Binrtenlandsch Nieuws.
AMSTERDAMSCHE KOUT.
De Paardedeken,
wm
m
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Tweede Blad Zaterdag 21 Februari 1925
De actie tegen de winkelsluiting
te Amsterdam.
VERKEER EN POSTERIJEN
De dienstregeling der Spoor
wegen.
De Tweede Kamerverkiezingen.
LUCHTVERKEER.
Noodlanding aan de Duitsche
grens.
Een vliegveld in Overijsel.
UIT ONZE OOST
Een springlevende vermoorde.
FINANCIËN.
Leeningen voor Roemenië.
HANDEL EN NIJVERHEID.
Reclame-plaat Nederl. Jaarbeurs
De lange wortel.
X
D: ijfbal.
Gezelschapsspelletje.
Ul't den Moppentrommel.
Winkels toe!
't Is nog niet zoo heel lang geleden dat de
heer Vliegen, de bekende sociaal-democraat,
In den Amsterdamschen gemeenteraad ver
klaarde: „Wij hebben gelukkig een verorde
ning op de winkelsluiting en er is hier geen
mensch meer, die deze zou willen zien ver
dwijnen." Onmiddellijk na deze verklaring,
waarom men zou kunnen lachen, hebben wij
op de absurditeit gev/ezen. Men moet de
kwestie zuiver stellen, 't Ging er niet om wat
de heer V. en ik die in deze absolute
antipoden zijn wenschen en graag zouden
willen dat waar was, doch om wat i s. En
wij voegden er aan toe de verklaring van
den heer V. is er vlak naast in strijd met
de waarheid.
De toekomst heeft ons schitterend in 't ge
lijk gesteld. De actie tegen de winkelsluiting
gevoerd door een groep winkeliers, met
terdaad gesteund door een groot deel van
en moreel door vrijwel het geheele publiek
gaf ons de bekende „uitzonderingswet
ten" waarbij als proef een willekeurig getal
kleinhandelaars in bepaalde consumptie
artikelen tot één uur 's nachts hun winkel
mochten openhouden. Na het half jaar werd
die gunst die volgens andersdenkenden
een natuurlijk recht was weer ingetrok
ken en als gevolg daarvan ging men over
tot openlijk verzet, liet zich bekeuren en
wordt nu tijdens een soort wapenstilstand,
waartoe zelfs een tweetal kantonrechters
hun medewerking verleenden, een actie ge
voerd voor een vernietiging door de Kroon
van het schadr#-besluit. Als argument wordt
daarbij door de voorstanders van deur-toe
aangevoerd, dat de Kroon zich wel twee
maal zal bedenken, voor zij de autonomie
der gemeenten aantast. Maar aan de aange
taste autonomie van de burgers-zelve, aan
genomen dat dit zou geschieden door een
meerderheid contra een minderheid, denkt
niemand.
Hoewel zulks thans niet is te bewijzen,
ben ik persoonlijk overtuigd, dat wanneer
het thans mogelijk ware door een volksstem
ming op dit punt uitspraak te doen, de ver
ordening het schitterend zou afleggen.
Het is ik verklaar dit eerlijk bij voor
baat ondoenlijk over dit onderwerp on
partijdig te schijnen. Schrijver dezes heeft,
zonder ook maar eenigszins direct financieel
belanghebbende Ie zijn (belanghebbende is
ieder) van den beginne af den sluitingsdwang
(zooals onze terminologie luidt) met kracht
bestreden. Ik zag er in een onding, een aan
slag op onze persoonlijke vrijheid, een on-
duldbaren dwang, den doodsteek voor het
gezellige en ver buiten onze grenzen een-
naal-vermaarde avondleven, een onbereken
bare schade voor zakenmenschen op allerlei
gebied, den doodsvijand van elk streven tot
bevordering van het vreemdelingenverkeer,
jen ten gronde richten en broodeloos maken
van verschillende winkeliers, een lastpost
en noodeloos onaangenaam zijn en vaak op
kosten jagen van de geheele burgerij, waar
tegen alleen siond een mogelijk voordeel
voor met groot personeel werkende firma's.
De kwestie is weer „gloeiend." Het Fran
sche brülant is er nog te zwak voor. Het is
zelfs zoo als men ze met een stuk papier
maar een ondeelbaar oogenblik aanraakt,
staat dit in lichte laaien.
De cardinale fout, die vrijwel in alle be
schouwingen pro en contra wordt gemaakt
is. dat alleen wordt gewezen op persoonlijke
directe belangen. Vergeten wordt totaal sfat
in een goed-geordende maatschappij nooit
alleen en uitsluitend op eigen maar in de
eerste plaats op het algemeen belang moet
worden gelet. Duidelijker en juister omschre
ven: dat ieder het recht heeft om voor zijn
eigen belang te strijden, doch dat de ge-
j meenschap (waarvan de overheid de uitvoe-
rende dienaresse is), alleen behartigen mag
de algemeene belangen, slechts bij uitzon
dering de particuliere beladen die wat te
genstrijdig kunnen zijn aan die van anderen),
en tenslotte heeft te waken dat een boven
liggende partij ten eigen voordeele geen mis
bruik of zelfs gebruik maakt van haar macht
op de onderliggende. Zeer terecht werd door
een Ambten, O. M. bij het Kantongerecht
opgemerkt dat de wetten en verordeningen
moeten worden geëerbiedigd en dat, waar
hier algemeen kies- en stemrecht bestaat
elke gemeente den Raad en de verordenin
gen heeft die ze verdient. Dat is logica van
het zuiverste water en hét sarcasme schiet
daartusschen door gloeiende pijlen af van
1 het Kleine Gartmanpjantsoen tot ver over
het Prinsenhof.
In dit artikel, dat ik aan dit nu zoo ac-
tueele vraagstuk waarin heel het land be-
lang stelt wijd, is het mij een genoegen er
j den nadruk op te kunnen leggen, dat waar
ontegenzeggeliik velen der het meest de
aandacht trekkende personen alleen en uit
sluitend vechten voor eiken portemonnaie of
zoo men wil voor het brood van hen en hun
gezin, de heer Levvson, de voorzitter der
vereeniging „Het Vrije Winkelbedrijf", met
wien ik meermalen het vraagstuk ernstig
besprak, een broodb-kker in de Blasius-
straat, dus iemand wiens „brood" heelemaal
niet staat of valt met den laten-avondver-
koop en die bij sluitingsdwang of vrij win
kelbedrijf en dito bezoek precies evenveel
belang (en dus niet meer heeftl dan ik of
welk ander inwoner onzer Amstelstad ook.
Toen in het begin van den oorlogstijd de
loop der debatten in den Raad ons op de
mogelijkheid en zelfs de waarschijnlijkheid
j moest wijzen, dat het gedaan was met de
j wereldbefaamde late avond-gezelligheid
der Groot-Mokumsche winkelstraten, ge-
i loofde wel niemand, dat het kón. 't Leek
zoo onwezenlijk. Doch tegen alle verwachting
in werd het voorstel aangenomen, voor
namelijk onder voorgeven den bedienden
een korteren arbeidsdag te verzekeren.
Toen het te laat was, werd Amsterdam
wakker. Men begreep dat in de eerste
plaats een concessie gedaan was aan de
groote winkeliers, ten koste van bepaalde
kleine winkeliers, van de burgerij en de
algemezne welvaart. Ware het uitsluitend te
doen geweest om de werknemers in dit be-
driif te beschermen, men had het met betere
1 middelen kunnen doten, evenals in andere
vakiten, zonder sluitingsdwang. Enfin, toen
de verordening er door was, was Amster
dam in last. 3r werden protest-meetings ge
houden en een deel der „beschermde" win
keliers dreigde met toch openhouden, 't Zijn
er echter maar enkelen geweest die 't lang
hebben volgehouden.
Men moet niet over 't hoofd zien, dat- we
tijdens de invoering der verrodening in een
zeer abnormalen tijd leefden. De menschen
hadden 't toen heel goed of heel slecht. De
winkelstand maakte over 't algemeen zeer
goede zaken. Ze ziin de moppen daarover
nog niet vergeten: het publiek was blij als
hat in een winkel bediend werd. En als on
middellijk gevolg van dien abnormalen toe
stand, waren vele winkeliers met een korten
arbeidsdag best tevreden. Zij verdienden nu
tot 8 uur wel meer dan anders tot 11 en
wilden nu graag van het leven genieten.
Ook voor de burgerij was het ongerief in
zeker opzicht minder groot dan anders.
Immers een groot deel der in de late
avonduren gekochte artikelen bestaat uit
luxe consumptieartikelen (fijne vleesch-
waren, visch, gebak). Welnu, zij die door
den oorlog in de armoede werden gedom
peld, konden aan geen luxe denken en de
tallooze kleine O. W.'ers (om van de groote
maar niet te spreken) gingen in de café's
soupeeren. Over het verdere verloop van
den strijd tusschen winkels toe of winkels
open, vertel ik in" mijn volgenden Amst. Kooit.
H. HENNING Jr.
De straat waar het Kantongerecht
staat.
Men schrijft ons uit Amsterdam:
Zooals men zich zal herinneren, hadden
de winkeliers, die van den avondverkoop
moeten bestaan en actie voeren tegen de
verplichte winkelsluiting, besloten hun ac
tie, wat betreft het openhouden van hun
winkels na 8 uur, voorloopig 14 dagen stop
te zetten. Dit besluit werd genomen, toen
de talrijke overtredingen wegens het ver-
koopen na 8 uur voor het kantongerecht
behandeld werden.
De 14 dagen waren heden voorbij en
daarom had het bestuur van de Amsterd.
Winkeliersvereeniging Donderdagavond haar
leden ter vergadering geroepen om te be
spreken, wat thans gedaan moet worden.
De Voorzitter, de heer Levisson, gaf een
overzicht van de resultaten van de actie,
in de afgeloopen week gevoerd tegen de
winkeliers, die vóór de winkelsluiting wa
ren, maar toch clandestien 's avonds ver-
koopen. Spr, schetste de tegenstelling van
de winkeliers, die door den nood gedwon
gen worden open te houden en de win
keliers, die geijverd hadden de verplichte
winkelsluiting voor allen er door te krij
gen, maar nu in 't geheim verkoopen. Spr.
kwam juist terug uit Den Haag, waar hij
een onderhoud had gehad met vooraan
staande autoriteiten van de ministerie s van
Buitenlandsche Zaken en Arbeid, Daar was
hen geadviseerd, de leden van den Amster
damschen gemeenteraad zoo krachtig moge
lijk individueel te bewerken, ten einde hen
over te halen het op te nemen voor de win
keliers, die van den avondverkoop moeten
bestaan. Spr. had de verzekering gekregen,
dat, als de gemeenteraad eenmaal de zaak
van de gedupeerde winkeliers voorstaat, van
hoogerhand een oplossing gevonden zal wor
den. Spr. verwachtte daarom van de aan
wezige winkeliers dat zij willen deelnemen
aan het „bewerken" van de gemeenteraads
leden. Dit za! niet op demonstratieve wijze
moeten geschieden. De winkeliers zullen
zich in verschillende groepjes moeten ver-
deelen, die ieder een afgevaardigde zullen
kiezen, die den gemeenteraadsleden de
nooden der gedupeerde winkeliers onder
de oogen zullen brengen. Spr. was ervan
overtuigd, dat er verandering in den toe
stand zal komen. Of alles zal na achten ge
sloten moeten worden, maar dan ook café s
en theater's, of hun die van den avondver
koop moeten bestaan, zal weer toegestaan
worden 's avonds open te houden.
De vergadering werd hierna huishoudeihk.
Naar de heer Levisson nog mededeelde
zal het bestuur van de Amst. Winkeliers
vereeniging het standpunt blijven innemen,
dat de wettelijke weg bewan'Vd moet wor
den. Er zullen echter winkT'ers ziin, die
noodgedwongen open moeten houden. Het
bestuur zal dan echter adviseeren. dat al
leen zij openhouden, die er door den nood
toe gedwongen worden en dit met hun boe
ken kunnen aantoonen, opdat zij overmacht
kunnen bewijzen.
De afdeeling voor spoorwegbouw en spoor
wegexploitatie van het Kon. Instiuut van In
genieurs heeft onder lei^ng van ir. E. C. W.
van Dijk te Utrecht een ledenvergadering ge
houden.
In de eerste plaats heeft het lid prof ir. F.
Westendorp een lezing gehouden over het
onderwerp: Een nieuw tijdperk van stoom-
tractie.
-Spr. concludeerde dat voor de hoofdspoor-
l wegen in het algemeen en afgezien van bij-
i zondere omstandigheden de locomotief het
aangewezen trekmiddel is. Het on"ermoeide
streven om de locomotief tot verdere vol
making te brengen verdient dan ook alle
waardeering.
In de tweede plaats heeft het lid W. Rau-
i wenhoff beschouwingen gegeven over de sa-
menstliing van de dienstregeling der Neder-
landsche Spoorwegen
I Eerst worden de internationale treinen
vastgestld op een conferentie, waar bijna
alle landen van Europa vertegenwoordigd
zijn.
Wanneer de internationale treinen, waar
van de loop ook niet meer eenzijdig gewij
zigd kan worden, eenmaal vastgelegd zijn,
wordt overgegaan tot het bepalen van den
meest gewenschten loop der nationale trei
nen. Ook hier geldt dat elke trein zijn wor
dingsgeschiedenis heeft en dat men niet zon
der ernstige klachten in het leven te roepen
in eens een trein, die jaren'lang volgens een
zelfde dienstregeling geloopen heeft, een
hiervan afwijkenden loop kan geven.
Spreker gaf de hoofdoorzaken aan, waar
om niet aan alle billijke wenschen in zake de
dienstregeling der treinen voldaan kah wor
den. Het is voor de directie der spoorwegen
ook menigmaal moeilijk om vast te stellen,
of het voldoen aan een wensch betreffende
dienstregelingwijziging werkelijk in het be
lang van het algemeen verkeer is. Zoo dik
wijls bemerkt men, dat een wijziging, aan
gebracht op verzoek van vele belanghebben
den, achteraf blijkt voor nog veel meer an
dere reizigers een verslechtering van de
dienstregeling te zijn geweest.
Een nadeelige omstandigheid van groot be-
lang voor het maken van een goede dienst-
regeling is het feit, dat tegenwoordig de in-
j richting van bijna alle groote stations en ook
wel van kleinere niet meer voor de eischen
j van het verkeer berekend zijn, terwijl ook
verschillende enlcélsporige baanvakken reeds
geruimen tijd van dubbel spoor voorzien had
den moeten zijn. Ook zijn er, vooral in de
nabijheid vpn belangrijke aansluitingsstations
verschillende baanvakken, waar een Vierspo-
rige baan uiterst gewenscht zou zijn.
De oorlog is hieraan schuldig.
Door tal van hulpmiddelen tracht men zoo
veel mogelijk aan deze bezwaren tegemoet te
komen, maar ook dat brengt weder nieuwe
bezwaren mede. Een eenmaal met vertraging
I loopende trein brengt vaak op het verdere
parcours, door kruisingen op enkel spoor,
I door noodwendige korte overgangen op aan
sluitende treinen en door tal van andere oor
zaken, telkens andere in vertraging, zoodat
het geen zeldzaamheid is, dat een vertraging
in Nieuwe Schans of Winschoten ontstaan
zich voortplant tot Maastricht of Roozen-
idaal.
Een andere reden van vertraging is gele
gen in het vervoer der goederen, dat met de
treinen geschieden moet. Behalve de bagage.
die met reizigerstreinen vervoerd moet Wor
den, bestaat er, vooral in ons land, een groot
vervoer van bederfelijke waren, als melk,
gist, visch, enz., dat als regel niet met goe
derentreinen kan geschieden. Daardoor moe
ten personentreinen vaak langere oponthou- j
den op de stations bebben, dan voor een
vlotten doorvoer gewenscht is. Op drukke
baanvakken komt men aan dit euvel tege
moet door het laten loopen van afzonderlijke
zaken, telkens andere In verraging, zoodat
vakken is een dergelijke maatregel econo
misch niet mogelijk.
Het aanbrengen van wijzigingen in de
dienstregelingen der treinen brengt als regel
ook veel meer bezwaren mede dan de rei
zigers vermoeden kunnen.
Wat betreft het vraagstuk van het al dan
niet
behouden van den zomertijd
stelt spr. op den voorgrond, dat het voor de
spoorwegen van geen bijzonder belang is,
welke tijdsregeling aangendmen wordt, mits
de regeling maar geheel gelijk is aan die van
de naburige landen. Heeft men in Duitsch-
land geen zomertijd, maar in Nederland wel,
dan moet de dienstregeling der treinen aan
sluitende op de Duitsche treinen, gewijzigd
worden bij het begin en bij het einde van
den zomertijd hier ie lande. Anders zou de
aansluiting van de Duitsche op de Holland-
sche treinen verloren gaan en in omgekeerde
richtingen de reizigers onnoodig een uur lan-
1 ger op de grens moeten vertoeven. Ook ver-
j gete men niet, dat wijziging dezer treinen
ook wijziging van tal van andere treinen
I medebrengt.
j De z.g. Tijdcommissie heeft voorgesteld,
voor wintertijd den tijd van Greenwich en
voor zomertijd den Midden-Europeeschen
tijd aan te nemen, maar dezen zomertijd niet
evenals in België, Frankrijk en Engeland, op
den eersten Zaterdag in April in te voeren,
doch 2 of 3 weken later. Volgens dit voor
stel zou voor deze enkele weken een nieu
we dienstregeling gemaakt moeten worden
en daar dit technisch vrijwel onmogelijk ^s,
zal het gevolg zijn, dat gedurende die we
ken in April de verbindingen met België en
Frankrijk in een richting verbroken moeten
worden en in de andere richting 'eizigers een
uur te lang aan de grens moeten vertoeven.
Welk een ongemak en nadeel dit voor het
groot aantal reizigers van en naar die Jan
den beteekent, zal zeker niet nader aange
toond dienen te worden.
De R.K. Kiesvereeniging te Egmond-Bin-
nen (kieskring Helder) stelde candidaat Ch.
i v. d. Bilt, Mevr. B'onsveld-Vitringa, J.
Groen en Mr. Leesberg,
Woensdagmiddag is bij Bf-ntheim het
vliegtuig D. 353 van de Aero-T 1 )yd, onder
weg van Beilijn naar Amsterdam, met be
halve de piloot een tweetal passagiers aan
boord, tengevolge van het slechte weder
neergedaald.
Op iiiitiatiaf van den mi::ister van Water
taal had te Den Haag een vergadering 11 ats
van verschillende burgemeesters en andere
vertegenwoordigers van Overijselsche ge
meenten. O.m. was aanwezig het lid van Ged.
Staten de heer baron van Voorst tot Voorst.
Besloten wterd, dat Ged. Staten van Over
ijsel een commissie zullen aanwijzen, die van
advies zal dienen omtrent de totstandkoming
van het vliegveld in Overijsel.
Ongeveer twee jaar geleden werd in een
binnenplaats van Midden-Java een inlander
tot een zware straf veroordeeld wegens moord.
Men kan zich de verbazing voorstellen van
rechter, landraad en publiek, aldus „Het
Noorden", toen eenige weken geleden, de
vermoorde springlevend uit Deli te voorschijn
kwam, in welke plaats hij 1 '/2 jaar had geze
ten als contractant.
De gestrafte, die uit de gevangenis werd
ontslagen, was blijkbaar het slachtoffer van
tegen hem gespannen desa-intriges, tenge
volge waarvan door getuigen allerlei valsche
verklaringen onder eede moeten zijn afge
legd, ook wat de identiteit van het lijk aan
gaat.
Dr. D. J. Hulshoff Pol, voorzitter van „El- i
fectenbescherming" schrijft ons
Door ons werd er in de dagbladen de aan
dacht op gevestigd, dat Roemenie geld be
hoeft en vermoedelijk ook wel pogingen aan
zal wenden, om Nederland in zijn economi
sche ontwikkeling te betrekken.
Voordien had echter in de dagbladen een
mededeeling van het Roemeensche Consulaat
generaal gestaan, dat dit land van plan was zijn
geconsolideerde schulden af te lossen. In ver
band met de zeer gedeprecieerde waarde
van het Roemeensche geld, zal dit vrijwel ge
lijk staan met aflossing in waardeloos papier
geld en tee kende ik daartegen verzet aan. De
hoop werd daarbij uitgesproken dat onze
Ministers van Buitenlandsche Zaken en Fi
nanciën een noteering van nieuwe Roemeen-"
sche leeningen ter beurze niet zouden toela
ten, voor dat Roemenië zich met den Neder-
landschen crediteur had verstaan.
De Roemeensche gezant tee kende in zijn
aan mij gericht schrijven, protest aan tegen
het ingezonden stuk daar toch zijn regeering
steeds de renten der obligaties behoorlijk in
Fransche francs betaalde, waartoe het zich
verplicht had. In ons antwoord werd er op
gewezen, dat geheel daargelaten of het billijk
is dat de rente van vóóroorlogsschulden aan
gegaan tegen goudwaarde, nu betaald worden
in gedeprecieerde Fransche francs, mijn in
gezonden stuk zich richtte tegen eventueele
aflossing der v'óór-oorlogsschulden in vrijwel
waardeloos Roemeensch geld.
Wij stelden den Roemeenschen gezant dan
ook het volgende voor
a. De aflossing der vóór-oorlogsschulden
en die welke Roemenië als successiestaat van
het voormalige Oostenrijk-Hongarije heeft
moeten overnemen, wordt opgeschort tot Roe
menië in financieel betere condities verkeert.
b. Van de renten zoowel der vóór-oorlogs
schulden als van het aan Roemenië toegewe
zen gedeelte der Oostenrijks-Hongaarsche
schulden, wordt in overleg met Nederland-
sche Crediteuren een betalingspercentage
(Aufwerting) vastgesteld. De vaststelling
geldt telkens voorliet langer dan 35 jaren.
c. Het niet-betaalde gedeelte der rente
sub b. wordt geconsolideerd en betaald in
obligo's eener nieuwe 7 goudleening.
d. De Roemeensche Regeering zal er voor
zorgen dat particuliere ondernemingen hun
renten en aflossing aan Nederlanders, zoowel
van vóór- als na-oorlogsleeningen, betalen
in pariteit waarin deze zijn aangegaan, ten
zij een andere regeling met crediteuren
wordt getroffen (Aufwertung.)
Mocht de Roemeensche Regeering op
bovengenoemde grondslagen de financieele
schulden met den Nederlandschen belegger
willen regelen, dan kan er, naar onze op
vatting, geen een reden zijn, waarom ons
land geen deel zal nemen aan de economische
ontwikkeling van Roemenië.
Wij ontvingen voor de 12de Nederlandsche
Jaarbeurs een reclameplaat, uitgevoerd naar
een ontwerp van den kunstschilder H. Ver-
stijnen, sals affiche door de.Nederlandsche
Rotogravure Maatschappij te Leiden.
Barbier Kortüm dat was de knapste man
Uit 't dorp, 't was er zoo een, die alles kan.
Wie kiespijn had, dien trok hij tanden uit
den mond,
Wie anders wat mankeerde, maakte hij
gezond.
Voor 't venster stond hij nu en keek de
straat eens in,
Maar spijtig, want vandaag was niets hem
naar den zin.
Daar kwam de straat af, en rechttoe naar
zijn huis
't Dikke boertje Kristiaan Muis.
Maar, wat ziet hij er uil! Ingepakt zijn kop
Heel in een grooten doek. De slippen,
bovenop
Geknoopt, die wijzen ieder naar een kant.
Zijn wangen grijpt hij, nu met d'een, dan
d'andere hand.
t,Zoo," denkt Kortüm, '„vandaag kom jij
me best van pas,
Maar 't is de vraag, of 't ook voor jou
een voordeel was
Nu hier te komen: laatst bedroog je mij
nog met de boter,
Dat ben ik niet vergeten, hoor, dat maakt
je straf nog grooter".
Nu komt Muis binhen. „Och, barbier, het
doet zoo'n zeer,
Trek hem er uit, 'k verdraag het zóó niet
meer."
„Tc Zal je wel helpen, vriend, 't is goed
je bij mij komt geloopen.
■5a zitten zoo zet nu den mond eens
als een hooischuur open."
De schuurdeur opent zich, de barbier kijkt
er in.
„Nou," zegt hij, ,,'t ziet er leelijk uit daar
binnenin.
Die daar moet weg, die moet er uit in
elk geval."
„Doet het erg pijn, barbier?" „Pijn,
welnee, niemendal.
Kijk eens, dit touwtje bind ik om den tand.
Kom nu eens hier, neen hier, aan dezen kant
Van 't raam, ik moet het touw daar aan
dien knop vastbinden.
Hang nu uit 't raam of je op straat .en
cent moest vinden.
En houdt je nu maar stil." Intusschen haalt
Xortüm iets uit een doosje een lange
naald
En daarmee prikt hij nu, och lieve tijd!
ven armen Muis diep in het dikste van
zijn kuit.
„Au au!" roept die, en als een haas zoo
vlug
Springt hij een heel eind in de kamer nu
terug.
Uit vliegt de kies, hij grijpt met d'eene
hand naar 't been,
Met d'andere naar de plaats vanwaar de
kies verdween.
„Dom ben ik niet, barbier," roep hij,
„maar 'k dacht nooit, dat
Zoo'n oude kies zoo'n lange wortel had."
door JOH. VAN DEN HOEK.
Er was eens, heel lang geleden, een rijk
man die met zijn vrouw en zijn zoon zijn
vaderland verliet, omdat hij in tweedracht
leefde met de machtigsten van het rijk. Hij
vestigde zich in de hoofdstad van zijn nieuwe
vaderland. De koning van dat land hoorde
van zijn grooten rijkdom en verbond hem
aan zijn hof. In enkele jaren was hij overal
gekend en geacht en in den handel vermeer
derde hij nog zijn schatten.
Zijn geluk echter was van' korten duur,
want juist toen hij het hoogte punt van zijn
geluk dacht bereikt te hebben, ontviel hem
zijn vrouw. Zij liet hem alleen met zijn zoon
achter. Deze treurde met zijn vader over het
smartelijk verlies. Op zekeren dag zeide de
vader
„Mijn zoon, wil niet treuren. Niemand
kan aan den dood ontkomen en wij hebben
daarin te berusten. Ook ik ben reeds oud.
lederen dag kan ik sterven. Ik wil niet, dat
je onverzorgd en zonder vrienden achter
blijft in deze stad waar wij ondanks alles
toch vreemdelingen zijn gebleven. Zoek een
echtgenoote, opdat ik rustig sterven kan."
In dezelfde stad woonden drie vermaarde
ridders. Ze waren beroemd om hun bekwaam
heid in den wapenhandel. Toch hadden zij
hun moed "r.teerd Hun landgoederen, hun
akkers, hun bosschen, hun kasteelen, ja,
zelfs hun wapenrustingen hadden zij ver
dobbeld. De oudste van deze drie ridifers,
die broeders waren, had een dochter waar
mede hij sinds den dood zijner vrouw, het
huis bewoonde, dat tegenover dat van den
rijken koopman gelegen was. Het was een
rijkeVoning, maar ook deze moest de ridder
verlaten omdat hij haar had verdobbeld.
VAN DE STRAAT
Oude juffrouw- „Foei, ondeugende jon
gen! Weet je niet, dat je je vijanden moet
liefhebben?"
Straatjochie: „Vijanden? Maar hij is juist
een vrind van me!"
De koopman ging naar den ridder en vroeg
diens dochter voor zijn zoon ten huwelijk.
De ridder riep zijn beide broers en overlegde
met hen wat hen te doen stond. De drie dob
belaars wilden weten welk fortui i de koop
man aan zijn zoon dacht na te laten. De koop
man zeide
„Met mijn handel heb ik ongeveer twee
millioen op eerlijke wijze verdiend. Een daar
van geef ik aan mijn zoon."
„Mijnheer," zeiden de anderen, „daarmee
kunnen wij ons niet tevreden stellen. Het an
dere millioen kan door tegenslag in zaken
of op verschillende andere manieren verloren
gaan. Wij kunnen uw voorwaarde niet aan
nemen
„En wat verlangt u dan
„Wij moeten beslist eischen dat u aan uw
zoon alles geeft wat u bezit. Doet u dat, dan
kan het huwelijk plaats vinden en anders
niet
De rijke koopman dacht lang na over deze
voorwaarde. Het vertrouwen in zijn zoon
overwon. Eindelijk zeide hij tot de ridders
„Mijne heeren, wanneer mijn Zoon in het
huwelijk treedt met de dochter van uw oud
sten broer, zal ik hem alles geven wat ik be
zit, zonder iets voor mij zeiven over te hou
den."
Hij liet dan een rekening opmaken van
alles wat hij bezat en gaf dit aan zijn zoon.
Hij hield niet zooveel voor zich over dat hij
een brood zou kunnen koopen wanneer zijn
zoon het hem niet gaf. De ridder was hier
mede tevreden en kort daarop trad zijn doch
ter in het huwelijk met den zoon van den
rijken koopman.
Het jonge echtpaar ging wonen in een
groot kasteel en de vader van den bruidegom
woonde bij hen in. Een jaar na het huwelijk
werd hun zoon geboren, dien ze Aldarik
noemden. Men leefde in vrede.
Er verliepen twaalf jaren. Aldarik groeide
voorspoedig op en ofschoon hij nog betrekke
lijk jong was, begon hij toch te begrijpen wat
zijn grootvader voor zijn vader had gedaan
om dezen in staat te stellen met zijn moeder
te trouwen. De geschiedenis was hem dik
wijls verteld. Aldarik hield daarom des te
meer van zijn onbaatzuchtigen grootvader.
De oude man was een grijsaard geworden.
Hij kan zich nog slechts moeilijk met een
stokje voortbewegen. Hij werd zijn kinderen
tot last. Voocal de vrouw van zijn zoon duldde
hem niet. Op zekeren dag zeide zij tot haar
echtgenoot
„Zend je vader weg, het huis uitIk zal
niet eten of drinken voor hij ons verlaten
heeft. Ik wil hem niet meer zien
„Ik zal doen wat je verlangt," zeide de ont
aarde zoon voor wien zijn vader alles had
opgeofferd. Hij vreesde zijn trotsche en hard
vochtige vrouw.
Hij ging naar den ouden man en zeide
hem
„Vader, u moet heengaan. Wij hebben u
nu twaalf jaren lang te eten en te drinken ge
geven en u in ons kasteel laten wonen. Het
wordt tijd dat u zich elders een woonplaats
zoekt."
Toen de grijsaard dat hoorde, begon hij te
weenen en hij betreurde het vertrouwen dat
hij in zijn zoon had gesteld. Hij klaagde
„Mijn zoon, ben jij het, die mij dat zegt
Ach, laat mij hier toch blijven. Ik ben met
weinig tevreden- Ik vraag om geen vuur, om
geen bed, om geen weelderige vertrekken.
Geef mij slechts een handvol stroo in een of
anderen vergeten hoek en dagelijks een korst
brood. Ik zal niet lang meer leven en je mag
mij zoo niet verstooten. Ach geef mij wat ik
vraag als een kleine aflossing van hetgeen je
aan mij bent verplicht."
„Vader, het spijt mij, maar alles is nutte
loos. Wanneer u nog langer hier blijft zal
mijn vrouw het verstand verliezen."
„En waarheen wi je dat ik ga? Ik bezit
ni»-
„Ga naar de hoofdstad tei ug. Er zijn er zoo-
velen, die daar hun geluk zoeken en vinden.
Misschien zullen uw vroegere vrienden u her
kennen en onderdak verschaffen 1"
„Denk je dat iemand mij zal herbergen
wanneer mijn eigen zoon mij verstoot
„Geloof me, vader, ik kan niet anders han
delen. Ik ben weliswaar degene die u dit mede
deelt, maar u weet zelf, dat het niet mijn ei
gen meening is die ik uitspreek."
„Vaarwel dan, mijn zoon Ik zal gaan
omdat jij het wilt, maar geef mij tenminste
iets om mijn lichaam te bedekken. Mijn
kleeren zijn dun en half versleten. Ik vrees
van koude te zullen sterven."
„Ik niets!"
„Mi,„ zoon, ik beef van koude. Geef mij
tenminste een der dekens, waarmede je je
paarden bedekt."
De jonge man huiverde voor zijn eigen
wreedheid en kon aan dit verzoek niet weer
staan. Hij riep Aldarik en zeide
„Ga naar den stal en geef je grootvader
een der dekens van den zwarten hengst
De jongen zeide „Grootvader, gaat u met
mij mee De grijsaard volgde gelaten. In
den stal gekomen, zoekt Aldarik een der
mooiste dekens uit, vouwde dien dubbel en
sneed hem met een mes doormidden.
„Aldarik," vroeg de oude man, „waarom
snijd je dien deken doormidden Je vader
had hem mij heelemaal gegeven Je bent nop
wreeder dan hij. Ik zal het hem gaan zeggen."
„Gaat u maar gerust I" zeide het kind. „Ik
geef u niet njeer dan de helft."
De grijsaard ging naar zijn zoon terug. Hij
zeide
„Je bevelen worden slechts uitgevoerd.
Je moet je zoon bestraffen want hij gehoor
zaamt je niet. Daar houdt hij me bijvoorbeeld
de helft achter van den deken dien je mij
heelemaal hadt gegeven."
„Aldarik 1" zeide de vader, „geef den heelen
deken 1"
„Dat doe ik niet antwoordde het kind.
Er zal een dag komen, dat u ook oud is en
ik u uit huis moet jagen. Wat zou ik u dan
geven Ik behoud de helft van den deken,
en u kan die krijgen wanneer ik u verstoot. Ik
zal mijn vader niet minder geven, dan mijn
groc tvader."
Toen de vader dat hoorde, was hij diep be
schaamd. Hij dacht na en viel plotseling op
zijn knieën voor den grijsaard.
„Vader riep hij uit, „blijf hier 1 Het was
ontaard van mij om dat te zeggen, doch Al
darik heeft mij doen inzien wat ik misdeed en
ik zal weten te boeten .Van nu af aan bent u
heeren meester in mijn huis. En wanneer mijn
vrouw er zich tegen verzet en u geen rust
laat, dan zal ik een ander huis voor u koopen
waar u zult worden geëerd en gediend zoo
als het betaamt. Ik zal niet eten of drinken
voor u het even goed heeft als ik. U zult de-
Zelfde kleeren dragen als ik, u zult slapen in
een warm bed en u zult uw dagen doorbren
gen op de mooiste kamer die ik bezit, bij een
warm haardvuur. Alles wat ik bezit heb ik
aan u te danken en nooit meer zal ik dat ver
geten."
De kasteelheer hield woord. De oude man
beleefde nog vele gelukkige jaren temidden
zijner kinderen en stierf toen, omgeven door
hun liefdevolle zorgen.
EEN INDERDAAD LASTIG GEVAL.
Verontwaardigde oude juffouw: „Waar
om laat je je broertje zoo huilen? Zou je
'm niet helpen?"
't Zusje: „Hellepe? Mot ik 'm hellepe?
As uwes mé dan maar seit hoe je iemapd
mot hellepe, die zes banane en vijf ijswafels
gegete het!"
volgen, en er weer een ander woord in
brengen. Natuurlijk krijgt men dan de gek
ste verhoudingen, waar al die verschillende
woorden in voorkomen. Ieder moet dus al
de gekozen woorden goed weten, en een
woord dat gebruikt is mag er niet weer in
voorkomen, zoodat niemand tweemaal het
verhaal kan vervolgen. Als men vlug bij t
hooren van zijn woord doorgaat met ver
tellen (het moet natuurlijk één verhaal zijn)
dan is dit, hoe dwaas ook, toch een spel
waar men goed bij op moet letten, en veel
gevatheid toonen kan.
Dit is een aardig vroolijk spel dat geloof
ik in ons land nog weinig bekend is. Er
wordt op 'n ruim stuk grond een tamelijk
groot gat in den grond gemaakt, en in een
kring er om heen (op een afstand van zoo
wat 3 M.) op één na zooveel kleinere ga
ten als er medespelers zijn; Ieder der spe
lers houdt een stok in den middelsten kuil,
en als een van allen één, twee, drie, ge
roepen heeft, moet hij vlug zijn stok in een
der kleinere kuilen steken. Natuurlijk blijft
ser dan één over, omdat er een kuil te
weinig is. Die overblijvende moet dan pro-
beeren den bal in den grooten kuil te
slaan, niet met de voeten, rnaar alleen
met den stok wat door al de overigen
verhinderd wordt, doordat zij met hun
stokken den bal weer terug slaan, waarbij
zij echter allen in een kring bij hun kuil
blijven staan. Zoodra de bal in de middel
ste kuil is, moeten al de overigen van plaats
^veranderen, en dat oogenblik neemt de
drijver waar om nu ziin stok in een van
de kleine gaten te steken, waardoor dan
een ander weer over blijft en op zijn beurt
drijver wordt
Aan dit dwaze spel kunnen zooveel kin
deren deelnemen als men wil. Ieder kiest
een woord, hoe ongewoner hoe beter, b.v.
men kiest: oiifantsnuit, turfmolm, kantoor
klerk, inmaakbus, maskerade, enz. Als ie
der kind een woord heeft moet één begin
nen te vertellen, en zoodra in het verhaal
één van de woorden voorkomt, moet de-
geen, die dat woord koos. het verhaal ver-
IN DE AARDRIJKSKUNDE-LES.
„De hoofdstad van Hongarije is dus....?"
vraagt de onderwijzer.
Een van de kindenen: '„Buda-Pestl"
Onderwijzer. „Buda ligt op de....?"
't Kind. „Westzijde van de Donau."
Onderwijzer. „Hoe wordt het verbonden
met Pest dat aan de andere zijde ligt?"
Leerling, zonder aarzelen: „Met een
streepje, meneer."
EEN VOORWAARDE.
Chef „Uw getuigschriften zijn voldoende;
maar de vraag is kunt u met Franschen,
Engelschen en Italianen vloeiend spreken?"
Reiziger „Waarom niet, als ze Hol-
landsch verstaan
KWAAD GEWETEN.
De storm heeft in den tuin een grooten
boom ontworteld. Kleine Piet staat er bij me*
een allerbenauwdst gezicht.
„Wat is er, Piet vraagt zijn oom.
„O," antwoordde Piet, „nu zullen ze thuis
wel weer zeggen, dat ik dien boom heb uitge
trokken
VERSCHRIKKELIJK.
Een winkelier onderwijst zijn winkeljuf
frouw, dat zij een praatje moet houden met de
klanten, b.v. als iemand zijde kunt koopen
een gesprek over zijdewormen en vertellen
dat er een groote sterfte is geweest onder de
Zijdewormen en dat daarom de zijde zoo duut
is.
Den volgenden dag komt een dame dec
winkel binnen om lint te koopen, doch ze
vindt het verlangde lint te duur.
„Maar, mevrouw, hoe kan het anders na
die groote sterfte onder de lintwormen,"
antwoordde de winkeljuffrouw met ontróe
renden ernst.
EEN SLIMMERD.
„Mina, de eieren zijn te hard gekookt, er
is toch een klok'in de keuken?"
„Ja mevrouw, maar ik kan er niet op ver
trouwen, zij is een kwartier voor."
GOED BESTEED
Een oude heer zag tot zijn spijt een klein
jongetje op straat een sigaret rooken. Hij
ging naar het ventje toe en beloofde hem een
dubbeltje, als hij de sigaret weggooide.
Kort daarna kwam hij 't kind weer rooken-
de tegen.
„Wat is dat nou zei hij. „Heb ik je geen
dubbeltje gegeven om die leelijke sigaret weg
te gooien
„Ja, meneer," antwoordde de jongen. „En
ik heb er betere voor gekocht."
HET GOEDE GEWEER.
Boer (die bij een uitdrager 'n ganzenroer
gekocht heeft) „Zeg, hier heb je de spuit
terug, is me dat een geweer 1 De loop is zoo
krom als een hoepel
Uitdrager „Wat blief je de loop krom
dan krijg ik er nog 'n rijksdaalder bij, bui
tenmannetje, want dan heb ik je een geweer
gegeven, waarmee je om een hoek kunt
schieten."
ACROBATIEK.
Sergeant„Geeft acht. Til je linkerbeen
op en steek, 't recht vooruit."
Een milicien vergiste zich en stak z'n rech
terbeen booruit. Zoo kwam dat been tamelijk
dicht bij het linkerbeen van zijn rechter»
buurman.
De sergeant ziet 't en roept nijdig
„Welke stommeling steekt daar nou alle'
twee z'n beenen vooruit?"
ZIJN SCHADE INHALEN.
Grootmama: „Waarom wil, jij nou met'
alle geweld het grootste stuk taart hebben,
Jantje ik zou toch meenen, dat je oudere
broertje er meer recht op heeft dan jij."
Jantje „Da's niet, want hij heeft al twee
jaar taart gegeten, vóór ik geboren was."
DAT HAD HIJ NIET GEZEGD.
Janus (dreigend) „Heb jij tegen Piet ge
zegd, dat ik de grootste voeten van de we
reld heb
Kees „Dat heb ik niet gezegd ik zei
alleen maar als jij je schoenen uittrok, dan
was je al half uitgekleed^ l"