RUBRIE* m NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Tweede Blad Zaterdag 18 April 1925 Beschrijving derPlaat n moord in den wereldoorlog. Luxe zakdoekjes. Voorkoming van zenuw hoofdpijn. Vrijgevigheid bij kinderen De vrouw in het kippenhok. Patronen naar Maat. De al of niet waterdichtheid van regenmantels. Bloemen en heet water. Rood haar. Weet ge. Recepten. Uit de moppentrommel. FEUILLETON. zfVuouwEn- Hier in het Zuiden maakt men aanstal ten om de eigenlijke zomermode met een zekere ceremonie binnen te halen Dal klinkt wel een beetje vreemd voor een land, waar hel bijna altijd zomer, althans bijna geen winter is, maar toch is het zoo en wacht de vrouwelijke „monde" met zeker ongeduld den dag af. waarop ze zal weten wat ze voortaan behoort te dragen. Beroemde kleermakers uit Parijs laten per affiche of invitatiekaarten bekend ma ken wanneer ze zullen arriveeren met hun nieuwe collecties in een of ander ultra modern hotel en groote warenhuizen, die zich meer op confectie specialiseeren, laten eveneens weten dat op dien of dien datum een „exposition générale" zal plaats heb ben van de „nouveaux modèles d'été", welke tentoonstelling, zooals te begrijpen is, dan plaats heeft in de étalages van het huis en daardoor de ongewone belangstel ling trekt van winkelend of flaneerend pu bliek. Bovengenoemde kleermakers chter toonen hun modellen door middel van speciaal daarvoor afgerichte meisjes mannequins die zich uitsloven de os- tuums op hun voordeeligst te laten zien. No. 161. Ziehier een model van een heel' eenvoudige robe, die op bijna alle uren van den dag dienst kan doen, Zij is van grijs-roode kasha, met op de borst len ondergezet plastron van witte crêpe de chine. Men bevestige dit plastron -oodanig twee rechte strookjes; die hem op z'n plaats houden, van wit leer. Van binnen langs den onderkant nog drie smalle strookjes, die telkens over elkaar vallen. Kousen grijs, schoenen zwart. Patroon van 814 jaar 1.—. No. 166. Een lange mantel van witte kasha afgezet met lila of roode tres. Patroon 1.35. De zakdoek, het vroeger zoo prozaïsche onbelangrijkste artikel, waaraan men geen anderen eisch stelde, dat dat hij schoon was en in goeden staat verkeerde, is thans een belangrijk deel van ons toilet geworden. Er valt heel wat verscheidenheid op te merken in het soort, hetwelk aan 'net doel van „zakdoek" beantwoordt en nog meer in het soort, wat enkel bestemd is tot versie ring, de fantaisie-zakdoek. Deze speelt in de mode-wereld thans een werkelijk niet te bescheiden rol. Dit nietig detail van het toilet, vraagt meer en meer onze aandacht, door zijn bij zonder luxieuse uitvoering. Crêpe de chine, crêpe Georgette en zijde batist zijn wel de voornaamste materialen waar deze van gemaakt worden. Nouveauté is het, een goudomranding of een a-jour-zoom van gouddraad en kleine gcudborduursels aan te brengen. Als ge er prijs op stelt zulk een ijdelheidje te bezit ten zal het u weinig moeite kosten het zelf te vervaardigen. steld natuurlijk, dat de stof behoorlijk gepre pareerd is te verklaren, dat een gummi- mantel altijd vpchtig aanvoelt, of, wat zooals dikwijls voorkomt, van binnen zoo nat is, als ware hij met water begoten. Men kan zich van het feit ook gemakkelijk overtuigen, als men b.v. den regenmantel bij droog weer langen tijd draagt. Ook dan zal de binnenzijde van den- mantel zeer vochtig aanvoelen. Natuur lijk heeft de verdikking der vochtige lucht bij regenweer in verhoogde mate plaats, daar de koud opvallende regen de warme uitwasemin gen sneller en intensiever doet condenseeren. Over de uitwasemingen van het mensche- lijk lichaam mogen de volgende medische op merkingen tot verklaring dienen zooals men weet, vormt het water, evenals in alle organische wezens der natuur, ook in het menschelijk lichaam het hoofdbestanddeel van het spierweefsel volgens preciese onder zoekingen bevat het organisme ongeveer 70 pet. water. Nu scheidt het lichaam evenwel, door de voortdurend doorgaande stofwisse ling en wel door de ademhaling, door de nie ren en den damp en ten slotte ook door de ver damping op de huid, een groote hoeveelheid water af. Niet veel leeken zouden kunnen gelooven hoe groot dit quantum wel is de meesten zul len er verwonderd over staan, als zij vernemen dat het verlies aan water, dat het menschelij k lichaam dagelijks lijdt, gemiddeld op 3 liter kan worden geschat. Zeker wetenschappelijk schrijver zegt, dat door op het juiste oogenblik te gaan slapen een aanval van zenuwhoofdpijn voorkomen wordt. Als iemand, die aan zulk een hoofdpijn onderhevig is, de verschijnselen waarneemt, kan hij opmerken, dat zij met een gevoel van vermoeidheid en loomheid begint. Dan is het tijd, dat een slaap van een uur of twee, zooals de natuur aangeeft, de hoofdpijn voorkomt. Als men juist dan niet gaat slapen, is het te laat, want is de aanval al onderweg, dan is het onmogelijk den slaap te vatten, voor misschien diep in den nacht. 't Is tegenwoordig zoo iets gewoons, dat der Maatschappij voor Tuinbouw, waren er slechts enkele aanwezigen, die er geloof aan hechtten, niettegenstaande een vaas met bloe men werd vertoond, half verwelkt geweest zijnde, op deze wijze waren opgefrischt. Reeds op een volgende vergadering deel den enkele aanwezigen mede, dat ook zij de proef met veel succes hadden genomen, en telkens hoorden wij weer van nieuwe voor beelden. Chrysanten, Delphiniums, Pioenen, Dahlia's enz. al deze bloemen waren half verlept in het water geplaatst, weder frisch geworden. Ook zelf hebben wij een paar keeren met succes de proef genomen. Het middel is eenvoudig en zal velen van dienst kunnen zijn. Kinderen moeten reeds vroeg de waarde kennen van het spreekwoord, dat luidt Het is zaliger te geven dan te ontvangen. Heeft een kind neiging tot vrijgevigheid, dan mag het echter niet te veel geprezen worden, want soms is het noodig deze neiging eenigszins te onderdrukken. Al te groote vrijgevigheid toch gaat meermalen gepaard met verkwis ting. Men ga evenwel op dit gebied niet te ver en late het liever een bedelaar een klei nigheid geven, dan zulks te verbieden, zon der een grondige reden aan te geven. Het volgende komische geval had plaats in Madras. Ik zelf was er niet in betrokken, maar *k kan de persoon goed, want ze be hoorde tot mijn parochie. Op zekeren dag kwam een jonge man het huis van den Swami (Father) binnenhollen, schreeuwende „O Swami, kom vlug met me mee. Mijn vrouw is zoo lastig, ze wil me niet gehoor zamen, ik weet niet, wat ik met haar doen zal, ze wii ons vandaag geen eten geven. Voor mij is dit niet zoo erg, maar mijn arme kinderen lijden honger Kom toch met me mee, misschien wil ze naar U luisteren. Dus trok Mijnheer Pastoor er op uit en was spoedig op de bewuste plaats. Hij ging het huis binnen, maar ofschoon hij overal rond keek, geen vrouw was te zien V/el hoorde hij de kinderen achter het huis schreeuwen en lachen. „Waar is je vrouw toch?'* Papieren patronen op maat gemaakt, kun nen besteld worden onder toezending of bij voeging van het bepaalde bedrag plus 15 cent porto, aan het Comptoir des Patrons, Molenstraat 48 B, Den Haag. De maten op te geven volgens onderstaande teekening. fin tfef 1 dat het gemakkelijk uitgenomen en weer bevestigd kan worden voor het geval men het wil wasschen. In de beide zijden valt een lange plooi naar beneden; zij wordt voor het grootste gedeelte vastgezet en op den rand ervan plaatst men een aantal beenen knoopen, in dezelfde kleur als de stof. Vier van dezelfde knoopen, maar kleinere, vindt men aan de mouwen. Kou sen beige en schoqnen zwart. Patroon 1.55. No. 162 Een modern meisjesjurkje van beige cashinette. Van voren over de heele lengte een stolpplooi en in de zijden enkele gewone, zeer breede plooien. Het ceintuurtje is van wit leer en van witte crêpe de chine is het kraagje en het on dergezet strookje aan de mouwen. Van voren zien we nog twee zakjes en bro derie in bruine, fijne zijde. Kousen beige en schoenen bruin. Patroon, van 814 'aar 1.-. No. 163. Van lichtbdauw, effen r.rëpe laine is dit charmante meisjesjurkje. De voorkant heeft een ingezet borsstuk met aan weerszijden een groep plooien. Het rokje heeft vanaf de ceintuur in de beide zijden een stolpplooi die het wat meer wijdte geven. Vóór den hals nog een Mem split je op drie knoopjes sluitbaar en langs het kraagjt, onderkant der mouwen en als omboording der ceintuud een -oode tres. Kousen licht grijs en schoenen zwart. Patroon van 8—14 jaar 1. No. 164. Geeft nog een model van een langen zwarten mantel een z.g. „Direc- toir". Een beige bruine Rodierstof gebruike men ervoor. Men lette op den langen split in den rug. Van voren wordt deze mantel op drie in kleur bijpassende beenen knoo pen gesloten, als ware het een heeren-over- jas Patroon f 1.35. No. 165. Een 1 kinderjurkje van blauwe serge met mouwtjes en ingezette borst van gebloemde witte crêpe. Ceintuur en de Een klein lapje crêpe of batist in een teere kleur, zoomt ge in het vierkant om met een gouddraadje. Ge kunt daartoe den rijg- of den steelsteek gebruiken. Dan zet ge den rand met een goudgalon of goudkantje af en zie daar, ge hebt het modernste zak doekje! Prefereert gij iets met eenig dessin, dan kunt ge natuurlijk een gebloemd, gestreept of geruit lapje zijde gebruiken, doch ge dient lichte kleuren te kiezen. In beschilderde zakdoekjes is heel veel moois te zien! Er zijn er in alle denkbare kleuren met bloem-motieven, blok-figuren en in Oosterschen trant. In plaats van het polshorloge, ziet men thans wel een zijden zakdoekje tusschen een bijpassend lint om den pols dragen, wat wel aardig staat. Het lint is meestal voor zien van een sieraad, b.v. een gesp of een luxe doosje, waarvan het deksel een spie geltje is. Voorts zien wij den fantasiezakdoek aan het wandeltoilet, aan het sportcostuum en uit de opening van het handtaschje kijken; ook onderbreekt hij de sobere lijn van de in donkeren toon gehouden manteljapon. ANNIE M. M. Over niet-waterdichtheid van gummi-re genmantels komen van de zijde der koopers dikwijlsklachten in, schrijft „De Manu- facturier." Deze aanmerking ieder vakman weet dit is onrechtvaardig en alleen een gevolg van het feit, dat bij personen, die meer of minder sterk transpireeren, de lichaamsver damping binnen in den mantel sterker wordt daar zij, ofschoon er luchtopeningen in aan gebracht zijn, toch niet voldoende ontsnappen kan. Alleen op deze wijze is het veronder- de geneesheeren verbieden hunne patiënten te wekken om medicijnen in te nemen wanneer zij slapen, dat men die les al vrij goed geleerd heeft en meestal weet, dat slaap voor den zieke beter is dan medicijnen. Maar 't is niet algemeen bekend, dat slaap •een verwonderlijk voorbehoedmiddel is tegen ziekte, beter misschien dan versterkende en opwekkende middelen. Ziedaar nu twee zaken, die met elkander niets hebben te maken, zal menigeen den ken, wanneer hij dit bovenschrift leest. Bloe men en heet water verdragen elkander in het geheel niet. Hij, die zoo denkt, heeft het toch in vele gevallen mis. Hoe dikwijls toch komt het niet voor, dat men bij het vertrek van een vriendin of vriend een bouquet frisch gepluk te zomerbloemen ten geschenke krijgt.. Hoe vroolijk lachen die bloemen de ontvangster toe en wat een jammerlijk gezicht leveren zij op, wanneer zij er mede thuis komt. Treurig laten zij haar kopjes hangen, verwelkt zijn er vele. Wel worden zij dadelijk in water gezet en stijven enkele weder op, doch vele doen dit niet, die slap blijven hangen en den vol genden dag weggeworpen moeten worden. Er is een eenvoudig middel om veel van dergelijke slaphangende bloemen weder op te frisschen. Men snijdt daartoe van onder een stukje van den stengel af en zet ze daar na in een vaas met water, dat kookend heet is. Hierin laat men ze staan en enkele uren nadat het water is afgekoeld zijn de bloemen weder zoo frisch als waren zij pas geplukt. Het klinkt bijna ongelooflijk. Toen het eenigen tijd geleden werd medegedeeld in een vergadering van de Leidsche afdeeling vroeg hij den man. „O, kom maar hier, Swami, ze is achter het huis." De Pastoor volgde den man, en daar zag hij een won derlijk schouwspel De Vrouw was opgeslo ten in het kippenhok, en stor.d achter de tralies, en haar kinderen stonden er voor en gierden het uit van de pret. Zoo iets had den ze nog nooit gezien, hun moeder opge sloten in het kippenhok.... Het was vreemd, dat de arme moeder zich zoo had laten opsluiten, want de Indische vrouwen zijn anders geen katjes om zonder hand schoenen vast te pakken, en bovendien niet bang voor een vechtpartijtje met haar man. Maar deze vrouw was eene goede ziel en bang voor haar geleerden echt genoot. Hoe kon het arme mensch toch eten koken, indien ze was opgesloten in een kippenhok? Moeder de vrouw werd tot groote vreugd der kinderen jyecr spoedig op vrije voeten gesteld. en de kerel kreeg een goeden uitbrander van den Swami, en den raad om zijn vrouw in het vervolg beter te behandelen, hetgeen hij natuurlijk plechtig beloofde, ofschoon hij den volgenden dag weer ruzie met haar had. Sommigen van die heeren zijn niet zoo gemakkelijk hier, en vechten al heel gauw, als het eten niet op tijd wordt klaar ge maakt, want de maag is het voornaamste lichaamsdeel voor den Indiër.... Ik hoop, dat U bij het lezen van deze ge vallen mij niet zult vergeten. Ik heb hier in mijn parochie een weeshuis voor arme kin deren, en het is niet gemakkelijk allen van kleeren en voedsel te voorzien Bovendien heb ik een school, welke heel wat geld kost, het dak heeft veel kans om naar be neden te komen, vooral als de regens neer komen, maar ik heb geen middelen om het te repareeren. en daarom: denk eens aan me in Uw gebeden en ook op stoffelijk gebied. Ik zal later wel weer iets van me laten hooren, als ik wat meer tijd heb, want ik heb nu mijn handen vol (Annalen van Mill-Hill.) Telkens wordt er overgediscuss eerd of rood haar mooi of leelijk is. In het „Handels blad" wordt de kwestie weer eens bespro ken. De schrijfster in 't „Vrouwenhoekje1 herinnert er aan hoe de oude Germanen rood blond haar ten zeerste bewonderden en dit zelfs kunstmatig door bijtende zeep te voor schijn riepen. Ook de Romeinsche vrouwen hadden graag rood haar. Bij andere volken werd het roode haar weer versmaad. Maar in Griekenland en ook onder de wilden van Afrika en de Zuiderzee- eilanden tracht men door kunstmiddelen rood haar te krijgen. De hoofdzaak in onze opvatting van schoonheid zal wel de tint van het rood zijn. Het echte roodgouden haar, met alle tinten van kastanje tot rosblond is altijd mooi al leen het „peenkleurige" haar, waarbij men gewoonlijk een ziekelijk-witte gelaatskleur ziet, kan men moeilijk als schoonheid aan merken. Weet ge.... dat ge ijzer tegen roest kunt beschutten, door een mengsel te maken van 100 gr. vaseline en 10 gr. magnesia en van dit goed gekneed zalfje een dun laagje op het ijzer te brengen. Weet ge dat ge ivoor kunt lijmen met een deeg, ge maakt van 1 deel eiwit en 3 deelen water en gips, de breukvlakten eerst met spiritus schoon maken, dan met het deeg bestrijken, sterk samendrukken en 24 uren laten drogen. Weet ge dat ge zwart satijn zoo mooi kunt opfrisschen door met een schoone spons gedoopt in bier of brandewijn in één richting over het satijn te strijken, dan tusschen twee doeken droog te rollen en daarna op de linkerzijde te strij ken. Weet ge dat rimpels uit het gelaat verdwijnen door een zalf te maken van 2 deelen boonen- en gerstemeel met een rauw ei vermengd, dit volkomen hard laten worden, tot fijn poeder malen en dan tot zalf aanroeren. Men legt van deze zalf iederen avond een dikke laag op het voorhoofd en langzamerhand ver dwijnen alle rimpels. Weet ge dat een haarkam sterker blijft, wanneer men hem alvorens te gebruiken, 24 uur in koud water legt. Weet ge dat gewoon keukenzout met zeep een goed middel is om bloedvlekken te verwijderen. Weet ge dat ge bij het wasschen van zieken het beste doet zeep in het water op te lossen in plaats van waschlap of spons voor het inzeepen te gebruiken en de zieke met warme doeken snel af te drogen. Weet ge dat wandeltochten voor kin deren zoo uitstekend is, proefnemingen heb ben bewezen dat kinderen, die veel wandeler in een maand tweemaal zooveel in gewicht toenamen als kinderen welke niet wandelden. Weet ge dat krimpen van wol kan worden voorkomen, wanneer men in het lauw sopje wat geest van salmiak voegt, 20 gram op 30 L. water. AARDAPPELKOEKJES. 500 gr. gekookte aardappelen, 40 gr. boter» 2 eieren, een weinig zout en nootmuskaat, 40 gr. reuzel of vet van jus. Maak de aardappelen fijn, vermeng ze met gesmolten boter, de eierdooiers, zout en geraspte noot naar smaak. Klop het eiwit zeer stijf en meng dit luchtig door de massa. Vorm nu hiervan platte ronde koekjes, gelijk van groote en bak deze in de koekepan, in reuzel of jus aan weerszijden mooi bruin. Warm opdienen. i Op deze wijze kan men van een kliekje aardappelen, waar sommige vrouwen hun schouders voor ophalen nog een overheerlijk; maal bereiden- APPEL-BEIGNETS. Hiervoor gebruikt men zure appelen, liefsY bellefleuren. Het beslag dat niet te dik mag zijn maakt men uit tarwemeel, meteen stukje gist, eieren en een weinig kaneel, aangemaakt met melk of met wijn. Nadat het beslag wat gerezen is, zet men een ijzeren pan op het vuur met wat slaolie of boter zooveel, dar de beignets er ruim in bakken kunnen, c n doopt men met een lepel of vork een platte, vrij dikke schijf appel in 't beslag en doet deze nadat ze goed met deeg bedekt is, in de pan.j Men bakt de beignets in boter en bestuift ze bij het opdoen met suiker en kaneel. SINAASAPPELPUDDING MET GESLA GEN ROOM. 6 sinaasappelen 100 gr. suiker, 16 gr. witte gelatine, 2 eieren, 2% d.L. slagroom. Bereiding. Klop de eierdooiers met suiker, ongeveer 10 minuten, en voeg daarbij lang zaam het sap van de sinaasappelen, dat door een zeefje gegoten is. Zet dit alles in een grootere pan met ko kend water en blijf roeren tot het gebonden is. Neem het dan uit het kokende water en roer er de opgeloste gelatine door en de ge raspte schil van 1 sinaasappel. Men moet hiervoor met een geëmailleerde rasp van een mooie sinaasappel het buitenste van de schil afraspen. De room wordt intusschen stijf geklopt en luchtig door de vla geroerd, als deze wat be koeld is. Als de massa stijf begint te worden wordt alles in een steenen puddingvorm gedaan. Men moet deze pudding vooral goed koud gebruiken. BALKENBRIJ. 2 L. vleeschnat (b.v. na het koken van hoofdkaas, worst enz.) kaantjes van uitgesmolten reuzelzout nootmuscaatfijngestampte kruidnagel ;plm. 500 gr. is 5 ons boekweitenmeel desverkie- zende ook 300 gr. is 3 ons krenten eenige zure appelen. BereidingBalkenbrij wordt gemaakt wanneer men na het maken van leverworst, hoofdkaas, enz. vleeschnat over geeft, en vocr- al ook buiten waar nog aan huis geslacht wordt. Men kan er dan ook de kaantjes, die na het smelten van vet overblijven bijvoegen. Het vleeschnat wordt met de kaantjes,de verschillende kruiden en desverkiezende ook met de goedgewasschen krenten en eenige gesnipperde zure appelen aan de kook ge bracht. Men strooit er dan, onder flink roe ren, zooveel boekweitenmeel in, tot men een stijve brij heeft gekregen. Deze wordt warm in tamelijk diepe schalen gedaan, waarna men de massa koud laat worden. Er dan schijven van snijden ter dikte van ongeveer 1 c.M. en deze in een koekepan aan beide kanten brbin bakken. DRIE IN DE PAN. Benoodigd 300 gr. bloem, 300 gr. boek weitmeel, 15 gr. gist, 1 a 2 eieren, 9 d.L. i 1 L. melk, 2 theelepels zout, 150 gr. krenten, 150 gr. rozijnen, reuzel. Bereiding Van bloem, boekweitmeel, gist, eieren en melk een gistbeslag maken en dit laten rijzen. Daarna de gewasschen krenten en rozijnen en het zout toevoegen en van het beslag in de reuzel koekjes bakken, waar van er drie of vier in een koekepan gaan. De koekjes moeten geheel gaar en aan beide zij den mooi bruin zijn. SCHOTEL VAN OVERGEBLEVEN AARDAPPELEN EN KOOLRAAP. Overgebleven aardappelen worden fijnge maakt met wat warme melk en een gelijke of iets geringere hoeveelheid stukjes gekookte koolraap eveneens. Dit wordt tezamen ver mengd met wat peper en zout, wat gebakken uitjes, wat geraspte groene kaas twee eier dooiers en wat beschuitkruim. Vervolgens wordt het mengsel in vuurvasten schotel ge daan. Nadat de oppervlakte met paneermeel bedekt en met klontjes boter hier en daar be legd is, wordt de schotel in den oven geplaatst om een bruin korstje te krijgen. VERZUIMD. In een gezelschap vertelt een dame, dat zij eens met haar man ruzie gehad heeft en bij de verzoening tot herinnering aan dezen twist een klein boompje geplant heeft. „Zie je wel," fluistert de gastvrouw den gastheer verwijtend in zijn oor. „W nneer wij dat ook altijd gedaan hadden, zouden we nu al een heele oprijlaan voor ons h— hebben." VLEIEND. „Kees," zei het verloofde meisje tot haaf broertje, „haal 's een beetje water voor m'n aanstaande, hij heeft zoo'n dorst." Kees ging en kwam een poos later met een emmer vol terug. „Wat doe je nou, een glas was toch al voldoende 1" zei 't meisje. „En gisteren zei je nog zelf, dat hij de droogste vrijer is dien je nog ooit hebt ge il driep Kees uit. HIJ WOU WEL AFREKENEN. Een Engelschman was getrouwd tegen den zin van zijn vader. Toen de vader zijn zoon eens ontmoette, voegde hij hem boos toe „Jongmensch, ik heb mijn testament gemrakt en ik heb jou onterfd op één hon derd gulden na." „Dat spijt me vader," antwoordde dt zoon, maar hebt u misschien die 100 gulden bij u?" 45 „O Max!" riep zij, „wees niet boos!" „Niet op jou kind-lief," antwoordde hij, „nooit!" Ook zij was nu opgestaan'en vatte hem weer bij de hand. „Max! Max!" „Ga zitten, kind-lief," zeide hij. „Geef tnij een oogenblik om na te denken „Wat is er, Max?" vroeg Peggy, na een oogenblik. „Zeg het mij." „Ja," sprak hij ten slotte. „Ik zal het u zeggen. Het gaat juist over dien man dien Hollander. Hij is niet, wat gij van hem dacnt, wat ik van hem dacht, Peggy. Ik moet u op de eerste plaats zeggen, dat ik bij mijn ont snapping inderdaad geholpen ben geworden, maar niet door hem; integendeel, zijn werk jwas het, dat ik naar Trier ging en daar ge- [arresteerd werd.' „Wat!" riep Peggy ontsteld. „Wacht 'n oogenblik, kind. Ik kan niet zeggen, hoe ik geholpen ben geworden, want ik heb beloofd daaromtrent het stilzwijgen ,te bewaren, maar als ik die hulp niet gehad ;had, zou ik nog gevangen zitten. Ik kan u óók niet mededeelen, hoe ik aan mijn in lichtingen omtrent dien Hollander kom; gij moet, wat ik u zeg, van mij aannemen Peggy, en gelooven, zooals ik het geloof. Ik heb dat alles vernomen op een wijze, dio niet de geringste plaats voor twijfel meer overlaat." „O, ik zal u gelooven, Max al schijnt hetgeen gij me zegt, ook vreemd." „Het is vreemd meer dan vreemd, Peg gy; het is verschrikkelijk!" Max ging naast haar zitten en dacht na, hoe hij haar het best een en ander zou me dedeelen. "Peggy," zeide hij na verloop van eenige oogenblikken, „je bent toch zeker Sylvia Chase nog niet vergeten?" „Neen, Max," antwoordde zij op een toon van verbazing, „maar wat heeft zij er mee te maken?" „Zij was een Duitsche spion of geheime agent vandaar haar royale inkomsten, die we geen van allen konden verklaren." „Max!" „Het is de waarheid en zij is vermoord ge worden door een anderen Duitschen gehei men agent, omdat zij op het laatst berouw begon te krijgen van haar bedrijf en mis schien geheimen zou verklapt hebben." „Ach, die arme Sylvia," zeide Peggy, hern in de rede vallende. „En de geheime agent, die haar vermoord de bereid jezelve nu voor op iets, dat je in het geheel niet verwacht was kapitein Hollander." En hij verhaalde haar bijna alles wat hij gehoord had van Bertha Schmidt. Doch over deze vrouw zelve, sprak hij geen woord. ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Ten laatste ontmaskerd. De gebeurtenissen hadden een snel er- loop, en het einde van het drama, voor zoo verre het Hollander betrof, kwam zeer spoe dig. Max had tegenover den minister van Ooi- kg de opmerking gemaakt, dat geen tijd mocht worden verloren, en er werd ook geen tijd verloren. Diep onder den indruk van Max' onthullingen betreffende Hollan ders verraad, stelde de minister onmiddel lijk alles in het werk, om daarvoor directe en overtuigende bewijzen te vinden. Hij wist, dat men in Hollander het grootste .ver trouwen gesteld had en dat deze daarvan dus het schromelijkste misbruik moest heb ben gemaakt, indien, hetgeen Max Gezegd had, waar was; hij twijfelde niet aan de waarheid er van, maar hij moest tenslotte voor het oogenblik dan toch ook afgaan op die verklaringen alleen, en voor hem was veel meer noodig, teneinde handelend ta kunnen optreden daarvoor moest hij ver pletterend bewijsmateriaal hebben. Even nadat Max hem had verlaten, het de minister zich bij zijn ambtgenooten, die de zitting van het Huis van Afgevaardigden bijwoonden, verontschuldigen, wegens drin gende bezigheden van den meest belangrij ken aard, en begaf zich naar het ministerie van Oorlog; dit was reeds gesloten, doch daar er altijd eenige inwonende ambtenaren aanwezig zijn, liet hij een hunner ontbieden en gelastte hem in allerijl den chef van den Inlichtingendienst zoo heet de geheime- of spionage-dienst kolonel Chambers, te doen komen. Toen deze officier, reeds na verloop van 'n goed half uur, zich aandiende, en van den minister vernam, dat er eden bestond, om kapitein Hollander te verden ken van het spelen van een dubbele rol, zoodat hij, inplaats van een geheim Britsen agent te zijn, in dienst van Duitschland stond, verklaarde de kolonel zoo iets niet e kunnen gelooven, doch Hollander te be schouwen als een der meest bekwame, slu we, en met succes werkende ambtenaren van zijn departement. „Hollander," ging hij voort, „is op het oogenblik in Duitschland met een bijzondere opdracht, en ik geloof, dat hij zich daar van naar wensch zal kwijten." „Wat is dat voor een opdracht?" vroeg de minister. „Hij moet te weten zien te komen op /el ke manier de Duitschers de teekeningen vaa het nieuwe kanon in handen hebben ge kregen," zeide Chambers. „Zou het u erg verwonderen" vroeg de minister op de hem eigen, aan het geheelc Huis van Afgevaardigden bekende, hoffelijke en vriendelijke manier „te vernemen, dat er reden bestaat om te gelooven, dat die zelfde Hollander de man is, die de teekenin gen meester heeft weten te worden en ze aan de Duitschers in handen heeft gespeeld." Chambers ontstelde hevig en werd bleek. Hij keek den minister aan; doch deze be antwoordde zijn verbaasden blik met een zóó ernstig gezicht, dat de woorden: „On mogelijk, sir!" die hij op het punt was uit te spreken, op zijn lippen beslierven. In plaats daarvan zeide hij op een toon van diepe verslagenheid „Hoe is het mogelijk?" „Ik heb vernomen," was het antwoord, „dat hij en niemand anders de teekeningen aan de Duitschers heeft uitgeleverd." „Mag ik vragen, hoe u dat te weten bent gekomen, Excellentie?" „Dat kan ik u op het oogenblik niet me dedeelen, kolonel. Maar ik kan u wel zeg gen wat ik wensch, dat u dadelijk doen zult. Ik veronderstel, dat u weet waar Hollander te Londen zijn - ppartementen heeft. „Ja, ik heb zijn adresi Hij heeft bovendien ook een kamer hier in het gebouw." „Laat die vertrekken zoo zorgvuldig mo gelijk doorzoeken Als minister van Oorlog geef ik u daartoe de meest uitgebreide vol machten. En ik zeg u erbij, dat :r geen oogenblik gewacht moet worden; gij .noet uw onderzoek aanstonds beginnen. Neem al de hulp die gij daarbij noodig hebt en laat mij rapport brengen in het Lagerhuis, als de zitting nog aan den gang is en anders aan mijn particuliere woning. Ik ga niet slapen, voordat ik van u bericht heb ontvangen. De zaak is zoo ernstig mogelijk." „Geloof u, dat hij schuldig is, sir?" „Ik vrees het," zei de minister. „Als hij het is, dan is al, dat ik zeggen kan, dit, dat ik mij schromelijk in hem ver gist heb dan moet hij de meest geraffi neerde schurk zijn!" „Ik geloof ook, dat hij dat is," hervatte de minister. „Maar laat nu aanstonds beginnen met de huiszoeking; ik ga naar de Kamer en blijf daar vermoedelijk tot even na elven; daar na kunt u mij thuis vinden." Kolonel Chambers verliet met een bui ging het vertrek en een oogenblik later begaf de minister zich naar het Lagerhuis. Hij zat nog altijd op zijn plaats in de re- geeringsbank, toen hem, tegen het einde der vergadering, kolonel Chamber's naamkaar» tje gebracht werd; hij verliet aanstonds de zaal en bemerkte, toen hij den officier zag, aanstond, dat diens gelaat somber en Meek was; het was duidelijk, dat Chambers de bewijzen had gevonden voor de beweringen van Max ten opzichte van Hollander.' „En?" vroeg de minister, toen hij met den kolonel alleen was. „Die man," zeide Chambers, „is de groot ste schurk, die men zich denken kan, hij is een geheim agent van Duitschland er is overvloedig bewijsmateriaal tegen h»m; bij heeft ons o pde schromelijkste wijze misleid. Ik ik gevoel dat het ergste, zóó erg, dat ik moeite heb mim zelfbeheersching te be. waren." ISlot volgt.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5