R-tll VOOR DE r@I J /V* M f4 m m nnun n - nnuM tsxm DE VADER UIT INDiË. EI,Clt WAT WITS ALS WE WORDEN DROOGGELEGD I üi ONS DAMBORD. NUMMER 19 VIERDE JAARGANG 1924 EEN MOEILIJK VRAAGSTUK. bovenste kaart van het spe! ligt, de laatste beurt te geven, d.w.z., de onthouden kaart het laatst op te nemen Waren er b.v. viei hoopjes gemaakt, en weet men, dat de bovenste kaart van hef vterde hoopje b.v klaveren heer is, dan zegt men, vóór men de bovenste kaart van het éérste hoopje neemt „dit moet klaverenheer we2en." Men beziet dan deze opgenomen kaart en houdt zich tegenover het publiek dat men de saa, i natuurlijk met toont, also! dit uitkomt. Men houdt de kaart tn de hand, en was dit b.v schoppennen, dan zegt men alvorens van het rweede hoopje ai te nemen, dat de bovenste kaart daarvan schoppentien zal zijn. Is dit nu ruitenvrouw dan gaat men weer op de zelfde wijze tewerk bij het derde hoopje Boer Pieterseu was gestorven en had vier zoons achtergelaten, die samen de erfenis moesten deelenr Daarbij bevond zich echter een stuk grond met 12 appel- boomen. Het stuk grond in vieren te verdeelen was mets, maar zóó, dat ieder evenveel boorrien op zijn grond kreeg, dar viel nog Hiet mee. Als u ziet, dat bovenstaand vierkant den tuin voorstelt en de sterretjes de boomen zijn, dan kunt u u voorstellen dat uiet alleen de vier broers met hun handen in het haar zaten, maar dat zelfs de ongelukkige eenoogige notaris zijn ia t.st oog zat uit ft turen op dat onoplosbare vraagstuk. De diénst bode wist zelfs te vertellen, dat de arme man in geen drie nachten geslapen had, Gelukkig woonde er op bet dorpje een onderwijzer, die met van gisteren was. Nauwelijks had hij het vraagstuk onder de oogen, of hij riep uit: „Maar dat is toch heel eenvoudig De onderwijzer was echter nogal pla gerig aangelegd en daarom beloofde hij wel de oplossing te zuilen geven, maar allen moesten eerst een weekje wachten en inmiddels trachten zelf een oplossing te vinden. Over een week kunnen we dus eerst de oplossing van dit vraagstuk bekend maken. KUNSTJE MET KAARTEN. Van een spel kaarten, waarvan men de bovenste kaart kent en onthoudt, laat men .door iemand uit het gezelschap naar willekeur b.v. 3,4 of 6 hoopjes maken. M ,ii zegt nu, dat men, alvorens ze te bez.e i, elke karrt, die boven op een der hoopjes ligt, noemen zal. Men moet zorgen, het hoopje, waaroö de onthanden „Hallo, cuu/# longen -» Jaren aiot geeïei* f „Daar móeten we ó'r eentje op oeraen." T 1 1 Twee boorden, asjeblief, zeventien." Op ie gezondheid hoor I" •AJat zul je gebruiken T In hft1» we! zin in 'n beerti. „Nu zal ik *n rondje geven. Wat denk Je van een overhemd 7" „Nee, nee r .Heizeilde dan maar V .Best, maar dan zacht dezen keer. Nou, adieu, hoor J rot spoedig •eerziens i „Aanneme, nog eentje e«jet>nef maar zacht." en wanneer men gezien heeft, dat hier b.v. hartenboer de bovenste kaart was, dan zegt men bij het afnemen van het laatste hoopje, dat dit hartenboer moet zijn. Men krijgt dan echter de vooraf bekende kaart (in ons ge\al klaverenheer) in de hand en wanneer men nu de vier kaarten aan het publiek laat zien, dan blijkt, dat dit werkelijk de opgenoemde kaarten zijn, DE ROOKER.' Het scüauuwui„..„, nc „cze week brengeit zal bij een goede uitvoering zeer veel succes hebben, maar het vraagt niet alleen eenige oefening, maar ook eemge attributen, namelijk een stukje carton, om den hoed van den rooker te vormen, een kolossale pijp en een eindje gummi- slang. Met dè linkerhand vormen we het gezicht en in de rechter nemen we de pijp Nu nemen we tusschen de vingers van de linkerhand onzichtbaar voor de aanwezigen een eind gummislang, waar van we her andere einde in den mond houden. Beweegr men nu de pijp naar de slangopening tusschen de vingers, dan komt er beweging in de schaduw en kan men haar tof verbazing der aanwe- Zl o-owfvvn ~nr.1- - - DENKT V OOK NEET Oischoon Ztnowjew omtrent, üen cel ruchten brief aan de Britsche commu nisten geschreven te hebben, zou het wel mogelijk kunnen zijn, dat hij her niet gedaan hoeft Als je tail leiij n doorgaat verlaagd te worden bij de damestoiletten, terwijl de rokken weer korter worden, is er kans dat de dames haar ceinture onder den roit, om de enkels gaan dragen. Men zegt zelfs, dat bij bruidstoiletten de cemture door de bruidsmeisies achterna gedragen worden Alle correspondentie deze rubriek be treffende te zenden aan de heeren W. N. Simfbergen en P. G. van Engelen, adres bureau van dit blad. Oplossing probleem No. 79 (auteur P. G. van Engelen, Haarlem) Wit: 47—41, 29—23, 31—26, 26 x 6, 25x1. No. 80 (auteur K. Warmerdam, Heem stede). Wit48—42, 32—27, 34—30, 42 -37, 47x9. PROBLEEM No. 81. Auteur A. F. Hoogvelt, Haarlem 33 zM Stand in cijfers Zwart 9 schijven op 7, 8, 9, 10, 14, 19, 20, 27 en 36. Wit 9 schijven op 23, 28, 29, 34, 38, 41, 42, 43 en 44. PARTIJ. tusschen de heeren R. C. Broekmeijer (Damclub Haarlem) met Wit en J. H. Torley Du wel f dam vereeni ging Con stant) met Zwart ii28 ±822 2. 31—27 22 33 3- 39 28 20—25 Dit naar den tand spelen is niet sterk e t levert bij goed tegenspel veel gevaren op. 4. 44—39 17—21 1722, 11 31 en vervolgens 1923 geeft zwart kans het centrum te blijven bezetten. 5. 39—33 21—26 6. 49—44 Beter 5044. 12—18 7. 44—39 7—12 8. 50—44 14—20 9. 37—31 26 37 10. 42 31 10—14 11. 47—42 2—7 Sterker is 17. 12. 41—37 4—10 Sterker is 510. Evenals met den voor- gaanden zet ontneemt zwart nu aan zijn centrumbasis te veel steun. 13. 46—41 20—24 14. 34—29 14—20 15. 28—2.3 19 28 16. 32 23 18—22 Op 10—14 volgt 23—19, 39 19, 27—21, 31 4. 17. 27 18 13 22 18. 40—34 12—18 19. 23 12 7 18 20. 31—27 Hier was 4440 aangewezen, geeft nu een dam weg. 22 31 21. 36 27 18—23 22. 29 18 24—30 23. 35 24 20 49 24: 39—34 8—12 1117 was noodig, om de nu volgende combinatie te kunnen verhinderen. Zou wit met 1812 antwoorden, dan zwart 4940 en 40 47. 25. 18 7 11:2 26. 27—21 16 27 27. 43—39 49 32 28. 37 28 Wit is nu twee schijven ten achter, zonder eenig voordeel van stand. 6—11 29 4843 1—7 30. 43—38 11—16 31. 41—36 16—21 Sterker is 913, wit 42, zwart 712, om te kunnen afruilen op wit 3731. De Zwarte schijf op 27 staat zeer sterk. 32. .42—37! 21—26? 33. 28—22 27 18 34. 37—31 26 37 35. 38—32 37 28 36. 33 4 7—12 37. 4—27 10—14 38. 27—38 12—17 39. 36—31 Wit had eerst schijf 17 naar den rand moeten jagen met 3833, 3338, dan 38—43 en 39—33. 17—22 40. 39—33 Nu kan 3833 niet wegens 3 8 en 15 24 2—7 41. 38—43 15—20 42. 43—39 Wit maakt zijn dam onbruikbaar. Op 4348 dreigde hij naar twee kan ten met 3127 en 34—30. 7—11 43. 39—50 11—16 44. 33—29 Zwak, 5044 is veel sterker zet. 22—27 45. 31 22 16—21 46. 22—18 21—27 47. 18—12 27—31 Op 27—32, wit 12—8, 50—28 en 29 7, wint. 48. 12—7 31—36 49. 7—2 36—41 50 45—40. Laat nogmaals de winst glipnen d o- niet §028 te splen. 2o24 51. 29 9 3 14 52. 34—29 41—47 53. 29—23 47—36 54. 40—35 224 gaf nog kans op winst. Op 4035 is remise door zwart niet meer te voor komen 14—20 55. 50--45 20—24 56. 2 30 25 34 57. 45 29 36—4 REMISE. Wij hebben deze partij uit den hoofd klasse-wedstrijd in 1907 geplaatst om eens te laten zien, hoe toen gespeeld werd, dit ter vergelijking met het spel van den tegenwoordfo-en ti'H PARTIJ STAND. Bovenstaande stand kwam voor in een partij tusschen de heeren P. G. van En gelen met wit en A. Gigengack met zwart. Wit wint een schfif Gaarne houuen wij cis „„uoevoien voor problemen, eindspelen, partijstan- den enz. Oplossingen moeten binnen 7 dagen in óns bezit ziin Goede oplossingen mochien wij ont vangen van de heeren B. Kramer, A. v. d. Laan. L. Spitten en H. Korstanje en M. Spitten. HUISKAMER 11. Op een Septembermorgen steeg een dejeuner indommelt, wordt zij hoogst man van omstreeks dertig jaar, zeer smaak- gevaarlijk om te naderen wij geven el- vol gekleed, tegencver den opril der villa kander dan teekens. Zij verstaat geen uit een rijtuig en verzocht den concierge woord Frensch, h tgeen echter niet weg- heru bij zijn meesteres aan te dienen, neemt dat zij zeer geestig is, zelfs in het „Het is nauwelijks middag, mijnheer," oog van hen, die geen Duitsch spreken, brrc -z de concirrge hier tegen in, „zoudt Deze geestigheid van de barones zit hem u. in de gebaren zij kan wonderlijk wel- ,.i.. word verwacht," viel de vrecm- sprekend zijn in haar stilzwijgen." deling hem in de rede. „Als u haar eens wat Fransch leerde, De concierge schelde een knecht in juffrouw," zeide de markies liverei verscheen op het bordes. De „Ik zal er wel voor oppassen," antwoord- vreemde heer zeide tot hem de Roselinde. „Nu heb ik het voordeel „Dien markies de Malatcsta aan," mij in het Duitsch te bekwamen, door en volgde den bediende, die hem in het alles te vertalen, hetgeen zij zegt een salon verzocht te wachten, welke gelijk- goed middel om mijn studies voort te vloers lag zetten ik maak vertalingen zonder -Tiif minuten later kwam de knecht te- dat ik het weet. Mevrouw Plock," voegde rug en noodigde den markies uit, zich zij er bij, „is mijn beste vriendin, heer naar den tuin te begeven, waar hij de markies zij is mijn leermeesteres en juffrouw vinden zou. waakt over mij met de grootste zorg lij begaf zich in den tuin, weiks smaak- vuldigheid." voue aanleg hem bekoorde. Zelden zag „Doch in ieder geval juffrouw, kan de hij zooveel zeldzame bloemen bijeen, barones niet met gvoote oplettendheid Om zulk een tuin aan te leggen, moest passen op hetgeen men in het Fransch men een groot kunstenaar en bekwaam tot u spreekt.".... tuinman zijn. Roselinde behoefde slechts „Daarin vergist u zich, mijnheer." haar goeden sroa^'k en vernuft ter hulp „Hoezoo, juffrouw?" te roepen „Hoezoo Vertaal ik dan niet woord De markies begat zich naar een groep voor woord in het Duitsch, hetgeen men boomen, waar hij bijna zeker was de be- mij in het Fransch zegt Dan is het geen woonster der villa te zullen aantreffen, vertaling, maar een thema, we', ke ik maak, Inderdaad zag hij daar een dame in een mijnheer altijd toch een voortzetting rie'en leunstoel zitten, wier houding de mijner taalkundige studiën." volmaaktste "rust aantoonde. Zij scheen „G, het is inderdaad allerliefst riep te sluimeren in haar rechterhand hield de markies uit, nog steeds zijn batisten zij een gesloten waaier, de linker rustte zakdoek tegen den neus houdende, welke met een ongevouwen boek op haar schoot, nog gevoelig was van den slag met den De Malatesta naderde behoedzaam. Wel- waaier ora bevond hij zich tegenover een blonde „Doch neem plaats al3 het u belieft," zwaarlijvige Duitsche dame. Toen hij vervolgde Roselinde. „U kwam mij spre- een buiging maakte en eenige woorden ken over een zaak...." mompelde, strekte de slaapster half wak- „U verslag uit te brengen van hetgeen ker geschrikt, haar arm uit en de mar- geschied is," verbeterde de markies, kies ontving en gevoelig n -lie m t den „Hemelsche goedheid, zou het mogelijk waaier, vlak in het aangeziclit. zijn riep Roselinde uit, met oogen, „Wel, mevrouw de barones riep hij schitterend van vreugde, „is nu reeds uit, „het is maar goed, dat u, in plaats alles gelukt van een waaier, geen bezernstóK in de „Het is gebeurd 1" antwoordde de hand hebt markies, luid lachend, „gevangen ge- Barones Pioclt, die wij ;eeds kennen, nomen! ontvoerd!" begon nu een reeks schelklinkende woor- „Achter slot?" vroeg Roselinde. den uit te roepen, welke een taalkenner „Zoo is het," bevestigde de bezoeker, wanhopig gemaakt zouden nebben. Bij „O, markies, welk een avontuur Ver dezen woordenvloed kwam Roselinde tel het mij eens zoo vlug mogelijk. Wat luid laclierde aangdoopen en vermoedde ben ik'u dankbaar het tooned, hetwelk voorgevallen was. Zij namen in de nabijheid der barones In weinige Di itsche woorden stelde me- plaats, die de beide sprekenden met het vrouw Plock haar geheel op de hoogte oog volgde en trachtte uit te vorschen, van het geval, waarop zij zich tot den heer hetgeen zij te verhandelen hadden, zich de Malatesta wendde en met de haar nu eens tot den een, dan weder tot de kenmerkende gevatheid zeide andere keerende, naar gelang de markies „Mevrouw vraagt u duizendmaal ver- of Roselinde het woord voerde, scnooning, heer m rkies. Zij werd wakker „Lieve mevrouw," zei Roselinde, „ik door het g 1 aid uwer stem en ontstelde zal u op de hoogte houden van al hetgeen hevig, in de meening verkeerende, dat de markies u te vertellen heeft. Maak een 'torzei haar in de wang stak." u dus maar niet ongerust en slaap een „ik maak u mijn compliment over de weinig; zulks frischt op." vergelijking," antwoordde de markies De barones, zeer meegaande van aard, lachend, „een horzel had inderdaad be- volgde weldra den raad van het jonge zwaarlij!' - m-„- jf,1nrl»n nt-f_ meisje. Haar oogleden werden zwaar en k-tezr sloten zich, hetgeen zoowel haar goedig Onmiddellijk vertaalde Roselinde deze karakter als een uitmuntende gezondheid opmerking v o haar dame van gez Lchap. verried. Deze, reeds zeer rood, werd nu purper „Zij is onder zeil," zeide Roselinde. en neeg glimlachend zij was ten zeerste „En nu, heer markies, is onze paladijn gevleid door dit compliment. dus door de toovenaars in den omtrek ,,U ziet wel, dat mevrouw zeer bemin- van zijn burcht opgelicht?" nelijk is," hernam Ro i !e zij heeft „Men kan niemand van zijn eigendom- slechts één gebrek: wanneer-zij na het men ontvoeren," antwoordde de markies. „Slechts de politie heeft de macht het die uit een drogen slooi te voorschijn eigendomsrecht te schenden wij handelen kwamen en hem in het p. st ijruig droe- anders, steunende op het wetboek van gen Hoe zou ik het wagen de wanhoop koophandel. De geprotesteerde wisse! van Amaryllis te beschrijven Zii snelt sleepte veroordeeling en gijzeling na naar het rijtuig, slaakt kreten strekt de zich U hebt verlangd schoone Rose- handen uit De gevangen aanbidder linde, dat dit stukje papier ter waarde van heeft nog den tijd (verliefden zijn steeds zevenenveertig duizend vijf honderd vijf- behendig) om een kus op haar hand te enzeventig franken door een derde zou drukken en een mooi handschoentje opgekocht worden. Zulks is geschied, bleef in zijn vingers achter O liefde- Deze derde persoon, door mij gekozen, pand Lelievre zag hoe zijn gevengene heeft een bedrag aan den oorspronke- hef duizendmaal aan de lippen tracht! lijken schuldeischer gestort, die hem daar- Het rijtuig vertrekt in galop Amaryllis voor een wissel in de plaats gegeven heeft, schijnt voornemens op den weg flauw Wij zijn dus zevenenveertig duizend vijf te vallen.... Doch haar kreten waren honderd vijfenzeventig franken aan den gehoord. Twee mannen, die uit het bosch heer Lelievrete voorschijn kwamen, spoedden zich „En wij zulen ze betalen," viel Roselin- naar haar toe en voerden haar met zich de hem in de rede. mede naar de boerderij. Een hunner was „Zeer goed daaraan twijfelt hij ook Bernard onze zaakgelastigde meent hem nier." herkend te hebben „Van drie gerechtsdienaars vergezeld, „En verder, verder, mijnheer V vroeg steeg Lelievre in een postrijtuig. Hij Roselinde, bevende van ongeduld, moest zich in den omtrek der woning „Verder?.... ja, dat is minder poë- van graaf de la Rocheterny schuil houden, tisch. De gevangene,! trotsch en hoovaar- want de teedere vader verwachtte zijn dig als altijd, spreekt geen woord tot zijn zoon. Men moest dus wachten totdat de ontvoerders hij werpt hen slechts een burggraaf voorbij reed en hem daar op- vernietigend m blik toe Waren zijn oogen lichten tnet al den eerbied, aan zijn rang pistolen geweest, dan zou hij hen mors- verschuldigd het vermoeden lag echter dood geschoten hebben. Daarna wendde voor de hand, dat deze schoone Leander hij zich van hen af en keek uit he» por- niet in de buurt van Groenenhof zou tierraam. Eindelijk bereike men Parijs komen, zonder te trachten, ondanks den men reed des avonds tegen vijf uur de pachter Bernard, de lieftallige nicht te stad door alles blijft stil in den wagen; zien, die men dezen land vouwer onlangs men zou gemeend hebben, dat men den gegeven heeft. Lelievre had zijn bevelen man met het IJzeren Masker naar het ontvangen en is de meest geslepen en fort Pigero! overbracht. Men komt in de stoutmoedige zaakgelastigde, dien men rue de Clichy en houdt stil voor de ster- zich denken kan.- Alies was goed over- ke, eikenhouten poort van een zeer nuttig legd, het was een zeer vernuftig plan." gebouw, hetwelk reeds verscheidene aan- „Dat is zoo," stemde Roselinde toe. bidders en verliefden tot h in groote sticn- „Ik geloof het wel I" riep de markies ring bezocht hebben Thans was men op uit, „het kwam van u, juffrouw een heftig tooaeel voorbereid niets van „Ga voort, wat ik u verzoeken mag." dat alles. Lelievre wilde zijn gevangene „Men beeft wel gelijk." vervolgde bij het uitstappen de behulpzame hand Malatesta, „dat het geluk steeds met de bieden deze weigerde lachend en ging justitie is. Dien dag was de politie ver- den drempel over met een onverschrok- Eersoonlijkt in den doorluchtigen heer kenheid, welke boven eiken lof verheven .elievre, met zijn breede schouders, ge- is. Men begeeft zi:h naar de griffie, ten spierde vuisten en zwarte bakkebaardjes einde den naam van mijnheer den burg- In plaats van een gouden weegschaal en graaf op te teekenen. Lelievre groet zijn een zwaard droeg Themis een geprore- reisgenoot zeer eerbiedig en biedt hem, steerden wissel en een flinken knuopel. alvorens hem te verlacen, zijn diensten Het rijtuig komt ter hoogte van Groe- aan. „Mijnheer," antwoordde het edele nenhof Lelievre hield een wakend oog kind der schuld, ,,u biedt mij uw diensten op de kanten langs den weg, hij wierp aan? Welnu, ik wil er gebruik van maken, onderzoekende blikken in de aardige Ga uit mijn naam zeggen aan degene, die boschies. welke zich daarlangs uitstrekken mijn wissel opgekocht heeft ten einde mij Eensklaps, slaande onder een prachtigen in den kerker te z t n, dat hij een lafaard populier, aan den oever eener beek, is en dat ik hem zni dooien bespeurt en herkent onze zaakgelastigdeDaarop keerde de burggraaf hem den Onsterfelijke goden welk een schilderij, rug toe en volgde den directeur der ïn- Hij geniet het betooverend schouwspel richting, die hem in oersoon naarhet van een bevallig jongeling in den scha- voor hem bestemd: verb 'jf gel ilen wil- duw gearmd staande met een onverge- de. Lelievre verliet hei gebouw me' eer, lijkeiijke Amaryllis gerust geweten, een tevreden gebloed en „Is het mogelijk riep Roselinde, een zegevierend gelaat. Hij spoedde zich wier oogen vlammen schoten. gisteravond nog naar mij toe. ten einde „Zooals ik u z iie, juffrouw. Het ge- mij verslag van de exoeditie te geven, luk beschermt de Justitie, althans d: Want reeds gisteravond, Ztterdag, juf- onze. Wat doet nu mijnheer Lelievre frouw. is de palid n i i viert tl zooveel Hij trekt een vriendelijk gelaat, doet het ff lang stelt, mar den kerk. r gevoerd ten ri.'tuig stilnouden, steekt het hoo d bui- ei.tde zijn misdaad V3n haogverraad te ten het portier en vraagt iets, onverschil- boeten, jegens de edelste en schoonste lig wat, aan onzen verliefden herder, dame der aarde. Zooals u ziet heb ik Zijn drie reisgenooten verlaten onge- mijn tijd niet verbeuz'ld. U stondt er op merkt het rijtuig door het andere por- onverwijld bericht te ontvangen uw tier, Lelievre stijgt op zijn beurt uit, be- ongeduld was zoo groot, zoo onverklaar- daard, glimlachend, hij wendt zich tot baar het gelukkig verliefde paar en laat het „Dank u dank u l" zei Roselinde op- den wissel zien, met het vriendelijk ver- staande. zoek hem daarvoor het sommetje van Zij glimlachte, doch haar lach was zevenenveertigduizend vijf honderd vijf- dubbelzinnig. Haar anders zoo heldere enzeventig franken te betelen. E- wordt oogen schenen beneveld het was alsof een kreet ge leakt, een stok opgeheven.er een wolk over hiar voo hoofd trok doch voordat hij tijd heeft den stok op 't waaroo in ge voae tijden geen rimpel te hoofd van Lelievre neder te doen dalen, is bespeuren was. Peinzend, haar blik ten on mijnheer de burggraaf reeds van den den grond gevestigd, als wi^t zij niet welk grond getild, door drie gespierde mannen besluit te nemen, begaf zij zich alleen t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 15