p aa
3 8
DAMMEN.
mm m
m
jjÊj jfÉlllife
m mm.
I WÈiïm
HET OLYMPISCH MILLIOEN.
Minister de Visser aan het woord
Zal hij de bestrijders
bekeeren?
m jm; .ml. .Hl.
w,..
'mm M
ma a/m
wm
zfm. tem lam
De schrijver in het genoemde cluborgaan
rcrtelt aan zijn leden op de onderstaande
wijze wat cricket is:
»iEen bal tegen een hekje gooien," hoor
ik iemand zeggen.
„Ja juist alleen het is: „een bal tegen
een hekje probeeren te gooien."
En juist in dat probeeren zit het hem.
Ga eens mee naar het veld.
Kijk, daar ligt, in het midden ongeveer,
/de plaats kan verschillend zijn), een lange
mat en daaruit steken op twee plaatsen drie
paaltjes ophoog waarop twee blokjes het
hekje.
Laten we direct de dingen bij hun naam
noemen: de mat (eigenlijk de harde onder
laag) heet p t c h, de drie paaltjes de
stumps, de klosjes de b a i 1 s en het hekje-
dat is het wicket.
We zien 15 lui in 't veld en wel 9 in een I
bepaalde formatie om de mat, één achter één
der wickets hij heeft groote handschoenen
en beenbeschermers aan, de ,,w i c k e t-
k e e p e r"*
Dan één bij het andere wicket met den
bal n de hand, klaar om die op een be
paalde manier te gooien bowlen heet
dat -terwijl voor het eerste wicket één
persoon met een slaghout, het bat, klaar
staat om dien bal weg te slaan.
Dan staat naast den bowler, meestal aan
iden anderen kant van het wicket een 2e
ibatsman, die op het oogenblik niets anders
beeft te doen dan op te letten, wat tusschen
twee haakjes ieder moet doen met cricketten.
X-
Dan hebben we er nog twee over, die met
ten jas aan of iets ter onderscheiding van
de anderen, staan toe te kijken. Dat zijn de
Scheidsrechters (umpires) meestal twee lui
van de partij die aan bat is, waarvan er dus
9 niets te doen hebben En juist dat maakt
het spel zoo sportief en eerlijk, omdat die
twee altijd strikt eerlijk zullen oordeelen,
ja eerder zelfs iets in hun eigen nadeel zul
len zeggen dan hun eigen spelers te bevoor-
deelen Ik weet niet hoe het komt, maar dit
is nu eenmaal zoo bij cricket en daardoor
onderscheidt het zich zoo gunstig bij andere
'sporten.
De bowler bowlt en als het gaat, slaat de
batsman, op wien gebowld wordt, den bal
.weg. Vliegt de bal ver weg, dan rennen de
twee batsmen naar eikaars wickets, zorgen
dat ze met hun voel of hun bat achter de
lijnen, die op bepaalden afstand voor de wic
kets getrokken zijn, komen en rennen, als de
bal nog niet terug is, weer terug en nog eens
■en nog eens.
Wordt de bal al ferug geworpen door één
der in 't veld staande spelers der tegenpartij
dan blijven ze 'waar ze zijn en gaat het spel
gewoon door. Eén zoo n keer wisselen heet
-een run (één pun)t.
Nu krijgen we verschillende gevallen, die
tzich kunnen voordoen.
Stel, dat er op A gebowld wordt.
■door het effect, dat de bowler aan den bal
springt (pitcht) hetzij in rechte lijn, hetzij
dcor het effect, da de bowler aan den bal
geeft, in het wicket (bowled).
Nu is A, out en wordt door een ander
vervangen. Dit gebeurt net zoolang tot alle
■elf der partij aan het bat zijn geweest.
Een tweede geval is:
De batsman (welke van de twee ook) staat
vóór de daarnet genoemde lijn, de popping
crease, d.w.z hij heeft zijn voet of zijn bat
er niet achter Nu gooit één der tegenpartij
:het wicket in elkaar.
De batsman is out. (Dit heet „stumped").
Zijn de twee batsmen aan het runnen en
wordt een wicket omgegooid, dan is degeen,
die -naar het wicket loopt, uit tenzij de
twee runners elkaar nog niet gepasseerd
zijn. In dat geval is de batsman, die het wic
ket verliet, stumped.
Dan zien we, dat de bal, zonder door het
bat te ziin aangeraakt, tegen het lichaam
van den batsman opspringt, de scheidsrech
ter beslist nu op het How's that?" van den
be wier of een zijner teamgenooten, of het,
„leg before wicket" is, d. w. z., dat de bal,
als hij niet in zijn loop gestuit was geworden
fn rechte lijn (vanaf de plaats des umpires
d. i. achter het ander wicket gezienin 't
Wicket was gesprongen
Weer een ander geval is als de batsman
terwijl hij slaat of wil slaan met z'n bat of
z'r. lichaam ziin wicket omgooit (hit wicket).
Ook nu moet hij zijn plaats afstaan aan een
ander. Wordt de weggeslagen bal door een
der fielders opgevangen voordat hij den
grond raakt en zorgt deze, dat hij niet uit
z'n handen of armen springt en op den
grond valt, dan is de batsman uitgevangen
„caught"
Het volgende komt niet dikwijls voor:
De bal wordt weggeslagen en nu verhin
dert een der batslui een fielder den bal te
vangen, b.v. door tegen hem op te loopen.
Is hier opzet in het spel dan wiist de
scheidsrechter onverbiddelijk met z'n wijs
vinger naar boven wat beteekend, dat die
1 batsman uit is.
We noemen het feit: „obstructing the
field" (aanvallend in het veld).
De batsman is ,out" wanneer hij den bal
voor den tweeden keer slaat, behalve als hij
j er zijn wicket mee wil beschermen. Het mag
met z'n bat, z'n voeten, enz. gebeuren, maar
jniet met z'n handen; slaat hij voor den
tweeden keer en de bal heeft tr.:schen den
eersten en den tweeden maal den grond
geraakt dan is de batsman, wordt de bal
)nu gevangen, niet out.
Heeft de bal den grond niet geraakt en
gebeurt dit dan kan de batsman vertrek-
iken .Slaat hij bij den tweeden keer zijn
(wicket in elkaar, dan is het gewoon .,hit
fv/icket" en dus not „out"
Wordt bij het runnen het wicket omge-
(gooid of omgeslagen dan is het geen h.w.
en dus not out
Rolt de bal over het veld en runnen de
batslui dan kan hel voorkomen dat de fiel
der, die de bal grijpt, den bal niet,kan in
gooien (er staat dus niemand bij het wicket
b.v.) Nu rent hij naar het wicket waar hij
den meesten kans beeft eerder te zijn dan
een der runners en mag het wicket met den
arm of de hand waarin hij den bal heeft,
omgooien.' Soms word het wicket ook wel
piet den voet ingetrapt, maar dit mag alleen
als degene die dat doet er absoluut zeker
van is met den bal het wicket niet te mis
sen, als hij gegooid of het omgeslagen heeft.
Dit wordt run-out genoemd.
Raakt een der batslui den bal aan. (tenzij
cat op verzoek van den tegenpartij gebeurt)
dan is hij oók not out.
Behalve dat door het runnen punten kun
nen worden verzameld kan dat ook geschie
den door den bal zoo hard weg te slaan,
dat hij buiten de grenzen „boundaries' van
het veld vliegt.
Gebeurt dit zonder dat de bal het veld
heeft geraakt na hel wegslaan, dan te!t^di,t
voor zes runs.
Is den bal van het veld af naar buiten
gestuit of gerold, dan geeft dit 4 runs aan
de battende partij.
Verder wordt voor een bal die zoek is ge
raakt zes runs gerekend.
Roept een der fielders „Lost ball' dan
hoeft er niet meer geloopen te worden,
want dan worden er gewoon zes runs voor
opgeschreven tenzij er vóór dat roepen al
meer dan zes runs voor dien bal zijn ge
maakt
Stoot een fielder met andere voorwerpen
dan z'n lichaam den bal en vindt de scheids
rechter dat dit opzettelijk is gebeurd dan
worden hiervoor 5 iuns aan de tegenpar
tij toegekend.
De bal is dan dood.
Dat „dood" zijn is als de batsman out is
en wanneer de bal in z'n kleeren blijft han
gen Wanneer dat laatste niet zoo bepaald
was dan zou het immers kunnen voorkomen
dat de batsmen al maar gelegenheid kregen
door te blijven runnen en geer. gelegenheid
gaven aan de fielders om den bal te krijgen.
Nu komen we aan het bowlen, zeker een
der voornaams# onderdeelen van het cric-
at. De bowler mag den bal maar niet zoo
ap 'o voor hem gemakkelijkste manier
gc-cicn, neen er zijn slechts twee wijzen en
wel: overhands en underhands. De arm moet
gestrekt gehouden worden onder het bow
len en moet zich steeds in een verticaal
vlak bevinden.
Wordt den arm langs den rug omhoog
geheven en laat men bij het naar beneden
gaan den bal ter hoogte van het hoofd los,
dan heet dat „overhands" of bovenhands".
Heft men gewoon den arm op en „knik
kert" zoo den bal naar het wicket, waarop
gebowld wordl dan is dat underhands bow
len.
Door den bal nu op het oogenblik, dat hij
tusschen de vingers uitschiet, een-zeker ef
fect te geven kan men den batsman mis
leiden.
Wil hij dan den bal slaan als die van den
grond opspringt dan schiet deze door het
effect een anderen kant uit en wat de be
doeling is, langs de batsman in z'n wicket,
of hij wordt niet goed geraakt en is gemak-
lijk te vangen. Dat dal lang niet altijd
goed gaat is te begrijpen. Verder zijn er
verschillende bepalingen ten opzichte van
den bowler en de scheidsrechter moet goed
toezien of er fouten worden gemaakt, want
elke fout beteekent weer een of twee runs
voor de battende partij.
Bij het wicket staan twee strepen op de
mat
De een is de reeds genoemde „popping
crease" op een paar voeten voor het wicket
(evenwijdig aan de popping crease en heet
„bowling crease").
Verder zijn er nog twee lijnen die meestal
loodrecht op de bowling crease staan en in
Holland door de mat-randen worden aange
duid: de return creases.
Is dat niet zoo, dan roept de scheids
rechter: ,,no ball".
Wordt de bal zoo hoog boven of zoo ver
van het wicket af gebowld, dat vervolgens
het oordeel der scheidrechter de batsman
er niet bij kan, dan roept hij: „wide ball".
Men weet dat het Regeeringsvoorstel be
treffende de subsidie van een mill'oen voor
de Olympische Spelen in 1928 te Amster
dam lang niet met onverdeelde instemming
is ontvangen.
Uit bijna alle politieke partij groepeeringen
kwamen de bestrijders die het niet oorbaar
achtten om in dezen bezuinigings-
tijd een dergelijk bedrag voor deze Inter
nationale Sportgebeurtenis van de aller
grootste waarde te voteeren.
Dat het kleine Nederland de eer is te
beurt gevallen om in 1928 de Spelen te or-
ganiseeren strekt ons land tot eer.
In de memorie van toelichting heeft de
Minister het reeds zoo mooi gezegd.
Reeds op zich zelf beteekent de toewijzing
eener Olympiade een zaak van Nationaal
Belang. Na hetgeen evenwel aan deze toe
wijzing is voorafgegaan, is dit voor Nederland
uitgegroeid tot een zaak van Nationale
Eer."
Dat er tegenstanders zouden komen was
te verwachten. Met welk Regeeringsont-
werp is dit trouwens' niet het geval
Echter bleek al spoedig dat de tegenstand
bedenkelijk groot was. Wat men in andere
landen gaarne gaf scheen hier niet wel mo
gelijk te zijn. Natuurlijk hebben de bestrij
ders in de min of meer benarde tijdsomstan
digheden een zeer machtig wapen.
Gelukkig hebben ook zij die het zouden
betreuren wanneer Nederland op het punt
der Olympische organisatie zijn onmacht
zou moeten betuigen van zich doen hooren.
Het Katholieke lid der Eerste Kamer, de
heer Verheijen o.a. bestreed in zijn rede van
2 April de afschaffing van den zomertijd en
zei toen ten opzichte van de Olympiade
„Wanneer wij ons nu gaan isoleeren en
den zomertijd afschaffen en om een voor
beeld te noemen bijv, ook de weermacht,
wanneer wij niet meedoen aan de Olym
pische Spelen zoo kan ik nog 10 of 12
voorbeelden noemen dan zal me over
100 jadr in de geschiedenis schrijven: Ne
derland stond destijds aan de spits der be
schaving, wat nijverheid en activiteit betrof,
maar het heeft zich geheel van de volkeren
afgezonderd en heeft zich door zijn splendid
isolation ten gronde gericht."
Aan dergelijke woorden van een staats
man als de heer Verheijen behoeft zeker
niets te worden toegevoegd.
Nu is bovendien verschenen de Memorie
van Antwoord van Minister de Visser op
het Voorloopig Verslag betreffende de Olym
pische Subsidie.
Wij ontleenen daaraan
„Het was voor de regeering een verklaar
bare teleurstelling te moeten ontwaren, dat
het door haar ingediende wetsontwerp,
strekkende om het Ned. Olympisch Comité
in de kosten der in 1928 in ons land te
houden Olympische Spelen steun te verlee-
nen, bij zoo velen in en buiten het parle
ment op bezwaren stuit.
De uiteenzetting van verschillende dier be
zwaren in het Voorloopig Verslag vestigt
echter den indruk, dat de Minister in de
Memorie van toelichting niet duidelijk en
volledig genoeg geweest is. Ook is het in
nadere bespreking met het Nederl. Olym
pisch Comité gelukt, aan verschillende be
denkingen, in het Voorloopig Verslag op
genomen, tegemoet te komen. Hij heeft er
dus goede hoop op, dat een nadere bespre
king van die bezwaren het mogelijk zal
maken, dat vele der aanvankelijke bèstrij-
ders het regeeringsvoorstel bij nadere over
weging minder bedenkelijk gaan inzien en
alsnog het onmisbaar belang, dat daarbij
betrokken is, boven hun bedenkingen zul
len stellen.
Vóór alles heeft bij de indiening van dit
ontwerp
de verhouding tot het buitenland
den doorslag gegeven. Ons land, dat als
neutrale staat buiten den oorlog bleef, zou
het voorrecht en de eer genieten, de tegen
standers in den wereldkrijg weder in een
vredeswerk te vereenigen. De Minister zou
't betreuren, wanneer ons land deze schoone
gelegenheid tot bevordering van dit pacifis
tisch doel liet voorbijgaan. Het geldt hier
een internationaal belang van den eersten
rang.
Voor de yile Olympiade in 1920 was Ne
derland reeds aan de beurt om als gastheer
op te treden. Het heeft toen op verzoek
die beurt aan België afgestaan, omdat dit
land na de teistering van den oorlog bij
zondere aanspraken deed gelden. Met voor
kennis van de regeering heeft de Neder-
landsche vertegenwoordiging toen bij het
afstaan van onze beurt toegezegd, dat ons
land een volgende Olympiade zou ontvan
gen. Andermaal trad Nederland daarop in
1924 terug, toen Frankrijk ten tweeden
male om de gunst van de Spelen te orga-
niseeren, dong. Onder die omstandigheden
heeft de regeering het inderdaad een zaak
van internationaal fatsoen geacht, dat ons
land op zijn beurt de taak der gastvrijheid
zou betrachten. Aldus heeft het gansche
kabinet geoordeeld. De Olympiade ig een
instelling, die internationaal is aanvaard, en
als zoodanig verplichtingen medebrengt.
Ook de regeering had liever gezien, dat
de vraag in een tijd van grooteren voor
spoed tot ons ware gekomen. Dat ons land
een beroep zou doen op de malaise, die in
het buitenland over het algemeen nog ster
ker wordt gevoeld, zou in het buitenland
allicht niet worden verstaan. Ook is de re
geering er vast van overtuigd, dat ons land,
zoo ons nationaal comité zich ditmaal nood
gedwongen terugtrekt,
voor goed -geschrapt zal worden
uit de rij der staten, die om beurten een
Olympiade te organiseeren krijgen.
Er is nog een opmerking gemaakt, die be
spreking vereischt. Sommigen schijnen te
vreezen, dat deze wedstrijden, uit interna
tionaal oogpunt bezien,
meer kwaad dan goed
stichten omdat er wel eens afgunst en twist
tusschen de deelnemende groepen uit ver
schillende landen uit voortkomen. Het is be-,
kend, dat alle deelnemers vóór den aanvang
der spelen beloven als eerlijke sportlieden te
zullen kampen. Nu schijnt het inderdaad éen
enkele maal te zijn voorgekomen, dat men
in de opwinding van den strijd deze belofte
vergat. Maar zoo iemand handelde dan toch
zeer beslist niet in overeenstemming met
de Olympische gedachte en is daarvoor ook
door uitsluiting van verdere deelneming ge
straft geworden.
Bovendien staan tegenover de enkele ge
vallen van dezen aard tientallen staaltjes
van bijzondere sportiviteit en opoffering, die
wel den geest vertegenwoordigen, die 'de
Olympische Spelen behoort te bezielen.
Op den financieelen kant der zaak en op
de wijze, waarop de regeering zich voorstelt
op de besteding der gelden te doen toezien,
komt de Minister hieronder terug. Maar
juist ook om ten aanzien van den moreelert
kant medezeggenschap te hebben, acht hij
het verstandiger politiek zich van overheids
wege niet afzijdig te houden.
Ten aanzien van de vrees voor
ontheiliging van den Zondag
is de regeering van meet af waakzaam ge
weest. Zij wenscht, dat tegenover eventuee-
len regeeringssteun deze- voorwaarde zal
staan dat in geen geval gedurende den Zon
dag zal worden gespeeld. Opdat echter zoo
veel mogelijk diegenen onder ons volk, die
in hoofdzaak alleen den Zondag vrij hebben,
van de Olympiade zullen kunnen genieten,
Zullen in overleg met het Nederl. Olympisch
Comité maatregelen worden getroffen om
te bewerken dat gedurende de Zaterdagen
of althans gedurende een deel daarvan door
de werkgevers zooveel mogelijk aan hun
personeel vrijaf zal worden gegeven.
Men doet overigens naar de meening van
den Minister, den sportbeoefenaars onrecht
met de onderstelling, dat deze Olympische
wedstrijden tot uitspattingen aanleiding zul
len geven. De sport op zich zelf leidt eer tot
een ingetogen en sobere levenswijze en is
voor talloozen, die anders door ledigheid in
vrije uren wellicht tot kwaad zouden ver
vallen, een zegen.
En nu
de financieele kant van het vraagstuk.
Toen Amsterdam was aangewezen voor de
in 1928 te houden spelen, heeft het Nederl.
Olympisch Comité al heel spoedig in het fi
nancieele vraagstuk ter hand genomen. Na
dat allerlei voorstellen waren verworpen,
leidde een met eenige vooraanstaande ban
kiers gepleegd overleg er toe vast te stellen,
dat het groote bedrag, noodig voor een be
hoorlijke regeling, door particulieren wel
zou kunnen worden bijeengebracht, maar
alleen wanne ;r, naar het voorbeeld van Zwe
den, een loterij zou kunnen worden gehou
den. Daarop volgde het verzoek aan de re
geering de ingevolge de Loterijwet vereisch-
je vergunning tot het doen houden van zulk
een loterij te willen uitlokken. Wegens prin-
cipieele bezwaren is de regeering op dit denk
beeld niet ingegaan, doch heeft zij in plaats
daarvan haar medewerking in den vorm van
rij kssubsidie toegezegd.
Uit de omstandigheid, dat de M. v. T.
geen gewag maakt van een behoorlijke re-
geenngscontröle op de juiste besteding van
het rijkssubsidie en dit in die Memorie niet
met zooveel woorden is gezegd, dat de bij
drage zal worden ingekrompen naar mate
andere inkomsten ruimer en de uitgaven ge-
einger zullen zijn, heeft men bovendien af
geleid, dat zulk een vermindering van het
subsidie niet zal worden voorkomen. De mi
nister heeft ook omtrent deze punten met het
Ned. Olympisch Comité nader onderhan
deld om die zaak overeenkomstig de in
het Voorloopig Verslag kenb'aar .gemaakte
wenschen te preciseeren. Hij vleit zich, dat
de leden, die op grond van den financieelen
opzet zich aanvankelijk tegen het voorstel
verklaarden, hun bedenkingen weggeno
men zullen zien,
In de eerste plaats herinnert de minister
aan hetgeen omtrent de rijksbijdrage in de
M. v. T. is gezegd, n.l. dat zij niet ten vol
le zal behoeven te worden besteed, wan
neer blijkt, de raming der ontvangsten ten
goede zullen komen. Hieruit blijkt, dat reeds
van den aanvang af, ook bij het overleg
met het Ned. Olympisch Comité, het denk
beeld heeft voorgezeten, dat de rijksbij
drage niet zoozeer het karakter zal hebben
van een subsidie in den gewonen zin van
het woord, maar dat van
een waarborgsom.
Een verder strekkende beteekenis behoeft
de rijksbijdrage ook niet te hebben.
Met voldoenden grond mag worden ver-
wacht aanvankel ijk is dit reeds in ver
blijdende mate gebleken dat, wanneer de
overheid voorgaat door middel van een sub
sidie ook haar moreelen steun aan dit plan te
geven, vele particulieren hun aandeel zullen
leveren om de kosten te bestrijden. Aanne
ming van het wetsontwerp zal dus'voor het
Ned. Olympisch Comité niet slechts een
spoorslag zijn om met alle kracht 'voort te
gaan van particuliere zijde gelden bijeen te
krijgen, maar daarin zal voor dat Comité
eigenlijk de beste steun gelegen zijn om in
dat pogen te slagen.
Blijkens nader overleg bestaat dan ook
bij het Ned. Olympisch Comité geen enkel
bezwaar om het zooev.en aangegeven karak
ter van het rijkssubsidie scherp naar voren
te brengen.
Hierdoor vervalt de bedenking, alsof vol
gens den financieelen opzet de pubüe ke licha
men eigenlijk alle kosten der Olympiade
zullen dragen, voor zoover zij niet uit de
entréegelden bestreden kunnen worden.
Het denkbeeld dat aan al degenen die te
Zamen de uitgaven betalen, de inkomsten
naar evenredigheid ten goede behooren te
komen, heeft bij de nadere baepr.eking een
vasten vorm aangenomen. Het spreekt van
zelf, dat bij de uitwerking van die gedachte
niet in aanmerking zulien komen de bijdragen
die zonder eenig beding worden gegeven noch
de inkomsten, die tot de exploitatieontvang
sten behooren.
Neemt men in aanmerking, dat de raming
van millioen aan entréegelden als zeer
voorzichtig mag worden aangemerkt, en dat
op belangrijke bijdragen van vereenigingen
en particulieren hetzij a fonds perdu het
zij bij wijze- van garantie gerekend mag
worden, dan volgt daaruit, 'dat ook bij de vol
le kostenraming van 2 millieen - het niet te
gewaagd is aan te nemen, dal -veekminder dan.
,l)-3 millioen aan gegarandeerde subsidiën
vari regeeringswege noodig zal zijn.
In het kort staat de zaak, financieel ge
sproken, dus zoo, dat'er een waarborgfonds
voor het volle bedrag der geraamde uitga
ven, dus van 2 millioen gulden, zal zijn,
waarin door het Rijk voor 1 door provin
cie en gemeente tezamen voor 1/4 en door
particulieren eveneens voor 1/4 zal worden
geparticipeerd.
Het tweede der bezwaren van financieelen
aard in het voorloopig verslag tot uiting ge
komen is gelegen in de vrees, dat van Rijks
wege.
geen voldoende controle
- ■■■-•" 1
zal worden uitgeoefend op de juiste fces :- j
ding van het subsidie. 'Ook wat dit betreft
meent de Minister een geruststellende ver
klaring te kunnen geven. Volkomen terecht
is het door de voorstanders van het verke
nen van Rijkssteun vanzelfsprekend geacht,
dat het N. O. C. bereid zal worden bevon
den tot het geven van de noodigé waarbor
gen voor de juiste 'besteding van het sub
sidie. Deze leden achten het toezicht op die
besteding voldoende gewaarborgd, indien
een regeerings-commissaris met groote zeg
genschap in het comité wordt opgenomen.
En de leden, die bezwaren tegen de sub-
sidieering doen gelden, willen als voorwaar
de gesteld zien de - benoeming van een re-
geeringscommissaris die op de uitgaven toe
ziet, alsmede het recht van den Staat door
accountants de rekening te doen contro
leeren.
Waar steeds op het besteden van Rijks-
subsidiën controle wordt uitgeoefend, zal
deze zeker niet achterwege gelaten worden
bij het subsidie, waarom het hier gaat. Het
ligt voor de hand, dat bij een zoo belang
rijke Rijksbijdrage en wegens de bijzondere
omstandigheden, waaronder zij zal worden
genoten, een succiale vorm gekozen moet
worden om die controle tot haar recht te
doen komen.
Het behoeft dan ook niet te verwonderen,
dat bij de voorloopige besprekingen van
den Minister met het N. O. C. de denk
beelden, die thans ook in het voorloopig
verslag zijn aangegeven, in beginsel reeds
waren vastgelegd.
Niets is het comité liever dan een vol
ledige medezeggenschap van Rijkswege»
De Minister kan dan ook de veizekering
geven, dat onder de voorwaarden waarop
het subsidie zoo het wordt gevoteerd
zal worden toegekend, deze zal behooren,
dat een regeeringscommissaris toezicht zal
uitoefenen in den volledigsten zin op het
gebruik van 's lands gelden voor de Olym
pische Spelen, in verband met de overige
inkomsten en. de uitgaven daarvoor en dat
hij daarbij van accountantsdiensten zal kun
nen gebruik maken.
Nog volgen dan een aantal uiteenzettingen
waarin de Mininster de wenschelijkheid der
Subsidie aantoont.
De voornaamste hebben wij hierboven
pgepubliceerd.
Aan het einde van de memorie wijst de
Minister er dan nog eens op, dat
le. het voorstel tot het verleenën van
Rijkssteun gedaan wordt, omdat ons land
in 1928 voor het organiseeren der Olym
piade aan de beurt is, dat dit een bijzon
dere beteekenis heeft, omdat dan voor het
eerst alle Centrale Mogendheden worden
uitgenoodigd vertegenwoordigers te zenden
ea dat de regeering het verstandig acht in
de uitvoering van deze wereldgebeurtenis
medezeggenschap te hebben
2e. op Zondagen niet zal worden ge
speeld
3e. de financieele steun des Rijks zich
zal bepalen tot deelneming in het waarborg
fonds tot een bedrag van ten hoogste een
millioen verdeeld over vier jaren
4e. op de gansche financieele gestie door
een regeerings-commissaris, bijgestaan door
accountants, nauwlettend zal worden toe
gezien.
Hetgeen de Minister in de memorie heeft
betoogd is een wa.-rdig slot op hetgeen ten
gunste van het We:"voorstel reeds is gezegd.
Ongetwijfeld hes ft het bovenstaande be
toog vel- bekeerl' igen gemaakt en velen,
die dooi het vele en soms op z'n zachtst
uitgedrukt, eigenaardige geschrijf min of
meer onjuist zijn ingelicht krijgen nu althans
een meer juisten kijk op de zaak.
Deze memorie zal niet nalaten indruk te
maken.
Laten wij nu hopen dat onze volksverte
genwoordigers ons kleine fiere Nederland,
dat waar het de sport betreft in het buiten
land toch een zeer goede reputatie geniet,
door verwerpingen van het Wetsvoorstel
niet voor goed zullen blameeren.
ALLE CORRESPONDENTIE DEZE RU
BRIEK BETREFFENDE TE ZENDEN AAN
DE HEEREN W. N. STUIFBERGEN EN
P. G. VAN ENGELEN, NASSAULAAN 49,
HAARLEM.
Ie Matchpartii tusschen den kampioen
van den Ned. R.-K. Dambond H. Regouw
tegen den sterksten Goudschen Dammer J.
Goudriaan, gespeeld op 27 Maart 1925, te
Gouda.
Zwart
H. R-uSouw
Rotterdam.
IR23
23X34
Wit
J. Goudriaan
Gouda.
1. 33—28
2. 34—29
3. 39X30
Zwak! Daar wit hierdoor zijn schijven aan
bet centrum onttrekt.
3.
44—39
39X30
31—27
7. 38—33
8. 42—38
20—25
25X34
17—21
12—18
7—12
21—26
Speeit ei op om door 1117 en 17—21
een opsluitingstand te doen ontstaan.
9. 49—44
Stecker ware eerst 5044
9.11—17
10. 44—39 17—22
Inleiding tot de opsluitingsstand.
11. 28X17 12X21
12. 47—42 1—7
13. 50—44 7—12
14. 33—28
Om daarna door 3731 en 42X31 het
sterke klaverblad van zwart af te breken.
Zwart voorkomt dit voorloopig door
14.19—23
15 28X19 14X23
16. 38—33 6—11
Stand n a den 16en zet van wit.
17. 30—25
18. 32—28
19. 27X38
10—14
23X32
Zwart moet nu zijn tactiek wijzigen en
trachten met zijn sterk ontwikkelden rech
tervleugel een aanval te ondernemen
19.
20. 33—28
21. 39—33
22. 40—34
23 34—29
,Oc' wit
aanval op.
24.
25.
26.
27.
43—39
29—24
25X34
45—40
11-17
4—10
18—22
13—18
bouwt zijn stelling voor den
9—13
13—19
19X30
8—13
Een zeer zw"akke zet daar wit zich nu
sterk in ziin speelvrijheid belemmert zi-h
immers nu kan zwart antwoorden met 13-19
en wit kan de schijven 35 en 34 voorloopig
niet opbrengen, waardoor die vleugel voor
loopig geheel werkeloos ligt. Veel beter
ware geweest 3429!
27 .13—19!
28. 37—31
Op 3732 zou volgen 2127 met sterk
spel en op 3832 volgt 2227 met stands
voordeel voor zwart
28 26X37
29. 42X31 2—8
De keus tusschen 38 en 28 was hier
zeer moeilijk en blijkt uit het verdere spel-
verlooo dat 28 de beste was
30. 48—43
Dreigt met 2823 en 3127 met damslag
30 .19—23
Het eenigste, daar op 2127 zou volgen
3329 met damslag .terwijl elke andere zet
standsnadeel oplevert
31. 28X19 14X23
32. 35—30 21—26
Nu mocht 813 niet wegens 3328, 4338
39X8.
33. 41—37
Op 4035 zou volgen 26X37, 2328 en
18v/49 met dam.
Op 30—25 volgt 26X37, 22—27, 16X27 met
1722, waardoor zwart een doodelijken aan
krijgt.
33. 17-^21
34. 40—35 8—13
35. 33—29 13—19
36. 30—24 19X30
37 35X24
Veel sterker ware hier geweest 34X25 en
29X30. Nu raakt wit aan beide vleugels op
gesloten.
37 .10—14
38. 44—40 14—20
39. 39—33 5—10
40. 40—35 3—9
Niel 2025 daar wit dan 3430 speelt
en weer -geheel vrij is
41. 35—30 20—25
In dezen stand werd de partij na 4 uur
spelen afgebroken. Bij de hervatting volgde:
42. 38—32 9—13
43. 46—41 21—27
PARTIJ No. 2.
Stand n a den 43en zet van zwart.
Het dam nemen door 2227 geeft winst
wijl zwart bij goed spel 2 schijven voor
komt te staan.
44 32X21 26X17
Gedwongen! sloeg zwart 16X27 dan volgt
3328 met winst voor wit.
45. 37—32 10—14
46. 31—27
Zwak! Sterker ware geweest 4137 met
4338 en afwachten. Zwart loopt dan vast.
46 .22X31
47. 36X27
Nu maakt zwart een mooie doorbraak a.v.
47. 16—21
48. 27X16 23—28
49. 33X11 12—17
50. 11X27 18X49
51. 16—11 49—35
52. 11_6
Sterker ware geweest 2420 met zekere
remise. 1
52. 13—19
53 24X13 35X9
54. 6—1 9—li
55. 1—6 14—20
56. 6—50 13—30
57. 34—29 30—24
58. 29—23 2413
59. 50—11 20—24
60. 11—16 13—2
Gedwongen, want 2430 of 2530 ware
remise.
61. 23—18 25—30
62. 18—12 30—35
63. 16—50 15—20
64. 50—16 20—25
65. 16—38
Remise.
OPLOSSINGEN.
Probleem no. 95 (Auteur W. Hopstaken,
Haarlem):
Wit: 37—32, 36—31. 27—21, 46—41, 38—32
33—29, 43—39, 30X10, 25X3, dam.
Partijstand no. 96 (A. F Hoogvel', Haar.
lem).
Wit: 28—22, 32X21, 34—30, 40X18
37—31, 41X1 wint.
Partijstand no. 97 (H. MeureW. N. Stuit
bergen).
Wit 30—25 Zw. 18—22!
25X14 13—19!
14X23 22—28!
33X22 17X46.
PROBLEEM No. 98.
Auteur B. Groen, Haarlem.
Stand in cijfers:
Zwart 11 schijven op: 1, 9, 10, 12, 13 15,
19, 22, 23, 24, 27 en 1 dam op 21.
Wit 10 schijven op: 25, 30, 32, 33, 34, 36,
38, 39, 44 en 45
PARTIJSTAND No. 99
Van W. N. Stuifbergen, Haarlem.
777.
Stand in cijfers:
Zwart 19 schijven op 2, 3, 5, 8, 9, 10, 11, 13
14, 16, 17, 18. 19, 20, 21, 22 en '26.
Wit 17 schijven cp: 25, 27, 30, 31, 32, 33,
34. 37, 38, 41, 42, 43, 45, 46, 47, 48 en 50.
Voor beide vraagstukken geldt: Wit zet
en wint.
R. K. DAMVEREENIGINGEN
„Ons Genoegen", secr. C. Stijnman,
Oranjeboomstraat 128, Haarlem.
„Theorie en Practijk", waarn, secretaris.
J. v. d. Kamp, Wouwermanstraat, Haar
lem.
„Sterk door Oefening", secr. B. Nooy,
Houtmarkt 3, Haarlem.
„St. Bavo", secr. J. L. Veen, Koedieflaan
32, Heemstede.
„Gezellig Samenzijn", secr. J. J. v. d. Loo
Jzn.. Vinkelaar. 24 Hillcgom.
„St. Joseph", secr. J. Bierboom, Kamper
straat 14, Haarlem.
„De Jonge Dammer", secr. J. Smit, Oran
jeboomstraat 12, Haarleim
„Excelsior", secr. P. Muller, Ravelingsteeg
5, Haarlem.
„Tot ons Pleizier", secr. J. C. Schrama
C-harbonlaan 28, Sassenheim.
DISTRICT HAARLEM EN OMSTREKEN
Stand competitie eerste klasse,
D. O. G. I 5 4 1 0 9 61—39 1.80
Gez Sam. I 5 3 1 1 7 57—43 1.4G
St. Joseph I 5 1 0 4 2 44—56 0.40
D.I.D. I 5 1 0 4 2 38—62 0.40
St. Bavo I 0 0 0 0 0—0 0.00
2de klasse.
S. D. O. I 7 7 0 0 14 104—36 2.00
Beverwijk 6 3 0 3 6 5763 1 00
D. J. D. I 6 2 1 3 5 55—65 0.83
D. O. G. II 6 2 1 3 5 52—68 0.83
Gez. Sam. II 5 0 0 5 0 32 68 0.00
Bovenstaande standen zijn evenwel nog
niet geheel officieel en zijn naar de ver
moedelijke uitslagen ongemaakt.