oo f^Oriz i Peerke en Elsje Mj de mieren Binnenlandsch Nieuws. AMSTERDAMSCHE KOUT. EERSTE KAMER. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Tweede Blad Zaterdag 7 Februari 1925 De Amsterdamsche winkel sluiting De leger-reorganisatie. De actie teeen het Kamerlid Eraat. De Zuiderzee-werken. Het tuberculose-sterftecijfer. Mr. J. Schokking. De Schelde-kwestie. Artillerie-inrichtingen. De boosheid gestraft, of het ongeval van een Engelsch matroos in Cnina. rati OPLOSSING van het cjomino-raadsel Wandelen. Uit de Moppentrommel. Het wordt steeds moeilijker een blijmoe- aigen kijk te hebben op het Leven in de Hoofdstad. Uit de eene narigheid vloeit de andere voort en de mentaliteit is al zoo danig verworden dat men verontschuldi gingen zoekt voor de afgrijselijkste gruwel daden. Een verre en scherpe doortrekking dus van het spreekwoord De omstandig heden vormen den mensch. Laat ik beginnen met onvoorwaardelijk voorop te stellen dat ik niet behoor tot de zachtmoedigen van geest en hart, die om ons tot een bepaald voorbeeld te bepalen medelijden hebben met een individu als de moordenaar van de Wormerveerstraat. Slechts afgrijzen past m.i. bij zulk een gruwel. Alle dagelijksche narigheid wordt er in de publieke belang stelling door op den achtergrond gedrongen. Zelfs de moord op den Overtoom, die thuis' scheen te hooren in een tijdvak toen de Verborgenheden van Amsterdam nog als iets bestaanbaars konden worden geaccepteerd, schijnt plots te zijn vergeten. Eerst waren alle monden er vol over, nu behoort 't weer tot het verleden totdat dé behandeling in de rechtszaal de belangstelling weer gloeiend heet zal maken, 't Is nu van Dam voor en van Dam na, waarover allerwege wordt gespro ken. En 't spreekt van zelf dat ik ook zelf standig mijn licht, al zij 't dan bij de buren heb opgestoken om den lezers van dit blad zoo juist mogetijk te kunnen inlichten,zonder daarom oncontroleerbare en niet voor pu blicatie geschikte feiten uit het leven der bij dit drama betrokkenen, aan de publieke nieuwsgierigheid prijs te geven. Dit ligt m.i. niet op den weg der Katholieke pers, die allerminst om haar lezers een soort sadis tisch genot te geven in het volste licht moet exposeeren wat daar is voor „rotten" in onze huidige samenleving. De Wormerveer straat is een der nieuwste straten van de Z.g. Spaarndammerbuurt, het eindpunt van lijn 5 of beginpunt waar men wil. De hoofdstraten van deze buurt zijn al veertig jaar oud en de oer-bevolking is, dat is een curieuse bizonderheid, niet-Amster- damsch. Zooals 'men weet was een kleine vijftig jaar geleden, den Helder of zooals ioen ieder zei Nieuwendiep de haven stad van Amsterdam; de stoombooten van de Mij. Nederland bijv. gingen toen door het N. H.-kanaal. Doch toen de route verlegd werd .door 't Noordzeekanaal en over IJmui- den, begon Nieuwendiep heel erg te tanen, was er voor vele menschen o.a. bootwerkers daar geen brood meer. Ze kwamen naar Amsterdam en in de revolutie-bouwperiode van '80 tot '85 vestigde deze menschen zich in de nieuw gebouwde huizen langsa den Spaarndammerdijk, even voorbij de Wester begraafplaats. Groote speeltuinen als „Tivo- li," met reusachtige hobbelpaarden, waar in de buik een heel huisgezin kon hobbelen, werden opgeruimd evenals het „Bergje" en al spoedig verrezen daar eenige nog al monotone straten met slecht gebouwde huizen. Die dit moet ik er onmiddellijk bijvoegen in een minimum van tijd in figuurlijken zin werden „afgebroken," schan delijk uitgewoond en verwaarloosd wer den. Het was dan ook een eigenaardig slag menschen dat deze buurt bevolkte, Nieuwen- dieners zooals ik eerst zei, waarbij zich ook weldra verscheidene Rotterdammers voeg den. Waarom deze laatste bootwerkers in die dagen „Feijenoord" in den steek lieten, zou ik u niet precies kunnen zeggen, maar zeker is het dat zij om de een of andere reden toen hier méér konden verdienen dan in de Maasstad. De Spaarndammerbuurt is dus nooit geworden eèn uitwas van de Jordaan zooals bijv. de van Lenaepbuurtin de dagen dat die buurten ontstonden werd er overal „bui ten de veste" gebouwd en „de Jordaan" voelde zich blijkbaar tot die Nieuwendiepers en Rotterdammers niet aangetrokken. Ook de Amsterdamsche bootwerkers bleven iri hun buurtje „de Eilanden" (Kattenburg, Wittenburg en Oostenbrug) en wilden zij een betere woning, dan gingen zij naar de Dapperbuurt of wel later naar een deel der Indische buurt. In verband met de speciale bevolking kreeg de Spaarndammerbuurt al spoedig een eigen houten Katholiek kerkje, gewijd aan de Heilige Maria Magdalena, toen een bijkerk van de parochiekerk De Posthoorn op de Haarlemmerstraat. Doch in verschil lende afgescheiden deelen buiten de Haar lemmerpoort verrezen onderling afgescheiden stadsgedeelten Houtmankade en Plancius- straat, Haarlemmerweg en daarachter ge legen straten. De „Posthoorn" werd te zwaar belast en in plaats van het kleine houten kerkje verrees een prachtige parochiekerk, waaronder nu in 't vervolg het noord-wes telijke deel der parochie ressorteerde. Is het aantal katholieken in den naasten omtrek van Haarlemmerstraat- en dijk zeer groot, in de Spaardammerbuurt is dit percents gewijs klein gebleven. Wat ook al als een bewijs kan gelden dat de oorspronkelijke bevolking zich hier heeft gehandhaafd. Direct na de „vrede" verrezen achter de oude straten, verschillende „steenklom pen," met wonderlijke binnenplaatsen etc. die daar met Regeerings- en Gemeentesteun door Bouwvereenigingen werden neergezet o.a. door „Patrimonium." Het karakter der buurt werd er echter niet merkbaar door gewijzigd. De Wormerveerstraat bestaat echter uit minder buitennissige huizen. Hoewel in de tijden van den ergsten woningnood de menschen zich overal vestigden waar ze maar wat krijgen konden, zijn de meesten die niet in deze buurt thuis behoorden er uitgetrokken als ergens anders plaats was. En nu de buren. U hebt al gemeld hoe verwoed ze op den moordenaar zijn, wat bewijst dat in die ruwe bolster toGh nog wei een goede pit zit. Ze vreezen en misschien niet geheel ten onrechte dat het rechtsgevoel door de straf niet bevredigd zal worden. (Vermoedelijk zullen zij zich wel anders uitdrukken, maar bedoelen het toch goed!) Het was bij dien van Dam financieel geen rozenkleur en manenschijn, maar zij zelf hebben over 't algemeen ook met groote zorgen en gebrek te kampen. De man liep al een paar jaar zonder werk. Juist in de kringen der meer intellectueele slachtoffers van de nooden der tijden, worden thans stemmen gehoord, waarop ik in 't begin van deze „Kout" zinspeelde. Men kan zich iets „in denken," door de voortdurende ellende en misère. Maar men vergeet dat er duizenden zijn die er veel erger aan toe zijn en toch goddankmensch blijven. Een zaak is zeker de man genoot een ondersteuning van f 15.per week. Ik ken een mr. in de rechten van onbevlekten naatn, oud-burge meester, die hier op een kantoor werkt" voor 't zelfde salaris en den koning te rijk zou zijn, ais hij een baantje kon krijgen voor een paar gulden meer. Daarbij leefde die man "m een andere sfeer, hij was keukenknecht geweest, en in dien werkkring is, al zijn de conditiën ook slecht, altijd seizoenwerk te vinden. Dit doet vermoeden dat zijn ijver niet al te groot was. Daarbij ging zijn vrouw nog uit werken en de vrouw uit de volksklasse, die daautoe bereid is, behoeft geen armoede te lijden. Daar de man echter nooit werkte en van het voor steun gegeven' geld nog een voor zijn doen belangrijk deel omzette in drank, is het te begrijpen dat de vrouw met zoo'n pracht exemplaar van een man niet bijster was in genomen en in het huishouden ruzie en vechten (de vrouw was ook geen doetje schering en inslag waren. Nadat hij, in een der gebruikelijke kijfpartijen, zijn vrouw Dinsdagavond had gewurgd, ging hij kalm den volgenden dag stempelen. Vrijdagavond ging hij met de beide jonge kinderen op stap, zette het ontvangen geld in drank om en moest smoordronken naar het posthuis wor den gebracht, dat zich in de Haarlemmer poort bevindt. Een agent ging naar het huis van van Dam, sprak met de buren en een van hen haalde de kleinen af. Toen bracht de oudste de jongste naar bed (.n kroop zelf onder de wol. Die kleinen waren aan de ellende dus al gewoon. We weten dat^van Dam toen hij den volgenden morgen zijn roes had uitgeslapen, werd vrijgelaten, naar huis ging en de twee kinderen vermoordde, in de afschuwelijke overtuiging, dat 't zoo maar beter voor hen was. Ik veroorloof mij hierbij een ernstige vraag te stellen. Heeft de politie wel blijken gegeven van groote voorzichtigheid en almacht Toen de agent de eerste maal naar de Wor merveerstraat ging, moest hij niet bij de buren zijn doch op van Dam's woning. Vermoedelijk zal hij dus de deur gesloten hebben gevonden en zich daarna tot de buren hebben gewend. Deze zullen hem zonder twijfel ingelicht hebben omtrent de voortdurende vechtpartijen, ook die van Donderdagavond en ontvouwd hebben dat zij de vrouw niet hebben gezien. Bij de fouilleering zijn den beschonken van Dam natuurlijk de sleutels afgenomen, deze zijn toen meegegeven aan de buurvrouw, die de kinderen meenam en de deur der woning werd geopend. Zonderling is 't dat men ten slotte de kinderen geheel alleen naar de wo ning liet gaan en niemand de situatie eens even opnam. Maar bovenal vraag ik mij af of de politie van het bureau Spaarndammer- straat, waar nota bene een commissariaat is gevestigd, het zich niet buitengewoon gemakkelijk heeft gemaakt, of (ongerekend het feit dat de kinderen van de „post" op het Haarlemmerplein werden afgehaald door een buur), de leiding van het commissariaat in de Spaarndammerstraat giet onmiddellijk een onderzoek had moeten instellen naar de vrouw. Ik neem aan dat door dè buren ge zegd werd, dat 't een „stelletje" was, dat de vrouw dikwijls niet thuis was en zich ver moedelijk bij haar ouders bevond. Dat niet uit te visschen was geweest waar die ouders woonden, komt mij onmogelijk voor. Bo vendien had de commissaris (als hulp-off. v. justitie) onmiddellijk een onderzoek op de woning kunnen instellen en zou daar het lijk der vrouw dan gevonden zijn. Zooals ik de zaak thans voor mij zie, komt hét mij voor dat de twee onschuldige kléinen nog in leven zouden zijn als door bevel voerenden chef en uitvoerende beambten van het bureau Spaarndammerstraat dienzelfden Donderdagavond of desnoods Vrijdagmorgen iets meer was gedaan d3n bun instructie ■voorschreef. Dat zij hadden gedaan wat 'men van goede politiemannen mag verwach ten het onderzoeken bij den minsten twij fel, het voorkomen van een misdaad, wan neer dit eenigszins in hun macht ligt. Wol hier het geval was. H. HENNING Jr. Tijdelijke staking der actie De „Vereeniging van Amst. Winkeliers had Donderdagmiddag een spoedvergadering uitgeschreven, naar aanleiding van de behan deling van de overtredingen voor den kan tonrechter Van Dam. Op de vergadering was aanwezig de kan ton echter, mr. Höfelt, die de vergadering heeft toegesproken en er goeden raad heeft gegeven. Voor dezen kantonrechter dienen Maandag nog eenige zaken tegen andere winkelie Hij wilde zich daarom persoonlijk van de mentaliteit der winkeliers op de hoogte stellen. Aanvankelijk was de stemming bij de ver gadering, de actie koste wat het koste voort ie zetten. Een der veroordeelde overtreders gaf evenwel in overweging, de actie 8 dagen stop te zetten. Mr. Höfelt sprak evenwel de vergadering toe; ook de voorzitter de heer Levisson hield een toespraak, wijzende op de verant woordelijkheid van het bestuur in deze aan gelegenheid. Ten slotte werd besloten, het volgende telegram te zenden aan den minister van Binnenlandsche Zaken; „De vergadering van winkeliers, aange sloten bij de „Vereeniging van Amsterdam sche winkeliers" willen toonen, geen moed willige wetsovertreders te zijn, en hebben daarom besloten van heden af, gedurende 14 dagen de winkels te sluiten, na 8 uur 's avonds, u smeekende vóór het einde daarvan uwe beslissing te doen toekomen, betreffende de vernietiging van de Veror dening op. de Winkelsluiting, op grond van strijd met wet of algemeen belang." Levisson. De heer Levisson sprak nog den wensch uit, dat ambtenaren van het O. M. en de kantonrechters, in verband met deze tijde lijke stopzetting, thans coulant zouden op treden, of de uitspraalf zouden uitstellen tot na de beslissing van den minister. Tegen het vonnis van den kantonrechter, mr. 'Van Dam, is door den veroordeelde, hooger beroep aangeteekend. OPSCHORTING DER HERHALINGS OEFENINGEN GEVRAAGD. Blijkens het voorloopig verslag van de Eerste Kamer over de begrooting van „Oor log", waren verscheidene leden de meening toegedaan, dat „de minister een militairist in den volsten zin des woords is, wiens hoogste streven is, het leger zoo gevechts vaardig mogelijk te doen zijn". i Deze leden zouden niets liever zien, dan dat hier te lande het geheele leger werd af geschaft. Alvast zou h.i. de cavalerie kun nen worden opgeheven, aangezien de voor standers van bewapening op het behoud van dit wapen geen prijs meer stellen. Evenzoo zou volgens hen de Rijdende Artillerie reeds thans zonder eenig bezwaar ook kunnen worden afgeschaft. Andere leden kwamen tegen deze be schouwing op. Het voortbestaan van de cavalerie werd noodig geacht voor het be waren van de orde en rust binnen de gren zen van het land zelf Politie-troepen wor den daarvoor tc duur geacht en zouden ook weer ambtenaren vormen, waarop tnen h. i. niet zeker zou kunnen rekenen Enkele leden verklaarden. dat zij ernstig bezwaar hadden tegen het beleid ten op zichte der leger-reorganisatie. docr dezen minister voorgesteld. Eenige leden wenschten het oordeel van den minister te vernemen aangaande een mogeliike bezuiniging van 30 millioen op de militaire uitgaven, waarvan sprake was in de bekende „Standaard"-artikelen. Andere leden drongen aan op afschaffing van de herhalingsoefeningen, of althans op schorting daarvan tot 1930 Verschillende leden waren van oordeel, dat er onvoldoende steun wordt verleend aan de slachtoffers van de mobilisatie en dat do regeling daarvan veel tc wenschen laat. Een uitkeering ineens is. naar zij be toogden, veelal onvoldoende. In plaats daar van wérd aangedrongen op jaarijkscbe uit- keerinen. „Liever naar de Bioscoop." Het „N- v h Noorden" te Groningen heeft een onderhoud gehad met den heer R. F. de Boer te Siddeburen, lid der Tweede Kamer, afgevaardigde voor den Plottelan- dersbond en den bondssecretaris, den heer C. Wolmerstet. betreffende het conflict tn*- Kamer, afgevaardigde voor den Plattelan- bond. Genoemde heeren deelden aan het blad mede, dat Braat dictator wil spelen in den bond, zonder er de capaciteiten voor te bezitten. Met hem is vruchtbare samenwer king onmogelijk In de vergadering van den bond, waarin aan een viertal personen in dien bond werd verzocht uit te treden, wa ren 30, leden van de partij aanwezig, onder wie 20 „Braatmannen". Degenen, die het met Braat niet eens zijn, mijden de verga deringen. omdat men zijn schimpen beu is. Het conflict is ontstaan, doordat Braat zich niet wilde onderwerpen aan een gewij zigde reglementsbepaling, waarbij was be paald, dat een ziftend Kamerlid geen be stuursfunctie mag waarnemen. Braat wordt in de Kamer niet meer au scrieux genomen Verscheidene afdeelingen beginnen in te zien, dat hij in de Kamer een gevaar wordt voor het platte land. In Gro ningen werd voorgesteld Braat te royeeren. Maar Braat is door velen ontzien, omdat hij de oprichter van den bond is. 't ls teekenend voor zijn mentaliteit, zeg gen genoemde plattelanders verder, dat hij nimmer tot rapporteur is benoemd, dat allen hem in de koffiekamer mijden en dat toen de heer De Roer hem eens verzocht mee de Kamerstukken na te zien, Braat ant woordde; „Ik m'n tijd geven aan die r.... Wat denk je wel Ik ga veel liever naar de bioscoop. De beide heeren dachten er niet &3n de belangen van den bond door iemand als Braat te laten verwaarloozen Zij denken er niet aan hun post te verlaten, doch wei geren pertinent iedere samenwerking met Braat. op grond van hun overtuiging, dat uit zijn optreden nooit iets goeds kan tot stand komen. Blijkens het voorloopig verslag der Eerste Kamer over het ontwerp tot vaststelling van de begrooting van het Zuiderzeefonds voor 1925 gaf dit verscheidene leden aanleiding om aan te dringen op bespoediging van het werk, ook uit een oogpunt van werkver- schaffing. Andere leden meenden tegen overijling te j ■moeten waarschuwen. Acht de minister, zoo werd nog gevraagd, het niet meer noodig een onderzoek in te stellen naar de beste wijze van uitvoeren en toepassen van nieuwe werkmethoden in snel tempo, om tot zoo gunstig mogelijke resultaten te komen? Is terugbrenging tot het Amsterdamsche cijfer mogelijk? In het Voorloopig Verslag der Eerste Ka mer betreffende de begrooting van Arbeid, wordt gezegd, dat 't sommige leden getrof fen heeft, dat hét algemeen sterftecijfer aan tuberculose voor Nederland als geheel aan merkelijk hooger is dan voor de gemeente Amsterdam Genoemd werd een verhouding van 54 tegen 46 Men vroeg naar de reden hiervan en wenschte te weten, of niet het genoemde cijfer voor Nederland kon worden teruggebracht tot het Amsterdamsche cijfcr- In den toestand van het Kamerlid mr. J. Schokking was Vrijdag nog geen verbete ring ingetreden. Uit Brussel meldt men aan de „N.R.Crt. dat de drie Belgische heeren, die namens de Belgische regeering in Den Haag bespre kingen hebben gevoerd over de regeling van de Schelde-kwestie, heden opnieuw naar Den Haag zuller. gaan. om daar Zaterdag de besprekingen voort te zetten Blijkens bet eindverslag over het ontwerp tot vaststelling van de begrooting der Artil lerie-inrichtingen voor 1925 spraken ver scheidene leden de boop uit, dat de tijd niet meer ver af zou zijn, waarop dit staatsbe drijf zou kunnen worden opgeheven. Van andere zijde werd betwijfeld, of, ir. dien thans tot opheffing werd overgegaan, voor de honderdtallen bij dit bedrijf werk zame arbeiders economisch nuttige arbeid te vinden zou zijn, gezien de nog heerschen- de werkloosheid. Heb het uitstekendste aan te bieden dat iemand wenschen kan, hoe zal de wereld het weten, indien gij niet adverteert- JOHN P. ROCKEFELLER door JOH. v d HOEK. (Slot.) Peprk'-en-Els voelden hun kleine hart jes kloppen. De koning maakte een vriendelijken indruk maar nu ze het gewicht van hun laffe daad goed begonnen te begrij pen, vreesden zij er niet zoo genadig af te zul len komen. De koning wendde zich tot de beide dreu mesen „Hebben jullie gehoord." vroeg hij. „wat de koningin aller mieren tegen jullie in bracht „Ja meneer I" beefde Peerke. „Ja meneer dreunde Elsje, angstig na. De man die het eerst had gesproken, nam weer het woord. Hij zeide met zijn zware stem „Wij zijn hier met onder de menschen. Wanneer men antwoordt zegt men ja ko ning of neen koning begrepen Peerk'-en- Els knikten stom. De koning zeide vervolgens weer „Bekennen jullie dat je hebt gedaan waar van de koningin aller mieren je beschuldigt „Ja koning „En waarom hebben jullie dat gedaan Peerke bloosde hoogrood. Hij zeide, sta melend „Ik heb het alleen gedaan, koning. Elsje neeft maar even haar handen in het gat gesto ken omdat ik het vroeg „Het is mooi van je dat je dat bekent," prees de koning vriendelijk. „Maar Elsje is aok schuldig omdat ze niet heeft geprobeerd je ervan af te houden." Beide dreumesen zwegen. De koning hernam weer „Waarom vernielde je het huis van de mieren die je nog nooit kwaad hebben ge daan en waarom roofde ie de eieren, Peerke Richters „Ik moest," stotterde Peerke, „den hoop wel een beetje stuk maken om bij de eieren te kunnen komen „En wat wilde je met de eieren doen „Met mijn verjaardag krijg ik van mijn vader een goud visch.... Die eet niets an ders dan miereneieren." „Zoo," zeide de koning. „Niet ve.r van dén mierenhoop grazen twee geiten. Wanneer ik je eens aan die dieren voorzette Zoo klein als je nu bent zouden ze dat we! een smakelijk hapje vinden Van angst begon Peerke luid te snikken. „Wees maar niet bang," zeide de koning.' „Ik zal het niet doen. Ik vraag alleen maar of je dat prettig zou vinden „Neen koning," snikte Peerke. „Maar.- maar daar had.... ik.... had ik.... niet aan ge.ge..gedacht „Dat zal ik dan gelooven. Maar den mieren hoop heb je al eens meer stuk gemaakt en nu zal je misschien denken die mieren wer ken graag het gaat toch niet aan, dat jij tel kens hafr werk vernielt. Ik zal je daarom voor straf eens laten voelen hoe prettig het is onbe gonnen werk te verrichten. Ik hoop dat je er zooveel mee leert dat je in hef vervolij nooit meer hier komt. Omdat Elsje altijd be je was en dikwijls ook meedeed, moet zg dezelfde sraf ondergaan.'" Peerlc'-ten-Els werden uit de zaal weg geleid en door een menigte van gangen ge bracht naar een aardip klein kamertje, waar de fijnste lekkernijen gereed stonden, mak kelijke stoelen en een sofa tot zitten noodden en stapels prentenboeken aangename uurtjes beloofden. „Een fijne straf is dat 1" meende Peerke toen hij en Elsje smakelijk hadden gegeten. „Thuis is het nog zoo prettig niet 1" meen de Elsje. Ze gingen naast elkaar op de sofa'Zitten en begonnen plaatjes te kijken. Het eerste uur genoten ze. Maar toen kwam de verveling. De boeken met de mooie platen voldeden hen niet meer, van de heerlijke spijzen hadden ze al meer gehad dan ze verlangden en Peerk'-en-Els begonnen samen te huilen want ze konden de kamer die gesloten was, niet verlaten. Na meer dan een half uur verscheen een kabouter. „Hoe heb ik het nu vroeg het aardman-, netje verwonderd. „Is het eten niet lekker Zijn de boeken niet mooi, zit je niet op je ge mak „Ja meneer," snikte Peerke, „maar ik zou zoo graag iets te doen hebben, ik verveel me zoo „Zoo," zeide de kabouter, plotseling ern- stig. „Het is goed, ik Zal je wat je doen geven. Ga maar mee Peerk'-en-Els volgden naar een soort tuin. Middenin was een vijvertje. De kabouter liep erheen. Peerke's oogen flikkerden. Ploeteren in 't water dat was zijn lievelings bezigheid. Toen de kabouter het vijvertje had bereikt, Zeide hij tot Peerk'-en- Els „Zien jullie ginds dien ton staan „Ja, meneer „Dien moet je nu eens met water vullen „Wij hebben niets om het water in te scheppen" „Wacht maar even. Dat komt wel De kabouter ging even heen en kwam al spoedig terug met twee emmertjes waarvan hij er Peerk'-en-Els elk een gaf. Hij zeide „Nu scheppen jullie telkens je emmertje vol water en giet 't dan in den ton leeg. Als die vol is mag je ermee ophouden. Eerder niet Vol moed gingen Peerk'-en-Els aan het werk. Ze stopten beide hun emmertjes onder water in den den vijver en liepen naar den ton. Peerke keerde zijn emmertje het eerst om. Hé dat was vreemd Hij wist zeker dat a-itn- zijn emmertje zoo juist tot aan den rand vol was geweest en nu kwamen er nauwelijks eenige druppels uit. Met Elsje's emmertje deed zich het zelfde verschijnsel voor. Ze gingen weer terug. Drie,viermaal achtereen herhaalden ze de proef. Het resul taat bleef het zelfde. Ze konden geen emmer water in den ton krijgen. „Het spookt hier meende Elsje, bang. Peerke onderzocht zijn emmertje. Hij had de oorzaak van zijn vergeefsche werk al spoe dig gevonden. De bodem van het emmertje lag los en het water stroomde op den weg van den vijver naar den ton, allemaal weg. Van Elsje's emmertje lag de bodem eveneens los. Ze gingen samen naar den I abouter die op eenigen afstand stond toe te zien. „Wij kunnen geen water in den ton schep pen klaagde Peerke. „Het water loopt al lemaal uit onze emmertjes weg 1" „Dat weet ik wel zeide de kabouter, die rustig zijn pijp rookte. „Maar werk wat door. Eiken keer één druppel is voldoende om tenslotte den ton te vullen." Toen begonnen Peerk'-en-Els te be grijpen wat hun eigenlijke werk was. Ze moesten druppel voor druppel den ton vul len en nog hard loopen wilden ze niet al het water verliezen. Ze begonnen weer te huilen. Ditmaal gaf het echter niets want met een vervaarlijke stem joeg de kabouter hen aan het werk. Zoo gingen langzaam uren voorbij. Peerk' -en-Els dompelden hun emmertjes in den vijver en liepen dan zoo hard ze konden naar het vat waarvan de bodem nog maar nauwelijks met water was bedekt. Ze waren doodelijk vermoeid. Hun beentjes weigerden aller dienst en telkens struikelden ze/ Zou er dan nooit een einde aan "komen Met zijn vervaarlijke stem beval de kabou ter „Op jullie knieën Peerk'-en-Els gehoorzaamden aanstonds, blij als ze waren een oogenblik hun zwaren arbeid te kunnen staken. De koning verscheen in den tuin. Er wa ren vele kabouters bij hem die eerbiedig in het rond bleven geschaard staan. „Ach koning," huilde Peerke, „mogen we astublief weer naaf huis teruggaan of iets anders doen „Jullie mogen allebei naar huis gaan," zei de de koning. „Maar vertel mij eerst eens Wat zou je gedaan hebben wanneer uit de dieren die je hebt geroofd, jonge mieren wa ren gekomen '„Ik zou ze in een kifetje hebben gedaan en ik zou ze lekker eten en dennenaalden heb ben gegeven voor een hcop te maken Heusch dat zou ik gedaan hebben 1" „En wanneer ik je hier eens opsloot in een mooie kamer met lekker eten en drinken en prachtige prenteboeken vroeg de koning. Nu begreep Peerke wat de koning be doelde. Hij begon te huilen en beloofde beterschap. De koning ging weer verder „En hoe beviel je het water, dragen „Dat kon ik niet beter doen, koning. Het water liep allemaal weg Ik heb heusch mijn best gedaan." De koning lachte voldaan en hij sprak „En wat zou je nu denken, Peerke Rich ters, wanneer de mieren telkens haar hoop hooger bouwen en jij dien telkens weer stuk maakt.zou je denken dat de mieren dat prettig vinden Peerke zag in, welk een kostbare les hij had ontvangen. Hij was vastbesloten nooit meer zoo iets te doen. „Sta maar op I" zeide de koning vriende lijk. Hij nam Peerk'-en-Els elk bij een hand en besloot „Ik hoop dat jullie mij hebben begrepen. De mieren hebben ook gevoel. Wanneer ik nog eens van Peerke Richters en Elsje Ge- vaarts hoor spreken, dan hoop ik maar, dat ik niets dan goeds hoor vertellen. Nu mogen jullie naar huis teruggaan." Peerk'-en-Els namen afscheid van den wijzen koning. De kabouters voerden hen terug door de donkere gangen. Eensklaps meende Peerke den weg te her kennen. Hij lieo zoo hand hii kon om zoo DE REDDER. Vf T-iy Hans: „Schrik maar niet, moedertje; ik heb twee mannen en drie Moeder; „Lieve hemel! Maar hoe dan?" Hans; „Wel, ze wouen net op het ijs gaan toen ik er door zakte! vrouwen gerod." gauw mogelijk weer buiten den hoop en gewoon mensch te zijn. Hij nam een ver keerde gang.... Een afgrond gaapte eensklaps aan zijn voeten. In plaats dat hij op den grond uit kwam, stond hij eensklaps boven op den hoop, kon zijn vaart niet meer inhouden en .rolde naar beneden Zoo klein als hij nu was moest hij zijn hals breken Boem! daar lag hij op den grond.... Peerke meende te voelen dat hij nog leefde Hij zag rond. Vreemd, alles kwam hem be kend voor maar het was de mierenhoop niet.. Toen ontwaakte Peerke heelemaal.Hij had gedroomd. Hij lag op den grond naast zijn bed. Eenige uren later ging Peerke Elsje halen. Zonder haar te vragen wat zij van daag ging doen, deelde hij haar aanstonds mede, dat hij de miereneieren naar den hoop ging terug brengen. Hij had ze al in zijn broekzak mee gebracht. Dien avond vertelde Peerke aan zijn vader dat hij maar liever geen goudvisch had voos zijn verjaardag. Wand'len! wand'len! da's genot! Wand'len waar de boomen Zalig-stil hun gouden lot Hoog in 't licht bedroomen! Wand'len waar de vogels sla Vinken, merels, meezen.... Die al vliegend van de blaan Nieuwe liedjes lezen. Wand'len waar de bloemen staan. Mooi. als bonte sterren; Waar dc wold're wolken gaan, Ach, zoo hoog, zoo verre! Waar het windje zoetjes suist, En de popel tatert; Waar het beekje neuzelneust! En de molen klatert! Wand'len, waar het paadje buigf Door de blozende beide, Waar de hommel honing zuigt Uit de bloemen der weide. Wand'len, waar de vlinder vliegt Wikkel-wakker-weder; Waar het koren waagt en wiegt Al maar op en neder! Wand'len! Wand'len! da's genot! Vrij langs 's Heeren wegen, Waar de ziel baar goeden God Overal komt tegen! HIJ WIST HET. Onderwijzeres (bij de les in de aardrijks kunde „Jan de Rijn loopt uit in de Noord zee. Daar is zijn mond. Waar neemt hij zijn oorsprong Jan (na lange overpeinzing) „Wel, aaa den anderen kant, juffrouw." VLAAMSCHE HUMOR. Een boer ging zijn tand laten trekken en toevallig stak er een nagel uit den stoel waar hij moest gaan zitten. Juist als de tandarts zijn tand trok, verschoof de boer van schrik en kreeg de nagel in zijn hespenwerk. Aie! zei de boer, toen 't gedaan was, en voelde aan zijn achterste; ik wist niet, dat een tandwortel zoo diep zat!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5