I Ons vrooijjk Hoekje. Van vraatzuchtige dieren en een wijzen man. AMSTERDAMSCHE KOUT NIEUWE HAAKLEMSCHE COURANT Tweede Blad Zaterdag 28 Maart 1925 UIT DE PERS. KUNST EN KENNIS. Onzekere zetels. Mgr. J. J. Graaf als historicus. Opgravingen te Egmond. LANDB. EN VISSCHERIJ Visschen op grondel. GEMENGD NIEUWS. Kattentrouw. De berging van de Soerakarta. Een fideele gevangenis. HANDEL EN NIJVERHEID. De avondverkoop in de Hoofdstad. \P. - v jF-, tJ^k&'rrv (M Vangen en bevrijden. Hondenwedren. Uit de Moppentrommel. WINKEL-DIEVEGGE. Niet gappen daar. Dertig centjes kost het maar Dit bij het jongere geslacht onbekende, doch bij de ouderen van jaren nog niet ver geten deuntje, werd in de dagen, toen we nog onze reusachtige St. Nicolaasdrukte hadden, in Amsterdam in de dertig-cents- bazar op den Nieuwendijk gezongen. Duur was 't heelemaal niet, een schelling of dertig centjes gold als universeele prijs, maar dat was geen beletsel voor velen om te trachten zich op onrechtmatige wijze meester te ma ken van de galanterieën of speelgoederen. En om de dieveggen ('t waren meest vrou wen die zich aan dat soort diefstallen schul dig maakten) op 't laatste oogenblik te weer houden en aan 't schrikken te maken, zon gen de winkelbedienden het hierboven af gedrukte deuntje. We hebben onze Sint Nicolaasdrukte en onze dertig-cents-bazar verloren, maar de winkeldieveggen zijn ons trouw gebleven. In de groote warenhuizen zijn thans bepaalde aeambten aangewezen, uitsluitend om op te letten dat een geroutineerde dievegge een der vele „populaire" trucs niet in praktijk brengt. Dezer dagen verscheen weer eens zoo'n winkeldievegge voor den politierechter. Maar 't was een zeer bizonder en daarom interessant geval. 't Gold nu niet een gewone brutale vrouw uit de volksklasse, die er op deze wijze wat bij verdiende, maar een slachtoffer van bui tengewone omstandigheden. Een Duitsche vrouw van een dikke vijftig jaar, schraal ty petje, juffrouw gebleven in s6ort van klee ding, maar meer kaal nog dan knap, een we zentje, waar veel jarenlange ellende en een onmeetbaar vastgeroest verdriet uit sprak, waarvoor de kruiden van troost en hoop op nog eenmaal geluk niet gewassen waren. Haar vader was krankzinnig gestorven, haar moeder die een eenigszins z.g. mondaine bar hield, had in een zekere periode winkel diefstallen gepleegd. „Kleptomanie", zeide fnen- En zij zelf had jarenlang een verhou ding gehad, met als bitter end op het mo ment toen nieuwe liefde en huwelijk voor haar uitgesloten waren - een definitieve scheiding. Een verwoest leven, dat spoedig na den oorlog het vaderland verliet, waar zij nu heelemaal alleen was. Alles wat ze nog van familie had was naar Holland getrokken. Met haar taschje ging zij er op uit. Bezocht een winkel van den heer Houtman in dè Kal- verstraat, doch ging, daar de patroon goed oplette, net zoo weg als ze gekomen was. Wan delde toen naar de Reguliersbreestraat, mof felde in de Grand Bazar Fran pais een vaasje van weinig waarde weg. Trok toen naar 'n winkel op 't Koningsplein, waar zij de win keljuffrouw alles liet omhalen. Liet haar ook zoeken naar kousen van een bepaalde kleur, waardoor dit meisje zich even móest verwijderen en de winkeldieve- vegge gelegenheid kreeg een paar kousen in haar taschje te verdon kerenmanen. Deed daarop een groote bestelling, die aan een ge- fingeérd adres bezorgd moest worden. De winkeljuffrouw vond 't wel vreemd, want het vrouwtje zag er nu niet bepaald naar uit of haar middelen het haar veroorloofden zulke dure onderkleeding te dragen. Maar zij no- teetde de bestelling en de klant vertrok. De heer Houtman was haar echter gevolgd, meende dat men 't nu er wel op wagen kon in te grijpen, waarschuwde een inspecteur, die 't vrouwtje inviteerde hem naar 't politie bureau te volgen. En bij het fouitleeren kwa men toen vaasje en kousen uit het taschje te voorschijn. Zij bekende volmondig en werd naar den Weteringschans gebracht. Het was een zielig geval, het magere, ar moedige vrouwtje voor den politierechter te zien verschijnen. Onder heete tranen ver klaarde zij nog nooit iets slechts te hebben ge daan en dat zij niet wist wat zij met de ge stolen voorwerpen moest beginnen. Ze voel de om haar heen een sfeer van medelijden. Schuldig was zij, dat stond als een paal bo ven water, maar niemand trachtte haar te be zwaren. Het grootste geluk was haar bescho ren dat een gedetineerde kan te beurt vallen mr. Schorlesheim, die in zijn pleidooien al tijd zooveel gevoel kan leggen, was haar als verdediger toegevoegd. En als openbaar aanklager vond zij tege - over zich mr. Reiiingh den knappe officie." die niet met het zwaard der gerechtigheid in 't ronde zwaait uit overtuiging dat er leed toege bracht moet worden zoo zwaar mogelijk, maar die in zijn requistoriums, naast toepas sing der wetten, steeds luide de stem der menschelijkheid laat spreken. Wiens hand straf is, wanneer het den perversen wreed aard betreft, doch wiens gemoed zoo lieflijk is, wanneer de vraag wordt gesteld waarom kwam de mensch, tegen wie(n) hij straf moet eischen, te rallen. Hij overwoog veel, ook dat het noodzakelijk is den winkelier te be schermen en eischte zes weken. Maar na mr. Schorlesheim's eloquent pleidooi, waarin deze, den treurigen levensloop van zijn „cliënte," zeg liever zijn beschermelinge schetste, gebeurde iets wat zelden of nooit voorkomt, trok mr. Reiiingh zijn eisch in en verklaarde hij zich ook met een voor waardelijke straf te kunnen vereenigen. Want krijgt het vrouwtje niet voorwaarde lijk, dan wordt onherroepelijk de verlenging van haar visum op haar pas geweigerd, moet zij naar Duitschland terug, waar zij niemand kent.... En dan was er nog een tweede punt. Er was eer, rapport over de vrouw uit gebracht, dat niet in alle deelen gunstig was. Maar het was op 't laatste oogenblik uitge bracht en misschien niet zoo heel serieus opgesteld. Zoo'n rapport en het uitgebrachte advies zijn veelal niet anders dan het persoon lijk gevoelen van een bepaalden mijnheer. Maar het zeer subjectieve oordeel was in dit geval wel zeer in 't oog loopend. Mr. Servatius, de politierechter, ver klaarde het in dezen met mr. Schorlesheim volmaakt eens te zijn,. Hij wilde daarom niet direct vonnis wijzen, <^och eerst door het Gen. tot Zed. Verbetering, rapport laten uitbren gen. Moge naar aanleiding hiervan een weg worden gevonden om mr. Schorlesheim den triumf te brengen,dat hij deze schipbreukeling haar laatste levensjaren nog in veilige haven kan doen doorbrengen. H. HENNING Jr. te voorspellen, maar dat Zuid-Holland weer 5 katholieken zal afvaardigen, is haast niet te denken. Want i eiden heeft wel een over schotje en ook Den Haag en Rotterdam, maar daar staat weer tegenover, dat ook Dordt den kiesdeeler niet haalt De twee zetels die we in 1922 hij verras sing wonnen o.a. door het anders verbinden der lijsten in de kieskringen Leiden en Haar lem, zouden wel weer eens verloren kunnen gaan en dan zou er zeer waarschijnlijk Zuid- Holland één van leveren De „Residentiebode" schrijft, van verschil lende kanten die er meer van weten, te hoo- rcn. dat er voor de Kamerleden Van Vuu- ren en Mevr. Bronsveld niet zooveel gevaar zou bestaan als velen meenen. Het blad vervolgt dan: „Ook wij hebben onze beduchtheid uitge sproken, dat beiden wel eens niet herkozen konden worden. Wat mevr. Bronsveld be treft, is sinds lang de meening van uit Am sterdam zelf geventileerd, dat de tweede plaats daar allesbehalve zeker is. Nu re kende men ons echter voor, dat Amsterdam zeker een der grootste overschotten zal brengen, zoodat deze vrouwelijke candidaat wel weer gekozen zou worden, Inlusschen, als we de cijfers van 1922 bekijken, blijft er toch wel reden tot beduchtheid, Amsterdam had toen 39.000 kath, stemmen, terwijl de kiesdeeler ongeveer 29,000 was. Amsterdam stond toen gecombineerd en staat nu alleen. Ook GroningenFriesland behoudt ook nu Drente afvalt al haalt het niet den kiesdeeler, toch zulk een cijfer, dat men her kiezing van den heer v, Vuuren zeer waar schijnlijk acht, We hopen, dat onze zegslie den gelijk hebben en dat de heer v. Vunren, een der bekwaamste Kamerleden, en mevr. Bronsveld, die ook bij velen in de pas staat, weer naar het Binnenhof afgevaardigd zul len worden. ZÖ« we gelooven ook, dat andere candidaten nog méér gevaar loopen. Men herinnert zich. dat vorig maal de hear Moerel met enkele stemmen de eindslreeo haalde (de heer Loerakker volgde den te vroeg gestorvene op). Nu is Leiden anders ingedeeld eii gaat met heel Zuid-Holland samen. Hoe het nu loopen zal, valt kwalijk In het jongste nummer van het Historisch Tijdschrift herdenkt pastoor J. C. van der Locs den vereerden Mgr. J. J. Graaf als historicus en in het bijzonder als stichter van' dc Bijdragen voor. de geschiedenis van hel Bisdom Haarlem. Voor de vroegste geschiedenis van dit orgaan is gebruik gemaakt van een corres pondentie tusschen Mgr. Graaf en Mgr. Vregt, die samen 't bisschoppelijk secreta riaat hebben waargenomen tot zij door de benoeming van Mgr. Graaf tot deken van Ouderkerk werden gescheiden. Toen ont wikkelde zich een briefwisseling, welke van 1881 lot 1892 duurde en waaruit overtui gend Mgr. Graaf s vaderschap ten opzichte der bijdragen blijkt. Daardoor is het ook duidelijk waarom Mgr. Graaf tot twpe ma len toe dc legende heeft weersproken, wel ke Dr. Pcrsijn in de wereld zond als zou de idee tot het stichten van een historisch tijdschrift, gewijd aan kerkgeschiedenis uit den genialen kop van Dr. Schaepman zijn voortgekomen. „Maar om nog een andere reden, aldus pastoor v. d. Loos, maakt Mgr. Graaf aan spraak op den titel van stichter de „Bijdra gen": Door zijne nederige offervaardigheid, welke haar kracht putte uit zijne warme be langstelling voor onze vaderlandsche kerk geschiedenis, bewaarde hij het tijdschrift voor een wissen ondergang. Historischen periodieken gaat het gemeenlijk niet naar den vlecze. Voor katholieke geschriften, welke het verleden onzer voorouders be handelen, zou rechtmatig van de geloofsge- nooten, om de innige gemeenschap van ge loof en leven, meer werkdadige steun mo gen verwacht worden. Doch helaas, over het algemeen is dat zoo niet. Dat merkbare gebrek onder de katholie ken placht Mgr. Graaf te verklaren uit dc opkomende liefhebberij voor de sociale we tenschappen, welke door den overvloed van bestaande boeken en brochures zonder lange en ernstige voorstudiën, zoowel aan leeken als aan priesters, spoedig en ge makkelijk gelegenheid boden, om met de gevonden cursussen op te treden. Intusschen ook de „Bijdragen begonnen in haar bestaan te kwijnen. Een dubbele kwaal: gebrek aan copy en achteruitgang van het getal inteekenaars, bedreigde haar leven. Voor de beste geneesheeren: voor Mgr. Boltemanne, op wiens last het tijd schrift werd uitgegeven en voor secretaris Vregt, die als man van ondervinding, >e goed den wetenschappelijken thermometer aan het katholieke Nederland wist aan te leggen, stond dc toestand hopeloos, was de dood met zekerheid te wachten. 10 Mei 1890: Vregt aan Graaf: „Ik heb met Mgr. (Bottemanne) over on ze zaak gesproken. Z. D. H. vindt het wel goed, dat we het nog eens met onze circu laire probeeren, maar lukt dat niet, dan was Z. D. H. er voor, de uitgave maar te staken. Mgr. is er van den beginne af niet voor geweest en had liever gezien, dat we ons aan „De Katholiekhadden aan gesloten. Mgr. is in 't algemeen erg tegen die menigte van periodieke uitgaven en couranten etc. Enfin, mondelings kan ik je meer zeggen. Ik had dat alles wel ver wacht'en reeds lang bemerkt, dat er wei nig sympathie voor dc Bijdragen was." Wat deelt de historie verrassende, vaak harde lessen uill Terwijl het oudste en meest eerbiedwaardige tijdschrift „De Ka tholiek", dat was voortgekomen, uit den geest van Van Vree, die den rang der tij den gevoelden en begrepen, en genoeg we- tenschapplijk waren om een nieuwe katho lieke cultuur in te tuiden.... terwij! aan dit maandschrift als medewerkers verbon den waren de beste en geleerdste priesters de Haarlemsclie diocese, de leeraren en hooglecraren det beide Seminariën, in wie „de geest van Broere" voortleefde.... ter wij! menigeen onder de parochiepriesters zijn voor studie en wetenschap uitgewon nen avonduren besteedde voor „De Ka tholiek" hetzij als strijdperk van eer hetzij als gezonde oefenschool.. terwijl het door „De Katholiek' bestreken arbeidsveld: godsdienst geschiedenis en letterkunde, breed en vérstrekkend was, en alzoo een reeks van lezers bereikte, veelvoudig in verscheidenheid, is „De Katholiek", de. oude en eerbiedwaardige, onder het getal dei periodieken uitgevallen en door Stu- dia Catholica even deftig als plechtig be graven. Terwijl daarentegen de „Bijdragen" van Haarlem, welke van den aanvang ge speend waren van al deze voorrechten, en in den beperkten kring van vakgeleerden en minnaars der vaderlandsche kerkgeschie denis haar lezers moesten vinden, tot op dezen dag, door de taaie volharding van Mgr. Graaf, haar moeilijk en vaak zorgzaam leven hebben voortgezet." Dat „fiasco" is uitgebleven. ,Daar zijn be wonderenswaardig taai volhardingsvermogen heeft Mgr. Graaf de „Bijdragen" gered, in het leven gehouden en de uitgave onder zijne leiding voortgezet lot den 42en jaar gang. En toen in onze dure tijden zich nieu we wolken van zorgen samenpakten gaf dc Hoogeerw. Vicaris aan de redactie van de „Bijdragen" de verzekering, „dat Mgr. Calliar eene staking van de uitgave niet zou toe- taan, maar begeerde, dat zou worden door gegaan". Dat besluit was als een zonnedag op den helderen levensavond van Mgr. Graaf want met den ondergang der „Bijdra gen" was dc eer gemoeid der Haarlemsche geestelijkheid, die als onverbasterd nakroost van Sint Willibrord de lier en der ver strooide bouwstoffen onzer vaderlandsche kerkgeschiedenis wenschle verzameld te zien met haar voortbestaan werd een wel daad bewezen aan de wetenschap die op historisch terrein hare roeping niet kon ver vullen, indien de kerkgeschiedenis hare blad zijden onbeschreven liet." Dinsdag j.l. werd door dr. Holwerda, di recteur van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, gesproken over de kerk van St. Albertus te Egmond en den eersten Graaf van Holland. Wij ontlcenen hieraan het volgende: Hij begon met er op te wijzen, hoe slecht wij nog over de periode, voorafgaande aan oiïze vroege Middeleeuwen zijn ingelicht, niet slechts van archaeologisch standpunt uit, maar ook met het oog op de historische overlevering.. Daarbij komt, dat van het wei nige wat bijv. in enkele Utrechtsche oor konden of in levensbeschrijvingen van Hei ligen vermeld is, de historische critiek een groot gedeelte als onbetrouwbaar of vaisch verwerpt Langzamerhand komen echter door opgravingen en de daarmede gepaard gaande studie der ceramiek en andere cul tuurresten nieuwe gegevens aan het licht. Als voorbeeld haalde spr. zijn onderzoek te Wijk-bij-Duurstede aan en toonde hoe hier het bestaan van een uitgebreide stad, van plm. 700 tot 900 kon worden vastgesteld. Tevens wees hij er op, dat archaeologische vondsten uit dezen tijd het bewijs leveren, dat cenerzijds vooral op de hoogere zand gronden van het gebied om Ulrecht, ander zijds de hoogere zandgronden vlak bij onze Noordzeekust zijn bewoond geweest. Zoo zijn te Domburg aan het strand, in de duinen bij Burgh op het eiland Schouwen, verder ook in de duinen van Katwijk belangrijke vondsten gedaan. Ook nabij Egmond heeft Dr. Holwerda nu een zeer merkwaardige ontdekking gedaan. Tijdens'"een opgraving, ter plaatse van de vroegere abdij te Egmond-Binnen, viel het hem top, dat hier geen cultuurresten doch sporen voorhanden waren, die aan een vroe- geren bouw herinnerden, terwijl toch in dc levensbeschrijving, die omstreeks 985 op bèvel van Egbertus, Bisschop van Trier, van den heiligen Albertus werd samengesteld, en waaruit de rniddeneuwsche kroniekschrij vers ais Joh. Leidis, hebben geput, sprake is van een kerk die zou zijn opgericht op de plaats, waar de heilige begraven was, kort vóór het midden der 8ste eeuw. Daarom meende hij, dat wellicht op een punt, onge veer 10 minuten gaans, ten W. van de abdij gelegen, waar nog een onaanzienlijk gemet seld' putje, onder den naam van Si. Alber- tusputje bekend, bedevaartgangers tot zich trok, meerdere gegevens zouden kunnen worden verkregen. Zijne verwachtingen wer den nog overtroffen. Hij vond nier cien volledigen plattegrond terug van een niet onaanzienlijke kerk, die omringd was door een steenen muur en gracht. Niet alleen het type van dezen aan leg die men met den naam van kerkfort mag aanduiden, maar ook de hier gevonden Scherven leverden het bewijs, dat' hier een gebouw heeft gestaan, waarvan de oprich ting in de 8ste eeuw moet worden gecon stateerd. Het meest merkwaardige daarbij was, dat het ronde, thans nog bestaande putje, juist te midden van de abdis der kerk was gelegen. Dit meende spr. in verband te mogen brengen met het verhaal in het leven van St. Albertus voorkomend, volgens het welk Dirk, de eerste graaf van Holland, het gebeente van dezen heilige ontgraven liet, om het naar een andere plaats, Hallen ge naamd, over tc brengen, waar hij een houten oratorium had gebouwd. Op de plaats waar de doodkist werd weggenomen, is toen een bron gevonden van „verwonderlijke klaar heid". die tot op den huidigen dag voor ve len ter verkrijging van gezondheid werd be nut. Hoe kan het nu anders, zeide spr., dan dat het putje, dat zich midden in dc abdis der opgegraven kerk bevindt, op de eere plaats dus, tevens de plaats is, w-aar eens in werkelijkheid de heilige is begraven? Dr. Holwerda besloot zijn lezing, die door een aantal lichtbeelden werd verduidelijkt, mei te zeggen, dal hij overtuigd was dai, zooals zijn opgravingen te Egmond dat heb ben aangetoond, veel der gegevens door de chroniekschrijvers overgeleverd op waarheid berusten en niet tc haastig als fictie moeten worden gebrandmerkt. WAT HIJ NOODIG HAD. Paeter ging een groote zaak beginnen, maar wou van een paar dingen zeker zijn. Daarom ging hij naar een waarzegster. „Zal jij mij geven wat ik noodig heb," vroeg Peter. „Zeker," zei de waarzegster, „geef me eerst vijf frank en dan uw hand." Peter deed het. De waarzegster bezag de hand, verliet de kamer en kwam met een pakske terug, dat zij hem gaf. „Ga naar huis," sprak zij, „dan zult ge vinden wat gij noodig hebt". Peter ging naar huis, deed het pakske open .en vond er een stuk zeep van 10 cent in. Maar Peter waschte zijn handen niet, maar leurde een dag om 't stuk voor .5 cent einde lijk te verkoopen. DE WARE OORZAAK, Professor Die verhevenheden op uw hooft, bewijzen dat u een heftig temperament hebt Patiënt Neem mij niet kwalijk, profes sor, maar zijn meer het bewijs van het heftig temperament van mijn vrouw 1 De minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft bepaalcj, dat aan de vis- scbers, die in het bezit zijn van een hun daartoe door het districtshoofd af te geven schriftelijk bewijs, vergunning wordt ver leend op grondel te visschen met een visch- zegen met een kleinere maaswijdte dan 45 m.M„ in welk bewijs moet worden aangege ven de rivier of het riviervak, het tijdvak tusschen 30 Maart en 23 April 1925, waar voor het geldt en de voorwaarden die bij het visschen moeten worden in acht geno- In Februari gaf iemand uit Huissen een poes mede naar Mook, die bij de nieuwe familie aldaar eenige weken opgesloten werd gehouden. Het dier is echter stilletjes weer naar het stedeke Huissen terugge keerd, een afstand van 4 uren. Poes moet over dc Spoorbrug geloopen zijn, daar deze de eenige vaste verbinding over de Waal is. (B.Crt.) De bergers zijn nu bezig de gaten en scheuren in ruim II van dc Soerakarta te dichten cn met het maken van de kuip voor de groote beschadiging. Het werk vordert naar wensch, alleen wordt het bemoeilijkt door den zeegang als een gevolg van Zuidwestelijken wind. Op het lus„chendek van ruim II is een twaalfduims centrifugaal pomp opgesteld. Al het mogelijke wordt gedaan om hel werk zooveel mogelijk te bespoedigen; daar alle werkzaamheden echter door dui kers moeten worden uitgevoerd, zijn de vorderingen vanzelfsprekend beperkt. Uit ruim I is aan natte lading nog ge borgen: 74 kisten bier en 1 vat. Men herinnert zich, dat in Februari de Nederlandsche koopman V., wiens uitleve ring was gevraagd, uit de gevangenis te Wesel wist te ontvluchten. Een gerechtelijk onderzoek, naar aanlei ding van deze ontsnapping ingesteld, bracht verschillende merkwaardige feiten aan het licht, vertelt de Tel. V„ die goed met de gevangenbewaarders wist op te schieten, had vergunning weten te krijgen, om re gelmatig, zonder toezicht gesprekken te mogen voeren met zijn verloofde, een in woonster van Wesel Maar bovendien on derhield hij nog betrekkingen met een an dere dame. Deze laatste wist hem in het bezit ie stellen van een vijl en een lang stuk touw, met behulp waarvan hij ont snapte, Op zijn verjaardag, 13 Febr., bood V. zijn dames en den gevangenbewaarders een fuifje in zijn cel aan. Er werd een tafei gedekt en in den loop van den avond liet hij nog een paar flesschen cognac aanruk ken. Als tegenprestatie verzocht hij de wo ning van een der bewaarders in het ge bouw te mogen zien. Het werd hem toege staan. maar men zag hem niet terug. De rechter van instructie, die de zaak heeft onderzocht, noemde de gevangenis, waar deze dingen mogelijk waren, bijzon der fideel en thans zijn alle feestgenooten van V. tot gevangenisstraffen van 2 en 3 maanden verQordeed De dames kwamen er met 500 mark boete af. De vereeniging van Amsterdamsche winke liers heeft thans een adres gezonden aan den Amsterdamschen Raad, waarin gevraagd wordt een zoodanige wijziging in de verorde ning op de winkelsluiting te brengen, dat het \*oor hen, die van den avondverkoop moe ten bestaan, mogelijk zal zijn, hun winkels tot 's avonds 1 uur open te houden. Bij het adres is' een voorstel gevoegd, waarbij wordt aangegeven in welken geest de betrokken winkeliers de wijzigingen wen- schen te zien aangebracht. Daarin wordt bepaald, dat de winkels, die des avonds open zijn, tot elf uur 's morgens gesloten worden gehouden. Gedurende den tijd van verkoop na acht uur des avonds zullen geen artikelen in den v. inkel aanwezig zijn, dan die van welke die verkoop is toegestaan. Er zijn van die jongens en meisjes, die er een gezonden eetlust op nahouden. Dat is heel goed Maar er zijn er ook, die kunst matig hun eetlust vergrooten en, vooral wanneer het hun lievelingskostje betreft,— hun kleine maagje meer kwaad dan goed doen. Niet waar, mijn kleuter, je kent wel van die jongens en meisjes, waarop ik doel Zelf heb je je o, dat weet ik heel zeker er natuurlijk nooit schuldig aan gemaakt Ik wil hier echter niet spreken van min of meer gulzige jongens en meisjes. Alleen wil ik je het woord vraatzuchtig verklaren. Welnu, mijn kleine vent (of zusje), wanneer een dier doet, zooals de jongens en meisjes, waarvan ik zooeven sprak, dan Zegt men, dat het vraat zuchtig is. Vraatzuchtig is dus nog wat erger dan gulzig. Weet je al wat een kluizenaar is Er was eens een jongen, die Pietje werd genoemd. Hij wist het niet en toen hij er op school naar vroeg, vertelde hem de onderwijzer, dat een kluizenaar een heilig man is, die heelemaal alleen woont, van de menschen verlaten, meestal in een woestijn en daar bidt en vast, een heilig leven leidt en dc arme, verdwaalde woestijnreizigers helpt, aileen uit liefde, zonder voor zijn goedheid een geldelijke of andere belooning te willen ontvangen. Mijn kleuter, was je slimmer dan die Pietje en wist je al, wat een kluizenaar is Maar, hoor ik je al zeggen, ik begrijp er nu niets meer van. Daar beginnen we met jongens en meisjes, die meer eten dan goed voor hen is, springen dan over op vraatzuch tige dieren en belanden tenslotte bij een klui zenaar Je hebt gelijk maar wanneer je nu even je kleine geduld bewaren wil, dan zal ik je het verband, dat er tusschen deze zoo verschillende onderwerpen bestaat, in een vertelseltje verklaren. Er was dan eens een kluizenaar, een echte, heusche kluizenaar, die zich van ander klui zenaars nog onderscheidde door zijn groote liefde tot Onzen Lieven Heer en voor de menschen, maar vooral door zijn groote toegenegenheid ten opzichte van de dieren- Hij was een echte dierenvriend, zooals men- die maar heel zelden vindt, en koesterde iets als een groote, warme liefde voor den leeuw zoowel als voor het kleine, schuwe wezeltje. En het verdroot den heiligen, wijzen man (kluizenaars waren gewoonlijk even wijs als heilig zeer, dat de dieren in hun vraatzucht meer aten dan hun gezondheid vereischte, j soms zelfs zich zoozeer door hun ondeugd lieten verleiden, dat ze hun leven door te-veel- eten, bekortten en eindelijk dit vooral was hem het smartelijkst elkaar verscheurden en opaten, alleen om aan hun vraatzucht te voldoen. De kluizenaar wist (weet je nog wei dat hij een wijze, man was dat er op de wereld voldoende eten is voor alle menschen en ook voor de dieren en daarom betreurde hij het nog veel meer, dat zij elkaar opaten. Het vleesch en de visch waren alleen voor den mensch bestemd en de dieren, die daarvan aten, deden dus verkeerd. Langen tijd dacht de kluizenaar erover na, hoe hij de dieren hun vraatzucht zou afleeren en (ik heb je toch al verteld, dat hij een wijze man was hij meende het middel gevonden te hebben. Dagen achtereen zocht hij de woestijn rond naar voedsel hij kwam zelfs, na dagen lang geloopen te hebben, buiten de woestijn en bedelde daar. Wanneer hij in zijn hut terugkeerde, had hij een groote hoeveelheid voedsel verzameld. De kluizenaar riep een duif. Doordat hij zoo'n groote dierenvriend was, hielden de dieren veel van hem, kwamen, wanneer hij hen riep en gehoorzaamden aan de bevelen, die hij hun gaf. De duif kwam dus en de heilige man beval haar de dieren uit de woéfc- tijn in zijn hut te roepen. De duif vloog weg en riep de dieren. Laat in den avond, toen de nacht reeds viel, kwam er een leeuw, een kat, een haas en de duif in de hut van den kluizenaar. De wijze man verweet hen hun vraat zucht en vroeg hen, met hem mee te willen werken, om deze leelijke ondeugd af te lee- ren. De leeuw gromde, de kat sloeg met haar dikken staart, de haas wilde wegloopen en de duif kirde ontevreden. De kluizenaar wist hen echter bij zich te houden, door te wijzen op de groote hoeveelheid voedsel, die hij had verzameld. Aangetrokken door het vele eten, dat ze zouden krijgen, zonder ervoor te wer ken, bleven de dieren in de hut. De wijze man begon daarop het eten te ver- deeien. Aan den leeuw, die de meeste dieren ver- WAAROM HIJ HUILDE. Oude juffrouw (medelijdend): „Och, waar om laat je je broertje toch zoo huilen geef 'm dan tochz' n zinnetje!" 't Zusje: „Wat? Z'u zin geven? Moet ik die blommeties dan van Uw hoed trekken scheurde, omdat hij zoo dol-veel hield van vleesch, gaf hij visch. Hij hoopte den koning der woestijn het vleesch-eten af te wennen en hem tot plantaardig voedsel te dwingen want in de woestijn was natuurlijk geen visch te vinden. Aan de kat zette hij graankorrels voor. Eenmaal daaraan gewoon, zou ze nooit meer vleesch of visch en andere lekkere hapjes rooven in de .keuken of in de provisiekast. De haas gaf hij vleesch. In dc streken waar dit dier huisde, was geen vleesch te vinden en waren er ook al dieren, de haas zou toch te klein en te zwak zijn om deze te verscheuren. De duif was nog het moeilijkst tevreden te stellen. Deze vogel kon met zijn rappe vleu gels overal heenvliegen en alles bereiken. De wijze kluizenaar diende haar ten slotte kool blaadjes op. Ze kon wel op een met kool be bouwd land neerstrijken en zich te goed doen, maar de wijze man was er zeker van, dat ze veel te bevreesd zou zijn, dat de boer haar zou doodschieten. Eenige dagen duurde dit zoo. De leeuw gromde nog dreigender de kat had aan haar staart nifft meer genoeg om van haar woede blijk te geven en builde naar geestig de haas deed voortdurend nieuwe pogingen om te ontkomen de duif kirde, dat het een lust was om te hooren echter niet van vreugde, maar om haar lotgenooten aan te sporen tot opstand. De ontevredenheid werd al grooter en groo- ter en groeide voortdurend aan. De dieren zagen elkaar met scheele oogen aan. Elk dacht, dat zijn buurman veel lekkerder hap jes kreeg dan hij-zelf. De wijze man begon er voor te vreezen, dat zijn middel niet tot zijn doel zou voeren en na weer langen tijd nagedacht te hebben, gaf hij den leeuw graan, inplaats van visch de kat planten, inplaats van graan de haas visch, inplaats van vleesch de duif vleesch inplaats van planten. Ook dat mislukte. De dieren bleven nog steeds juist datgene, wat ze niet kregen, als de lekkerste hapjes beschouwen'. De wijze man sprak hen toe en verweet hen hun ijver zucht. Maar niets hielp. En ten einde raad be sloot hij nog maar eens het voedsei te ver anderen. De leeuw kreeg planten de haas graan de duif visch. Het ongeluk wilde, dat er geen vleesch meer over was en de kat moest dus vasten. De ontevredenheid bleef voortbestaan. Juist het ééne gerecht, dat zij niet hadden gekregen, wilden ze hebben. En aange vuurd door de kat,, vielen de dieren plotseling op den armen kluizenaar aan. De leeuw ver scheurde hem en at hem op. Het was dén wijzen man niet gelukt, de dieren van hun afschuwelijke vraatzucht te genezen. Intusschen bleven dc dieren het meeste houden van de spijzen, die ze niet hadden ge kregen en zóó komt het nu, dat de leeuw zoo graag vleesch, de kat visch, de haas kool en de duif graan lust. Begrijp je, mijn kleine vent (of zusje), hoe slecht gulzigheid is en hoe die ondeugd je van het ééne kwaad in het andere stort? Onthoud het NOG ZOO DOM NIET. „Heb je me niet beloofd, dat je een brave jongen zoudt zijn?' „Ja, vader". „Je weet wat ik je beloofd heb als je 't niet zoudt zijn! „Jawel, vader, maar als ik m'n belofte niet houd, dan hoeft u uw belofte ook met tc houden." Juist een goed spel voor een mooien winterdag, want je moet 1 buiten doen en er flink hard bij loopen. Dc kinderen, die meedoen, verdeelen zich in twee partijen, vangers en bevrijders. De vangers doen een zakdoek om den linkerarm cn zien zooveel mogelijk van de andere partij te vangen. Iedere gevangene wordt „in ketenen ge klonken," d. w. z. hij moet zijn hand op een tc voren bepaalden boom of paal leggen en zoo blijven staan lot een van de moedige bevrijders zich waagt hem te redden en door twee tikken op zijn schouder zijn ketenen af doen vallen. Natuurlijk maakt de gevan gene dan gauw,- dat hij wegkomt en doen de „vangers" hun best iedere bevrijding te beletten, 't Spel is uit als alle bevrijders ge vangen zijn. Is dit na 5 minuten niet gebeurd, dan hebben de bevrijders het gewonnen. Je teekent op oude visitekaartjes kleine hondjes (vooral met vier afzonderlijke poot jes) en knipt ze uit. De pootjes worden van onder dc een links en de ander rechts wal uitgebogen, zoodat 't hondje staan kan. Dan moet de jury bekend maken: le. Niemand mag de handen op tafel hebben; 2e, niemand mag zoo dicht bij zijn buurman zitten, dat hij hem aanraakt; 3e. niemand mag van zijn stoel opstaan voor dc jury het toestaat; 4e. ieder moet op zijn hondje een halsband tee kenen waar dc naam opstaat. Nu maakt de jury (die uit één persoon kan bestaan) met krijt een streep op de tafel. Op die streep staan de honden. Een heel eind verder komt een tweede streep: dc eindpaal. De jury zit daartegenover. Op zijn teeken blazen de de eigenaars hun honden vooTuit tot zij den. eindpaal bereiken. Als een hond omvalt, moet hij op dc streep opnieuw beginnen. EEN RAAR BEEST. Twee boertjes staan in den dierentuin voor een olifantenhok. „Wat een raar beest," zegt de eene. „Ja," antwoordde de ander, „en wat het gekste is, hij eet met z'n steert." DE SLIMME PIET. Moeder „Piet, weet jij wie die mooie, vaas heeft gebroken Piet „Jawel, moeder." Moeder „Wie dan V' Piet „Ik heb aan Jan beloofd, dat ik hem niet zou verklikken, en dus doe ik het niet." VERSTROOIDE Dienstbode „Professor, er is iemand aan de telefoon om u te spreken." Prof. „Dadelijk, ik kom zoo, laat hem zoolang in de spreekkamer."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5