I
Ons vrooijjk Hoekje.
Van vraatzuchtige dieren
en een wijzen man.
AMSTERDAMSCHE KOUT
NIEUWE HAAKLEMSCHE COURANT
Tweede Blad Zaterdag 28 Maart 1925
UIT DE PERS.
KUNST EN KENNIS.
Onzekere zetels.
Mgr. J. J. Graaf als historicus.
Opgravingen te Egmond.
LANDB. EN VISSCHERIJ
Visschen op grondel.
GEMENGD NIEUWS.
Kattentrouw.
De berging van de Soerakarta.
Een fideele gevangenis.
HANDEL EN NIJVERHEID.
De avondverkoop in de
Hoofdstad.
\P.
- v jF-, tJ^k&'rrv (M
Vangen en bevrijden.
Hondenwedren.
Uit de Moppentrommel.
WINKEL-DIEVEGGE.
Niet gappen daar.
Dertig centjes kost het maar
Dit bij het jongere geslacht onbekende,
doch bij de ouderen van jaren nog niet ver
geten deuntje, werd in de dagen, toen we
nog onze reusachtige St. Nicolaasdrukte
hadden, in Amsterdam in de dertig-cents-
bazar op den Nieuwendijk gezongen. Duur
was 't heelemaal niet, een schelling of dertig
centjes gold als universeele prijs, maar dat
was geen beletsel voor velen om te trachten
zich op onrechtmatige wijze meester te ma
ken van de galanterieën of speelgoederen.
En om de dieveggen ('t waren meest vrou
wen die zich aan dat soort diefstallen schul
dig maakten) op 't laatste oogenblik te weer
houden en aan 't schrikken te maken, zon
gen de winkelbedienden het hierboven af
gedrukte deuntje.
We hebben onze Sint Nicolaasdrukte en
onze dertig-cents-bazar verloren, maar de
winkeldieveggen zijn ons trouw gebleven.
In de groote warenhuizen zijn thans bepaalde
aeambten aangewezen, uitsluitend om op te
letten dat een geroutineerde dievegge een der
vele „populaire" trucs niet in praktijk brengt.
Dezer dagen verscheen weer eens zoo'n
winkeldievegge voor den politierechter. Maar
't was een zeer bizonder en daarom interessant
geval.
't Gold nu niet een gewone brutale vrouw
uit de volksklasse, die er op deze wijze wat
bij verdiende, maar een slachtoffer van bui
tengewone omstandigheden. Een Duitsche
vrouw van een dikke vijftig jaar, schraal ty
petje, juffrouw gebleven in s6ort van klee
ding, maar meer kaal nog dan knap, een we
zentje, waar veel jarenlange ellende en een
onmeetbaar vastgeroest verdriet uit sprak,
waarvoor de kruiden van troost en hoop op
nog eenmaal geluk niet gewassen waren.
Haar vader was krankzinnig gestorven,
haar moeder die een eenigszins z.g. mondaine
bar hield, had in een zekere periode winkel
diefstallen gepleegd. „Kleptomanie", zeide
fnen- En zij zelf had jarenlang een verhou
ding gehad, met als bitter end op het mo
ment toen nieuwe liefde en huwelijk voor
haar uitgesloten waren - een definitieve
scheiding. Een verwoest leven, dat spoedig
na den oorlog het vaderland verliet, waar zij
nu heelemaal alleen was. Alles wat ze nog
van familie had was naar Holland getrokken.
Met haar taschje ging zij er op uit. Bezocht
een winkel van den heer Houtman in dè Kal-
verstraat, doch ging, daar de patroon goed
oplette, net zoo weg als ze gekomen was. Wan
delde toen naar de Reguliersbreestraat, mof
felde in de Grand Bazar Fran pais een vaasje
van weinig waarde weg. Trok toen naar 'n
winkel op 't Koningsplein, waar zij de win
keljuffrouw alles liet omhalen.
Liet haar ook zoeken naar kousen van een
bepaalde kleur, waardoor dit meisje zich
even móest verwijderen en de winkeldieve-
vegge gelegenheid kreeg een paar kousen in
haar taschje te verdon kerenmanen. Deed
daarop een groote bestelling, die aan een ge-
fingeérd adres bezorgd moest worden. De
winkeljuffrouw vond 't wel vreemd, want het
vrouwtje zag er nu niet bepaald naar uit of
haar middelen het haar veroorloofden zulke
dure onderkleeding te dragen. Maar zij no-
teetde de bestelling en de klant vertrok. De
heer Houtman was haar echter gevolgd,
meende dat men 't nu er wel op wagen kon
in te grijpen, waarschuwde een inspecteur,
die 't vrouwtje inviteerde hem naar 't politie
bureau te volgen. En bij het fouitleeren kwa
men toen vaasje en kousen uit het taschje te
voorschijn. Zij bekende volmondig en werd
naar den Weteringschans gebracht.
Het was een zielig geval, het magere, ar
moedige vrouwtje voor den politierechter te
zien verschijnen. Onder heete tranen ver
klaarde zij nog nooit iets slechts te hebben ge
daan en dat zij niet wist wat zij met de ge
stolen voorwerpen moest beginnen. Ze voel
de om haar heen een sfeer van medelijden.
Schuldig was zij, dat stond als een paal bo
ven water, maar niemand trachtte haar te be
zwaren. Het grootste geluk was haar bescho
ren dat een gedetineerde kan te beurt vallen
mr. Schorlesheim, die in zijn pleidooien al
tijd zooveel gevoel kan leggen, was haar als
verdediger toegevoegd.
En als openbaar aanklager vond zij tege -
over zich mr. Reiiingh den knappe officie." die
niet met het zwaard der gerechtigheid in 't
ronde zwaait uit overtuiging dat er leed toege
bracht moet worden zoo zwaar mogelijk,
maar die in zijn requistoriums, naast toepas
sing der wetten, steeds luide de stem der
menschelijkheid laat spreken. Wiens hand
straf is, wanneer het den perversen wreed
aard betreft, doch wiens gemoed zoo lieflijk
is, wanneer de vraag wordt gesteld waarom
kwam de mensch, tegen wie(n) hij straf moet
eischen, te rallen. Hij overwoog veel, ook
dat het noodzakelijk is den winkelier te be
schermen en eischte zes weken. Maar na mr.
Schorlesheim's eloquent pleidooi, waarin
deze, den treurigen levensloop van zijn
„cliënte," zeg liever zijn beschermelinge
schetste, gebeurde iets wat zelden of
nooit voorkomt, trok mr. Reiiingh zijn eisch
in en verklaarde hij zich ook met een voor
waardelijke straf te kunnen vereenigen.
Want krijgt het vrouwtje niet voorwaarde
lijk, dan wordt onherroepelijk de verlenging
van haar visum op haar pas geweigerd, moet
zij naar Duitschland terug, waar zij niemand
kent.... En dan was er nog een tweede
punt. Er was eer, rapport over de vrouw uit
gebracht, dat niet in alle deelen gunstig was.
Maar het was op 't laatste oogenblik uitge
bracht en misschien niet zoo heel serieus
opgesteld. Zoo'n rapport en het uitgebrachte
advies zijn veelal niet anders dan het persoon
lijk gevoelen van een bepaalden mijnheer.
Maar het zeer subjectieve oordeel was in dit
geval wel zeer in 't oog loopend.
Mr. Servatius, de politierechter, ver
klaarde het in dezen met mr. Schorlesheim
volmaakt eens te zijn,. Hij wilde daarom niet
direct vonnis wijzen, <^och eerst door het Gen.
tot Zed. Verbetering, rapport laten uitbren
gen. Moge naar aanleiding hiervan een weg
worden gevonden om mr. Schorlesheim den
triumf te brengen,dat hij deze schipbreukeling
haar laatste levensjaren nog in veilige haven
kan doen doorbrengen.
H. HENNING Jr.
te voorspellen, maar dat Zuid-Holland weer
5 katholieken zal afvaardigen, is haast niet
te denken. Want i eiden heeft wel een over
schotje en ook Den Haag en Rotterdam,
maar daar staat weer tegenover, dat ook
Dordt den kiesdeeler niet haalt
De twee zetels die we in 1922 hij verras
sing wonnen o.a. door het anders verbinden
der lijsten in de kieskringen Leiden en Haar
lem, zouden wel weer eens verloren kunnen
gaan en dan zou er zeer waarschijnlijk Zuid-
Holland één van leveren
De „Residentiebode" schrijft, van verschil
lende kanten die er meer van weten, te hoo-
rcn. dat er voor de Kamerleden Van Vuu-
ren en Mevr. Bronsveld niet zooveel gevaar
zou bestaan als velen meenen.
Het blad vervolgt dan:
„Ook wij hebben onze beduchtheid uitge
sproken, dat beiden wel eens niet herkozen
konden worden. Wat mevr. Bronsveld be
treft, is sinds lang de meening van uit Am
sterdam zelf geventileerd, dat de tweede
plaats daar allesbehalve zeker is. Nu re
kende men ons echter voor, dat Amsterdam
zeker een der grootste overschotten zal
brengen, zoodat deze vrouwelijke candidaat
wel weer gekozen zou worden, Inlusschen,
als we de cijfers van 1922 bekijken, blijft er
toch wel reden tot beduchtheid, Amsterdam
had toen 39.000 kath, stemmen, terwijl de
kiesdeeler ongeveer 29,000 was. Amsterdam
stond toen gecombineerd en staat nu alleen.
Ook GroningenFriesland behoudt ook
nu Drente afvalt al haalt het niet den
kiesdeeler, toch zulk een cijfer, dat men her
kiezing van den heer v, Vuuren zeer waar
schijnlijk acht, We hopen, dat onze zegslie
den gelijk hebben en dat de heer v. Vunren,
een der bekwaamste Kamerleden, en mevr.
Bronsveld, die ook bij velen in de pas staat,
weer naar het Binnenhof afgevaardigd zul
len worden.
ZÖ« we gelooven ook, dat andere
candidaten nog méér gevaar loopen.
Men herinnert zich. dat vorig maal de hear
Moerel met enkele stemmen de eindslreeo
haalde (de heer Loerakker volgde den te
vroeg gestorvene op). Nu is Leiden anders
ingedeeld eii gaat met heel Zuid-Holland
samen. Hoe het nu loopen zal, valt kwalijk
In het jongste nummer van het Historisch
Tijdschrift herdenkt pastoor J. C. van der
Locs den vereerden Mgr. J. J. Graaf als
historicus en in het bijzonder als stichter
van' dc Bijdragen voor. de geschiedenis van
hel Bisdom Haarlem.
Voor de vroegste geschiedenis van dit
orgaan is gebruik gemaakt van een corres
pondentie tusschen Mgr. Graaf en Mgr.
Vregt, die samen 't bisschoppelijk secreta
riaat hebben waargenomen tot zij door de
benoeming van Mgr. Graaf tot deken van
Ouderkerk werden gescheiden. Toen ont
wikkelde zich een briefwisseling, welke van
1881 lot 1892 duurde en waaruit overtui
gend Mgr. Graaf s vaderschap ten opzichte
der bijdragen blijkt. Daardoor is het ook
duidelijk waarom Mgr. Graaf tot twpe ma
len toe dc legende heeft weersproken, wel
ke Dr. Pcrsijn in de wereld zond als zou
de idee tot het stichten van een historisch
tijdschrift, gewijd aan kerkgeschiedenis uit
den genialen kop van Dr. Schaepman zijn
voortgekomen.
„Maar om nog een andere reden, aldus
pastoor v. d. Loos, maakt Mgr. Graaf aan
spraak op den titel van stichter de „Bijdra
gen": Door zijne nederige offervaardigheid,
welke haar kracht putte uit zijne warme be
langstelling voor onze vaderlandsche kerk
geschiedenis, bewaarde hij het tijdschrift
voor een wissen ondergang. Historischen
periodieken gaat het gemeenlijk niet naar
den vlecze. Voor katholieke geschriften,
welke het verleden onzer voorouders be
handelen, zou rechtmatig van de geloofsge-
nooten, om de innige gemeenschap van ge
loof en leven, meer werkdadige steun mo
gen verwacht worden. Doch helaas, over
het algemeen is dat zoo niet.
Dat merkbare gebrek onder de katholie
ken placht Mgr. Graaf te verklaren uit dc
opkomende liefhebberij voor de sociale we
tenschappen, welke door den overvloed van
bestaande boeken en brochures zonder
lange en ernstige voorstudiën, zoowel aan
leeken als aan priesters, spoedig en ge
makkelijk gelegenheid boden, om met de
gevonden cursussen op te treden.
Intusschen ook de „Bijdragen begonnen
in haar bestaan te kwijnen. Een dubbele
kwaal: gebrek aan copy en achteruitgang
van het getal inteekenaars, bedreigde haar
leven. Voor de beste geneesheeren: voor
Mgr. Boltemanne, op wiens last het tijd
schrift werd uitgegeven en voor secretaris
Vregt, die als man van ondervinding, >e
goed den wetenschappelijken thermometer
aan het katholieke Nederland wist aan te
leggen, stond dc toestand hopeloos, was
de dood met zekerheid te wachten.
10 Mei 1890: Vregt aan Graaf:
„Ik heb met Mgr. (Bottemanne) over on
ze zaak gesproken. Z. D. H. vindt het wel
goed, dat we het nog eens met onze circu
laire probeeren, maar lukt dat niet, dan
was Z. D. H. er voor, de uitgave maar te
staken. Mgr. is er van den beginne af niet
voor geweest en had liever gezien, dat
we ons aan „De Katholiekhadden aan
gesloten. Mgr. is in 't algemeen erg tegen
die menigte van periodieke uitgaven en
couranten etc. Enfin, mondelings kan ik
je meer zeggen. Ik had dat alles wel ver
wacht'en reeds lang bemerkt, dat er wei
nig sympathie voor dc Bijdragen was."
Wat deelt de historie verrassende, vaak
harde lessen uill Terwijl het oudste en
meest eerbiedwaardige tijdschrift „De Ka
tholiek", dat was voortgekomen, uit den
geest van Van Vree, die den rang der tij
den gevoelden en begrepen, en genoeg we-
tenschapplijk waren om een nieuwe katho
lieke cultuur in te tuiden.... terwij! aan
dit maandschrift als medewerkers verbon
den waren de beste en geleerdste priesters
de Haarlemsclie diocese, de leeraren en
hooglecraren det beide Seminariën, in wie
„de geest van Broere" voortleefde.... ter
wij! menigeen onder de parochiepriesters
zijn voor studie en wetenschap uitgewon
nen avonduren besteedde voor „De Ka
tholiek" hetzij als strijdperk van eer hetzij
als gezonde oefenschool.. terwijl het door
„De Katholiek' bestreken arbeidsveld:
godsdienst geschiedenis en letterkunde,
breed en vérstrekkend was, en alzoo een
reeks van lezers bereikte, veelvoudig in
verscheidenheid, is „De Katholiek", de.
oude en eerbiedwaardige, onder het getal
dei periodieken uitgevallen en door Stu-
dia Catholica even deftig als plechtig be
graven. Terwijl daarentegen de „Bijdragen"
van Haarlem, welke van den aanvang ge
speend waren van al deze voorrechten, en
in den beperkten kring van vakgeleerden
en minnaars der vaderlandsche kerkgeschie
denis haar lezers moesten vinden, tot op
dezen dag, door de taaie volharding van
Mgr. Graaf, haar moeilijk en vaak zorgzaam
leven hebben voortgezet."
Dat „fiasco" is uitgebleven. ,Daar zijn be
wonderenswaardig taai volhardingsvermogen
heeft Mgr. Graaf de „Bijdragen" gered, in
het leven gehouden en de uitgave onder
zijne leiding voortgezet lot den 42en jaar
gang. En toen in onze dure tijden zich nieu
we wolken van zorgen samenpakten gaf dc
Hoogeerw. Vicaris aan de redactie van de
„Bijdragen" de verzekering, „dat Mgr. Calliar
eene staking van de uitgave niet zou toe-
taan, maar begeerde, dat zou worden door
gegaan". Dat besluit was als een zonnedag
op den helderen levensavond van Mgr.
Graaf want met den ondergang der „Bijdra
gen" was dc eer gemoeid der Haarlemsche
geestelijkheid, die als onverbasterd nakroost
van Sint Willibrord de lier en der ver
strooide bouwstoffen onzer vaderlandsche
kerkgeschiedenis wenschle verzameld te
zien met haar voortbestaan werd een wel
daad bewezen aan de wetenschap die op
historisch terrein hare roeping niet kon ver
vullen, indien de kerkgeschiedenis hare blad
zijden onbeschreven liet."
Dinsdag j.l. werd door dr. Holwerda, di
recteur van het Rijksmuseum van Oudheden
te Leiden, gesproken over de kerk van St.
Albertus te Egmond en den eersten Graaf
van Holland.
Wij ontlcenen hieraan het volgende:
Hij begon met er op te wijzen, hoe slecht
wij nog over de periode, voorafgaande aan
oiïze vroege Middeleeuwen zijn ingelicht,
niet slechts van archaeologisch standpunt
uit, maar ook met het oog op de historische
overlevering.. Daarbij komt, dat van het wei
nige wat bijv. in enkele Utrechtsche oor
konden of in levensbeschrijvingen van Hei
ligen vermeld is, de historische critiek een
groot gedeelte als onbetrouwbaar of vaisch
verwerpt Langzamerhand komen echter
door opgravingen en de daarmede gepaard
gaande studie der ceramiek en andere cul
tuurresten nieuwe gegevens aan het licht.
Als voorbeeld haalde spr. zijn onderzoek te
Wijk-bij-Duurstede aan en toonde hoe hier
het bestaan van een uitgebreide stad, van
plm. 700 tot 900 kon worden vastgesteld.
Tevens wees hij er op, dat archaeologische
vondsten uit dezen tijd het bewijs leveren,
dat cenerzijds vooral op de hoogere zand
gronden van het gebied om Ulrecht, ander
zijds de hoogere zandgronden vlak bij onze
Noordzeekust zijn bewoond geweest. Zoo
zijn te Domburg aan het strand, in de duinen
bij Burgh op het eiland Schouwen, verder
ook in de duinen van Katwijk belangrijke
vondsten gedaan.
Ook nabij Egmond heeft Dr. Holwerda nu
een zeer merkwaardige ontdekking gedaan.
Tijdens'"een opgraving, ter plaatse van de
vroegere abdij te Egmond-Binnen, viel het
hem top, dat hier geen cultuurresten doch
sporen voorhanden waren, die aan een vroe-
geren bouw herinnerden, terwijl toch in dc
levensbeschrijving, die omstreeks 985 op
bèvel van Egbertus, Bisschop van Trier, van
den heiligen Albertus werd samengesteld,
en waaruit de rniddeneuwsche kroniekschrij
vers ais Joh. Leidis, hebben geput, sprake is
van een kerk die zou zijn opgericht op de
plaats, waar de heilige begraven was, kort
vóór het midden der 8ste eeuw. Daarom
meende hij, dat wellicht op een punt, onge
veer 10 minuten gaans, ten W. van de abdij
gelegen, waar nog een onaanzienlijk gemet
seld' putje, onder den naam van Si. Alber-
tusputje bekend, bedevaartgangers tot zich
trok, meerdere gegevens zouden kunnen
worden verkregen. Zijne verwachtingen wer
den nog overtroffen.
Hij vond nier cien volledigen plattegrond
terug van een niet onaanzienlijke kerk, die
omringd was door een steenen muur en
gracht. Niet alleen het type van dezen aan
leg die men met den naam van kerkfort
mag aanduiden, maar ook de hier gevonden
Scherven leverden het bewijs, dat' hier een
gebouw heeft gestaan, waarvan de oprich
ting in de 8ste eeuw moet worden gecon
stateerd. Het meest merkwaardige daarbij
was, dat het ronde, thans nog bestaande
putje, juist te midden van de abdis der kerk
was gelegen. Dit meende spr. in verband te
mogen brengen met het verhaal in het leven
van St. Albertus voorkomend, volgens het
welk Dirk, de eerste graaf van Holland, het
gebeente van dezen heilige ontgraven liet,
om het naar een andere plaats, Hallen ge
naamd, over tc brengen, waar hij een houten
oratorium had gebouwd. Op de plaats waar
de doodkist werd weggenomen, is toen een
bron gevonden van „verwonderlijke klaar
heid". die tot op den huidigen dag voor ve
len ter verkrijging van gezondheid werd be
nut. Hoe kan het nu anders, zeide spr., dan
dat het putje, dat zich midden in dc abdis
der opgegraven kerk bevindt, op de eere
plaats dus, tevens de plaats is, w-aar eens in
werkelijkheid de heilige is begraven?
Dr. Holwerda besloot zijn lezing, die door
een aantal lichtbeelden werd verduidelijkt,
mei te zeggen, dal hij overtuigd was dai,
zooals zijn opgravingen te Egmond dat heb
ben aangetoond, veel der gegevens door de
chroniekschrijvers overgeleverd op waarheid
berusten en niet tc haastig als fictie moeten
worden gebrandmerkt.
WAT HIJ NOODIG HAD.
Paeter ging een groote zaak beginnen,
maar wou van een paar dingen zeker zijn.
Daarom ging hij naar een waarzegster.
„Zal jij mij geven wat ik noodig heb,"
vroeg Peter.
„Zeker," zei de waarzegster, „geef me
eerst vijf frank en dan uw hand."
Peter deed het. De waarzegster bezag de
hand, verliet de kamer en kwam met een
pakske terug, dat zij hem gaf.
„Ga naar huis," sprak zij, „dan zult ge
vinden wat gij noodig hebt".
Peter ging naar huis, deed het pakske open
.en vond er een stuk zeep van 10 cent in.
Maar Peter waschte zijn handen niet, maar
leurde een dag om 't stuk voor .5 cent einde
lijk te verkoopen.
DE WARE OORZAAK,
Professor Die verhevenheden op uw
hooft, bewijzen dat u een heftig temperament
hebt
Patiënt Neem mij niet kwalijk, profes
sor, maar zijn meer het bewijs van het
heftig temperament van mijn vrouw 1
De minister van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw heeft bepaalcj, dat aan de vis-
scbers, die in het bezit zijn van een hun
daartoe door het districtshoofd af te geven
schriftelijk bewijs, vergunning wordt ver
leend op grondel te visschen met een visch-
zegen met een kleinere maaswijdte dan 45
m.M„ in welk bewijs moet worden aangege
ven de rivier of het riviervak, het tijdvak
tusschen 30 Maart en 23 April 1925, waar
voor het geldt en de voorwaarden die bij
het visschen moeten worden in acht geno-
In Februari gaf iemand uit Huissen een
poes mede naar Mook, die bij de nieuwe
familie aldaar eenige weken opgesloten
werd gehouden. Het dier is echter stilletjes
weer naar het stedeke Huissen terugge
keerd, een afstand van 4 uren. Poes moet
over dc Spoorbrug geloopen zijn, daar deze
de eenige vaste verbinding over de Waal
is. (B.Crt.)
De bergers zijn nu bezig de gaten en
scheuren in ruim II van dc Soerakarta te
dichten cn met het maken van de kuip
voor de groote beschadiging.
Het werk vordert naar wensch, alleen
wordt het bemoeilijkt door den zeegang
als een gevolg van Zuidwestelijken wind.
Op het lus„chendek van ruim II is een
twaalfduims centrifugaal pomp opgesteld.
Al het mogelijke wordt gedaan om hel
werk zooveel mogelijk te bespoedigen;
daar alle werkzaamheden echter door dui
kers moeten worden uitgevoerd, zijn de
vorderingen vanzelfsprekend beperkt.
Uit ruim I is aan natte lading nog ge
borgen: 74 kisten bier en 1 vat.
Men herinnert zich, dat in Februari de
Nederlandsche koopman V., wiens uitleve
ring was gevraagd, uit de gevangenis te
Wesel wist te ontvluchten.
Een gerechtelijk onderzoek, naar aanlei
ding van deze ontsnapping ingesteld, bracht
verschillende merkwaardige feiten aan het
licht, vertelt de Tel. V„ die goed met de
gevangenbewaarders wist op te schieten,
had vergunning weten te krijgen, om re
gelmatig, zonder toezicht gesprekken te
mogen voeren met zijn verloofde, een in
woonster van Wesel Maar bovendien on
derhield hij nog betrekkingen met een an
dere dame. Deze laatste wist hem in het
bezit ie stellen van een vijl en een lang
stuk touw, met behulp waarvan hij ont
snapte, Op zijn verjaardag, 13 Febr., bood
V. zijn dames en den gevangenbewaarders
een fuifje in zijn cel aan. Er werd een tafei
gedekt en in den loop van den avond liet
hij nog een paar flesschen cognac aanruk
ken. Als tegenprestatie verzocht hij de wo
ning van een der bewaarders in het ge
bouw te mogen zien. Het werd hem toege
staan. maar men zag hem niet terug.
De rechter van instructie, die de zaak
heeft onderzocht, noemde de gevangenis,
waar deze dingen mogelijk waren, bijzon
der fideel en thans zijn alle feestgenooten
van V. tot gevangenisstraffen van 2 en 3
maanden verQordeed De dames kwamen er
met 500 mark boete af.
De vereeniging van Amsterdamsche winke
liers heeft thans een adres gezonden aan den
Amsterdamschen Raad, waarin gevraagd
wordt een zoodanige wijziging in de verorde
ning op de winkelsluiting te brengen, dat het
\*oor hen, die van den avondverkoop moe
ten bestaan, mogelijk zal zijn, hun winkels
tot 's avonds 1 uur open te houden.
Bij het adres is' een voorstel gevoegd,
waarbij wordt aangegeven in welken geest
de betrokken winkeliers de wijzigingen wen-
schen te zien aangebracht.
Daarin wordt bepaald, dat de winkels, die
des avonds open zijn, tot elf uur 's morgens
gesloten worden gehouden.
Gedurende den tijd van verkoop na acht
uur des avonds zullen geen artikelen in den
v. inkel aanwezig zijn, dan die van welke die
verkoop is toegestaan.
Er zijn van die jongens en meisjes, die er
een gezonden eetlust op nahouden. Dat is
heel goed Maar er zijn er ook, die kunst
matig hun eetlust vergrooten en, vooral
wanneer het hun lievelingskostje betreft,—
hun kleine maagje meer kwaad dan goed
doen. Niet waar, mijn kleuter, je kent wel
van die jongens en meisjes, waarop ik doel
Zelf heb je je o, dat weet ik heel zeker
er natuurlijk nooit schuldig aan gemaakt
Ik wil hier echter niet spreken van min of
meer gulzige jongens en meisjes. Alleen wil ik
je het woord vraatzuchtig verklaren. Welnu,
mijn kleine vent (of zusje), wanneer een dier
doet, zooals de jongens en meisjes, waarvan ik
zooeven sprak, dan Zegt men, dat het vraat
zuchtig is. Vraatzuchtig is dus nog wat erger
dan gulzig.
Weet je al wat een kluizenaar is Er was
eens een jongen, die Pietje werd genoemd. Hij
wist het niet en toen hij er op school naar
vroeg, vertelde hem de onderwijzer, dat een
kluizenaar een heilig man is, die heelemaal
alleen woont, van de menschen verlaten,
meestal in een woestijn en daar bidt en vast,
een heilig leven leidt en dc arme, verdwaalde
woestijnreizigers helpt, aileen uit liefde,
zonder voor zijn goedheid een geldelijke of
andere belooning te willen ontvangen. Mijn
kleuter, was je slimmer dan die Pietje en wist
je al, wat een kluizenaar is
Maar, hoor ik je al zeggen, ik begrijp er
nu niets meer van. Daar beginnen we met
jongens en meisjes, die meer eten dan goed
voor hen is, springen dan over op vraatzuch
tige dieren en belanden tenslotte bij een klui
zenaar Je hebt gelijk maar wanneer je
nu even je kleine geduld bewaren wil, dan
zal ik je het verband, dat er tusschen deze
zoo verschillende onderwerpen bestaat, in een
vertelseltje verklaren.
Er was dan eens een kluizenaar, een echte,
heusche kluizenaar, die zich van ander klui
zenaars nog onderscheidde door zijn groote
liefde tot Onzen Lieven Heer en voor de
menschen, maar vooral door zijn groote
toegenegenheid ten opzichte van de dieren-
Hij was een echte dierenvriend, zooals men-
die maar heel zelden vindt, en koesterde iets
als een groote, warme liefde voor den leeuw
zoowel als voor het kleine, schuwe wezeltje.
En het verdroot den heiligen, wijzen man
(kluizenaars waren gewoonlijk even wijs als
heilig zeer, dat de dieren in hun vraatzucht
meer aten dan hun gezondheid vereischte,
j soms zelfs zich zoozeer door hun ondeugd
lieten verleiden, dat ze hun leven door te-veel-
eten, bekortten en eindelijk dit vooral was
hem het smartelijkst elkaar verscheurden
en opaten, alleen om aan hun vraatzucht te
voldoen.
De kluizenaar wist (weet je nog wei dat
hij een wijze, man was dat er op de wereld
voldoende eten is voor alle menschen en ook
voor de dieren en daarom betreurde hij het
nog veel meer, dat zij elkaar opaten. Het
vleesch en de visch waren alleen voor den
mensch bestemd en de dieren, die daarvan
aten, deden dus verkeerd.
Langen tijd dacht de kluizenaar erover na,
hoe hij de dieren hun vraatzucht zou afleeren
en (ik heb je toch al verteld, dat hij een wijze
man was hij meende het middel gevonden
te hebben.
Dagen achtereen zocht hij de woestijn
rond naar voedsel hij kwam zelfs, na dagen
lang geloopen te hebben, buiten de woestijn
en bedelde daar. Wanneer hij in zijn hut
terugkeerde, had hij een groote hoeveelheid
voedsel verzameld.
De kluizenaar riep een duif. Doordat hij
zoo'n groote dierenvriend was, hielden de
dieren veel van hem, kwamen, wanneer hij
hen riep en gehoorzaamden aan de bevelen,
die hij hun gaf. De duif kwam dus en de
heilige man beval haar de dieren uit de woéfc-
tijn in zijn hut te roepen. De duif vloog weg
en riep de dieren. Laat in den avond, toen
de nacht reeds viel, kwam er een leeuw, een
kat, een haas en de duif in de hut van den
kluizenaar.
De wijze man verweet hen hun vraat
zucht en vroeg hen, met hem mee te willen
werken, om deze leelijke ondeugd af te lee-
ren. De leeuw gromde, de kat sloeg met haar
dikken staart, de haas wilde wegloopen en
de duif kirde ontevreden. De kluizenaar wist
hen echter bij zich te houden, door te wijzen
op de groote hoeveelheid voedsel, die hij had
verzameld. Aangetrokken door het vele eten,
dat ze zouden krijgen, zonder ervoor te wer
ken, bleven de dieren in de hut.
De wijze man begon daarop het eten te ver-
deeien.
Aan den leeuw, die de meeste dieren ver-
WAAROM HIJ HUILDE.
Oude juffrouw (medelijdend): „Och, waar om laat je je broertje toch zoo huilen
geef 'm dan tochz' n zinnetje!"
't Zusje: „Wat? Z'u zin geven? Moet ik die blommeties dan van Uw hoed trekken
scheurde, omdat hij zoo dol-veel hield van
vleesch, gaf hij visch. Hij hoopte den koning
der woestijn het vleesch-eten af te wennen
en hem tot plantaardig voedsel te dwingen
want in de woestijn was natuurlijk geen visch
te vinden.
Aan de kat zette hij graankorrels voor.
Eenmaal daaraan gewoon, zou ze nooit meer
vleesch of visch en andere lekkere hapjes
rooven in de .keuken of in de provisiekast.
De haas gaf hij vleesch. In dc streken waar
dit dier huisde, was geen vleesch te vinden en
waren er ook al dieren, de haas zou toch te
klein en te zwak zijn om deze te verscheuren.
De duif was nog het moeilijkst tevreden te
stellen. Deze vogel kon met zijn rappe vleu
gels overal heenvliegen en alles bereiken. De
wijze kluizenaar diende haar ten slotte kool
blaadjes op. Ze kon wel op een met kool be
bouwd land neerstrijken en zich te goed doen,
maar de wijze man was er zeker van, dat ze
veel te bevreesd zou zijn, dat de boer haar zou
doodschieten.
Eenige dagen duurde dit zoo.
De leeuw gromde nog dreigender de kat
had aan haar staart nifft meer genoeg om van
haar woede blijk te geven en builde naar
geestig de haas deed voortdurend nieuwe
pogingen om te ontkomen de duif kirde,
dat het een lust was om te hooren echter niet
van vreugde, maar om haar lotgenooten aan
te sporen tot opstand.
De ontevredenheid werd al grooter en groo-
ter en groeide voortdurend aan. De dieren
zagen elkaar met scheele oogen aan. Elk
dacht, dat zijn buurman veel lekkerder hap
jes kreeg dan hij-zelf.
De wijze man begon er voor te vreezen, dat
zijn middel niet tot zijn doel zou voeren en
na weer langen tijd nagedacht te hebben, gaf
hij den leeuw graan, inplaats van visch de
kat planten, inplaats van graan de haas
visch, inplaats van vleesch de duif vleesch
inplaats van planten.
Ook dat mislukte. De dieren bleven nog
steeds juist datgene, wat ze niet kregen, als
de lekkerste hapjes beschouwen'. De wijze
man sprak hen toe en verweet hen hun ijver
zucht. Maar niets hielp. En ten einde raad be
sloot hij nog maar eens het voedsei te ver
anderen.
De leeuw kreeg planten de haas graan
de duif visch. Het ongeluk wilde, dat er geen
vleesch meer over was en de kat moest dus
vasten.
De ontevredenheid bleef voortbestaan.
Juist het ééne gerecht, dat zij niet hadden
gekregen, wilden ze hebben. En aange
vuurd door de kat,, vielen de dieren plotseling
op den armen kluizenaar aan. De leeuw ver
scheurde hem en at hem op.
Het was dén wijzen man niet gelukt, de
dieren van hun afschuwelijke vraatzucht te
genezen.
Intusschen bleven dc dieren het meeste
houden van de spijzen, die ze niet hadden ge
kregen en zóó komt het nu, dat de leeuw
zoo graag vleesch, de kat visch, de haas kool
en de duif graan lust.
Begrijp je, mijn kleine vent (of zusje), hoe
slecht gulzigheid is en hoe die ondeugd je
van het ééne kwaad in het andere stort?
Onthoud het
NOG ZOO DOM NIET.
„Heb je me niet beloofd, dat je een brave jongen zoudt zijn?'
„Ja, vader".
„Je weet wat ik je beloofd heb als je 't niet zoudt zijn!
„Jawel, vader, maar als ik m'n belofte niet houd, dan hoeft u uw belofte ook met
tc houden."
Juist een goed spel voor een mooien
winterdag, want je moet 1 buiten doen en
er flink hard bij loopen. Dc kinderen, die
meedoen, verdeelen zich in twee partijen,
vangers en bevrijders. De vangers doen een
zakdoek om den linkerarm cn zien zooveel
mogelijk van de andere partij te vangen.
Iedere gevangene wordt „in ketenen ge
klonken," d. w. z. hij moet zijn hand op een
tc voren bepaalden boom of paal leggen en
zoo blijven staan lot een van de moedige
bevrijders zich waagt hem te redden en door
twee tikken op zijn schouder zijn ketenen
af doen vallen. Natuurlijk maakt de gevan
gene dan gauw,- dat hij wegkomt en doen
de „vangers" hun best iedere bevrijding te
beletten, 't Spel is uit als alle bevrijders ge
vangen zijn. Is dit na 5 minuten niet gebeurd,
dan hebben de bevrijders het gewonnen.
Je teekent op oude visitekaartjes kleine
hondjes (vooral met vier afzonderlijke poot
jes) en knipt ze uit. De pootjes worden van
onder dc een links en de ander rechts wal
uitgebogen, zoodat 't hondje staan kan. Dan
moet de jury bekend maken: le. Niemand
mag de handen op tafel hebben; 2e, niemand
mag zoo dicht bij zijn buurman zitten, dat
hij hem aanraakt; 3e. niemand mag van zijn
stoel opstaan voor dc jury het toestaat; 4e.
ieder moet op zijn hondje een halsband tee
kenen waar dc naam opstaat. Nu maakt de
jury (die uit één persoon kan bestaan) met
krijt een streep op de tafel. Op die streep
staan de honden. Een heel eind verder komt
een tweede streep: dc eindpaal. De jury zit
daartegenover. Op zijn teeken blazen de
de eigenaars hun honden vooTuit tot zij den.
eindpaal bereiken. Als een hond omvalt,
moet hij op dc streep opnieuw beginnen.
EEN RAAR BEEST.
Twee boertjes staan in den dierentuin
voor een olifantenhok.
„Wat een raar beest," zegt de eene.
„Ja," antwoordde de ander, „en wat het
gekste is, hij eet met z'n steert."
DE SLIMME PIET.
Moeder „Piet, weet jij wie die mooie,
vaas heeft gebroken
Piet „Jawel, moeder."
Moeder „Wie dan V'
Piet „Ik heb aan Jan beloofd, dat ik hem
niet zou verklikken, en dus doe ik het niet."
VERSTROOIDE
Dienstbode „Professor, er is iemand aan
de telefoon om u te spreken."
Prof. „Dadelijk, ik kom zoo, laat hem
zoolang in de spreekkamer."