VA'A
VOOR DE
mmm m m
ummm
IAJ
n
n
m
J
n
■n
IfcJÜ j
pspsiti
in
DE VADER UIT INDIE.
EIXK
tl
ONS DAMBORD.
28—23
39—34
33 4
27—21
32 21
44—40
18 40
40 29
14—20
16 27
12—18
20—25, 25 34,
10
11
12
13
40 29
29 20
31—26
45—40
14 25 of 15 24.
23 34
20—25 1
15 24
10—15
17—21
49 40 7—11
21—16 18—22
16:7 2:11
38—33 19—23
37—32 8—12
22 31
33—28 23 32
42—37 31 42
48 28 20—24
NUMMER 20
VIERDE JAARGANG 1924
O
OPLOSSING VAN
EEN MOEILIJK VRAAGSTUK
WAT WITS maaltijd met"hen te mogen deelen. De Wanneer men dït weet, zal men Echt wisselend, weer bij het spel. Men bladert
mmKmamÊmmmmÊmmmmm ee"e Arabier had drie daaels bij zich, de het gezelschap in groote verbazing kun- nu het spel door en zoekt de kaart welke
ander vijf en gezamenlijk nuttigden zij nen brengen door de snelle wijze, waarop aanvankelijk de onderste van het'spel is
deze' men uit het hoofd vermenigvuldigen kan. geweest. De onmiddellijk daaraan vooraf-
üt
DE VERHUIZING.
Onderstaand kunstje is niet onaardig
om eens aan een gezelschap voor te leggen
en er het vernuft uwer kennissen mee te
peilen.
1 2 3 4 5 6 7 S
Na afloop wierp de haastige reiziger
acht zilverstukke* als betaling op den
gronu en reed heen. Hoeveel kwam daat-
van nu elk der Arabieren toe
Wanneer men dit in een gezelschap
vraagt, zal het antwoord ongetwijfeld
zijn acht dadels, acht zilverstukken
de eerste Arabier krijgt 3 en de tweede 5
zilverlingen.
Zoo dacht ook de eerste Arabier, maar
de Kadi, aan wién de tweede de zaak
voorlegde, besliste anders en wees den
eersten één zilverstuk en den tweeden
de overige zeven toe.
Dat was ook juist. Drie personen ge
bruikten acht dadels, dus elk 2 2/3 of 8
derde deelen. De eerste Arabier had drie
stuks of negen derden gegeven, er daar
van acht zeif verorberd en er dus slechts
één voor den vreemdeling overgelaten.
De tweede Arabier gaf 5 stuks of vijftien
derden, at er daarvan zelf acht, en liet
den vreemdeling zeven.
gaande is natuurlijk de getrokken kaart.
EEN VRAAG!
DENKT U OOK NIET7
UIT HET HOOFD VERMENIG
VULDIGEN.
Wanneer men een rij cijfers van 1 tot en
5—j— j— - - met 9 opschrijft, met uitzondering van
i&iiMi 5 a ja 1 ilO| dl iLijlOi de 8, en men vermenigvuldigt dit met het
getal 9 of de veelvouden daarvan beneden
De bovenstaande hokjes stellen stallen 90, dan is de uitkomst altijd een rij gelijke
voor, de zwarte blokjes zijn zwarte paar- cijfers. Moeten er alleen éénen uitkomen,
witte zijn schimmels. dan is de vermenigvuldiger 9, moet de
Ziet u kans de cijfers van 125 zoo
danig in dezen cirkel plaatsen, dat de som
der cijfers in iederen cirkel en in iedere
horizontale lijn 100 is
Oplossing volgende week.
KUNSTJE MET KAARTEN,
Er is een beweging ontstaan om ook
voor de vrouwen een acht-urigen werk
dag in te voeren. De eenige moeilijkheid
schijnt nog te zijn, hoe dit den baby's aaa
het verstand te brengen.
Kappers zijn tegenwoordig bepaald
niet meer zoo praatziek als vroeger. Ik
heb het daaraan hooren wijten, dat ze
door de vele vrouwelijke klanten geleerd
hebben, slechts lijdelijk en zonder onder
breking te luisteren.
Na een voetbalmatch hebben verleden
week de thuisspelers den referee een paar
blauwe oogen en zoo geslagen. Met de
rechten van het publiek schijnt dus ook
daar al geen rekening meer te worden ge
houden.
Een beklaagde verbaasde de rechtbank,
toen hij verklaarde, dat hij wel een hon
derd gulden per week maakte voor lap
pen en vodden. Maar dat doen zooveel
modisten ook
Volgens berichten uit Engeland is de
Men schudt een spel kaarten en ziet graanprijs daar nu tweemaal in korten
ten slotte ongemerkt, welke kaart de tijd gedaald, 't Zal echter wel wat al te
\Y7n«n£»i>r kot 4- 1 T x, uivv v v**. cwi «wi"' vagomw ivi, vvc-iivc tVOdl l UC ^t-uauiu. I X«c*l CLI1LCI WCi Wdl ai IC
„„'„u -i. het vraagstuz aan uw ge- uitkomst alleen tweeën tellen, dan is de onderste is. Nu laat men iemand een kaart naïef zijn, wat sommige optimisten daar-
zelscüap wilt voorleggen, kunt u de hok- vermenigvuldiger 18. Het cijfer, dat de trekken, verzoekt hem, die te onthouden, "it afleiden, dat de broodprijs nu nog
jes even op papier teekenen en de paarden uitkomst vormt, wordt n.l. bepaald, door ze op tafel te leggen, en men plaatst dan dalen zal, vóór de graanprijs weer stijgt,
doo. centen en dubbeltjes voorstellen, den vermenigvuldiger af te trekken van daarop het geheele spel.
In de eerste vier stallen staan zwarte het daarboven liggende tiental. Dus Vervolgens laat men eenige malen een
paarden, in de laatste vier schimmels; vermenigvuldigt men met 63, dan wordt hoopje van het spel afnemen, bv. vier of UIT DE MOPPENTROMMEL.
tz! 7Wortf Poar,den lno!" d® "itkcmst een reeks van het cijfer 7 vijf malen en voegt dan willekeurig deze Dokter „Als u dat middeltje gebruikt,
en y Komen te (/O63). hoopjes van onder of van boven, af- zult u dezen nacht beter slapen."
Patiënt „Ik kan
het moeilijk geloo-
ven, dokter: morgen
heb ik een wissel te
betalen."
ten in de stallen 6
staan en de schim
mels in de stallen
1, 2, 3 en 4. Daar
bij moet het vol
gende worden in
acht genomen. De
paarden moeten
één voor één wor
den overgebracht.
Bij dat overbren
gen mag hoogstens
één stal worden
overgesprongen en
er mag geen paard
worden teruggeleid.
Eerst moet u zelf
maar eens zoeken,
dan geven we de
oplossing de vol
gende week.
DE WIJZE KADI.
Twee Arabieren
lagen onder een
palm, en zouden
gaan ontbijten, toen
een vreemdeling
kwam aanrijden,
die verzocht, den
We lijn oude vrienden zeg haar dal je on-
nogeniK ieis met vier kamers krijgen kun}
alleen maar met drie.
Georg&, we zullen vier kamers moeten
hebben één logeerkamer, wanneer moeder
een poosje bij ons komt.
negnip ie. morgen breng ik m'r aanstaande/
mee om een huis te huren
woning
woning,
bureau
bureau
het spijt me werkelijk, maar
Nu, moeder, we kunnen geen wier kamets krijgen
dan kan George in*
4 het bad slapen .J
en hebben moeten besluiïen op due met bad
er kamers Is onmogelijk Maar ik ka.
T" drie hamers met een badkamer be-S
zorgen, h
Dat komt
a, goed u«» als
Qy ik een» een
V poosje
woning
bureau
ZEER WAAR
SCHIJNLIJK.
Rechter „Je be
weert, dat je zelf de
tralies van je cel
niet hebt doorge-
vijld. Wie kan het
dan geweest zijn
Gevangene: „Mis
schien iemand, die
bij mij inbreken
wou
LANG STRAF
REGISTER.
Rechter „Ik zal
je nu de straffen
eens^laten voorlezen,
die je al ondergaan
hebt; daar zal je van
ophooren
Beklaagde: „Is het
gepermitteerd, edel
achtbare, dat ik zoo
lang plaatsneem?"
Alle correspondentie deze rubriek be
treffende te zenden aan de heeren V/. N.
Stuifbergen en P. G. van Engelen, adres
Bureau van dit blad.
De oplossing van probleem No. 81
(Auteur A. F. Hoogvelt, te Haarlem) is
als volgt:
Wit 28—22, 29—23, 42—37, 37—31,
31 x 13.
No. 82 (Van EngelenGigengack).
Wit 30—24, 28x19, 37—31, 33 x 4,
40 x 20, 4x11, 35 x 24.
PARTIJSTAND No. 83.
Auteur H. Korstanje, Rotterdam,
M',
PARTIJ
gespeeld in den wedstrijd om het Mees
terschap, door de heeren C. J. Lochten-
berg met Wit en M. ten Brink met Zwart.
1 33—28 18—23
2 39—33 12—18
3 44—39 7—12
Het is beter dezen zet in reserve te hou
den. Later heeft men vaak dergelijke
zetten noodig.
20—24
5 31—27 14—20
6 37—31 10—14
Sterker is 2429 en 20 29.
7 41—37
In dezen variant geeft 3429 en 40 29
sterkeren stand.
1—7
Op 2429 en 20 29 verliest zwart
een schijf door 2822, 2721 en 31 24.
8 47—41 4—10
9 34—29
Niet sterk. Zie het volgende
34—30, 27—22, 40 20 dan wit 44—40.
18
19
20
21
22
23
Stand in cijfers
Wit 15 schijven op: 25, 27, 30, 31, 32,
35, 37, 38, 40, 42, 43, 45, 47, 48 en 49.
Zwart 15 schijven op: 4, 8, 9, 10, 11,
12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 23 en 24.
Waarom neemt zwart de zwakke witte
schijf weg Wij zouden liever 18—22 en
12 23 spelen
14 26 17 11 31
15 36 27 5—10
16 40—34 15—20
Een blunder, waarvan wit natuurlijk
profiteert. De beste voortzetting is 14—20
17 35—30 24 35
Terecht ruilt wit de randschijven af, de
kans om de dam te vangen wordt steeds
minder.
35 44
32—27
Het best, om de dam in veiliger haven
te brengen. Op 410 volgt 12—18 en de
dam is gevangen.
Op 415, dan zwart 1318 enz.
4la
Wit heeft, na het damhalen, de partij
zeer goed behandeld en ook thans treedt
de witte dam op het juiste oogenblik op.
2430
34 15—42 13—19
Op 3035 volgt 4226.
35 42—48 19—24
36 40—35! 9—13
37 28—23
Sneller is 4339, zwart moet dan of
feren om de dreiging 3934 te ontgaan.
12—17
1318 is aangewezen, waardoor zwart
langer weerstand kan bieden. Nu is
-partij direct verloren-
38 43—39
39 23—18
40 39—34
41 48 16
42 16—38
43 41—37
44 37—31
13 22
30 39
22—28
17—22
6—11
11—16
Opgegeven.
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
PROBLEEM No. 84.
Auteur A. F. Hoogvelt, Haarlem.
4.
Zwart 9 schijven op 6, 7, 8, 9, 10, 13,
17, 18 en 19.
Wit 8 schijven op 24, 26, 28, 31, 37,
39, 40 en 41.
Gaarne houden wij ons aanbevolen
voor partijstanden, problemen, eindspelen,
enz. Oplossingen moeten binnen 7 dagen-
in ons bezit zijn.
Goede oplossingen mochten wij ont
vangen van de heer L. Berlijn, H. Kor-
itanje, L. v. d. Laan, B, J. Stevens en
H. Doornbos.
HUISKAMER
12.
Leopold is een wezen dat voor mijn
bestaan noodzakelijk is het denkbeeld
alleen, dat hij mij niet geheel toebe
hoort, zou mij razend maken en van
het oogenblik af, waarop het mij dui
delijk wordt, dat hij het oog op een an
dere vrouw slaat, deins ik voor niets meer
terug en ben ik in staat hem eigenhandig
te dooden, en u desnoods op den koop
toe, waarde voogd. Zoo, bent u nu tevre
den Hebt u zich nog over mijn oprecht
heid te beklagen Keert u nu tot mevrouw
Falamon terug, verklarende dat ik een
slecht creatuur ben en schrijft u nu mor
gen aan den dag een grooten, weispreken
den brief naar Bombay over mijn dwaas
heden, mijn talenten en mijn buiten
sporigheden, over het gevaar van mij een
ontzaglijk crediet te geven en over het
voordeel, hetwelk de leefwijze van verle
den jaar medebracht, toen ik vijftig centi
mes per week kreeg, om koekjes te koo-
pen Daar, bent u nu tevreden Heb ik
geen schoone bekentenis gedaan Heb
ik u niet geheel doorgrond met alies, wat
u van mij denkt en wat u ten opzichte van
mij doen zou Antwoordt nu eens op
uw beurt, mijnheer Falamon, want hoewel
ik u dank zeg voor de eer van uw bezoek,
moet ik mij onwillekeurig toch zeer be
klagen over het doel daarvan, want dit
heeft veel van een onderzoek (eerlijk en in
mijn belang, dat wil ik aannemen) maar
het blijft toch altijd een onderzoek, be
grijpt ii
ieg.uover zooveel onbeschaamdheid,
vermetelheid en spotzucht was Falamon's
besluit snel genomen. Hij was een man
met een zacht karakter, doch vastberaden
tevens wanneer de gelegenheid zich voor
deed tegen onrecht te strijden.
Hij hoorde Roselinde aan tot aan het
einde, en keek haar strak in het gelaat,
terwijl een glimlach om zijn lippen speel
de. Toen zij niets meer te zeggen had en hij
haar, hijgend en ontdaan met het voor
hoofd tegen de tafel zag leunen, stond hij
op, en begaf zich naar het venster, hetwelk
uitzicht op den tuin gaf en vroeg
„Wie is toch die heer, juffrouw, die
daar om de bloemperken wandelt en de
paden van uw tuin goed schijnt te kennen?"
„Iemand die een bezoek brengt aan
mevrouw Plock," antwoordde Roselinde.
„Een zeer fatsoenlijk man, mijnheer."
„Ik heb dat gezicht ergens gezien,
juffrouw."
„Dat kan wel mijnheer in goed gezel-
schao."
„ja, in goed gezelschap," bevestigde
Falamon. „En deze heer komt bij u aan
huis Is hij een vriend van u
.-•lij is aan mij voorgesteld, en komt
bij mij aan huis, mijnheer."
„Ik maak u daarover mijn compliment."
„Hoe zoo, mijnheer vroeg Roselinde
eenigszins ongerust.
„O, nergens om. Die mijnheer schijnt
mij zeer behendig toe hij is goed ge
kleed, heeft een flinke houding, knap
uiterlijk, voorname manieren; hij moet
wel uitstekend raad kunnen geven."
„Uitstekend, mijnheer," zeide Rose
linde, „hij is een beproefd vriend."
„Nogmaals mijn compliment, juffrouw,
maar, mijn hemel, ik herhaal u, ik moet
dien man meer gezien hebbenik ben
er zeker van."
„Wel, dat is zoo'n wonder niet," ant
woordde Roselinde ongeduldig, „mis
schien in de opera, bij den een of anderen
gezant
„Neen, neen, daar,niet., wacht....
ik zal het u aanstonds weten te zegen."
„Ik zeg u nogmaals, dat u hem wel in
een goed gezelschap aangetroffen zult
hebben."
„Ja, in goed gezelschap,... Ha, hij is
het. En hij heet....?"
„Markies de Malatesta."
„Ah 1" zeide Falamon, met de grootste
koelbloedigheid„het spijt mij voor
mijnheer de Malatesta, maa'r acht jaar
geleden heb ik in Calabrië iemand van
dien naam gezien, doch anders gekleed,
tot de tanden gewapend, hij en zijn met
gezellen, terwijl zij mijn rijtuig plunder
den. Vaarwel juffrouw 1"
Zonder verder een woord te spreken
groette Falamon zijn pupil en begaf zich
met langzame schreden naar de deur,
welke op het voorplein uitkwam. Hier
stapte hij in zijn rijtuig en reed heen.
XV
Eenige dagen zijn verloopen sedert het
bezoek van den heer Falamon bij Rose
linde.
Op een schoonen avond der maand
September was de restauratie „De Twee
Konijntjes", in de rue du Gros-Pilier,
nabij de Hallen, tegen zes uur schitterend
verlicht. Het was een ruim lokaal, geheel
gevuld met tafeltjes, waarop servetten
van twijfelachtige helderheid en groote
karaffen. Bij de toonbank, twee schreden
van de voordeur verwijderd, lag een groote
stapel brooden. Achter die toonbank
troonde de eigenares van het huis, juf
frouw Bontemps. Zij was een vrouw van
middelbaren leeftijd, een hoogroode kleur,
eenigszins gezet en was niet weinig trotsch
op haar zwarte haren, welke blijkbaar de
jaren konden weerstaan. Juffrouw Bon
temps was een fatsoenlijke weduwe, die,
naar men* in de buurt beweerde, iedere
drie maanden een goede partij van de
hand wees. Verder bezat zij twee honderd
duizend franken, langzamerhand bijeen
gespaard op de diners van elf stuivers
doch zij had daar ook achttien jaren werk
over gehad.
Welke diners 1 en welke voordeden!
Hoe had het vernuft van mejuffrouw Bon
temps een middel gevonden om die nog
met winst te verschaffen een uitstekende
soep, twee gerechten naar verkiezing,
dessert, een karaf je Bourgogne of Bor
deaux, zooveel brood als men verlangde,
nog tandenstokers bovendien en dat alles
voor een franc en tien centimes Dat zal
wel een geheim blijven der menschlieven-
de koffiehuishouders van Parijs, de vak-
genooten en concurrenten van de eigena
res van „De Twee Konijntjes".
Het begon reeds leeg te worden in de
eetzaal, toen de heer Guiilaume bij juf
frouw Bontemps binnentrad. Hij groette
de juffrouw als naar gewoonte, hetgeen
met een glimlach beantwoord werd, want
hij behoorde tot de vaste klanten en zocht
zijn geliefkoosd tafeltje op, in een hoek
bij een breed, goed gesloten raam, dat
hem een prachtig landschap te genieten
gaf met hooge boomen, éen waterpartij en
zwanen, welke hun vleugels half openden.
Sedert drie maanden ongeveer gebruikte
Guiilaume het middagmaal in „De Twee
Konijntjes" hij was er niet bij name
bekend, doch geëerd en bemind om zijn
onveranderlijk en goed humeur, zijn in
schikkelijkheid, zijn bedaarde manieren
en vooral wegens het geregeld betalen van
zijn diner en het even regelmatig offeren
van tien centimes fooi voor den „garfon"
Op dien Septemberdag dan, had Guii
laume toevallig iemand tot buurman, dien
hij reeds acht of tien keeren in „De Twee
Konijntjes" gezien had. Bij twee of drie
van zulke gelegenheden hadden de gasten
elkander gegroet, zonder eigenlijk te weten
waarom ditmaal wisselden zij eenige
woorden, toen Guiilaume de soep op had
en hij het bord, met een tevreden gelaat,
aan den bediende teruggaf.
„De soep is goed." antwoordde de
buurman „ik eet ze nergens anders dan
bij juffrouw Bontemps."
„Ja, deze soep is altijd warm en nimmer
te vet," stemde Guiilaume toe.
Eem'ge oogenblikken bleef het gesprek
steken. Guiilaume nam een flink stuk
roastbief met aardappelen onder handen
zijn buurman ontdeed een prachtigen
gebakken weiting van de graat.
De vreemdeling was iemand van om
streeks zesendertig jaar, groot, mager, met
vermoeide gelaatstrekken, doch nog ver
levendigd door een diepen, schitterenden
blik zijn houding was voornaam, zijn
kleeding zindelijk, doch niet naar de laat
ste mode zij verried eer den man, die
zijn kleederen geruimen tijd draagt en er
Zeer netjes op is. Als bizonder kenteeken
had de man een diep litteeken aan het
voorhoofd en droeg hij een zwaren, langen
knevel, welks punten horizontaal uit
staken als een paar pennen van een stekel
varken.
Nadat de eerste honger gestild was,
werd het gesprek weder voortgezet.
Guiilaume's buurman wist zich zeer goed
uit te drukken, doch met een licht,
Italiaansch accent. Dit kenmerk was voor
onzen vriend den makelaar voldoende om
hem in zijn moedertaal toe te spreken.
„Hebt u in Italië gewoond vroeg de
gast.
„Ik heb het bezocht, mijnheer. Ik heb
zelfs veel gereisd. En u
„Om u de waaiheid te zeggen, mijnheer,
ken ik Europa slechts door zijn hoofd
steden. Mijn systeem is, mij slechts in
de groote steden op te houden. In mijn
jeugd hield ik veel van het schilderachtige
en dichterlijke van het land, maar thans
heb ik mijn hart gezet op de volkrijke
steden. Zie, ik weet niets, hetwelk te
vergelijken is rriet onze schoone, Parijsche
boulevards. Wanneer ik des avonds een
wandeling maak over den Boulevard des
Italiens, laat ik mijn gedachten den vrijen
loop en u kunt niet gelooven, welk een
schat van droombeelden zij weten te
scheppen 1"
„U neemt uw wereld te klein, mijn
heer."
„De wijze beperkt zijn gezichtskring,"
meende de gast.
„Leeft de wij'ze dan op den Boulevard
des Italiens
„Een wijsgeer of een kunstenaar zullen
er het vruchtbaarste veld voor hun op
merkingen vinden."
„Doet u zaken, mijftheer
„Ik wil niet ontkennen dat ik daar
tusschenbeide aan gedaan heb, er vooral
toe heb bijgedragen ze op groote schaal
te drijven. Alles te zamen genomen, ben
ik er niet rijker door geworden."
„Ja, dat is toch een gebrek, in onzen
tijd."
„Men kan zijn karakter niet verande
ren, mijnheer," zeide de gast. „Ik ben
altijd de dupe geweest van goede trouw of
bespottelijke belangloosheid."
„Hum 1" dacht Guiilaume, „je ziet er
toch niet uit als een verdrukte onschuld!"
„Wat u aangaat, mijnheer," vervolgde
de gast, „zou ik durven wedden, dat u
gelijk een philosoof van uw rente leeft."
„Toch niet, ik werk," antwoordde
Guiilaume. „Ik ben makelaar voor eenige
handelshuizen en bankinstellingen."
„Uitstekend beroep, mijnheer 1 Ik was
geen gepatenteerd makelaar, doch meer
officieus en zoo eens te hooi en te gras
een domme manier van zaken doen voor
een ander. Met een patent zou ik millioe-
nen verdiend hebben."
„Gelooft u dat, mijnheer Ik heb veel
moeite om drie duizend franken per jaar
bij elkaar te krijgen."
„Bah 1" zeide de gast, „dat komt omdat
u het niet goed weet aan te leggen. Hebt
u patroons onder de voorname bankiers
„Ja zeker
„Welnu, met wat hart voor zaken zou
ik, in uw positie, dertigduizend frank ren
te kunnen hebben."
Guiliaume merkte op, dat zijn buurman
onder het spreken, van tijd tot tijd een
agenda raadpleegde en daarin eenige cij
fers onderstreepte. Hij veronderstelde,
dat deze berekeningen maakte betreffende
de een of andere financieele onderneming.
Eensklaps zag hij den onbekende een
bladzijde uit ziju opschrijfboekje scheu
ren, in vieren vouwen, in een enveloppe
doen en deze dichtplakken. Het adres
werd er met potlood opgeschreven, daarna
schoof de buurman zijn brief achteloos
naar het uiteinde der tafel. Zonder nieuws
gierig te willen zijn, wierp Guiilaume toch
een blik op het opschrift en was niet
weinig verwonderd, toen hij den naam en
de woonplaats las van markies de Mala
testa.
„Verduiveld!" zeide hij, alsof hem iets
belangrijks inviel.
„Komt u eensklaps iets in de gedachte?"
vroeg zijn buurman.
„Ja, mijnheer. Uw brie! herinnert
mij een dringende zaak, welke mij door
het hoofd was gegaan."
„Zorg steeds schrijfbenoodigdheden bij
u te hebben ik voor mij, zou niet bui
ten mijn aanteekenboekjé kunnen hier
mede werk ik overal. Zie, op dit oogenblik
onderneem ik een belangrijke zaak."