xxy. pen In het zijvertrek j het was Roselinde, die zich van de eerste verdieping naar het salon gelijkvloers begaf. Dien avond schitterden Roselinde's oogen buiten gewoon. Hare gelaatskleur was matbleek en om haar mond speelde een kalm glim lachje. „En 4e zou nem dat beletten,mijnheer." ,,Ik,!' ntwoorddt GuiUannu bedaard. ,,U?' „Ik alleen." „Maar," hernam de baron, de lekker nijen vergetende welke op tafel stonden, „veroorloof mij dan u te vragen of u niet iets anders zijt dan de nederige man, de eenvoudige makelaar, dien het toeval op mijn weg voerde?' „Zie mij aan, mijnheer," teide Guil- laume, die er geen belang meer bij had, Zich op den achtergrond te stellen. „Heb ik het voorkomen van een armen drom mel, die van een paar duizend franken moet toekomen?" De baron gevoelde een koude rilling langs zijfl rug gaan. Voor het eerst be speurde ht, op het gelaat van den make laar zulk een voorname, bevelende uit drukking, zooveel beschaving in zijn ma nieren, dat hij niet meer wist, wat te den ken en hij gansch en al de kluts kwijt raakte. Hij stond op en zeide beschroomd „Zou itc mij vergist hebben, mijnheer O in dat geval vraag ik u duizendmaal vergiffenis voor de gemeenzame taal, welke ik tegen u gevoerd heb van af den dag, waarop ik de eer had, u voor het eerst te ontmoeten." „Mijn'teer de baron," antwoordde Guillaun die statig in zijn leunstoel zitten bits', «sfee1 u gerust. U hebt i steeds zee. gepast jegens mij gedragen en mijn belangstelling in u gaande ge maakt. Stel u gerust ik voor mij heb dadelijk begrepen wat u zijt, wat u was, en hetgeen u niet meer zijn zult. Doch, zielsovertuigd, dat toegeeflijkheid bij den mensch is, hetgeen bij God barmhartig- he'd is, span ik al mijn krachten in deze Christelijke Jeügd in toepassing te bren gen, vooral wanneer ik op mijn weg een van die arme, treurige schepsels ont moet, die mogelijk wel strafbaar zijn, doch meer aanspraak hebben op mede lijden dan op gestrengheid. Stel u dus gerust, baron van het eerste .oogenblik af, heb ik u doorgrond en zeer goed inge zien, dat er voor u slechts een weinig geluk noodig was, om u weder op den goeden weg te brengen dat alle recht vaardigheidsgevoel nog niet in u ver stikt was, en dat u zichzelf weder zou oprichten, wanneer een vriend u de hand daartoe r'ikte. O, hoevelen zijn er niet, gelijk u, die zich eveneens moedig op richten en eej» beter leven leiden zouden wanneer men hun de behulpzame hand bood „Mijnheer," stotterde Barabas, „mijn verrassing, mijn verlegenheid, mijn dank baarheid. „Ja," vervolgde Guillaume, „ik geloot aan dat alles. U hebt een betreurens waardig leven geleid.... mogelijk bent u weleer in aanraking geweest met de justitie. Verootmoedig u zelf niet te zeer tegenover mij, mijnheer, maar de barm hartigheid Gods is over u gekomen, om dat, ik herhaal het, u in het diepste uwer Ziel nog Het heimelijke verlangen bewaard hebt, een leven te leiden w.ar recht en eerlijkheid. Troost a, treed weder in jie goede vaderland, arme banneling. Ik voor mij heb slechts de taak vervuld, welke God mij opgelegd had, wiens zeer nede rige dienaar ik ben. Komaan, wees ge rust, ik zal uw geheim bewaren en over a waken, zoo gij u deze belangstelling waardig toont." „Mijnheer," antwoordde de baron, „het is mij een behoefte, te zeggen, wat mij op het hart ligt. Ja, ik ben slechts een arme drommel, die twaalf ambachten en dertien ongelukken gehad heeftja, ik heb een strafbaar leven in de gevangenis geboet. Doch ik ben in de maatschappij teruggekeerd en voortaan, dat zweer ik u, is het mijn vaste voornemen een eerlijk leven te leiden, fis heb u ontmoet en dank daar God voor „Komaan, mijnheer,' Hernam Gun- laume, hem de hand reikende, „houd maar goeden moed, leef als een braaf Christen voortaan, en ik en vooral God zal u hel pen. Maar laat ons thans op Malatesta terug tjomea. Deze is een gewetenloos» schurk. Wij zullen daarnaar handelen. Welk een verdorvenheid 1 En zulk een man heeft nog verdedigers, zelfs bewon deraars. Hij indt slachtoffers ook, doch wat zou dat, de maatschappij neemt het u» ui*r Op dit oogenblik werd er aan de deur het salon geklopt. De baron trad weder in zijn rol van Hoogheid, de be diende bracht een briefje, zooeven door een knecht bezorgd aan het adres van den heer Guillaume. „Ja," zeide deze, „ik had gezegd, dat ik tegen acht uur hier zou zijn. Het is goed. Hij behoeft niet op antwoord te wachten." Hij nam het briefje aan, waarop de be diende zich verwijderde. Nadat Guillaume het gelezen had, zei de hij „Ik ben genoodzaakt u te verlaten, mijnheer. Men deelt mij mede dat alles gereed is en ik heb nog een appeltje te schillen met den edelen markies, van wien zoo even sprake was." „Ik laat u niet alleen gaan, mijnheer 1" riep de baron levendig uit „ik ken dien tijger te goed 1" „Kom dan, als u het verlangt," ant woordde Guillaume met bewonderens waardige kalmte. De baron schelde en vroeg de rekening. Zijn Hoogheid wierp eenige goudstukken >p tafel en maakte zich gereed tot ver trekken. De patroon en zijn bedienden bleven overtuigd dat een regeerend vorst, die incognito reisde, hun inrichting met een bezoek veieed had. Er zijn van die il lusies, welke men iemand niet ontne men moet. De achtenswaardige restaura- *eur moge dus de zijne behouden. Hij had een maaltijd verschaft aan een fat soenlijk, berouwhebbend man, die vijf jaar gevangenisstraf ondergaan had. Guillaume stapte in het rijtuig, dat op hem wachtte. De baron stond er op, hem te vergezellen. Zoo vertrokken zij samen in de richting der Champs Ely- sees. Het was acht uur in den avond. De sterren schitterden aan den hemel en de lucht was bezwangerd met de welrieken de geuren, welke de herfstavonden ken merken en welke de stad komen verfris- schen na een drukkenden dag. Het sloeg juist negen uur op de toren klokken in den omtrek der Champs Ely- sees. In het hotel van juffrouw de Ville- fort was slechts een vertrek gelijkvloers verlicht. Er was streng last gegeven aan de be dienden van het huis, dien avond slechts aan één persoon toegang te verleenen en wel aan den markies de Malatesta, die tegen negen uur verwacht werd -en aan nog iemand, die uit naam van den heer Falamon komen zou. Dit tweede bezoek zou tegen half tien plaats hebben. De markies toonde zich een man van de klok. Op het bepaalde uur, liet men hem in het salon gelijkvloers, hetwelk als ge woonlijk schitterend verlicht was. Hij kwam aan, gevolgd door een be diende, aan wien hij bevolen had, hem op de binnenplaats der villa te wachten, zonder ook slechts een oogenblik het rijtuig te verlaten. De heer Malatiefir. was statig in het zwart gekleed. Hij droeg onder den arm een klein koffertje van rozenhout en mahoniehout waarvan het slot door een breeden, stalen knop aan het oog ont trokken was. Hij zette het op den hoek der tafel, welke midden in het vertrek stond, en nam zoodanig plaats, dat hij het steeds onder zf';n bereik had. Dien avond zag het gelaat van den be zoeker bleeker dan gewoonlijk, doch zijn blik had niets van zijn zegevierende uit drukking verloren de toon zijner stem was even vast en bedaard als anders. Hij wachtte vijf minuten, terwijl hij in zichzelf een wijsje neuriede. Eensklaps, als bij plotselinge ingeving, rtond hij op en maakte voorzichtig de deur open, welke toegang tot het blauwe salon verleende. Dit vertrek was eveneens verlicht. De Malatesta overtuigde zich, dat er zich niemand bevond en sloot de deur weder. Aan de tegenovergestelde zijde van dit salon was een serre. De markies rpe-de de deur daarvan eveneens en nam geheel gerustgesteld, zijn plaats bij het koffertje weder in. Er zou dus iets ernstigs gebeuren in het weelderig ingericht vertrek, waar alles van goeden smaak getuigde. Eindelijk vernam men lichte voetstap Toen de Malatesta haar schoone ver schijning ontwaarde, kon hij een gebaar van bewondering niet weerhouden. „U schijnt volkomen hersteld te zijn van uw koortsaanval, juffrouw," sprak hij, een buiging voor haar makende. „Men zou geen kalmer en tevredjener uiterlijk kunnen hebben 1" „En waarom zou ik mij voor mijn ge noegen ongerust maken, mijnheer ant woordde zij, op 'n canapé plaats nemende. „Alles gelukt mij, boven verwachting." „Uw brief van heden morgen deelde het mij reeds mede," hernam de markies. „Dus u hebt het enorme bedrag hetwelk verlangd wordt „Binnen een half uur zal het in ons bezit zijn, mijnheer." „Ah 1 het geld is dus nog niet in huis vroeg de Malatesta eenigszins ongerust, terwijl hij werktuigelijk de hand naar het koffertje uitstrekte. „Het zal bepaald binnen een half uur hier zijn. Ik had geen lust zulk een groo- te som bij mij in huis te bewaren, als om de dieven in verzoeking te brengen." De mar kt es onderdrukte met moeite een zenuwachtig gebaar, hetwelk mis schien wel toorn verried. „Dat is zoo," hernam hij, zijn plaats bij het koffertje weder innemende. „Zou ik u mogen vragen, juffrouw, of uw voogd zich ook zeer verwonderde of weinig toe schietelijk was, in deze omstandigheid?" „Mijn voogd was, zooals hij zich steeds jegens mij betoond heeft dat wil.zeggen goed. Alleen heb ik mijn verzoek zoo voorzichtig moeten inkleeden, ik heb zooveel sprookjes moeten verzinnen om mijn buitensporigen eisch te rechtvaar digen, dat ik er ziek van geweest ben. O 1 wat heb ik een leugens moeten verzin nen.... teneinde de afschuwelijke reden te verbergen, de vreeselijke geschiedenis van het koffertje, hetwelk ik daar in uw nabijheid zie 1" „Ja, hier is het juffrouw, dat geheim zinnig koffertje dat, eenmaal in uw bezit, uw rust, uw kalmte,en overvloed ver zekeren zal." „En heeft uw vriend, de bewaarder van deze stukken, dezen avond niet zelf hier willen verschijnen Het was toch wel de moeite waard. U hebt hem toch zeker wel, uit mijn naam, gezegd, dat ik hem be schouw als een gemeenen dief „Hij weet zulks zeer goed, juffrouw „Als een lafhartigen moordenaar, die den lieden het mes op de keel zet, wan neer hij zich van hun geld meester ma ken wil 1 Hebt u hem dat alles goed ge zegd „Hij is volkomen bekend met de ge voelens, welke u ten zijnen opzichte koes tert," antwoordde de Malatesta. „U zult dus wel begrijpen, waarom hij zelf niet komen wilde...." „En hij heef u in zijn plaats gezonden 1" zeide Roselinde. „Die man moet dan wel een onbeperkt vertrouwen in u stellen. U zult een millioen voor hem in handen krijgen mijnheer. „Maar, juffrouw," viel de markies haar trotsch in de rede, „meent u dan, dat ik voor een millioen een laagheid zou willen begaan „Ik ben u volstrekt geen rekenschap van mijn gedachte of overtuiging verschul digd mijnheer," antwoordde Roselinde. „Laat ons er liever eens aan denken de papieren na te zien, welke dat ellendig koffertje bevat. Ik zeg u vooruit dat ik ze alle wil zien, aanraken en lezen, van het begin tot het einde." „Daartoe hebt u het recht, juffrouw, zeide de markies. „Daar dit werk echter slechts eenige oogenblikken vereischt en ik u de titels ter hand stellen zal, in ruil voor het overeengekomen bedrag, Zult u mij wel willen toestaan te wachten, met het koffertje te openen, totdat het geld gebracht is." „Goed," antwoordde Roselinde, ter wijl zij ongeduldig met den voet op het tapijt trappelde. „Is de brenger van het geld wel een awrfrouwd persoon Hebt u hem xelf daartoe aangewezen ..Hij b iemand die het volste vertrouwen bij den heer Falamon geniet," gaf tij ten antwoord. „Guillaume dus?" „Juist zoo. Hebt u xelf niet hoog op gegeven van zijn eerlijkheid en beschei denheid Hebt u zelf mij niet aangeraden hem, in zekeren zin, te vriend te houden?" De Malatesta geraakte in gepeins verdiept. Zij overdenkingen liepen waar schijnlijk over de gebeurlijkheden, welke konden voortvloeien uit de tegenwoordig heid van den makelaar bij de onderno ming, welke plaats grijpen zou. „Kom, kom,mompelde hij na eenige oogenblikken, „Guillaume heeft er meer belang bij, dan iemand, om de zaak geheim te houden. Moet hij nog niet geld, veel geld van mij ontvangen, als belooning voor zijn verborgen diensten? Ik heb er goed aan gedaan hem om te koopen." „Mijnheer," zei Roselinde eensklaps, haar ongeduld niet meer kunnende be dwingen, „ik heb u op mijn woord van eer verklaard, dat het geld mij gebracht zal worden daarom zie ik niet in, waarom wij niet terstond zouden overgaan tot het nazien der stukken. Des te spoediger waren wij gereed. Uwe halsstarrigheid is onbeleefd, mijnheer zij maakt mij ziek Malatesta aarzelde nog een oogenblik. Hij drukte het koffertje stijf tegen zich aan en wierp ernstige blikken in het rond. Eindelijk was zijn besluit genomen en zeide hij, met gemaakte vroolijkheid „De hemel verhoede, dat ik zulk een schoone vrouw de koorts bezorgen zou. Het zij zoo, juffrouw het geld zal wel komen. Laat ons intusschen het koffertje openen." Roselinde sprong van de canapé op en snelde naar de tafel. In het midden daarvan brandde een groote lamp, welke Malatesta en juffrouw de Villefort ge scheiden hield. De markies nam een sleutel uit zijn vest zak, stak hem in het slot van het koffertje, en draaide hem tweemaal daarin om het slot piepte als liet 't een duivelachtigen kreet hooien. Met bevende hand lichtte Malatesta het deksel op, wierp een blik in het kist je, ten einde de paieren te voorschijn te halen endeze hand werd snel terug getrokken als had een adder haar gebeten. Malatesta greep nu het geopende kof fertje, stak nu het hoofd naar voren, wierp nogmaals een blik in het kistje en gaf toen een geweldigen slag met de ge balde vuist op de tafel, terwijl hij hevig begon te razen en te tieren. Roselinde had bespeurd, dat het kof fertje ledig was. Verschrikt deinsde zij eenige schreden achteruit, een onmacht nabij „Wat is er?" riep zij uit. „Zou alles verloren zijn?" „Neen, alle duivels 1 neen, duizend bommen en granaten," antwoordde de markies, terwijl hij driftig het koffertje sloot. „Daar heeft de hel de hand in gehad 1 Maar Satan zelf zal mij niet ont komen Toen zag Roselinde, hoe hij, doods bleek, tegen de tafel leunde, in de rech terhand een langen dolk houdende, wel ken hij uit zijn borstzak te voorschijn gehaald had. In oogenblikken van gevaar was dit meisje echter eensklaps van een zeld- zamen moed bezield. Vóór haar stond een man, ziedende van toorn, met een mes gewapend, iemand die sterk en behendig was, opvliegend gelijk buskruit, van twijfelachtige zede lijkheid mogelijk bevond zij zich wel tegenover een woedenden moordenaar. Zij toonde echter niet de minste zwak heid, doch zeide. terwijl zij zich fier op richtte „In de zijvertrekken, mijnheer, be vinden zich vier vertrouwde bedienden j ik kan u doen gevangen nemen en aan de politie overleveren.... Wat moet dat mes beduiden Wilt u mij vermoorden Maar, ongelukkige, weet u dan niet, dat ik in alle hoeken van het huis noodschel- len heb?" En zonder van plaats te veranderen, maakte zij een beweging met den voet, waardoor als bij tooverslag een schel in het nevenvertrek weerklonk. Als uit droom ontwakend, stak Malatesta den dolk weder bij zich en alles terug te geven en u aarzelt 1 Rose- at verlangde Meedingstukken Guillat.u« deze, begaf zich naar een aangrenzeno nam weder bedaard in den leunsteoel linde, de oogenblikken zijn kostbaar, uw verzocht deze vrouw Roselinde te verge- vcr*wk en, kwam spoedig daarof vtrug plaats. gansche bestaan staat op het spel. De zeilen. Een rijtuig wachtte op de binnen- ve^ezeld van twee personen. Men ver- Een bediende^ kwam binnen. verschrikkelijke stukken zullen geen waar- plaats. Juffrouw de Villefort stapte in, zocht hen plaats te nemen, waarop Guil- „Antoine," zeide Roselinde, met kalme, de meer bezitten, machteloos zijn u zal zonder een woord te spreken, haar ka- laume vervolgde heldere stem, „ga eens zien of er ook ie- blijven, die gij zijtik alleen zal hande- menier nam naast haar plaats. Guillaume „Thans kom ik verklaren, voor God mand uit naam van mijnheer Falamon len met de grootste voorzichtigheid klom op *den bok en voort ging het in g»- en in tegenwoordigheid van deze getui- gekomen is." doch ik moet daartoe uw toestemming strekten draf. gen, dat ik volkomen bevestig, hetgeen De knecht verliet het salon, om eenige hebben en het millioen. Stem toe 1 ik Toen men den hoek der straat om- in de akte vermeld staat, welke u voorge- oogenblikken later terug te komen met verlang geen akte, geen eerewoord, sloeg, on? op de avenue der Champs-Ely- lezen is en betrekking heeft op d» maat* de mededeeling, dat niemand zich nog stem slechts toe door uw zwijgen...." sees te komen, wierp Roselinde een lan- schappelijke positie van twee jonge meis- aangemeld had. De Malatesta had nauwelijks de laatste gen, droevigen blik op de schoone boo- jes, die hier aanwezig zijn. Ik erken als Toen hij weg was, nam Roselinde haar woorden gesproken of de vleugeldeuren men van haar tuin, op de verlichte ven- mijn wettige dochter en eenige erfgename plaats op de canapé weer in, en was de van het salon werden geopend en een sters van haar hótel, en begreep, met een van al mijn goederen, Louise-Elisabeth- eerste, die het gesprek voortzette. knecht diende aan beklemd gemoed, dat zij nimmer meer Rosemonde Ik ben graaf de Villefort, „Er valt hier voorzeker iets buitenge- „De heer Guillaume 1" meens voor," zeide zij, „doch hetgeen mij Roselinde slaakte een kreet, sprong het meeste verwondert, is, u met een dolk van de canapé op, zonder eigenlijk goed gewapend te zien, mijnheer Mogelijk te weten, wat zij deed, en liep den ver- bestaat er reden, mij zelf geluk te wen- trouweling van Falomon tegemoet deze prachtige woning betreden zou. XXVI. schen, dat ik het geld niet in huis heb, slechts. Kwam u hier om mij te dooden, nadat u mij, door list, het millioen ont futseld had?" „U beleedigt mij 1".herhaalde Ma- haar vader, sedert een jaar uit Indië in Frankrijk teruggekeerd. Het andere meis je, door mij opgevoed, zal ik behandelen gelijk zij het heeft verdiend." Eén pijnlijke zucht klonk door het sa- Het was reeds elf uur toen Guillaume's rijtuig het hótel van Falamon bereikte. n j Guillaume droeg een zware porte- Het was een heldere, koele avond. In deze lon Rosellnde was bewusteloos tn de ar- want wie zou er voor durven instaan, dat feuüle onder den arm, welke met een buurt was het nog levendig op straat men van haar voogd gtva!len Ik nog tot de levenden behoorde, wan- kettinkje aan een knoopsgat van zijn De Boulevard des Italiens is, bij school Men nep een paar kameniers en droe8 ,gt? °WP a gelegen, had T he< bevestigd was. weder, op dien tijd nog vol wandelaars. ht' sctho2"e ,onge ™lsle in andel koffertje ledig bevonden was? Geef mij „Mijnheer 1 mijnheer !"riep Roselinde Eindelijk hield het rijtuig on de bin- vertrek' Falamon vol8de haar °ok Rose* daar eens een verklaring van, man van hem. toe, „treed hier niet binnen 1" nenplaats van het hotel stil. Roselinde had monde wilde haar zuster hulp verleenen, hetT™es,? J-Hoe?" zeide Guülaume onverschrok- gedurende den ganschen rit geen woord Aolh haar/ader weerhield haar „U beleedigt mij nep Malatesta uit. ken, „ik breng u een miljoen en u wilt gesproken. Zij was onder den invloed van werd een nieuwe akte opgemaakt met een akeligen glimlach. niet dat ik binnen kom Maar juffrouw, een zekere vrees, zooals zij tot nog toe en t doort de" notans me' de ge,uigen „Dat doe ik nietik ondervraag u ik ben met een ernstige zending belast nimmer gekend had. Hier gold het niet „Welke dan, mijnheer vroeg zij, een gevaar of een bedreiging het hoofd de handen vouwende, terwijl zij doods- te bieden. bleek werd. De moed verdween tegenover het vader- „Dat weet u toch zeer goed," hernam lijk gezag, vertegenwoordigd in den meest latesta, terwijl hij een woedenden blik op de makelaar. „Ik breng u het bedrag, geachten man uit Parijs, haar wierp. hetwelk u schuldig zijt aan mijnheer de Guillaume bood juffrouw de Viile- Welnu," zeide Roselinde, „dan zal Malatesta, hier tegenwoordig, en die fort njet den arm, om haar de breede ik het verhoor eindigen. Doch, wat denkt uw eer gered heeft.ten koste van een trap op te voeren. Zij steunde op haar met den l,aotan.s etl getu'gen k'et kuis' u nu te doen. Wat is er van uwe stukken miljoen. Is dit niet in het kort, hetgeen kamenier. Deze had tranen in de oogen nep een huurrijtuig aan hetwelk hij op geworden?" u in twee uren aan uwen voogd uiteenge- zoader eigenlijk te weten waarom. Zij r'0"nV"'='rr' „Ik weet er niets van, zuchtte de zet hebt Hier is het geld." weende, instinctmatig de nadering van onderteekend Daarop scheidde men De burggraaf de la Rocheferny drukte een eerbiedigen kus op Rosemonde's voorhoofd en nam vervolgens afscheid Zijn bruid volgde Marguerite naar het vertrek, hetwelk ,zjij reeds eenigen tijd in het hotel van den bankier bewoonde. Guillaume verliet straat tegenkwam en begaf zich naar zijn nederige woning, om ook later zijn markies met gesmoorde stem; „ik kan Bij deze woorden wilde Guillaume de een gevaar gevoelend, waaraan zij geen uedfrig levenal weldoende voort te zet- er mij geen denkbeeld van maken portefeuille overreiken. 1ten aldus eindigt deze avond, zoo r.iik waar ik zoek.ik vind niets naam geven kon ten aldus eindigt deze avond, zoo rijk Malatesta naderde hem, met een glim- Toen men de'voorkamer binnentrad, aa« gebeurtenissen van allerlei aard Den volgenden morgen tegen het „Ah!' riep Roselinde uit, terwijl zij lach op de lippen, bedaard en fier als kwam Falamon zelf zijn pupil tegemoet, het gelaat met de handen bedekte. „Ben een fatsoenlij k man, na het vol voeren eener hetgeen Roselinde bewees, dat zij ver- mid guur' bet Falamon aan Roselinde ik dan verloren, ik goede daad, en strekte met begeerige wacht werd. Haar verwondering hield vra8en of zi' lust had hem naar het ,hu}' „Ja," antwoordde de ellendeling, „u blikken de hand naar de portefeuille gehjken tred met haar ontroering tengoed te vergezellen, hetwelk hij in bent ten gronde gericht, verloren.... uit Zonder een woord te spreken, geleidde den °mtr*k van Parijs bezat en waar hij de waarheid zal aan het licht komen J „Geef maar fner, beste mijnheer Guil- de waardiee voogd haar naar het salon en g dac™t door te brengen u zal de pleegdochter zijn, niet door de laume," zeide hij. Hij was zichtbaar aangedaan. Het ar,woord was door een bevende wet erkend, en de bekoorlijke Rosemonde, „Hulp J" riep de makelaar eensklaps jn dl-, rujme) schitterend verlichte band geschreven en luidde de eenige erfgename, de voorname da- met luide stem. „Hulp I en neemt dien vertrek zaten twee personen, die bij de "*k beb thans niemand' meer dan u op me moordenaar gevangen." binnenkomst van Roselinde opstonden. moordenaar gevangen. ,Houd op beul!" riep het arme meis- De portifere werd op zijde geschoven en q£ eene was een schoon jong meisje in goeddunkt 8aan- dt wereld. Ik wil u volgen, waar het u je, buiten zichzelve van ontzetting. vier forsche mannen stortten zich op smaakvol, eenvoudig toiletje het was „Ophouden 1" hernam de man van het Malatesta en grepen hem vast, vóórdat Rosemon'de, de andere, een jóngmensch, mes, „bij den hemel, dat is gemakkelijk hij nog den tijd had achteruit te springen was burggraaf de la Rocheferny. Roselin gezegd. Wij zullen veel verder komen en zijn dolk te trekken, met stilzwijgen en werkeloos zijn.... 1" Het waren de „baron" en drie politie de bleef op den drempel staan. Uwe nederige en toegenegen dienaresse, Roselinde." Een hall uur later was het rijtuig van Falamon, met twee vurige paarden be- \,Ge zijt bij mij en met mij," fluisterde spannen, op weg naar het dal van Aulnay, Maar wat moeten wij dan aanvangen mannen, die in de grootste stilte alles Falamon haar toe. waar mevrouw Falamon des zomers een vroeg juffrouw de Villefort hadden gehoord. Eenige andere politie- Hu was elke aarzeling bij haar verdwe- prachtig buitengoed bewoonde. „Wat wij moeten aanvangen her- beambten hadden de bedienden der nen en piaatste zij zich een weinig ter zijde haalde de markies. „Sprak ik niet tot jonge gravin onder strenge bedreiging op een canapé, waarheen de bankier haar Twee dagen na den avond, waarin over een vrouw, dat wil zeggen tot iemand, die bedwang gehouden. geleidde. Hij zelf nam in een leunstoel het lot van de beide meisjes beslist was, niet durft, dan zou ik misschien wel we- »Je bent gesnapt, ellendige hond aan baar zijde plaats. had er een bijeenkomst plaats ten huize ten te zeggen, wat wij doen moesten, zeide Guillaume. Het was, alsof hij eerp- „Wat beteekent dit alles vroeg zij van gravin de Ronoy, te Vallombreuse Maar nu I Waartoe zou het dienen HaPs een ander man geworden was. Fier beschroomd aan haar voogd. niet ver van Corbeil. Een vrouw is een vrouw en de schrik en V°1 waardigheid stond hij, als verjongd „Juffrouw," antwoordde deze, met ge- Vijf of zes jonge vrouwen, behoorende slaat haar in het gevaar op een vreeselijke tegenover den geboeiden markies. dempte stem, „wij moeten nog wachten tot de hoogste standen van Parijs, waren manier op het hart." Zich daarop tot de politieagenten wen- op een notaris, die lezing geven zal van daar uitgenoodigd den middag te Vallom- „Heb ik dan een bewijs van zwakheid dende, vervolgde hij een akte, uw familie betreffende." breuse te komen doorbrengen. Het waren gegeven?" vroee Roselinde bleek en „Voert hem weg, doch, vóór alles, Inderdaad trad een oogenblik later een haar beste kostschoolvriendinnen, met bevend ontwapent hem. Hij is sterk en buiten- notaris binnen, vergezeld van Guillaume. wie zij een familiefeest wenschte te vieren. „Neen. Aliceu Kan hetgeen ik in de gewoon behendig. Zijn ware naam is Hij groette het gezelschap en ging aan Het betrol de intieme viering van een gedachte heb, niet onder woorden ge- Barcolacchia. Tien jaar geleden was hij bet einde van het salon, bij den schoor- huwelijksfeest bracht worden. U zou het uitschreeuwen hoofdman eener rooversbende in het Cala- steenmantel staan. Daarop haalde hij een Denzelfden morgen namelijk was in d« van ontsteltenis. Bah 1 leef verder in el- brische gebergte en in de Romagna. Hij akte uit zijn portefeuille te voorschijn en kapel van het naburige dorp Groenenhoi lende en verguizing 1" heeft gemoord, gestolen op groote wegen begon hardop te lezen. „Verklaar u nader, ik eisch het, mijn- en zooals gij ziet, gaat hij hier te Parijs, heer 1" mtwoordde Roselinde met een uit gewoonte, met stelen voort en des- verwezen gelaat en een stem, welke die noods met moorden op den koop toe. het huwelijk ingezegend van burggraaf Het was de akte uit hei koffertje. Zij Leopold de la Rocheferny met juffrouw toonde op een duidelijke, onomstoote- Roselinde de Villefort, de rijkste erf- lijke wijze aan, welke verhouding er be- dochter uit den omtrek. van een geest scheen te zijn. Neemt den gebonden hond mede 1 ik stond tusschen de beide „dochters" van De godsdienstige plechtigheid was zoo „De papieren zijn verdwenen," hernam voor mij, heb mij niet meer met hem in graaf de Villefort, grondt- e laar, reeder eenvoudig, en daardoor zoo aangrij- hij, „en waarschijnlijk reeds in handen te laten. Ik beveel u ten slotte nog zijn en bankier in Voor-ïndië gesteld van lieden, die er een goed ge- woning aan, het is een roovershol. pend mogelijk geweest. Al tte boeren en Toen het voorlezen geëindigd was, boerinnen uit den omtrek waren uitge- bruik van weten te maken. Er blijft ons Een commissaris van politie gaf nu nam de notaris voor een tafeltje plaats, noodigd geworden. Het spreekt wel van dus de keus tusschen twee dingen i óf in minder woorden dan Guillaume, be- door twee kaarsen verlicht en maakte zich zelf, dat Catherine, Marguerite en Ber- terstond, dezen nacht nog, de stukken vel Tonio Barcolacchia naar de gevangenis gereed eenige aanteekeningen te maken en nard daartoefin de eerste plaats behoorden, terugvinden, teneinde u te redden, het- over tejbrengen. Er was reeds sedert jaren de stukken te rangschikken. Guillaume De bruid, schoon als een engel, had den geen onmogelijk is. óf...." een bevel tot aanhouding tegen hem uitge- had zijn plaats aan den schoorsteen inge- zegen wenschen te ontvangen, omringd „Ga voort." vaardigd, doch men was er nimmer in nomen waar hij het gansche gezelschap door h«ar bekoorlijke vriendinnitjes, Of de persoon, die door deze titels geslaagd, hem op het spoor te komen in het gezicht kon zien. pachtersdochters uit de buurt van Groe- Aan zijn eene zijde waren Rosemonde nenhof. Twee edellieden uit de streek wa- en Leopold gezeten, a. tl den tegenover- ren Leopolds getuigen geweest. wettig verklaard wordt, moest door een allerminst den laatsten tijd, daar hij als gelukkig, onverhoopt toeval eensklaps markies de Malatesta te Parijs verschei- hevig o gesteld worden. Ik zie reeds, dat dene handelsvennootschappen had en gestelden kant Falamo,met Roselinde, De oude graaf de la Rocheferny was gij mijn gedachte raadt 1' „Ah 1" riep Roselinde uit, terwijl zij op de canapé achterover viel. „Ongelukkige riep de Malatesta, welke geen tegenspraak duldde een weelderig leven leidde. die nog geen woord uitgebracht en de met een der minst origineele leden van het Toen Guillaume alleen met Roselinde voorlezing der akte onbeweeglijk aange- gezelschap. Hij hield nog steeds bij hoog en achtergebleven was, zeide hij op een toon hoord had, laag vol. dat zijn zoon met' een Indische Guillaume nam thans het woa>rd en prinses Jrouwde eri bleef daasdooif nog op haar toesnellende„gij verliest uw „Neem een mantel en een hoed, juf- zeide ongeveer het volgende altijd onder de bekoring van haar tegenwoordigheid van geest, u ontzinkt frouw en wees zoo goed mij oogenblik- „Wij wonen heden avond een belang- schitterende diamanten de moed met een lafhartigheid, welke u kelijk naar den heer Falamon, uw voogd rijke gebeurtenis bij. Zijn uw getuigen De Villefort en Falamon waren de in het verderf storten zal. Er bestaat te volgen ik heb mijn bevelen." aanwezig, mijnheer de notaris voornaamste personen van het feest. Me- slechts één middel om u te redden, u Een kameniei bracht haar meesteres „Zij zijn hier, mijnheer," antwoordde vrouw de Ronoy nam van harte aan de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 12