ffg^ss&'j&siïsz'S - VOOR DE skksks ELCK WIT WILS DE FAMILIE MAUBERT NUMMER 43 VIERDE JAARGANG 1925 8,i..iimtiiiim»iiiiniiinniiimiiiiiiiiHttijuininiiiiiiiiiiniiiHiniimiiiHiiiimnunimmi»iiiiniamiiiiiinmiiiMumiiiiiiimiini(iiniMHaniuti»iimiHHiiiiiiMiiiiiiiin.aa| 0' de, ten 4 ure te Alkmaar aankwamen. Van zij, dat haar kinderen een deugdzaam le- ONVEILIG SIGNAAL, daar voortgaande, vonden zij de vaart, bij ven leiden en beseft dat zij dezen niet 'n Reiziger „Conducteur, waarom staan 't „Niedorper verlaat," geheel open, en, theorie kan bijbrengen, welke zij zelf niet we stil na ruim een vierde uur te hebben geloo- in praktijk brengt. Conducteur (verveeld door at 't vra- pen, vonden zij, dat door eene aanmer- Onlangs is liet in Engeland voorgeko- gen) „O, d'f is 'n seinhuiswachter met kelijke daling van 't water, in de helling men, dat een man," die wegens diefstal tot rood haar in het blokhuis en nou wil de van den dyk ijs lag, waar het water van zes maanden gevangenisstraf was veroor- locomotief er niet voorbij." onder geloopen en opgereden was. Na hier deeld, verlof vroeg om te trouwen, vóór V eïHlSt^l'de Srfiiliöis- de schaatsen weder te hebben opgebon- zijn straf aanving, tocllt 3T> den, ken weder door hen worden gereden, J. gedurig echter door't bomijs vallende, dat Snnrtieve Zaankanters De de -reis weinig spoediger dan loopende MIKKENDE GfcNIE.iiN. 12-steden tocht in Noord-Holland, deed voortgaan. Nog drie vierde uur moes- „De uitvinder van de gasverlichting, Ó"0-0"G-Q"0"0"Q"Ö"0"0"0"0-0-0-0"0"0-^ EEN GELUK. Eerste tooneclspeler„Is het waar, dat er bij jullie brand is uitgebroken, ter wijl je in dén schouwburg speelde Tweede dito „Ja. Bijna was er een ten zij zoo voortgaan, eer de vaart weder Philippe Lebon, stierf in 1804, op den- paniek uitgebroken. Maar gelukkig het De elfstedentocht in Friesland bezit Soed bereden kon worden. Door dit op- zelfden dag, dat Napoleon tot keizer kón niet." pescliiedkundise vermaardheid maar in onthoud en een Zuid-Ooster koelte, die gekroond werd. Men had Zijn tdeèen Eerste dito „Kon het niet Waarom het verled«i ^ende m^n een trouwt den geheelen dag frisch opwoei, kwamen voor die van een gek gescholden, omdat niet?" ■/ei dianier exoeditie on schaatsen door zij eerst ten 7 ure te Medemblik aan. Van men zich met kon voorstellen, dat een Tweede dito: „Er waren niet genoeg veheèlNoord-I-Ie 1 1 a n d w a ar b i i niet min- daar naar Enkhuizen, waar zij kwartier lamp zonder pit zou kunnen branden, toeschouwers voor. een paniek." dtrtochTen volmding werdvfreischt voor 9 aankwamen; van daar naar Hoorn, Het jaar na zijndood werd de gasyerlich- «'aar »i kwartier voor 11 ure arriveer- ting echter reeds te Birmingham, in 1813 NIKS GEMIST. tweed? helft va-i de 17e eeuw De Ake- den, en drie vierde uur vertoefden. Half te Londen en in 1815 te Parijs toegepast. De heer des huizes struikelde en viel treptif Kwt- en Letterbode"' voor het 12 ure van ^aar vertrokken zij naar "Edam, Toen Franklin dc „Royal Society van alle trappen met 'n ontzettend geraas, iaar 1878 bevat den tekst van een authen- waar *iet bö hunne komst 1 uur was. Te te Londen mededeelingen deed over Hulpeloos lag-ie beneden en z'n vrouw beL fniêèkent" men in hef be"it Monnikendam ten half 2, en te Purmerend zijn uitvinding van den bliksemaflei- kwam aanhollen. vMdenheerCmnclis Honiaen zeschre- (door verkeerde onderrigting langs een der, was een algemeen gelach het eémge „Och hemel, Jan, je hebt zeker 'n tree vS door ziin vomzaat Claw Ans Caes- omweg) ten half 3 ure. Toen ging Joost antwoord en de geleerde vergadering gemist, hè?" honereender ^er burgers uit Koo» aan de Jong, (die het plan had slechts 7 ste- weigerde Franklin's rede te laten drukken. Gemist?" zei Jan woedend, ie ^L difir dcn winter van 1676°zulk den te bezoeken, en aan dc broeders den Toen de eerste proefnemingen met „Sakkerloot, ik heb ze allemaal gehad, een^twMlfste^n-tocht hebben volbracht weS' naar dezelve te wijzen), naar huis een stoomtrein genomen werden, be- een voor een en met m'n kop nog wel 1" H«manuscrirn 1^luidt letteiliik a's "jden, terwijl de beide broeders hunne streed de overigens met onbekende ra- volgt: n p reis vervolgden naar 't Tolhuis, waar zij tuurkunmge .^ago deze mtwndmg, wei- Den 19 December 1676, stilkes, d'wint - een MODEL-HUISHEER. GJlll UUUli IVJl DUitvu wv. 1 «-»— - - - 'A* O ^S*(S^urda" volle Maën <ten'20I*ben Muiderpoort, en reden van daar langs den de eigenschappen van metaal en den Weer- eens willen zien, zei een oarne tot een fck ClaësArkcleXper,In Comp. nS Atnstel tot aan den Snuifmolen voorbij stand der lucht. En in Beieren verklaarden metselaar, die met eemge reparaties be- Meyndert Arent. Buur, op scaetz diën'hët hs~akiaar wenïig of "nieTbe^den Jf ^JSrsteS tot Amsterdam, van daer tot Wesop - van ,w,as" D® Ve':ht lanSs ^r^nA nio^stf'M' Sth', tew^L b™n daer tot Naaide, van daer tot Muiden - bl> de Gembrug weder afbinden, daar het duizehghcm teweeg brengen. vm <h<>r ov(>r Pimnoei tof Munktivn vijf minuten gaans open water was. Ten loen een der eci^te lonograien \oor - h van ditrtot I^dTm^an dw doo-Pur- half 7 ure hadden zij dc stad'Wccsp door- leclen van de Panjsche Akadenue van soort van m^n is de huisheer van aaer tot üeaam, \an aaer ooor Fur- j L n ..rn vcr^r,vprkti*rd *>n fondntto „Een heel fatsoenlijk man, mevrouw/ „Neemt hij een hooge huur?" .ertotnooren -"Een kleinigheid maar. Hij is heel mevrouw, ik zal antwoordde de metselaar. „Het huis bevalt mij," zei de dame, na het bezichtigd te hebben. „Wat voor „Eerlijk in zijn handelingen?" „Niemand meer dan hij." „Heeft hij attenties voor de huurders merent van daer op deOuwendijc daar geloopen, en kwamen kwartier voor 7 ure Wetenschappen verklaard en tenslotte wTde eerste mael olavsterde siindé om- le Muiden aan. Van daar konden zij de ook gedemonstreerd werd, vloog de trent de cloc een um van daer tot Hooreri vaart rijden tot de Hakkelaarsbrug, waar bekende geleerde Bouillaud vol ver- Vim dl» tot daer toTMe- vervolgens het ijs te krank werd, en zij ontwaardigmg op den vertegenwoordi- denbhe van daer tot Alcmaer daer nogh dus' door binner.slootjes, en, gedurig over ger van den uitvmder Edison af. Hij pakte eens nHvsterde en van daer nae/ hufs dammen te Naaiden aankwamen ten 8 hem bij de keel en voegae hem driftig dofn wv even van Alcmae- af were be- ure- Va« daar teruggekeerd brak bij den toe „SchoftGeloof je, dat wij ons hier awemles voor ue nuuruers s uocn wy even van i\icmae. ai were ot A i schaats van Klaas Oostmdie, door een buikspreker voor den gek laten n5^?.e ni5 aiyei"ueb ue numbers i giste snouwen (begon te sneeuwen), ^cocjat men van jaar tot de Haarlemmer- houden V' En nog zes maanden nadien "Hij weet met wat hij maar doen zal, n^eUsaws°hcbbMd^™^ven<te^itelde 12 poort loopen moest. Kwartier voor 11 ure verklaarde dezelfde geleerde, dat de heele om het hun gemakkelijk en aangenaam sSiê terohf od één dacb (schaats geleend hebbende) reed men zaak een handig bedrog was, want het was te maken.' K p weder af, langs de met zand bestoven ten eenenmale onmogelijk dat „zoon „Dan zal ik het huis huren. Waar kan De~e rorht is aan dc Zaan steeds in vaart naar Haarlem, waar de twee broe- leelijk stuk metaal het geluid van de men- fjj ^en huisheer spreken herinnering gebleven, maar voor later, ders kwartier voor 12 uur aankwamen, schelijke stem zou kunnen weergeven. „Ik ben zelf de huisheer, mevrouw." zelfc eedurende de géheele 18e eeuw is Var' Haarlem naar Sparendam gereden Graham Bell, de uitvinder van de hij nooit herhaald. Dit werd cok verklaar- hebbende, moesten zij een gedeelte van ^lefoon, demonstreerde na de wereld- IN ELK GEVAL TE VEEL. baar geacht, omdat verschillende omstan- AraTam 'lfa'lfre Gast (uitvarende tegen den kastelein) digheden moesten medewerken. Niet e« «a^i (ruim ure) ea dfe het Peen df? „stuk speci- „Je hebt me een glas te veel opgeschre- alleen moesten de rijders beschikicen over U1U1S- eoed" noemde dat ecfiter niét minste ven." maar6 eiroeditieUïo^^dlIe^'wOTd^ri Doordat de twee broeders vóór midder- handelswaarde" had. Kastelein „Pardon, meneer, de reke- /(''■runruPTi ^u'i /roeden st-/ sterkte en nacht te Haarlem aankwamen, hadden zij De gebroeders Wright, de ontdekkers n;ng Js accoord. U hebt er een te veel sladlieid van het over het lange tra- onder moeilijke omstandigheden den van de vliegmachine werden/door ditrn gedronken." tehf eu boven^en nmest wt gebeuren twaalfstedentocht op één dag afgelegd. buren voor gek verklaard en graaf ?ep- bl rffeuwe main S pe in werd daar eveneens voor uitge- EEN BLIJDE VOORSPELLING. Van winter tot winter werd de beroemde HEEFT HET HUWELIJK EEN GUN- énoznnden er niw m?~r voorbeeldén Waarzegster: „Tot aan uw 35e jaar tocht van 1676 ter sprake gebracht en STIGEN INVLOED OP DE MANNEN S^Sea zult gij wel last hebben van geldgebrek." daarbij was men er op verdacht, dat bij Een Amerikaansch statisticus en socio- echter duidelijk aan, hoe steeds weer Geldelooze poëet (geërgerd) „En overeenkomstige omstancug.ieaeu een po- j00g }leeft uitgemaakt, dat een man, die uitvinders en uitvindingen, aanvankelijk daarna?" ging moest worden gedaan om de wak- gelukkig getrouwd ieeft, een kans van miskend, doch later door ieder ervaard Waarzegster „Dan zult gij er aan ge- kere voorgangers te evenaren. vier tegen een heeft, om buiten de strafwet werden. Eindelijk, m het laatst van 1822, zagen te blijven. - twee goede schaatsenrijders te Koog aan Deze statistiek lijkt voor den man niet mTT AT?. Ti; T de Zaan de kansen gunstig. Zoodra de bijzonder vleiend, maar ook niet voor de ,,A^^ant de -?eeNM -kh er vorst mviel maakten zij plannen om den vrouw. Is de kans, dat de man, in de ver- in Liankrijk spant de regeer.ng zien er historischen twaalfsteden-tocht te onder- deiding tot het begaan van een verkeerde .vend zij'n geraakt." ZELFKENISflS. Zou die N. te vertrouwen zijn Zoo goed als een van ons bei- A. B. den. A. „Dan moeten we voorzichtig met tt GOEDE VRIENDEN. „Wel lieve, hoe gaat nemen. Het waren de broeders Klaas en daad, ^hiervan door de gedachten aan zijn komen aan klachten over het te dure hz en^ïb SSfïcha^ennjïetl 'bekend' ten.ggeboudenslecAte wer ^en'tefd^t'bben de duurte vaf het'le- maa? te vm'etken male getrouwde vrouw een sterker inv oed ^^atuuihjkwcrdr er doo™de'rgel,jkc maan, te vertiekken. op haar echtgenoot. Om van den passie- „eoraat dan eedaan Mevrouw A Zij wisten te voren, aatzij een grooter ven invloed der kl"nderen nog maar met te I0®»1® sloncmnité-feden zifn j1Pfz" omweg moesten maken dan hun voor- spreken. i:jnK1e-f..lv^1 soo.t comité iea^n z.ijn het gangers in 1676, want men kon nog niet Maar laat ons nochtans verder 2ien, wat werkelijk berucht geworden om hun...» Mevrouw B/: „Dank je, heel goed* over de Zuiderzee rijden. Onderweg is de Amerikaansche geleerde over dit on-r weipespraaKtneia. Maar hoe heb je mij onder al die menschea gebleken, dat het ijs op vele plaatsen niet derwerp heeft te "zeggen, zoo schrijft 200 uitgevonden?" sterk genoeg was, zoodat zij veel tegenslag het i>H. D." Hij heeft een ge- ^a,-^aken he te inde fchlen nol» niet Mevrouw A. „Door je hoed. Je draagt ondervonden. Bovendien hadden zij van heeie misdadigheidstheorie in een boek S'E":to/hoMders werd dmn nu al drie winters!" het vertrek af en bijna den geheelen dag voj statistische cijfers vastgelegd. En napieren, tien van di^ toeiioordete ere met een wind uit het Oost-Zuid-Oosten hierin komt hij tot de conclusie, dat te kampen, die des middags aanwakkerde slechts één op élke vier gevangenen ge- P0'"5' f11' 'l"on P'S' u3'-aten. even zijn hor en 's avonds en 's nachts steeds krachtiger trouwd is. Dit geldt zoowel voor mannen J°ge te voorschijn te halen om te kijken Werd. als vrouwen. hoe. lang die redevoering nu al geduurd hoeveel seconden heeft een minuut HOE LANG DUURT EEN MINUUT, om te kijken, Onderwijzer „Zeg me nu eens Jan» Door al deze slechte factoren heeft dc had. Het huwelijk, redeneert hij, heeft een tocht, naar men na afloop berekende, ten gunstigen invloed op vele mannen en minste acht uur langer geduurd dan onder vrouwen, maar tevens kunnen de zorgen Bem toe volmaakt gunstige omstandigheden van en verantwoordelijkheid, die er mee ge- ^et soreekgeTtwltl steat hlb' ijs en wind, noodig zou geweest zijn. Des p3ard gaafl> in sommige gevallen eerlijke "'s lfeh te grooter was de verdienste van de beide menschen naar het hellende pad drijven, 1 m' rijders, die hem toch geheel ten einde Om het in ronde woorden te zeggen een Kalenae D1' nooul, brachten. man met een gezin, die niet voldoende De broeders hebben een korte aantee- ge[d heeft, om zich buiten schulden te kening opgeschreven, welke (mede in de houden, heeft een sterker verleiding Jantje „Bij een man of een vrouw. Zijn buurman zag het, en fluisterde mcester Onderwijzer „Bij een man of bij een vrouw Hoe bedoel je dat, ventje Jantje „O, dat maakt een groot ver schil, meester. Als pa zegt ik kom in een minuut beneden, dan duurt een mi nuut zestig seconden, maar als ma het zegt, dan duurt het wel twintig maal zoo HET GESCHIKTSTE UUR. A. „He, mijn waarde heer Bruns, Algemeens Konst- en Letter-Bode" om te stelen, dan een man, die slechts voor waar gaat u zoo haastig heen met die lang, vooral als zij bezig is, haar hoed op van 1828) voor het nageslacht is bewaard, zichzelf behoeft te zorgen. Maar de liefde groote portefeuille van een man voor zijn vrouw en de vrees B. „Naar dokter H. om met hem over Op den 29 December 1822 zijn Klaas voor wat het resultaat van ontdekking den nieuwen aanleg van zijn tuin te spre- ea Willem Oostindie, met Joost de Jong, en veroordeeling van zijn vrouw en kinde- ken." den diefstal hebt deelgenomen* 's morgens kwartier voor 3 ure, op schaat- ren zou beteekenen, houdt hem van den A. „Dat suit ge met treffen, want die g - sen afgereden van 't Zuidemde van dg verkeerden stap terig. Leeft nu juist zijn spreekuur." maar tBC.h„heb >e chen avoncl een üent'« Koog, binnen door de watering langs, Voor de vrouw geldt dit nog in sterkere B. „Daarom heb ik juist dit uur ge- gewisseld, voorbij den Molen de „Vrijheid," waar zij mate. De vrouw en moeder is aan haar kozen, dan kan men hem altijd 't best en 00 de Zaan overliepen, en zoo voortrijden- huis gebonden, maar bovendien wenscht' ongestoord spreken." te zetten. GEEN BEWIJS. Commissaris „Je beweert, dat je niet Dief„Heeft u nooit een tientje ge wisseld V' laanJnuiiantaianoEnnitannaiisnnHiiosiawa ww yyyyy yryyvt v y v «r^faj ncrauotuasaa.ii*sra y BnfliiwjiiiuflntcaiBiiiminniiiMimi.'iiiuiui.uHiiiinnmniiiniuuaJinnuTOnmnTiiiiiiiiuroucBuniniiinnuiaaniuunigiuuiiiiiiiiiiiiiiiimiJiiiimiüiciimiiiiiu:)): ir,a: 1:1 na minuiuiuiuiiauiiuam£uii»i: CMAAJK HET I RANSCH) HOOFDSTUK I. Met lichte schreden trad Cecile hare kamer binnen. In de rechterhand hield ze de kleine zilveren lamp, die hare oudere zuster haar juist ten geschenke had aan geboden. Met welgevallen liet ze haar oogen in het rond gaan. „Wat is het leven toch heerlijk," dacht Ze bij zichzelve. Ze zette de lamp op haar elegant schrijf bureau, waarop ook nog eenige kleine porceleinen beeldjes stonden. Toen haalde ze een in Marokijn-leder gebonden boek te voorschijn, dat ze slechts met moeite open kon houden, en toen ging ze vóór haar schrijfbureau zitten, en begon met grooten ernst te schrijven. Cherbourg, Villa les Pavilions, 3 Aug. Nauwelijks een uur geleden ben ik een- en twintig jaar oud geworden. Al mijne huisgenooten zijn zeer lief voor mij geweest. Ik geloof waarlijk, dat het hun genoegen doet, dat ik leef, want ik heb wel een rijtuig vol geschenken en bloemen ontvangen, en aller gelaat straal de van vreugde. Mama heeft mij dit boek ten geschen ke gegeven, om het als dagboek te ge bruiken. „Schrijf er niet al te veel dwaas heden in," zoo zei ze mij glimlachend, „want op lateren leeftijd ergert men zich daaraan," en als men er dan bladzijden uit moet scheuren, dan is het boek be dorven." Mijne lieve moeder is altijd zoo vol zorgen, maar als ik geen dwaasheden in mijn dagboek mag schrijven, dan zal de inhoud misschien niet heel groot wor den." „Binnen riep ze, ais antwoord óp een bescheiden kloppen aan de deur. Colette de Vautroit verscheen op den drempel. Ze was de oudere zuster van Cecile, groot, slank en voornaam in haar uiterlijk en hare bekoorlijkheid was wel geschikt de aandacht te boeien. „Ben je al bezig, je gedenkschriften te schrijven vroeg ze glimlachend, terwijl ze naar het schrijfbureau zag. „Ik begin er tenminste mee," luidde het antwoord. „En gij Colette, hebt ge ook een dagboek gehouden, toen ge nog een jong meisje waart?" „Ik heb er den tijd niet voor gehad," antwoordde de jonge vrouw met wellui dende stem, die eenigszins vermoeid klonk. „Ik ben ook zco jong getrouwd." Ze liet zich afgemat op een stoel neer vallen, en richtte hare oogen naar de zee, boven wier glinsterende golven de maan opging. „Ja, dat is waar ook, Colette," ant woordde Cécile. „Ge waart toen achttien jaar oud, en ik ben nu pas een-en-twintig jaar, want ik ben nu meerderjarig," „Wat komt dat er opaan mompelde mevrouw de Vautroit mismoedig. „Maar ge zijt tenminste niet getrouwd." Besluiteloos, bijna ongerust zag Cécile haar aan. Toen sloeg ze haar dagboek dicht, en ging tegenover hare zuster zitten, bij het venster, terwijl ze hare lamp den rug toe keerde. „Waar is je man?" vroeg ze. „Hij speelt billard met papa." Toen boog Cécile zich een weinig naar hare zuster toe, vatte haar fijne, eenigs zins koude hand, en zei „Ik moet je over ernstige zaken spreken, Colette. Ik had mij vast voorgenomen, dat niet eer te doen, voordat ik meerderjarig zou zijn, en dat ben ik nu vandaag gewor den. Neen ge moet mij niet uitlachen maar ge moet met aandacht luisteren naar het geen ik je te zeggen heb. Weet wel, dat ik er rijpelijk over heb nagedacht." „Wilt ge soms ook gaan trouwen 1" vroeg mevrouw de Vautroit op medelijden den toon en eenigszins spottend. Cécile bloosde even, cn schudde het hoofd. „Voorloópig nog niet," antwoordde ze. „Het is over iezelve, dat ik je wilde spre ken. En zeg 111e hu eens openhartig. Zijt gij gelukkig?" „Gelukkig?.... Maar het gaat hier niet om romantische liefde, beste zuster," Zei Colette koel en eenigszins uit de hoogte. „Colette," zei het jonge meisje vriende lijk, „ik zeg wat het hart mij ingeeft, en gij antwoordt mij weer hoogmoedig, als al tijd." Deze woorden schenen de jonge vrouw te treffen. Ze kuste hare zuster op het voorhoofd en antwoordde „Gij hebt gelijk, Cécile, maar wat km ik er aan doen De maan steeg hooger boven de golven der zee. De vuurtoren en de lantaarns van de haven van Cherbourg schitterden in de verte. Een frissche wind drong door de gordij nen naar binnen, en deed het licht van het lampje flikkeren. „Ge weet, Colette, dat ik zooveel van je houd, en dat ik je gaarne gelukkig zou willen zien..., minder ongelukkig. En als alles zoo voortgaat, zult ge nooit geluk kig worden." „Ge spreekt als een boek, Cécile,'en ge hebt geen verstand van hetgeen waarover ge spreekt." „Ja toch wel," antwoordde het jonge meisje, met zulk eene overtuiging, dat hare zuster haar verbaasd aanzag. „Ik heb oogen om te zien, en mijn hart spreekt. Ik heb ge- Zien en begrepen, dat ge verdriet hebt." „Cécile riep Colette uit, terwijl ze op stond. Maar hare zuster hield haar tegen, en dwong haar, weer te gaan zitten, „Ja, ik begrijp je wel," vervolgde Cécile. En luister nu eens naar mij, lieve zuster, op wie ik zoo trotsch ben. Nie mand zal zóó tot je spreken als ik. Mama is er te zwak, te ziek voor, en zou sterven van verdriet, als ze het wist." Colette knikte bevestigend met het hoofd. Beiden zwegen. Op het terras, onder het venster, hoorde men 'n gesprek van heeren, en in de duis ternis zag men twee brandende sigaren. „Daar is papa en Roger," zei Cécile, na even uit Tiet venster te hebben geleund. „Maar luister nu nog even, lieve zuster. Wij kunnen elkaar zoo goed begrijpen, nietwaar O, als ge eens wist, hoe veel medelijden ik met je heb." „Ik dank je wel voor je belangstelling," zei Colette op minachtenden toon. Cécile stond op, om het venster te sluiten, en vervolgde „Ja, ik weet het wel, Colette, dat ge u nooit hebt kunnen troosten over het verlies van den kleinen Jean." „Zwijg," antwoordde hare zuster. „Ge zoudt mij doen weenen, en ik wil niet weenen." „Alweer die hoogmoed 1" zei Cécile Zacht, het hart van medelijden vervuld. Er werd driftig aan de deur geklopt. „Dat moet Isabelle zijn," zei Cécile. „Ik herken haar aan hare manier van aan te kloppen. Birnen 1" HOOFDSTUK II. Isabelle trad de kamer binnen. Ze was minder bekoorlijk en élégant dan hare zusters. Met ontevreden gelaat trad ze vooruit. „Gaat ge morgen baden vroeg ze aan Cécile. „Om acht uur staat de zee hoog." „Waarom vraagt ge mij dat?" „Omdat ik je badcosttium noodig heb. Het mijne is erg beschadigd. Ik weet niet hoe dat gekomen is." „Ik weet het wel," antwoordde Cécile. „Ge hebt het verleden jaar in de lade van de linnenkast gelegd, met kastanjes en noten er bij, zonder de lade te sluiten." „Welnu, wat wilt ge daarmee zeggen „De muizen zijn in de lade gekomen, en hebben het gedaan." „Hoe weet gij dat „Ik heb het zelve gezien. Het is je eigen schuld." „Maar wil je mij nu je badcostuuin voor morgen leenen, ja of neen vroeg Isabel le, ontevredener dan ooit. „Schaamt ge u niet, dat te vragen, Isabelle vroeg Colette de Vautroit. „Moet Cécile zich dan morgen voor uw ge noegen het nemen van een bad ontzeg gen „Waarom bemoeit gij u met die zaak vroeg Isabelle. „Gaat het u iets aan Cécile was al bezig, haar badcostuum te voorschijn te halen. Ze gaf het hare zuster, en zei „Ziedaar, en slaap gerust." „Ik dank je," zei Isabelle kortaf. Toen ging ze de kamer uit, zonder de deur achter zich te sluiten. „Goeden nacht riepen beide zusters haar achterna. „Goeden nacht 1" antwoordde eene stem, al uit de verte, aan het einde van den corridor. „Altijd even lief 1" zei Colette tot hare zuster. „De lastige leeftijd duurt lang bij haar," Zei Cécile. „Wie zou raden, dat ze al over de zeventien jaar is En zeg mij nu eens ronduit, Colette, ben ik vroeger ook zoo lastig geweest? „Gij Nooitzei Colette vol overtui ging. „Gij zijt altijd bijzonder lief ge weest." „Dat geeft mij weer moedMaar zeg me nu eens...." Ze sprak niet uit. De niet geheel gesloten deur werd lang zaam iets meer geopend, en een hoofd ver scheen in de opening. Bijna onmerkbaar werd tegelijk tegen de deur geklopt. „Binnen," riep Cécile. „Stoor ik hier niemand vroeg een jongensstem. Een sterke luchtstroom kwam achter hem de kamer binnen, en deed de vlam van de lamp hoog opflikkeren, terwijl eenige op het schrijfbureau liggende brie ven door de kamer vlogen. „Maar kom toch binnen l" zei Colette de Vautroit. „Waarom blijft ge bij de deur staan, alsof ge niet durft Ik ben er zeker van, dat je de deur van je eigen ka mer ook open hebt laten staan, en het venster ook. Pas op, dat de ruiten niet breken." Beneden hoorde men een paar deuren met groot gedruisch sluiten. „Ga nu eerst alles in je kamer sluiten, Gerard," zei Cécile. Gérard ging heen, maar liet cle deur van de kamer van zijne zuster open staan, zoodat ze zelve ge noodzaakt was, die te sluiten. „Hij is nog niets veranderd," zei Co lette. „Ik geloof zelfs dat hij nog erger i$ geworden. En maakt hij zijn vader nog altijd zoo driftig V' „Helaas ja. Maar ik geloof, dat het zijn schuld niet is. De arme jongen is nu een maal zoo en niet anders." Gérard kwam weer terug. Hij zag er treurig uit, en weer liet hij de deur open staan. „Doe mij nu toch het genoegen, de deur te sluiten, beste jongen," zei zijne zuster. Hij gehoorzaamde. Toen ging hij in verlegen houding voor het schrijfbureau staan. „I k zal nog van verdriet sterven, als papa mij geen jacht-permissie geeft," zoo zei hij op klagenden toon. „Al mijne vrienden mogen op de jacht gaan- Ze lachen mij allen uit." Beide zusters wisselden een veelzeg- genden blik. Gérard was als een onhandige en on voorzichtige jongen bij allen bekend, en Zijn vader had er zich al over uitgelaten, dat als men hem een geweer in handen gaf, men zich medeplichtig zou maken aan manslag. „Ik ben niet zoo onvoorzichtig en on handig als men denkt," vervolgde hij. „Alleen ben ik wel eens een weinig ver strooid." „Mij dunkt, dat dit voldoende is, om te verklaren, dat je vader je geen geweer in handen wil geven," zei Colette. „Dat is niet waar," bracht hij in het midden, „Als men niets te doea heeft, is men verstrooid, maar als men iets te doen heeft, denkt men aan hetgeen men doet. Als ik op de jacht mag gaan, dan zal ik daaraan denken, en dan zal ik niet ver strooid zijn." „Wat een redencering," zei Cécile la chend. „Op mijn redeneering is niets aan te merken, Cécile. Papa doet alles wat gij hem vraagt. Gij moet een jachtpermissie voor mij vragen, eneen karabijn met twee loopen." „Om twee menschen tegelijk naar de andere wereld te helpen," zei Colette la chend. Cécile gaf haar zuster een wenk. Zij had medelijden met den armen jongen. „Als papa het mij blijft weigeren, dan wordt ik door al mijn vrienden bespot, en dat zal ik niet overleven. Dat is mijn laat ste v/oord. En nu wensch ik u beiden goe den nacht." Mét langzame schreden verliet hij de kamer. Maar weer vergat hij, de deur achter zich te sluiten. Met bezorgden blik volgde Colette hem met de oogen. „Hij is half gek," zei ze. '„Neen, Colette, hij is alleen een beetje zonderling. Ge weet niet, hoe goed van, karakter hij is. „Mag ik binnenkomen, juffrouw Cé cile vroeg een kamermeisje, dat op den drempel verscheen. „Kom binnen. Marie, mgpr sluit de deurwachter u." „Mevrouw verzoekt u, even bij haar te wilien komen. Er is een telegram ge komen. Morgen komen er gasten." „Komen er weer gasten Maar alle kamers zijn immers bezet. Welnu, ik kom." Ze stond op, en begaf zich naar de kamer van hare moeder, terwijl Colette naar den salon terugkeerde. HOOFDSTUK III. Mevrouw Maubert had zich al te bed begeven. Ze gevoelde zich dikwijls afgemat ea begaf zich dan vroeg ter ruste, zonder dat men den aard van hare ziekte duidelijk kon omschrijven. Toen ze Cécile zag binnenkomen, glimlachte ze vriendelijk. „Komen er weer gasten?.... En wie zijn het En waar moeten wij ze bergen „Schrik niej, kindlief. Het- zijn me vrouw de Livérac en haar lieve zoontje." „O, zijn zij het riep Cécile verschrikt „Ik dacht, dat zij eerst over acht dagen zouden komen." „Wat zullen we er aan doen Zij schij nen het gemakkelijker te vinden, maar dadelijk te komen logeeren. En we heb ben geen tijd, hen af te schrijven. Mor genochtend zullen ze met den eersten trein te Cherbourg aankomen." „Wat een last. Zoo iets moest niet kunnen gebeuren. En wat zegt papa ervan „Hij zegt, dat wij hen moeilijk de deur kunnen wijzen, en dat we hen bijgevolg wel moeten logeeren. Maar hoe, en waar zulten wij hen onder brengen „Hem, den jongen heer Livérac, dat beminnelijk jongmensch, zullen wij in het pavilloen, boven den stal, laten sla pen. Dat is een geschikte gelegenheid voor hem." Mevrouw Maubert glimlachte, en Cé cile barstte in een schaterlach uit. De ruime hooge kamer, die door twee groote lampen schitterend verlicht werd, geleek in niets op een ziekenkamer. Alles stemde daar tot vroolijkheid. „Ondeugdzei mevrouw Maubert. „Maar nu blijft mevrouw de. Livérac nog over.Ik zie geen anderen uitweg, dan haar de kamer van Isabelle te geven."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 11