Ach Hoek oo (^OriZi Feerke en Elsje lij de mieren IsMS AMSTERDAMSCHE KOUT. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Tweede Blad Zaterdag 24 Januari 1925 RECHTSZAKEN. Poging tot doodslag te Venlo. Verwaarloozing van zijn kind. LANDE. EN VI3SCHERIJ Een ziekte onder de hoenders. Gebak of baksel? GEMENGD NIEUWS. Legplaatjes. m i Goed voorbeeld doet coed volgen. Ho© Walkuur een goed minister werd. DE MOPPENTROMMEL. Oplossing .1 f\i::T f7: Om de misdaad op den Over toom heen. De anti-winkel- sluitings-actie herleeft. Een Hacriemsche jongen. De pu blieke tribune. De berichten en sensationeele nieuwtjes tëzake den tien jaar geleden gepleegden moord op den Overtoom, volgen elkaar op en gelijken op elkaar. Het publiek wil smui- len en de courant geeft 's morgens en 's avonds vole porties. Blijkbaar wordt meer op de kwantiteit dan op de kwaliteit van den verstrekten sensatiekost gelet, is iede2 welkom bij sommige nieuwskooplieden (ik perfide krantenbericht zeer welig heeft kun- nen woekeren. „De winkelsluiting is er nu eenmaal en geen mensch zou ze weer op willen doe ken". Deze enormiteit vertelde nog niet zoo heel lang geleden de S. D. A. P.-er Vliegen in den Raad en schrijver dezes was er als de kippen bij om hem op de vingers te tikken. Nu ,,de uitzonderingen die den regel moeten bevestigen" zijn opgeheven, is ae actie weer in vollen gang Toen de slur- tingsdwang pas was aangenomen, werd op veigaderingen betoogd, dat men zich moest verzetten en de winkels moest openhouden. laat in 't midden of dit op een bepaalde Er gebeurde toen niets de enkele vol- redactie dan wel op een dito persbureau slaat) die iets te vertellen heeft. Zoo werd dezer dagen verband gebracht in een sensatiebericht tusschen de misdaad en het comité voor de sporttentoonstelling, die in 1920 in Zandvoort zóu worden ge houden. Willekeurig werden daarbij ge noemd de namen Geerling en Carton en wel met zulke niets-zggende, maar zooveel te meer te denken gevende woorden, dat de op schandaal beluste menigte bijna aange spoord werd te.... fluisteren, die twee we ten er meer van, waren minstens lid van een bende, waarvan Muylwijk het hoofd was. Ik ben op onderzoek^ gegaan, om uit te visschen het verband tusschen Muylwijk en de sporttentoonstelling die niet doorgegaan is in het Palais d'Eté in Zandvoort, En .vav is mij gebleken? In 1915 werd- een perma nent comité voor het houden van inter nationale vaktentoonstellingen in Nederland opgericht. Het eere-comi'é bestond uit de heeren H, M. Baron Collot d'Escury, weth. van Zandvoort; mr. M. A. H. L. van Lier, Simon Maris, de kunstschilder en de gem.- secretaris van Zandvoort, de heer de Vries. Voorzitter van 't dagelijksch bestuur was een zekere Moussault, die sport-uitslagen leverde, vice-voorz. de heer Brokmeyer, be stuurder van den Zandvoortschen Midden standsbond; secretaris, wijlen de journalist van Meurs; penningmeester de thans be faamde Muylwijk, en gewone leden de hee ren Geerling, die als directeur van het ge bouw dit aan 't comité afstond en de archi tect Gelder. Verder trad de heer Carton altijd als im- pressario op voor het Palais d'Eté (en an dere inrichtingen) en zou dit zeker ook voor de sporttentoonstelling hebben gedaan en artisten en orkest hebben geleverd.... als deze doorgegaan was. Verder was met de reclame-exploitatie en het verpachten der stands belast de heer Verwulften. Waarom dus alleen de namen Carton en Geerling ge noemd, en nog wel op zulk een infaam-ver- dachtmakende wijze? Als ik ten slotte hier nog aan toevoeg, dat de „zekere Carton" (een ter goeder naam en faam bekend staand impréssario) den vermoorden heer Busch nooit heeft ge kend en eerst vijf jaar na de misdaad zeer terloops en uitsluitend zakelijk met Muyl wijk kennis heeft gemaakt dathoef ik u niet te zeggen, hoezeer de laster, dank zij het hardende openblijver kreeg boete of hech tenis; o.a. bakker Maas op de Reguliers- breestraat. Maar als men zijn winkel aan ziet, zou men toch niet zeggen dat de „straf" hem veel kwaad heeft gedaan. Thans is het aantal overtreders niet te tellen en men denkt er al over, om voor eiken opblijvenden vischwinkel een agent te posten net als voor de berooviagshuizen. Als al die agenten dan aan den dienst wor den onttrokken, valt er voor de heeren in brekers, straatroovers en apachen ook weer wat te verdienen. Intusschen is het vinkelsluitingsvraagstnk van te groot algemeen belang en dus niet van een speciaal winkeliersbelang, om er luchtig overheen te praten. Ik kom er dus, de volgende week op terug. Een Haarletr.sche jongen, een sympathieke verschijning, beschaafd en dus bescheiden, versoheen voor de rechtbank te Am- sterdam. Wat hij gedaan had was niet mooi, hij had bij drie verschillende personen een fiets gehuurd en deze direct beleend. Toen hij de derde bij Oome Jan bracht, was hij meteen voor den bakker. Het jonge mensch, een zeker H. P. J. H. H. was in Amsterdam een agentuur in gramafoonplaten begonnen, maar in den laatsten tijd hebben de men- schen zelfs daar geen geld voor. Daarbij kwam, dat H's meisje, wier vader voor de derde maal gehuwd was en tegelijk zijn kin deren had verstoeten, al een jaar zonder betrekking was, elke week wel twintig brie ven op advertenties schreef.doch niets Ran krijgen. Daarom voelde H. zich gedrongen voor haar te zorgen, maar in den laatsten tijd was hem dit onmogelijk. Iemand uit Aerdenhout, die daar op een groote villa woont, zou hem 100 leenen, daarvoor had hij de beleende fietsen willen lossen, maar de vriend bleef langer in het buiten land dan gedacht werd.... Een beeld van zijn vergulde armoede, van ellende onder de heeren met hoeden óp, die genoeg geleerd hebben, beschaafd zijn en zich in wanhoop vergriipen Feitelrk was de eisch 9 maandfn niet hoog, maar de verdediger hoopt nog op voorwaardelijk op grond van vele goede rapporten. De publieke tribune geeft meermalen er gernis door hare houding. U begrijpt wel, dat ik de menschen bedoel, die er op zit ten, En 't is dus volkomen verklaarbaar, dat de meeste presidenten 't niet erg op die tribunes hebben. Teekenen van goed- of afkeuring te geven als in 't theater is steeds streng verboden. En 't is dan ook wel een novum, dat heden de vice-presi dent der vierde kameh zich niet alleen op de publieke tribune beriep, maar er zich zelfs solidair mee verklaarde. Het betrof een man, die ergens ingebroken had, een v/aar het drama zich afspeelde ontmoet. Het meisje had nog gekscherend tegen hem gezegd: „hoe vindt je 't dat mijn ouwe vrij er me nog op staat te wachten, die wil er me misschien wel aan". Get. heeft gezien, dat bekl. 2 schoten op het meisje loste. President; Je hoort hier bekl., dat jij het meisje hebt nageloopen. Bekl,, Dat is onjuist. President: Alles wat jij hier vertelt be klaagde, zijn flagrante leugens, je houding is kast had geopend, daaruit een kistje had ge- zoo slecht als maar eenigsiins mogelijk is nomen, dit ook had geopend, er een dons- en kan niet anders dan tot nadeel "voor je je met stuivers en een met halve stuivers in gevonden had, doch alles weer in 't kistje had gesmeten, omdat hij berouw kreeg. „Ik scheed er met uit!" De tribune grinnikte van pleizier onder die verklaring. ,.Zie je wel," merkte de pres. op, „op de kon en. Je staat er onverschillig bij, je lacht, maar het is de slechtste houding welke je in dezen kunt aannemen. Het O.M., waargenomen door Mr. P. Rie- ter acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen door de verschillende verklaringen, welke de betuigen hier heb- pubüeke tribune lachen ze ook al om wat j ben afgelegd. Aanvankelijk meende spr, dat. ie nu vertelt," bekl. nn'opret-o was het antwoord je nu vertelt.' „Da's treurig genoeg, van den beklaagde. Intusschen, als we nu, waar een recht bank-president openlijk voeling houdt met het oordeel der publieke tribune, niet in een democratischcn tijd leven, weet ik het niet. H. HENNING Jr. Beklaagde denkt meer aan voetbal dan aan zijn daad. Voor dt rechtbank, te Roermond heeft terecht gestaan B. J. T., oud 24 jaar, wo nende te Blerick, wien ten laste werd ge legd, dat hij op 11 September 1924 te Ven lo, met een revolver op zeer korten afstand eenige schoten op M.argaretha M. heeft ge lost, waardoor baar zwaar lichamelijk let sel werd toegebracht. Beklaagde beweerde eerst te hebben ge scholen, nadat het meisje op hqm een schot had gelest. Als eerste getuige werd gehoord de bri gadier Houtermans, die het drama op een afstand had zien afspelen. Ik zag, zeide ge tuige, dat bekl, in'zijn rechterhand een re volver had, dié hij op het meisje richtte. Hij schoot haar in den rug. Het meisje liep schreeuwende weg, achtervolgd door bekl. die vlak achter haar een tweede schot loste. Het mqisje vluchtte den winkel van de coöperatie binnen achtervolgd doo^ bekl. die bij de deur een derde schot op t meisje had gelost. Vervolgens viel #op het kantoor waar het meisje wa.s binnengevlucht, een vierde S-'hot. Daar is een worsteling ont staan tusschen bekl. en het meisje. Vervolgens werd als getuige gehoord, het vroegere meisje van beklaagde, M. Munten, uit Blerick. Verschillende jaren had get. met bekl. verkeering gehad, doch zij had het afgemaakt. Even vóór den aanslag zeide hij nog tegen haar; „lach nog maar eens, want nu is het met je gedaan' waarop hij een schot uit een revolver op haar loste. Na het tweede beert bekl. in den winkel voor de derde maal op haar geschoten, het vierde schot viel in liet kantoor bij den winkel. Hij stond toen vlak bij haar. Ach ter de deur heeft hij haar toen vastgegre pen. De postbode, A. Bogaerts, uil Blerick, had 's morgens het meisje vlak bij de plaats een „baksel" en dus geMi gebak. Onder „gebak" verstaat spr. datgene wat in het algemeen verkocht wordt bij banketbakkers. Spr. requireerde vernietiging van het vrij sprekend vonnis en opnieuw rechtdoende een geldboete van 1 subs. 1 dag. Voor de rechtbank te Almelo heeft te recht, gestaan de 40-jarige turfhandelaar AI- bertus t. D. te Oldenzaal, beschuldigd van mishandeling van zijn vierjarig dochtertje. De pres., mr. Leendertz, merkt tegen bekl. op, dat, wanneer een derde waar is van het geen bekl. wordt ten laste gelegd, het al rneer dan erg is. De moeder is eenigen tijd geleden gestor ven. Na haar dood werden de kinderen ver waarloosd. De opperwachtmeester der maréchaussee deelt mede, dat van verschillende zijden hem klachten bereikten, omtrent de slechte behandeling van het kind. Op verzoek van den toezienden voogd heeft hij 'n onderzoek ingesteld. Hij vroeg de huishoudster naar de kinderen. Een tweejarig kind gaf geen aan leiding tot opmerkingen. In 'b hoek onder den schoorsteen zat de vierjarige kleine, die er allertreurigst uitzag; het lichaam was met brandwonden overdekt. Het kind droeg de droevige sporen van verwaarloozing en mishandeling. Voorloopig wordt het te Los ser verpleegd. De Officier merkte op, dat in deze zaak het laatste woord nog niet' is gesproken. Bij het voorstel tot ontzetting uit de ouderlijke macht komt zij weer ter sprake. Spr. wil zich nu bepalen tot de mishandeling en eischt twee maanden gevangenisstraf. In „De KieinveeteeJt" wordt melding ge maakt van een zeer ernstige ziekte, welke in de Lijmers (Gelderland) onder de kippen is uitgebroken. De ziekte uit zich als volgt: De dieren houden plotseling met den leg op en laten het voer staan. Ze loopen traag, de staart en vïeügels bijna over den grond sleepend. De afgang is dun, soms slijmerig, geel-groen, een enkelen keer met iets 'oloea ertusschen. 's Morgens liggen er dood onder de zitstokken. Het proces heeft blijkbaar niet lang. geduurd, want de cadavers zijn nog zwaar. De kam is gekrompen. Licht heid. ontoerekenbaar was, waarom hij een onderzoek naar bekfaagde's geestvermo gens heeft doen instellen. Uit het deskundig onderzoek is evenwel gebleken, dat T., on danks zijn houding, wel toerekenbaar moet worden geacht. Het feit zelf laat dezen ion gen man totaal onverschillig. Steeds informeerde hij naar- voetbal-uit slagen, maar sprak nooit over het hem ten laste gelegde misdrijf. Deze jonge man moet zijn houding, zeide spr. maar bezuren. Spr. achte een ernstige straf gewenschl en vraagt veroordeeling voor den tijd van drie jaren. Beklaagde'st verdediger, Mr. K. Joosten. verklaarde het moeilijk tc vinden, iets ten gunste van bekl. te kunnen aanvoeren. Het meisje heeft echter geen gelegenheid laten voorbijgaan om aan het adres van beklaagde nrikkelende dingen te zeffgen. On d,en duur komt dit tot uiting. Heeft bij bekl. nu opzettelijk poging tot doodslag voorgezeten? Men kan toch niet aannemen dat'deze beklaagde vier schoten zou lossen terwijl op zoo'n korten afstand er niet een doodelijk is geweest. Merkwaardige verrcbiinselen in de psychi sche gedragingen van bekl. wijzen er op, dat hij hysterisch is. Aangezien bekl. ook van huis uit niet misdadig is. riep pleiter dc uiterste clementie voor zijn cliënt in. Uitspraak- over 14 dagen. Voor de Rechtbank te Rotterdam heeft zich bij verstek te verantwoorden gehad de voormalige manager der London-Rotterdam- t Fisheries, wegens een overtreding van art. blauwachtig. Maakt men de dieren open, 8 van die verordening op de winkelsluiting. dan blijken de longen en de lever aangetast, Bekl. zou op 1 October 1924, in zijn winkel j de is groenachtig geworden en het aan den Hofdijk te Rotterdam, na 's mid- J s'inkt vreeselijk. dags 10/4 uur publiek aanwezig hebben ge- Uit is volgens den berichtgever het beeló had, terwijl er in dien winkel pat'ates-frites e ,zo° besmettelijke Kleinsche ziekte, den minderen i i. i ii i*1 I'll 1 C' nlf W P1 1PTS WJP(5 nooff iron pn/vlorp mnn- lm verkocht werd, welk artikel niet „koek or banket" zou zijn. De kantonrechter-plaatsvervanger heeft bekl. ontslagen van alle rechtsvervolging, oordeelende, dat pat'ates-frites wel te be schouwen valt als banket of koek. De getuigen-deskundigen waren van oor deel dat patates-frites als gebak valt aan te merken. Het product heeft' niets meer van een aardappel, alle aardappelmeel is in LEER OM LEETt (Historisch) Een handelaar in zuidvruchten, zekere van Dalen uit Amsterdam had zich een paar maanden terug een derde reiziger aange steld, 't Was de gewoonte iedere Zaterdag ten kantore te verschijnen ten einde eventoeele prysycranderingen te kunnen bespreken. Op zekeren Zaterdag sprak de heer Van Dalen, Pieterse (zoo heette deze reiziger) aan en zeide ongeveer het volgende: „Mijnheer Pieterse! Den laatsten tiid ko men er nog al weinig orders uit uw traject. Uw voorganger maakte toch bij die zelfde klanten meer. Hoe komt dat?" IV reiziger bleef hierop het antwoord schuldig. „Weet u wel hoe u met de klanten moet omgaan", hernam dc Patroon, „want al ben je ook een goed reiziger, 't gebeurt meer malen, dat vertegenwoordigers niet met klanten kunnen opschieten, Komaan ik zal het u eens aemonstreeren." Veronderstel", zoo ging de heer Van Dalen voort: „Mijnheer Pieterse, u bent on ze cliënt Faaxman uit Zevenbergen, ga even zitten. Nu kom ik binnen als de ver tegenwoordiger der Firma van Dalen. „Goede morgen mijnheer Haaxman, mag ik u even voorstellen de vertegenwoordiger van den Zuid vruchtenhand el Van Dalen uit Amsterdam," Meteen springt de op wraak zinnende reiziger uit zijn stoel en roept: „Van Dolen, v-a-n D-a-l-e-n uit Amster dam??? D'r uit! d'r uit!" die wel iets weg heeft van cholera, maar bij deze laatste vallen er gewoonlijk veel meet slachtoffers tegelijk en het gatt dan nog vlugger. Het gevaar van uitbreiding der Kleinsche ziekte is bijzonder groot. Tengevolge van den hoogen waterstand staan thans alle slooten in de Lijmers met elkaar in verbin ding. Eén kip aan de Kleinsche ziekte of cholera gestorven, besmet bet water en kan bij dezen hoogen waterstand de hoenders dixtrine omgezet, omdat in olie van 200 ;n <je heele streek aantasten 250 gram is gebakken. In verband met het groote gevaar wordt zeker van welke ziekte thans sprake is, Is het de Kleinsche ziekte, dan moet ter stond de hulp van den veearts ingeroepen worden, die daarvoor serum kan krijgen. Het geldt hier een vijand die in al zijn geledingen vernietigd moet worden. Geen partiëele bestrijding dus; de boeren moeten den strijd gezamenlilk aanbinden, want an ders helpt het nog niets. Op de besturen van de landbouw-organisaties rust de plicht aan de bestrijding leiding te geven en vooral man te steunen. Het O. M., waargenomen door mr. J. A. dé raad gegeven, een of meer cadavers op te de Visser, meende, dat er een onderscheid j zenden naar de Rijksseruminrichting te Kót- dient te worden gemaakt tuschen „gebak terdam of het Instituut voor parasitaire en en „baksel". Patates-frites is volgens spr. infectie-ziekten te Utrecht. Dan weet men DE „ARCHANGEL" IN HET DOK, Het schip heeft geen schade bekomen. Woensdagmiddag dadelijk na aankomst, is het Engelsche stoomschip „Archangel" in een der dokken van Wilton's Machinefa briek en Scheepswerf te Rotterdam opge nomen. Uit een ingesteld onderzoek is ge bleken, dat de bodem van het schip in het geheel geen schade heeft bekomen. Het vaartuig i .1 het dok dus weer spoedig kun nen verlaten. door JOH v d HOEK. (Vervolg.) „Ja 1" knikte Peerke, luisterend. „Ik vond dat griezelig omdat ik aan bruine mieren niet gewoon ben. Maar ze deden mij niets." „O neen?" vroeg Peerke, opgelucht. „Neen 1 Maar houd je nu even stil het ergste komt pas. Ze werden rood, boschmie ren die zoo gemeen kunnen steken." Peerke knikte en vroeg dan „Staken ze je ook „En of 1" vertelde Elsje, angstig, vurig. „Overal staken ze mij in mijn beenen, mijn handen, in mijn lijf, mijn hoofdoveral. Ze kropen me in mijn mond en staken in mijn tong. Er kwamen blaren op en ik kon niet om hulp roepen." „En toen vroeg Peerke ontzet. „Toen begon ik te slaan en te schoppen, te schreeuwen en te gillen entoen rolde ik mijn bed uit." „Heb je je pijn gedaan „Nou en niet zoo weinig ook. Moeder heeft boter op mijn hoofd gesmeerd en kijk eens 1" Peerke keek. Elsje toonde hem haar ach terhoofd waarop een groote buil prijkte die door haar haar heen zichtbaar was. Peerke liet beschaamd zijn hoofd op de borst zin- ke 'Die buil gaf hem een zelfverwijt. Want eigenlijk was hét toch zijn schuld. Had hij dien streek niet uitgehaald dan zou Elsje niet gedroomd hebben en niet uit bed ge vallen zijn. Zoo waren ongeveer de gedach ten van den dreumes en hij meende Elsje vergiffenis te moeten vragen. „Had ik het maar niet gedaan," leidde hij in. „Wij hebben het samen gedaan," weerde Elsje af. Peerke was daar blij mee want nu was hij Van het vergiffenis vragen af. Hand in hand drentelden ze met hun tweeën voort en bereikten al spoedig den mierenhoop. „Ze hebben met gebouwd riep Peerke uit, verrast, verschrikt. „Neen, ze hebben niet gebouwd 1" echode Elsje. De mieren hadden niet gebouwd. Het gat, de gaping in den hoop van dennenaalden en takjes scheen eerder nog grooter geworden te zijn. De mieren zaten er, haar eeuwige bedrij vigheid vergeten, stil om heen. Treurig sche nen ze over de talrijke eitjes, die, verlept, dood, in het gat lagen en geen nieuwe mieren meer zouden voortbrengen. De diertjes be wogen zich niet toen Peerk'-en-Els zich over den hoop heenbogen. Ze schenen verlamd. „Dat hebben wij gedaan klaagde Elsje en er kwamen tranen in haar oogen. „Niet huilen, Elsje," bedelde Peerke. Het was mijn schuld „Ja jouw schuld, maar ik heb er aan mee gedaan Peerke dacht na. „Laten wij den hoop weer opbouwen," sloeg hij tenslotte voor. Maar zoover kwamen zij niet. Als was de hoop van onder, ergens diep in den grond in vlam gevlogen, als lekten lu vlammen langs de diepste, veiligste hoek- es, als schroeide de vuurgloed door de tal rijke, geheime gangen diep in den hoop, zoo krioelden als opgejaagd de mieren, de hon derden. duizenden mieren naar boven en sloten hun zwart glinsterend, bewegelijk schild aaneen, dat de dennennaalden bedekte en den hoon onzichtbaar maakte. Een vuur-; uit omhoog. De mieren krioelden wilder. Er kwamen nog meer mieren Ze wentelden zich dooreen kropen over en onder elkaar door, schenen te stoeien. Een dreigend gezoem en gesis, als van woe dende slangen, weerklonk. De mieren vereenigden zich tot een groo ten klont, een zwerm als van zwervende bijen en vulden het gat. Ze stapelden zich op, hooger en hooger, en toen ze alle zoo vereenigd waren kwamen ze langzaam voor uit, de helling van den hoop af, schuifelend over den grond, op Peerk' - en - Els toe. Peerke stond gespannen toe te zien. Elsje huiverde licht. Ze voelden beide ais een drei gend gevaar de aanschuifeling der mieren- zwermen. Een vreemd kleureneffect, een glans, een gloed speelde op de glinsterende mieren- ruggen. De kleuren waren nog onbepaald, een mengeling van kleuren blauw en groen en geel en rood en oranje „Zeze wilwillenons wat doen stotterde Elsje. „Stil Els," beval Peerke, als jongen niet zoo bang en meer nieuwsgierig naar hetgeen er gebeuren ging. „Stil Els, 's kijken wat ze doen Maar Peerke's moed zakte al spoedig in zijn klompjes en scheen ook daaruit te ver dwijnen want hij durfde zich niet meer be wegen en ook niet wegldopen. Het schouw spel waarnaar de dreumissen beiden staarden werd ook inderdaad vreemd, angstwekkend. Het kleurenspel had opgehouden. De mieren hadden nu één kleur. Het blauw, het groen, het geel, het oranje, alle kleu ren hadden zich opgelost in één Rood Als kinderen van de streek, als bekenden in de bosschen, wisten Peerk' en - Els hoe gevaarlijk roode boschmieren zijn, hoe gemeen ze kunnen steken. Je gaat er ,wel niet dood vanmaar om uren achtereen de pijn van een steek en het daarbij behoorende j ui kende gevoel te moeten lijden.... Peerk' en Els hadden een grooten eerbied voor de roode boschmieren. „Zullen we.... wegloopen?" fluisterde Elsje. „Neen, niet doen!Heel voorzichtig zijnwaarschuwde Peerke. „Mieren kunnen toch niet hardloopen „Ik heb nét een gevoel of ze ons zullen navliegen." Toen werd Elsje nóg banger. De mierenzwerm schuifelde nog verder vooruit. De hoop lag nu verlaten en het gat was leeg. De zwerm kwam van de helling omlaag. Peerke beefde van spanning en ook wel een beetje van angst, Elsje duwde haar knuistje steeds verder in haar mondje om de huilgeluidjes die daar opstegen, te kunnen onderdrukken. De zwerm had den hoop verlaten en krioelde nu over den grond. De mieren kwa men langzaam maar met verontrustende zekerheid op Peerk'-en-Elsje toe. Ze waren geen halven meter meer van de angstig wachtende dreumessen verwijderd. ,Ze mjeten ons hebben meende Peerke met een bange trilling in zijn stem en het verwonderde Elsje dat deze zekerheid eerst nu tot haar speelkameraadje doordrong- „Ja bibberde ze terug. Peerk'-en-Els zagen weer naar den onheilspellend naderenden mierenzwerm. Hun oogjes werden grooter en begonnen strakker te staan van niet langer te onder drukken angst. Ze durfden nauwelijks meer ademhalen. Een idee sloeg als een vuist in Peerke's hersentjes Vluchten Ze moesten weg loopen. Als het waar was, wat hij vreesde, dat de mieren op hen toe zouden vliegen, dan zouden het er toch maar een paar zijn. En liever een paar steken dan de heele mie renkolonie op mijn lijf, dacht Peerke. Hij zag naar Elsje. Ze begreep hem. Peerk' en-Éls begrepen elkaar altijdEven verschoven hun voetjes. Ze zagen acht:r Knip deze legplaatjes uit en verdeel ze verder volgens de aangegeven ruitjes. Tracht deze dan tot een paar aardige voorstellingen aaneen te leggen, maar zorg ervoor, dat de stukjes van de beide figuren niet door elkander geraken, want dan krijg je ze heel ,astig weer uitgezocht. De oplossingen zullen we volgende tvee'-Aoonen. LTTru Laat ik je neus even snuiten, m'n jongen. En u juffrouw cru u zich of daar de weg veilig was. Een een sprong en danWeer zagen ze naar de mieren. Wat deden die gek! De zwerm had zich eensklaps gesplitst' en schuifelde nu vooruit als de punten van een geopende schaar. Ze kwamen snel op de beide dreumessen toe. Nog even zag Peerke toe., toen was het te laat om te vluchten. In een grooten driehoek krioelden de mieren om ïun beiden heen. Peerk'-en-Els zagen j elkaar aan, wendden snel hun oogjes af. Ze waren bang, heel bang, allebei. Wat er van komen zou, konden ze niet vermoeden. Maar het moest iets vreeselijks zijn. Peerke zag angstig naar de lucht als smeek te hij de wolken hem te hulp te komen. Hij keek of geen lage boomtak voor zijn kleine knuistjes bereikbaar was zoodat hij erop zou kunnen klimmen en zoo ontkomen. Niets De kruinen der dennebeomen zouden voor een grooten man zelfs onbereikbaar geweest Zijn. IEert geluid deed hem weer naar bep^den rien. Het geluid kwam van Elsje. Peerke' zag h >ar staan met groote angstige oogen. Haar j mond was opengezakt doch scheen geen ge luid te kunnen voortbrengen. Ze tuurde bang naar den grond. Toen zag Peerke ook in die richting. Hij werd er angstig van. Hij zag wat Elsje en hem bedreigde. (Wordt vervolgd.) Door JOH Vervolg H. Laat ik 't u ook even doenl „Maar sire u roept mij en ik kom om met u te spreken, ongewapend 1 U laat "mij over weldigen door vijftig gewapende soldaten... Dat is een lafheid „Neen Walkuur antwoordde de koning, vermanend, „het is geen lafheid U maakt zich schuldig aan hoogverraad U gebruikt de laagste kuiperijen om mij ten val te bren gen. Dat is een misdaad En een misdaad c!i :nt gestraft te worden. U verdient niet in een eerlijk gevecht overwonnen te worden U verdient slechts straf enminachting om uw eigen lafheid. Want wanneer u uw plan nen hadt doorgevoerd, hadt u mij dan niet alleen gezet tegenover heel mijn land, heel mijn leger Of ontkent u dat Walkuur die wel inzag dat men hem had doorzien, antwoordde niet en bekende daar door zijn schuld. De koning hernam „Walkuur, ik heb medelijden met u. U zult een straf ondergaan, zooals nog nooit iemand een straf onderging. Wanneer u erin slaagt uw eerzucht te vergeten, neem ik u weer in genade aan en herstel u in den hoo gen post. welken u thans bekleedt. Tk hoop, dat u oe straf zult weten te dragen en rer uw voordeel mee zult doen Zwijgend schaarden zes der soldaten zich ond Walkuur en voerden hem weg. Alles moest met de grootste geheimzinnigheid geschieden, omdat Walkuur, wanneer zijn nederlaag bekend werd, zich nooit meer zou kunnen herstellen. En de koning hoopte hem van zijn eerzucht te genezen, opdat hij des te roemvoller, later, als raadsman óp zou kunnen treden.. Walkuur moest ..wekenlang reizen naar de meest ontoegankelijke oorden van het rijk. Zijn bewakers volgden en omgaven hem overal, zonc'at aan ontvluchten niet te den ken viel. Hü was somber onder zijn nederlaag en ontevreden onder het juk der gevangen schap. Nadat hij den koning had verlaten, was er door hem geen woord meer gesproken. In een woest berglandschap scheen het doel van den langen tocht te liggen. Men bleef er tenminste langer dan op andere rustplaatsen. Er was een blokhut opgericht aan den zoom van een reusachtig dennen woud en Walkuur kon zich daar installeeren. Hij wilde niet vragen, of hij hier zijn straf moest ondergaan. De soldaten bleven zwijgen. Op zekeren dag kwam de aanvoerder der soldaten bij hem. De man droeg een ruw werkpak bij zich. Hij gelastte Walkuur, dat aan te trekken. Deze weerstond niet lang. De hoofdman deelde hem vervolgens mee, dat de straf dien dag een aanvang zou nemen. Hij zeide niet, waarin zij zou bestaan en Walkuur was te trotsch om ernaar te vragen. De soldaten voerden hem in het bosch. Er waren geen wegen en men moest zich een doorgang veroveren door wildgroeiende slingerplanten, struiken en diepe kuilen. De tocht duurde uren. Toen kwam men aan een, open ruimte, waar zich een verhooging verhief, die half uit steen en half uit zand bestond. De verhooging had den vorm van een pyramide en de top was bijna scherp gepunt. De voet van dezen rots-heuvel was dicht bezet met hoog groeiende, harde dorens, die den indruk maakten van daar moedwillig gezaaid te zijn. Men gelastte Walkuur rich van zijn voet- bedekking te ontdoen. Hij gehoorzaamde, onmachtig tot tegenstand, waarna de hoofd man hem zeide Walkuur, uw straf gaat beginnen Zie dezen berg Hij is precies vijftig meter hoog. Hij bestaat uit een rots die op last van koning Weneslaus met zand in dezen pyra- midevorm werd gebracht en effen gemaakt. Ziet u daar ginds dat watervat staan Het is ten deele met water gevuld en weegt honderd en vijftig pond. Uw taak zal het zijn dit vat boven op den berg te plaatsen. Zoodra u dat gelukt is, is uw straf ten einde." Elke tegenstand was niet alleen nutteloos, maar schadelijk bovendien. Walkuur toog ran den arbeid. Hij rolde het vat van zijn standplaats naar ri"~ berg. De dorens, -he aan den voet van den heuvel welig tierden, drongen in zijn vleesch, verwondden en kwelden wreed zijn voeten, zetten hem aan tot meer spoed. Walkuur duwde als een waanzinnige tegen het vat en bereikte spoedig den heuvel. Toen begon hij de zwaarte van zijn straf in te zien. Koning Weneslaus had gezegd „Walkuur, u zult een straf ondergaan, zooals wij nooit i mand een straf onderging en hij had geen onwaarheid gesproken. Zoodra het vat op eenige hoogte was, dreigde het terug te rollen en drukte met volle zwaarte op de schouders van Walkuur, wiens voeten te vergeefs steun zochten in het losse zand. Dien dag bereikte de voormalige minister en raadsman niet eens de helft van den berg wand. Den volgenden dag werd de marte ling voortgezet. Eenige maanden verliepen. Walkuur's spie ren waren gestaald, zijn kleine handen groot en eeltig geworden. Dagelijks wist hij het vat wat hooger te brengen en de laatste week waren zijn krachten telkens bezweken op het oogenblik, dat hij den top reeds bijna met zijn hand kon raken. Vandaag moest hij er komen Tegen den middag bereikte hij met bo- venmenschelijke inspanning de hoogte, die hij ook gisteren bereikt had. Het vat woog als lood op zijn schouders en elk oogenblik kon hij bezwijken. Maar hij moest volhou den Het zand stortte weg onder zijn voe ten Een uur later was hij, inplaats van hooger te komen, zelfs eenige centimeters gedaald. Nog eens spande hij ,1 zijn krachten in Langzaam ging het vat omhoog. Walkuur smachtte naar den top. Hij won. Het vat kwam al hooger en hooger. Nog een oogen blik en dan zou zijn straf ten einde zijn. Zijn gewrichten kraakten, het zw^et gudste langs zijn lichaam, zijn bloed joeg koorts achtig.... Goddantfc de top was bereikt 1 De last drukte niet langer zijn schouders. Walkuur ademde weer vrij.... Eenskaps ontsnapte hem een kreet van schrik.... De top was bijna scherp ge- puntten.... na een oogenblik gebalanceerd te hebben, was het vat aan den anderen kant omlaag gerold.... Zijn klagen baatte niet. Walkuur moest voortgaan met het werk, dat aan zijn begin reeds tot mislukking was gedoemd. Ruim twee jaren waren voorbijgegaan Het was feest aan het hof van koning We neslaus. Walkuur* de voormalige raads heer en minister van den koning, was weer gekeerd van zijn ballingsoordHij had "er zijn eerzucht achtergelaten. „Zie Walkuur", sprak koning Weneslaus, „de straf, die u heeft ondergaan en die u twee jaren lang kwelde, heb ik ondergaan, zoolang u aan mijn hof is. Het vat was het welzijn van mijn volk. Ik stuwde het hoo ger en hooger en wanneer ik den top van welvaart dacht te bereiken, dan was u de Steile helling, waarlangs het vat aan den anderen kant afrolde. Ik hoop dat u uw dwa ling hebt ingezien. Ik vertrouw op u En Walkuur zwoer koning Weneslaus, in tegenwoordigheid aller rijksgrooten, trouw een eed, dien hij niet heeft gebroken. De wijze vorst had gezegepraald UIT 1 1 WAAROM KLEINE ZUS ZOO HUILDE' Kleine zus luisterde voor 't eerst nieuws gierig aan de telefoon en hoorde haar vaden stem. Plotseling barstte zij in tranen uit. „Wat is er nu kindje," vroeg de moeder bezorgd. „O, moeder," snikte het kind, „vader zit ir dat gaatje, hoe halen we hem er uit." van het Raadsel uit onze vorige Rubriek.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5