EEN UUR COMMISSARIS.
GENEZEN S
s&uy.
0
hij mijn diensten aanvaarden wil, zal ik groot was zijn teleurstelling, toen hem dat hoef je er niet bij te zeggen) te be
trachten voor hem een erfdeel over te bleek, dat zijn deel van de tamelijk aan- hartigen."
houden, waarvan hij onafhankelijk en zienlijke erfenis bestond in vier aandeelen „Maar hij zal vragen, of ik gek ben," Sen
„Ja, u hebbelijk mijnheer," antwoordde de levensverzekeringmaatschappij Con-
Rosemonde. „Maar het is toch vreeselijk
Het was juist geen lofrede op de over
ledene, die hij hield, toen een paar ken
nissen dien avond eens kwamen infor-
om zoo aangehouden en in de gevangenis
geworpen te worden, gelijk een mis
dadiger."
zei Kees doodnuchter. „Ik ben net één
dag aandeelhouder
,Hoor eens, Kees, ik kan je in ver
niet anders dan gebaat zou zijn. Maar ik
kan natuurlijk alleen de zaak niet dwin-
Natuurlijk, natuurlijk," herhaalde
Kees, die niet wist wat hij anders moest
zeggen.
„Commissarissen maken in overleg met
trouwen wel zeggen, dat de directeur den de directie de voordracht op, en nu meen
aftredenden commissaris heel graag kwijt ik wel te mogen zeggen, dat zij, indien
„De gijzeling onteert niet," meende meerei, of het nogal meegevallen was. zou zijn. Dat is een lastig heer, die overal ik de heeren wijs op uw gebleken belang-
Guillaume. Kees wees op de aandeelen met een min- met zijn neus tusschen zit. Je bent een stelling, geen bezwaar zullen maken, u
„Maar het blijft toch altijd een gevan- achtend gebaar. „Ik zal gauw klein geld fideele kerel, die niet zoo alle hoekjes en °P het dubbeltal te plaatsen. De verdere
King r' eefl afschuweil,ke van die vodden maken,
„Ongetwijfeld," zeide de vriend van den ik ze in mi>a kast laat lig8en' zullen vee' betf zou opschieten
heer Faiamon „doch de opsluiting is ze me onophoudelijk aan de ondankbaar- Dat „fideele kerel werkte. Kees wist gunstig resultaat had hij niet durven ver-
slechts van korten duur zijn schulden heid van mijn tante herinneren." oat hij dat was, en begon langzamerhand wachten. „Ik blijf u voorloopig dankbaar
„Kees, schop je geluk niet moedwillig de zaak met meer als zoo genee! onmoge-
met voeten," vermaande Jan Asselbergs, te beschouwen.
zei hij, „want gaatjes napluist, en waarmee.de directeur j^deel^uders1" stemf?erechtigde
Kees' gezicht glom. Dit aanvankelijk
zullen betaald worden
„Wanneer vroeg Rosemonde leven
dig.
„Wel, wanneer men zijn landerijen, zijn
pachthoeven verkocht heeft
„En wanneer zal dat gebeurd zijn,"
vroeg het meisje opnieuw, rood van on
geduld.
„Ja," zeide dè onverbiddelijke Guil-
laume, met opzet, „als er liefhebbers voor koor.
komen en de wettelijke formaliteiten
vervuld zijn
„Mijn hemel 1" riep Rosemonde uit,
„dat kan nog wel drie weken duren I"
„Zeg maar gerust zes maanden, een
jaar, juffrouw."
Rosemonde stond bleek en bevend op,
met een knipoogje tegen de anderen.
De anderen, die Jan kenden, begrepen,
Zou je nu werkelijk denken vroeg
hij aarzelend.
Denken zei jan. „Vast weten, dat
en begaf zich naar een tafel, waarop antwoordde Kees gemelijk.
dat hij iets met Kees voorhad, en namen je gekozen wordt. Maar je moet zonder
zich voor, hem daarbij naar vermogen mankeeren morgen naar den directeur,
te helpen. Voor het overige zullen we je wel een
..Doe het niet, Kees 1" klonk het in handje helpen, reken daarop."
Deze belofte werd met een zbo luid-
Kees keek eenigszins verwonderd op. ruchtig voetgestommel, als vier jonge
Wat willen jelui nou'" menschen kunnen teweegbrengen, be- aangebroken. Kees Verheggen begaf zich
„Heb je de krant van vandaag al ge- ^vl de commissaris van Constantia.
lezen vroeg Jan, met een onnoozel Lang hij leven Jan üe he^
gezicht. Hef was vijf minuten voor haiftwee.
Die interesseert me vandaag mets, II. Toen Kees de vergaderzaal binnentrad,
voor uw vriendelijke meenmg. Niets
zou mij aangenamer zijn, dan met u werk
zaam te kunnen wezen voor den bloei
der maatschappij."
„Het genoegen is weder keeng, meneer
Verheggen," zei de directeur, zijn bezoe
ker uitgeleide doende tot aan de deur.
„Tot ziens dus op de algemeene verga
dering."
in
De dag der algemeene vergadering was
Den volgenden morgen tegen tien uur vond hij daar een zestal heeren in druk
de schrijfbenoodigdheden lagen. Haas- „Je moet hem toch bepaald lezen, tikte Kees Verheggen aan de deur van gesprek. Aanstonds werd dit*gestaakt, en
tig schreef zij eenige regels, onderteekende Kees," hernam Jan, „daar staat iets in het kantoor der Maatschappij Constantia. dier oogen wendden zich met belang
en reikte den brief geopend aan den heer over de levensverzekeringmaatschappij Toen hij de deur had geopend, kwam de stelling naar den binnentredende.
Guillaume over.
Ar.r.r onoHhPi'd van \c tante chef de bureau naar hem toe en vroeg
zeide
overgelaten
De directeur een van het zestal
aan de heeren vooi, die de
commissarissen van Constantia ble-
„Aangename kennismaking,"
Zestig duizend franken zeggen. Maar wat staat er aan van aie {(-a> en zou {n2age W1jlen nemen van de „zeer aangenaam kennis te maken," klonk
voor een boerinnetje als ik 1 't Is bijna maatschappij in vroeg hij, toch wel stukken ter visie." het, en Kees had het druk met dit te
te veel eenigermate nieuwsgierig. De chef de bureau boog. „Wilt u mij beamen, te buigen en handen te geven.
Guillaume slaakte een kreet. Dit ver- jan nam de krant op en vouwde ze maar volgen Het sloeg half twee. „De vergadering
wijt sneed hem door de ziel. open. „Luister goed, Kees Algemeene Kij begaf zich naar het bureau van den moet beginnen," zei de president-com-
„U aan uw lot overlaten 1" riep hij vergader;ng van aandeelhouders1 in de Le- directeur, die Kees de hand bood en hem missaris, mr. Bnnkgreve, zich naar zijn
uit. „Ah, juffrouw, ik weet dat uw vader vensverzekeringmaatschappij Constantia uitnoodigde plaats te nemen. „U is mijn- zetel begevend Kees nam aan een der
u aanbidt! a„,;i Ho* na- beer Verheggen. Zeer aangenaam ken- klaar gezette tafeltjes plaats, als de eenige
„Spreken wij daar niet over," zeide °P Maanaag aen izen t-vpri s n nis te maken. U is de eerste aandeelhou- aanwezige aandeelhouder buiten het be-
Rosemonde, in wier oogen de tranen middags ten een en een half ure (deftig der( ^ie inzage komt nemen, ik moet stuur.
schitterden, „hier is de brief san mijn hé) in de bovenzaal van het „Parlement, zeggen, dat ik uw belangstelling in de De voorzitter ukte even met zijn ha-
voogd. Ik doe afstand van alles.... ik De stukken liggen van af heden ter visie maatschappij op prijs stel." mer. „Mijne heeren, ik open de ver
ben, naar ik hoop, meesteres over mijn voor aandeelhouders ten kantore der „Ja, ziet u," zei Kees, die na een vluch- gadering en zeg den heer Verheggen
huwelijksgift, daar ze mij geschonken is. Maatschappij. Aan de orde periodieke tig onderzoek van het bureau tot de con- dank voor zijn vereerende tegenwoor-
Vlug, mijnheer spoed u naar Parijs te- aftred(ng van een der commissarissen Husie kwam, dat het een heel comfortabel digheid." Kees boog. „Wij zullen
rug ik smeek het u desnoods op mijn ,,f h dividend en wat ver- »hok" was' "ik ben no« maar één dag onze werkzaamheden beginnen met het
knieën. Laat men dien afschuwelijken vaststelling van net dividend, en wat ver 3andeelhouder - voorlezen der verschillende bescheiden,
wissel voldoen en hem in vrijheid stellen der zal worden voorgesteia. „Dat is hetzelfde, waarde heer," ant- die ter inzage gelegen hebben Toen
dien.**." President-Commissaris, woordde de directeur, „of liever, daarom dit geschied was „Heeft iemand der
„Dien u liefhebt," vulde Guillaume Mr. W. BRINKGREVE. waardeer ik te meer uw belangstelling, heeren bezwaar tegen het verslag der
aan. „Ik vertrek juffrouw, doch vóór p. S. De aandeelen behooren tot Zater- U weet, hoe het veeljl gaat met directie Zoo niet, dan verklaar ik
alles verzoek ik u om de gunst u de hand dag jo April tegen ontvangbewijs gede- maatschappijen, die een behoorlijke ren- dit voor goedgekeurd."
te kussen." poneerd te worden ten kantore der Maat- te opbrengen. De aandeelhouders strij- Ook de verdere werkzaamheden vlot-
Guillaume boog zich over het blanke L,, ken ze op en zien verder niet naar de ten uitstekend, en zoo kwam men spoe-
handje heen met een teederheid, welke v<*»tc»P«tfwnm«»i hrurnette het einde maatschappij om. U toont daaromtrent dig tot de verkiezing van een commis-
„.Vht te„ «erste verbaasde en voetgesiomme v g iie een andere opvatting te hebben, een be- saris, waarbij Kees met den aftredende
dezer voorlezing. tere, mag ik wel zeggen." op het dubbeltal was geplaatst.
„Nu, wat zou dat f zei Kees met klim- Kees knikte met een gewichtig gezicht. De stembriefjes werden rondgedeeld
mende verwondering. „Als ik ergens voor sta, neem ik mijn en ingevuld en voor den president-com-
„Wat dat zou? Wel, dat jij naar die verplichtingen trouw waar, maar met ze- missaris gedeponeerd, die een der com-
vergadering moet, om mee het dividend kere ruimheid in de* opvatting
Bernard's nicht ten zeerste verbaasde en
ontroerde.
Een uur later was hij op weg naar Pa
rijs.
- XIII.
Onder de vriendelijke hotels, welke de
moderne kunst op het terrein der Champs-
vast te stellen, om mee een commissaris
te kiezen, om laat ik het maar in eens
„Dat mag ik wel," hernam de directeur.
missarissen en den heer Verheggen uit
noodigde, als stemopnemers te willen fun-
Ik geloof, dar wij elkaar na zulk een geeren. Kees verhuisde nti van zijn tafel-
moderne xunst op nei urn cm uci lf f t commissaris
Elysées te Parijs weten te bouwen, is er zeggen zen tot commissa
een tusschen een voorplein en een tuin te worden,
gelegen, dat zich met opzet achter het „Bravo bravo 1
1 L - -Urtfnrnl l*
kozen korte kennismaking reeds uitstekend tje naar de bestuurstafel. De functies
vorGtinn Pu «rilt ii nu oorct Ao Kalme werden aldus verdeeld, dat de commissa-
klonk het uit drie
verstaan. En wilt u nu eerst de balans werden aldus verdeeld, dat de commissa-
en verdere bescheiden eens inzien ^is de briefjes 2ou aflezen, die daarop
Met genoegen," zei Kees, die met door den voorzitter zouden worden na-
groen schijnt te .verbergen, en hetwelk monden. „Leve de commissaris van zijn volle breedte voor de tafel ging zitten, gezien, en Kees aanteekening houden
de voorbijganger slechts bij toeval kan Constantia
bewonderen, wanneer het, met wingerd „Wat mar
begroeid hek een oogenblik openstaat, jjees, ten toppunt van verbazing.
Deze woning, slechts twee jaren ge- -
leden gebouwd, bevat alles, wat weelde
en fijne smaak kunnen uitdenken het
wist wel
Heel ernstig keek hij de verschillende De stembriefjes werden geteld er
Wat mankeert jelui nou toch vroeg papieren door, die de directeur hem voor- waren er vijf en twintig en dooreenge-
_es, ten toppunt van verbazing. legde, hoestte en kuchte een paar maal, schud. Het aflezen begon. Het eerste
„Zie je nu nog niet, Kees, dat je tante je wees een enkelen keer met den vinger bij droeg den naam van K. Verheggen, het
cWht nipt herlarVit hrrft 7.e °f bracht de hand aan het voorhoofd en tweede ook, het derde evenzoo, alsmede
slecht met bedacht heeft f Z.e ?choof t£n sloUe me( een gezicht( dat het vierde, het vijfde, het zesde, het ze-
„Maar ik begrijp niet," stotterde Kees, vriend viel hem juist bij tijds in. „In met elkaar verbaasde en vragende blik-
en nine suiaajn luiinm uiiutuavi, sciioui leii siune mei een gezicni, uai m-,
voorplein is met sierlijke, veelkleurige wist wel wat ze deed, toen ze deze kost- voldoening uitdrukte, de paperassen naar vende.... De voorlezende commissaris
tegels belegd, de tuin gelijkt wel een groo bare ^aandeelen voor jou bestemde. den-directeur. De vermaning van zijn hield even op, de andere heeren wisselden
te bloemenkorf, beschaduwd door hooge M~ Tr—
boomen. Het gras iht er altijd even frisch
uit, dank zij een fontein, welks water
als regen daarop nedervalt.
Des zomers ligt deze stille woning ge
heel in de schaduw 's winters wordt ze
„leg me toch eens uit
orde," zei hij. „Ik maak u wel mijn com- ken. De aftredende commissaris draaide
„Dat zal ik doen," zei Jan. „Ze moeten pliment, meneer de directeur, voor uw op zijn stoel heen en weer en keek braaf
door de gouden zonnestralen beschenen.
Ten Noorden der villa bevindt zich kiezen? meende Kees.
de binnenplaats, welke ui komt op een
daar aan Constantia een nieuwen com- uitstekend beheer,
missaris hebben, dat heb je gehoord." De directeur boog.
laar ze kunnen den ouden toch her
zuinig. Kees, die phlegrflatiscb streepjes
had gezet achter zijn naam, begreep
„Het is mij aan-
genaam, dat mijn beheer uw goed- niet, wat die pauze te beduiden had, al
keuring kan wegdragen. Ik mag zeggen, verwonderde het hem, dat niet één stem
dat dit voor mij èen prikkel zal* zijn, om tot dusver op den aftredenden commissa-
„Zeker, dat kunnen ze, maar dat is met steeds naar best vermogen mijn klachten ris was uitgebracht.
half voltooide straat, waar i mand do r noodzakelijk. Als ze weten, dat jij com- den bloei der maatschappij te blij- Het aflezen der briefjes werd hervat,
zou gaan, die voor zaken uit is. Zulk ecu missaris wilt worden, nemen ze natuurlijk ven wijden." Het achtste Verheggen, eveneens het
huis te bewonen schijnt een onbereik- jou< nu je aandeelen hebt...." „A propos," zei Kees, zijn stoel wat negende, het tiende, het elfde, het twaalf-
Kees wilde hier iets tegen inbrengen, dichter bijschuivend, „als het niet de.... Weer een oogenblik pauze. Ter-
voeteestommel belette hem indiscreet was, zou ik u een vraag willen wijl Kees maar aldoor schrapjes zette
-i.tlioVitor trtiti matn Kotirrtnn mot pnlrp) mOOT
baar geluk voor de groote menigte, daar
zoo iets <11.en weggelegd is voor de wei- maar meuw
nige uitverkorenen, die over schatten verstaanbaar te maken.
Zoodra het ophield, hernam Jan
stellen." achter zijn naam, bewoog niet enkel meer
„Volstrekt met indiscreet, integendeel, de aftredende commissaris, maar be-
Zeer gaarne zal ik u alle gewenschte in- wogen al de heeren zich onrustig op hun
„Nu je aandeelhouder bent geworden, i;ciuingen verschaffen. Dat is eenvoudig stoelen en ondervroegen elkander met
heb je het recht, inzage te nemen van de m;jn plicht, meer niet." de oogen. Het dertiende, beslissende
stukken, die ter visie liggen. Dat moet Kees kuchte. „Ik heb nogal vrijen briefje zou worden gelezen. „K. Verheg
je niet uitstellen; morgen er al op uit, tijd, en nu dunkt me wel, dat ik, indien ik gen," las de commissaris-stemopnemer.
dat is het secuurste. Je maakt dan meteen daartoe geroepen mocht worden, het De voorzitter maakte met de armen
kennis met den directeur, dat kan geen commissa i schap van deze maat^happij boven zijn hoofd een wanhopig gebaar
kwaad* ie maakt hem ie compliment mef amb" - zou waarnemen, natuurlijk in de lucht, de aftredende, met herkozen
I. a ,"iaa" nem 'e compliment j uitpluizerij, maar commissaris wierp met een nijdigen gooi
'r zijn uitmuntende administratie en zooa]s lk straks r|eds Zei - met zekere zijn potlood op tafel en stond op. De
Kees Verheggen had dien morgen de zijn zuinig beheer, daar win je hem da- rujmheid van opvatting." andere heeren schudden het hoofd. Kees
laatste eer bewezen aan een oud-tante, delijk door en dan laat je verder door- p>e d;fecteur knikte. „U Ingrijpt, dat Verheggen, die iets van die mimiek ge-
van wie hij gehoopt had een mooien di it schemeren, dat je niet ongeneigd zou lk voor mij daartegen volstrekt geen be waar werd, kon er zooals hij later ver
te erven, daar hij tijdens haar leven bij zijn, als commissaris mede de belangen zwaar o i hebben. Integendeel, mij dunkt, klaarde geen touw aan vastknoopen.
haar goed „in den pas" gestaan had. Hoe der maatschappij en je eigen (maar dat het belang der maatschappij daarbij „Mag ik den heer stemopnemer ver-
beschikken kunnen.
(Wordt voortgezet.)
toeken voort te gaan zei ten slotte de
voorzitter.
De overige briefjes werden nu vlug af
gelezen alle zonder uitzondering waren
met den naam van K. Verheggen inge
vuld
Kees verwachtte een felicitatie, zooals,
naar hij meende, gebruikelijk was, maar
Ze kwam met. Wel verbaasde hij er
Zich over, dat de aftredende commissaris
met één stem had gekregen, wel speet
het hem achteraf, dat hij zijn eigen naam
op zijn stembiljet had geschreven dien
raad had zijn vriend Jan hem gegeven
„Doen, Kees, het kan van één stem af
hangen," maar het meest verwonder
den hem de verstoorde gezichten zijner
nieuwe collega's. Het was voor Kees een
pijnlijk oogenblik
Eindelijk, nadat de directeur den voor
zitter even ter zijde had genomen, nam
deze het woord. „De uitslag der stemming
is, dat de heer K. Verheggen is gekozen
tot commissans. Maar," vervolgde hij,
zich tot Kees wendende, „u zoudt ons allen
een groot genoegen doen met uw ver
kiezing één dag geheim te houden. Mo
gen wij daarop rekenen, meneer Verheg
gen
„Zeker," zei Kees, „zeker."
Alles kwam hem hoe langer hoe meer
raadselachtig voor.
IV.
Kees was nog geen half uur thuis, toen
hij zijn vriend Jan de trap hoorde opstor
men. „Die komt zeker hooren, hoe het
afgeloopen is," dacht hij bij zich zelf. ,,'t
Is een gek geval ik ben gekozen, met
algemeene stemmen gekozen, en toch heb
ik er een vermoeden van, dat er wat
achter zit. Wat, dat kan ik niet gissen."
De deur ging open „Kees, jongen, ik
kom eens oprecht met je spreken, en ik
hoop, dat ie 't me nie» kwalijk zult ne
men."
„Spreek toch met zoo in raadselen,
Tgn, als je me niet razend wilt maken. Ik
heb van middag al een gek geval gehad.
Jan knikte.
„Dus je weet er van vroeg Kees.
„Geef me dan eens gauw opheldering."
„Daar kwam ik juist om, Kees. 't Is
een grap geweest, iongen: niets dan een
grap."
„Maar ik ben toch gekozen, met alge
meene stemmen gekozen."
„Ja, dat ben je Kees. daar gaat mets at.
Laat me nu eens vertellen, hoe de zaak
Zich heeft toegedragen, maar beloof me
eerst, dat je niet kwaad op me wordt."
„Hoe heb ik het met je, Jan Te kent
Kees toch wel, hoop ik."
„Welnu dan, het was maar gekheid,
toen we je op dien avond zeiden, dat je
we! commissans kon worden. Dat gaat
Zoo niet, Kees, daar hoort meer toe. Ik
kende toevallig den directeur, en toen je bij
hem kwam, was ik je vóór geweest en
wist hij er alles van. Voor de grap zette
hij je op het dubbeltal en vertelde het
geval aan de commissarissen, die er
schik in hadden. Op de algemeene ver
gadering, toen het op stemmen aankwam,
dacht ieder voor zich „Kom, ladt ik mijn
stern aan Kees geven. Dat is een on
schuldige grap, want(de anderen stem
me i natu irlijk op de aftredenden." Daar
Ze allen zoo redeneerden, was het gevolg,
dat jij alle stemmen kreeg en de heer
Branders niet één. Dit had niemand
verwacht en daarom waren ze allen zoo
verbouwereerd. De niet herkozen com
missaris is natuurlijk woedend, dat hij
het slachtoffer is geworden van een grap
die zoo niet bedoeld was. De directeur
heeft zooveel spijf als hij haren op het
hoofd heeft, dat hij de aardigheid zoo
ver heeft gedreven, en ik zelf, die de
aanleidende oorzaak geweest ben...."
Kees gierde van het lachen. „Zóóó..
zit dat zaakje zoo in elkaar Maat wat
kwam je nu eigenlijk doen vroeg Kees
met eenondeugend lachje bij het zien
van Jans arme-zondaarsgezicht.
„Kees, je zou me een onuitsprekelijk
groot genoegen doen, als je voor je be
noeming wilde bedanken."
„Bedanlsen Nu al
„Toe Kees, doe bet nou om onze
ouwe vriendschap."
„Allo dan," zei Kees, nam een vel pa
pier en een penhouder en schreef, na een
oogenblik te hebben nagedacht
Hooggeachtte Voorzitter-Commissans.
Bij dezen heb ik de eer, U mijn ont
slag aan te bieden als commissaris der
Maatschappij Constantia, waartoe Uw
aller vereerend vertrouwen mij had
"benoemd. Ik durf hopen, dat mijn
kortstondig commissarisschap en mo
gelijk nog meer dit kort briefje bij U
een goede herinnering aan mijn per
soon zal achterlaten. U verzoekend,
mijn beleefde groeten te willen doen
aan mijn geachte collega's van één
uur, heb ik de eer te zijn
Uw zeer dw. dr.
KEES VERHEGGEN.
„Daar," zei Kees, „lees, en zeg of het
zoo goed ts
„Perfect," antwoordde Jan, „als je
het goed vindt, breng ik het aanstonds
even weg."
„Ga je gang. Ik ben nu weer een gewoon
sterveling geworden."
Dien avond werden aan Kees' adres
een kistje fijne sigaren en een mandje
wijn bezorgd, waarbij een kaartje van den
directeur met de woorden „Met har-
telijken dank."
Jan en de andere vrienden waren pre
sent, en menige toost werd ingesteld op
de gezondheid van den ex-commissaris
van Constantia.
Het rijtuig kwam maar moeilijk voort
door de dikke sneeuwlaag. Opeens stond
het heelemaal stil de wielen waren tot
halverwege in de sneeuw begraven. De
oude Bertrand veegde zijn gelaat af en
sprak „Ziezoo, nu zitten we er in, dok
ter. Er valt niet aan te denken om nog
verder tegen de helling op te komen."
De paarden hijgden van inspanning
de damp sloeg den armen dieren van het
lichaam. Ze waren als in een dichten ne
vel gehuld en hun pooten zakten voort
durend dieper in de sneeuw weg.
Dokter Mirepoix sprong uit het rij
tuig.
„Je hebt gelijk, Bertrand," verklaarde
hij. „En toch moet ik verder Morgen met
den marktdag moet ik thuis zijn, je weet
zelf, hoe druk het dan op het spreekuur
is. En de oude Landry daarboven heeft
met het vervoeren van een vracht hout
zijn been gebroken. Ik moet hem nood
zakelijk vandaag nog helpen.'
„En voor dien ouden dronkaard maakt
ge u zoo moe," mompelde de koetsier.
„Dronkaard of niet, hij heeft mijn hulp
noodig en zal er niet tevergeefs op wach
ten. Laat je paarden hier maar wat uit
blazen. Als je het koud krijgt, neem dan
een slok uit mijn flesch rum en sla mijn
deken om je schouders. Binnen twee uren
ben ik terug
Hij greep zijn met ijzer beslagen stok,
die hem in deze bergachtige streken niet
verliet, en stapte langzaam in de richting
van het dorp, dat daar ginds op de helling
van den berg lag.
De dokter was een man van vijfender
tig jaren, breed van schouders en breed
van opvattingen Ondanks zijn ietwat ru
we gebaren was hij de zachtmoedigheid
in persoon. Na te Bordeaux zeer schit
terende studiën te hebben gemaakt, was
hij zich hier in zijn geboortedorp, dat de
zijnen al sinds zoo lang kenden, komen
vestigen. De verlokkingen der groote
stad en de bekendheid, door zijn profes
soren voorspeld, waren niet in staat ge
weest hem terug te houden van de plek
waarheen de liefde tot zijn geboortegrond
hem riep. Hij voelde zich op zijn gemak
daar te midden van al die menschen, met
wie hij opgegroeid was. Men noemde, hem
den dokter der armen en zijn toewijding,
zijtrzelfverloochemng en eenvoud maak
ten hem onder deze arme lieden zeer be
mind. Hij beoefende de geneeskunde als
een soort van apostolaat en dreef zijn
zienswijze en geneesmethode mei een
soort van kalme stijfhoofdigheid door.
Daar werd aan het einde van den weg
een gestalte zichtbaar. Hij herkende aan
zijn stap den brievenbesteller Barnabé.
„Komt u den ouden Landry bezoeken
Haast u dan maar, of er is niets meer te
doen daar ginds."
Ze waren heel vertrouwelijk, met el
kaar, die fwee, want ze waren schoolka
meraden geweest. Zwijgend, knikte de
geneesheer bevestigend. Sinds eenige
dagen maakte hij een moeilijke crisis door,
veroorzaakt door de eenzaamheid fen den
langen winter, die hem hier nog wachtte.
Hij vroeg zich af, of hij wel de kracht zou
hebben zijn werk voort te zetten, of de
taak, die hij op zich genomen had, zelfs
voor zijn schouders niet te zwaar zou
worden.
Wat was hij vroeger gelukkig geweest,
als hij aan den avond van een vermjieienden
dag zijn Bertha thuis vond zitten bij den
haard, met de lieve kleine Jeannette op
haar schoot. Dan lieten zijn geliefden
hem zelfs den tijd niet om zijn pels af te
doen en zijn gevoerde handschoenen uit
te trekken. Hij moest jian dadelijk de
kleine op zijn arm nemen en haar een kus
geven, al was zijn km .vel dan ook stijf-
bevrpren. En als ze dan aan tafel gingen,
dan was hei zoo'n heenlij k, gezellig fami
lie-intérieur, dat hun geluk door niets
verwoest of zelfs ook maar verminderd
scheen te kunnen worden
En toch was het alles plotseling uit. In
minder dan zes weken tijds kwam de dood
tweemaal bij den heer Mirepoix over den
drempel, en ontrukte hem eerst zijn vrouw,
daarna zijn dochtertje. Door welke listen
had die vreeselijke dood de waakzaam
heid van den echtgenoot, den vader, den
kundigen geneesheer weten te misleiden
Zooveel vrienden en onbekenden had hij
weten te redden en nu moest hij die twee
levens, die hem zoo buitengewoon dier
baar waren, die hem meer golden dan het
zijne, zoo plotseling prijsgevenNog
twee jaar later was hij ais verdoofd onder
dien vreeselijken slag, en dacht er aan,
ieder oogenblik, dat zijn drukke practijk
hem vrijliet
In het begin had zijn sterke natuur en
de liefde voor zijn anfbt hem gered van
de wanhoop, die anderen in zijn geval ten
verderve zou zijn geworden. Hij had zich
op zijn arbeid geworpen met den ijver
van den soldaat, voor wien de strijd alles
is. Van den morgen tot den avond be
zocht hij zijn patiënten, overal trachtend
de ellende te weren of ze althans te ver
zachten. En als hij dan thuiskwam, was
hij zóó vermoeid, dat hij terstond na het
avondeten zich ter ruste begaf, ondanks
het aandringen der goede Pauline, die
wilde, dat hij uitgaan en verstrooiing zoe
ken zou.
Ten langen laatste echter werd hem
de inspanning te machtig. Op zekeren
dag werd hij wakker met hevig kloppende
slapen en gloeiend voorhoofd. Zijn onge
steldheid was van korten duur en week
spoedig, maar met zijn energie was het
na die» dag afgedaan. Tevergeefs tracht
te hij, zich steeds meer voor zijn patiën
ten te interesseeren hij deed zijn arbeid
nog slechts werktuigelijk. Zijn huiskamer,
waar hij nog steeds zich omringd voelde
door de herinneringen aan zijn geliefde
dooden. durfde hij haast niet meer bin
nentreden. Het gezicht van het speelgoed
zijner kleine kon hij niet meer verdragen,
en de wieg van het lieve kind, die nog
steeds bij zijn bed stond, moest hij naar
den zolder laten brengen
Arme man
Het sloeg vier uur op de kerkklok.
Hij schrok op. Daar immers, vlak bij den
toren, rustten zijn lieve dooden 1 Neen,
hij kon het niet lanfer verdragen 1 Hij
zou, ten minste voor dezen winter, het
land verlaten. Zijn vriend Arnal, die te
Montpellier toch niets te doen had, zou
hem gaarne vervangen. Hij zou te Bor
deaux gaan uitrusten en niet terugkeeren
vóór den zompr, als de buitenlandsche
reizigers weer kwamen. Zóó peinsde hij
onder het loopen.
„Dagi Jacques, dag Pascal
„Dag dokter 1"
„Dag Bernadette
Toch voelde hij den moed om heen te
gaan zich weer ontzinken, als al die arme
lieden hem zoo vriendelijk en dankbaar
groetten. Maar hij had immers roem en
rijkdom aan de liefde tot zijn geboorte
grond opgeofferd zonder er het geluk
voor in ruil te ontvangen Wat bleef hem
in het leven ove<*
Het huis van den ouden Landry lag
aan het einde van het dorp op de helling
van een heuvel. Hel was een armoedig ver
blijf, bestaande uit twee kamertjes, waar
de oude man met zijn zesjarige klein
dochter Fran?oise een kommervol be
staan leidde. Landry was bitter onge
lukkig geweest in zijn leven. Zijn zoon
was gesneuveld in Tonkin, zijn dochter
was gestorven, zijn schoonzoon krank
zinnig geworden. En zooals meer voor
komt, had de oude man voor al die ellen
de troost gezocht in den drank en het
geld, dat men hem uit medelijden liet
verdienen, werd nu haast tot den laat-
sten stuiver aan brandewijn besteed.
De dokter drong in den nauwen weg
door, waar de sneeuw dik opgehoopt lag»
Sedert den vorigen avond was de weg door
niemand betreden. Hij gaf een schreeuw
om zijn aankomst te melden. Maar nie
mand antwoordde hij stiet de deur open
en vond het daarbinnen pikdonker
„Zoo, tader Landry," nep hij, „heb
je bij die koude nog met eens de kachel
aan i Wil ie dan bijgeval sterven van
kou
Geen antwoord.
„Kom, waar betj ie 1 Ik hoor of zie
niets
Daar klonk een zv/akke klank hem in
de ooie,_, en toen hij een lucifer aanstak,
bemerkte hij bij den haard, dicht ineen
gehurkt, de gedaante van een kind. Een
deken, die bijna aan flarden hing, be
dekte haat lichaampje, dat voortdurend
door zachte, krampachtige snikken ge
schokt werd
„War scheelt er aan, beste kind,' vroeg
de dokter op zachten toon „Waarom
schrei je zoo Wijs me eens, waar je
grootvader is, tk kom hem betei maken."
Hij had zijn stok aJ in een hoek gezet
en zijn tas uitgetrokken Maat de kleine
bleef onbeweeglijk zirten en schreide maar
al door Toen stak de dokrer een kaars
aan, die op den schoorsteen stond, en
keek scherp in het vertrek rond
Daar lag de oude man in een hoek,
met - het hoofd achterover en de beenen
lang uitgestrekt De dokter boog zich
over hem, luisterde een oogenblik en
sloot toen de starende oogen.
„Hij is dood,' sprak de geneesheer
eenvoudig „Ik kom dus te laat
Daarna wendde hij zich tot net kind
met de woorden „Hoe lang ligt je groot
vader daaf al zoo Waarom heb je mij
niet eer laten roepen Je weet toch wel,
dat ik dadelijk gekomen zou zijn 1"
Het meisje stond op en vlijde zich tegen
hem aan Onwillekeurig nam hij haar in
zijn armen en zette haar op zijn knie, en
veelde een zonderling aangename ge
waarwording zich doordringen terwijl
hij de kleine liefkoosde
„En wat ga te nu beginnen, kind
Want je bent nu geheel alleen, nietwaar
„Ja," antwoordde ze.
„Hier kan ie niet blijven. Waar moet
ie nu naar toe
„Dai weet ik niet."
„Heb je geen oom of tante
„Neen
..Welnu, wat doen we dan met je
Het kind begon opnieuw te schreien.
„Nu, nu," sprak de dokter bedarend en
troostend, „maak je maar niet ongerust.
Wij zullen je wel helpen."
Hij kende het kind maar heej weinig.
Van haar karakter wist hij niets de trek
ken van het bleeke gezichtje kon hij maar
nauwelijks onderscheiden, hij wist
alleen, dat ze Fran poise heette Maar de
gedachte, zoo'n zwak, klein wezentje te
mogen helpen en beschermen had iets
onbeschrijfelijk bekoorlijks voor hem.
Hij had er bepaald behoefte aan, hier
iemand te helpen, die in hem alleen haar
steun kon vinden
Onderwijl hij zoo peinsde, was het
kind aan zijn borst in slaap gevallen. Wat
zouden zijn Bertha en de kleine Jean
nette wel zeggen, als ze hem zóó zagen
zitten Zeker zouden ze her plan, dat
in hem begon te rijper.. i:i den hemel
goedvinden.
Hij aarzelde niet langer.
„Luister eens, kleine," sprak hij, toen
het kind weer wakker geworden was, „ik
zal je meenemen. Vind je dat goed
„Ja, heel graag."
„Goed, dan zullen we iemand opzoeken
opi bij je grootvader te blijven, en wij
gaan naar mijn huis. Zou ie van mij kun
nen houden
„Grootvader zei altijd Dokter Mire
poix is de dokter der armen," sprak het
kind.
De geneesheer stond op, nam het kind
in zijn armen en ging naar den aanspre
ker, die dichtbij woonde.
„Vader Landry is dood," sprak hij tot
den man, die Sarrien heette. „Maak alles
in orde voor de begrafenis. De kosten
zijn voor mijn rekening. Ik neem het
kind mee en kom morgen terug. Adieu I"
Een uur later kwam hij thuis. De tafel
was gedekt en de oude Pauline zat in de
grootste onrust te wachten.
„Zet e-tns gauw een bord bij," riep hij
uit. „fan zoodra we gegeten hebben, haal
je het bedje van Jeannette en zet dat in mijn
slaapkamer voor de kleine 1"
Dokter Mirepoix was genezen.