TP w u mm AMSTERDAMSCHE KOUT Van een klein meisje. Van een stro ompje, dat een stroom werd 'JEl m NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Tweede Blad Zaterdag 9 Mei 1925 Louis Bouwmeester, Kunst- en sportwaardeering. op afbetaling. Ingezonden mededeelingen ftO een'? .«er re»*»' VRAGENBUS. Een sprookje uit Indië. Hoe de vogels, vogels werden Domino-probleem. Levende hand-schaduw beelden. Uit de Moppentrommel. HET DROOMENVLINDERTJE. I$l if» jf» A «S» - h ^1 Jf* $9 if* $9 $9 Louis Bouwmeester is gestorven, gesterkt I hun slofjes af, de kleine schare op het trot- <oor de genademiddelen der H. Kerk, als toir te houden. ton Catholique, aan zijn graf ontbrak de priester niet; evenals van Schoonhoven zal zijn nagedachtenis een baken zijn in bet moeras van kunstfoeiende zemelknoopen, die per se het tooneel uit den booze achten j en nog altijd in de dwaling leven dat ieder j die er iets mee te maken heeft per se een slecht en goddeloos mensch moet zijn. Zou het den katholieken euvel te duiden zijn, zoo zij trotsch zijn op de nagedachtenis van dezen grooten, talentvollen, genialen kunstenaar? Dat zij later, want nu weet ieder 't hun kinderen zullen leeren: „De grootste tooneelspeler die Nederland ooit gekend heeft, was een der onzen!" Dit van katholiek standpunt. Wanneer ik echter in 't algemeen een beschouwing wijd aan de begrafenis van j.l. Zaterdag, dan moet ik eerlijk bekennen dat deze op ver schillend gebied op een groote teleurstel ling is uilgeloopen. Want rnen verwachtte een overweldigende rouw-manifestatie, een forsche uiting van ritueel schoon, een in drukwekkende, grootsche plechtigheid. Men verwachtte niet alleen deelneming, maar deelname metterdaaad van geheel Neder land bij den laatsten tocht van Neerlands' grootsten tooneelkunstenaar. 't Is gewor den een teleurstelling in drieërlei opzicht. Ten eerste wat betrof de algemeene be langstelling. Ieder zou verwacht hebben, dat duizenden zouden zijn overgekomen om den uitvaart mee te maken, dat het leven in de hoofdstad van elf tot een uur vrijwel stil zou hebben gelegen, dat zooals men dat vroeger zei.geen oud wijf aan het spinne wiel zou zijn gebleven, dat uren te voren de menschen op de mooie punten, bijv. op ftet Frederiksplein zouden hebben gewacht en krachtige politiemaatregelen noodig waren geweest als het tijdig afzetten van straten, om ongelukken te voorkomen. Doch hoewel de stoet om elf uur op het Leidsche- plein zich in beweging zette, reden om half twaalf op het Frederiksplein, vóór het Paleis v. Volksvlijt, nog rustig de trams en Konden een paar bereden en andere agenten het 0|p Op den Amsleldijk was het iets drukker dan anders. Van nationalen rouw, een met floers om hulden gevel, een rouw-étalage was niets te bespeuren; niet één voorstelling in een theater heeft als teeken van rouw niet plaats gehad. En dan de stoet zelf. Wie aan een indruk- wekkenden optocht had gedacht met rouw- omfloerste vaandels met plechtige groepen, met treurmuziek, met schitterende unifor men, als een eerbiedige laatste hulde aan den grooten kunstenaar, kwam zeer bedro gen uit. Het eenvoudigste lid van een „maat schappij", een vereeniging van duivenmel kers of iets dergelijks in Brussel of Meche- len wordt met grooter decorum ter aarde besteld. Het maakte al een vreemden in druk, dat de stoet niet de stad doorging, langs de theaters in de Amstelstrait en de Plantage. Maar dat elk artistiek ceremo nieel bij den stoet ontbrak, dat de artisUn die meeliepen slechts bij uitzondering in 't zwart waren gekleed, de meesten er zelfs zoo nonchalant uitzagen of zij „repetitie" hadden, dat enkele theaterdirecties in 't ge heel niet vertegenwoordigd waren, 'i was alles bedroevend. Ontegenzeggelijk was de begrafenis van Heijermans in elk geval mooier, artistieker. Daar berustte de leiding bij de S.D.A.P. Een werkelijk Katholieke begrafenis was mis schien in verband met de wetten niet moge lijk. Maar is het geen schande dat niemand zich geroepen heeft gevoeld dezen laatsten .tocht meer in overeenstemming te brengen met den grootmeester vÈtn klanken en kleu ren en gebaren, die nu tot het verleden be hoort. Zaterdagmiddag werd Louis Bouwmeester begraven en den volgenden dag werd door een paar heeren uit België met een paar heeren hier te lande woonachtig een par tijtje voetbal gespeeld. Ik schroom bijna verband te leggen tusschen het eerste feit en ae futiliteit die ik in één zin durt te vermelden. Ik schaam mij er voor dat ik er nog aan moet toevoegen, dat ik wil per se niet overdrijven en verwijd daarom het gebrui kelijke honderd maal zeker tien maal grootere belangstelling was voor het on schuldige spelletje dat Zondag werd ge speeld, dan voor de groote gebeurtenis van Zaterdag. En als men meermalen uit allerlei hierop thans niet verder ingaan, erken dat ook crediet-geven in sommige branches moeilijk is te vermijden, maar wil thans een enkele opmerking maken over het hier ter stede zoo verderfelijke afbekalingssy- steem, dat voortwoekert tot schade van het publiek en den reëelen handel. Er kwam mij dezer dagen een eigenaardig geval ter oore, dat een kijk geeft op de wijze, waarop deze zaken worden gedreven. Iemand had voor kringen de actueële gebeurtenissen hoorde eenigc jaren z.g. op afbetaling een piano bespreken, dan was in 99 van de honderd gevallen het spelletje op het Stadion het onderwerp. Ik heb dan ook (dit is niet anders dan mijn persoonlijk gevoelen) de vlag uitge hangen toen de Kamer de officiëele financieele deelname in de Olympische spelen verwierp. We leven goddank, dus nog niet heelemaal in een gekkenhuis. De mooie sport, het sierlijke paardrijden, een interessante zeil- of roeiwedstrijd, kan vaak genot bieden. Maar aan die mooie sport denkt bijna niemand meer. Ze hebben ge kregen (gelukkig méér in 't buitenland) woeste wielrennerijen, nacht en dag door; we zien onzinnige bedragep uitgeven aan den voetbalwaanzin en in een zijstraat van de Amstelstraat vindt nog steeds het woeste (om geen erger woord te gebruiken) boksen plaa!s. Door de-verdedigers van de Olympische spelen-subsidic, werd o.a-. gewezen op de noodzakelijkheid vreemdelingen naar hier te lokken. Die noodzakelijkheid erken ik vol- j komen en als het de menschen ernst is, laten zij dan nu nieuwt propaganda maken voor een andere en betere wijze om vreem delingen te trekken: een wereldtentoon stelling. ije Het zou den meesten winkeliers het aan genaamst zijn zoo altijd a contant kon wor den verkocht. „Die wil borgen, Die komt morgen, hebben sommige kleine winkeliers nog als lijfspreuk in hun zaak hangen. En v at de groote winkeliers, de gezeten patroons van veelal eerste klasse zaken, betreft, zij zijn veelal door den sleur, uit vrees ,iun goede klanten kwijt te raken, verplicht het „Jantje Contantje" te laten varen, hun goe deren af te leveren vergezeld door een niet gekwiteerde rekening en eerst later te dis- poneeren. Alleen de groote bazars en was en- huizen en (maar hierop zijn ook nog uitzon deringen) de groote confectiezaken 'everen uitsluitend a contant. In 't algemeen zijn door systematischen contanten verkoop zoo wel verkooper als kooper gebaat. Ik wil gekocht. Inderdaad had hij deze niet gekocht maar gehuurd, maar wanneer deze zaak tot in hoogste instantie zou zijn berecht is het de vraag of uitgemaakt zou worden of van een schijnhuur al of niet sprake is geweest. De z.g. huurder had zich verbonden den z.g. verhuurder gedurende vier jaar maande lijks 10.tc betalen Had hij die „huur" telkens op tijd betaald, dan was de piano die hij in huur had plotseling zijn eigendom geworden (zonder dat dus ooit van „koop" sprake was geweest) mits hij dan ook nog betaalde 5 in rente op rente van hel kapitaal, waarop de piano (eigendom des verhuurders) was geschat, dus 480. Het sluwq contract was natuurlijk cenigszins anders geredigeerd, maar de bedoeling was gelijk ik in eenvoudige woorden aangaf. De man of de vrouw die het contract teekende, begrijpt in den regel in de verste verte niet waarvoor hij of zij een handteekening heeft gezet. In 't beste geval denkt men iets ge kocht te hebben op afbetaling en dat de verkooper het recht heeft de piano terug te halen, wanneer men niet verder wil be talen. Dat echter, wanneer de 48(') is be taald men nog een belangrijke som aan saamgestelde rente schuldig is en dat wanneer men deze niet wil of kan betalen, de z.g. „eigendom" zonder meer terug te laten halen en dat de huurder, die meende eigenaar van de piano te zijn, zijn 480. zonder meer kwijt is, begrijpt bijna geen mensch. In 't geval, waarvan ik toevallig kennis kreeg, was in vier jaar slechts de helft der overeengekomen som betaald, dus 240. De z.g. verhuurder eischte nu óf directe be taling van 240 plus rente of de piano terug en gaf de zak in handen van een „rechts kundig bureau." De vertegenwoordiger van dit bureau die er vermoedelijk wel eens van gehoord had dat de rechtelijke macht niet erg sympathiek staat tegenover de rechten van dergelijke conlractexploitanten, gooide het met den „huurder" op een accoordje en accepteerde dat deze zijn schuld met 2.5f) per week mocht afbetalen. De verhuurder, die ook weer niet begreep dat hij 't rechtskundig bureau volmacht had niet in, gat hiervan den huurder kennis en persisteerde bij zijn oorspronkelijken eisch. De huurder wachtte af of iemand den rijks daalder zou komen halen. Inplaats daarvan verscheen op zekeren dag een mijnheer die met een ernsiig gezicht de ontstellende mededeeling kwam doen: „Juffrouw, ik kom beslag op de piano leggen." „Zoo mijn heer," antwoordde de verschrikte juffrouw, „mag ik uw aanstelling als deurwaarder en de toestemming van den president van de rechtbank voor het leggen van conservatoir arrest even zien? De man, die vermoede lijk geregeld altijd op kippen zonder kop afging, was door die eenvoudige vraag blijk baar ten zeerste verrast. Het bleek al spoe dig, dat den president nooit toestemming voor conservatoir arrest was gevraagd, dat hij in 't geheel geen deurwaarder was, doch een eerzame.... pianoslemmer die zoo vrij moedig was zich rechtskundig adviseur te noemen. Ik zal op dit geval nu maar niet verder ingaan, doch meen door dit korte exposé een denkbeeld te hebben gegeven van dc weinige faire wijze waarop die afbetalings zaken worden gedreven, altijd ten nacieele van dc koopers, die óf te veel betalen óf hun geld kwijt zijn, zonder bij slot van reke ning iets geocht te hebben en eveneens ten nadeele van de tegen billijken prijs verkoo- pende winkeliers, die op die manier klanten derven. H. HENNING Jr. bereidt Cje met Vraag: Ik heb een Duitsche logee die zijn pas wil verlengen. Waar moet hij zich ver voegen? 1 Antwoord: Eerst bij het Duitsche consu laat te Amsterdam; dan bij den commandant der Kon. Marechaussee in den Haag. De >f- deeling Vreemdelingendienst der Politie te Haarlem zal u omtrent bijzonderheden w :1 willen inlichten. Vr.: 1. Is een mevrouw, waar een Duitsch meisje sinds 3 jaar in betrekking is, en die in 2 jaar niet naar huis is geweest, verplicht, de reis naar haar ouders voor haar te be talen? 2. Als mevrouw, indien vraag 1. beves tigend wordt beantwoord aan die ver plichting niet wenscht te voldoen, lot uien moet dat meisje zich dan wenden? Antwoord: Als dat niet te voren is over eengekomen, is mevrouw niet verplicht dat reisgeld te betalen.Of het wellicht billijk dat mevrouw in dit geval de reiskosten of Vraag: Hoe verwijdert men inktvlekken uit een wit geschilderde muur? Antwoord: Betten met een chlcoroplos- sing. ofwel met een geconcentreerde Oxa:- zuur-oplossing. Het kan noodig zijn, later wat bij te kleuren. Wii uw andere twee vragen nog even her halen. We herinneren ons niet, die vrager te hebben ontvangen. Misschien zijn ze ook al beantwoord. In alle geval zijn ze niet mee: in ons bezit. Vraag: 1. Wat is de naaste weg van Haar lem naar Wervershoef per fiets? 2. Is Wervershoef een stad, dorp of ge hucht? Antwoord: 1. Haarlem, Spaarndam, Assen delft, Krommenie, Knollendam, Spijkerboor, de Rijp, Schermerhorn, Avenhom. Enkhui zen, Scharwoude, Hoorn, Zwaagdijk, Wer vershoef. Afstand 60 K.M. 1 2. Wervershoef ligt luim 1 uur Zuid-Oos telijk van Medemblik. Het telt ongeveer 3000 inwoners, waarvan in de bebouwde kom ongeveer 1000. Het is een zelfstandige gemeente. Vraag: Ik heb een jongen van 14 jaar bij mij in betrekking. Hij verdient 1.per week. Wat voor zegels moet ik nu voor hem plakken? Een arbeidskaart heh ik, maar moet ik ook een arbeidsregister hebben? Ik heb er wel een gekocht, maar ik weet niet hoe ik die moet invullen en waar hij heen- gestuurd moet worden. Kunt u mij het juiste adres geven? Ik meen in Utrecht. Antwoord: Voor een jongen van 14 jaar die een vast loon geniet van 1.oei week, moet een zegel van 25 ct. geplakt worden. Wordt- echter boven dat vaste loor in geld ook loon in anderen vorm genote; (b.v. kost, kost en inwoning e.d.), dan is tm het 18e jaar een zegel van 40 cent verschul digd Voor het tweede gedeelte van de vraag zult u zich moeten wenden tot de Arbeids inspectie Wilhelminastraat, Haarlem. een deel er van betaalt, is een andere kwes- gegeven, ging echter op die overeenkomst tie natuurlijk. Ik zal u een reisje Van zeker klein meisje mooie historie verhalen; En ads ge niet luistert. Maar babbelt en fluistert, Dan moet gij een pand mij betalen. [Een Dat meisje was jarig! Haar moeder, niet karig. Kocht voor haar pop een nieuw hoofdje, Waar goudblonde haren En oogen aan waren.... Straks moogt gij eens kijken, gelooft me. De moeder, zij zwaaide De naald en zij naaide De beeldigste kleeren voor 't popje; Zij schikte, zij plooide, Zij stikte en zij tooide De pop met haar fonkelnieuw kopje. Ze lachte zoo oolijk, Ze lachte zoo vroolijk, Ons meisje 't was zoo in haar nopjes! Zij aaide, zij suste, Ze streelde en ze kuste, Het mooist en liefst' aller popjes, Ali 1" riep ze, „Aü, kom eens kijken Wat komt daar aan Ali, de steenbakker, kwam op dat geroep naar buiten en keek ook het land in, de hand boven de oogen. „Dat zijn de menschen om de brug te bou wen zei hij kalm. Imala ging weer naar binnen om haar werk te doen, de kippen vlogen haar na, hippelden van trap tot trap en kakelden binnen om haar heen toen zij op den grond ging zitten om de gele mais te pellen. Af en toe keek ze-door leege rivierbedding over en na een poosje was 't zoo druk om het huisje van Imala als in een klein dorp, waar alle menschen dicht bij el kaar wonen. Zij kreeg haar klein bouwvallig huis vol gasten, maar de anderen, die geen on derdak hadden, begonnen barakken en hutjes te bouwen, ook stalletjes voor de paarden. Ze legden vuren aan om hun eten te koken, de paarden hinnikten en stampten, de men schen praatten en lachten en zongen. Imala had nog nimmer zoo'n leven gehoord en ge- - - - zien rond haar eenzaam kluisje, en 's avonds haar klein venster en zag de slang grooter icon zij bijna niet slapen in haar donker hoekje en dikker worden en ten laatste onderscheid de zij menschen en paarden. Na eenige uren was de karavaan aangeko men. Vele mannen, blanken en bruinen, en jongens die al groot genoeg waren om meer te werken, trokken met hun paarden de bijna achter de bebloemde „klamboe," van waar zij het geronk van de slapende zwaar vermoeide mannen hoorde, die overal waar ze maar liggen konden Imala's huisje vulden. (Wordt vervolgd.) (Vervolg.) „Het is een goed ding daar heeft de 'zon gelijk aan," begon het oude vrouwtje peinzend. „Jij bent nu zoo'n klein stil wa- jtertje maar denk je dat je dat altijd blijft? ;Wie weet wat er gebeurt als de storm over je heengaat't Kan best zijn dat je dan niet alleen een echte rivier, maar dat je ontem baar wordt, dat je ons allen opslokt, verslindt met je golvenHier murmelde het water iets van „onmogelijk" maar het oudje ging voort, terwijl ze zich neerzette op den grooten steen die nog door de bamboe- jblaadjes overschaduwd werd. „Ik heb een kind gehad een kleinkind Isoeka heette zijNu trilde haar stem even, maar rustig ging ze weer voort alsof ze in een droom sprak. „Ze was mooi, en toen ze heel klein was, nog het mooist. Ze had oogen heel groot en zwart en kleine mollige bandjes, ik kleedde haar in warm gloeiende kleuren en ik sierde haar op met vele gouden sieraden. Groote penningen droeg ze, veel kettingen, lang tot haar en keltjes, en ze had gouden banden om haar polsen en haar armen. Ze was altijd stil en zacht, een klein kalm stroompje als jij. Toen is de storm gekomen „Ja, ja, wij weten het" fluisterden de ritselende bamboebladeren. „Wij ook wij ook krasten de kraaien boven haar in 't loover. j „En de zon," zeide het oude vrouwtje, '„de zon dan, die heeft alles gezien i Maar de zon staarde gloeiend en strak recht neer op de aardeZij kaïi niet altijd antwoord geven op de vraag van een mensch en zijzweeg. I Isoeka was gehuwd met een jager, die- een slecht mensch was en roofde en plun derde, en met de doodstraf zijn slechte daden had moeten boeten. En met hun klein kindje was Isoeka voor de schande gevlucht, ver weg, de bosschen in!... De steenbakker ging zijn gang. Hij stampte met zijn voeten de aarde tot klei, maakte er vormen van en legde die rij aan rij te droger, ift de zon. 's Avonds vond hij zijn maal bij Imala die een potje rijst voor hem kookte en ''jagoeng (maïs) roosterde en hij trakteerde haar op een zacht kweelend deuntje, dat hij op zijn zelfgemaakte fluit blies. Dan ritselde de bamboestruik, het stroomp je ving Lachend het blanke maanlicht en bei den zeiden „Ons oudje heeft gezelschap, het wordt bijna als vroeger 1" Toen de stecnen droog genoeg waren ver rezen de ovens en als het donker werd, zag Imala in den rooden vuurgloed, soms dooi den wind aangeblazen tot vlammen. Dat was een vroolijk gezicht, vond zij. Ze voelde zich niet meer zoo alleen met haar geit en kippen, maar vreemd, juist nu dacht ze meer dan ooit aan hen, die haar verlaten hadden. „Isoeka Isoeka lispelde ze zachtjes, waarom ben je toch niet teruggekeerd tot je oude moe der iederen dag ziet ze naar je uit door het zoldervenster en alles heeft ze gedaan om dei booze geesten verre te houden. Heb ik ooit geveegd na zonsondergang 1), onder nam ik ooit iets als het marktdag was Waarom zendt Toewan Allah ie niet terug Isoeka 1" Eindelijk was de steenbakker klaar. Stapels mooie roode steenen lagen als een muur naast zijn hutje en toen hij er genoeg meende te hebben, bakte hij aardige water kruiken en aarden potten voor Imala of ver kocht ze aan de vrouwtjes, die voorbij gin gen ais het marktdag was. Op een dag, toen Imala haar kippen gevoerd had en de trap op wilde gaan van haar huisje, zag ze een Zwarte stip aan den horizont. Het land was zoo ver en stil om haar heen, dat men zoo iets dadelijk moest zien. De hooge bergen lagen te pralen in den vasten sterken zonneschijn, het heuvelland was effen en zonnig -het zwarte stipje werd een zwart slangetje. Imala bleef halverwege de trap staan om goed te kunnen zien. Wat kon dat zijn Het waren menschen, veel menschen, dat was zeker en zoover ze wist was er nergens een bruiloft of feest in de buurt waar zooveel menschen heen konden trékken ook was er geen markt geweest. 1) Een bijgeloof der Boegineezcn. Men mag na zonsondergang in huis niet meer vegen anders komen de kwade geesten. door Joh. van den Hoek. Kleine kleuter, wanneer je s'-morgens wakker wordt in je bedje en dan buiten het getjilp hoort van uitgelaten vogeltjes, of in het voorjaar, 's-morgens-vroeg, op het dak, het getrippel en getrappel, het volle gestoei en onbeholpen springen verneemt van jonge gevederde zangertjes, die hun nestjes tus schen de dakpannen hebben verlaten en ju belen in het koesterende zonnetje wan neer je, in den winter, zwart en somber tegen grauwe sneeuwluchten, in groote krin gen, kraaien ziet rondzwieren, ot in den zomer, aan het zeestrand, elegante zeemeeu wen in sierlijke lijnen de lucht ziet dooi klie ven, dan zul je wel eens, evenals ik, toen ik nog klein was, deed, denken waar komen toch al die verschillende vogels vandaan Niet waar, je vond dat heel, héél vreemd En wanneer je er misschien nooit aan ge dacht hebt, dan zal je, nu ik je erop wijs, zeer zeker bij je-zelve moeten toegeven Ja, eigenlijk is dat een beetje gek 1 Hoe dat nu komt wil ik je vertellen. Luis ter maar Het was nog in het begin van de wereld, heel kort na de schepping. En je begrijpt van-zelf, kleine kleuter, dat toen alles maar niet direct in orde was. De wereld was er, de zon, de maan, de sterren, de zee en de die ren ook, maar de orde was nog vér te zoeken. Alles liep door elkaar, nog een beetje verwonderd over het feit, dat de wereld er was en ook dat men zelf bestond. Dit zal je wel niet verwonderen, wanneer je er even En wanneer je al eens in „Artis" bent ge-over nadenkt, wat het zeggen wil een hee- weest, of in den Rotterdamschen of Haag- schen Dierentuin, en daar de talrijke, ja 1 ontelbare soorten vogels hebt bewonderd van verschillende grootte, kleur en soort, dan zal je er ook wel eens even bij hebben stilgestaan hoe het komt, dat de vleugels zoo vreemd zijn verdeeld. Ik bedoel daarmee hoe het komt, dat bijvoorbeeld een musch zulke voor dat beestje, reuzen groote vleu gels heeft, die het zoo rap verplaatsen, van boom tot boom door de lucht dragen terwijl bijvoorbeeld die héél groote struis vogel het met een paar kleine, nietswaar dige Meppertjes moet doen, waarmee hij nota bene niet eens van den grond af kan komen. Ie wereld te maken, met boomen en dieren, Zon, maan en sterren, zee en land erbij. Misschien vertel ik je nog wel eens iets van alles, wat er in dien tijd zoo al gebeurde. Dezen keer blijven wij bij de vogels. Eigenlijke vogels bestonden er nog niet, alles wat leefde de mensch bestond nog niet was dier. En er onstond een goote ontevredenheid en gemopper onder die dieren, die weerloos waren en zich niet tegen de overmacht der anderen konden verzet ten ik bedoel hen, die niet beschikten over groote kracht of nagels en een scherp gebit. Wanneer de andere, beter bedeelde beesten hun iets wilden doen, dan was alle verze nutteloos en moesten ze hard wegloopen. Eenigen onder hen konden ook dat (weg loopen) niet. En daarover mopperden en gromden ze tegen den Algoeden Schepper. Hun klagen vond verhoor. De Schepper vergaf hen in Zijn goedheid hun gemopper. Hij besloot de hulpeloozen onder de dieren te helpen. Er ontstond een groote beweging in het dierenrijk van de heele wereld, toen het bevel van' den Schepper bekend werd, dat alle dieren ,die te klagen hadden over hun wei nige kracht of snelheid, e n allen, die zich te klein achtten om weerstand te bieden aan de overmacht der anderen, bijeen moesten komen in een groot dal, dat aan alle kanten door bergen werd ingesloten. Het vermoeden rees, dat degenen die aan het bevel van den Schepper gehoor gaven, en naar het dal trokken, daar sterker en vlug ger zouden worden gemaakt. En zoo kwam het, dat eenige zeer hebzuchtige dieren zich met de anderen vereenigden, en de hoop koning te zullen worden over alle dieren. Wanneer dan alle dieren in het dal, wat hun door den Schepper was aangewezen, waren verzameld, verscheen er een Engel. Eerbiedig schaarden zich de dieren rond den afgezant van den Schepper en werden bijna verblind voor het licht dat dezen omgaf. (Wordt vervolgd Onderstaande figuur moet met behulp der andere zestien steenen aangevuld worden tot een volkomen Maltezer kruis, wel en zooda nig, dat men alle steenen gebruikt en boven dien 1. de verschillende groepen aan iederen kant, van het midden af gerekend, achter eenvolgens tellen 7x0, 7x1, 7 X 2, 7 x 3. 2. de som der oogen op de verschillende rijen moet zoowel van boven naar onder als van links naar rechts, achtereenvolgens zijn Vcu v, ic niet mocht weten welken vorm een Malthezer kruis heeft, drukken we er hierboven een af. HET SCHAA1 7TÏ> «"I Eerste rij 7 X 3 daarna drie rijen elk 7 X 2 in het midden twee rijen elk 7x3; daarna weer drie rijen elk 7 X 2 en ten slotte weer één rij 7 x 3. De rechterhand zij gebogen de top van den duim ruste tegen de eerste geleding van den wijsvinger de vier andere vingers zijn aaneengesloten en ietwat van het licht af gekeerd. Men plaatse de linkerhand op de rechtei en steke den ringvinger tusschen den rech terduim en wijsvinger de top van den pink ruste op den nagel van den rechterduim die van den ge kromden middelvinger op dei rechterwijsvinger, zoodanig, dat er een ope ning ontstaat, groot genoeg om het oog te vormen. Men laat het schaap herkauwen, door de toppen van rechterwijsvinger en pink sarren te bewegen, zonder evenwel de houding der andere vingers te veranderen. HIJ WAS ER ZELF AF. Verstrooide prof. ('s nachts) „Het is net of ik wat hoorde. Is daar iemand Inbreker „Neen." Prof. „O, dan heb ik het zeker gedroomd HET TELEGRAM. In den dierentuin is een kostbare aap plot seling gestorven. De directeur is in het bui- tenland en de boekhouder telegrafeert hem „oude Jaap gestorven, zal ik een nieuwe k»«- pen of op u wachten HET EENIG-MOGELIJKB. A. „Ja zeker, ik heb u ergens eerder ont moet." B. „Wanneer A. „Was 't niet in Keulen B. „Daar ben ik nooit gev\ st." A. „Eigenaardig Ik ook m moeten 't twee andere menschen geweest zijn ONOMKOOPBAAR. Kleine Doortje zat in de huiskamer te breien toen haar oudere zuster heel vriende lijk naar haar toe kwam. „Wat zit je lief te breien," zei ze. „Je werk ziet er keurig uit." „Zeg maar niets meer," antwoordde de kleine meid, „Ik haal het toch niet, als je wat van den zolder gehaald moet hebben." AARDIG. Een moeder maakt met haar dochtertje voor 't eerst 'n uitstapje op 'n stoomschip. Plotseling komt het meisje van het achterdek naar haar moeder geloopen, onder den uitroep „moesje, kom eens gauw kijken, uit het achterste van het schip komt spuitwater Juist kwam de meid in de keuken. Ze nam den I schotel met vltesch en zette dien in de kast. „Dat gaat leelijk onzen neus voorbij," zuchtte de dochter. „Ik geloot, dat we vandaag niet veel meer zullen vinden, we moes ten maar gaan slapen," zei de moeder. De doch ter had nog met veel zin, maar ging toch maar ge- jhoorzaam mee. t -'-AïirSïK Hun slaapplaats was dezen nacht tegen het plafond aan. Moeder sliep al heel gauw in, maar de dochter kon den slaap niet vatten Ze had nog graag wat lekkers willen hebben. Zou ze eens even naar de tafel vliegen? Schuin keek ze naar Moe der. Toen ze zag, dat de ze sliep, nam ze een kort besluit en vloog naar de pfel heen. 15. Dat was nog eens een fijne verrassing. Er was heel wat te smullen, groo te korrels suiker en stuk ken koek. Op eens werd de deur geopend en kwam de vrouw des huizes bin nen. Van schrik vloog de dochter-vlieg den ver keerden kant uit, en kwam zoo terecht tegen dat lange, klev rige ding, waar Moeder nog zoo voor gewaarschuwd had. |9E| gX|k gX| «5E* JL mXm WJ9 WWJ9 WJ9

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5