Binrtenlandsch Nieuws. AMSTERDAMSCHE KOUT. De Paardedeken, wm m NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Tweede Blad Zaterdag 21 Februari 1925 De actie tegen de winkelsluiting te Amsterdam. VERKEER EN POSTERIJEN De dienstregeling der Spoor wegen. De Tweede Kamerverkiezingen. LUCHTVERKEER. Noodlanding aan de Duitsche grens. Een vliegveld in Overijsel. UIT ONZE OOST Een springlevende vermoorde. FINANCIËN. Leeningen voor Roemenië. HANDEL EN NIJVERHEID. Reclame-plaat Nederl. Jaarbeurs De lange wortel. X D: ijfbal. Gezelschapsspelletje. Ul't den Moppentrommel. Winkels toe! 't Is nog niet zoo heel lang geleden dat de heer Vliegen, de bekende sociaal-democraat, In den Amsterdamschen gemeenteraad ver klaarde: „Wij hebben gelukkig een verorde ning op de winkelsluiting en er is hier geen mensch meer, die deze zou willen zien ver dwijnen." Onmiddellijk na deze verklaring, waarom men zou kunnen lachen, hebben wij op de absurditeit gev/ezen. Men moet de kwestie zuiver stellen, 't Ging er niet om wat de heer V. en ik die in deze absolute antipoden zijn wenschen en graag zouden willen dat waar was, doch om wat i s. En wij voegden er aan toe de verklaring van den heer V. is er vlak naast in strijd met de waarheid. De toekomst heeft ons schitterend in 't ge lijk gesteld. De actie tegen de winkelsluiting gevoerd door een groep winkeliers, met terdaad gesteund door een groot deel van en moreel door vrijwel het geheele publiek gaf ons de bekende „uitzonderingswet ten" waarbij als proef een willekeurig getal kleinhandelaars in bepaalde consumptie artikelen tot één uur 's nachts hun winkel mochten openhouden. Na het half jaar werd die gunst die volgens andersdenkenden een natuurlijk recht was weer ingetrok ken en als gevolg daarvan ging men over tot openlijk verzet, liet zich bekeuren en wordt nu tijdens een soort wapenstilstand, waartoe zelfs een tweetal kantonrechters hun medewerking verleenden, een actie ge voerd voor een vernietiging door de Kroon van het schadr#-besluit. Als argument wordt daarbij door de voorstanders van deur-toe aangevoerd, dat de Kroon zich wel twee maal zal bedenken, voor zij de autonomie der gemeenten aantast. Maar aan de aange taste autonomie van de burgers-zelve, aan genomen dat dit zou geschieden door een meerderheid contra een minderheid, denkt niemand. Hoewel zulks thans niet is te bewijzen, ben ik persoonlijk overtuigd, dat wanneer het thans mogelijk ware door een volksstem ming op dit punt uitspraak te doen, de ver ordening het schitterend zou afleggen. Het is ik verklaar dit eerlijk bij voor baat ondoenlijk over dit onderwerp on partijdig te schijnen. Schrijver dezes heeft, zonder ook maar eenigszins direct financieel belanghebbende Ie zijn (belanghebbende is ieder) van den beginne af den sluitingsdwang (zooals onze terminologie luidt) met kracht bestreden. Ik zag er in een onding, een aan slag op onze persoonlijke vrijheid, een on- duldbaren dwang, den doodsteek voor het gezellige en ver buiten onze grenzen een- naal-vermaarde avondleven, een onbereken bare schade voor zakenmenschen op allerlei gebied, den doodsvijand van elk streven tot bevordering van het vreemdelingenverkeer, jen ten gronde richten en broodeloos maken van verschillende winkeliers, een lastpost en noodeloos onaangenaam zijn en vaak op kosten jagen van de geheele burgerij, waar tegen alleen siond een mogelijk voordeel voor met groot personeel werkende firma's. De kwestie is weer „gloeiend." Het Fran sche brülant is er nog te zwak voor. Het is zelfs zoo als men ze met een stuk papier maar een ondeelbaar oogenblik aanraakt, staat dit in lichte laaien. De cardinale fout, die vrijwel in alle be schouwingen pro en contra wordt gemaakt is. dat alleen wordt gewezen op persoonlijke directe belangen. Vergeten wordt totaal sfat in een goed-geordende maatschappij nooit alleen en uitsluitend op eigen maar in de eerste plaats op het algemeen belang moet worden gelet. Duidelijker en juister omschre ven: dat ieder het recht heeft om voor zijn eigen belang te strijden, doch dat de ge- j meenschap (waarvan de overheid de uitvoe- rende dienaresse is), alleen behartigen mag de algemeene belangen, slechts bij uitzon dering de particuliere beladen die wat te genstrijdig kunnen zijn aan die van anderen), en tenslotte heeft te waken dat een boven liggende partij ten eigen voordeele geen mis bruik of zelfs gebruik maakt van haar macht op de onderliggende. Zeer terecht werd door een Ambten, O. M. bij het Kantongerecht opgemerkt dat de wetten en verordeningen moeten worden geëerbiedigd en dat, waar hier algemeen kies- en stemrecht bestaat elke gemeente den Raad en de verordenin gen heeft die ze verdient. Dat is logica van het zuiverste water en hét sarcasme schiet daartusschen door gloeiende pijlen af van 1 het Kleine Gartmanpjantsoen tot ver over het Prinsenhof. In dit artikel, dat ik aan dit nu zoo ac- tueele vraagstuk waarin heel het land be- lang stelt wijd, is het mij een genoegen er j den nadruk op te kunnen leggen, dat waar ontegenzeggeliik velen der het meest de aandacht trekkende personen alleen en uit sluitend vechten voor eiken portemonnaie of zoo men wil voor het brood van hen en hun gezin, de heer Levvson, de voorzitter der vereeniging „Het Vrije Winkelbedrijf", met wien ik meermalen het vraagstuk ernstig besprak, een broodb-kker in de Blasius- straat, dus iemand wiens „brood" heelemaal niet staat of valt met den laten-avondver- koop en die bij sluitingsdwang of vrij win kelbedrijf en dito bezoek precies evenveel belang (en dus niet meer heeftl dan ik of welk ander inwoner onzer Amstelstad ook. Toen in het begin van den oorlogstijd de loop der debatten in den Raad ons op de mogelijkheid en zelfs de waarschijnlijkheid j moest wijzen, dat het gedaan was met de j wereldbefaamde late avond-gezelligheid der Groot-Mokumsche winkelstraten, ge- i loofde wel niemand, dat het kón. 't Leek zoo onwezenlijk. Doch tegen alle verwachting in werd het voorstel aangenomen, voor namelijk onder voorgeven den bedienden een korteren arbeidsdag te verzekeren. Toen het te laat was, werd Amsterdam wakker. Men begreep dat in de eerste plaats een concessie gedaan was aan de groote winkeliers, ten koste van bepaalde kleine winkeliers, van de burgerij en de algemezne welvaart. Ware het uitsluitend te doen geweest om de werknemers in dit be- driif te beschermen, men had het met betere 1 middelen kunnen doten, evenals in andere vakiten, zonder sluitingsdwang. Enfin, toen de verordening er door was, was Amster dam in last. 3r werden protest-meetings ge houden en een deel der „beschermde" win keliers dreigde met toch openhouden, 't Zijn er echter maar enkelen geweest die 't lang hebben volgehouden. Men moet niet over 't hoofd zien, dat- we tijdens de invoering der verrodening in een zeer abnormalen tijd leefden. De menschen hadden 't toen heel goed of heel slecht. De winkelstand maakte over 't algemeen zeer goede zaken. Ze ziin de moppen daarover nog niet vergeten: het publiek was blij als hat in een winkel bediend werd. En als on middellijk gevolg van dien abnormalen toe stand, waren vele winkeliers met een korten arbeidsdag best tevreden. Zij verdienden nu tot 8 uur wel meer dan anders tot 11 en wilden nu graag van het leven genieten. Ook voor de burgerij was het ongerief in zeker opzicht minder groot dan anders. Immers een groot deel der in de late avonduren gekochte artikelen bestaat uit luxe consumptieartikelen (fijne vleesch- waren, visch, gebak). Welnu, zij die door den oorlog in de armoede werden gedom peld, konden aan geen luxe denken en de tallooze kleine O. W.'ers (om van de groote maar niet te spreken) gingen in de café's soupeeren. Over het verdere verloop van den strijd tusschen winkels toe of winkels open, vertel ik in" mijn volgenden Amst. Kooit. H. HENNING Jr. De straat waar het Kantongerecht staat. Men schrijft ons uit Amsterdam: Zooals men zich zal herinneren, hadden de winkeliers, die van den avondverkoop moeten bestaan en actie voeren tegen de verplichte winkelsluiting, besloten hun ac tie, wat betreft het openhouden van hun winkels na 8 uur, voorloopig 14 dagen stop te zetten. Dit besluit werd genomen, toen de talrijke overtredingen wegens het ver- koopen na 8 uur voor het kantongerecht behandeld werden. De 14 dagen waren heden voorbij en daarom had het bestuur van de Amsterd. Winkeliersvereeniging Donderdagavond haar leden ter vergadering geroepen om te be spreken, wat thans gedaan moet worden. De Voorzitter, de heer Levisson, gaf een overzicht van de resultaten van de actie, in de afgeloopen week gevoerd tegen de winkeliers, die vóór de winkelsluiting wa ren, maar toch clandestien 's avonds ver- koopen. Spr, schetste de tegenstelling van de winkeliers, die door den nood gedwon gen worden open te houden en de win keliers, die geijverd hadden de verplichte winkelsluiting voor allen er door te krij gen, maar nu in 't geheim verkoopen. Spr. kwam juist terug uit Den Haag, waar hij een onderhoud had gehad met vooraan staande autoriteiten van de ministerie s van Buitenlandsche Zaken en Arbeid, Daar was hen geadviseerd, de leden van den Amster damschen gemeenteraad zoo krachtig moge lijk individueel te bewerken, ten einde hen over te halen het op te nemen voor de win keliers, die van den avondverkoop moeten bestaan. Spr. had de verzekering gekregen, dat, als de gemeenteraad eenmaal de zaak van de gedupeerde winkeliers voorstaat, van hoogerhand een oplossing gevonden zal wor den. Spr. verwachtte daarom van de aan wezige winkeliers dat zij willen deelnemen aan het „bewerken" van de gemeenteraads leden. Dit za! niet op demonstratieve wijze moeten geschieden. De winkeliers zullen zich in verschillende groepjes moeten ver- deelen, die ieder een afgevaardigde zullen kiezen, die den gemeenteraadsleden de nooden der gedupeerde winkeliers onder de oogen zullen brengen. Spr. was ervan overtuigd, dat er verandering in den toe stand zal komen. Of alles zal na achten ge sloten moeten worden, maar dan ook café s en theater's, of hun die van den avondver koop moeten bestaan, zal weer toegestaan worden 's avonds open te houden. De vergadering werd hierna huishoudeihk. Naar de heer Levisson nog mededeelde zal het bestuur van de Amst. Winkeliers vereeniging het standpunt blijven innemen, dat de wettelijke weg bewan'Vd moet wor den. Er zullen echter winkT'ers ziin, die noodgedwongen open moeten houden. Het bestuur zal dan echter adviseeren. dat al leen zij openhouden, die er door den nood toe gedwongen worden en dit met hun boe ken kunnen aantoonen, opdat zij overmacht kunnen bewijzen. De afdeeling voor spoorwegbouw en spoor wegexploitatie van het Kon. Instiuut van In genieurs heeft onder lei^ng van ir. E. C. W. van Dijk te Utrecht een ledenvergadering ge houden. In de eerste plaats heeft het lid prof ir. F. Westendorp een lezing gehouden over het onderwerp: Een nieuw tijdperk van stoom- tractie. -Spr. concludeerde dat voor de hoofdspoor- l wegen in het algemeen en afgezien van bij- i zondere omstandigheden de locomotief het aangewezen trekmiddel is. Het on"ermoeide streven om de locomotief tot verdere vol making te brengen verdient dan ook alle waardeering. In de tweede plaats heeft het lid W. Rau- i wenhoff beschouwingen gegeven over de sa- menstliing van de dienstregeling der Neder- landsche Spoorwegen I Eerst worden de internationale treinen vastgestld op een conferentie, waar bijna alle landen van Europa vertegenwoordigd zijn. Wanneer de internationale treinen, waar van de loop ook niet meer eenzijdig gewij zigd kan worden, eenmaal vastgelegd zijn, wordt overgegaan tot het bepalen van den meest gewenschten loop der nationale trei nen. Ook hier geldt dat elke trein zijn wor dingsgeschiedenis heeft en dat men niet zon der ernstige klachten in het leven te roepen in eens een trein, die jaren'lang volgens een zelfde dienstregeling geloopen heeft, een hiervan afwijkenden loop kan geven. Spreker gaf de hoofdoorzaken aan, waar om niet aan alle billijke wenschen in zake de dienstregeling der treinen voldaan kah wor den. Het is voor de directie der spoorwegen ook menigmaal moeilijk om vast te stellen, of het voldoen aan een wensch betreffende dienstregelingwijziging werkelijk in het be lang van het algemeen verkeer is. Zoo dik wijls bemerkt men, dat een wijziging, aan gebracht op verzoek van vele belanghebben den, achteraf blijkt voor nog veel meer an dere reizigers een verslechtering van de dienstregeling te zijn geweest. Een nadeelige omstandigheid van groot be- lang voor het maken van een goede dienst- regeling is het feit, dat tegenwoordig de in- j richting van bijna alle groote stations en ook wel van kleinere niet meer voor de eischen j van het verkeer berekend zijn, terwijl ook verschillende enlcélsporige baanvakken reeds geruimen tijd van dubbel spoor voorzien had den moeten zijn. Ook zijn er, vooral in de nabijheid vpn belangrijke aansluitingsstations verschillende baanvakken, waar een Vierspo- rige baan uiterst gewenscht zou zijn. De oorlog is hieraan schuldig. Door tal van hulpmiddelen tracht men zoo veel mogelijk aan deze bezwaren tegemoet te komen, maar ook dat brengt weder nieuwe bezwaren mede. Een eenmaal met vertraging I loopende trein brengt vaak op het verdere parcours, door kruisingen op enkel spoor, I door noodwendige korte overgangen op aan sluitende treinen en door tal van andere oor zaken, telkens andere in vertraging, zoodat het geen zeldzaamheid is, dat een vertraging in Nieuwe Schans of Winschoten ontstaan zich voortplant tot Maastricht of Roozen- idaal. Een andere reden van vertraging is gele gen in het vervoer der goederen, dat met de treinen geschieden moet. Behalve de bagage. die met reizigerstreinen vervoerd moet Wor den, bestaat er, vooral in ons land, een groot vervoer van bederfelijke waren, als melk, gist, visch, enz., dat als regel niet met goe derentreinen kan geschieden. Daardoor moe ten personentreinen vaak langere oponthou- j den op de stations bebben, dan voor een vlotten doorvoer gewenscht is. Op drukke baanvakken komt men aan dit euvel tege moet door het laten loopen van afzonderlijke zaken, telkens andere In verraging, zoodat vakken is een dergelijke maatregel econo misch niet mogelijk. Het aanbrengen van wijzigingen in de dienstregelingen der treinen brengt als regel ook veel meer bezwaren mede dan de rei zigers vermoeden kunnen. Wat betreft het vraagstuk van het al dan niet behouden van den zomertijd stelt spr. op den voorgrond, dat het voor de spoorwegen van geen bijzonder belang is, welke tijdsregeling aangendmen wordt, mits de regeling maar geheel gelijk is aan die van de naburige landen. Heeft men in Duitsch- land geen zomertijd, maar in Nederland wel, dan moet de dienstregeling der treinen aan sluitende op de Duitsche treinen, gewijzigd worden bij het begin en bij het einde van den zomertijd hier ie lande. Anders zou de aansluiting van de Duitsche op de Holland- sche treinen verloren gaan en in omgekeerde richtingen de reizigers onnoodig een uur lan- 1 ger op de grens moeten vertoeven. Ook ver- j gete men niet, dat wijziging dezer treinen ook wijziging van tal van andere treinen I medebrengt. j De z.g. Tijdcommissie heeft voorgesteld, voor wintertijd den tijd van Greenwich en voor zomertijd den Midden-Europeeschen tijd aan te nemen, maar dezen zomertijd niet evenals in België, Frankrijk en Engeland, op den eersten Zaterdag in April in te voeren, doch 2 of 3 weken later. Volgens dit voor stel zou voor deze enkele weken een nieu we dienstregeling gemaakt moeten worden en daar dit technisch vrijwel onmogelijk ^s, zal het gevolg zijn, dat gedurende die we ken in April de verbindingen met België en Frankrijk in een richting verbroken moeten worden en in de andere richting 'eizigers een uur te lang aan de grens moeten vertoeven. Welk een ongemak en nadeel dit voor het groot aantal reizigers van en naar die Jan den beteekent, zal zeker niet nader aange toond dienen te worden. De R.K. Kiesvereeniging te Egmond-Bin- nen (kieskring Helder) stelde candidaat Ch. i v. d. Bilt, Mevr. B'onsveld-Vitringa, J. Groen en Mr. Leesberg, Woensdagmiddag is bij Bf-ntheim het vliegtuig D. 353 van de Aero-T 1 )yd, onder weg van Beilijn naar Amsterdam, met be halve de piloot een tweetal passagiers aan boord, tengevolge van het slechte weder neergedaald. Op iiiitiatiaf van den mi::ister van Water taal had te Den Haag een vergadering 11 ats van verschillende burgemeesters en andere vertegenwoordigers van Overijselsche ge meenten. O.m. was aanwezig het lid van Ged. Staten de heer baron van Voorst tot Voorst. Besloten wterd, dat Ged. Staten van Over ijsel een commissie zullen aanwijzen, die van advies zal dienen omtrent de totstandkoming van het vliegveld in Overijsel. Ongeveer twee jaar geleden werd in een binnenplaats van Midden-Java een inlander tot een zware straf veroordeeld wegens moord. Men kan zich de verbazing voorstellen van rechter, landraad en publiek, aldus „Het Noorden", toen eenige weken geleden, de vermoorde springlevend uit Deli te voorschijn kwam, in welke plaats hij 1 '/2 jaar had geze ten als contractant. De gestrafte, die uit de gevangenis werd ontslagen, was blijkbaar het slachtoffer van tegen hem gespannen desa-intriges, tenge volge waarvan door getuigen allerlei valsche verklaringen onder eede moeten zijn afge legd, ook wat de identiteit van het lijk aan gaat. Dr. D. J. Hulshoff Pol, voorzitter van „El- i fectenbescherming" schrijft ons Door ons werd er in de dagbladen de aan dacht op gevestigd, dat Roemenie geld be hoeft en vermoedelijk ook wel pogingen aan zal wenden, om Nederland in zijn economi sche ontwikkeling te betrekken. Voordien had echter in de dagbladen een mededeeling van het Roemeensche Consulaat generaal gestaan, dat dit land van plan was zijn geconsolideerde schulden af te lossen. In ver band met de zeer gedeprecieerde waarde van het Roemeensche geld, zal dit vrijwel ge lijk staan met aflossing in waardeloos papier geld en tee kende ik daartegen verzet aan. De hoop werd daarbij uitgesproken dat onze Ministers van Buitenlandsche Zaken en Fi nanciën een noteering van nieuwe Roemeen-" sche leeningen ter beurze niet zouden toela ten, voor dat Roemenië zich met den Neder- landschen crediteur had verstaan. De Roemeensche gezant tee kende in zijn aan mij gericht schrijven, protest aan tegen het ingezonden stuk daar toch zijn regeering steeds de renten der obligaties behoorlijk in Fransche francs betaalde, waartoe het zich verplicht had. In ons antwoord werd er op gewezen, dat geheel daargelaten of het billijk is dat de rente van vóóroorlogsschulden aan gegaan tegen goudwaarde, nu betaald worden in gedeprecieerde Fransche francs, mijn in gezonden stuk zich richtte tegen eventueele aflossing der v'óór-oorlogsschulden in vrijwel waardeloos Roemeensch geld. Wij stelden den Roemeenschen gezant dan ook het volgende voor a. De aflossing der vóór-oorlogsschulden en die welke Roemenië als successiestaat van het voormalige Oostenrijk-Hongarije heeft moeten overnemen, wordt opgeschort tot Roe menië in financieel betere condities verkeert. b. Van de renten zoowel der vóór-oorlogs schulden als van het aan Roemenië toegewe zen gedeelte der Oostenrijks-Hongaarsche schulden, wordt in overleg met Nederland- sche Crediteuren een betalingspercentage (Aufwerting) vastgesteld. De vaststelling geldt telkens voorliet langer dan 35 jaren. c. Het niet-betaalde gedeelte der rente sub b. wordt geconsolideerd en betaald in obligo's eener nieuwe 7 goudleening. d. De Roemeensche Regeering zal er voor zorgen dat particuliere ondernemingen hun renten en aflossing aan Nederlanders, zoowel van vóór- als na-oorlogsleeningen, betalen in pariteit waarin deze zijn aangegaan, ten zij een andere regeling met crediteuren wordt getroffen (Aufwertung.) Mocht de Roemeensche Regeering op bovengenoemde grondslagen de financieele schulden met den Nederlandschen belegger willen regelen, dan kan er, naar onze op vatting, geen een reden zijn, waarom ons land geen deel zal nemen aan de economische ontwikkeling van Roemenië. Wij ontvingen voor de 12de Nederlandsche Jaarbeurs een reclameplaat, uitgevoerd naar een ontwerp van den kunstschilder H. Ver- stijnen, sals affiche door de.Nederlandsche Rotogravure Maatschappij te Leiden. Barbier Kortüm dat was de knapste man Uit 't dorp, 't was er zoo een, die alles kan. Wie kiespijn had, dien trok hij tanden uit den mond, Wie anders wat mankeerde, maakte hij gezond. Voor 't venster stond hij nu en keek de straat eens in, Maar spijtig, want vandaag was niets hem naar den zin. Daar kwam de straat af, en rechttoe naar zijn huis 't Dikke boertje Kristiaan Muis. Maar, wat ziet hij er uil! Ingepakt zijn kop Heel in een grooten doek. De slippen, bovenop Geknoopt, die wijzen ieder naar een kant. Zijn wangen grijpt hij, nu met d'een, dan d'andere hand. t,Zoo," denkt Kortüm, '„vandaag kom jij me best van pas, Maar 't is de vraag, of 't ook voor jou een voordeel was Nu hier te komen: laatst bedroog je mij nog met de boter, Dat ben ik niet vergeten, hoor, dat maakt je straf nog grooter". Nu komt Muis binhen. „Och, barbier, het doet zoo'n zeer, Trek hem er uit, 'k verdraag het zóó niet meer." „Tc Zal je wel helpen, vriend, 't is goed je bij mij komt geloopen. ■5a zitten zoo zet nu den mond eens als een hooischuur open." De schuurdeur opent zich, de barbier kijkt er in. „Nou," zegt hij, ,,'t ziet er leelijk uit daar binnenin. Die daar moet weg, die moet er uit in elk geval." „Doet het erg pijn, barbier?" „Pijn, welnee, niemendal. Kijk eens, dit touwtje bind ik om den tand. Kom nu eens hier, neen hier, aan dezen kant Van 't raam, ik moet het touw daar aan dien knop vastbinden. Hang nu uit 't raam of je op straat .en cent moest vinden. En houdt je nu maar stil." Intusschen haalt Xortüm iets uit een doosje een lange naald En daarmee prikt hij nu, och lieve tijd! ven armen Muis diep in het dikste van zijn kuit. „Au au!" roept die, en als een haas zoo vlug Springt hij een heel eind in de kamer nu terug. Uit vliegt de kies, hij grijpt met d'eene hand naar 't been, Met d'andere naar de plaats vanwaar de kies verdween. „Dom ben ik niet, barbier," roep hij, „maar 'k dacht nooit, dat Zoo'n oude kies zoo'n lange wortel had." door JOH. VAN DEN HOEK. Er was eens, heel lang geleden, een rijk man die met zijn vrouw en zijn zoon zijn vaderland verliet, omdat hij in tweedracht leefde met de machtigsten van het rijk. Hij vestigde zich in de hoofdstad van zijn nieuwe vaderland. De koning van dat land hoorde van zijn grooten rijkdom en verbond hem aan zijn hof. In enkele jaren was hij overal gekend en geacht en in den handel vermeer derde hij nog zijn schatten. Zijn geluk echter was van' korten duur, want juist toen hij het hoogte punt van zijn geluk dacht bereikt te hebben, ontviel hem zijn vrouw. Zij liet hem alleen met zijn zoon achter. Deze treurde met zijn vader over het smartelijk verlies. Op zekeren dag zeide de vader „Mijn zoon, wil niet treuren. Niemand kan aan den dood ontkomen en wij hebben daarin te berusten. Ook ik ben reeds oud. lederen dag kan ik sterven. Ik wil niet, dat je onverzorgd en zonder vrienden achter blijft in deze stad waar wij ondanks alles toch vreemdelingen zijn gebleven. Zoek een echtgenoote, opdat ik rustig sterven kan." In dezelfde stad woonden drie vermaarde ridders. Ze waren beroemd om hun bekwaam heid in den wapenhandel. Toch hadden zij hun moed "r.teerd Hun landgoederen, hun akkers, hun bosschen, hun kasteelen, ja, zelfs hun wapenrustingen hadden zij ver dobbeld. De oudste van deze drie ridifers, die broeders waren, had een dochter waar mede hij sinds den dood zijner vrouw, het huis bewoonde, dat tegenover dat van den rijken koopman gelegen was. Het was een rijkeVoning, maar ook deze moest de ridder verlaten omdat hij haar had verdobbeld. VAN DE STRAAT Oude juffrouw- „Foei, ondeugende jon gen! Weet je niet, dat je je vijanden moet liefhebben?" Straatjochie: „Vijanden? Maar hij is juist een vrind van me!" De koopman ging naar den ridder en vroeg diens dochter voor zijn zoon ten huwelijk. De ridder riep zijn beide broers en overlegde met hen wat hen te doen stond. De drie dob belaars wilden weten welk fortui i de koop man aan zijn zoon dacht na te laten. De koop man zeide „Met mijn handel heb ik ongeveer twee millioen op eerlijke wijze verdiend. Een daar van geef ik aan mijn zoon." „Mijnheer," zeiden de anderen, „daarmee kunnen wij ons niet tevreden stellen. Het an dere millioen kan door tegenslag in zaken of op verschillende andere manieren verloren gaan. Wij kunnen uw voorwaarde niet aan nemen „En wat verlangt u dan „Wij moeten beslist eischen dat u aan uw zoon alles geeft wat u bezit. Doet u dat, dan kan het huwelijk plaats vinden en anders niet De rijke koopman dacht lang na over deze voorwaarde. Het vertrouwen in zijn zoon overwon. Eindelijk zeide hij tot de ridders „Mijne heeren, wanneer mijn Zoon in het huwelijk treedt met de dochter van uw oud sten broer, zal ik hem alles geven wat ik be zit, zonder iets voor mij zeiven over te hou den." Hij liet dan een rekening opmaken van alles wat hij bezat en gaf dit aan zijn zoon. Hij hield niet zooveel voor zich over dat hij een brood zou kunnen koopen wanneer zijn zoon het hem niet gaf. De ridder was hier mede tevreden en kort daarop trad zijn doch ter in het huwelijk met den zoon van den rijken koopman. Het jonge echtpaar ging wonen in een groot kasteel en de vader van den bruidegom woonde bij hen in. Een jaar na het huwelijk werd hun zoon geboren, dien ze Aldarik noemden. Men leefde in vrede. Er verliepen twaalf jaren. Aldarik groeide voorspoedig op en ofschoon hij nog betrekke lijk jong was, begon hij toch te begrijpen wat zijn grootvader voor zijn vader had gedaan om dezen in staat te stellen met zijn moeder te trouwen. De geschiedenis was hem dik wijls verteld. Aldarik hield daarom des te meer van zijn onbaatzuchtigen grootvader. De oude man was een grijsaard geworden. Hij kan zich nog slechts moeilijk met een stokje voortbewegen. Hij werd zijn kinderen tot last. Voocal de vrouw van zijn zoon duldde hem niet. Op zekeren dag zeide zij tot haar echtgenoot „Zend je vader weg, het huis uitIk zal niet eten of drinken voor hij ons verlaten heeft. Ik wil hem niet meer zien „Ik zal doen wat je verlangt," zeide de ont aarde zoon voor wien zijn vader alles had opgeofferd. Hij vreesde zijn trotsche en hard vochtige vrouw. Hij ging naar den ouden man en zeide hem „Vader, u moet heengaan. Wij hebben u nu twaalf jaren lang te eten en te drinken ge geven en u in ons kasteel laten wonen. Het wordt tijd dat u zich elders een woonplaats zoekt." Toen de grijsaard dat hoorde, begon hij te weenen en hij betreurde het vertrouwen dat hij in zijn zoon had gesteld. Hij klaagde „Mijn zoon, ben jij het, die mij dat zegt Ach, laat mij hier toch blijven. Ik ben met weinig tevreden- Ik vraag om geen vuur, om geen bed, om geen weelderige vertrekken. Geef mij slechts een handvol stroo in een of anderen vergeten hoek en dagelijks een korst brood. Ik zal niet lang meer leven en je mag mij zoo niet verstooten. Ach geef mij wat ik vraag als een kleine aflossing van hetgeen je aan mij bent verplicht." „Vader, het spijt mij, maar alles is nutte loos. Wanneer u nog langer hier blijft zal mijn vrouw het verstand verliezen." „En waarheen wi je dat ik ga? Ik bezit ni»- „Ga naar de hoofdstad tei ug. Er zijn er zoo- velen, die daar hun geluk zoeken en vinden. Misschien zullen uw vroegere vrienden u her kennen en onderdak verschaffen 1" „Denk je dat iemand mij zal herbergen wanneer mijn eigen zoon mij verstoot „Geloof me, vader, ik kan niet anders han delen. Ik ben weliswaar degene die u dit mede deelt, maar u weet zelf, dat het niet mijn ei gen meening is die ik uitspreek." „Vaarwel dan, mijn zoon Ik zal gaan omdat jij het wilt, maar geef mij tenminste iets om mijn lichaam te bedekken. Mijn kleeren zijn dun en half versleten. Ik vrees van koude te zullen sterven." „Ik niets!" „Mi,„ zoon, ik beef van koude. Geef mij tenminste een der dekens, waarmede je je paarden bedekt." De jonge man huiverde voor zijn eigen wreedheid en kon aan dit verzoek niet weer staan. Hij riep Aldarik en zeide „Ga naar den stal en geef je grootvader een der dekens van den zwarten hengst De jongen zeide „Grootvader, gaat u met mij mee De grijsaard volgde gelaten. In den stal gekomen, zoekt Aldarik een der mooiste dekens uit, vouwde dien dubbel en sneed hem met een mes doormidden. „Aldarik," vroeg de oude man, „waarom snijd je dien deken doormidden Je vader had hem mij heelemaal gegeven Je bent nop wreeder dan hij. Ik zal het hem gaan zeggen." „Gaat u maar gerust I" zeide het kind. „Ik geef u niet njeer dan de helft." De grijsaard ging naar zijn zoon terug. Hij zeide „Je bevelen worden slechts uitgevoerd. Je moet je zoon bestraffen want hij gehoor zaamt je niet. Daar houdt hij me bijvoorbeeld de helft achter van den deken dien je mij heelemaal hadt gegeven." „Aldarik 1" zeide de vader, „geef den heelen deken 1" „Dat doe ik niet antwoordde het kind. Er zal een dag komen, dat u ook oud is en ik u uit huis moet jagen. Wat zou ik u dan geven Ik behoud de helft van den deken, en u kan die krijgen wanneer ik u verstoot. Ik zal mijn vader niet minder geven, dan mijn groc tvader." Toen de vader dat hoorde, was hij diep be schaamd. Hij dacht na en viel plotseling op zijn knieën voor den grijsaard. „Vader riep hij uit, „blijf hier 1 Het was ontaard van mij om dat te zeggen, doch Al darik heeft mij doen inzien wat ik misdeed en ik zal weten te boeten .Van nu af aan bent u heeren meester in mijn huis. En wanneer mijn vrouw er zich tegen verzet en u geen rust laat, dan zal ik een ander huis voor u koopen waar u zult worden geëerd en gediend zoo als het betaamt. Ik zal niet eten of drinken voor u het even goed heeft als ik. U zult de- Zelfde kleeren dragen als ik, u zult slapen in een warm bed en u zult uw dagen doorbren gen op de mooiste kamer die ik bezit, bij een warm haardvuur. Alles wat ik bezit heb ik aan u te danken en nooit meer zal ik dat ver geten." De kasteelheer hield woord. De oude man beleefde nog vele gelukkige jaren temidden zijner kinderen en stierf toen, omgeven door hun liefdevolle zorgen. EEN INDERDAAD LASTIG GEVAL. Verontwaardigde oude juffouw: „Waar om laat je je broertje zoo huilen? Zou je 'm niet helpen?" 't Zusje: „Hellepe? Mot ik 'm hellepe? As uwes mé dan maar seit hoe je iemapd mot hellepe, die zes banane en vijf ijswafels gegete het!" volgen, en er weer een ander woord in brengen. Natuurlijk krijgt men dan de gek ste verhoudingen, waar al die verschillende woorden in voorkomen. Ieder moet dus al de gekozen woorden goed weten, en een woord dat gebruikt is mag er niet weer in voorkomen, zoodat niemand tweemaal het verhaal kan vervolgen. Als men vlug bij t hooren van zijn woord doorgaat met ver tellen (het moet natuurlijk één verhaal zijn) dan is dit, hoe dwaas ook, toch een spel waar men goed bij op moet letten, en veel gevatheid toonen kan. Dit is een aardig vroolijk spel dat geloof ik in ons land nog weinig bekend is. Er wordt op 'n ruim stuk grond een tamelijk groot gat in den grond gemaakt, en in een kring er om heen (op een afstand van zoo wat 3 M.) op één na zooveel kleinere ga ten als er medespelers zijn; Ieder der spe lers houdt een stok in den middelsten kuil, en als een van allen één, twee, drie, ge roepen heeft, moet hij vlug zijn stok in een der kleinere kuilen steken. Natuurlijk blijft ser dan één over, omdat er een kuil te weinig is. Die overblijvende moet dan pro- beeren den bal in den grooten kuil te slaan, niet met de voeten, rnaar alleen met den stok wat door al de overigen verhinderd wordt, doordat zij met hun stokken den bal weer terug slaan, waarbij zij echter allen in een kring bij hun kuil blijven staan. Zoodra de bal in de middel ste kuil is, moeten al de overigen van plaats ^veranderen, en dat oogenblik neemt de drijver waar om nu ziin stok in een van de kleine gaten te steken, waardoor dan een ander weer over blijft en op zijn beurt drijver wordt Aan dit dwaze spel kunnen zooveel kin deren deelnemen als men wil. Ieder kiest een woord, hoe ongewoner hoe beter, b.v. men kiest: oiifantsnuit, turfmolm, kantoor klerk, inmaakbus, maskerade, enz. Als ie der kind een woord heeft moet één begin nen te vertellen, en zoodra in het verhaal één van de woorden voorkomt, moet de- geen, die dat woord koos. het verhaal ver- IN DE AARDRIJKSKUNDE-LES. „De hoofdstad van Hongarije is dus....?" vraagt de onderwijzer. Een van de kindenen: '„Buda-Pestl" Onderwijzer. „Buda ligt op de....?" 't Kind. „Westzijde van de Donau." Onderwijzer. „Hoe wordt het verbonden met Pest dat aan de andere zijde ligt?" Leerling, zonder aarzelen: „Met een streepje, meneer." EEN VOORWAARDE. Chef „Uw getuigschriften zijn voldoende; maar de vraag is kunt u met Franschen, Engelschen en Italianen vloeiend spreken?" Reiziger „Waarom niet, als ze Hol- landsch verstaan KWAAD GEWETEN. De storm heeft in den tuin een grooten boom ontworteld. Kleine Piet staat er bij me* een allerbenauwdst gezicht. „Wat is er, Piet vraagt zijn oom. „O," antwoordde Piet, „nu zullen ze thuis wel weer zeggen, dat ik dien boom heb uitge trokken VERSCHRIKKELIJK. Een winkelier onderwijst zijn winkeljuf frouw, dat zij een praatje moet houden met de klanten, b.v. als iemand zijde kunt koopen een gesprek over zijdewormen en vertellen dat er een groote sterfte is geweest onder de Zijdewormen en dat daarom de zijde zoo duut is. Den volgenden dag komt een dame dec winkel binnen om lint te koopen, doch ze vindt het verlangde lint te duur. „Maar, mevrouw, hoe kan het anders na die groote sterfte onder de lintwormen," antwoordde de winkeljuffrouw met ontróe renden ernst. EEN SLIMMERD. „Mina, de eieren zijn te hard gekookt, er is toch een klok'in de keuken?" „Ja mevrouw, maar ik kan er niet op ver trouwen, zij is een kwartier voor." GOED BESTEED Een oude heer zag tot zijn spijt een klein jongetje op straat een sigaret rooken. Hij ging naar het ventje toe en beloofde hem een dubbeltje, als hij de sigaret weggooide. Kort daarna kwam hij 't kind weer rooken- de tegen. „Wat is dat nou zei hij. „Heb ik je geen dubbeltje gegeven om die leelijke sigaret weg te gooien „Ja, meneer," antwoordde de jongen. „En ik heb er betere voor gekocht." HET GOEDE GEWEER. Boer (die bij een uitdrager 'n ganzenroer gekocht heeft) „Zeg, hier heb je de spuit terug, is me dat een geweer 1 De loop is zoo krom als een hoepel Uitdrager „Wat blief je de loop krom dan krijg ik er nog 'n rijksdaalder bij, bui tenmannetje, want dan heb ik je een geweer gegeven, waarmee je om een hoek kunt schieten." ACROBATIEK. Sergeant„Geeft acht. Til je linkerbeen op en steek, 't recht vooruit." Een milicien vergiste zich en stak z'n rech terbeen booruit. Zoo kwam dat been tamelijk dicht bij het linkerbeen van zijn rechter» buurman. De sergeant ziet 't en roept nijdig „Welke stommeling steekt daar nou alle' twee z'n beenen vooruit?" ZIJN SCHADE INHALEN. Grootmama: „Waarom wil, jij nou met' alle geweld het grootste stuk taart hebben, Jantje ik zou toch meenen, dat je oudere broertje er meer recht op heeft dan jij." Jantje „Da's niet, want hij heeft al twee jaar taart gegeten, vóór ik geboren was." DAT HAD HIJ NIET GEZEGD. Janus (dreigend) „Heb jij tegen Piet ge zegd, dat ik de grootste voeten van de we reld heb Kees „Dat heb ik niet gezegd ik zei alleen maar als jij je schoenen uittrok, dan was je al half uitgekleed^ l"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5