imWETi
lAfiP j
VAN WET EN WETGEV
'ie geheimzinnige treinraof.
feuilleton
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Tweede Blad Donderdag 19 Februari
Het reglement van orde voor den gemeenteraad.
De Britsche bezwaren tegen het protocol van Genève. De Roe
meensche aanspraken op en repressailles tegen Duitschland. De
groeiende oppositie tegen Mussolini.
Onder de Radio-berichten: Het rapport der intergeallieerde militaire
controle-commissie ingediend. Uitstel der conferentie inzake het pro
tocol van Genève? De Pruisische regeeringsverklaring.
Gem. buitenl. berichten.
Kindertoelage Onderwijzers.
De Gepens. Indische Militairen
en de woeker.
De bezuiniging bij Onderwijs.
De scheuring in den Plattelan
dersbond.
De nieuwe Ziekte- en Ongeval
lenwet.
De toestand in de Venen.
Centrale van hoogere Rijks
ambtenaren.
Uit de R.K. Staatspartij.
Het Reglement van Orde voor zijne ver
gaderingen wo. dt door den Raad vastgesteld.
Goedkeuring behoeft het nietalleen moet
ie inhoud er van medegedeeld worden aan
Ged. Staten.
Het Reglement van Orde bevat diverse
/oorschriften, die bij het houden eener
aadszitting moeten worden in achtgenomen.
Zoo vinden wij er o.m. i8 de gebedsformule,
Je volgorde waarin het woord verleend wordt,
de manier, waarop de notulen worden ge
houden, de wijze van stemming, aan welke
eischen een voorstel moet voldoen om in be
handeling of stemming te komen enz. Het
reglement van orde houdt als regel niet
alleen voorschriften in, die de raadsleden
hebben in acht te nemen, maar kan ook naar
buiten werken m.a.w. het kan ook voor
schriften geven omtrent de toehoorders der
raadszitting. Daarbij dient echter steeds
rekening te worden gehouden met de om
standigheid, dat de wet aan den Voorzitter
van den Raad de bevoegdheid verleent om
de toehoorders, die de orde verstoren, te
doen verwijderen. Veejvuldig treft men in
;en reglement de bepaling aan, dat de toe-
aoorders niet mogen rooken.
De voornaamste taak van het reglement
'an orde is de naam zegt het reeds
ie bevorderen, dat in de raadszittingen de
irde niet wordt gestoord, niet 'door de toe-
aoorders, maar ook niet door de raadsleden.
Dit laatste komt tegenwoordig nog al eens
een keer voor het schijnt een kenmerk te
zijn der democratie. Om te bevorderen, dat
de raadsleden zich ordelijk gedragen, be
zatten de meeste reglementen van orde de
volgende bepalingen
„Indien een spreker zich beleedigende uit
drukkingen, tegenover wien ook veroor-
„looft, wordt hij door den Voorzitter tot de
„orde geroepen. Ingeval de spreker dan nog
„voortgaat zichvbeleedigende uitdrukkingen
„te veroorlopven, ontneemt de Voorzitter
„hem het woord.
„Indien een spreker geheel afwijkt van het
„onderwerp dat in beraadslaging is, wordt
„hem dit door den Voorzitter onder het oog
„gebracht dn hij tot de orde teruggeroepen.
„Indien de spreker dan rog voortgaat zich
„een afwijking te verooziooven, kan hem
„door den Voorzitter over het in behandeling
„zijnde voorstel gedurende de geheeie ver
gadering het woord worden ontnpmen, be
houdens beroep op de vergadering."
Ontneemt dus de Voorzitter aan een lid
het woord, dan heeft hij beroep op de ver
gadering. Maar als de Raad zooals een
ordelijke Raad pleegt te doen den Voor
atter in het gelijk stelt, en het recalcitrante
raadslid houdt zijn mond nog niet, wat dan?
Dan is er niets anders aan te doen, dan dat
de Voorzitter de vergadering voor enkele
^ogenblikken schorst, om het ongehoorzame
raadslid tijd te geven zich te bezinnen.
Helpt dit evenwel niet, komt de man niet
tot bezinning en blijft hij de orde verstoren,
dan schiet er niets anders over dan dat de
Voorzitter de vergadering sluit en alle heeren
naar huis stuurt. In geen geval mag in het
reglement van orde worden bepaald, dat
zoo'n weerspannig raadslid uit de vergadering
zal worden verwijderd of hem zijn bevoegd
heid om aan de vergadering deel te nemen
wordt ontnomen, want daardoor zoude te
kort worden gedaan aan de rechten, die de
wet aan raadsleden toekent.
Dat heeft men nog kort geleden te Zwijn
drecht ondervonden. Een minderheid aldaar
maakte het blijkbaar den Voorzitter en de
meerderheid nog al eens lastig en om die
minderheid nu voor goed te muilbanden nam
de Raad van Zwijndrecht de volgende dic-
tatorische bepalingen in zijn reglement van
orde op
„Indien een lid zich beleedigende uit
drukkingen veroorlooft, den goeden naam
„van anderen in verdenking brengt, de orde
„verstoort of tot revolutionaire daden aan
spoort, een en ander ter beoordeeling van
„den Voorzitter, wordt hij door dezen tot de
„orde geroepen.
„Wanneer een lid de geuite beleédiging
„of verdachtmaking niet terstond terug-
„neemt of mocht voortgaan zich beleedigende
„uitdrukkingen of verdachtmakingen te ver-
„oorlooven, de orde te verstoren, tot revo
lutionaire daden aan te sporen, dan we!
„door zijne gedragingen den geregelden gang
„van zaken te belemmeren, is hij verplicht
„op aanzegging van den Voorzitter terstond
„het gebouw, waarin de vergadering wordt
„gehouden, te verlaten, tenzij de Raad op
„dadelijk door hem ingesteld beroep anders
„beslist. Over dat beroep wordt onmiddellijk,
„zonder voorafgaande ben acklaging, bij
„stemming door den Raad beslist.
„Maakt hij van zijn beroep, in de eerste
„alinea van dit artikel bedoeld, geen gebruik
„of is afwijzend op dat beroep beschikt, en
„voldoet hij niet terstond aan de aanzegging
„van den Voorzitter, in die alinea bedoeld,
„dan doet de Voorzitter hem door den ster-
„ken arm uit het gebouw, waar de vergadering
„wordt gehouden, verwijderen en zorgt,
„dat hij de vergaderings-lokaliteit niet we-
„der binnentrede, binnen den termijn krach
tens de laatste alinea van dit artikel bepaald.
„Het aldus verwijderde lid mag geen ver
gadering meer bijwonen gedurende den tijd
„van drie maanden, na den dag der verwij
dering."
Men ging dus met zijn reglement te
Zwijndrecht nog al ver. Een weerspannig
raadslid beliep niet alleen de kans door
de politie de deur uitgesmeten te worden,
maar kon er bovendien op rekenen buiten
gegooid te worden, als hij binnen drie
maanden dorst terug te komen. Het door
den Raad van Zwijndrecht vastgestelde
reglement zoude dra worden toegepast.
Het was op 30 Mei 1924. Er hing eene
geprikkelde atmosfeer in de zaal* waar de
vroede vaderen van Zwijndrecht vergader
den. Het raadslid Kögeler was aan het
woord. Het raadslid Stolk interrumpeerde
hem met de uitdrukking „dat is gift-
zuigerij." De Voorzitter hamerde. De heer
Kögeler ging door met zijn betoog en de
heer Stolk interrumpeerde opnieuw „dat
is giftzuigerij." De voorzitter hamerde
weer en voegde tevens den heer Stolk toe
„je moet zwijgen of je gaat er uit," waarop
de heer Stolk repliceerde met de opmerking
„ik zal niet zwijgen, maar zal zeggen wat
ik wil."
De Voorzitter zegde daarop den heer
Stolk aan om conform de bepalingen van
het reglement van orde de vergadering te
verlaten, doch de heer Stolk bleef rustig
zitten. De Voorzitter vroeg daarop aan
den heer Stolk of hij van zijn recht van
beroep op den Raad (om al dan niet ver
plicht te zijn de vergadering te verlaten) wilde
gebruik maken, doch' de heer Stolk ant
woordde „Ik wil niks."
De Voorzitter deed daarop twee agenten
van politie aanrukken mét de opdracht
het raadslid Sioik te verwijderen. Deze
verzette zich echter daartegen, daarbij ge
holpen door het raadslid Los, die zijn
collega trouw ter zijde stond. Een formeele
vechtpartij dus tusschen twee raadsleden
en twee politie-agenten in de raadszaal.
Deze zaak diende dezer dagen voor het
Gerechtshof te 's-Hage. De Zwijndrechtsche
vroede vaderen Stolk en Los hadden zich
daar te verantwoorden wegens verzet tegen
de politie. Het Hof sprak hen vrij op grond
van de volgende overwegingen dat alleen
de wetgever en niet de Raad voorschriften
kon geven op de wijze, zooals zulks is ge
schied door den Raad vaA de gemeente
Zwijndrecht,' voor het geval door een lid
van den Raad de orde in de vergadering
blijvend woedt verstoord
dat derhalve de Voorzitter van de ver
gadering van den Raad der gemeente Zwijn
drecht aan het reglement van orde niet de
bevoegdheid kan ontleenen om den be
klaagde Stolk te gelasten de raadsver
gadering te verlaten en dus de ter dag
vaarding genoemde politiebeambten, toen
zij den beklaagde aanvatten op bevel van
den Voorzitter, die ajs zoodanig niet is
het hoofd der Politie, om hem uit de raads
vergadering te verwijderen, niet waren in
de rechtmatige uitoefening hunner belening.
Engeland en het protocol
van Genève.
Een Britsche kabinetsraad besprak gis
teren het protocol van Genève, waarbij
de .antwoorden van alle Dominions, eveneens
het rapport van de Rijksverdedigingscom-
missie aan de orde kwamen. Indien het
kabinet niet kan besluiten den 19 Maart
een. voorloopig voorstel te doen, moet de
regeering om uitstel van een beslissing tot
de zitting van den yolkenbondsraad van
September verzoeken. Geen enkel lid van
het kabinet is vóór de aanneming van het
bestaande protocol, daarentegen bestaat' er
verschil van meening over de vraag of het
bestaande ontwerp wat de hoofdlijnen betreft,
behouden moet blijven en door veranderingen
Vrij naar het Engelsch.
aangevuld kan worden, dan wel of een geheel
nieuw document noodig is.
Volgens de „Times" hebben de leger- en
vlootdeskundigen de volgende bezwaren
Ten eerste stelt het bestaande protocol in
staat, onbeperkte vloot- en legerkrachten
voor onbegrensden tijd voor afgelegen ge
bieden te verlangen, terwijl Engeland tegen
woordig van oorlogsverplichtingen vrij is,
met uitzondering van zijn verplichtingen
volgens het vredesverdrag ten aanzien van
de geneutraliseerde zóne in het Rijngebied
ten tweede verhindert het protocol de mi
nisteries van Oorlog tot het vervullen van
hun plicht, n.l. de uitwerking van verdedi
gingsplannen voor zekere mogelijkheden
Ten derde geeft het protocol in tijd van
oorlog een gewetenloozen aanvaller een voor
sprong op den tegenstander, die zich op het
in het protocol aangegeven vredesprocedure
wil beroepen.
Ten vierde heeft het protocol de uitge
sproken strekking, de rechten van de natio
nale bevelhebbers, regeeringen en parlemen
ten ten aanzien van de eigen strijdkrachten
te beperken. Het protocol maakt niet een
maal gewag van de parlementen. Het maakt
practisch den oorlog niet onmogelijk, doch
erkent den oorlog aLs een wezenlijk instru
ment in de internationale betrekkingen en
moedigt hem aan, daar het bv. den eenen
staat, die liever neutraal blijft, beveelt, den
anderen, overigens bevrienden staat, te be
vechten.
Na de mijnramp te
Dortmund.
Naar de correspondent te Essen van de
„Voss. Z." meldt, bevat het officieele' or
gaan van den Duitschen mijnwerkersbond,
de „Bergarbeiters," naar aanleiding van de
mijnramp in de mijn „Minister Stein" hef
tige beschuldigingen tegen het mijnbestuur'
en de industrie, wegens het tekort schieten
aan beveiligingsmaatregelen De opgewon
denheid onder de mijnwerkers is, zoo con
stateert de correspondent, zoo groot,- eener-
zijds onder den indruk van het ongeluk
anderzijds over de houding van de werkge
vers inzake loon en werktijdkwesties, dat er
nog maar heel weinig noodig is, om een uit
barsting over het geheeie Ruhrgebied te
doen plaats hebben.
De correspondent van het „Berl. Tag."
te Dortmund rnaakt melding van een rede,
te Mörs van den rijksdagafgevaardigde Im-
busch, waarin deze mededeelde, dat, op
grond van hetgeen het onderzoek thans reeds
gemaakt gezegd kan worden dat het groot
ste deel van de verongelukten ongetwijfeld
gered had kunnen worden, indien voldaan
ware geweest aan den ouden eisch van de
arbeiders tot het aanbrengen van Z.g. red
dingskamers. Met beslistheid kan worden
aangenomen, dat de meeste slachtoffers niet
gedood zijn door de uitwerking, van de ont
ploffing noch door verbranding, maar dat
de menschen urenlang hebben rondgedwaald
in de gangen, totdat de giftige dampen de
geheeie lucht verpest hadden en de menschen
tenslotte stikten. Waren reddingskamers
aanwezig geweest, dan zouden de mijnwer
kers deze gemakkelijk gevonden hebben.
Minister Siering heeft persoonlijk een
onderzoek ter plaatse toegezegd om zich
terzake op de hoogte te stellen.
Duitschland en Roemenie
Wij hebben reeds melding gemaakt van
een conflict tusschen Roemenië en Duitsch
land. De Roemeensche regeering is van oor
deel, dat Duitschland aan zijn verplichtingen
jegens Roemenië krachtens het vredesver
drag niet heeft voldaan en dringt nu op de be
talingen aan, welke Duitschland dan nog ver
schuldigd zou zijn. Van Duitsche zijde daaren
tegen wordt verklaard, dat Roemenië heeft
ontvangen wat het volgens het vredesverdrag
heeft te vorderen en dat hetgeen dat land nog
verder van de Duitsche vergoeding heeft te
ontvangen, moet worden betaald uit de op
brengst van het plan der deskundigen. Im
mers volgens dit plan worden alle financieele
verplichtingen van Duitschland, met de
nieuw-getroffen regeling, afgedaan en moe
ten de vorderingen der verschillende geal
lieerden uit de kas van den agent-generaal
voor de vergoeding worden voldaan. De ge
allieerden hebben voor de verdeeling der be
talingen onderling een schema opgesteld.
Als de Roemeensche regeering, die ter con
ferentie van de ministers van financiën der
geallieerden er niet in is geslaagd het te Spa
voor de verdeeling der Duitsche vergoeding
vastgestelde percentage ten gunste van Roe
menië te doen wijzigen, ontevreden is over
hetgeen zij nu volgens het plan-Daw?s zal
ontvangen behoort ze zich tot de geallieer
den te wenden. Zij heeft, aldus het Duitsche
standpunt, geen recht om nog betalingen
te eischen boven die krachtens het plan-
Dawesj Hierin is immers nadrukkelijk vast
gesteld, dat alle Duitsche vergoedingsbeta-
lingsn met de uitvoering van dit plan worden
afgedaan.
Wat de Roemeensche regeering aanleiding
heeft gegeven om plotseling aan Duitschland
eischen te stellen buiten het plan der deskun
digen om, is niet volkomen duidelijk. Be
halve dan voor zoover het te begrijpen is, dat
de Roemeensche regeering, die volgens het
percentage van Spa slechts een luttel bedrag
der Duitsche betalingen waarvan immers
allereerst voor onkosten van controle en be
zetting en voor Amerika zooveel afgaat
zou ontvangen, er ten zeerste prijs op stelt,
wat meer gereed geld in.het laadje te krijgen.
De Roemeensche regeering heeft haar
eischen jegens Duitschland vergezeld doen
gaan in een rede van minister Bratianu in
de Kamer van ernstige bedreigingen
zware invoerrechten op Duitsche goederen
en vooralinbeslagneming van Duitsch
bezit in Roemenië. Ongelukkigerwijze heeft
de Duitsche sensatiepers zich nu van dit „ge
val" meester gemaakt. Want terwijl in de be-
grootingscommissie van den Rijksdag Maan
dag door den Duitschen minister van bui-
tenlandsche zaken vrij geruststellende mede-
deelingen werden gedaan, komen thans Ber-
lijnsche bladen met allerlei onrustwekkende
berichten over verbanning van Duitschers
uit Roemenië e.d., welke officieus onmiddel
lijk door het Wolfbureau zijn tegengespro
ken. Stresemann heeft verklaard, dat de Duit
sche regeering tot besprekingen met de Roe
meensche gaarne bereid is en tot een oplos
sing van het meeningsverschil wil medewer
ken. Alleen tegen represailles van Roe
meensche zijde zou het zich met kracht ver-
Zetten. Maar uit niets bleek, dat de Roemeen
sche regeering reeds voornemens was om
zonder verdere besprekingen af te wachten
tot zulke repressailles over te gaan.
Nu echter komt de Duitsche draadlooze
dienst zelf dus niet een sensatieblad als
het „Acht Uhr Aber.dblatt", dat voor de ver
ontrustende berichten uit Roemenië aan
sprakelijk is met de medfdeeling, dat de
„Adeverul" van Boecharest een verordening
publiceert van het ministerie van financiën
met de aanmaning tot de overheden om de
zakelijke relaties met Duitschers te verbre-.
ken. Terwijl de Roemeensche regeering den
Duitschen gezant te kennen zou hebben ge
geven, dat bij een onbevredigend Duitsch
antwoord het Duitsche bezit in Roemenië
in beslag zou worden genomen.
Men zou meenen dat een dergelijke mede-
de' ang aan den Duitschen gezant toch zeker
aan de Duitsche regeering bekend moest
zijn en dat de officieuze draadlooze dienst
dus niet op gezag van „anderweitige Mridun-
gen" zulke mededeelingen behoefde te ver
spreiden. Een zonderlinge geschiedenis dus,
die naar te hopen is weldra door officieele
Duitsche en Roemeensche verklaringen zal
worden opgehelderd.
De crisis in het facisme.
Meer en meer ziet Mussolini zich door
trouwe aanhangers verlaten en meer en meer
sluit de kring van tegenstanders van het
facisme zich om den duce aaneen. Omringd
door een dagelijks groeiend aantal onver
zoenlijke tegenstanders, is Mussolini ge
noodzaakt zijn dictatorale leiding sterker
te doen 'gevoelen en tot de methodes terug te
keeren, die hij heel in den aanvang van zijn
bewind toepaste. „Liever alleen, dan met
ontmoedigde aanhangers en onzekere bond-
genooten," heeft Mussolini dezer dagen in
den Grooten Raad der fascistische partij
verklaard. De benoeming van Farinacci tot
secretaris-generaal der partij in de plaats
van Davanzati, duidt er op dat het ver-
eenigd nationalisme voor het extremistisch
fascisme heeft plaats gemaakt. Farinacci,
hoofdredacteur van de „Cremona Nuova,"
is de leider der onverzoenlijke fascisten, die
zijn opgekomen tegen de concessies, welke
Mussolini gestadig deed. Deze onv^zoen-
lijken triomfeeren thans, daar zij den dicta
tor tot den „zuiveren geest" van het fas
cisme hebben teruggebracht.
Tot aan dê verkiezingen dus heeft Musso
lini de handen vrij, d.w.z. nog het geheeie
jaar, daar volgens de jongste berichten de
verkiezingen niet vóór 1926 zullen worden
gehouden. De vermaarde geschiedschrijver
Ferrero heeft in een interview verklaard dat
het een eenig feit in de geschiedenis is, dat
een minister-president een parlement, waar
in hij de meerderheid heeft, naar huis gaat
sturen. Hij voelt blijkbaar dat het huidige
parlement de natie niet vertegenwoordigt.
Het fascisme mag weliswaar anti-parlemen
tair zijn, het kan toch niet buiten het parle
mentarisme. Mussolini moge zich spottend
over het parlementair regiem uitlaten,
hij heeft toch maar in twee jaar tijd twee
kieswetten gemaakt 1 Hij moge anti-demo
craat zijn, zijn politiek eindigt ten slotte
met de triomf van het parlementarisme.
Omtrent de te verwachten resultaten der
verkiezingen wilde Ferrero zich niet gaarne
uitlaten. De Italianen zelf' begrijpen niet
veel van den toestand de buitenlanders
moeten zich dan geen illussie maken er meer
van te snappen
Eenige sensatie is gewekt door het uit
treden van het Kamerlid Torre, vroeger
hooge commissaris der spoorwegen, uit de
fascistische partij. Torre was ten nauwste
betrokken bij den opmarsch der fascisten
naar Rome en heeft bij de reorganisatie van
het spoorwegverkeer groote dingen tot stand
gebracht. Hij was de leider der fascisten in
Alessandria, waar hij een sterke oppositie
het hoofd moest bieden, die hem er ten slotte
heeft uitgewerkt.
Intusschen echter heeft de oppositie even
eens met te moeilijkheden te kampen. Het
manifest der Volkspartij, waarin de vorming
eener coalitie der constitutioneele oppositie
partijen wordt aangekondigd, zou ten ge
volge hebben dat de uiterste partijen (de
linkergroep der Volkspartij zelf, de republi
keinen en de maximalisten) -zich van het
oppositieblok zouden afscheiden. Zoo lang
de meerderheid der oppositie uit het parle
ment wegblijft, doet deze afscheiding weinig
ter zake, doch indien zij weer een actieve
politiek gaat voeren, in de Kamer of bij de
verkiezingen, zou het wel van beteekenis
zijn. De afwezigheid van het linkerblok in
het garlement heeft de vorming van een
oppositie in de Kamer mogelijk gemaakt,
die nooit tot stand zou zijn gekomen als de
extremisten aanwezig waren geweest.
SABOTAGE BIJ DE FEANSCHE
SPOORWEGEN.
De chef van het station Cieurac, bij Ca-
hors, ontdekte Maandagavond dat er op
honderd meter afstand van het station een
groot houten blok dwars over de rails was
gelegd en met een pin was bevestigd. Hij
deed onverwijld de seinen op onveilig zet
ten, waardoor de express ParijsBarcelona
die in aantocht was, tijdig kon stoppen.
Eveneens was de sein-verbinding tus
schen Cieurac en Montauban doorgesneden,
zoodat een uit de laatste stad vertrokken
goederentrein op den verongelukten express
zou zijn geloopent
HET EERSTE STALEN HUIS
TE LONDEN.
Te Londen is het eerste z.g. stalen huis ge
bouwd en wel in Tooting Highstreet. Het is,
het binnenwerk niet medegerekend, in den
tijd van vier-en-veertig uren gebouwd en
Opgetrokke n uit staal, beton én hout. Het is
een demonstratiehuis, bestaande uit vijf ka-
mers, waarvan de woonkamer 12 bij 8 voet
en de zitkamer 12 bij 12. De bouwkosten be
dragen 450 pond sterling.
HET FLETTNER-ROTORSCHIP.
Het Duitsche rotorschip „Buckau" is, na
dat het op de Noordzee met zwaar yveer te
kampen heeft gehad, in Schotland aange
komen.
GEWELDIGE SNEEUWVAL TE
ALPEN.
De Duitsche bladen vernemen uit Noord-
Itaüë, dat daar de geweldige sneeuwval
voortduurt en nu en dan het karakter heeft
van een wolkbreuk. Op verschillende plaat
sen is het treinverkeer geblokkeerd.
VERDWAALDEN DOOR EEN VLIEG
TUIG GERED.
Een V. D.-bericht uit St. Moritz meldt de
wonderbaarlijke redding van drie skiloopers,
die een tocht ondernomen hadden naar de
Italiaanscne grens en sinds eenige dagen ver
mist waren. Het drietal, dat door de sneeuw
stormen, die gewoed hebben, verdwaald was,
is thans door een militair vliegtuig ontdekt.
FLOYD COLLINS.
Draadloos wordt gemeld, dat het niet
mogelijk is het lijk van den omgekomen
geoloog Floyd Collins uit de grot te Cave
City te verwijderen zonder de ledematen te
amputeeren, weshalve besloten is de grot
het natuurlijk graf voor Floyd Collins te
doen zijn. Aan den ingang van de grot zal
een plechtige lijkdienst plaats hebben.
EEN WETSVOORSTEL TOT
VERMEERDERING VAN DE VERGOE
DING DER AMERIKAANSCHE CON
GRESLEDEN.
Er is een wetsontwerp bij den Amerikaan-
schen Senaat ingediend om de vergoeding
voor de leden van het Congres van 7500
dollars op 10.000 dollars per jaar te brengen.
Tevens houdt dit ontwerp het voorstel in
om de vergoedingen die de vice-president
(als voorzitter van den Senaat) en de spreaker
van het Representantenhuis en de leden van
het kabinet krijgen, te brengen op 15.000
dollar per jaar.
DE SJAH VAN PERZIE.
De Perzische premier verklaarde in het
parlement, dat er bij den sjah op is aange
drongen naar Perzië terug te keeren en dat
binnenkort daartoe opnieuw bij hem zal
worden aangedrongen.
de Inkomstenbelasting en aftrek voor twee
de en volgende ter schoolgaande kinderen
zou worden toegelaten Ook werd bezwaar
gemaakt tegen de progressie in de school
gelden, vooral wat het Lager Onderwijs be
treft.
Naar „De Rsb." verneet, zal de kindertoe
lage voor onderwijzers niet meer berekend
worden over het bedrag voor niet bij de wet
vastgestelde akten.
Het Tweede Kamerlid Ter Hall heeft tot
den minister van Koloniën de volgende vra
gen gericht:
Is de Minister bereid, teneinde de gepen-
sionneerde Indische militairen, na hun terug
keer in het vaderland, uit de handen van
woekeraars te houden, te bevorderen, dat
het hun toekomende pensioen per week
wordt uitbetaald?
Acht de minister het beschermen van die
gepensionneerden, tegen den woeker niet bij
voorkeur mogelijk, door het in het leven
roepen van een speciale instelling en zich
de medewerking te verzekeren van een bij
zonder comité (bijv. te vormen uit de be
kende „Vereeniging tot bestrijding van den
Woeker",) waaraan al hetgeen daarvoor op
administratief gebied te verrichten is, opge
dragen zou worden, en die ook stappen zou
moeten doen, om de pensioenacten, waar
van zich een groot percentage, zoowel ge
huwden als ongehuwden betreffende, in han
den bevindt van logementhouders, kamer-
of woningverhuurders in te lossen, om zoo
noodig, daarna met de bedoelde oud-gedien-
den een regeling te treffen, waardoor zon
der woekerwinst, doch tegen een zeer mati
ge rentevergoeding, het voor de inlossing
aan die logementhouders enz. te betalen be
drag in gemakkelijke termijnen door de be
doelde gepensionneerden aan het Rijk kan
worden terugbetaald.
Afwenteling op de gemeenten.
Luidens het voorloopig verslag van de
Eerste Kamer over Hoofdstuk V A der
Staatsbegrooting 1925 (Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen) waren enige leden van
meening, dat de Minister te zeer heeft toe
gegeven aan den algemeenen bezuinigings-
waan en voorts te veel in schijn bezuinigd
he'eft door afwenteling van kosten op de ge
meenten
Verscheidene andere leden sloten zich
daarbij aan, en gaven uiting aan de groote
teleurstelling over de wijzigingen, welke ge
durende de laatste twee jaren in de Lager-
Ondorwijs-Wet waren aangebracht. Bijna
alle oorspronkelijke verbeteringen zijn
thans uit de vier jaren geleden ingevoerde
wet weer verdwenen en deze wet staat in
sommige opzichten zelfs achter bij die van
1878. Bovendien wordt het salarispeil ge
drukt
Anderzijds werden de aangebrachte bel
zuinigingen, door de economische toestan
den noodzakelijk gemaakt, verdedigd.
Eenige leden drongen aan op het instellen
van een Staatscommissie die tot taak zou
hebben na te gaan, hoe met behoud van fi-
nantieele gelijkstelling krachtige bezuiniging
op de onderwijsuitgaven mogelijk is, zonder
groote schade voor het onderwijs.
Men vroeg, of binnenkort wetswijziging
kan worden tegemoet gezien, waardoor de
betaling van schoolgeld niet alleen afhanke
lijk zou worden gesteld van den aanslag in
A.angaande de scheuring in den Platte-
landsbond wordt aan de Tel. gemeld, da:
zoowel de Groningsche Bond van Platte-
landskiesvereenigingen, als het hoofdbestuur
van den Drentschcn Bond en voorts ook de
Prov. Noord-Hollandsche en Utrechtsche
bonden met groote meerderheid een motie
hebben aangenomen, waarin het volste ver
trouwen wordt uitgesproken in de heeren
Schrage, Wolmerstett, Dreesman en De Boer
en besloten wordt de scheiding met den heer
Braat c.s. als een feit te aanvaarden en on
der dcnzelfden naam (Plattelandersbond),
verder te gaan.
De Groningsche, Drentsche, Noord-Hol
landsche en Utrechtsche bonden scheiden
zich dus af, echter met behoud van den
naam. Ter onderscheiding wil men aan den
nieuwen Bond de woorden „richting-De
Boer" toevoegen.
De nieuwe Bond werkt met personen in
alle kieskringen samen, ten einde in alle
kringen een candidatenlijst te kunnen indie
nen. Het weekblad „De Plattelander" blijft
het orgaan van den nieuwen bond.
Nader verneemt het blad nog, dat men
ook in de provincie Overijsel bezig is, zich
te reorganiseeren in de richting-De Boer,
hetgeen zou blijken uit het feit, dat de heer
J. W. Bos te Lonneker, tot dusver een der
grootste aanhangers van den heer Braat, be
dankt heeft als lid van den ouden Platte
landersbond
De bijzondere commissie van voorbereiding.
Verleden week besloot de Tweede Kamer
hel ingediende wetsontwerp Ziekte- en On
gevallenwet in hqnden te stellen van een
bijzondere commissie van voorbereiding.
In de Woensdag gehouden Tweede-Kamer
zitting is op voorstel van den voorzitter be
sloten, deze commissie te doen bestaan uit
de heeren: Nolens, Schaper, Marchant, Van
Vuur Snoeck Henkemans, Rutgers en Van
Gijn; tot hun plaatsvervangers werden aan
gewezen resp. de heeren Van Wijnbergen,
Duys, Oud, Engels, Bakker, Beumer en Boon.
De interpellatie-Weitkamp Dinsdag a-s
Den heer Weitkamp is in de Woensdag
gehouden Tweede-Kamer-zitting verlof ver
leend tot het houden van zijn Dinsdag aan
gevraagde interpellatie, nopens de toestan
den in de Overijselsche en Drentsche venen.
De heer Schaper ded jegens den interpel-
lant het verzoek diens interpellatie ook te
doen uitbreiden tot den toestand in Gronin
gen.
De heer Weitkamp was evenwel niet aan
wezig zoodat op de vraag van den heer
Schaper niet kon worden geantwoord Lio
interpellatie werd nu bepaald op a.s. Dins
dag.
Het bestuur van de Centrale van'Hoogere
Rijksambtenaren heeft aan de Tweede Ka
mer pen uitvoerig adres gezonden met be
trekking tot de bepaling, op het laatste
oogenblik in het Bezoldigingsbesluit 1925
opgenomen, dat voor ambtenaren, die een
betrekking bekleeden aan welke volgens het
Bezoldigingsbesluit 1920 een salaris of maxi
mum-salaris van méér dan 6000 was ver
bonden, dat Besluit met inbegrip van de
vermindering van 10 pCt. van October j.l. -
van kracht blijft indien het neiuwe Besluit
gunstiger voor hen zou zijn.
In het adres wordt betoogd dat, terwijl
het tot dusverre voor redelijk gold om als
overgangstoestand steeds de gunstigste van
twee opeenvolgende regelingen op de amb
tenaren toe te passen, thans van deze ge
woonte uitsluitend ten aanzien van een zeer
kleine groep van hooge landsdienaren wordt
afgeweken.
Het bestuur verzoekt de Tweede Kamer,
hare medewerking te willen verleenen opdat
de uitzonderingsbepaling zoo spoedig moge
lijk zal worden ingetrokken.
Aanwijzing van Candidaten.
De R.K, Kiesvereeniging te Teteringcn
wees de volgende candidaten aan voor de
Tweede Kamer: 1. J. v. Rijzewijk, 2. L. J.
M. Feber. 3 Mr. A van Riickevorsel, 4 W.
v. d Ven, (controleur grondbelasting) Te-
teringen, 5. Mr. L. G. Kortenhorst, Amst«-
horst, Amsterdam.
Nu in den kieskring Tilburg het verlam
gen algemeen wordt, om een werkgever
voor de Kamer te zenden, is te Tilburg
door een groep kiezers een candidatenlijst
ingediend voor den heer A. C. van Aren
donk, schoenindustrieel en lid van den gr
meenteraad.
Als candidaten voor de Tweede Kamer te
Zes Gehuchten zijn aangenomen: 1. rles-
kens, 2. Wintermans, 3. Dr. Deckers, 4. F,
Smits van Ooyen, 5. Jhr. v. Sasse van IJ
selt.
In de vergadering der R.K. Kiesvereeni
ging te Zevenbergen, waarin 325 leden aan
wezig waren, werden de volgende heeren
met algemeene stemmen als voorloopige
candidaten aangewezen: J. v. Rijzewijk, Ir.
L. J. M. Feber, Mr. van Rijckevorsel, R. de
Quay, gen -majoor, Breda en Dr. H. Moller,
Tilburg
28
Terwijl hij sprak, gebeurde plotseling wat
zij reeds half gevreesd hadden. Toen de
stoomauto een scherpe bocht nam, zagen zij
plotseling het roode lichtsein op minder dan
zestig meters afstand vóór hen en de auto
itond stil. Met bewonderenswaardige tegen
woordigheid van geest liet Delia de auto
terugrijden, de helling af en buiten het ge
zicht, terwijl zij op veiligen afstand stopte
en de remmen vastzette.
„Zagen zij ons?" was haar eerst-gefluis-
lerde vraag.
Barrett had de electrlsche zaklantaarn uit
zijn zak gehaald en opende zachtjes een der
portieren, „Ik denk het niet," antwoordde
hij „Zij zouden wel op ons geschoten heb
ben, als zij ons gezien hadden."
„Wat ga je doen?"
„Dit is onze kans of ten minste mijne.
Wi) kunnen niet ver van de hut af zijn en
zij zijn waarschijnlijk weer vaslgereden met
hun auto er is althans iets aan. Ik zal nu
rond hen heen sluipen en hen trachten voor
te komen. Er is één kans op de millioen,
dat bet geld in de oude tunnel verborgen
kan zijn en als ik er 't eerste ben, het geld
vind. en er mee heenga, terwijl zij nog aan
hun auto knoeien, is dit nog het allerbeste.
Terwijl ik weg ben, keer jij terug, tot je een
veilige plek vind en maak je gereed, om zoo
snel mogelijk te kunnen vertrekken, als het
eenmaal zoover is.
„En jou laten gaan en je laten dooden?"
antwoordde zij verontwaardigd. „Ik denk er
niet aan, iets dergelijks te doen. Ik ga met
je mee."
Vergeefs trachtte hij haar te overreden;
vergeefs pleitte en smeekte hij; het was
slechts verspilling van kostbare oogenblik-
ken.
„Ik wil liever sterven met jou dan leven
zonder jóu, lieve Jimmie," was haar eenige
antwoord en ten slotte zwichtte hij, zooals
een bruidegom van een dag wel doen moet.
„Nu, goed danl" stemde hij ten slotte toe;
„als je dan wilt, ga maar meel Maar ik zal
het mijzelf nooit vergeven, als je iets over
komt. Kom mee! Wat we moeten doen, moet
vlug gedaan worden!"
Gelukkig voor de gevaarvolle onderneming
was halt gehouden op een plek, waar struik
gewas welig groeide. Zij verlieten de auto,
sloegen op zij van den weg af naar de berg
helling en klommen tusschen de boomen tot
een veilige hoogte, alvorens zij verder voor
waarts durfden gaan. Nadat zij deze voor
zorg genomen hadden, waren zij reeds boven
op.de helling, toen zij de andere auto pas
seerden.
Terwijl zij omlaag op deze auto keken,
stelde het maanlicht hen in staat, te zien,
dat de kap gelicht wasN en dat beide inzit
tenden uitgestapt waren en aan de machine
bezig waren. Voorzichtig kropen Delia en
Barrett verder, hun loop parallel houden
met den rijweg, maar ver daar boven. Na
dat zij korten tijd voortgegaan waren, zagen
zij een donkere figuur, die met vluggen tred
den weg in^ benedenwaartsche richting ai-
liep.
„De derde man!" fluisterde Delia en zij
hielden halt en stonden ademloos tusschen
de boomen, tot de figuur in een kromming
van den weg verdween.
„Dat vergemakkelijkt ons werk zeer," zei
Barrett op jubelenden toon. ;,We hebben
slechts een weinig lijd noodig, maar we zul
len niet veel tijd krijgen. De auto zal wel
binnen enkele minuten hersteld zijn en dan
zal het voor ons tijd zijn om te juichen of
om te schieten. Ik wilde wel om ik weet
niet wat, dat jij bij onze auto gebleven was."
„Ja, en in gelukkige omstandigheden mag
ik bij je blijven, nietwaar?" was haar kort
wederwoord. „Doch het hindert niet; je kunt
mij niet wegjagen, lieve Jimmie. Ik behoor
bij jou en ik zal bij je blijven, tot het einde,
wat dit .ook zijn moge."
Zij bereikten de kleine vlakte, waarop de
afgelegen hut stond, spoediger, dan zij ver
wacht hadden. Het was zelfs op zeer ge
vaarlijk-korten afstand van de plaats, waar
de twee mannen of mogelijk de drie nu
de auto repareerden.
Barrett liep naar het voorgedeelte van het
houten blokhuis. De deur stond open en in
den haard brandde een klein vuur. Klaar
blijkelijk had de derde man in de hut zijn
bivak opgeslagen.
Naast de deur stond een kist, welke tot
vogelkooi vervormd was, terwijl aan de open
zijde latten gespijkerd .waren. Een koppel
duiven was onrustig in een hoek van de kooi
en kirde onophoudelijk.
„Dat is het andere einde van hun draad
looze verbinding," zei Barrett. En dan liet
hij er op volgen: „Ik geloof, dat er weinig
nut in gelegen is voor ons, om hier te blij
ven. Als zij het geld 'hebben verborgen, zul
len zij dat wel op een veiliger plaats dan
deze gedaan hebben."
„De mijntunnel?" veronderstelde de jonge
vrouw.
„Dat is het meest waarschijnlijk. Wij zul
len zien,"
Het was slechts een korte afstand naar
het donkere hol in de helling achter de nut.
Terwijl zij samen stonden onder het half
vergane hout van den ingang, riep Barrett
zich de korte verkenning in den geest terug,
welke hij op den morgen fijner vlucht bij
het schijnsel van een enkelen lucifer had
kunnen doen. Bij het licht van de eleclri-
sche zaklantaarn vertoonde zich niets
nieuws. Enkele meters vanaf dem ingang
was het dak ingevallen en een massa gebro
ken rotsgesteente en aarde vulde geheel de
tunnel, ofschoon de opening boven hen,
waaruit het rotsgesteente gevallen was, een
doorgang bood naar de hoogten, tegenover
welke zij stonden.
„Wil je je tusschen de boomen gaan vei-
bergen, terwijl ik omhoog klim en zie, of ik
iets kan vinden?" vroeg Barrett, die op
nieuw begon aan te dringen, dat Delia zich
in veiligheid zou stellen.
„Neen!" was het besliste antwoord. „Be
grijp je dan niet, wat er zou gebeuren? Als
zij zouden komen, terwijl jij daar binnen in
was, zou ik hen eenvoudig neer moeten
schieten, om hen van je af te houden. Maai
je wilt rij toch niet zoo iets vreeselijks la
ten doen?"
„Jij bent een dappere kleine soldaat!" riep
hij uit. „Ik geloof, dat je dèl zelfs zou doen,
als het noodig wasl Maar kom mee! We
zullen er samen binnengaan! En samen
klommen zij over de hoop aarde en rotsge
steente en vonden aan den anderen kant
een onbelemmerden doorgang, welke naar
een onbekenden afstand in het hart van den
berg leidde.
Zij waren niet gedwongen, het duistere hol
tol in de verste hoeken te doorzoeken. Min
der dan vijf-en-twintig meter voorbij het in
gevallen dak, bescheen het licht der eléctri-
sche lantaarn, dat Barrett rechts en links
op de wanden liet vallen, een nauwe nts
aan den rechterkant. Aan den achterkant
van deze nis, welke eigenlijk niet meer was
dan een spleet in den rotswand, ontstaan
bij een der opblazingen van de tunnel, stond
een zwart geschilderde blikken poederbus,
gedeeltelijk bedekt door een grof linnen zak.
Barrett gaf de lantaarn aan zijn gezellir
en vischte de bus uit zijn schuilplaats op.
Aan haar gewicht kon hij bemerken, dat zij
gevuld was met iets; echter niet met poe
der, want daarvoor was de bus niet zwaar
genoeg.
Zijn handen beefden, alsof bij plotseling
koorts gekregen had, toen hij de zwarte "bus
op den vloer van de tunnel zette. De deksel
was met ijzerdraad stevig vastgebonden,
maar Barrett knielde bij de bus neer eti
trok en plukte zoolang aan het ijzerdraad,
tot het los geraakte en hij het er af kon
trekken. Nadat het deksel was opgetild,
was één blik op den inhoud der bus vol
doende. De poederbus was volgepropt met
pakjes bankbiljetten.
„O! de Hemel zij gedankt!" hijgde de
draagster der lantaarn en de uitroep werd
gesmoord door snikken.
„Hier is het iets er van in ieder geval,"
zei Barrett, en de onverschillige manier van
doen van een bankklerk op het gezicht van
geld beving hem. „Wil je het licht omlaag
houden, terwijl ik het tel?'
i(T—tellen!" zeide zij met een lichten
schrik. „Wel, het tellen zal uren in beslag
nem^n en die mannen kunnen elke mir
nuut hier aankomen!
(Wordt vervolgdj