I"
VOOR DE
n
n
n
I o
1o
n
m
•n
n I
mmn
n
n
n
ra
mmn
o
DE VADER UIT INDIE.
ETCK WAT WITS
ONS DAMBORD.
NUMMER 23
VIERDE JAARGANG 1924
8 3
O
O
f5—I
Zware zijde
me» paarlbor-
duursel, slecht
1 85 1
Onbegrijpelijk i
Nee mjJaair
JBJMJSMMNMMMNMINNNMWNMMMiSNRMNMNNMi
ONS ZOEKPLAATJE
Waar is het kind. dat de zwanen voert?
De woudfee vindt men in de vorige op
gave gemakkelijk, door het plaatje op de
rechterzijde te zetten: een zwevende
vrouwenfiguur raakt met de vöeten het
eenzame boompje in de verte. Hoofd en
armen vindt men in het gebladerte der
middelste boomen
KUNSTJE MET KAARTEN.
Men geeft iemand van het gezelschap
uit eei spel kaarten de vier heeren, met
het verzoek, ze in een willekeurige volg
orde te leggen, en die te onthouden. Ter
wijl dit gebekrt, verbergt men ongemerkt
de vier bovenste kaarten van het spel
ir. de rechterhand, neemt het, spel in de
linkerhand en verzoekt, de vier heeren ei
bovenop te leggen Hierop neemt n.en Set
spel in de rechterhand en legt dus de vier
verborgen kaarten er boven op Deze
vier bovenste kaarten, die men echter
niet mag laten zien, en die de toeschou
wers voor dc vier heeren houden,
steekt men op vier Verschil
lende plaatsen in het spel, laat
da1 afnemen, neemt de kaarten weer
bijeen en spreekt er wat hocus-pocus
over. Nu legt men ze open en tot aller
groote verwondering zullen de oogen-
schijnlijk gescheiden heeren weer bij
elkander liggen, en wel in dezelfde volg
orde. als waarin-ze op het spel gebracht
werden.
VINGERGYMNASTIEK.
(Om schaduwbeelden gemakkelijker te
kunnen vormen.)
op een andere gymnastiek voor de vin
gers. van eenigszins degelijker gehalte
dan de duimendraaierij.
De afbeelding geeft een voorstelling
van hetgeen wij bedoelen. De eerste oefe
ning (no. 1 van de illustratie) schijnt zeer
gemakkelijk te verrichten Verzoek een
uwer vrienden de beide leden zijner mid
denvingers op de afgebeelde wijze, tegen
elkander te sluiten, en de toppen der
duimen, wijsvingers, ringvingers en pin
ken tegen elkander te leggen Dit is
de houding in de figuur aangegeven.
Zeg hem fiu, dat hij achtereenvolgens
de duimen, de wijsvingers, de ringvingers
en de pinken weder van elkaar moet
brengen Hij zal dit met groot gemak doen
en u allicht vragen wat er vooi interes
sants aan die heele oefening kan verbon
den zijn; maar bij dc ringvingers 3eko-
meti. zal hij tot de ontdekking komen, dat
het onmogelijk is deze te scheiden, al
thans zonder d' middelvingers te
scheiden Ziedaar eene onmogelijk
heid, welke inderdaad niet onaardig is,
niet waar?
Figuur 2 stelt -en andere oefening
voor, welke daarin bestaat, d t men wijs
vinger en middenvinger, alsmede ringvin
ger en pink cener hand in twee groepen
scheidt Sommigen gelukt dit al vrij spoe
dig. Anderen hebben er een meer of min
der langdurigen leertijd voor noodig, eer
zij de kunst kennen
No 4 vertoont ons de volkomen bui
ging van den pink in het binnenste
der hand, terwijl de andere vingers ge
strekt en vast tegen elkaar gesloten
blijven Deze twee oefeningen zijn zeer
heilzaam voor de personen, die hunne
vingers buigzaam wenschen te maken,
'en einde zich aan de ombromanie te
wijden, de kunst om schaduwbeelden op
den muur voor te kunnen stellen
De oefening no 3 ten slotte bestaat
daarin, dat men den top of het laatste
lid van een of meer vingers moet vouwen,
terwijl de beide eerste vingerleden ge
strekt blijven Het lijkt zoo gemakkelijk,
niet waar? Welnu, beproef het maar
EENIGE SCHADUWBEELDEN
Met zeer eenvoudige hulpmiddelen,
zooals een stukje carton, een flesch of
een pet kunnen wi' ons schaduw-beelden-
repertoire belangrijk uitbreiden, zooals
u ziet.
1. De dronkaard
3. De slalc.
DENKT U OOK NIET?
1 De Indi aan.
Het executieve Comité van de Rus
sische Communisten heeft Trotzky's
laatste boek verboden. Vermoedelijk om-
da' het met inkt gedrukt was inplaais
van met bloed.
Terwijl ze voor de étalage van een
winkel stonden te kijken, werden te
Southall twee vrouwen gewond door een
afbrekend uithangbord. Natuurlijk d'r
eigen schuld; haar mannen zullen dikwijls
genoeg gemopperd hebben, dat ze zoo
veel voor winkels bleven kijken.
Trotzky zegt, dat de (inema de besta
opvoedster i?. Het is prettig, te weten,
dat al die verkronkelde drama's ten
minste nog ergens worden gewaardeerd.
Een motorrijder, die te Parijs wegens
te wild rijden werd gearresteerd, bleek
een roover te ziin Zelfs al rijden zulke
menschen op rcof it, dan dienen ze toch
nog een beetje meer égards te hebben
voor het publiek, vind ik, dat toch hun
klanten vormt.
ONGELUKKIG GEWORDEN,
Een arme vrouw roept een heer aan.
„U herkent me nog wel," zegt ze. „Ik ben
de vrouw van den armen blinde, voor
wien u zoo goed waart.
„En wat zou dat
,Wij zijn diep ongelukkig geworden."
,Zoo En waardoor
„Mijn man is weer ziende geworden."
Daar hoor de ltrani.
ie even halen.
Lieve tremel l
Alle correspondentie deze rubriek te
zenden aan de heeren W. N. Stuifbergen
en P. G. van Engelen, adres bureau van
dit blad.
PARTIJSTAND No 89.
Deze stand kwam voor in een partij tus-
schen de heeren A. Hv v. d. Geest met
Wit en W. Weyers met zwart. Wit haalde
op mooie wijze dam.
Zwart 16 schijven op 3,5,6,7,8,9,10,
12,13,15,16,17,18,20,21 en 25.
Wit 15 schijven op 24,26,28,29,32,34,
36,37,38,39,43.44,45.48 en 49.
OM NA'TE SPELEN
Partij gesn»»'-1 tusschen de heeren
A. J. Mulder, met wit en Herm. de Jongh.
met zwart.
1. 33—28, 18—23 2. 39—33, 12—18
3. 44—39, 7—12 4. 34—30, 20—25 5.
31—27, 25:34 6. 39:30, 17—21 7. 37—
31, 21—26 8. 30—25, 26:37 9. 42:31
15—20 10. 47—42, 20—24 11. 50—44,
12—17 12. 44—39, 8—12 ;13. 40—34.
14—20 14. 25:14, 9:20 15. 41—37, 2—
8 16. 49—44, 10—15 17. 44r-40, 5—10
18. 34—29, 23:34 19. 40:29, 20-25
20. 29:20, 25:14 ;-21- 46—41, 4—9 22.
31—26, 19—23 23. 28 19, 14:23 24.
33—29, 23:34 25. 39:30, 18—23 26. 27
—21, 16:27 24. 33—29, 23:34 25. 39—
:30, 18—23 26.27—21, 16:27 27. 32:
21, 13—18 28. 43—39, 8—13 29. 37—
32, 18—22; 30. 41—37, 13—18; 31. 39—
34, 15—20 32. 21—16, 1—7 33. 37—31,
10—15 34. 31—27, 22:31 35. 26:37,
20—25 36. 34—29, 25:34 37. 29:40, 9—
13 38. 35—30, 15—20 39. 40—34, 3—
9 40. 45—40, 20—25 41.40—35, 23—
28 42. 32:23, 18:40 43. 35:44, 25:34;44.
37—31, 12—18. Wit geeft op.
2de partij.
Wit M. A. Haye, kampioen van Am
sterdam en Meester A. Visser.
Wit M. A. Haye. Zwart A. Visser.
1. 34—30, 20—25 2. 31—27, 25:34
3. 39:30, 17—21 4. 37—31, 21—26
5. 32—28, 26:37 6. 41:32, 11—17 7.
44—39, 6—11 8. 46—41, 1—6 9. 41—
37, 19—23 10. 28:19, 14:23 11. 50—44.
10—14 12. 30-25, 5—10 13. 35—30,
17—21 14. 37—31, 21—26 15. 42—37,
11—17 16. 27—21, 16:27 17. 31:11, 6:
17 18. 32—27, 17—22 19. 36—31, 7—
11 20. 33—29. 23:34 21. 40:29, 2—7
22. 30—25, 11—16 23. 47—42, 22—28
24. 38—32, 18—23 25. 29:18, 12:23;
26. 43—38, 8—12 27. 44—40, 14—19
28. 49—43, 19:30 29. 25:34, 23—29 30.
34:23, 28:19 31. 38—33, 10—14 32.
32—28, 19—24 33. 37—32, 26:37 34.
24:31, 13—18 35. 43—38, 14—19
36. 31—26, 9—13 37. 28—22, 7—
11 38. 26—21, 4—10 39. 33—28, 10—
14 40. 48—42, 11—17 41. 22:11, 16:7;
42. 28—22, 15—20 43. 42—37, 3—8
44. 22—17, 18—23 45. 27—22, 24—30
46. 32—27, 30—35 47. 40—34, 20—25;
48. 38—33, 19—24 49. 37—32, 14—19;
50. 32—28, 23:32 51. 27:38, 19—23 52.
45—40, 35:44 53. 39:50, 25—30 ?4.
34:25, 2328 Na eenige zetten remise
OPLOSSINGEN.
Probleem No 87 (Auteur A. F. Hoog-
velt, Haarlem
Wit 47—41, 46—41, 49—43, 26—21,
3024 35 x 22
Zwart 36 x 47 .*47 X 36, 39 X 48, 48 x 17,
36x30.
Partijstand No- 88 (Van A. F. Hoogvelt,
Haarlem.)
Wit: 30—24, 35—30, 25x14, 24x2.
Zwart gedw. 27 x 18. 14 X 32, 10 X 19.
PARTIJSTAND No. 90.
Onderstaande stand kwam voor in een
partij tusschen de heeren A. H. v. d.
Geest met wit en H. Sprengers met zwart.
Wit haalde op mooie wijze dam. Doch
zwart kan evenwel gelijk spel verkrijgen.
Stand in cijters
Zwart 16 schijven op 1,3,5,6,7,8,9,10,
11,14.17,19,20,24,25 en 26.
Wit 17 schijven op 16,23,28,32,33,35,
37,38,39.40 43.44.47.48.49 en 50.
Goede oplossingen van de vorige pro
blemen mochten wij alsnog ontvangen van
de heeren M. v. Boom, J. A'. M. Bongprs
N. ICorstanje, A. v. d. Laan, P. v 't
Sand en A Krans«e
Gaarne nouüeu wi; ons aanbevolen
voor problemen, partijstanden, eindspe
len enz. De oplossingen moeten binnen
7 dagen in ons bezit zijn.
Daar zijn er, die, niet wetende wat be
ters te kunnen doen, met hun duimen
gaan draaien. Maar wij weten inderdaad
wat beters en vestigen hun aandacht hier
V
e cr i
<a
HUISKAMER
15.
„Die duivelsche hertog komt maar niet
terug," zeide een der vrienden, brandend
van verlangen zich bij hem te voegen. „Ik
zal hem eens gaan halen."
Op hetzelfde oogenblik sloop hij uit het
priëel.
„Mooi zoo," mompelde een derde
nieuwsgierige, „daar heeft mijn buurman
bij vergissing mijn sigarenkoker mede
genomen en ik kan niet buiten een si
gaar."
De nieuwe overlooper verliet het ge
zelschap en voegde zich bij zijn vrienden.
Roselinde was doodsbleek geworden.
Zij zat zwijgend en onbeweeglijk, met
fonkelende oogen voor zich uit te staren.
Haar vriendin bespeurde, dat-zij mebmoei-
te adem haalde en dat haar handen tus-
schenbeide zenuwachtig beefden.
„Wat scheelt er aan, Roselinde vroeg
zij. „Als je wilt, zullen we naar Parijs te-
rugkeeren. Het rijtuig wacht aan het
hek.
„Neen," antwoordde juffrouw de Vil-
lefort droogjes, „ik wil van alles getuige
Zijn, tot het laatste toe. Zie me die onbe-
schaamden eens aan, die ons links lig
gen laten, om een man na te loopen, die
geld heeft en een meisje.,.. Want ge
hebt toch haar kleeding opgemerkt? Zij
is een boerin of een werkster...."
„Daar je haar haat, zul je haar ook we!
kennen," merkte -de gravin op.
„Ja, of ik haar ken 1" antwoordde Ro
selinde met ontsteld gelaat.
Intusschen was het priëel bijna geheel
verlaten. Behalve de dames, was er nie
mand meer dan de Duitsche vorst en een
jongmensch, een dwaas, die van de gele
genheid gebruik maakte om het voor
werp zijner vereering te naderen. Het
was Delannay. Hij en de Duitscher be
grepen mets van Roselinde's ontroering
en van den ernstigen trek, welke over het
gelaat der gravin gekomen was.
Barones Plock was ineedut. Niemand
sprak een woord
In de laan wandelde het groepje weg-
geloopen gasten op en neder, in druk ge
sprek met Falamon en diens gezellin.
Een ieder beijverde zich iets aangenaams
te zeggen tot den waan i en bankier, dien
elkeen bewonderde om zijn edel karak
ter. Niemand kende het jonge meisje,
welks bevalligheid en voorname houding
door allen opgemerkt werd, en welker
eenvoudige kleeding allen in de war
bracht. Zij droeg een grijs zijden japon
netje, zonder linten of strooken, een
mantel van zwart laken en een stroohoed-
je van hoogstens vijftig franken
Falamon was veel te scherpzinnig, om
niet te raden hoe nieuwsgierig de jonge
lieden waren, die met zooveel voorko
mendheid naar hem toe kwamen. Hij
glimlachte dikwijls onder het praten, gaf
geen antwoord op de rechtstreeksche
vragen en trachtte zijn jonge vrienden
van de wijs te brengen. Nadat men zoo
eenigen tijd voor den ingang van het priëel
een bleek, onbeweeglijk gelaat onder
scheiden kon, bleef Falamon stilstaan en,
zich tot de omstanders wendende, zeide
hij met een heldere stem. welke tof in het
priëel doordrong
„Hebi dank heeren,, voor de betoonde
beleefdheid, om naar mijn gezondheid te
informeeren. U hebt echter een bekoor
lijk verblijf verlaten keert terug daarin.
Vergun mij, alvorens afscheid te nemen,
dat ik u voorstel aan mejuffrouw Rose-
tnonde Bernard, mijn pupil, op wie ik
trotsch ben heeren, en die mij dezen avond
de eer aangedaan heeft, dit uitstapje met
mij te maken. Welnu, heeren," vervolgde
Falamon, „keert u nog niet naar het,voor
werp uwer bewondering terug
„Het voorwerp onzei bewondering
bevindt zich hier," antwoordde een stem,
die van den hertog, terwijl hij op de ge
zellin van den bankier wees.
Als door een geheimzinnige macht ge
dreven, deden allen juffrouw Bernard en
Falamon naar het rijtuig uitgeleide. Toen
het in de richting van Parijs vertrokken
was, keken de heeren elkander een oogen
blik verlegen aan, zonder zich te kunnen
verklaren, hoe alles zoo gekomen was.
„Wij verbeeldden ons, dat in de Pré-
Catelan de twee schoonste vrouwen van
Parijs ■aanwezig waren," zeide een hunner,
„maar ik houd staande, dat zij leelijk zijn,
vergeleken bij degene, die zich op het
oogenblik in Falamon's rijtuig bevindt."
„Onbeschaamde riep een dreigende
stem, welke uit een groep wandelaars
kwam, die voorbij gingen.
"Welke ezel durfde op zulk een wijze
tot' mij spreken vroeg de beleedigde,
die niemand anders was dan de hertog de
Réalmont.
'Tk," antwoordde een jongmensch,
naderbij komende. Hij liep naast een
dame, wier gelaat met een sluier bedekt
was
„Ah Bent u het, mijnheer Delannay
zeide de hertog, „en waarschijnlijk heeft
uw gesluierde gezellin u tot deze buiten
sporigheid aangezetWelnu, mijnheer
Delannay, morgen zal ik u een oor af
snijden om u te leeren niet te veel te luis
teren naar hetgeen men zegt en niet zegt."
„U zijt een onbeschaamde ik herhaal
hef, heer hertog antwoordde Delannay,
bleek en buiten zichzelf van woede
„morgen zal ik u dooden."
Nadat hij deze woorden gesproken had,
verwijderde hij zich snel, schier medege-
sleept door de gesluierde dame. Men be
weert zelfs, dat deze vrouw, toen zij haar
rijtuig bereikt had, den dichter bij het
afscheid nemen toevoegde
„Ja, dood hem ik wil, dat hij morgen
sterft. O, ik ken mij zelf niet meer van
woede
Het avondfeest was ten einde. Het pu
bliek verliet den tuin en twee of drie
duizend rijtuigen brachten de menigte
naar Parijs terug. Nadat de eigen rijtui
gen verdwenen waren, kwamen de huur
rijtuigen, welke binnen het bereik van
iedere beurs zijn.
Guillaume en zijn metgezel waren zoo
gelukkig zulk een rijtuig onderweg aan
te houden en er in te stappen, ondanks het
verzet van tien, vijftien burgers, die be
weerden het besteld te hebben. Baron de
Barabas kende echter zijn lieden een
nietig goudstukje, den koetsier terstond
in de hand gestopt, verzekerde hem het
bezit van de huurkoets, welke wegreed
tot groote verontwaardiging van hen,
die er nog steeds om stonden te twisten.
Terwijl zij door het Bois de Boulogne
naar Parijs terugkeerden, zeide de baron
tot zijn metgezel
„En mijnheer benl u tevreden over
het schouwspel, hetwelk ik u beloofd
had U hebt een comedie en een drama
bijgewoond ongelukkigerwijs een echt
drama. Hebt u wel gezien, hoe de woeden
de Roselinde, die het op haar bank van
graszoden niet meer uithouden kon, me
vrouw Plock en den Duitschen vorst
in den steek gelaten heeft Merk daarbij
op, hoe deze tijgerin, doodelijk in haar
eer getast, en dol van woede, den ver
heven dwaas meegesleept heeft, dien wij
door een noodlottig toeval medegenomen
hadden naar het Bois. Zij dorstte naar
wraak, naar bloed en zij heeft den eersten
den besten aangespoord haar te wreken.
Wordt morgen de hertog gedood, dan
zal zij juichen valt dit lot den dichter
ten deel, dan zal zij de volgende, bondige
lijkrede houden „Het is jammer hij
maakte zulke schoone verzen op mij."
En 's avonds zal zij naar de opera gaan.
Ten slotte moet ik u doen opmerken,
dat de heer Falamon niet in den Pré-
Gatelan gekomen is, enkel en alleen om
het genoegen te smaken in gezelschap
van een deugdzaam jong meisje te wande
len, doch wel degelijk met een ernstig
doel. Ik geloof, dat de boete van deze
duivelachtige Roselinde een aanvang
neemt. Het doet mij veel genoegen mijn
heer," voegde de onverschrokken baron
er bij, „dat ik u den draad van deze voor
stelling heb kunnen uitleggen, daar u er
anders waarschijnlijk niet veel van be
grepen zou hebben, omdat u de hoofd
personen niet kent."
„Ik dank er u dan ook wel hartelijk
voor," antwoordde Guillaume, „en ver
zeker u, dat ik het daarbij niet laten zal,
wanneer .wij dien duivelschen Malatesta
de bewuste papieren ontroofd hebben."
„Binnen acht dagen zijn ze in uw bezit,"
verklaarde de baron.
Guillaume slaakte een zucht van vol
doening. Daarop zeide hij, nogmaals op
het laatste tooneel in den Pré-Catelan te
rugkomende
„Wat dien armen Delannay betreft
zouden wij hem de onaangenaamheid niet
kunnen besparen kunnen, van door den
hertog aan het spit gestoken te worden
„Daar dacht ik juist over," antwoordde
baron de Barabas. „Ha riep hij eens
klaps uit terwijl hij zich voor het hoofd
sloeg, „ik weet het al een goed idéé 1.
dat duel zal niet plaats hebben 1"
„Geef mij de hand," zei Guillaume,
hem de zijne toestekende. „U bent nog
meer waard, dan ik dacht. Tot morgen,
baron."
„Waar?.... In „De Twee Konijn
tjes
„Neen," antwoordde Guillaume, „lie
ver in „De Proven paalsche Broeders 1"
„Ik zal u daar om zes uur wachten,
mijnheer."
„Goed, dat is mijn etenstijd eveneens."
Het rijtuig was ter hoogte van den Bou
levard des Italiens gekomen. De baron
wilde in deze buurt nog eenige vrienden
opzoeken, die eigenlijk nimmer naar bed
gingen, enfstapte uit. Guillaume liet zich
naar zijn woning brengen. Het was reeds
over twaalven.
XIX.
Wij zijn de overeenkomst niet verge
ten, welke tusschen Guillaume en markies
de Malatesta gesloten was een geheim
contract, hetwelk slechts berustte op het
woord, dat zij elkander gegeven hadden,
doch hetwelk daarom niet te minder ern
stig gemeend was en stipt moest worden
nagekomen, wijl men terecht beweert,
dat het woord van een man van eer he»
beste contract is.
Stellig zou het Guillaume niet geweest
zijn, die hef zijne niet gehouden zou
hebben eerstens streed zulks tegen zijn
principes en ook, omdat hij ten hoogste
ingenomen was met een verbintenis,
waarvan hij zich zulke gunstige resul
taten voorspelde.
Zooals men ziqh herinneren zal betrof
het zeer eenvoudig den heer Malatesta de
briefwisseling mede te deelen van Fala-
mons rijken cliënt, naar gelang de brie
ven van dien Nabob uit Indië bij den
bankier inkwamen.
Was het Guillaume moeilijk gevallen
zich een dezer pas aangekomen brieven
te verschaffen Ja en neen.
Eenerzijds bestond er een onmogelijk
heid aangezien de Villefort niet meer in
Indië \$as anderzijds kwam het er nu op
aan een brief te hebben van dien zelfden
heer de Vdlefort, die zich in het geheim te
Parijs opmeld.
Dit laatste was een gemakkelijke zaak,
doch moeilijker was het den brief zoo in
te kleeden, dat de listige markies niet ver
moeden kon. dat hij in het geheel niet per
Engelsche mail uit Bombay of Calcutta
verzonden was.
Guillaume legde bij deze gelegenheid
een behendigheid aan den dag, welke ons
aan zijn eerlijkheid zou doen twijfelen,
wanneer wij niet zoo goed zijn rechtscha
pen karakter kenden
Weinige dagen na den bewusten avond
van den Pré-Catelan, waar markies de
Malatesta toen niet geweest was, begaf
de makelaar zich, des middags tegen
twaalf uur, naar den zetel der handelsad
ministratie, waarvan de markies het hoofd
en het fortuin was. Guillaume deed zich
bij den Directeur-generaal der vennoot
schap aandienen en werd terstond toege
laten. Ditmaal behoefde hij nergens te
wachten. De markies uitte een kreet van
vreugde, toen hij hem gewaar werd en
ontving hem met open armen.
„Wel riep hij hem toe, „zijn wij ge
slaagd, .dat u hier komt
„Gisteren is de Engelsche mail uit Indië
aangekomen," antwoordde Guillaume.
„Dat weet ik verduiveld, ook wel 1"
zeide Malatesta, „en heeft de Indiër aan
zijn Parijschen bankier geschreven
„Zeker."
„Ah 1 ik had het wel voorzien. En is
zijn correspondentie in duplo aange
komen
„Ja."
„En u hebt u een der exemplaren kun
nen verschaffen
„Ja, maar het ging lastig genoeg."
„En die Indische brief....?"
„Heb ik in mijn zak."
„O geef hier geef hier 1" riep de
markies uit, terwijl hij de hand uitstrekte.
„Bedaar, wat," zeide Guillaume „Ik
waag veel, onze over^nkomst luidt...."
„Ja, hemel, ja," nernam de markies
levendig, „dat ik u een eerste bedrag
van vijfentwintig duizend franken ter
hand moest stellen, zoodra ik het milioen
in mijn bezit heb. Geef den brief
„U moet hem mij binnen de vieren
twintig uren teruggeven, morgen middag
dus, nadat u hem gelezen, overwogen,
des noods overgeschreven hebt 1"
„Ja, ja, ja, duizend donders 1 De
brief.
„Teeken eerst dit stuk," hernam Guil
laume, hem een blad papier voorhouden
de, waarop drie regels geschreven wa
ren, door een andere hand dan de zijne.
„Wat is dat?" vroeg de markies.
„Een ontvangbewijs, onbeteekenend
voor u. doch voor mij van belang. Lees
het maar."
De markies nam het papier en las
„Ik erken van den heer Guillaume ont
vangen te hebben een eerste mededeeling
van belangrijke stukken. waarom ik
hem verzocht hebt."