n i 11 IS VOOR DE JU L_ j mm issa mm mm im mm ÊH DE VADER UIT 1NDIE. EiCK. WAT WITS 3 6 X 37 X 37 9 X 37 12 X 37 15 X 37 13 X 37 21 X 37 24 X 37 27 X 37 E E 1 S E J I T N N N M O L T 1 A S R T O A 1 M B K D U D 1 J R E L S G I. 1 Ill ONS DAMBORD. vfm fm-, §i§ H§ NUMMER 2. VIERDE JAARGANG 1924 S3 OHO L l J' inn mmm iijju ugMiniMUiuniiii m jw an i iks EEN MERKWAARDIG GETAL. Merkwaardig .s net Jjetal 37. Ga heKeens vermenigvuldigen met de uitkomsten van de tafel-van 3 en de rijf van het getal, dat ge dan krijgt, samentellen; ze geven u het getal, waarmee ge ermenigvuldigd hebt b.v. 111. de som der cijfers de sopi der cijfers 6. de som der cijfers 9. de som der cijfers 12. som der cijfers 15. 18. 222. 333 444, 555, 666, de som der cijfers 777. oe som der cijfers 21. 888. de som der cijfers 24. 999. de som der cijfers 27. EF*' SCHUIFRAADSEL. Wie kan dit lezen? Gt zult vergeefsche pogingen doen om dit raadsel te ontcijferen. Het zijn zes rijen letters, elk van zes Welnu, ik zal U een handje helpen. i uwe oogen, Is dif afgelezen, dan 111, en ein delijk IV boven Nu zult ge het raadsel wel kunnen oplossen EEN VERBAZINGWEKKEND KUNST STUK. Neem een domino-spel en vraag uw mede speler de steenen, waarvan gij er vooraf stil letjes een (geen dubbele) hebt afgenomen, bij elkaar te passen. Gij gaat in de gang staan en zegt, dat gij de eindcijfers zult noemen. Als het klaar is, leest gij de cijfers van uw steen op, en het zullen de eindcijfers zija TOEVAL. Al hoort men wel eens van ontdekkingen die bij toeval gedaan zijn, toch blijkt meestal bij onderzoek, dat er niets toevalligs aan was, maar dat dit .toeval" slechts de gele genheid was, waarvan een knap man zorg vuldig partij trok Dat Newton door het vallen van een appel tot een groote ontdekking kwam, wordt we! eens als een bewijs aangevoerd voor het toe vallige van veel ontdekkingen. Maar Newton was reeds jarenlang b zig met onderzoekin gen betreffende de zwaartekracht. Het ge zicht van een vallenden appel was dus voor hem een heel andere zaak dan voor ieder ander. Iemand die nooit over het onderwerp had nagedacht, had /el een mud appelen kunnen zien vallen, zonder het geringste van de wet der zwaartekrach. te ontdekken. Zoo was Galileï zeker niet de eerste, die een hanglamp in er kerk geregelde slinge ringen zag inaken, maar wèl de eerste, die hierdoor op het denkbeeld kwam, dat men door zulke geregelde slingeringen den tijd zou kunnen meten. Een Russisch spreek woord zegt: „Hij loopt door het bosch en ziet geen brandhout." 't Is niet genoeg dat we onze oogen open ho-den, maar we moe ten nadenken over wat we zien. Een nieuw boek van Trotzky bevat een .loofdstuk over beleefdheid. Vermoedelijk zeggen sommige Russen niet „dank u," wan neer ze ter H"fri veroordeeld worden ONS ZOFKPI A ATJE WAAR IS DE WOUDFEE? DENKT W OOK. NIET?... Tengevolge van een auto-ongeval is voor eenige dagen een paartje verloofd geraakt. We hooren echter, dat de verzekeringsmaat schappij uitkeering zal weigeren, op grond dat zulk een risico niet onder haar voorwaar den begrepen is. In een onzer stadstrams reisde deze week een muis mede. Het moet wel een heel oud, zwak beestje geweest zijn, daar verscheidene dames hoffelijk haar plaats ontruimden. De mode van heel hooge kragen is bij de dames zeer gewild. Er wordt gefluisterd, dat dat komt, omdat, als je maar mooie oogen hebt, de rest van het gezichtje er daarbij niets meer op aan komt Bij de politie .wam deze week iemand klagen, dat zijn uurman blijkbaar een gramophoon, een naaimachine, een katten- asyl en een baby hield. Ik denk, dat dat wel wat overdreven zijn zal, en dat hij leer de vioo'srelen Volgens een geneesheer ne men de geestvermogens van een man na het huwelijk toe. Maar dan is het te laat SPAANSCHE TRAAGHEID. Een reiziger ging in eea Spaansch landstadje naar een schoenmaker om dezen iets aan zijn laarzen te laten maken. „Kunt ge spoedig mijn laar zen maken,' vroeg de reiziger den man, die buiten zijn huis in de schaduw te rooken lag. Deze antwoordde niet, maar riep zijn vrouw. „Hoeveel geld hebben wij nog, vrouw?" De vrouw haalt een oud zak je te voorschijn en telt: „Twaalf peseta's." „O, dat is genoeg voor van daag en morgen. Neen, mijn heer, ik kan u niet helpen," JEU DE MOTS. Quelle est la ressemblanc» entre Paris, Frithjof Nansen, Virginie et l'ours blanc? •ajod ne ajpeui jsa ouepj suno -j •jnej dou} pemte aruigri^ '3]od ne aj;a auiie uasuejg joiipuj 'ajodouj^m }S3 suej Teeken het bovenstaande plaatje precies na. Klaar? Goed, nu gaan wij beginnen. Ik heb U nog vergeten te zeggen, het vooral op karton te plakken Zet nu de cijfers I, II, III en IV, net als op het plaatje "'Snijd nu nog de zwarte vakken uit Leg daarna het vier kant op het raadsel, precie- tusschen de haakjes, die om dt zes rijen letters aange geven zijn met Hoven f ees nu gewoon door de gaatjes Hebt git het afgelezen, dan II boven. Nu staat weer wat nieuws voor k Zou wel 'na willen weten/\ wai zij zouden beginnen zon- der ons; mannen J f Aiida t Héét f» Waar zijn d« V kera nou Alldawaart» de hamer? Oeorje. zou ie dit •ihiiclerlji;* even voor me op wiUcn hangen? Ik hc-n 't zoo vreeaeHik druk. r-f Zeker, lieve.J Aüdal Kora de trap 'ne «ven vaelhouden ll 11 waar i* net •chiiderijen koord Hél Aüda, waar heb mqu de trap gelaren 11 Alle correspondentie deze rubriek be treffende te zenden aan de heeren W. N. Stuifbergen en P. G. van Engelen, adres bureau van dit blad PROBLEEM No. 87. Auteur A. F. Hoogvelt, Haarlem. VA'. 222? I m -w Stand in cijfers Zwart 8 schijven op* 7, 8, 9, 10, 12, 36 en 39. Wit 8 schijven op 26, 27, 30, 31, 35, 46, 47 en 49. OM NA TE SPELEN. BLIND-DAMPARTIJEN VAN SPRINGER. Hieronder laten wij de eerste blind- partij van onzen landgenoot Springer volgen te Nizza gespe, 11 tegen den heer Bosredon, die tevens consulteerde met de heeren Pietrf, Chastaingt en Ollivier Wit: Bosredon. Zwart: Springer. 1. 34—30, 20—25; 2. 32—28, 25:34; 3. 39:30, 16—21; 4. 44—39. 21—26; 5. 50—44, 11—16; 6. 30—25, 15—20; 7. 28—23,'19:28; 8 33:11, 6:17; 9. 31—27 17—21; 10. 39—33, 21:32; 11. 37:28, 20—24; 12. 36—31, 26:37; 13. 41:32, 1419; 14. 47—41, 10—14; 15. 41—37, 18—23; 16. 46—41. 12—18; 17 37—31, 7—12; 18. 41—36 1—6; 19. 44—39, 2—7; 20. 40—34, 7—11; 21. 31—27, 5—10; 22. 34—29, 23:34-, 23 39:30, 18— 23; 24. 43—39, 1015; 25. 49—44, 12— 18; 26. 44—40, 8—12; 27. 48—43, 14—20; 28. 25:14, 9:20; 29 30—25, 4—9; 30 25:14, 9:20; 31 40—34, 24—29; 32. 33:24, 20:40; 33- 45:34, 15—20; 34. 34— 30, 20—24; 35. 39—33, 3—9; 36. 30—25, 9—14; 37. 36—31, 12—17; 38. 43—39, 17—21; 39. 42—37, 21—26; 40. 39—34, 11—17; 41. 35—30; 24:35; 42. 33—29, 16—21; 43. 27:16, 35—40; 44. 34:45 23:34; 45. 31—27, 17—21; 46. 38—33, 19—24; 47. 16—11, 6:17; 48. 27:16 1419; 49. 32—27, 18—23; 50. 37—32. 13—18; 51. 25—20. 24:15; 52 27—21, 26—31; 53. 21:12, 18:7; 54. 28—22, 31—36; 55. 22—17. 36—41; 56. 17—11. 7—12; 57. 11—6. 41—47: 58. 32—28, Remise 2de PARTIJ Wit I. de Boers, Zwart B. Springer Jr. (blind) gespeeld in het V.A.D. te Am sterdam. 1. 33—28, 17—21; 2. 39—33, 21—26; 3. 44—39, 18—23; 4. 50—44, 11—17; 5. 31—27, 17—21; 6. 27—22, 12—18; 7. 37—31, 26x37; 8. 42x31, 18x27; 9. 31x22, 21—26; 10. 47—41 7—12; 11. 41—37; 1—7; 12. 34—29,-23x34; 13. 40x29, 19—23; 14. 29x18, 12x23; 15. 28x19. 14x23; 16. 44—40 7—12; 17. 33—29. 23x34; 18. 40x29, 10—14; 19. 38—33, 14—19; 20. 43—38, 19—24; 21. 49—43, 5—10; 22. 32—28, 12—18; 23. 45—40, 18x27; 24. 37—31, 26x37; 25. 42x22, 8—12; 26. 40—34, 3—8; 27. 46—41, 16—21; 28. 22—18, 12x32; 29. 38x16, 20—25; 30. 29x20, 25x14; 31. 41—37, 2—7; 32. 43—38, 6—11; 33. 38—32, 8—12; 34. 36—31, 13—18; 35. 48—43 9—13; 36. 43—38, 14—19; 37. 32—28, 4—9; 38 31—27, 10—14; 39. 27—22, 18x27; 40. 28—23, 19x28, 41. 33x31, 11—17; 42. 37—32. 13—18; 43. 38—33, 14—19; 44. 34—30, 18—23; 45. 33—28, 15—20; 46. 31—27, 17—21; 47. 28—22, 9—14; 48- 30—25, 21—26; 49. 35—30, 20—24; 50. 22—18, 24x35; 51. 18x29, 19—23; 32. 29x18, 12x23; 53. 39—34. 23—29; 54. 34x23, 35—40; 55. 25—20, 14x25; 56. 23—19, 40—44; 57. 19—14. 44—50; 58. 14—10, 50—6 59 10—4, 25—30; 60. 4—15, 30—34 61. 15—47, 34—30; 62. 47—20, 40—45; 63 20—47, 45—50; 64. 47—41. 6—1: 65. 41—47. 7—12: 66 47—15. 12—18 Remise OPLOSSINGEN. PARTIJSTAND No. 85. Wit 28—23, 27x18, 25x34, 33x4. Zwart 18x40, 13x22, 40x29. Partijstand No. 86 (H. Meure-v. d. Loo) Wit 35—30, 34—29 39x30 27—21, 32 x 14. Zwart gedw.: 24x30, 23x34, 30x24, 16x27 PARTIJSTAND No. 88. Onderstaande stand kwam. voor in een partij van den heer A. F. Hoogvelt. Wit maakte de partij op mooie wijze re- mi^ Stand in cijters Zwart 9 schijven op 5,7,10, 14, 15, 17, 20, 21 en 27. Wit 8 schijven op 19. 23. 25, 28, 30, 32, 33 en 35. Goede oplossingen mochten wij ont vangen van de heeren P. van 't Sand, J. M. Doornbos, L. Berlijn, A. Krausse, F. Robbe, A. H. v. d. Geest, J. Vrijenbeek. L. Groenheiin, H. Spetter en J. Bongers HUISKAMER „Luister eens, hertog de Réalmoat," antwoordde zij, bijna ernstig, „in de eer ste plaats veroorloof ik u niet, mij bij mijn voornaam te noemen, alsof u tot een too- neelspeelster sprak. Heb ik u bijgeval ooit aanleiding tot zulk een gemeenzaam heid gegeven En in de tweede plaats verzoek ik u, zoo goed te' zijn, u niet te bemoeien met hen, die tot onzen kring behooren en u tevreden te stellen, met er deel van uit te maken, door een be scheiden plaatsje in te nemen." „Kom," hernam de hertog, „word niet aanstonds zoo boos. Weet u dan niet, dat ik u liefheb, en u mij veroorloofd heeft het te bekennen „Roep het over de daken, zoo u wilt, heer hertog," zeide Roselinde ongeduldig, „maar kom daar bij mij niet mede aan, wanneer ik voor mijn genoegen wandel 1" „Ah ah 1" riep de hertog geraakt uit, „mijn woorden zijn u niet aangenaam Ja, ik druk mijne gevoelens ook niet in schoone verzen uit Iedereen is ook geen geboren dichter - „Wat wilt u uaarmede zeggen „Dat u waarschijnlijk uw minnestreel mist en dat u niet leven kunt, zonder eenige rijmpjes op uw schoonheid, en bekoorlijkheid Mijn hemel wat moet dat zwaar op de hand zijn, Roselinde Beneemt het u den eetlust niet?" Juffrouw de Villefort keerde hem den rug toe en begon weder aan de zijde van gravin de Tully voort te wandelen. De hertog gaf een zijner vrienden den arm en zeide vrij luid „Wanneer datzoo voortgaat, groet ik jelui het begint hier „gemeleerd" te worden. Laat zij het zeggen, als ze mij niet hebben wil. Ik vind nog gemakkelijk een vrouw, met mijn tachtig duizend franken inkomen." „Kijk, men antwoordt je al," antwoord de de vriend van den hertog, „heb je wel gezien met welk een verontwaardigden blik men je het afscheid geeft „Afscheidriep de Réalmont uit, „maar ik geef dat afscheid toch Ik wacht «immer, totdat een vrouw mij bedankt." Een vijf-en-twintig jarig jongeling na derde den. hertog en voegde hem, hartelijk lachend toe „Dan weet u niet, welke boodschap ik voor u heb." „Neen, welke dan „Ze heeft mij verzocht u te vragen ons uw rug eens te toonen ea nooit weer uw gelaat te laten zien." „O die nuf mompelde de hertog tusschen de tanden „ze begint zich, op mijn woord, erg burgerlijk aan te stel len. Had ze over geen miljoenen te be schikken, dan zou ik haar eens flink de waarheid zeggen „Doch, wijl de hertog eerbied voor de miljoenen heeft wil hij de onbeschaamd heid jegens de vrouw niet te ver drijven," zei een stem. „Ha 1" hernam de hertog, het hoofd omwendende, „wie spreekt aldus? Kijk, het is mijnheer Delannay O, pardon maar het gezegde was zoo pedant, dat ik den heer Prudhomme, in een zijner schoonste oownblikken meende te hoo ren „Niet iedereen is zoo geestig als u, her tog." antwoordde Delannay. „Verduiveld 1 dat weet ik ook wel hernam Réalmont, „en vooral zou ik niet zoo geestig zijn als iedereen." „Waar bestaat die geestigheid dan in, mijnheer vroeg de dichter, een toontje lager sprekend. „Ik bedoel daarmede die wijsgeerige waanzin, welke zich kenmerkt door over al zijn neus in te steken, links en rechts raadgevingen uit te deelen, bijvoorbeeld ten aanzien van den eerbied, welken men vrouwen verschuldigd is of van de 'vor men welke men in acht moet nemen te genover de poesjes van mijn portiers- vrouw." „Mijnheer Delannay 1" riep mevrouw de Tully, op dit oogenblik, „kom eens hier, als het u belieft," Sedert eenige minuten had de dichter Zich bij het gezelschap gevoegd, en spoed de zich nu naar de zijde, vanwaar men hem geroepen had. „Bent u krankzinnig geworden zeide mevrouw Tully tot hem, op ernstigen toon. „Wilt u twist zoeken „Men is onbeschaamd, mevrouw je gens iemand...." „Wat gaat u' dat aan hernam de gra vin, „heeft deze „iemand" u verzocht, haar te beschermen „Ja," zeide Roselinde nu op haar beurt, „wat gaat u dat aan, mijnheer Delannay „Mijn gemoed komt daartegen in op stand, juffrouw." „fcieve," fluisterde mevrouw de Tully hare vriendin toe, „deze man aanbidt je. Je zult zien, dat hij ter wille van jou de een of andere onverstandige daad zal begaan." „Hij is een ezel van een.genie," ant woordde Roselinde kalm, ,',en het zou mij werkelijk spijten, wanneer hem een ongeluk overkwam. Hij maakt zulke mooie verzen op mij." Onderwijl kwam vorst Ludolph, die al dien tijd met Barones Plock, zijn land- genoote, had loopen praten, de beide da mes vragen, of zij niet voornemens waren een weinig uit te rusten." „O, ja zeide Roselinde, „mevrouw Plock zal wel dorstig zijn." „Ik heb reeds voor alles gezorgd, da mes," voegde de vorst er bij, „en een prieel voor tien personen voor ons be schikbaar doen houden. De banken bestaan wel is waar uit graszoden, doch ik heb ze met groen zijden tapijten doen overtrekken." „We hebben dus groen tegen groen," zeide Roselinde. „Ja, de vorst weet wel verscheidenheid in de kleuren te brengen." „Ik heb inderdaad zeer schoone schil derijen in mijn galerij te...," „Vooral wanneer u zelf ze gekozen hebt vorst," hernam het spotzieke meisje. „Laat ons dus in het groen gaan zitten, wijl uwe Hoogheid ons daartoe uit- noodigt." „Dat zal heerlijk zijn 1" riep de gravin uit. „Ik heb veel gehouden van een gras veld, bedekt met een groen zijden tapijt." „Hoor eens, vorst," zei een jongneensch, aan zijn zijde, „weet u wel, dat u een kolos saal succes hebt Zij zijn verliefd op u, mijn woord van eer 1" „Ach, waarde vriend," antwoordde de vorst, „wanneer ik daar zeker van was, Zou ik de helft van mijn Duitsche be zittingen willen missen „Geef mij er maar vast een vierde deel van en ik zal u eens toonen, hoe lief zij u vinden vooral wanneer ze in het prieel een ijstaart vinden." „O, beste vriend," hernam de Duitsche vorst, „er is reeds voor alles gezorgd en mijn kanselier heeft bevel gegeven, dat de schoonste ijstaart, welke te Parijs te be komen was, in het prieel zal worden rond gediend zoodra wij binnenkomen." „Dat is eerst een model van een aan bidder," zeide mevrouw de Tully tot Delannay. „Zie eens hoe bedaard, be scheiden en voorkomend hij is...." ..„En regeerend vorst op den koop toe," voegde de dichter er bij. „Waarlijk, hij bezit alle mogelijke deugden." XVIII. Al pratende had men het priëel bereikt, hetwelk voor den vorst en diens gezel schap vrijgehouden was. £)e groene. Cir kelvormige ruimte werd door acht kris tallen lampen verlichtvazen met de zeldzaamste bloemen gevuld, prijkten langs de kanten van dit zitje, hetwelk aan den ingang van een boschje gelegen was. Een gewone houten tafel stond in het midden, bedekt met zilverwerk en por selein. Men had ruimschoots gezorgd voor verschillende soorten ijs. De gras banken waren werkelijk met groen zij den tapijten belegd. Er waren gouden franjes aan, welke prachtig afstaken tegen den groenkleurigen achtergrond. Kortom, het souper was uitstekend en een ieder nam er met vreugde aan deel. Intusschen willen wij onze beide vrien- den, Guillaume en de Barabas niet uit het oog verliezen, welke al hun behendigheid hadden te baat genomen, om van nabij de groep van Roselinde te volgen, zonder dat zij opgemerkt werden. Ziende, dat de gansche kring hunner adellijke kennissen aan het souper vereenigd was, oordeelden zij het gemakkelijk en voorzichtig op een bank plaats te nemen, welke op eenigen afstand onder eenige hooge eiken stond. Al konden zij nu niets zien van het too- neel, zij hoorden althans de acteurs spre ken. Troepjes wandelaars gingen langs hen en het priëel voorbij. Meestal wan delden de" nieuwsgierigen langzamer, als zij het tooverachtige plekje naderden, waar eenige bevoorrechten feestvierden. Guil laume, die Roselinde geen minuut ui: het oog verloren had, was stil geworden. Zijn metgezel kon zich deze gedrukte stemming maar niet begrijpen. „Ik bemerk, mijnheer," zeide de baron, „dat dit bekoorlijke meisje een diepen in druk op u maakt. Zulks verwondert mij niets. Op dit oogenblik moet onze poëét Delannay de koorts we! hebben, hoewel hij ijs eet. Wees er verzekerd van, dat, wanneer hij ongemerkt een lepeltje kan machtig worden, hetwelk door juffrouw de Villefort gebruikt is, «hij het zonder aarzelen in den zak steken zal de gewone dwaasheid bij verliefden. Zonder nu juist in zulk een mate door monomanie aangetast te zijn, mijnheer, bent u waarlijk toch ook reeds onder den invloed ge raakt van deze Indische ster. Ha, fnogen de verwoestingen, welke zij in de harten te weeg brengt, eenmaal op haar zelve nederkomen. Dit meedoogenlooze meisje, dat slechts leeft voor triomfen en neder lagen, zal daar eenmaal op een vreeselijke wijze voor boeten, en dat zal ook niet meer dan billijk en rechtvaardig zijn. Was ik haar vader, dan zou ik voor haar vree- zen „Wel I" zeide Guillaume, het hoofd op heffende, „u denkt u zelf daar in een ver- schrikkelijken toestand in, mijnheer. De vader van zulk een meisje zal voorzeker werk genoeg hebben, om haar op een beteren weg te brengen. Hoe zou u dat aanleggen „Ik weet het niet," antwoordde de baron. „Wanneer zulk een meisje streng gestraft werd, zou ze in een oogenblik van wanhoop wel eens de hand aan zich zelve kunnen slaan." „Ik geloof, dat u zich daarin vergist, mijnheer," hernam Guillaume. „Met het verschrikkelijk egoisme, hetwelk haar beheerscht en haar liefde voor het leven en zijn genietingen, denk ik, dat deze jonge dame haar dierbaar bestaan ontzien zou in de gegeven omstandigheden. Was ik haar vader," voegde hij erbij, „dan zou ik haar trachten te kastijden door een e- norme vernedering." „Haar vernederen 1 haar riep de baron uit. „Ah daartoe tart ik al de souvereinen van Europa Trouwens juist deze onbuigzame trots, gevoegd bij een zeldzame ongevoeligheid van hart, is haar een voorbehoedmiddel. Zooals zij daar zit gaat zij door voor een vrouw, die nimmer in de minste strik geraken kan. Haar wreedheid is haar zedigheid. Had zij slechts één oogenblik de vreeselijke rol vergeten, welke zij zich opgelegd heeft, had zij maar in het minst aan een liefde rijk gevoel toegegeven, dan was zij reeds lang gevallen. Daarbij komt nog, dat haar rijkdom haar beschermt. Ah mijnheer, hoeveel vrouwen en jonge meisjes komen niet in het ongeluk door gebrek aan wat ellendig geldsommigen door honger gedreven, anderen door ijdelheid ge prikkeld „U spreekt goed, mijnheer," zeide Guil laume, „de verschillende klassen der maatschappij hebt u van nabij bezien. Het is uw schuld, als u geen wijsgeer bent." Het was ongeveer tien uur geworden de schitterende sterren flikkerden op de Pré Catelan, een zacht koeltje bewoog het gebladerte en de bloemen, de verschillen de geuren dooreenmengende en den wandelaars toewaaiend. In het priëel werd, onder het verorberen van ijs en sorbets, het gesprek voortgezet en liep over de verdiensten, maar vooral over de,gebreken van afwezige kennissen. Eensklaps vroeg een der genoodigden vrij onverschillig naar een jongmensch, wiens naam de nieuwsgierigheid gaande maakte. Juffrouw de Villefort scheen op dat oogenblik in diep gepeins verzonken. „Ja," herhaalde een der edellieden zijn vraag, „weet niemand wat er sedert acht dagen van den burggraaf de la Roche- ferney geworden is „Van hem?" riep de hertog de Réal mont uit„maar weet u dan niet, dat hij zich te Clichy heeft laten opsluiten voor een ellendige som van vijftigdui zend franken „Ah I" hernam degene, die het eerst gesproken had, „het is schandelijk, zoo danig door woekeraars in het nauw ge bracht te worden had ik het geld be schikbaar, dan zond ik het den burg graaf nog dezen avond." „Het zou beter zijn het aan zijn schuld- eischers te zenden," zei een verstandig jonkman. „Het zou van belang zijn, heeren, te weten, welken man de burggraaf zijn gevangenschap te danken heeft," merkte een sportman aan, die zelf diep in schul den stak. „Weet u, wat men vertelt?" vroeg de hertog, „Het praatje gaat, dat het-geen man, maar een, schoone vrouw is." „Kom kom riepen verscheidene gasten ongeloovig. „Ah nu wordt het interessant," zeide gravin de Tully. „En hoe heet die be koorlijke vrouw?" „Dat is niet bekend," antwoordde de hertog.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 11