IVEM 3 ONS LACHHOEKJE ELCK WAT WILS. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Derde blad Zaterdag 31 Januari 1925 INGEZONDEN. BINNENLANDSCH NIEUWS. Ir. E. A. Hamburger, f De voltooiing van het gebouw voor de Handel-Mij. Ned. bond van Radio handelaren. GEMENGD NIEUWS. De vermoorde koopman Busch als vlieger. TREKJES No. 384. G. N. ARTIKEL 28, 7de LID. Zooals iedereen wel zal begrepen hebben, slaat bovenstaand opschrift op de Arbeids wet. Het betreft' dus een der meest bestre den, maar daarnaast ook een der meest sym pathieke bepalingen van deze wet. Minder nog om hetgeen daarmede bereikt is, dan wel om hetgeen er mede bereikt kan worden; om de gedachte welke er aan ten grondslag ligt n.l. de gedachte van samen werking tusschen de organisatie's van werk gevers en werknemers. De telkens herhaalde grief tegen de huidi ge Arbeidswet betreft immers vooral haar eenvormigheid, haar gelijke werking voor gansch verschillende bedrijven en de moei lijkheden om in sommige omstandigheden af wijking van de algemeen geldende bepalin gen te verkrijgen. Het bepaalde bij art. 28 geeft den werk gevers gelegenheid om met de arbeidersor ganisaties binnen de gestelde grenzen, afwij kende regelingen te treffen; deze kunnen dan, onder nadere goedkeuring van den Mi nister, in de plaats treden van de betrekke lijke wetsartikelen, waardoor een meer bij het bedrijf aanpassende verdeeling van het aantal werkuren kan worden verkregen. Een „zachte" drang dus tot georganiseerd overleg, tot verdere ontwikkeling van het Collectieve Contract. Zoo bezien, komt dan Dok de oppositie tegen becioeld artikel in een heel eigenaardig licht te staan en kun nen we ons gezien zijn verleden niet tl te sterk verwonderen, wanneer we het Verbond van Ned. Fabrikantenverenigingen in het voorste gelid zien staan van de be strijders dezer bepaling en we begrijpen dat het daartegen zelfs „principiëele" bedenkin gen heeft. Maar al houden we rekening met de wei nig welwillende houding van dat Verbond, tegenover alles wat in de richting wijst van eenige medezeggenschap der arbeidersorga nisaties, blijft het nochtans ietwat zonder ling, dat die organisatie er zelfs bezwaar te gen maakt, dat een regeling als zij een maal door overleg tusschen de organisaties van werkgevers en werknemers is tot stand gekomen niet geldig is voor ongeorgani seerde werkgevers. Zoo'n standpunt kan ik mij bij buiten staanders of bij die ongeorganiseerde werk gevers nog wel indenken, maar hoe een organisatie kan verlangen, dat ongeorgani seerden moeten profiteeren van hetgeen soms na langdurige onderhandelingen met de arbeidersorganisaties is bereikt, is moei lijk te begrijpen en kan alleen maar worden ""'klaard als men het heel gewoon vindt ■'at menschen die elke omgang met de ar beidersorganisaties hardnekkig weigeren toch moeten profiteeren van hetgeen er in samenwerking of in elk geval door onder handeling met haar is verkregen. Het orgaan van het Verbond „De Ned. Nijverheid" klaagt dan ook steen en been over de „zeer bedenkelijke dwang" tot or ganisatie welke er in het betrekkelijke arti kel van de Arbeidswet ligt. Alwéér een uitdrukking, die men des noods van buitenstaanders of ongeorgani seerden zou kunnen begrijpen, maar als uiting van een organisatie toch wel erg zon derling aandoet. Tenzij deze organisatie zich tot taak heeft gesteld de levenssappen van elk organisa tieleven te onttrekken. Het is immers een vanzelf sprekend feit, dat elke organisatie tracht om voor haar leden voordeelen ook directe te behalen en dat het vooral de directe voordeelen zijn die het sterkst spreken en het meest voor propaganda ge schikt zijn. En er is geen enkele aanleiding voor om •ook op dat terrein alweer voor de ongeor ganiseerden. te gaan werken en hen de pap in den mond te gieten. Het argument dat het bedrijf die gunstige bepalingen noodig heeft' is geen argument dat in dit geval gebruikt kan worden want als het door overleg bereikte van eenige beteekenis is dan zal ook de meest achter lijke werkgever er wel voor te vinden zijn om zich bij een organisatie aan te sluiten. Ik vind dien dwang, die betrekkelijk zach te drang om menschen die eigenlijk 'n voor beeld moesten geven, een beetje tot plichtsbesef te brengen, heelemaal niet erg. Want we kunnen er lang of kort over praten maar als v/e geen stramme wetten willen, dan zullen we tot samenwerking moeten komen en als we ook dat niet .willen, dan gaan we naar de anarchie. 't Is dus heusch niet erg als die ongeor ganiseerden een beetje onder druk gezet worden want ze hebben waarlijk de overi gen al lang genoeg gedrukt door hun ont houding en hun z.g. vrijheidsopvatting. Wie nog aan orde hecht, zal tot samen werking moeten komen, het tijdperk van de onbeperkte vrijheid is afgesloten. In de pe riode die we zoo juist doorleefd hebben en vaarin het bedrijfsleven groote moeilijkhe- ien ondervond, kon men wellicht nog wel iets bereiken met zich vierkant tegenover Ie arbeidersbeweging en arbeidswetgeving te stellen, maar als waarheid is wat we al en wenschen n.l. dat we het laagste punt van de economische inzinking gepasseerd zijn, dan zullen andermaal de bakens verzet moeten worden. Met juridische spitsvondigheden komen we er niet en alleen door reëele samenwer king waartoe art. 28 op bescheiden wijze aanstuurt kunnen we orde en regelmaat in het bedrijfsleven brengen. En men mag wel blind zijn, om niet in te zien, dat men zich zelf en anderen den slechs denkbaren dienst bewijst door zich maar steeds te blijven kanten tegen het streven der arbeiders om ook inzake de be- drijfshuishouding, waarbij zooveel groote be langen van hen betrokken zijn, een woordje mee te spreken. Als men niet wil, dat de uitersten regee- ren dan zal men aan samenwerking met de arbeidersorganisaties niet kunnen ontkomen en zóó bezien zou zelfs het Verbond kunnen meewerken al begrijp ik dat 't niet direct van harte gaat om die samenwerking te propageeren. Waarmede dan alle bedenkingen tegen het zevende lid van art. 28 vervallen waren A. J. L. KINDERTOESLAG. In de „Westerbode" vond ik een pleidooi voor een kindertoeslagregeling voor het Westland. Zulks naar aanleiding van een be spreking, gehouden op een vergadering van den L, T. B. te Poeldijk waar dat onderwerp in verband met de loonactie van de tuinar- beiders ter sprake kwam. Hoewel er veel voor gevoelend, zag men er vanaf om de moeilijkheden daaraan ver- bondén. De „Westerbode" geeft echter het pleit niet gewonnen, en in een overigens niet onsympathiek artikel spreekt het blad er zijn verwondering over uit dat onze R.-K. Landarbeidersbond van deze gunstige om standigheid n.l. dat de Patroons voor kin dertoeslag wel gevoelen geen gebruik wist te maken. Nu is het mij toevallig gegeven om van de houding van onzen R.-K. Landarbeidersbond iets meer af te weten dan menig ander, zoodat het mij niet zoo moeilijk kan vallen een nadere verklaring te geven van datgene waarover de „Westerbode" zich verwondert. Dat ik daarvoor deze rubriek kies, vindt zijn oorzaak in het feit, dat het' niet zoo zeer mijn bedoeling is om de verwondering van de „Westerbode" weg te nemen als wel om dat belangrijke onderwerp nog eens, heel in 't kort, te bespreken. Mijn bedenkingen tegenover een kinder toeslagregeling in het particulier bedrijf komen in hoofdzaak hierop neer: le omdat zeer gemakkelijk de grondslag van het loon wordt ondermijnd, hetgeen zich al spoedig, maar stellig op den duur zou wreken en waarvan de arbeiders in het algemeen de dupe zouden worden; 2e. omdat die regelingen zeer gemakke lijk tot schade kunnen worden van de groo te gezinnen, die men juist wil beschermen; 3e. omdat de uitvoering van dergelijke plannen in veel gevallen zooveel moeilijk heden met zich brengt dat er practisch niets van terecht komt; 4e omdat de solidariteitsgedachte bij pa troons en werklieden nog niet zoo sterk ont wikkeld is, dat men ter wille van de groote gezinnen zich een schijnbare achterstelling wil getroosten. Wat het eerste betreft: zonder ons in in gewikkelde loontheoriën te verdiepen, mo gen we toch wel als algemeen geldende op vatting aannemen dat de prestatie de maat staf moet zijn bij de vaststelling van het loon, met als minimum grens een zóódanig loon, dat en matig en rechtschapen man daarvan kan bestaan. Evenzeer wordt vrij algemeen aangeno men dat die man dus een middelmatig gezin moet kunnen onderhouden waf practisch ook moeilijk anders zou kunnen. Is die stelling juist en zij wordt slechts zelden bestreden dan volgt daar ook uit, dat voor dergelijken arbeid een gelijk loon moet worden betaald en het met name niet geoorloofd is van een vrijgezel een stuk van het loon af te nemen en aan een huis vader te geven. De ongehuwde arbeider kan dat vrijwil lig doen L.v. uit moreele overweging; hij kan er ook door wettelijke bepalingen tot gedwongen worden om een stuk van zijn loon af te staan wanneer het algemeen be lang, dat vordert. Maar overigens zullen we ook tegenover den ongehuwden arbeider het eigendomsrecht hebben te eerbiedigen. Zelfs als men aanneemt, dat sommige on gehuwden hun geld niet nuttig besteden geeft dat geen vrijbrief om een stuk van zijn loon aan anderen te geven. Als we het recht hadden om allen die een minder goed gebruik van hun inkomen maakten, maar van hun eigendom te be- rooven zou de chaos waarschijnlijk nog grooter zijn dan thans. Er moet dus in normale omstandigheden iets anders op gevonden .worden. De pa troons kunnen boven het een maal vastge stelde loon iets extra geven hetgeen dan aan kinderrijke vaders ten goede komt. Dat kan, maar ieder gevoelt hoe gevaarlijk het pad is, hetwelk dan betreden wordt en hoe gemakkelijk de loonnormen worden aangetast. Met veel goeden wil is dat echter te vermijden. Zoo komen we dan aan het tweede be zwaar: We stellen het geval, dat een patroon drie arbeiders heeft, waarvan één in de termen valt voor kindertoeslag. Kan deze man iets bijzonders presteeren, dan zou het wel rollen; maar indien hij niets meer pre steert dan zijn medemakkers zal dan de geneigdheid om zich van zoo'n-duren-man te ontdoen niet telkens gevoed worden of wel een afhankelijkheid ontstaan die al evenmin gewenscht kan worden geacht. Wat ik daarvan in de praktijk zag, maant tot uiterste voorzichtigheid. Individueel is het zeker niet te regelen en we moeten het dus over een anderen boeg gooien, n.l. door het stichten van een fonds waarin elke werkgever bijdraagt in verhouding tot het aantal arbeiders, dat hij in dienst heeft terwijl de verschillende bijdragen door samenwerkende organisaties van patroons en arbeiders aan de kinder rijke werklieden wordt verstrekt. Op die wijze kan het; maar men onder schatte vooral niet de moeilijkheden aan de uitvoering van zoo'n systeem verbonden. Om te beginnen moet zoowat alles geor ganiseerd zijn. Of denkt men, dat op den duur een werkgever maar blijft bijdragen als zijn ongeorganiseerde arbeider er toch niets van krijgt? Zal hij niet spoedig zeggen laat ieder maar voor zijn eigen volk zorgen? Omgekeerd: kan men van een ar beidersorganisatie vergen, dat zij steeds ongeorganiseerde arbeiders achterna loopt en dal de besturen daarvoor de lang niet geringe administratie bijhouden? En hoe moet 't met den georganiseerden kinderrijken arbeider die bij een niet geor ganiseerden patroon werkt? Moet ook die uit den pot van Egypte mee eten hoewel zijn eigen werkgever zich niets aan hem gelegen laat liggen en zullen de overige werkgevers dat toestaan? Ik heb toevallig al veel van dergelijke goedbedoelde pogingen zien stranden om niet te weten welke bijna onoverkomenlij- kc bezwaren er te overwinnen zijn. Toegegeven moet worden, dat bij vol doende solidariteit niet alleen ten opzichte van werkgevers en werknemers tegenover elkaar, maar ook onderling, er op plaatsen waar de verhoudingen niet al te ingewik keld zijn of waar men door omstandigheden een bepaalden vorm van toeslag kan kie zen, wel iets te bereiken is. Wat eigenaardigen vorm betreft zou ik kunnen wijzen op den toeslag die in het Collectief Contract voor het bloembollen- bedrijf geregeld is en waarbij aan gehuwden 30 roede gemest land wordt toegekend verhoogd met 2% roede voor elk kind be neden 15 jaar. Deze vorm van toeslag die een voortbou wen is op een historisch gegroeiden toe stand levert geen al te groote bezwaren op en is voor vele gezinnen van niet geringe beteekenis; waar echter tegenover staat, dat ik óp een andere plaats de kindertoe slagregeling in een collecte voor groote ge zinnen wellicht geholpen zijn, maar waar door veelmeer het karakter van armenzorg dan van een loonstelsel naar voren trad. Moeten we nu om wille van de bezwa ren het stelsel zelf afkeuren? Ziedaar de vraag die zich aanstonds aan ons opdringt. En ik meen daarop volmondig „neen" te mogen zeggen. Maar wel hebben we te ma ken, dat we niet een nog grooter kwaad binnen halen. En we slechts dan meewer ken aan een dergelijk stelsel wanneer een redelijke kans is, dat het algemeen toepas sing vindt en in elk geval de grootste be zwaren kunnen vermeden of overwonnen werden. Het zou een van de mooiste sociale wer ken zijn indien we het zoover wisten te brengen dat er een goede kindertoeslagre geling kwam. Met onze Vakbeweging hebben we weten te bereiken, dat het loon en hiermede kan ik niet anders bedoelen dan het reëele loon beduidend is gestegen, maar onze groote gezinnen blijven relatief even ver ten achter als vroeger. Wat niet kan verwonderen, omdat een hoogere loonstandaard automatisch ook een hooge'ren levensstandaard oproept, maar waardoor ook automatisch de afstand tus schen de groote gezinnen en de ongehuw den of kleinere gezinnen vergroot wordt. Inderdaad zou er door samenwerking en bij voldoende doorgedrongen organisatie heel wat te bereiken zijn, maar als die ge neigdheid tot samenwerking in algemee- nen zin gedacht niet grooter wordt dan de laatste jaren, dan zal ook in deze de Wetgever tot daden moeten dwingen. In 't kort samenvattend, kan ik het zeer wel verklaren, dat men hoewel van de zaak zelf groot voorstander zijnde, toch huiverig staat tegenover pogingen die bijne zeker tot mislukking gedoemd zijn. Om bij het door de „Westerbode" aange haalde geval te blijven. Hoe zou' 't daar moeten? De arbeiders zijn te Poeldijk vrij wel allemaal georganiseerd. Dus dat zou gaan, maar de werkgevers nog voor geen derde deel en hoe moet dat dan? Waar een practische regeling mogelijk is, zullen onze R.K. Arbeidersorganisaties haar medewerking niét weigeren, maar de zaak is niet zoo eenvoudig als velen meenen en ik vrees, dat er zonder Overheidshulp voor- locpig al zeer geringe kans is om op dat terrein iets beteekenends te bereiken. Wat wel jammer is, want ik herhaal, dat het een van onze mooiste sociale werken zou zijn indien we een go-ede en algemeene regeling wisten te treffen. Ik wil zelfs wel als mijn meening kenbaar maken, dat we er op den duur toe komen moeten en er niet aan ontkomen kunnen. Maar dat neemt de bezwaren niet weg die er althans in 't particuliere bedrijf aan een dergelijk stelsel vastzitten en die slechts bij ver doorge voerde organisatie en door samenwerking van alle betrokken groepen kunnen onder vangen worden. A. J. L. HET SPOOR KWIJT? Onder bovenstaand opschrift beschrijft Mr. Jos. Maeijer in „De R.-K. Werkgever" de wijze, waarop door de arbeidsinspectie te Breda proces-verbaal is opgemaakt tegen 'n overtreding van de Arbeidswet. De zaak zelf hoe interessant zij ook moge zijn kan gevoeglijk buiten bespre king blijven. Nu de kantonrechter twee van de drie personen, die verbaliseerd zijn, van rechtsvervolging heeft ontslagen, kan er geen bezwaar tegen bestaan om aan te nemen, dat die personen ten onrechte in het proces verbaal zijn genoemd Dat no. 3, de werkmeester, gestraft is, vindt ook Mr. M. in orde, zoodat ook daar in geen stof tot opmerkingen ligt. Eenigszins anders staat het echter met hetgeen Mr. M. aan het slot van zijn besprekingen meent te moeten zeggen: „Wèl is gezien weder het bovenstaan de geval de vraag gewettigd, of rij, die de hulp der vakvereenigingen wilden bieden aan het werk der Arbeidsinspectie, zich vol doende hadd eningedacht in de gevaren die door een op dusdanige wijze in te richten recherche- en verbalizeeringsdienst, stonden te wachten. Het risico, aan dergelijke proefnemingen verbonden, is te gevaarlijk voor het hooge rechtsgoed van het geloof in eene juiste rechtsbedeeling, dan dat men het had mo gen wagen." Het kan ook aan mij liggen, maar ik kan met den besten wil geen bewijskracht vin den in de min of meer vragend gestelde bewering. Want wat wil Mr. M, doen, om een on juiste dagvaarding te voorkomen. Hij wil daarmede een kundig Wachtmeester van de Marechaussee's belasten, waardoor de vraag naar voren komt, of we een niet al te kost baar apparaat zouden krijgen, wanneer we overal van die zeer kundige wachtmeesters moesten plaatsen. Maar gesteld, dat we daar overheen stap pen, welke waarborg zou dat geven, dat dan de dagvaarding zoo gesteld wordt, dat han dige juristen haar niet zouden aanvechten en ook dan zouden we 't vernemen dat den werkgevers onnoodige last is bezorgd. We zouden dan ook de geheele zaak als een juridisch kluifje ter zijde kunnen leggen als Mr. M. niet zoo en passant de vraag van de vakvereenigingen, om betrokken te worden in de controle op de naleving van de Arbeidswet, er had bijgehaald. 't Is me nog steeds niet duidelijk, waarom een wachtmeester van de Marechaussee wèl een juist onderzoek kan instellen, wèl een juist proces-verbaal kan opmaken en een ambtenaar hij zij dan in dienst van de Overheid of van de Vakvereeniging niet. Gewoon redeneerend zou men toch zeg gen, dat hij, die voortdurend op één bepaald terrein werkzaam is, meer vaardigheid Zal verkrijgen dan iemand, die zich met alles en nog wat moet bemoeien. Als Mr. M, dan ook eischte, dat er voor hun taak berekende menschen met dat werk moesten worden belast, dan zou iedereen dat redelijk achten, maar nu hij zonder meer enkele categorieën van personen wil buiten sluiten, daarmede zonder eenig onderzoek hen als onbekwaam terzijde stelt en daar voor in de plaats wil stellen een bepaalde categorie personen, waarin ook heel wat verschil van bekwaamheid, betrouwbaarheid en tact is waar te nemen, wordt het voor een leek moeilijk, om voor een dergelijke opvatting veel te gevoelen. Het blijft altijd mogelijk dat de vakver eenigingen, toen zij aanboden om bij de controle op de Arbeidswet hulp te verlee- nen, de bezwaren niet voldoende hebben overwogen, maar dan blijkt dat m. i. toch niet uit het betoog van Mr. M. Men zal ons toch eerst duidelijk moeten maken, waarom de vakvereeniging geen menschen kan be noemen, die volkomen bekwaam zijn en den tact bezitten om die hulp te verleenen, ten einde daardoor de financieele moeilijkheden, welke er blijkbaar aan een verdere uitbrei ding van de Arbeidswet verbonden zijn, te omzeilen. Het wil mij voorkomen dat, als het be zwaar van Mr. M. het grootste is, wat over wonnen moet worden, we dan al een heel eind op weg waren. En ik vrees, dat de mentaliteit van vele werkgevers, die in een door de vakvereeni ging aangestelden ambtenaar niets anders kunnen zien dan een „vrijgestelde" en in een vrijgestelde niets anders dan een ver waanden kwibus, die zich tot levensdoel ge steld heeft om werkgevers te treiteren, te gen de overigens geheel in de lijn liggende bemoeiing van de organisaties een heel wat grooter bezwaar is. A. J. L. WERKLOOSHEID. Blijkens de gegevens, verstrekt door den Rijksdienst der Werkloosheidsverzekering, waren in de week van 2227 December 1924 van de 271504 tegen werkloosheid verzeker de personen 29508 geheel en 7211 gedeelte lijk werkloos. Het percentage is dus 10.9 voor geheel en 2.7 voor gedeeltelijk werkloozen. In de overeenkomstige week van 1923 was dit resp. 16 en 3.9, Vcor den inhoud van deze rubriek stelt de Redactie zich niet aansprakelijk. TIEN GULDEN GELD TOE. Tien gulden is vooral in onze dagen een bedrag dat men eens terdege aankijkt, voor men het uitgeeft; voor velen zelfs een groo te hap uit de boterham. Tien gulden vragen voor eenig nuttig doel kan men dan ook wel met gerust hart doen, als men maar tevens tevoren de zekerheid koestert, dat men ze slechts heel zelden krijgen zal. Tien gulden lijkt daarom een ontzettend bedrag als contributie voor nieuwe leden van den Katholiekendag, die dezen zomer, 4, 5 en 6 Augustus te 's-Gravenhage gehou den wordt en waarop het Katholicisme als cultuurfactor van alle kanten zal bekeken worden Tien gulden zullen de leden toegang ge ven tot alle vergaderingen, plechtigheden en uitvoeringen der drie dagen, maar het is toch goed, nu reeds te bedenken, dat de zeer ve len, die dat bedrag niet kunnen neertellen, toch door goedkoope dagkaarten in de ge legenheid zijn den Katholiekendag mee te maken, die een massaal getuigenis van heel Nederland, speciaal van Katholiek Zuid- Holland moet worden. Tien gulden contributie van hen, die het missen kunnen, dienen dan tevens om een solieden grondslag van het dringend nood zakelijk instituut der Katholiekendagen te scheppen en meteen de uitgave van het be langrijk verslagboek mogelijk te maken. Tien gulden wordt zoodoende een bedrag, dat de beter gesitueerden met liefde zullen opbrengen, omdat ze weten, welk groot be lang, door heel het Episcopaat beschermd, ze das-door bevorderen en wijl bun even zeer bekend is, dat adel verplicht en dat er waarlijk voor zulke cultuurbelangen door de onzen nog te weinig gedaan wordt. Tien gulden zijn eigenlijk, de zaak goed beschouwd, voor dezulken een luttel bedrag, vooral als zij daarbij bedenken, dat de con tributie voor volgende jaren niet tien maar slechts vijf gulden is, waarmee ze dan voort durend tot de stichters behooren van een der belangrijkste Katholieke acties van heel ons land, dat straks de groote Duitsche Ka tholiekendagen moet overvleugelen, waarvan we nog kort geleden weer zooveel goed hoorden. Tien gulden is op die manier feitelijk een bagatel, ja, gezien de goede gevolgen die men er mee bereikt, is het: geld toe, want waar kan men met zulk bedrag zoo voort durend aan een groot doel meewerken? Tien guldenhet stroomt dan straks postwissels van dat bedrag van nieuwe le den uit heel het land naar den penningmees ter der Kathol.dagen, mr. J. N. J, E. Heer- kens Thijssen te Haarlem, terwijl het Plaat selijk comité in Den Haag en in enkele voor namere plaatsen van Zuid-Holland nog een grooteren oogst zullen ophalen. Tien gulden is toch waarlijk niet een be drag, waaraan men zich laat kennen en toch, als men de ledenlijst tot nog toe in ziet, dan zal men moeten beamen, dat vele groote plaatsen daarop een minder fraai fi guur maken. Tien gulden is alzoo het consigne. De Perscommissie van bet Plaats. Comité 3en Ned. Katholiekendag: S. BRUIJSTEN. Voorzitter. GOEDKOOPE STEENKOLEN. De straffen vernietigd. Men meldt uit Utrecht aan het „Hbld."; Onder voorzitterschap van prof. mr. J. Veraart is de zitting van het scheidsgerecht 'bij de Ned. Spoorwegen gehouden omtrent de straffen opgelegd aan de door den Neu- f a'en Bond van Spoorwegpersoneel benoem de commissieleden inzake het leveren van goedkoope steenkolen. Behalve prof. Veraart hadden als lid zit ting in het scheidsgerecht de heeren dr. C. F. P. Bodemeyer voor de directie en P. de Haan, secretaris van den Neutralen Bond voor de gestraften terwijl mr. Van der Zweep als strafoplegger en mr. Hijmans als verdediger van appellanten optraden. Als getuige werd o.a. gehoord de heer L. Sparenburg, voorzitter van de Utrechtsche Steenkolenhandelarenvereeniging, die ook deze commissieleden bij de directie had aan gebracht. 1 Uit het verhoor bleek, dat deze getuige aan de directie had opgegeven alléén de na men van de gestraften en niet van die perso nen, waaraan hij zelf in het afgeloopen jaar jaar steenkolen geleverd heeft. De verdedi ger heeft er voorts den nadruk op gelegd, dat getuige, toen hij nog conducteur bij de N.C. S. was evengoed aan particulieren steenko len leverde, dus dezelfde daden toen verricht heeft. Het scheidsgerecht verwierp de stelling door den aanklager opgeworpen, dat appel lanten handel zouden gedreven hebben, sub sidiair een bediening zouden hebben uitge> oefend. Het scheidsgerecht besliste, dat er alléén in formeelen zin sprake van kan zijn dat ap pellanten leiding en toezicht hebben uitge oefend voor derden. In verband met art. 28 van het R.D.V. vernietigde het scheidsgerecht de opgelegde straffen en bepaalde dat aan appellanten de allerlaagste straf n.l. een schriftelijke beris ping zal worden toegediend. Donderdagnacht is te Utrecht plotseling overleden de heer Ir. E. A. Hamburger, lid van de bekende firma erven E. A. Ham burger, van de Utrechtsche Walswerken aan het Merwedekanaal. De overledene was o. a. lid van den Raad van Beheer der Jaar beurs, voorzitter van de Utrechtsche afdee ling der Maatschappij van Nijverheid en Handel, lid van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en bestuurslid der Utrechtsche Handelsvereeniging. De Nederlandsche Handel Maatschappij heeft de vollooiingswerken van haar kan toorgebouw te Amsterdam, na gehouden openbare aanbesteding, opgedragen voor den prijs van 832.700 aan de N.V. Nederland sche Aanneming Mij. voorheen firma H. F. Boersma, te 's Gravenhage. In een dezer dagen gehouden algemeene ledenvergadering van den Nederlandschen Bond van Radio-handelaren, deed de voor zitter mededeeling van het feit, dat de Bond, die bij zijn oprichting aanvankelijk 37 firma's onder zijn leden telde, thans een ledental van 82 heeft bereikt. Besloten werd o. a. over te gaan tot de aanschaffing van een in brons gegoten bonds- schild, dat elk der leden verplicht is op een voor het publiek zichtbare wijze aan zijn winkel of kantoor te doen aanbrengen. Be sloten werd de volgende algemeene verga dering te Utrecht te houden. In de „Sport-Echo" verhaalt de redacteur jhr. G. Bosch van Drakesteijn van zijn vriend A. C. A. Busch, dien hij vele jaren geleden kende als een der eerste Neder landsche aviateurs. Het volgende is er aan ontleend: Busch was zooals hij zich noemde makelaar verloor veel geld maar won ook dikwijls veel, droeg dat in een of an deren zak bij zich en, wat wij reeds jaren HIJ KENDE FRANSCH. „Kent u Fransch?" vroeg iemand aan een sollicitant. „Maar een enkel woord", zeide de ander bescheiden. „En dat is wel?" „Yes!" zei de man. ZIJN GAS. Een niet al te snugger student ontving privaatlessen ten huize van zijn leeraar in de natuurkunde. Deze behandelde de ver schillende soorten van gassen. O.a. noemde hij op waterstofgas, lichtgas en rioolgas. Noemt u nog eens een soort gas, vroeg hij den student. Deze moest het antwoord schuldig blijven. Wel, mijngas zei de leeraar. O, ja, zeide student met 'n blij gezicht van begrijpen, terwijl hij naar 's-leeraar« brandende gaskroon opkeek, uw gas. ONRECHTVAARDIG BESCHULDIGD. Baas: Waarom sta je daar zoo te grie- nen? Jongen: Zou ik niet huilen, als ze me belasteren? Daar zeit die knecht, dat ik een gulden van hem gestolen heb, en dat liegt-ie, 't waren maar twee kwartjes!" HIJ HAD GENOEG. „Waarom heeft het paard je een trap ge geven?" vroeg de stalbaas aan den jongen. „Ik ben wel een stommeling", antwoord de de jongen nijdig, „maar je moet toch nooit gelooven, dat ik zoo dom ben om nog eens terug te gaan om het hem te vragen." geleden vermoeden, toen wij al heel lang niets 'meer over Busch hadden gehoord, is dat die gewoonte de oorzaak van zijn dood is geworden. Vele jaren geleden bestond nog de Eer ste Nederlandsche Vliegvereeniging en de ziel daarvan was dr. Bossers, uit Breda. De vereeniging begon vol goeden moed, hield op de Molenheide, bij Gilze-Rijen vliegdemonstraties met kleine Blériotjes van het type waarmede het Kanaal overgestoken werd. Er werden leerlingen aangenomen: E. Mulder, H. Bakker en van Bussel waren de eersten. Busch moest en zou vliegen! Van sport had hij hoegenaamd geen verstand, van machinerieën evenmin, maar dat hinderde niet! Er zat beweerde hij steeds een engeltje achter hem, dat hem beschermde. Welnu, Busch kwam, zag, leerde rollen en steeg reeds na een luttel aantal lessen op! Loodrecht schoot hij de lucht in schrok gooide zijn hoogtestuur om daalde loodrecht gooide zijn stuur weer om steeg weer loodrecht, maar toen had het Blériotje er genoeg van, viel opzij.... en was kapot! Busch mankeerde niets. Dat was niets voor hem, zoo'n Blériotje zei Busch. Hij moest iets flinkers, iets groo- ters, iets indrukwekkenders hebben. En toen er op de Molenhei op een mooi- en Zomerdag een groote Sommer tweedek ker arriveerde met 50 P.K. Gnome-motor, groot, heel groot voor dien tijd, toen was Buschjes hart (Busch was maar klein) spoe dig gestolen. Hij haalde uit zijn linker-boven vestzakje een pakje biljetten van 1000 pop en kocht het vliegtuig a contant. Hij schafte zich een pot roode verf en een grooten kwast aan en schilderde het heele gevaarte rood, fel rood, tot zelfs de spandraden, wie len en spaken en banden. Geduld tot alles droog zou zijn, had hij niet. Hij moest en zou in Roosendaal, waar hij beweerde geboren te zijn, een vliegde- monstratie geven. Reeds den volgenden dag werd de machine, druipende van de overtol lige verf, uit de hanger gereden. Busch klom er in, de motor werd aangeslagen en de Sommer met Busch schoot het luchtruim in en zij die achterbleven geloofden geen van allen Busch ooit levend te zullen terugzien. Als een stip verdween hij in Nood-weste- lijke richting, want de wind was N.W. en Busch wist, dat men het best tegen den wind in kon opstijgen. MaarRoosendaal lag in het Wes ten! En hoe Busch ook manoeuvreerde, hij zag geen kans de koppige Sommer-twee- dekker van richting te doen veranderen. Zelfs toen de hooge schoorsteen van de sui kerfabriek te Zevenbergen in 't zicht kwam, wist het vliegtuig niet van wijken, zelfs niet van stijgen en dus.... Onderaan den schoorsteen, in het land, lag even later een verwarde massa van lat ten, splinters, plankjes, draden en lappen. Helpers schoten verschrikt toe, maar deins den gillend terug.... Midden in dien chaos zat Busch, bleek als een doode, gehavend en.... van top tot teen rood, bloederig rood, met groote staartoogen! Maar Busch was niet dood, had zelfs niets gebroken, al dat roode was maar verf! Busch zat nog juist in zijn stoeltje zoo als hij vertrokken was; dat stoeltje zat nog vast aan het plankje, en het plankje lag dwars over een sloot. Busch had niet eens natte voeten gekregen.... Later vonden wij hem in gezelschap van den vlieger Lütge in den Haag. Lütge zou demonstreeren, maar het woei en daar hield hij niet van. De motor wilde niet aanslaan.... beslist niet.wat wel meer gebeurt, wanneer het contact niet wordt aangezet. Maar Busch wist raad! Hij zou dat kop pige motortje wel mores leeren! Hij klom op het stoeltje, gaf bevelen, liet de schroef ronddraaien.... contact?ja.... prr. de motor sloeg aan, direct zelfs en daar men verzuimde den luchtvogel bij den staart ast te houden, schoot Busch wederom de lucht in, voor even slechts, want de machine verpletterde zichzelf tegen een hek en.... Busch mankeerde niets. Busch is dood, hij rust reeds lang en ruste verder in vrede! Hij heeft ons vaak, zeer vaak laten lachen, deze luchthartige man. Maar ook, zoo in stille avonduren, heb ben wij Busch toch ook anders gekend. Dan in eens kon hij peinzend spreken over zijn vrouw en kinderen, ja over zijn kinderen vooral, die voor hem toch ook zijn engel» tjes waren. De Staatsloterij. Heer dan vier maal Honderd malen Draaide" t zaakje In den Haag. Meer dan vier maal Honderd malen Waagde ieder h Kansje graag. Meer dan vier maal Honderd malen Draaide 't rad van Avontuur 't Bracht een zeer ge paste spanning, Zonder hartstocht, En niet duur Populair bij Alle standen, Populair in Eiken kring. Ook de werkman, Kreeg z'n briefje, Daar 't op afbe taling ging. Jong en oud kon Medespelen, Clubjes vormden Zich steeds meer. 't Bracht een aardi ge verpoozing En een opge wekte sfeer. Staatsloot'rij had Het vertrouwen Zelfs van die 't voor zichtigst was Wel een „spijtje," Nooit ontgooch'ling Als je 'r uitkwam Met een „kras". Als ie „trok" was Er beroering, Doch van heel on schuldig soort. Honderd jaren Heeft het „staatsrad" De geslachten Staag bekoord. 't Was een stevi ge traditie, Met het stempel: „Braaf solied". Liquidatie? Men dacht zellefs Aan de moog'lijk- heid nog niet. Maar de tijden Zijn veranderd; Wat voorheen stond Als een huis, Wordt nu kalmpjes, Koud, dood-nuchter In elkaar ge trapt tot gruis. Staatsloot'rij wil Men gaan nekken, Langzaam moet ze Kwijnen gaan. Of het volk dien Aanslag afkeurt Komt er minder Toch op aan. Staatsloot'rij, een Brok der natie, Moet' maar worden Opgedoekt, 't Hindert niet of 't Volk dan elders Onbetrouwb're Winstkans zoekt. Honderd jaren Heeft de menschheid, Zonder vrees voor Strop of schand', Trouw zijn penning Steeds geofferd Aan de veil'ge Bus van 't land. Honder jaar fat soenlijk gokken, Dat geen mensch er Arm van werd. „Staatsloot'rij?" zegt Nu Minister „Apenkooi, hoor! Onzin! Snert!" Excellentie, Heeft U ernstig, Werk'lijk ernstig Nagedacht, Wat daar later Uit zal groeien Als U 't zaakje Ruw verkracht? Als U d'Ouwe Volkstraditie Zoo maar knikkert Van de baan En de menschen Met hun centen In hun handen Daar laat staan? Men wil toch zijn Gokje wagen, Dat zit eenmaal In het bloed, En Gij maakt, dat Met die centen Men verkeerde Dingen doet. Staatsloot'rij, de Veil'ge haven Voor veel scheepjes Zonder roer, Wordt En te gesloten! •em ie snappen Wat er volgt dan Is geen toer. Vee! verkapte Loterijen Rijzen dan weer Uit den grond. Luchtkasteelen! Gouden bergen! Aangestoken Weer de lont! Grijpt de kans om Rijk te worden! 't Gouden Kalf in Dorp en stad! En de lieve, Zure centjes, Zinken weg in 't Boomloos vat. Door geweld'ge Advertenties Wordt „publiek" in Vlam gezet, Welke smeerlap Achter 't scherm zit Daar wordt toch niet Op gelet. „Broekhuis-vodjes" „Sporlpaleisjes" Fladd'ren lustig Door het land, Trots de goeie Raad van wijzen, Trots de wenken In de krant. And'ren worden Door effecten, Met kunstmaat'ge Koers-galop, Opgewonden Zenuw-knoersten, Met, als eindje.... Kogel strop! Maarwe hebbf Nog 'n Kamer, Die iets te ver tellen heeft En zich, vóór 't be sluit zal vallen, Vast wel „reken schap toch geeft. Brengt men tóch de Staatsloot'rijen Met een handom draai ten val, Dan zal dit een Daad toch wezen, Die zich zelf wel Straffen zal.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 9