TP
w
u
mm
AMSTERDAMSCHE KOUT
Van een klein meisje.
Van een stro ompje, dat een stroom werd
'JEl
m
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Tweede Blad Zaterdag 9 Mei 1925
Louis Bouwmeester, Kunst- en sportwaardeering.
op afbetaling.
Ingezonden mededeelingen
ftO een'? .«er re»*»'
VRAGENBUS.
Een sprookje uit Indië.
Hoe de vogels, vogels werden
Domino-probleem.
Levende hand-schaduw
beelden.
Uit de Moppentrommel.
HET DROOMENVLINDERTJE.
I$l if» jf» A «S»
-
h
^1 Jf* $9 if* $9 $9
Louis Bouwmeester is gestorven, gesterkt I hun slofjes af, de kleine schare op het trot-
<oor de genademiddelen der H. Kerk, als toir te houden.
ton Catholique, aan zijn graf ontbrak de
priester niet; evenals van Schoonhoven zal
zijn nagedachtenis een baken zijn in bet
moeras van kunstfoeiende zemelknoopen,
die per se het tooneel uit den booze achten
j en nog altijd in de dwaling leven dat ieder
j die er iets mee te maken heeft per se een
slecht en goddeloos mensch moet zijn.
Zou het den katholieken euvel te duiden
zijn, zoo zij trotsch zijn op de nagedachtenis
van dezen grooten, talentvollen, genialen
kunstenaar? Dat zij later, want nu weet
ieder 't hun kinderen zullen leeren:
„De grootste tooneelspeler die Nederland
ooit gekend heeft, was een der onzen!"
Dit van katholiek standpunt. Wanneer ik
echter in 't algemeen een beschouwing wijd
aan de begrafenis van j.l. Zaterdag, dan
moet ik eerlijk bekennen dat deze op ver
schillend gebied op een groote teleurstel
ling is uilgeloopen. Want rnen verwachtte
een overweldigende rouw-manifestatie, een
forsche uiting van ritueel schoon, een in
drukwekkende, grootsche plechtigheid. Men
verwachtte niet alleen deelneming, maar
deelname metterdaaad van geheel Neder
land bij den laatsten tocht van Neerlands'
grootsten tooneelkunstenaar. 't Is gewor
den een teleurstelling in drieërlei opzicht.
Ten eerste wat betrof de algemeene be
langstelling. Ieder zou verwacht hebben, dat
duizenden zouden zijn overgekomen om den
uitvaart mee te maken, dat het leven in de
hoofdstad van elf tot een uur vrijwel stil
zou hebben gelegen, dat zooals men dat
vroeger zei.geen oud wijf aan het spinne
wiel zou zijn gebleven, dat uren te voren
de menschen op de mooie punten, bijv. op
ftet Frederiksplein zouden hebben gewacht
en krachtige politiemaatregelen noodig
waren geweest als het tijdig afzetten van
straten, om ongelukken te voorkomen. Doch
hoewel de stoet om elf uur op het Leidsche-
plein zich in beweging zette, reden om half
twaalf op het Frederiksplein, vóór het Paleis
v. Volksvlijt, nog rustig de trams en Konden
een paar bereden en andere agenten het 0|p
Op den Amsleldijk was het iets drukker
dan anders.
Van nationalen rouw, een met floers om
hulden gevel, een rouw-étalage was niets te
bespeuren; niet één voorstelling in een
theater heeft als teeken van rouw niet plaats
gehad.
En dan de stoet zelf. Wie aan een indruk-
wekkenden optocht had gedacht met rouw-
omfloerste vaandels met plechtige groepen,
met treurmuziek, met schitterende unifor
men, als een eerbiedige laatste hulde aan
den grooten kunstenaar, kwam zeer bedro
gen uit. Het eenvoudigste lid van een „maat
schappij", een vereeniging van duivenmel
kers of iets dergelijks in Brussel of Meche-
len wordt met grooter decorum ter aarde
besteld. Het maakte al een vreemden in
druk, dat de stoet niet de stad doorging,
langs de theaters in de Amstelstrait en de
Plantage. Maar dat elk artistiek ceremo
nieel bij den stoet ontbrak, dat de artisUn
die meeliepen slechts bij uitzondering in
't zwart waren gekleed, de meesten er zelfs
zoo nonchalant uitzagen of zij „repetitie"
hadden, dat enkele theaterdirecties in 't ge
heel niet vertegenwoordigd waren, 'i was
alles bedroevend.
Ontegenzeggelijk was de begrafenis van
Heijermans in elk geval mooier, artistieker.
Daar berustte de leiding bij de S.D.A.P. Een
werkelijk Katholieke begrafenis was mis
schien in verband met de wetten niet moge
lijk. Maar is het geen schande dat niemand
zich geroepen heeft gevoeld dezen laatsten
.tocht meer in overeenstemming te brengen
met den grootmeester vÈtn klanken en kleu
ren en gebaren, die nu tot het verleden be
hoort.
Zaterdagmiddag werd Louis Bouwmeester
begraven en den volgenden dag werd door
een paar heeren uit België met een paar
heeren hier te lande woonachtig een par
tijtje voetbal gespeeld. Ik schroom bijna
verband te leggen tusschen het eerste feit
en ae futiliteit die ik in één zin durt te
vermelden.
Ik schaam mij er voor dat ik er nog aan
moet toevoegen, dat ik wil per se niet
overdrijven en verwijd daarom het gebrui
kelijke honderd maal zeker tien maal
grootere belangstelling was voor het on
schuldige spelletje dat Zondag werd ge
speeld, dan voor de groote gebeurtenis van
Zaterdag. En als men meermalen uit allerlei
hierop thans niet verder ingaan, erken dat
ook crediet-geven in sommige branches
moeilijk is te vermijden, maar wil thans
een enkele opmerking maken over het hier
ter stede zoo verderfelijke afbekalingssy-
steem, dat voortwoekert tot schade van het
publiek en den reëelen handel. Er kwam mij
dezer dagen een eigenaardig geval ter oore,
dat een kijk geeft op de wijze, waarop deze
zaken worden gedreven. Iemand had voor
kringen de actueële gebeurtenissen hoorde eenigc jaren z.g. op afbetaling een piano
bespreken, dan was in 99 van de honderd
gevallen het spelletje op het Stadion het
onderwerp.
Ik heb dan ook (dit is niet anders dan
mijn persoonlijk gevoelen) de vlag uitge
hangen toen de Kamer de officiëele
financieele deelname in de Olympische
spelen verwierp. We leven goddank, dus
nog niet heelemaal in een gekkenhuis. De
mooie sport, het sierlijke paardrijden, een
interessante zeil- of roeiwedstrijd, kan vaak
genot bieden. Maar aan die mooie sport
denkt bijna niemand meer. Ze hebben ge
kregen (gelukkig méér in 't buitenland)
woeste wielrennerijen, nacht en dag door;
we zien onzinnige bedragep uitgeven aan
den voetbalwaanzin en in een zijstraat van
de Amstelstraat vindt nog steeds het woeste
(om geen erger woord te gebruiken) boksen
plaa!s.
Door de-verdedigers van de Olympische
spelen-subsidic, werd o.a-. gewezen op de
noodzakelijkheid vreemdelingen naar hier te
lokken. Die noodzakelijkheid erken ik vol-
j komen en als het de menschen ernst is,
laten zij dan nu nieuwt propaganda maken
voor een andere en betere wijze om vreem
delingen te trekken: een wereldtentoon
stelling.
ije
Het zou den meesten winkeliers het aan
genaamst zijn zoo altijd a contant kon wor
den verkocht.
„Die wil borgen,
Die komt morgen,
hebben sommige kleine winkeliers nog als
lijfspreuk in hun zaak hangen. En v at de
groote winkeliers, de gezeten patroons van
veelal eerste klasse zaken, betreft, zij zijn
veelal door den sleur, uit vrees ,iun goede
klanten kwijt te raken, verplicht het
„Jantje Contantje" te laten varen, hun goe
deren af te leveren vergezeld door een niet
gekwiteerde rekening en eerst later te dis-
poneeren. Alleen de groote bazars en was en-
huizen en (maar hierop zijn ook nog uitzon
deringen) de groote confectiezaken 'everen
uitsluitend a contant. In 't algemeen zijn
door systematischen contanten verkoop zoo
wel verkooper als kooper gebaat. Ik wil
gekocht. Inderdaad had hij deze niet gekocht
maar gehuurd, maar wanneer deze zaak tot
in hoogste instantie zou zijn berecht is het
de vraag of uitgemaakt zou worden of van
een schijnhuur al of niet sprake is geweest.
De z.g. huurder had zich verbonden den z.g.
verhuurder gedurende vier jaar maande
lijks 10.tc betalen Had hij die „huur"
telkens op tijd betaald, dan was de piano
die hij in huur had plotseling zijn eigendom
geworden (zonder dat dus ooit van „koop"
sprake was geweest) mits hij dan ook nog
betaalde 5 in rente op rente van hel
kapitaal, waarop de piano (eigendom des
verhuurders) was geschat, dus 480. Het
sluwq contract was natuurlijk cenigszins
anders geredigeerd, maar de bedoeling was
gelijk ik in eenvoudige woorden aangaf. De
man of de vrouw die het contract teekende,
begrijpt in den regel in de verste verte niet
waarvoor hij of zij een handteekening heeft
gezet. In 't beste geval denkt men iets ge
kocht te hebben op afbetaling en dat de
verkooper het recht heeft de piano terug
te halen, wanneer men niet verder wil be
talen. Dat echter, wanneer de 48(') is be
taald men nog een belangrijke som aan
saamgestelde rente schuldig is en dat
wanneer men deze niet wil of kan betalen,
de z.g. „eigendom" zonder meer terug te
laten halen en dat de huurder, die meende
eigenaar van de piano te zijn, zijn 480.
zonder meer kwijt is, begrijpt bijna geen
mensch.
In 't geval, waarvan ik toevallig kennis
kreeg, was in vier jaar slechts de helft der
overeengekomen som betaald, dus 240.
De z.g. verhuurder eischte nu óf directe be
taling van 240 plus rente of de piano terug
en gaf de zak in handen van een „rechts
kundig bureau." De vertegenwoordiger van
dit bureau die er vermoedelijk wel eens van
gehoord had dat de rechtelijke macht niet
erg sympathiek staat tegenover de rechten
van dergelijke conlractexploitanten, gooide
het met den „huurder" op een accoordje en
accepteerde dat deze zijn schuld met 2.5f)
per week mocht afbetalen.
De verhuurder, die ook weer niet begreep
dat hij 't rechtskundig bureau volmacht had
niet in, gat hiervan den huurder kennis en
persisteerde bij zijn oorspronkelijken eisch.
De huurder wachtte af of iemand den rijks
daalder zou komen halen. Inplaats daarvan
verscheen op zekeren dag een mijnheer die
met een ernsiig gezicht de ontstellende
mededeeling kwam doen: „Juffrouw, ik
kom beslag op de piano leggen." „Zoo mijn
heer," antwoordde de verschrikte juffrouw,
„mag ik uw aanstelling als deurwaarder en
de toestemming van den president van de
rechtbank voor het leggen van conservatoir
arrest even zien? De man, die vermoede
lijk geregeld altijd op kippen zonder kop
afging, was door die eenvoudige vraag blijk
baar ten zeerste verrast. Het bleek al spoe
dig, dat den president nooit toestemming
voor conservatoir arrest was gevraagd, dat
hij in 't geheel geen deurwaarder was, doch
een eerzame.... pianoslemmer die zoo vrij
moedig was zich rechtskundig adviseur te
noemen.
Ik zal op dit geval nu maar niet verder
ingaan, doch meen door dit korte exposé
een denkbeeld te hebben gegeven van dc
weinige faire wijze waarop die afbetalings
zaken worden gedreven, altijd ten nacieele
van dc koopers, die óf te veel betalen óf
hun geld kwijt zijn, zonder bij slot van reke
ning iets geocht te hebben en eveneens ten
nadeele van de tegen billijken prijs verkoo-
pende winkeliers, die op die manier klanten
derven.
H. HENNING Jr.
bereidt Cje met
Vraag: Ik heb een Duitsche logee die zijn
pas wil verlengen. Waar moet hij zich ver
voegen? 1
Antwoord: Eerst bij het Duitsche consu
laat te Amsterdam; dan bij den commandant
der Kon. Marechaussee in den Haag. De >f-
deeling Vreemdelingendienst der Politie te
Haarlem zal u omtrent bijzonderheden w :1
willen inlichten.
Vr.: 1. Is een mevrouw, waar een Duitsch
meisje sinds 3 jaar in betrekking is, en die
in 2 jaar niet naar huis is geweest, verplicht,
de reis naar haar ouders voor haar te be
talen?
2. Als mevrouw, indien vraag 1. beves
tigend wordt beantwoord aan die ver
plichting niet wenscht te voldoen, lot uien
moet dat meisje zich dan wenden?
Antwoord: Als dat niet te voren is over
eengekomen, is mevrouw niet verplicht dat
reisgeld te betalen.Of het wellicht billijk
dat mevrouw in dit geval de reiskosten of
Vraag: Hoe verwijdert men inktvlekken
uit een wit geschilderde muur?
Antwoord: Betten met een chlcoroplos-
sing. ofwel met een geconcentreerde Oxa:-
zuur-oplossing. Het kan noodig zijn, later
wat bij te kleuren.
Wii uw andere twee vragen nog even her
halen. We herinneren ons niet, die vrager
te hebben ontvangen. Misschien zijn ze ook
al beantwoord. In alle geval zijn ze niet mee:
in ons bezit.
Vraag: 1. Wat is de naaste weg van Haar
lem naar Wervershoef per fiets?
2. Is Wervershoef een stad, dorp of ge
hucht?
Antwoord: 1. Haarlem, Spaarndam, Assen
delft, Krommenie, Knollendam, Spijkerboor,
de Rijp, Schermerhorn, Avenhom. Enkhui
zen, Scharwoude, Hoorn, Zwaagdijk, Wer
vershoef. Afstand 60 K.M.
1 2. Wervershoef ligt luim 1 uur Zuid-Oos
telijk van Medemblik. Het telt ongeveer
3000 inwoners, waarvan in de bebouwde
kom ongeveer 1000. Het is een zelfstandige
gemeente.
Vraag: Ik heb een jongen van 14 jaar bij
mij in betrekking. Hij verdient 1.per
week. Wat voor zegels moet ik nu voor hem
plakken? Een arbeidskaart heh ik, maar
moet ik ook een arbeidsregister hebben?
Ik heb er wel een gekocht, maar ik weet niet
hoe ik die moet invullen en waar hij heen-
gestuurd moet worden. Kunt u mij het juiste
adres geven? Ik meen in Utrecht.
Antwoord: Voor een jongen van 14 jaar
die een vast loon geniet van 1.oei
week, moet een zegel van 25 ct. geplakt
worden. Wordt- echter boven dat vaste loor
in geld ook loon in anderen vorm genote;
(b.v. kost, kost en inwoning e.d.), dan is tm
het 18e jaar een zegel van 40 cent verschul
digd
Voor het tweede gedeelte van de vraag
zult u zich moeten wenden tot de Arbeids
inspectie Wilhelminastraat, Haarlem.
een deel er van betaalt, is een andere kwes-
gegeven, ging echter op die overeenkomst tie natuurlijk.
Ik zal u een reisje
Van zeker klein meisje
mooie historie verhalen;
En ads ge niet luistert.
Maar babbelt en fluistert,
Dan moet gij een pand mij betalen.
[Een
Dat meisje was jarig!
Haar moeder, niet karig.
Kocht voor haar pop een nieuw hoofdje,
Waar goudblonde haren
En oogen aan waren....
Straks moogt gij eens kijken, gelooft me.
De moeder, zij zwaaide
De naald en zij naaide
De beeldigste kleeren voor 't popje;
Zij schikte, zij plooide,
Zij stikte en zij tooide
De pop met haar fonkelnieuw kopje.
Ze lachte zoo oolijk,
Ze lachte zoo vroolijk,
Ons meisje 't was zoo in haar nopjes!
Zij aaide, zij suste,
Ze streelde en ze kuste,
Het mooist en liefst' aller popjes,
Ali 1" riep ze, „Aü, kom eens kijken
Wat komt daar aan
Ali, de steenbakker, kwam op dat geroep
naar buiten en keek ook het land in, de hand
boven de oogen.
„Dat zijn de menschen om de brug te bou
wen zei hij kalm.
Imala ging weer naar binnen om haar werk
te doen, de kippen vlogen haar na, hippelden
van trap tot trap en kakelden binnen om haar
heen toen zij op den grond ging zitten om de
gele mais te pellen. Af en toe keek ze-door
leege rivierbedding over en na een poosje was
't zoo druk om het huisje van Imala als in een
klein dorp, waar alle menschen dicht bij el
kaar wonen. Zij kreeg haar klein bouwvallig
huis vol gasten, maar de anderen, die geen on
derdak hadden, begonnen barakken en hutjes
te bouwen, ook stalletjes voor de paarden.
Ze legden vuren aan om hun eten te koken,
de paarden hinnikten en stampten, de men
schen praatten en lachten en zongen. Imala
had nog nimmer zoo'n leven gehoord en ge-
- - - zien rond haar eenzaam kluisje, en 's avonds
haar klein venster en zag de slang grooter icon zij bijna niet slapen in haar donker hoekje
en dikker worden en ten laatste onderscheid
de zij menschen en paarden.
Na eenige uren was de karavaan aangeko
men. Vele mannen, blanken en bruinen, en
jongens die al groot genoeg waren om meer
te werken, trokken met hun paarden de bijna
achter de bebloemde „klamboe," van waar zij
het geronk van de slapende zwaar vermoeide
mannen hoorde, die overal waar ze maar
liggen konden Imala's huisje vulden.
(Wordt vervolgd.)
(Vervolg.)
„Het is een goed ding daar heeft de
'zon gelijk aan," begon het oude vrouwtje
peinzend. „Jij bent nu zoo'n klein stil wa-
jtertje maar denk je dat je dat altijd blijft?
;Wie weet wat er gebeurt als de storm over
je heengaat't Kan best zijn dat je dan niet
alleen een echte rivier, maar dat je ontem
baar wordt, dat je ons allen opslokt, verslindt
met je golvenHier murmelde het
water iets van „onmogelijk" maar het oudje
ging voort, terwijl ze zich neerzette op den
grooten steen die nog door de bamboe-
jblaadjes overschaduwd werd.
„Ik heb een kind gehad een kleinkind
Isoeka heette zijNu trilde haar stem
even, maar rustig ging ze weer voort alsof
ze in een droom sprak. „Ze was mooi, en
toen ze heel klein was, nog het mooist. Ze
had oogen heel groot en zwart en kleine
mollige bandjes, ik kleedde haar in warm
gloeiende kleuren en ik sierde haar op met
vele gouden sieraden. Groote penningen
droeg ze, veel kettingen, lang tot haar en
keltjes, en ze had gouden banden om haar
polsen en haar armen. Ze was altijd stil en
zacht, een klein kalm stroompje als jij. Toen
is de storm gekomen
„Ja, ja, wij weten het" fluisterden de
ritselende bamboebladeren.
„Wij ook wij ook krasten de kraaien
boven haar in 't loover.
j „En de zon," zeide het oude vrouwtje,
'„de zon dan, die heeft alles gezien
i Maar de zon staarde gloeiend en strak
recht neer op de aardeZij kaïi niet
altijd antwoord geven op de vraag van een
mensch en zijzweeg.
I Isoeka was gehuwd met een jager, die-
een slecht mensch was en roofde en plun
derde, en met de doodstraf zijn slechte daden
had moeten boeten. En met hun klein kindje
was Isoeka voor de schande gevlucht, ver
weg, de bosschen in!...
De steenbakker ging zijn gang. Hij stampte
met zijn voeten de aarde tot klei, maakte er
vormen van en legde die rij aan rij te droger,
ift de zon. 's Avonds vond hij zijn maal bij
Imala die een potje rijst voor hem kookte en
''jagoeng (maïs) roosterde en hij trakteerde
haar op een zacht kweelend deuntje, dat hij
op zijn zelfgemaakte fluit blies.
Dan ritselde de bamboestruik, het stroomp
je ving Lachend het blanke maanlicht en bei
den zeiden „Ons oudje heeft gezelschap, het
wordt bijna als vroeger 1"
Toen de stecnen droog genoeg waren ver
rezen de ovens en als het donker werd, zag
Imala in den rooden vuurgloed, soms dooi
den wind aangeblazen tot vlammen. Dat
was een vroolijk gezicht, vond zij. Ze voelde
zich niet meer zoo alleen met haar geit en
kippen, maar vreemd, juist nu dacht ze meer
dan ooit aan hen, die haar verlaten hadden.
„Isoeka Isoeka lispelde ze zachtjes, waarom
ben je toch niet teruggekeerd tot je oude moe
der iederen dag ziet ze naar je uit door
het zoldervenster en alles heeft ze gedaan om
dei booze geesten verre te houden. Heb ik
ooit geveegd na zonsondergang 1), onder
nam ik ooit iets als het marktdag was
Waarom zendt Toewan Allah ie niet terug
Isoeka 1"
Eindelijk was de steenbakker klaar.
Stapels mooie roode steenen lagen als een
muur naast zijn hutje en toen hij er genoeg
meende te hebben, bakte hij aardige water
kruiken en aarden potten voor Imala of ver
kocht ze aan de vrouwtjes, die voorbij gin
gen ais het marktdag was. Op een dag, toen
Imala haar kippen gevoerd had en de trap
op wilde gaan van haar huisje, zag ze een
Zwarte stip aan den horizont. Het land was
zoo ver en stil om haar heen, dat men zoo iets
dadelijk moest zien. De hooge bergen lagen
te pralen in den vasten sterken zonneschijn,
het heuvelland was effen en zonnig -het
zwarte stipje werd een zwart slangetje.
Imala bleef halverwege de trap staan om
goed te kunnen zien. Wat kon dat zijn Het
waren menschen, veel menschen, dat was
zeker en zoover ze wist was er nergens een
bruiloft of feest in de buurt waar zooveel
menschen heen konden trékken ook was er
geen markt geweest.
1) Een bijgeloof der Boegineezcn. Men mag
na zonsondergang in huis niet meer vegen
anders komen de kwade geesten.
door Joh. van den Hoek.
Kleine kleuter, wanneer je s'-morgens
wakker wordt in je bedje en dan buiten het
getjilp hoort van uitgelaten vogeltjes, of
in het voorjaar, 's-morgens-vroeg, op het dak,
het getrippel en getrappel, het volle gestoei
en onbeholpen springen verneemt van jonge
gevederde zangertjes, die hun nestjes tus
schen de dakpannen hebben verlaten en ju
belen in het koesterende zonnetje wan
neer je, in den winter, zwart en somber
tegen grauwe sneeuwluchten, in groote krin
gen, kraaien ziet rondzwieren, ot in den
zomer, aan het zeestrand, elegante zeemeeu
wen in sierlijke lijnen de lucht ziet dooi klie
ven, dan zul je wel eens, evenals ik, toen
ik nog klein was, deed, denken waar komen
toch al die verschillende vogels vandaan
Niet waar, je vond dat heel, héél vreemd
En wanneer je er misschien nooit aan ge
dacht hebt, dan zal je, nu ik je erop wijs,
zeer zeker bij je-zelve moeten toegeven
Ja, eigenlijk is dat een beetje gek 1
Hoe dat nu komt wil ik je vertellen. Luis
ter maar
Het was nog in het begin van de wereld,
heel kort na de schepping. En je begrijpt
van-zelf, kleine kleuter, dat toen alles maar
niet direct in orde was. De wereld was er,
de zon, de maan, de sterren, de zee en de die
ren ook, maar de orde was nog vér te
zoeken. Alles liep door elkaar, nog een beetje
verwonderd over het feit, dat de wereld er
was en ook dat men zelf bestond. Dit zal je
wel niet verwonderen, wanneer je er even
En wanneer je al eens in „Artis" bent ge-over nadenkt, wat het zeggen wil een hee-
weest, of in den Rotterdamschen of Haag-
schen Dierentuin, en daar de talrijke, ja 1
ontelbare soorten vogels hebt bewonderd
van verschillende grootte, kleur en soort,
dan zal je er ook wel eens even bij hebben
stilgestaan hoe het komt, dat de vleugels zoo
vreemd zijn verdeeld. Ik bedoel daarmee
hoe het komt, dat bijvoorbeeld een musch
zulke voor dat beestje, reuzen groote vleu
gels heeft, die het zoo rap verplaatsen, van
boom tot boom door de lucht dragen
terwijl bijvoorbeeld die héél groote struis
vogel het met een paar kleine, nietswaar
dige Meppertjes moet doen, waarmee hij
nota bene niet eens van den grond af kan
komen.
Ie wereld te maken, met boomen en dieren,
Zon, maan en sterren, zee en land erbij.
Misschien vertel ik je nog wel eens iets
van alles, wat er in dien tijd zoo al gebeurde.
Dezen keer blijven wij bij de vogels.
Eigenlijke vogels bestonden er nog niet,
alles wat leefde de mensch bestond nog
niet was dier. En er onstond een goote
ontevredenheid en gemopper onder die
dieren, die weerloos waren en zich niet tegen
de overmacht der anderen konden verzet
ten ik bedoel hen, die niet beschikten over
groote kracht of nagels en een scherp gebit.
Wanneer de andere, beter bedeelde beesten
hun iets wilden doen, dan was alle verze
nutteloos en moesten ze hard wegloopen.
Eenigen onder hen konden ook dat (weg
loopen) niet. En daarover mopperden en
gromden ze tegen den Algoeden Schepper.
Hun klagen vond verhoor. De Schepper
vergaf hen in Zijn goedheid hun gemopper.
Hij besloot de hulpeloozen onder de dieren
te helpen.
Er ontstond een groote beweging in het
dierenrijk van de heele wereld, toen het bevel
van' den Schepper bekend werd, dat alle
dieren ,die te klagen hadden over hun wei
nige kracht of snelheid, e n allen, die zich
te klein achtten om weerstand te bieden aan
de overmacht der anderen, bijeen moesten
komen in een groot dal, dat aan alle kanten
door bergen werd ingesloten.
Het vermoeden rees, dat degenen die aan
het bevel van den Schepper gehoor gaven,
en naar het dal trokken, daar sterker en vlug
ger zouden worden gemaakt. En zoo kwam
het, dat eenige zeer hebzuchtige dieren zich
met de anderen vereenigden, en de hoop
koning te zullen worden over alle dieren.
Wanneer dan alle dieren in het dal, wat
hun door den Schepper was aangewezen,
waren verzameld, verscheen er een Engel.
Eerbiedig schaarden zich de dieren rond
den afgezant van den Schepper en werden
bijna verblind voor het licht dat dezen omgaf.
(Wordt vervolgd
Onderstaande figuur moet met behulp der
andere zestien steenen aangevuld worden tot
een volkomen Maltezer kruis, wel en zooda
nig, dat men alle steenen gebruikt en boven
dien
1. de verschillende groepen aan iederen
kant, van het midden af gerekend, achter
eenvolgens tellen 7x0, 7x1, 7
X 2, 7 x 3.
2. de som der oogen op de verschillende
rijen moet zoowel van boven naar onder als
van links naar rechts, achtereenvolgens zijn
Vcu v, ic niet mocht weten welken vorm
een Malthezer kruis heeft, drukken we er
hierboven een af.
HET SCHAA1
7TÏ>
«"I
Eerste rij 7 X 3 daarna drie rijen elk
7 X 2 in het midden twee rijen elk 7x3;
daarna weer drie rijen elk 7 X 2 en ten
slotte weer één rij 7 x 3.
De rechterhand zij gebogen de top van
den duim ruste tegen de eerste geleding van
den wijsvinger de vier andere vingers zijn
aaneengesloten en ietwat van het licht af
gekeerd.
Men plaatse de linkerhand op de rechtei
en steke den ringvinger tusschen den rech
terduim en wijsvinger de top van den pink
ruste op den nagel van den rechterduim
die van den ge kromden middelvinger op dei
rechterwijsvinger, zoodanig, dat er een ope
ning ontstaat, groot genoeg om het oog te
vormen.
Men laat het schaap herkauwen, door de
toppen van rechterwijsvinger en pink sarren
te bewegen, zonder evenwel de houding der
andere vingers te veranderen.
HIJ WAS ER ZELF AF.
Verstrooide prof. ('s nachts) „Het is net
of ik wat hoorde. Is daar iemand
Inbreker „Neen."
Prof. „O, dan heb ik het zeker gedroomd
HET TELEGRAM.
In den dierentuin is een kostbare aap plot
seling gestorven. De directeur is in het bui-
tenland en de boekhouder telegrafeert hem
„oude Jaap gestorven, zal ik een nieuwe k»«-
pen of op u wachten
HET EENIG-MOGELIJKB.
A. „Ja zeker, ik heb u ergens eerder ont
moet."
B. „Wanneer
A. „Was 't niet in Keulen
B. „Daar ben ik nooit gev\ st."
A. „Eigenaardig Ik ook m moeten
't twee andere menschen geweest zijn
ONOMKOOPBAAR.
Kleine Doortje zat in de huiskamer te
breien toen haar oudere zuster heel vriende
lijk naar haar toe kwam.
„Wat zit je lief te breien," zei ze.
„Je werk ziet er keurig uit."
„Zeg maar niets meer," antwoordde de
kleine meid, „Ik haal het toch niet, als je wat
van den zolder gehaald moet hebben."
AARDIG.
Een moeder maakt met haar dochtertje
voor 't eerst 'n uitstapje op 'n stoomschip.
Plotseling komt het meisje van het achterdek
naar haar moeder geloopen, onder den uitroep
„moesje, kom eens gauw kijken, uit het
achterste van het schip komt spuitwater
Juist kwam de meid in
de keuken. Ze nam den
I
schotel met vltesch en
zette dien in de kast.
„Dat gaat leelijk onzen
neus voorbij," zuchtte de
dochter. „Ik geloot, dat
we vandaag niet veel meer
zullen vinden, we moes
ten maar gaan slapen,"
zei de moeder. De doch
ter had nog met veel zin,
maar ging toch maar ge-
jhoorzaam mee.
t
-'-AïirSïK
Hun slaapplaats was
dezen nacht tegen het
plafond aan. Moeder sliep
al heel gauw in, maar de
dochter kon den slaap
niet vatten Ze had nog
graag wat lekkers willen
hebben. Zou ze eens even
naar de tafel vliegen?
Schuin keek ze naar Moe
der. Toen ze zag, dat de
ze sliep, nam ze een kort
besluit en vloog naar de
pfel heen.
15.
Dat was nog eens een
fijne verrassing. Er was
heel wat te smullen, groo
te korrels suiker en stuk
ken koek. Op eens werd
de deur geopend en kwam
de vrouw des huizes bin
nen. Van schrik vloog
de dochter-vlieg den ver
keerden kant uit, en
kwam zoo terecht tegen
dat lange, klev rige ding,
waar Moeder nog zoo
voor gewaarschuwd had.
|9E| gX|k gX| «5E* JL mXm
WJ9 WWJ9 WJ9