IVETi
i
ELCK WAT WILS.
TREKJES
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde blad. Zaterdag 9 Mei 1925
k
De Tuinbouw-Onderlinge.
FINANCIËN.
Het faillissement der „Noord-
Hollandsche Bank."
Onderlinge Brandverzekering
L. T. B.
UIT ONZE OOST.
KUNST EN KENNIS.
r
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
DAMMEN.
No. 398.
DE VERJAARDAG.
Nog enkele dagen en we zijn weer geko-
pen aan den dag met zijn historische betee-
ienis, aan den dag waarop we de uitvaardi
ging van „Rerum Novarum" herdenken.
Vier en dertig jaren zal het dan geleden
lijn, dat het machtig Pausenwoord weer
klonk en zooals elk jaar zullen ook ditmaal
de georganiseerde R.-K. Arbeiders openlijk
van hun dankbaarheid getuigen. Al kan dat
niet steeds op genoemden datum, de her
denking van Paus Leo's zendbrief wordt
niet vergeten en komt op allerhande wijze
l'tot uiting.
Daarvoor is reden te over. Wel is niet
'met stelligheid aan te geven hoe het er nu
zou uitzien indien we „Rerum Novarum''
eens niet gekend hadden, maar zooveel is
toch wel zeker, dat zulks niet zonder groote
materieele en moreele schade achterwege
bad kunnen blijven.
En die schade zou niet door de arbeiders
alleen zijn gevoeld; want al blijft het waar,
fat er ruime aandacht is geschonken aan
aet lot der arbeiders en de middelen tot ver-
oetering van hun toestand zijn aangegeven,
van den anderen kant wordt nergens scher
per dan juist in „Rerum Novarum" de dwa
ling van liberalisme en socialisme beiden
geteekend en als de bron van het kwaad
aangegeven; wordt nergens duidelijker ge
zegd hoe wij Katholieken hebben te hande'en
om een beteren toestand te verkrijgen.
Niet in dien zin, dat we daarin nu eens met
juistheid kunnen vernemen hoeveel guldens
per week men moet verdienen of hoeveel
uren per dag er mag gewerkt worden; daar
omtrent kqnden uiteraard slechts algemeene
beginselen worden aangegeven. Maar wel is
jeer scherp geteekend hoe de verhoudingen
tuschen de verschillende groepen zal moe
ten zijn om werkelijk verbeterde toestanden
te verkrijgen.
En nu is het toch wel opmerkelijk, aat
Hst die geest van toenadering waarop in
„Rerum Novarum" zoo sterk de nadruk
wordt gelegd, in het practische leven nog
zoo weinig tot uitdrukking komt. De sociale
welwillendheid, die we voor vijf, zes jaren
terug overal konden waarnemen, hééft plaats
gemaakt voor weerzin, of althans voor een
onverschilligheid waaruit niets goeds kan
geboren worden.
't Is moeilijk vol te houden, dat de Katho
lieken, die van den Paus zelf hun sociale
grondwet ontvingen in algemeenen zin nu
zoon prachtig voorbeeld geven aan anderen,
die door geen of verkeerde beginselen wor
den geleid.
Veel R.-K. arbeiders laten anderen zorgen,
trekken zich van hun organisatie'al bedroefd
weinig aan; veel R.-K. werkgevers is net
nog meer welgevallig wanneer hun personeel
niet dan wel vereenigd is. Heel wat scherpe
acties konden vermeden worden, wanneer
men aan weerszijden wat meer bezield was
met den geest welke uit elk citaat van „Re
rum Novarum" spreekt; heel wat geruster
zouden we de toekomst onder de oogen
kunnen zien, indien we de beginselen daarin
neergelegd, w3t beter trachtten toe te pas
sen.
Dan zou het geen vraag meer zijn of er
zen Collectieve Arbeidsovereenkomst zou
worden afgesloten, doch slechts hoe deze er
cou moeten uitzien, waarbij beide groepen
te goeder trouw zich zoo noodig neer-
egden bij de uitspraak van hun Bedrijfsraad
of ander onpartijdig college; het zou geen
vraag meer zijn of er eenige medezeggen
schap aan de arbeiders moet worden toege
kend maar hoe die medezeggenschap het
beste zou kunnen geregeld worden.
We moeten ons weer opnieuw aan net
lezen en herlezen van „Rerum Novarum"
■zetten; niet om uit te vórschen welk citaat
het beste dienst kan doen om de wederpartij
te bestrijden, maar om voor en met elkaar
te v/erken aan de ombouwing, aan de recon
structie dus, van de maatschappelijke ver
houdingen in den geest zooals in „Rerum
Novarum" neergelegd.
Als we zóóver zijn. kunnen we een her
druk van het Paaschmanifest doen plaats
vinden; niet om er, zooals in 1919, een be
spotting van te maken, maar om nu eens
te toonen, dat er werkelijk daadkracht van
onze beginselen uitgaat, om te toonen dat
we nu „Rerum Novarum" eindelijk eens be
grepen hebben.
We zijn de laatste jaren wellicht wat al te
economisch geworden en hebben daarbij een
weinig uit het oog verloren, dal goede so
ciale verhoudingen minstens hoogere waarde
hebben dan dorre rekensommetjes, die toen
niet uitkomen wanneer de sociale verhou
dingen te wenschen overlaten.
Er kan nog heel wat verbeterd worden
eer we de uitvaardiging van „Rerum Nova
rum" slechts herdenken als een daad waar
mede een nieuw tijdperk werd ingeluid,
maar waaraan geen practische beteektnis
meer is te hechten. Want al is er heel wat
voorkomen en heel wat bereikt: de geest,
welke er uit dat Pauselijk stuk straalt., is
nog lang niet voldoende doorgedrongen.
Zoodat we op onze herdenkingsdagen nog
niet om stof verlegen zitten en er voor ieder
onzet nog wel een lesje te halen is.
A. J. L.
EEN TEKORT.
Volgens „Patrimonium" heeft de afdeeling
Haarlem van den Prot. Chr. Bond van
spoor- en Tramwegpersoneel het volgende
voorstel bij genoemden Bond ingediend:
Het Hoofdbestuur make bij het C. N. V.
aanhangig de vraag of de uitkeering wegens
de verplichte ouderdomsverzekering inge
volge de Invaliditeitswet niet reeds thans
door eene wetswijziging behoort te worden
verhoogd.
Toelichting. Naar het oordeel van de afd.
Haarlem is de maximum uitkeering op 65-
jarigen leeftend van 3. per week in ver
band met de premie van 0.60 per week
beslist te laag. Zeer zeker wordt er reke
ning mede gehouden, dat het grootste
deel der arbeiders die thans en in de naas
te toekomst voor zulk 'n pensioen in aan
merking komen, niet voldoend hebben ge
stort, om te durven vaststellen, dat het to
taalbedrag der uitkeeringen door de voor-
afgegane stortingen gedekt is. En dit zal
nog wel enkele jaren zoo blijven. Doch het
is een voor de jongere arbeiders neerdruk
kende gedachte, dat week aan week voor
hen 0.60 wordt gestort, waarvoor als uit
keering een klein bedrag als het thans vast
gestelde is te verwachten.
Stel een arbeider die op 40-jarigen leef
tijd is gaan storten, of voor wien dit vanaf
den 40-jarigen leeftijd is geschied. Hij stort
gedurende 25 jaar 25 maal 31.20 is
780.ongeacht nog 't belangrijke rente
bedrag, hetwelk ongetwijfeld is te schatten
op ongeveer 400.Zou 1/10 gedeelte
van de verzekerde arbeiders een zoodanig
bedrag aan pensioenuitkeering opgebruiken?
Nog sterker spreekt dit, wanneer een ar
beider genomen wordt die vanaf den 20-
jarigen leeftijd stort en wiens stortingskapi
taal, ongeacht de rente 1404.bedraag.
Wat nu te zeggen van een dergelijke toe
lichting?
In elk geval blijkt er uit. dat de belang
stelling van de arbeiders voor deze belang
rijke sociale wet nog niet zoo groot is, als
redelijkerwijs mocht worden verwacht en we
vooral op dit terrein voor een tekort staan,
want bij voldoende belangstelling was het
onmogelijk, dta een geheele afdeeling een
dergelijke fout kon maken.
Wie de Ï.W. beoordeelt naar hetgeen als
ouderdomsrente wordt uitgekeerd, verliest
de belangrijkste voordeelen uit het oog.
Van veel meer belang is de invaliditeits-
rente: tijdelijk wanneer de verzekerde 6
maanden wegens ziekte ongeschikt is om
te werken, blijvend wannee iemand minder
dan 30 pet. arbeidsgeschiktheid heeft be
houden.
Ook de weduwen- en weezenrenten zijn
van groote beteekenis, waarnaast nog ver
melding verdient, dat de personen, waar
van vermoed wordt dat zij blijvend of al
thans langdurig invalide zullen worden en
deze invaliditeit door een doelmatige ver
pleging kan voorkomen worden, dat derge
lijke personen voor rekening van het In-
validiteitsfonds kunnen verpleegd worden.
Op dit laatste kan de verzekerde welis
waar geen recht doen gelden en wordt dit
slechts toegepast wanneer een dergelijke
verpleging voordeeliger lijkt dan de te
verwachten kosten aan invaliditeitsrente uit
te keeren, maar de personen, die geholpen
worden, zijn ep niet minder door gebaat.
In de „Sociale Verzekeringsgids" vond
ik een kort overzicht van het aantal per
sonen, dat op 1 Maart 1925 uitkeering
ontving en het bedrag (afgerond) hetwelk
op elke post wordt uitgegeven. Het lijkt
mij niet van belang ontbloot, bedoeld
staatje hier over te nemen:
Invaliditeitsrenten aantal 8296
bedrag aan jaarrente 1.400.000
Ouderdomsrenten aantal 41982
bedrag aan jaarrente 6.300.000
Weduwenrenten aantal 4303
bedrag aar. jaarrente 751.000
Weezenrenten aantal 6424 be
drag aan jaarren:te 1.200.000
Uitkeeringen aan gezinsleden
van verzekerden, opgenomen in
een sanatorium, aantal 21
bedrag per jaar 2600
Geneeskundige behandeling. Aan
tal gevallen, waarin behandeling
of verpleging werd toegestaan
12748
Aantal observatiegevallen 1119
Wie bovenstaand staatje wil nagaan, zal
gaarne erkennen, dat de zoo gehate „plak-
zegelwet" toch nog heel wat meer voordee
len biedt, dan gewoonlijk wordt gezegd,
al k^n. worden, toegegeven dat de bedragen
op zichze' beschouwd nog laag zijn te
noemen.
Onze organisatie'x kunnen echter goed werk
verrichten door maatregelen te nemen, dat
de leden wat beter dan tót nu toe op
de hoogte zijn van datgene, waarop zij
krachtens deze wet recht kunnen doen gel
den.
Achterlijke werkgevers, die op allerhande
wijze probeeren van het zegelplakken af te
komen, zullen gemakkelijker spel hebben,
naarmate de arbeiders minder op de hoogte
zijn van de voordeelen, welke zij aan dat
zelfde zegelplakken kunnen ontleenen.
A. J. L.
DE STUIVERSACTIE VAN HERWONNEN
LEVENSKRACHT.
Het kan niemand verbazen, dat steeds
weeraan wordt aangespoord om de actie
voor versterking der geldmiddelen van Her
wonnen Levenskracht tot het hoogst moge
lijke rendement te brengen.
Even onvermoeid, zoo deelt ons de secre
taris mede, als u zijt in het inwilligen van
onze verzoeken, zijn wij in het vragen. Het
vragen dreigt zich in ons bloed te nestelen,
omdat ook ons eiken dag weer opnieuw ge
vraagd wordt.
En wij voegen daaraan toe, dat het o zoo
schrijnend is de wachtende patiënten, die
alleen door spoedige hulp van den witten
dood te redden zijn, ie moeten teleurstellen
omdat de geldmiddelen ontoereikend zijn
om de gevreesde ziekte volledig te bekam
pen.
Daarom heeft de stuiversactie voor Her
wonnen Levensktacht zoo bijzonder sterk
aanspraken op de volle toewijding onzer
arbeidersbeweging.
In de laatste maanden van 1924 ingezet,
was er einde December echter nog geen 100
gulden aan vrijwillige stuivers ingekomen.
De maand Januari 1925 bracht echter
reeds alleen 100 gulden op en in Februari
werd het ruim 300 en :n Maart bijna 700
gulden.
't Wordt dus wél beter, doch we zijn nog
lang niet op het peil, dat Herwonnen Le
venskracht in staat stelt haar taak in vollen
omvang uit te voeren.
En toch kunnen we het daar zeer gemak
kelijk toe brengen.
Met 10.000 gulden per maand zijn we er,
dat is dus reeds, als de helft onzer ruim
100.000 leden wekelijks hun vrijwillige stui
ver ter beschikking stellen.
We hebbed het dus volkomen in onze
macht de kwestie uit dc wereld te helpen
en aan alle tuberculoselijders in onze arbei
dersbeweging de hulp te verschaffen, die zij
noodig hebben.
In alle vakbladen een woordje tot opwek
king en evenzoo op alle vergaderingen, en
onze roomsche arbeiders kunnen aan ti>.
smeekbede hunner lijdende medebroeders
geen weerstand bieden.
En dan komen er stuivers in overvloed!
(De R. K. Vakbeweging)
MAANDBERICHT OVER APRIL 1925.
Voor rekening van „Herwonnen Levens
kracht" werden uitgezonden naar het sana
torium „Berg en Bosch" te Apeldoorn:
1 April een kind van een lid uit Velsen;
21 April een vrouw van een lid uit Bergen
op Zoom, 24 April een lid uit Tilburg; 27
April een kind van een lid uit Helmond.
Deze patiënten ontleenden hunne rechten
als volgt:
2 als aangesloten bij den N. R, K. Fa-
brieksarbeidersbond, 1 als aangeloten bij
den N. R. K. Tabaksbewerkersbond, 1 als
aangesloten bij den Ned. R -K. Bond van
onderofficieren, 1 als aangesloten bij den
Ned. R. K. Textielarbeidersbond.
Op 30 April 1925 waren in totaal voor
rekening van „Herwonnen Levenskracht" in
behandeling 60 patiënten.
J. Th. v. d. LAAN,
Secretaris.
Te Haarlem werd in een der zalen van
het restaurant „De Kroon" op 7 Mei 1925,
onder voorzitterschap van den heeï Jhr. J.
O. de Jong van Beek en Donk de alge
meene Ledenvergadering gehouden der
Tuinbouw-Onderlinge, ter vaststelling van
het Jaarverslag en de Balans en Rekening
en Verantwoording over het met 31 Octo
ber 1924 geëindigd boekjaar.
Ter vergadering waren 49 afdeelingen
vertegenwoordigd.
De Balans en Rekening en Verantwoor
ding werden onveranderd goedgekeurd. Uit
het verslag en de mededeelingen der Di
rectie bleek, dat het ledental op 31 Octo
ber 1924 bedroeg 6360. Het verzekerd
loonbedrag bedroeg voor zoover de wette
lijke verzekering betreft 16.611.114.
voor de aanvullende regelingen 1 536.826,
in totaal alzoo 18.147.940.
Toen het verslag ter perse ging, waren
873 patroons voor zich persoonlijk bij de
Tuinbouw Onderlinge verzekerd en hadden
274 leden hunne inwonende kinderen in de
verzekering doen opnemen.
In het verslagjaar, dat loopt van 1 No
vember 1923 tot 31 October 1924, werden
aangegeven 957 ongevallen, in welk cijfer
zijn begrepen de met*ongevallen gelijk ge
stelde bedrijfsziekten. Van deze 957 geval
len werden er 39 niet als bedrijfsongeval
erkend, onder de overige 918 gevallen wa
ren 780 bedrijfsongevallen als bedoeld in
art. 2 der Land-, en Tuinbouw Ongevallen
wet, en werden er 138 behandeld Uit hoof
de van de aanvullende regelingen.
Van de 780 ongevallen in den zin der
Wet liepen er 729 binnen zes weken af en
waren er twee met doodelijken afloop De
overige 49 getroffenen waren niet binnen
zes weken hersteld en kwamen in aanmer
king voor toekenning van schadeloosstel
ling na bedoelden termijn
Dat op een totaal aantal van 730 onge
vallen er 49 na zes weken in behandeling
bleven, wijst er op, dat het aantal meer
ernstige ongevallen in het verslagjaar ver-
houdingswijze groot was.
Krachtens de vrijwillige regelingen wer
den 138 ongevallen behandeld, waarvan
geen met doodelijken afloop. De invalidi
teit duurde korter dan zes weken in 125
gevallen, terwijl 13 getroffenen voor een
voorloopige rente in aanmerking kwamen.
In het verslagjaar werd aan één getrof
fene, wien in 1923, vóór de in werking tre
ding der wet, een ongeval overkomen was,
een blijvende rente toegekend.
Bij het ter perse gaan van het thans uit
gebracht verslag waren nog in behandeling
één ongeval van 1920, één van 1921, 2 van
1922 en 4 van 1923, terwijl van de in het
verslagjaar voorgekomen ongevallen van
meer ernstigen aard er thans nog 8 in be
handeling zijn.
In het verslagjaar werd zevenmaal be
roep ingesteld omtrent schadeloosstelling,
namens het bestuur genomen.
In vier dezer gevallen werd de aan.
spraak ontleend aan de weduwe, m drie
uitsluitend aan de bepalingen van het be
drijfsongevallen-reglement. Van deze ze
ven beroepszaken, waaromlreilt het ver
slag uitvoerige mededeeling doet, hadden
twee tot gevolg, dat de beslissing der
f uinbouw-Onderlinge werd gewijzigd; vier
beslissingen werden ongewijzigd bevestigd.
In één zaak was bij het uitbrengen van het
verslag nog geen uitspraak gedaan.
Uit het verslag en de balans en rekening
en verantwoording blijkt, dat het totaal
der kosten over het verslagjaar, met inbe
grip van de reserve voor nog te betalen
kosten heeft bedragen 135.398.6334.
In verband met het verzekerd loon Over
het verslagjaar is in de vergadering beslo
ten met de leden af te rekenen tegen
0.70 per 1.loon. Het aantal deelne
mers aan de ziekteverzekering voor arbei
ders bedroeg op 31 October 1924 532, ter
wijl het gemiddeld aantal verzekerde ar
beiders voor het verslagjaar kan worden
gesteld op circa 2300.
Het aantal ziektegevallen bedroeg 335,
met 5486 ziektedagen.
Aan schadeloosstellingen werd uitbe
taald 13.616
Alvorens op de vraag: hoeveel approxima
tief de uitkeering uit het faillissement der
Noordhollandsche Bank zal kunnen bedra
gen, een antwoord te geven, meenen cura
toren blijkens hun rapport, op de gisteren
gehouden verificatievergadering in boven
genoemd faillissement uitgebracht, eenige
beschouwingen te moeten laten voorafgaan,
o. m. over de oorzaken van het faillisse
ment.
Als directe aanleiding daartoe kon worden
beschouwd zeggen zij, het faillissement der
firma Visser en Utermonlen te Hoorn, op
wie de Noordhollandsche Bank een zeer
belangrijke vordering had, welke voor het
greotste gedeelte ongedekt was. Daardoor
was voortzetting van het bedrijf vrijwel on
mogelijk geworden en was het noodzakelijk
voorloopige surseance van betaling aan te
vragen. Deze were, bij vonnis der rechtbank
te Alkmaar d.d. 25 Juni 1924 verleend.
Gedurende den loop dier voorloopige sur
séance ^estigde zich meer en meer de over
tuiging, dat ook het verkrijgen van defini
tieve surséance geen uitzicht bood op ver
betering van de positie, daar het uitgesloten
mocht werden geacht, dat de bank ooit weer
in het stadium kon komen, dat de betalin
gen konden worden hervat.
De deskundigen hebben dan ook aan de
Rechtbank gerapporteerd, dat er geen ge
grond inzicht bestond, dat na verleend uit
stel, volledige betaling van alle schulden
zou volgen.
Uit het vorenstaande volgt wel. dat ook
zonder de debacle van de firma Visser en
Utermohlen de toestand der Bank verre van
gunstig was en dat er veel meer aanleiding
was geweest indien men het jjuiste in
zicht in de zaken had gehad om door
groote reserveeringen en afschrijvingen den
toestand der bank te saneeren. dan om
dividend uit te keeren, zooals over 1924
nog is geschied. Dat de laatste jaren niette
min dividenden werden gedeclareerd, be
wijst, dat noch directie noch commissarissen
op de hoogte waren van den werkelijken
toestand.
In het algemeen mag worden gezegd, dat
het aan voldoende controle op de verleende
credieten heeft ontbroken en dat cr althans
in verband met de zich wijzigende tijdsom
standigheden niet voldoende en niet tijdig
is nagegaan, of de credieten nog kouden
worden gehandhaafd in verband met hun
dekking, nu nog afgescheiden van hun cre
dieten, die heelemaal niet hadden mogen
zijn verleend.
Bij de likwidatie van de zaken van de
Noord-Hollandsche Bank, hebben curatoren
zich laten leiden door het beginsel, dat het
beter was ingevallen, waarin toch vooruit
vaststond, dat binnen afzienbartn lijd geen
betaling kon volgen, met de debiteuren re
gelingen te treffen dan het aan te sturen op
faillissement. Op deze wijze werden ver
schillende credieten op nog vrij bevredi
gende wijze geregeld. Deze gedragslijn heeft
voorts er toe geleid, dat de overgrooli
meerderheid van de posten thans js afge
wikkeld, zoodat de eerste uitkeering uit het
faillissement vrij belangrijk zal kunnen zijn.
Op welke som de vordering tegen Visser
en Utermohlen moet worden bepaald, op
225-694 dan wel 271.257, hangt of van
een renvooi-procedure tusschen curatoren
der Noord-Hollandsche Bank er. den houder
van een groot bedrag wissels, die de Nocrd-
Holl. Bank aan hem heeft verdisconteerd.
Voorts moesten curatoren de opbrengst
van een aantal incassowissels die zij van de
firma Utermohlen en Visser onder zich had
den en die na het faillissement der firma
waren ingekomen, aan den curator in dat
faillissement afdragen.
In sommige gevallen hebben curatoren fail
lissement moeten uitlokken, daar de toe
stand van den debiteur daartoe aanleiding
gaf en geen behoorlijke regeling in uitzicht
kon worden gesteld.
Curatoren hebben onder goedkeuring van
den rechter-commissaris en van de commis
sie uit de schuldeischers een vordering in
gesteld tegen directie en commissarissen
tot betaling van een bedrag van 124,010
met de renten, zulks in verband met de in
December 1919 plaats gehad hebbende ka
pitaalsuitgifte.
Curatoren hebben echter altijd nog hoop,
dat de directie en commissarissen er de
voorkeur aan zullen geven in der minne af
te doen, hetgeen des te gemakkelijker zou
kunnen, naarmate compensatie mogelijk
wordt geacht tusschen hun schuld uit dien
hoofde aan de bank en hun eventueele vor
dering op de bank uit hoofde van rekening
courant, deposito, enz.
Curatoren stonden voor de moeilijke
vraag, hoe zij moesten handelen ten aan
zien van crediteuren der bank die effec
ten te vorderen hadden (geen open bewaar
geving) en wier effecten, hetzij nog bij een
der kantoren te Hoorn, Nieuwe-Niedorp of
Alkmaar aanwezig waren, hetzij in onder
pand lagen bij een of andere bankinstelling
in Amsterdam, tot zekerheid van een vor
dering op de Noord-Hollandsche Bank.
Na ingewonnen rechtskundig advies en
onder goedkeuring van den rechter-com
missaris hebben curatoren zich op het
standpunt geplaatst, dat allereerst moest
worden verhinderd, dat door de instellin-.i
gen te Amsterdam als pandhouder effec
ten werden verkocht, waarvan door num
mers vaststond dat zij aan een bepaald per-
scc-n toebehoorden. Daarop hebben zij de
stukken, waarvan de eigendom vaststond en
welke terugkwamen, aan den eigenaar te-
ruggegeven; ten aanzien van hen. die de
bet stonden, natuurlijk tegen betaling van
het debet. Curatoren hebben gemeend, in
deze niet verder te mogen gaan, speciaal
hebben zij geweigerd, eigendomsrecht te
erkennen op stukken, die zij zelf nog van
derden te vorderen hadden ook al was
het, dat deze stukken zoogenaamd „eenig
in administratie" waren, waarmede bedoeld
wordt, dat er slechts één persoon was, die
een dergelijk stuk of stukken van de bank
te vorderen had, zoodat men dan beweerde
dat die stukken, welke de bank te vorderen
had voor geen ander bestemd konden zijn.
Waar een ander standpunt door den be
trokken schuldeischer werd volgehouden,
hebben curatoren gemeend, de daarmede
in verband ingediende vordering te moeten
betwisten
Volgens de lijst der voorloopig erkende
schuldvorderingen is er een concurrente
schuld van 1.645,288, rekening houdende
met preferentie 678) en met reservee
ringen voor kosten en voor de betwiste
vorderingen, alsmede met de nagekomen
vorderingen, kan bij de eerste uitdeelings-
lijst ter verdeeling worden gebracht onder
de concurrente schuldeischers een zoodanig
bedrag, dat de eerste uitkeering zal kunnen
bedragen 50 a 55 pet.
Naar schatting zal ter zake van nog
niet gerealiseerde baten en wegens nog uit
staande vorderingen daarna nog een uit
keering van circa 10 pet. te wachten zijn.
Hierbij is geen rekening gehouden met dat
wat de tegen directie en commissarissen
ingestelde vordering eventueel zal ople-
Bovenstaande Onderlinge Brandwaarborg
Maatschappij, gevestigd te Leiden, hield
Woensdag 6 Mei j.l. hare Jaarvergadering
in het Hotel „Het Gulden Vlies", te Alk
maar.
De Voorziiter, de heer J G. Beukeboom
te Weesperkarspel, herinnerde er in zijn
openingswoord aan, dat de Maatschappij in
het afgeloopen boekjaar n.l. 1 September
1924, haar 25-jarig bestaan heeft herdacht.
Ofschoon er voor onze bloeiende instel
ling alle reden was voor een feestelijke
herdenking, werd toch besloten om de kos
ten daarvan af te zien en aan alle verze
kerden voor het boekjaar 1925 een reductie
van 10 pet. op de premie te geven, waar
door allen als 't ware aan de herdenking
deelnemen.
Spreker bracht een woord van dank aan
alle vertegenwoordigers die hadden bijge
dragen om op den feestdag het College
van Commissarissen met een stoffelijk blijk
van erkentelijkheid te verrassen.
Spr. uitte de beste wenschen voor de
Instelling en hoopte dat aller samenwerking
mag blijven, zooals deze steeds bij ons is.
De Secretaris, de heer S. P. Kapteyn te
Alkmaar, las daarna de notulen, welke on
veranderd werden vastgesteld.
Na afhandeling van enkele mededeelin
gen en ingekomen stukken, bracht de Di
recteur, de heer Nico van Ommen te Lei
den zijn jaarverslag uit en gaf daarbij uit
voerige toelichting op de Balans en Ver
lies- en Winstrekening.
Het verzekerd kapitaal bleek vooruitge
gaan tot rond 20 millioen. Het boekjaar
sloot met een netto voordeelig saldo van
14.340.55 (het vorig jaar 8715.57) welk
bedrag, evenals het vorig jaar, geheel aan
het Reservefonds kan worden toegevoegd.
Het rapport der Fin. Commissie was vol
lof over het gevoerde beheer en adviseer
de tot volledige décharge.
De vergadering hechtte onder applaus
hare goedkeuring aan de rekening.
Tot lid van het College van Commissa
rissen werd herkozen de heer J. W. v. d.
Berg, te Zuid-Schalkwiik, die de benoeming
onder dankzegging weder aannam.
Benoemd werd tot nieuw lid der Fin.
Commissie, de beer D. de Jong te Purme-
rend.
Na de geanimeerde rondvraag sloot de
voorzitter met een woord van dank en den
chr. groet de vergadering.
Een ondernemende Inlander.
Het „Noorden" vertelt van een inlander,
te Tegal, die met 25 op zak 'n reis om de
wereld begon, voorloopig niet verder dan
Palembang kwam en toen bij de S.S. werk
te, totdat hij genoeg geld bij elkaar had
om tot Singapore te komen, waar hij ook
weer aan het werk moest gaan om geld te
verdienen voor het voortzetten van zijn
reis. De man hoopte aldus heel Azië, Eu
ropa en Amerika door te kunnen trekken,
zeifs Groenland ligt op zijn verlangenlijstje,
en in 1942 weer op Java terug te zijn,
waarna dan nog een uitstapje naar Austra
lië zou worden ondernomen. vanwaar hij
in 1941 dacht te zuilen terugkeeren te Te-
gal.
Herinnering aan Peter den Kluizenaar.
De overblijfselen van de oude abdij van
Neufmoustier te Hoey in de provincie Luik
(België) zullen, met uilzondering van hei
middengebouw, gesloopt worden.
Het klooster te Neufmoustier werd in
1101 gesticht doar Peter den Kluizenaar bij
zijn terugkeer van den eersten kruistocht
en bevolkt door reguliere kanunniken vu*
St. Augustinus. Aanvankelijk maar een be
scheiden priorij, werd de sichting in 1203
door den bisschop van Luik, Hughues de
Pierrcpont, tol abdij verheven.
In 1115 was Peter de Kluizenaar over
leden en begraven op den doodenakker,
die zich rondom de kloosterkerk uitstrek
te. Maar in 1242 werd het stoffelijk over
schot plechtig naar de crypte overgebracht
en daar in een marmeren tombe bijgezet.
Vele eeuwen later, in 1633, werden de
overblijfselen opgegraven en in een relik-
schrijn geplaatst, die echter bij de groote
revolutie verloren is gegaan. De Augustij
nen moesten in Januari 1797 hun klooster
verlaten en het jaar daarop werden dc ge
bouwen verkocht en in een slot veranderd.
Thans is van de eigenlijke abdij niet veel
meer over: de enkele deelen die nog herin
neren aan bouwwerken van de achttiende
eeuw zijn dermate veranderd, dat ze niet
meer te herkennen zijn.
Toch wordt de verdere afbraak van de
oude abdij, waaraan zooveel herinneringen
aan den grooten kruistocht-prediker Peter
den Kluizenaar verbonden zijn, in oudheid
kundige kringen te zeerste betreurd.
NED. R. K. DAMBOND.
Oprichting District 's-Gravenhage-Delit.
Donderdagavond vond te Delft onder lei.
ding van het hoofdbestuur van den Ned.
R. K. Dambond, de definitieve oprichting
van den R. K. Districtsbond 's-Gravenhage-
Delft plaats.
Staande de vergadering sloten zich aan
de R. K. Damclub „Kracht door Oefening",
's-Gravenhage, R. K. Damclub „Nil Ar-
duum Valentibus" Delft, R. K. Damclub
„Door Oefening Verkregen", terwijl mei
eenige clubs alsnog nader overleg zal wor
den gepleegd.
Het voorloopig bestuur werd als volg!
samengesteld: G. W. v. d. Meer. Molslaan
114, Delft, voorzitter; L. W. Scholtes, Raven-
steinstraat 157, Den Haag, secretaris; H.
Andeia, Pootstraat 50, Delft, penningmees.
ter; Commissarissen: D. Bolle, Den Haag;
G van Domburg, Delft.
Nog deze maand zal met de clubcompeti
tie lc klasse worden aangevangen <y>dat
de clubkampioen van dit nieuwe districl
nog dit ;aar in de eindfinale om het bonds-
kampioenschap kan mededingen.
Verder heeft het nieuwe bestuur een
propaganda middag georganiseerd op Zon
dag 17 Mei a. s. te 3 ure in het clublokaal
van D. O. V., Pootstraat Delft, alwaar de
bondskampioen H. Regouw, een simultaan»
voorstelling geeft.
Algemeene Ledenvergadering.
Op Zondag 10 Mei a. s. houdt de Ned,
R. K. Dambond zijn 7e Alg. Jaarvergade
ring in de Sociëteit „St Bavo" Smedestraaf
Haarlem.
De vergadering zal, in verband met de
groote uitbreiding die de bond sinds de
uitgifte van ten eigen orgaan in Januari jl.,
heeft ondergaan, zeer belangrijk worden.
Sindsdien traden toe drie districten)
Utrecht, Gouda, Den Haag-Delft, met 13
clubs, terwijl ook in dc overige districten
het aantal clubs uitbreiding onderging. Het
ledental verdubbelde zich de laatste maan
den, met gevolg, dat het bestuur een aan
merkelijk gewijzigde bondscontributie kan
voorstellen. Verder komt op de agenda vooc
een algeheele herziening der statuten en
reglementen, terwijl een geheel nieuwe
competitie-indeeling (zoowel persoonlijk als
voor de clubkampioenschappen) zal behan
deld worden.
Dc algemeene ledenvergadering vang!
om 134 aan, terwijl om 12 uur een be
stuursvergadering plaats vindt.
Levenslied.
Geheel overstuur kwam moeder Wee-
mink thuis.
Ze liet haar tasch met Zaterdag-bood
schappen op^ 'n stoel vallen, steunde met
beide handen zwaar op de tafel en schudde
^suffig het hoofd.
Ja, ze had 't goed gezien.... er was
geen twijfel.... haar oogen waren nog heel
goed.
Heere, heere wat zou 'r nou toch boven
d'r hoofd hangen.... Wim, Lize en Leo alle
,drie netjes getrouwd en nou Mien, de jong
ste, de laatste, die zou daar met 'n geschei
den man..., met een, die z'n eigen vrouw
had laten zitten./., 't Was niet te geloo-
ven.. maar ze had ze gezien.... ge
zien! Dat kon niemand haar uit 't hoofd
praten.
Toen ze in de volle kruidenierswinkel
stend en over 'n paar hoofden heen toeval
lig naar de drukke straat keek, zag ze
Mien loopen, gearmd met die vent....
De halve stad wist, dat ie n half jaar gele
den uit Den Haag was gekomen, waar z'n
vrouw in 'n winkeltje was geholpen....
Maar kom, ze moest nou nog niet dade
lijk 't ergste aannemen. Ze wist eigenlijk
nog niks't kon nog een toeval zijn, of
'n vergissing.... misschien iemand, die
veel cm leek.
Maar kwam het weer angstig naar
boven waarom had Mien dan nog nergens
over gesproken? Waarom verzweeg ze de
omgang met 'n jongeman? Dat was toch
iets, waarvan haar moeder toch wel 't eerst
óp de hoogte mocht worden gebracht.
Wat moest ze nu doen? Hoe zou ze
direct achter de waarhfeid komen? Moest ze
t ineens op-de-man-af vragen en haar
kind misschien noodeloos grieven?
Maar als ze omwegen gebruikte. dan
deed Mien dat misschien óók.... 't zou
vrees en twijfel blijven en ze zou haar
dcchter niet meer kunnen vertrouwen.
Niet goed wetend hoe ze 't moest aan
pakken dribbelde moeder Weemink zenuw
achtig heen en weer, vergetend zich van
mantel en hoed te ontdoen. Ze verzette
stoelen, die gewoon op hun plaats stonden
en ging stof afnemen op plaatsen waar ze
hezelfde 'n paar uur geleden had gedaan.
Dan wou ze de straat weer ojC de frissche
lucht in.... en kijken waar Mien bleef....
doch vreesde dan weer voor 'n scene op
de openbare weg....
Nee, nee.... als 't dat was.... dat erg
ste, dan moest haar leed binnenshuis blij
ven en zoo lang mogelijk zou ze 't alléén
dragen.
Hoe langer Mien weg bleef, hoe meer
wond ze zich op. Nn eens lachte ze 't
schril-hard weg, dan weer begon ze te hui
len en bad luidop, dat 't haar bespaard
mocht blijven.
Ze schokte stil.
Daar kwam Mien thuis.
Nog 'n paar minuten geleden had de
moeder zich voorgenomen haar kalm 'n
paar vragen te stellen.... maar nu ze haar
dochter zag binnenkomen met 'n vreemd
blosje op 't anders bleeke gelaat en 'n
onrustig dwalen van de oogen, waarvan de
moeder onmiddellijk 't ongewone voelde,
ging ze direct vlak voor haar staan, keek
haar strak in 't gezicht en zei na 'n span
nend zwijgen: „Ik heb je gezien.... in de
Hoogstraat... met hem.... hèmje
weet wel.... Wat moet dat betcekenen?"
Mien schrok, doch dwong zich rustig en
wendde zich schijnbaar kalm af.
,,0, das hee' gewoon.... niks bijzon
ders
„Wat zeg je? Niks bijzonders- dat
jij met zoo'n.... Weet je wie 't is?"
„Jadat weet 'k...."
„Maar kind, wat bezielt je dan? Toe,
wees duidelijk.... zie je niet hoe zenuw
achtig je me maakt?"
„Ik zeg u toch: niks bijzonders? 'n Heel
gewone kennismaking.... nog van 't laatste
bal van „Excelsior". En nou kwamen we
elkaar toevallig tegen.... da's alles."
„Zoo..-- is dat alles? En ben jij niet
oud en wijs genoeg om te begrijpen, dat je
daar heel gevaarlijk en heel verkeerd mee
doet? Moet 'k dat jou nog gaan uitleggen
misschien?"
„O, nee.... ik heb er zelf al genoeg over
nagedacht.... en...."
Ze hield plots op, beseffend, dat ze al
te veel had gezegd.
De moeder keek haar verstard aan....
2e begreep wankelde 'n stap achteruit
en hortte: „Genoeg... over.--- nage
dacht.... Mien.... kindje wil daarmee
dus zeggen
„Nou ja.... als u dan toch de woorden
uit m'n mond trekt.... Die man zoekt 'n
andere vrouw.... Wat gepasseerd is daar
kunnen wij niet in kommc.. d'r zal aan
dat mensch daar ginds óók wel wat hebben
gemankeerd. We houwen van mekaar....
non-weet u 't.. en ik zal 't u maar me
teen zeggen, moeder. niemand, geen
mensch van de wereld kan me tegen hou
wen. Ik vin 't heel naar voor u, maar d'r
is niks, absoluut niks an te veranderen. Of
'k 'r nou al omheen draai, dat geeft alle
maal geen steek.... vroeg of laat most u
't tóch hooren...."
De moeder zakte als verdwaasd in de
leunstoel, keek haar dochter aan als zag
ze 'n vreemde indringster, die haar kwam
vermoorden.
„Dat je" kreunde ze na 'a lange poos
„voor mij verloren bent, is heel, heel
erg voor me.en je weet niet hoe 'n
diepe steek je me daarmee toebrengt....
Maar erger nog vind ik 't, dat je voor je
geloof voor God verloren bent.... en daar
kun je niet genoeg over hebben nage
dacht.
„Dat heb 'k wèl.... en...."
„Dat heb je niet!" vlamde de vrouw
op in 'n drift, die de dochter deed schrikken.
„Je hebt er niet over nagedacht! Je
hebt 't weggecijferd weggesmeten als iets
wat je hinderde in je afschuwelijke plan
nen.... Maar je vergeet, dat ik 'r ook nog
ben.... ik je moeder.... en ik ver
bied 't je.... ik hou je vast 'k sluit je
op.... 'fe laat je niet op straat.... o, ik
ben nog sterk, hoorik ben nog sterk....
ik kan je nog wel aan, al ben je twintig
Nu werd Mien ook kwaad't ging bard
tegen hard.... en ze dreigde met voor
goed wegloopen als haar moeder niet in
bond. Maar de zoo vreeselijk teleurgestelde
vrouw kon zich niet meer meester blijven.
Ze sloeg er op los, in 't blinde weg, tot
het meisje haar toegilde, dat ze weg ging,
't huis uit voor altijd.en dat ze haar
moeder nooit, nooit meer wou zien. Meteen
rukte ze de deur open en vloog de straat
op.
De moeder bleef achter, neergehurkt in
'n hoek bij de linnenkast, afgemat, niet in
stèat zich te verroeren. En zoo begon ze
te schreier., om haar kind.... riep klagend
uit, dat ze te hard, te driftig was geweest
en haar op de knieën wou smeeken zich
nog te bedenken....
Mien kèerde niet weer.
Ze was 'n jaar ofdrie getrouwd, woonde
in 'n andere stad.
Of ze gelukkig was? Niemand kon het
zeggen dan zij zelf en ze had nooit iets
van zich laten zien of hooren.
Er kwam op 'n morgen 'n brief van haar
broer Leo.
Daar stond in, dat moeder ernstig ziek
was. Hij meende, dat het zijn plicht was
haar dit te berichten, te meer waar moeder
naar haar had gevraagd.
Getroffen bleef ze, met het papier in haar
handen, zitten.. stond op.... deed be
sluiteloos.. en smeet de brief op tafel....
want ze dacht aan die laatste avond....
Maar de beele dag werd ze gekweld door
donkere gedachten.
Zoo gemakkelijk als ze destijds haar ge
loof had weggegooid, zoo moeilijk viel 't
haar nu kalm bij haar besluit te blijven van
niet te gaan..,, 't bleef toch haar moe
der.
Drang en afkeer vochten in haar, tot z«
zich 's avonds trachtte gerust te stellen met
de gedachte, dat 't wel zoo ernstig nie!
zou zijn.... dat ze daar ginds 'n fijne ge
legenheid hadden gevonden, om haar
laten komen en 'r eens flink de waarheic
te zeggen.
Haar man kwam thuis en las de brief.
„Wat denk je" vroeg ze, weer twijfe.
lend.
„Daar kan ik niet véél in zeggenMaai
als je moeder naar je vraagt.... Eigenlijk
jammer, dat je er 'n heele dag overheen lie'
gaan..... Je had me toch even kunnen op
bellen en dan metéén afreizen. Nou kun ji
niet weg voor morgenochtend."
Bij 't station staat in 'n windhoos-reg
'n groepje van vijf zes menschen.
De mannen kijken somber.de vrouw
hebben dikke huiloogen.
Er dondert een trein binnen.
Mien wringt zich door de contróle-drukte
kijkt even rond en vliegt dan op 't groepji
aanWim! Lize! Leo! En.... èn....r
„Je komt te laat. Mien.... 'n uur ge
leden is 't met moeder afgeloopen."
Even later plast 't groepje door de regen
straten.... verdwijnt als in 'n water
gordijn. 1
Maar je boort nog u poos het ingehoudci
huil-gebrul van die eene....