn tafel- moderne xunst op nei urn cm uci lf f t commissaris Elysées te Parijs weten te bouwen, is er zeggen zen tot commissa een tusschen een voorplein en een tuin te worden, gelegen, dat zich met opzet achter het „Bravo bravo 1 1 L - -Urtfnrnl l* kozen korte kennismaking reeds uitstekend tje naar de bestuurstafel. De functies vorGtinn Pu «rilt ii nu oorct Ao Kalme werden aldus verdeeld, dat de commissa- klonk het uit drie verstaan. En wilt u nu eerst de balans werden aldus verdeeld, dat de commissa- en verdere bescheiden eens inzien ^is de briefjes 2ou aflezen, die daarop Met genoegen," zei Kees, die met door den voorzitter zouden worden na- groen schijnt te .verbergen, en hetwelk monden. „Leve de commissaris van zijn volle breedte voor de tafel ging zitten, gezien, en Kees aanteekening houden de voorbijganger slechts bij toeval kan Constantia bewonderen, wanneer het, met wingerd „Wat mar begroeid hek een oogenblik openstaat, jjees, ten toppunt van verbazing. Deze woning, slechts twee jaren ge- - leden gebouwd, bevat alles, wat weelde en fijne smaak kunnen uitdenken het wist wel Heel ernstig keek hij de verschillende De stembriefjes werden geteld er Wat mankeert jelui nou toch vroeg papieren door, die de directeur hem voor- waren er vijf en twintig en dooreenge- _es, ten toppunt van verbazing. legde, hoestte en kuchte een paar maal, schud. Het aflezen begon. Het eerste „Zie je nu nog niet, Kees, dat je tante je wees een enkelen keer met den vinger bij droeg den naam van K. Verheggen, het cWht nipt herlarVit hrrft 7.e °f bracht de hand aan het voorhoofd en tweede ook, het derde evenzoo, alsmede slecht met bedacht heeft f Z.e ?choof t£n sloUe me( een gezicht( dat het vierde, het vijfde, het zesde, het ze- „Maar ik begrijp niet," stotterde Kees, vriend viel hem juist bij tijds in. „In met elkaar verbaasde en vragende blik- en nine suiaajn luiinm uiiutuavi, sciioui leii siune mei een gezicni, uai m-, voorplein is met sierlijke, veelkleurige wist wel wat ze deed, toen ze deze kost- voldoening uitdrukte, de paperassen naar vende.... De voorlezende commissaris tegels belegd, de tuin gelijkt wel een groo bare ^aandeelen voor jou bestemde. den-directeur. De vermaning van zijn hield even op, de andere heeren wisselden te bloemenkorf, beschaduwd door hooge M~ Tr— boomen. Het gras iht er altijd even frisch uit, dank zij een fontein, welks water als regen daarop nedervalt. Des zomers ligt deze stille woning ge heel in de schaduw 's winters wordt ze „leg me toch eens uit orde," zei hij. „Ik maak u wel mijn com- ken. De aftredende commissaris draaide „Dat zal ik doen," zei Jan. „Ze moeten pliment, meneer de directeur, voor uw op zijn stoel heen en weer en keek braaf door de gouden zonnestralen beschenen. Ten Noorden der villa bevindt zich kiezen? meende Kees. de binnenplaats, welke ui komt op een daar aan Constantia een nieuwen com- uitstekend beheer, missaris hebben, dat heb je gehoord." De directeur boog. laar ze kunnen den ouden toch her zuinig. Kees, die phlegrflatiscb streepjes had gezet achter zijn naam, begreep „Het is mij aan- genaam, dat mijn beheer uw goed- niet, wat die pauze te beduiden had, al keuring kan wegdragen. Ik mag zeggen, verwonderde het hem, dat niet één stem dat dit voor mij èen prikkel zal* zijn, om tot dusver op den aftredenden commissa- „Zeker, dat kunnen ze, maar dat is met steeds naar best vermogen mijn klachten ris was uitgebracht. half voltooide straat, waar i mand do r noodzakelijk. Als ze weten, dat jij com- den bloei der maatschappij te blij- Het aflezen der briefjes werd hervat, zou gaan, die voor zaken uit is. Zulk ecu missaris wilt worden, nemen ze natuurlijk ven wijden." Het achtste Verheggen, eveneens het huis te bewonen schijnt een onbereik- jou< nu je aandeelen hebt...." „A propos," zei Kees, zijn stoel wat negende, het tiende, het elfde, het twaalf- Kees wilde hier iets tegen inbrengen, dichter bijschuivend, „als het niet de.... Weer een oogenblik pauze. Ter- voeteestommel belette hem indiscreet was, zou ik u een vraag willen wijl Kees maar aldoor schrapjes zette -i.tlioVitor trtiti matn Kotirrtnn mot pnlrp) mOOT baar geluk voor de groote menigte, daar zoo iets <11.en weggelegd is voor de wei- maar meuw nige uitverkorenen, die over schatten verstaanbaar te maken. Zoodra het ophield, hernam Jan stellen." achter zijn naam, bewoog niet enkel meer „Volstrekt met indiscreet, integendeel, de aftredende commissaris, maar be- Zeer gaarne zal ik u alle gewenschte in- wogen al de heeren zich onrustig op hun „Nu je aandeelhouder bent geworden, i;ciuingen verschaffen. Dat is eenvoudig stoelen en ondervroegen elkander met heb je het recht, inzage te nemen van de m;jn plicht, meer niet." de oogen. Het dertiende, beslissende stukken, die ter visie liggen. Dat moet Kees kuchte. „Ik heb nogal vrijen briefje zou worden gelezen. „K. Verheg je niet uitstellen; morgen er al op uit, tijd, en nu dunkt me wel, dat ik, indien ik gen," las de commissaris-stemopnemer. dat is het secuurste. Je maakt dan meteen daartoe geroepen mocht worden, het De voorzitter maakte met de armen kennis met den directeur, dat kan geen commissa i schap van deze maat^happij boven zijn hoofd een wanhopig gebaar kwaad* ie maakt hem ie compliment mef amb" - zou waarnemen, natuurlijk in de lucht, de aftredende, met herkozen I. a ,"iaa" nem 'e compliment j uitpluizerij, maar commissaris wierp met een nijdigen gooi 'r zijn uitmuntende administratie en zooa]s lk straks r|eds Zei - met zekere zijn potlood op tafel en stond op. De Kees Verheggen had dien morgen de zijn zuinig beheer, daar win je hem da- rujmheid van opvatting." andere heeren schudden het hoofd. Kees laatste eer bewezen aan een oud-tante, delijk door en dan laat je verder door- p>e d;fecteur knikte. „U Ingrijpt, dat Verheggen, die iets van die mimiek ge- van wie hij gehoopt had een mooien di it schemeren, dat je niet ongeneigd zou lk voor mij daartegen volstrekt geen be waar werd, kon er zooals hij later ver te erven, daar hij tijdens haar leven bij zijn, als commissaris mede de belangen zwaar o i hebben. Integendeel, mij dunkt, klaarde geen touw aan vastknoopen. haar goed „in den pas" gestaan had. Hoe der maatschappij en je eigen (maar dat het belang der maatschappij daarbij „Mag ik den heer stemopnemer ver- beschikken kunnen. (Wordt voortgezet.) toeken voort te gaan zei ten slotte de voorzitter. De overige briefjes werden nu vlug af gelezen alle zonder uitzondering waren met den naam van K. Verheggen inge vuld Kees verwachtte een felicitatie, zooals, naar hij meende, gebruikelijk was, maar Ze kwam met. Wel verbaasde hij er Zich over, dat de aftredende commissaris met één stem had gekregen, wel speet het hem achteraf, dat hij zijn eigen naam op zijn stembiljet had geschreven dien raad had zijn vriend Jan hem gegeven „Doen, Kees, het kan van één stem af hangen," maar het meest verwonder den hem de verstoorde gezichten zijner nieuwe collega's. Het was voor Kees een pijnlijk oogenblik Eindelijk, nadat de directeur den voor zitter even ter zijde had genomen, nam deze het woord. „De uitslag der stemming is, dat de heer K. Verheggen is gekozen tot commissans. Maar," vervolgde hij, zich tot Kees wendende, „u zoudt ons allen een groot genoegen doen met uw ver kiezing één dag geheim te houden. Mo gen wij daarop rekenen, meneer Verheg gen „Zeker," zei Kees, „zeker." Alles kwam hem hoe langer hoe meer raadselachtig voor. IV. Kees was nog geen half uur thuis, toen hij zijn vriend Jan de trap hoorde opstor men. „Die komt zeker hooren, hoe het afgeloopen is," dacht hij bij zich zelf. ,,'t Is een gek geval ik ben gekozen, met algemeene stemmen gekozen, en toch heb ik er een vermoeden van, dat er wat achter zit. Wat, dat kan ik niet gissen." De deur ging open „Kees, jongen, ik kom eens oprecht met je spreken, en ik hoop, dat ie 't me nie» kwalijk zult ne men." „Spreek toch met zoo in raadselen, Tgn, als je me niet razend wilt maken. Ik heb van middag al een gek geval gehad. Jan knikte. „Dus je weet er van vroeg Kees. „Geef me dan eens gauw opheldering." „Daar kwam ik juist om, Kees. 't Is een grap geweest, iongen: niets dan een grap." „Maar ik ben toch gekozen, met alge meene stemmen gekozen." „Ja, dat ben je Kees. daar gaat mets at. Laat me nu eens vertellen, hoe de zaak Zich heeft toegedragen, maar beloof me eerst, dat je niet kwaad op me wordt." „Hoe heb ik het met je, Jan Te kent Kees toch wel, hoop ik." „Welnu dan, het was maar gekheid, toen we je op dien avond zeiden, dat je we! commissans kon worden. Dat gaat Zoo niet, Kees, daar hoort meer toe. Ik kende toevallig den directeur, en toen je bij hem kwam, was ik je vóór geweest en wist hij er alles van. Voor de grap zette hij je op het dubbeltal en vertelde het geval aan de commissarissen, die er schik in hadden. Op de algemeene ver gadering, toen het op stemmen aankwam, dacht ieder voor zich „Kom, ladt ik mijn stern aan Kees geven. Dat is een on schuldige grap, want(de anderen stem me i natu irlijk op de aftredenden." Daar Ze allen zoo redeneerden, was het gevolg, dat jij alle stemmen kreeg en de heer Branders niet één. Dit had niemand verwacht en daarom waren ze allen zoo verbouwereerd. De niet herkozen com missaris is natuurlijk woedend, dat hij het slachtoffer is geworden van een grap die zoo niet bedoeld was. De directeur heeft zooveel spijf als hij haren op het hoofd heeft, dat hij de aardigheid zoo ver heeft gedreven, en ik zelf, die de aanleidende oorzaak geweest ben...." Kees gierde van het lachen. „Zóóó.. zit dat zaakje zoo in elkaar Maat wat kwam je nu eigenlijk doen vroeg Kees met eenondeugend lachje bij het zien van Jans arme-zondaarsgezicht. „Kees, je zou me een onuitsprekelijk groot genoegen doen, als je voor je be noeming wilde bedanken." „Bedanlsen Nu al „Toe Kees, doe bet nou om onze ouwe vriendschap." „Allo dan," zei Kees, nam een vel pa pier en een penhouder en schreef, na een oogenblik te hebben nagedacht Hooggeachtte Voorzitter-Commissans. Bij dezen heb ik de eer, U mijn ont slag aan te bieden als commissaris der Maatschappij Constantia, waartoe Uw aller vereerend vertrouwen mij had "benoemd. Ik durf hopen, dat mijn kortstondig commissarisschap en mo gelijk nog meer dit kort briefje bij U een goede herinnering aan mijn per soon zal achterlaten. U verzoekend, mijn beleefde groeten te willen doen aan mijn geachte collega's van één uur, heb ik de eer te zijn Uw zeer dw. dr. KEES VERHEGGEN. „Daar," zei Kees, „lees, en zeg of het zoo goed ts „Perfect," antwoordde Jan, „als je het goed vindt, breng ik het aanstonds even weg." „Ga je gang. Ik ben nu weer een gewoon sterveling geworden." Dien avond werden aan Kees' adres een kistje fijne sigaren en een mandje wijn bezorgd, waarbij een kaartje van den directeur met de woorden „Met har- telijken dank." Jan en de andere vrienden waren pre sent, en menige toost werd ingesteld op de gezondheid van den ex-commissaris van Constantia. Het rijtuig kwam maar moeilijk voort door de dikke sneeuwlaag. Opeens stond het heelemaal stil de wielen waren tot halverwege in de sneeuw begraven. De oude Bertrand veegde zijn gelaat af en sprak „Ziezoo, nu zitten we er in, dok ter. Er valt niet aan te denken om nog verder tegen de helling op te komen." De paarden hijgden van inspanning de damp sloeg den armen dieren van het lichaam. Ze waren als in een dichten ne vel gehuld en hun pooten zakten voort durend dieper in de sneeuw weg. Dokter Mirepoix sprong uit het rij tuig. „Je hebt gelijk, Bertrand," verklaarde hij. „En toch moet ik verder Morgen met den marktdag moet ik thuis zijn, je weet zelf, hoe druk het dan op het spreekuur is. En de oude Landry daarboven heeft met het vervoeren van een vracht hout zijn been gebroken. Ik moet hem nood zakelijk vandaag nog helpen.' „En voor dien ouden dronkaard maakt ge u zoo moe," mompelde de koetsier. „Dronkaard of niet, hij heeft mijn hulp noodig en zal er niet tevergeefs op wach ten. Laat je paarden hier maar wat uit blazen. Als je het koud krijgt, neem dan een slok uit mijn flesch rum en sla mijn deken om je schouders. Binnen twee uren ben ik terug Hij greep zijn met ijzer beslagen stok, die hem in deze bergachtige streken niet verliet, en stapte langzaam in de richting van het dorp, dat daar ginds op de helling van den berg lag. De dokter was een man van vijfender tig jaren, breed van schouders en breed van opvattingen Ondanks zijn ietwat ru we gebaren was hij de zachtmoedigheid in persoon. Na te Bordeaux zeer schit terende studiën te hebben gemaakt, was hij zich hier in zijn geboortedorp, dat de zijnen al sinds zoo lang kenden, komen vestigen. De verlokkingen der groote stad en de bekendheid, door zijn profes soren voorspeld, waren niet in staat ge weest hem terug te houden van de plek waarheen de liefde tot zijn geboortegrond hem riep. Hij voelde zich op zijn gemak daar te midden van al die menschen, met wie hij opgegroeid was. Men noemde, hem den dokter der armen en zijn toewijding, zijtrzelfverloochemng en eenvoud maak ten hem onder deze arme lieden zeer be mind. Hij beoefende de geneeskunde als een soort van apostolaat en dreef zijn zienswijze en geneesmethode mei een soort van kalme stijfhoofdigheid door. Daar werd aan het einde van den weg een gestalte zichtbaar. Hij herkende aan zijn stap den brievenbesteller Barnabé. „Komt u den ouden Landry bezoeken Haast u dan maar, of er is niets meer te doen daar ginds." Ze waren heel vertrouwelijk, met el kaar, die fwee, want ze waren schoolka meraden geweest. Zwijgend, knikte de geneesheer bevestigend. Sinds eenige dagen maakte hij een moeilijke crisis door, veroorzaakt door de eenzaamheid fen den langen winter, die hem hier nog wachtte. Hij vroeg zich af, of hij wel de kracht zou hebben zijn werk voort te zetten, of de taak, die hij op zich genomen had, zelfs voor zijn schouders niet te zwaar zou worden. Wat was hij vroeger gelukkig geweest, als hij aan den avond van een vermjieienden dag zijn Bertha thuis vond zitten bij den haard, met de lieve kleine Jeannette op haar schoot. Dan lieten zijn geliefden hem zelfs den tijd niet om zijn pels af te doen en zijn gevoerde handschoenen uit te trekken. Hij moest jian dadelijk de kleine op zijn arm nemen en haar een kus geven, al was zijn km .vel dan ook stijf- bevrpren. En als ze dan aan tafel gingen, dan was hei zoo'n heenlij k, gezellig fami lie-intérieur, dat hun geluk door niets verwoest of zelfs ook maar verminderd scheen te kunnen worden En toch was het alles plotseling uit. In minder dan zes weken tijds kwam de dood tweemaal bij den heer Mirepoix over den drempel, en ontrukte hem eerst zijn vrouw, daarna zijn dochtertje. Door welke listen had die vreeselijke dood de waakzaam heid van den echtgenoot, den vader, den kundigen geneesheer weten te misleiden Zooveel vrienden en onbekenden had hij weten te redden en nu moest hij die twee levens, die hem zoo buitengewoon dier baar waren, die hem meer golden dan het zijne, zoo plotseling prijsgevenNog twee jaar later was hij ais verdoofd onder dien vreeselijken slag, en dacht er aan, ieder oogenblik, dat zijn drukke practijk hem vrijliet In het begin had zijn sterke natuur en de liefde voor zijn anfbt hem gered van de wanhoop, die anderen in zijn geval ten verderve zou zijn geworden. Hij had zich op zijn arbeid geworpen met den ijver van den soldaat, voor wien de strijd alles is. Van den morgen tot den avond be zocht hij zijn patiënten, overal trachtend de ellende te weren of ze althans te ver zachten. En als hij dan thuiskwam, was hij zóó vermoeid, dat hij terstond na het avondeten zich ter ruste begaf, ondanks het aandringen der goede Pauline, die wilde, dat hij uitgaan en verstrooiing zoe ken zou. Ten langen laatste echter werd hem de inspanning te machtig. Op zekeren dag werd hij wakker met hevig kloppende slapen en gloeiend voorhoofd. Zijn onge steldheid was van korten duur en week spoedig, maar met zijn energie was het na die» dag afgedaan. Tevergeefs tracht te hij, zich steeds meer voor zijn patiën ten te interesseeren hij deed zijn arbeid nog slechts werktuigelijk. Zijn huiskamer, waar hij nog steeds zich omringd voelde door de herinneringen aan zijn geliefde dooden. durfde hij haast niet meer bin nentreden. Het gezicht van het speelgoed zijner kleine kon hij niet meer verdragen, en de wieg van het lieve kind, die nog steeds bij zijn bed stond, moest hij naar den zolder laten brengen Arme man Het sloeg vier uur op de kerkklok. Hij schrok op. Daar immers, vlak bij den toren, rustten zijn lieve dooden 1 Neen, hij kon het niet lanfer verdragen 1 Hij zou, ten minste voor dezen winter, het land verlaten. Zijn vriend Arnal, die te Montpellier toch niets te doen had, zou hem gaarne vervangen. Hij zou te Bor deaux gaan uitrusten en niet terugkeeren vóór den zompr, als de buitenlandsche reizigers weer kwamen. Zóó peinsde hij onder het loopen. „Dagi Jacques, dag Pascal „Dag dokter 1" „Dag Bernadette Toch voelde hij den moed om heen te gaan zich weer ontzinken, als al die arme lieden hem zoo vriendelijk en dankbaar groetten. Maar hij had immers roem en rijkdom aan de liefde tot zijn geboorte grond opgeofferd zonder er het geluk voor in ruil te ontvangen Wat bleef hem in het leven ove<* Het huis van den ouden Landry lag aan het einde van het dorp op de helling van een heuvel. Hel was een armoedig ver blijf, bestaande uit twee kamertjes, waar de oude man met zijn zesjarige klein dochter Fran?oise een kommervol be staan leidde. Landry was bitter onge lukkig geweest in zijn leven. Zijn zoon was gesneuveld in Tonkin, zijn dochter was gestorven, zijn schoonzoon krank zinnig geworden. En zooals meer voor komt, had de oude man voor al die ellen de troost gezocht in den drank en het geld, dat men hem uit medelijden liet verdienen, werd nu haast tot den laat- sten stuiver aan brandewijn besteed. De dokter drong in den nauwen weg door, waar de sneeuw dik opgehoopt lag» Sedert den vorigen avond was de weg door niemand betreden. Hij gaf een schreeuw om zijn aankomst te melden. Maar nie mand antwoordde hij stiet de deur open en vond het daarbinnen pikdonker „Zoo, tader Landry," nep hij, „heb je bij die koude nog met eens de kachel aan i Wil ie dan bijgeval sterven van kou Geen antwoord. „Kom, waar betj ie 1 Ik hoor of zie niets Daar klonk een zv/akke klank hem in de ooie,_, en toen hij een lucifer aanstak, bemerkte hij bij den haard, dicht ineen gehurkt, de gedaante van een kind. Een deken, die bijna aan flarden hing, be dekte haat lichaampje, dat voortdurend door zachte, krampachtige snikken ge schokt werd „War scheelt er aan, beste kind,' vroeg de dokter op zachten toon „Waarom schrei je zoo Wijs me eens, waar je grootvader is, tk kom hem betei maken." Hij had zijn stok aJ in een hoek gezet en zijn tas uitgetrokken Maat de kleine bleef onbeweeglijk zirten en schreide maar al door Toen stak de dokrer een kaars aan, die op den schoorsteen stond, en keek scherp in het vertrek rond Daar lag de oude man in een hoek, met - het hoofd achterover en de beenen lang uitgestrekt De dokter boog zich over hem, luisterde een oogenblik en sloot toen de starende oogen. „Hij is dood,' sprak de geneesheer eenvoudig „Ik kom dus te laat Daarna wendde hij zich tot net kind met de woorden „Hoe lang ligt je groot vader daaf al zoo Waarom heb je mij niet eer laten roepen Je weet toch wel, dat ik dadelijk gekomen zou zijn 1" Het meisje stond op en vlijde zich tegen hem aan Onwillekeurig nam hij haar in zijn armen en zette haar op zijn knie, en veelde een zonderling aangename ge waarwording zich doordringen terwijl hij de kleine liefkoosde „En wat ga te nu beginnen, kind Want je bent nu geheel alleen, nietwaar „Ja," antwoordde ze. „Hier kan ie niet blijven. Waar moet ie nu naar toe „Dai weet ik niet." „Heb je geen oom of tante „Neen ..Welnu, wat doen we dan met je Het kind begon opnieuw te schreien. „Nu, nu," sprak de dokter bedarend en troostend, „maak je maar niet ongerust. Wij zullen je wel helpen." Hij kende het kind maar heej weinig. Van haar karakter wist hij niets de trek ken van het bleeke gezichtje kon hij maar nauwelijks onderscheiden, hij wist alleen, dat ze Fran poise heette Maar de gedachte, zoo'n zwak, klein wezentje te mogen helpen en beschermen had iets onbeschrijfelijk bekoorlijks voor hem. Hij had er bepaald behoefte aan, hier iemand te helpen, die in hem alleen haar steun kon vinden Onderwijl hij zoo peinsde, was het kind aan zijn borst in slaap gevallen. Wat zouden zijn Bertha en de kleine Jean nette wel zeggen, als ze hem zóó zagen zitten Zeker zouden ze her plan, dat in hem begon te rijper.. i:i den hemel goedvinden. Hij aarzelde niet langer. „Luister eens, kleine," sprak hij, toen het kind weer wakker geworden was, „ik zal je meenemen. Vind je dat goed „Ja, heel graag." „Goed, dan zullen we iemand opzoeken opi bij je grootvader te blijven, en wij gaan naar mijn huis. Zou ie van mij kun nen houden „Grootvader zei altijd Dokter Mire poix is de dokter der armen," sprak het kind. De geneesheer stond op, nam het kind in zijn armen en ging naar den aanspre ker, die dichtbij woonde. „Vader Landry is dood," sprak hij tot den man, die Sarrien heette. „Maak alles in orde voor de begrafenis. De kosten zijn voor mijn rekening. Ik neem het kind mee en kom morgen terug. Adieu I" Een uur later kwam hij thuis. De tafel was gedekt en de oude Pauline zat in de grootste onrust te wachten. „Zet e-tns gauw een bord bij," riep hij uit. „fan zoodra we gegeten hebben, haal je het bedje van Jeannette en zet dat in mijn slaapkamer voor de kleine 1" Dokter Mirepoix was genezen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 16