'CO rOmz mvM 11 Bi 9 mjmmiï 1 m iJÈj 6 s L£y vlij Ir C 11 S e h J» De slaapwandelaar. Ons kruiswoord raadsel. 1 2 3 4 5 MSB 8 10 Oplossing Een kaartkunstje. Grapje met kaarten. Een Ei in een ring of in een nauwe flesch. Uit de Moppentrommel. HET DROOMENVLINDERTJE. IP V, door Joh. v. d. H. Weten jullie al, mijn kleine lezers en leze- essen, wat een slaapwandelaar is Misschien nietmisschien wèlIk voor mij ben er vrij zeker van, dat jullie het allemaal weten, wanneer ik je geheugen even opfrisch. Want dat je er wel eens van hebt hooren spreken, staat even vast, als dat je elke week de Jeugd rubriek leest. Een slaapwandelaar dan is iemand het kan namelijk even goed een jongen als een meisje zijn die wandelt in zijn (ofhaar) slaap. Het is 'n soort ziekte, die hierdoor gun stig afsteekt bij andere ziekten, dat zij abso luut ongevaarlijk is ten minste wanneer er voor wordt zorg gedragen, dat de persoon in kwestie geen halsbrekende toeren gaat ver richten. (Het gebeurt wel eens dat degene, die aan deze ziekte lijdt, dat probeert.) Je be hoeft in geen geval bang te zijn voor slaap wandelaars, want niemand doen ze eenig kwaad. Zooals er echter jongens en meisjes zijn, die met hun gezondheid spotten, en voorgeven, dat ze ziek zijn, om een dag vrij te wezen) van school heusch er zijn van die ondeu gende kinderen, al weet ik heel zeker, dat jullie daar niet bij te rekenen zijn zoo- vindt men ook wel eens rakkers, die zich hou den of ze slaapwandelaars zijn om min-of- meer ondeugende streken uit te halen. Zoo'n geval wil ik jullie nu eens vertellen. Luister dan 1 De familie Jansen bestond uit vijf perso- aen Vader, moeder, Jan, Annie en Karei. Het gedrag der kinderen liet, behalve een kleine ondeugendheid, niets te wenschen aver en zoo kwam het, dat het een zeer ge lukkig gezin was. Die kleine ondeugendheden, waaraan ten slotte alle kinderen schijnen te lijden, kwa men nu bij de Jansen's voornamelijk voor rekening van de jongste, met name Karei. Hij was eerlijk, trouw, een echte Hollandsche Jongen maar.een rakker zonder weer ga 1 Wanneer er in de buurt, waar hij woonde of op de school, die hij bezocht, een nieuwe ongensstreek werd uitgehaalddan kon men gerust hem voor den schuldign als je wilt voor den uitvinder 11 aanzien, zonder een noemenswaardig gevaar te loopen van zich te vergissen. Intusschen moet gezegd worden, dat Karei Jansen meer dan hem lief was, genoot van de eer, die men hem toekende de grootste rekel van de heele buurt te zijn 1 Nu is het waar, dat hij min of meer ze nuwachtig was. (Anders had hij trouwens moeilijk kunnen uithalen, wat ik hier ver tellen ga 1) Meerdere malen gebeurde het, dat Jan met wien hij samenliep des nachts werd gewekt door een plotselingen aanval van de vuisten van zijn broer, die droomde van zijn laatste vechtpartij. Dikwijls ook ging hij overeind zitten in rijn bed en zat dan te schreeuwen of hij een anwillig paard bestuurde. Dat hij hard-op te droomen lag, gebeurde zoo dikwijls, dat Jan er niet eens zijn aandacht aan schonk. Op zekeren nacht nu werd Jan plotseling gewekt door een felle koude, die hem bijna klappertanden deed. Hij begreep het, of schoon slaapdronken, aanstonds Karei be gint weer te spoken en trekt de dekens van mij af 1 Met zijn beide oogen dicht, sloeg hij wat met zijn armen rond, om de warme de kens te heroveren. Dit lukte hem niet Toen zag Jan de noodzakelijkheid in om zijn oogen te openen. De koude werd steeds heviger en hij moest vlug zijn, om niet ge heel over zijn slaap heen te raken. Hij zag rond. Wat hij zag, vond hij al heel vreemd. Hij was veel van zijn broer gewend, maar dit was toch totaal nieuw. Karei zat rechtop in zijn bed, staarde met groote oogen voor zich uit en trok dan lang zaam zijn beenen uit de dekens. Alles ging met de grootste stilte gepaard. Door die stilte echter kwam het juist, dat Jan de zaak niet te vertrouwen vond. Wan neer het met een helsch lawaai was gebeurd, dan zou hij zijn broer herkend hebben en, zonder zich om iets te bekommeren, weer rustig zijn gaan slapen. Die kalmte, die stilte maakten hem klaar-wakker. Onbewegelijk zag hij naar Karei en liet de zen ongehinderd zijn gang gaan. Hij trok zelfs de dekens niet naar zich toe. Hij wachtte af Karei zat nog steeds recht-op, trok eerst zijn linker en daarna zijn rechterbeen uit de dekens. Beide sloeg hij ze over den rand van het ledikant. Geruischloos gleed hij daarna uit het bed op den vloer. Jan verwonderde zich, om die stilte, al meer tn meer. Karei stond even stil, schijnbaar om te zien waar zich de deur ongeveer bevinden moest. (In de kamer was het zeer donker.) Hij vond echter al spoedig den uitgang, draaide zonder eenig geraas de deurkruk om, opende de deur, liep de gang op. Weer bleef hij daar staan. Noch uit de slaapkamer van zijn ouders, toch uit die van Annie, klonk een stem, een beweging. Karei liep door Nu werd het Jan toch al te bar. Dat ie mand een schelmstuk uithaalde, vond hij goed. Maar dan overdagDe nacht was om te slapen en niet om zoo rond te spo ken Hij trok snel zijn kousen en zijn broek aan ging Karei achterna. Zoodra hij, op zijn teenen, de slaapkamer uitkwam, zag hij, dat zijn broer al van de gang was verdwenen. Na eenig zoeken vond hij hem op de trap. Jan volgde den zelfden weg. Hij wilde weten wat de deugniet uit ging voeren. Karei was onder-aan de trap gekomen, liep de beneden-gang in, opende daar, weer even voorzichtig, een tweede deur en ging de huiskamer binnen. Jan bleef hem volgen. Zonder de minste moeite vond Karei in de donkere kamer de theetafel. Hij zocht er met zijn handen rond en rinkelde even aan eenige kopjes. Verder bleef weer alles stil. En toen zag Jan plotseling, wat de bedoe ling was van die nachtelijke wandeling Zijn broer had de suikerpot genomen en begon die, met gebruikmaking van het lepeltje even gerust leeg te eten, of hij een bord soep voor zich had...11 Jan, die eerst had gedacht, dat zijn broer, zoo niet gek, dan op het oogenblik toch min stens buiten zijn verstand was, werd door den eetlust, die Karei aan den dag legde, er van overtuigd, dat dit allerminst het geval was. Hij ging naar hem toe Nu kwam echter het vreemdste van de kwestie. Of Jan hem al op den schouder klop te, hem toesprak..het gaf allemaal niets. Karei lepelde even rustig door, of er buiten hem op heel de wereld geen mensch bestond. En toen Jan hem suikerpot en lepeltje ontnam bleef hij onverstoorbaar de beweging van lepelen maken. Wanneer dit eenigen tijd had geduurd, keerde hij op zijn schreden terug en ging kalm en stil, rustig naar zijn bed terug. Twee 'nachten achtereen werd dit spel her haald 1 Dan achtte Jan den tijd gekomen, om er eens met zijn zuster over te spreken. Wanneer hij zijn verhaal had geëindigd, zeide die aanstonds met groote beslistheid: „Maar dan is hij een slaapwandelaar Heer lijk, zeg 1 Op school heb ik er al zoo dikwijls ze gerust konden zijn. Hij zou wel eens zien wat er aan te doen was Dien nacht waren Annie en Jan er zoo zeker van, dat er iets zou gebeuren, dat ze het niet in hun bed konden uithouden en met Karei meegingen naar beneden. Alles ging als gewoonlijk Karei liep naai de theetafel, nam den suikerpot, nam snel eenige lepelsMaar dan1 „A jakkes !'i riep de vlegel hard-op en verraadde daarmee zich-zelven. Want slaapwandelaars spreken niet. Hij wierp snel het goedje dat hij had opge lepeld, uit zijn mondliep zoo hard hij kon naar boven en kroop in bed. Wat er was gebeurd Doodeenvoudig dit: Zijn vader had de suikerpot met zout gevuld... En sedert dien nacht, heeft Karei Jansen nooit mêer geslaapwandeld.. Mijn kleine' lezers en lezeressen, hebben jullie al gehoord van het vreemde woord: Cross-word-puzzle? Zeker niet, hé? Welnu, men heeft het in 't Hollandsch vertaald met het lange woord: kruiswoord-raadsel. En nu denk ik wel dat velen van jullie een licht opgaat. Is 't niet zoo? Het kruiswoordraadsel is in Amerika uitgevonden en daar vandaan naar Enge land gegaan, waarna wij het hebben over genomen. In enkele weken heeft het ons vaderland veroverd. In tijdschriften, in sommige kranten, ja, zelfs in advertenties komen al kruiswoordraadsels voor. Velen van jullie zullen alzoo wel weten hoe het gaat. Voor degenen met wie d t nog niet het geval is, wil ik het even verklaren Hieronder staat zoo'n raadsel. Bekijk het maar eens goed. HET LEKKE ROEIBOOTJE. Zondagshcertje (die een roeiboot gehuurd dus niet zien wanneer het uur om is." Bootjes-verhuurder: „O, da kan uwes wel komt is net zoowat 'n uur om." v heeft): „Ik heb geen horloge bij me, ik kan aan 't water zien as 't tot aan 't zitplankje an hooren spreken, zonder ooit zooiets te' hebben gezien. Wanneer hij nog eens gaat, moet je mij stellig even wekken Beloof je me dat?" Jan beloofde het 1 En dien nacht volgden ze samen.den slaap wandelaar naar de huiskamer en waren er bei den getuigen van, hoe de deugniet op zijn ge mak den suikerpot leeg-at. Jan zoowel ais Annie spraken er op school over en een menigte van allerlei huismiddel tjes werd hun aan de hand gedaan. De groot ste helft daarvan waren onmogelijk uit te voeren. Met water echter scheen veel bereik baar te zijn en zoo kwam het, dat Jan en Annie besloten daartoe hun toevlucht te he men. Ze zouden wel eens zien, of zij hun broer niet een poets konden bakken, die hem voor eeuwig van zijn nacht-spokerij zou gene zen 11 De eerste proef bestond in een waschkom vol water, die voor het bed werd neergezet. Zoodra Karei zijn bed verliet, moest hij er midden-in stappen en outwaken Maar de deugniet stapte er niet in? Met de uiterste voorzichtigheid schoof hij uit zijn bed op den grond, zoo vèr mogelijk verwijderd van het koude goedje in de waschkom. Zijn broer en zuster zagen de noodzake lijkheid in van iets anders te verzinnen. Een groot, oud laken, dat ze in het rommel hok vonden, werd met water doorweekt en klets-nat op den vloer van de slaapkamer uit gespreid. Nu móest hij er toch wel bovcn-op stappen Doch de slaapwandelaar wist raad. Hij klauterde aan het voetend uit het ledikant, stapte op den vloer, ging naar beneden, at daar den suikerpot leeg en keerde langs den zelfden weg in bed terug Den volgenden dag hielden Annie en Jan een lange beraadslaging voor zc het er over eens waren, welk afdoend raiddel ze nu te baat zouden nemen. Ten slotte kwamen ze overeen het zelfde laken nog eens te gebruiken maar het nu voor de deur te hangen.. Dan kon hij toch zeker de kamer niet uit, zonder het aan te ra ken 1 Zoo gezegd zoo gedaan 1 Het laken werd weer doorweekt en kletsnat voor de deur gehangen. Annie en Jan zagen lachend naar Karei, die reeds sliep. Nu zou hij er toch zeker inloo- pen 1 Maar jawelDe rekel liep naar de deur, sloeg met duim en vinger het laken opzij en ging naar beneden, waar hij den suikerpot tot zijn slachtoffer maakte Nu wisten Annie en Jan ook niet meer wat ze er aan zouden doen. Met zoo'n broer was gewoon-wèg niets aan te vangen Daar kwam nog bij, dat ze niet al te veel geloof hechtten aan de ziekte van hun broer, maar er toch door werden verontrust. Wan neer het werkelijk eens ernst was en dat kón, toch clan zou hij wel eens eep onge luk kunnen krijgen 1 Ten einde raad stelden ze hun vader van het voorgevallene in kennis. Die lachte Hij had al iets vermoed, want het begon hem op te vallen, dat eiken morgen de suikerpot tot aan den bodem leeg wasHij zeide, l t Zooals je ziet bestaat het uit een vier kant vlak dat in kleine vierkantjes is ver deeld en dat je ('li best met een dambord kan vergelijken. In die vierkantjes staan nummertjes. Waf die daar doen? Wacht nog even, want ons kruiswoordraadsel is nog niet af. Onder bovenstaand figuur zet ik nu de volgende aanwijzingen: Horizontaal. 1. Iets dat een wees niet meer heeft. 5. Een veel gebruikte maat. 6. Een lidwoord. 7. De eerste letter van het A. B. C. 8. Een landbouwwerktuig. 9. Een muzieknoot. 10. Een stuk speelgoed dat veel lawaai maakt. Verticaal. 1. Dient om een schoen vast te maken. 2. Een ander woord voor: reeds. 3. En dergelijke - (afgekort). 4. Een ondeugende jongen. 9. Een muzieknoot. 11. Een bevel Nu moet je probeeren te raden wat met die opgaven wordt bedoeld en de woorden die je gevonden hebt, plaatsen in het groo te vierkant; echter met dien verstande dal' in elk hokje één letter komt. Je moet tel kens beginnen met dat hokje waarin het cijfer voorkomt van het woord dat je denkt geraden te hebben. Het mag niet langer rijn dan het aantal beschikbare vierkantjes. Denk er vooral om dat in de zwart ge maakte vierkantjes nooit een letter mag voorkomen. De woorden: horizontaal en verticaal, die boven de opgaven yoorkomen geven de richting aan waarin de woorden in het kruisraadse) dienen gelezen te worden. Wanneer je op school al teekenen leert, zal je hoogstwaarschijnlijk al wc! weten wat ze beteekenen. Hier beteekent horizon taal: van links naar rechts; en verticaal: van boven naar beneden. Nog niet al te duidelijk? Dan zal ik een voorbeeld geven en zullen wij samen bovenstaand kruiswoordraadsel probeeren op te lossen Te beginnen bij no. 1 (horizontaal) vin den wij geen enkel zwart vierkantje op onzen weg. Het woord moet dus alle vijf de hokjes die het vierkant breed is, be slaan. De opgave is: iets dat een wees niet meer 'neeft. Welnu, wat heeft een wees niet meer? Een vader en moeder, niet waar? Laat or.s eens tellen! Moeder heeft zes letters en is dus onbruikbaar, omdat wij maar vijf vierkantjes hebben. Met: va der, gaat het beter Vul maar in. No. 1 (verticaal) heeft eveneens maar vijf letters. Bovendien weten vrij dat dit woord met een V. moet beginnen, want het heeft de eer ste letter met: vader, gemeen. De opgave zegt: dient om een schoen vast te maken. Wij zoeken dus een woord van vijf letters, beginnende met een V en dat wordt ge bezigd als in de opgave is aangegeven. Ook alweer niet moeilijk. Het kan niet anders zijn dan: veter. Bij no. 2 (verticaal) komen wij in botsing met de zwart gemaakte vierkantjes. Daarin mag nooit een Ietter voorkomen en het woord dat wij hier te zoeken hebben, kan dus niet grooter zijn dan twee letters. De opgave zegt: een ander woord voor: reeds. Wij weten al dat de eerste letter de A (van vader) is; en de tweede is niet ver te zoeken. Oplossing: al. Zoo gaan wij ver der. Ik laat hier de oplossingen volgen: Horizontaal: 1 vader; 5. el; 6. de; 7. A; 8. eg; 9 ré; 10. ratel. Verticaal; 1. veter; 2. al; 3. e.d.; 4. rekel; 9. ré; 11. ga! Ingevuld ziet het figuur er dtus zoo uit. Zooals ie ziet wordt elke ietter meer dere malen gebruikt. De woorden kruisen elkaar en vandaar de naam: kruiswoord raadsel. Hebben jullie het nu allemaal goed be grepen? Ook degenen die het nog nooit hadden gedaan? Dan vindt je hieronder een heel gemakkelijke opgave waarvan de volgende week de oplossing verschijnt. De vreemde naam die er boven staat, dient alleen om des te beter de gcwenschte op lossing .te kunnen vinden. En nu aan het werk- De opgaven zijn: Horizontaal. I. Een bekende voetbalclub uit de Wes telijke eerste klasse. 4. Een huisdier. 7. Een mannetjesschaap. 8. Wollen stof. 9. Is iets na het koken. II. Een lidmaat, 12. Schoenmakersgereedschap. 13. Soort gebak. 15. De drie eerste letters van een ander woord voor: aardig. 17. Is een gezonde drank. 21. Iets waarbuiten een mensch niet leven kan, 22. De eerste vrouw. 23. Een ander woord voor: wagen. 24. Soort vloerbedekking. Verticaal. 1. Ander woord voor: verschrikkelijk. 2. Iets dat gedaan wordt. 3. Aanspreking voor: grootmoeder. 4. Een gezonde spijs. 5. "De bloem van een graangewas. 6. Een jongensnaam. 10. Een ander woord voor gerucht. 13. Is het sieraad van een vogel. 14. Stelde den bloedraad ir. 15. Een verfstof. 16. Een meisjesnaam. 18. Een jong schaap. 19. Een water in dc provincie Utrecht. 20. Een huisdier. Zoek nu allemaal eens goed en vergelijk de volgende week de hier verschijnende op lossing met die welke je zelf gevonden hebf. van Figuur uit één trek." uit ons vorig nummer a.v*.u> Neem een gewoon spel kaarten en splits dit in twee helften. Nu legt ge beide lid- ten weer op elkaar doch zóó,.dat de bee®- zijden der beide onderste kaarten tegen elkaar komen te liggen, aan boven- ei^ on derkant van het spel kaarten kijkt ge dan op den rug van een kaart. Ge houdt iemand het spel vóór. den onderkant zooveel moge lijk maskecrend (het is 't beste het spel plat op uw hand te leggen) en verzoekt hem de bovenste kaart af te nemen. te bekijken en dan weer bovenop het spel te leggen. Nu legt ge uw andere hand bovenop bet spel en draait vlug, maar niet-opvallend DE VOORDEELIGSTE „OPLOSSING." Mijnheer Goedhals (bet woord voerend op een bestuursvergadering van de dorps voetbalclub): „Ik stel voor, heeren, om vour de spelers een nieuwe kleedkamer te bou- ven van de afbraak van de ouwe en dan de ouwe kleedkamer nog zoolang te laten ge bruiken tot de nieuwe klaar is." beide handen om Het spel ligt nu dus om gekeerd op uw andere hand. Geschiedt dit handig danbemerkt niemand dat het spel eerst op uw rechterhand er nu op uw iin- kehand ligt. Laat ge nu de bovenste kaart bekijken, dan is deze schijnbaar in een.an dere veranderd. Op dezelfde manier kunt ge nu weer de kaart die eerst bovenop lag „te rug tooveren". Een belachelijk eenvoudig kunstje: het komt alleen aan op een beetje handige vertooning. Dit spel kan slechts door middel van ver standhouding met een tweeden persoon uit gevoerd worden, die men vooraf de kaart heeft aangewezen, die men uit het spel. heeft genomen en die degene, die dln truc ver toont, in zijn zak heeft gestoken. Men geeft het spel (waaruit men bijv. schoppenaas heeft genomen) aan den gehei men helper, opdat hij een kaart kan kiezen, die hij in de gedachte moet houden, maar dan moet hij het spel weer op tafel neerleggen. Hierop vraagt men hem welke kaart hij uit het spel gekozen heeft, waarop hij volgens afspraak antwoordt, dat het schoppen aas is. Men zegt hem nu nogmaals nauwkeurig het spel na te kijken, opdat hij zich niet vergisse en om te zien of zij nog wel in het spel is. De helper neemt de kaarten, beziet ze nogmaals en zegt, dat hij overtuigd is. dat schoppenaas er bij is. De vertooner zegt hierop tot hem „Gij vergist u, de door u gekozen kaart is niet meer in het spel, maar wel in mijn zak, over- gtuig u of zij nog in het spel is." De medehel per ziet in tegenwoordigheid van al de toe schouwers elke kaart één 'voor één oplet-» tend" na en vindt tot algemeene verwonde ring de kaart er niet meer bij. De goochelaar haalt ze nu uit zijn zak te voorschijn en laat ze de verraste toeschouwers zien. EEN KOPBAL. Wil men iemand een paaschei schenken' dan komt dit kunstje aardig van pas. Men heeft niefs anders te doen dan het ei driemaal 24 uur (dus 3 dagen lang) in sterken wijnazijn te leggen, tot het evenals een stuk klei in el- ken vorm kan gekneed worden. In dezen buig zamen toestand dwingt men het ei door den nauwen hals van een flesch of door ae ope ning van een gouden ring. Legt men nu het ei met den ring er om in versch water of giet men de flesch, waarin zich het ei bevindt, daarmede c vol, dan wordt het ei weer hard, evenals het te voren %as. SNUGGER. „Warom kom je zoo laat, Tom?" „O, meester, 't was zóó glad, dat ik bij eiken stap vooruit er twee achteruit gleed". „Maar hoe ben je dan hier gekomen?" „Ikke.... ikke.... ben maar achteruit gaan loopen!" VERSCHIL VAN WAARDEERING. „Ik ken een tooneelspeler, die het pu blick al aan het huilen kan brengen, als hij maar een prijscourant voorleest." „Dat is geen kunst bij dc tegenwoordige dure tijden!' AD REM. Twee heeren bezoeken samen een schil derijen-tentoonstelling Plotseling staat de een voor een grootcn spiegel. „Kijk, da's een mooi schilderij", vindt hij van z'n eigen beeltenis. „Hoeft alleen nog maar opgehangen te worden," is 't vriendelijke bescheid van den ander. GRAPPIG. Oom Karei, nog niet zoo heel oud, maar al kaal van schedel, heelt de gewoonte zijn kleine neefjes en nichtjes te bedillen. Elk oogenblik heet het: Nu moet je dit eens doen Piet! Nu moet ie dat eens doen Keesje! Kleine Piet, wien dil verveelde, strijkt op zekeren dag met zijn hand door zijn blonden krullebol en zegt ondeugend: „Nu, oom, nu moet u dat eens doen". ROND. Wielrijder (die tegen een grooten steen aangereden is): „Heelemaal rond schijht de aarde toch ijiet te zijn". HET LASTIGE GEVAL. M. „Zeg. kerel, wat hebbie daar èen mooie roos in je knoopsgat Br. ,,'n Roos Je bent mesjogge. Dat is geen roos, dat is 'n orchidee." M. „Orchidee Wat is 'n orchidee Br. „Weet ik veel, zoo hiet die bloem." M. „En hoe schrijf je dat dan Br. „Dat schrijf jewacht eens dat.... laat 's zien.... hmeen oogen- S blik... - je schrijft.... je schrijft.... Weet je wat, je heb gelijk, het is een roos, hoor je HET KWAAD GEWETEN. Een onderwijzer verklaart het begrip „kwaad geweten." En ten slotte zegt hij „Nu, wat heeft een mensch, die nergens rust vindt, die niet eens kan slapen, zich in bed heen en weer wentelt?" Geen antwoord. Eindelijk steekt een klei ne knaap den vinger op. Onderwijzer „Goed zoo Hans, zeg jij het dan maar eens." „Een vloo, klinkt het door de school SCHERP. De milicien is bij den Officier van Ge zondheid gekomen, klagende over hoofd pijn. „Ach, wat," zegt de Officier van Gezond heid, „onzin Als je burger was, zou je dan óók met zoo'n kleinigheid bij me komen „Neen, dokter, dan zou ik u bij mij laten komen 1" STIJL LOUIS XV. Antiquair: Wat zegt u var dit kastje? Is het geen heerlijk Louis Quinze? Klant: Ik geloof niet, dat het zuiver Louis Quinze is. Antiquair: Maar meneer! Dit is nou compleet het Louis Quinzeste kastje, dat ik ooit gezien heb! 1. Als Wiesje haar vrijen Woensdagmiddag had, knapte ze altijd haar tuin tje op. Nu ook was ze druk bezig, ze begoot haar bloempjes, wiedde het onkruid net zoo lang, tot alles er keurig uitzag. Tocruzij weer een gieter- :je vol wilde scheppen, zag ze een vlindertje in het water liggen. „Ach Wiesje," smeekte het vlindertje, „haa mij er uit, ik zal nog verdrinken. Wiesje schepte het vlin dertje voorzichtig op een plankje en zette het op een zonnig plaatsje in het gras neer om van den schrik en het koude bad te bekomen. 2. Het vlindertje knap-" te direct op, zijn vleugel tjes waren al weer droog. „Nu wil ik je graag een belooning geven, Wiesje omdat je mij het leven ge red hebt wat zou je wel willen hebben Wiesje dacht er niet lang over na. „Ik zou zoo graag heele mooie droomen wil- en hebben," zei ze. „Ik zal ze je geven," sprak het vlindertje. „Eiken avond zal ik in je venster komen zitten op je clivia en met je praten, net zoo lang tot je in slaap valt, want ik weet, dat je altijd zoo lang wakker ligt." Wiesje klapte van blijdschap in haar handjes.. miu IWII 3. Toen Wiesje des avonds naar bed ging, keek ze eerst, of het vlin dertje er al zat, en jawel hoor, daar zat het al bo ven op haar bloem. „Kruip maar gauw onder de dekens," dan zal ik je een mooi vet-haaltje ver tellen." Snel kroop ze er onder ik luister al vlin dertje," zei ze. „Nu dan Een boer had eens een hond, die erg ontevreden was. Altijd kreeg hij goed eten en hij hoefde nooit hard te werken. Toch was hij ontevreden. Zijn plan was om weg te loopen, want hij dachtdat hij het ergens anders beter zou krijgen. (Wordt vervolgd) EEN DANKBARE KELLNER. Vertoornde klant „Hier, kellner, dezen knoop vind ik in de soep 1" Kellner „Ah, dank u beleefd, meneer. Ik had er al den heelen middag naar gezocht. Dank u voor de moeite WIE HAD DE MEESTE REDEN? Dokter „Ik ben bang om tot de operatie, over te gaan." Patiënt „Kom dokter, u bang en ik dan ONGUNSTIGE VOORWAARDEN. Een buitenman kwam op een een brandver zekeringskantoor en verzocht een verzekering af te sluiten op zijn huis en goed. „Over welke brandbluschmiddelen be schikken ze bij jullie op 't dorp informeer de de assurantieman. De man keek bedachtzaam voor zich uit, krabde ziel', eens achter 't oor, en antwoordde: „Als ik 't wel heb, alleen over den regen." HIJ MAAKTE HET GOED. ,/Heb je die twee brieven op de post ge daan, Jan „Ja, mijnheer. Maar u hadt een postzegel van een dubbeltje op den brief voor Parijs ge daan, en den postzegel van twintig cent op den brief voor Amsterdam." „Drommels dat is leelijker. Dan komt er port op." „Neen, mijnheer, ik heb het zaakje m or de gemaakt. Ik heb de adressen veranderd op de enveloppen." HIJ NIET. Mijnheer Muller gaat uit. Om zijn woning tegen inbrekers te beschermen, schrijft hij met krijt op de deur „Kom binnen vijf minuten terug. Muller." Toen hij eenige uren later thuis kwam, stond hieronder „Ik niet. De inbreker." DE KLEINE STAD. Minister (tot burgemeester eener kleine stad) Hoeveel inwoners heeft uw stad Burgemeester (verlegen) „Ja, Excellen tie, dat weet ik niet, maar ik zal ze dadelijk even gaan tellen." LOGISCH. Tourist„Waarom hebben jullie hier een bordje „Verboden op de brug te blijven staan" Inwoner „Omdat u anders nooit aan den anderen oever komt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 15