ZFVROUWEn-
:pjjjgRUBgjEjS
i
k\
E
De vrouw en <le poëzie.
ONZE KLEEDINO
Suzanne Dupré.
f)
lil
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Tweede Blad Vrijdag 15 Mei 1925
mil a
De iammerlljke ver-
mannelifking.
Schadelijke
schoonheidsimiddelen
Tenioonsielling van
vröuwenw erk.
Praciïsche wenken,
Weet ge.
Recepten.
Patronen naar Maal,
FEUILLETON
tëhret die Frauensie flechten und weben
Himmlische Rosen ins irdische Leben.
Schiller.
Het zou mij genoegen doen, hier te kunnen
vaststellen dat iedereen met deze regels van
.Schiller instemde. Ik moet helaas echter toe
geven dat ze niet op zoo ruime schaal worden
toegepast als dit den vrouwen aangenaam zou
Zijn. Deze laatste gaan natuurlijk dat
spreekt vanzelfr evenals ten tijde van
Schiller door met het vlechten van hemel-
sche rozen in het aardsche levendes
mans, wat evenzeer vanzelfsprekend is. Er
zijn echter menschen, die minder oog heb
ben voor de rozen, dan voor de dorentjes die
haar onafscheidelijk attribuut vormen. Aan
die dorentjes wijden ze dikwijls meer aan
dacht dan aan de roos zelf. Velen beweren
Zelfs, dat de in de vrouw verpersoonlijkte
roos zich aan handige camouflage schuldig
maakt, door de stekeltjes vóór het huwelijk
listiglijk te verbergen, en hun aanwezigheid
eerst na de wittebroodsweken voelbaar te
maken. Dit is natuurlijk overdreven manne
lijk zelfbedrog. Iedere man weet toch heel
goed, hetzij alleen door 't betreffende spreek
woord, hetzij door pijnlijke, tastbare onder
vinding, dat er „geen rozen zonder dorens"
zijn.
Intusschen verhinderen de dorens niet, dat
de vrouw reeds door de oude dichters bij
v.oorkeur bij de roos is vergeleken. Ook aan
andere vleiende vergelijkingen heeft 't overi
gens niet ontbroken. Parelen en diamanten,
lelies en sterren, zelfs de zon hebben even
eens dienst gedaan om de vrouw te verheer
lijken. De dichterlijke inspiratie kent nu een
maal geen grenzen, het beste is voor den dich
ter niet goed genoeg. Als hij zijn pen ter
hand heeft genomen, is nooit vooruit te
voorspellen hoever zijn fantasie hem zal
voeren. Doch zooals alles op dit ondermaan-
sche zijn voor-en zijn tegenstanders, zijn be
wonderaars en zijn critici heeft, zoo is ook de
Vrouw niet uitsluitend een voorwerp van
adoratie voor den dichtenden man. Er zijn
dichters die zich in geheel anderen, verre
van beminnelijken zin over de vrouw uitla
ten. Zoo o.a. Voltaire, die ergens verkondigt,
dat de vrouw is „een menschelijk wezen, dat
Zich aankleedt, haar tijd verbabbelt en zich
weer uitkleedt." Gelukkig is deze zijn be
minnelijke ontboezeming van minder alge-
meene bekendheid, dus veel kwaad zal hij er
wel niet mee gesticht hebben. Vermoedelijk
heeft zijn kluizenaarsleven, dat hem weinig
in aanraking bracht met vrouwen, hem zwart
gallig gestemd.Dit verklaart wellicht zijn,voor
al in een Franschman minder begrijpelijken
uitval, daar deze niet erg van de beroemde
Fransche galanterie getuigt. Men mag zich
echter afvragen w ar hij zijn wijsheid had
opgedaan.
Lessing beweert, dat er omstandigheden
Zijn „waarin een vrouwspersoon scherper ziet
dan honderd oogen van manspersonen," wat
men kan aannemen als een bewijs, dat zij
tenminste nog iets anders kan dan haar tijd
verpraten. Shirley getuigt van de vrouw dat
Zij is „des goeden mans paradijs, en des slech
ten mans eerste schrede op den weg naar den
hemel." Den Perzischen dichter, die verkon
digde „Alleen die man geniet het leven, die
geen vrouw heeft," waren Shirley's regels on
getwijfeld onbekend. Misschien ook mag men
uit het egoïsme dat uit zijn woorden spreekt,
opmaken, dat de heerlijkheden, van het para
dijs hem koud lieten, als hij die met een vrouw
moest deelen. De Rus houdt er een eigen
aardige opvatting op na met betrekking tot
de behandeling van de, vrouw, te oordeelen
naar den weinig dichterlijken raad van een
Russischen poëet „Sla de -vrouw met een
hamer, en zij wordt als goud." Het opvolgen
van dit krachtige voorschrift schijnt aan ge
gronde bedenkingen onderhevig, hoe vleiend
het voor de vrouw in het algemeen is, met het
edele metaal op één lijn te worden gesteld.
Met. zilver is de vrouw ook al vergeleken.
Eckermann zegt in zijn „Gesprache mit
Goethe" „De vrouwen zijn zilveren schalen,
waarin wij gouden appelen leggen." De
verdienste van de eerste helft van dezen zin
wordt echter te niet gedaan door de bijvoeging
van de tweede helft, waarin de mannen het
bewijs willen zien, dat deze bewierookte „zil
veren schalen" uitsluitend tot roeping hebben
't goud van den man (in dezen tijd is het fa-
ter te spreken van het papieren geld) in ont
vangst te nemen en al staat dat er niet bij
dit door een soort tooverformule spoorloos
te doen verdwijnen. Zob heeft de brave man
die deze woorden sprak, de „zilveren scha
len" in een zeer twijfelachtig licht gesteld. De
gevolgtrekkingen die uit zijn woorden zijn
gemaakt stemmen overeen met wat Des
champs reeds in de XI Veeeuw verkondigde:
„Geen beurs zoo lang, of de vrouw weet ze
te ledigen," welk cftaat, naar men wil. Napo
leon de verzuchting deed slaken dat „de tij
den veranderen maar de vrouwen niet." Hij
had waarschijnlijk juist een rekening van een
van Josephine's leveranciers onder oogen ge
had.
Latep wij intusschen erkennen, dat er veel
meer dichters zijn geweest die, in overeen
stemming met hun aanleg welke alles min of
meer couleur de rose doet zien, getracht heb
ben, de goede zijden der vrouw in het licht
te stellen, dan het tegendeel. De Engelsche
dichter Campbell is van meening, dat Adam
wonderwel tevreden was, toen hij Eva aan
schouwde. „De aarde was somber, de tuin een
wildernis," zegt hij, „en de man, een kluize
naar, zuchtte tot de vrouw hem toelachte
Gelukkig voor Adam dat Voltaire er nog
niet was, om hem met zijn sarcastische be
merkingen over de vrouwen het leven zuur te
maken Het was immers ook Voltaire, die
zeide „Een domme, onnoozele vrouw is een
zegen des hemels En voor Voltaire op
zijn beurt is het gelukkig, dat Lopes de Vega
eerst lang na hem met edel Castiliaansch
vuur heeft uitgeroepen. „De vrouwen te
eeren is een verplichting, tot welke ieder man
van eer van zijn geboorte af gehouden is 1"
Als Voltaire dat had kunnen hooren, zou
hij er een voor hem persoonlijk weinig vleien
de conclusie uit hebben moeten trekken.
Den Engelschen dichter Philips zou men
geneigd zijn te vergelijken bij een verliefden
plezierreiziger, en zeer vele mannen zullen
het met hem eens zijn, als hij getuigt „Het
is geen pelgrimstocht om naar 'uw lippen
te reizen En zelfs in gevallen waar het be
reiken van den eindpaal een boetedoening be-
teekende, zou men moeilijk kunnen spreken
van een tocht naar Canossa.Victor Hugo
zegt in „Hernani" in denzelfden geest dat
„de mond van een vrouw heel wat kwalen
heeft genezen." Volgens Alfred de Vigny
„schuilt er in elke vrouw ïets van een Deli-
la." Dat is misschien waar,doch de Simson's
worden hoe langer hoe zeldzamer en daar de
kaalhoofdigheid meer en meer veld wint,
valt er voor de Delila's niet veel werk meer te
verrichten. De Musset geeft den wijsgeerigen
raad „Neem den tijd zooals hij komt, den
wind zooals hij waait, de vrouw zooals zij is."
Er zit inderdaad al niet veel anders op, dan de
vrouw te nemen zooals zij is. Volgens Molière
immers is het ,,'t lot, dat ons een vrouw toe
bedeelt." Een andere uitspraak van de Mus
set luidt „De vrouw is als uw schaduw
loop haar na, en zij ontvliedt ujftracht
haar te ontloopen en zij volgt u." Er is onge
twijfeld een soort vrouwen, van wie dit waar
is doch de man die meent dat het een regel
is die altijd opgaat zal tot de ontdekking ko
men dat dichters wel vaak snedige dingen we
ten te zeggen, maar dat men die niet altijd
al te letterlijk moet opvatten.
(v; /<sa?
f-'yt i
O
'4v/>v^
ONHANDIG AANZOEK.
De riikc vader van de aangebedene: „O™ welke redenen wilt u met mijn dochter
trouwen?"
Mijnheer Sabbelmans: „O, mijnheer, om heelemaal geen reden, heelemaal niet, dat
verzeker ik u, maar ik.... ik hou wel erg veel van haar."
No. 181. Hoewel heel veel vrouwen haar
hart verpanden aan een directoire mantel, is
het toch goed te bedenken, dat de gewone
mantel, het chique, rechte model, minder
spoedig uit de mode zal zijn. Daarom hierbo
ven nog dit model van grijze rips. De kraag
gegarneerd met grijs geverfd kortharig
haasbond. Van onderen zien we een versie
ring in den vorm van opgenaaide strooken
grijze zijden Ottoman, die op hun kruispun
ten gebrodeerd zijn met motieven in grijze
zijde. De ceintuur is eveneens van otto
man en is door spleten in de stof alleen in de
beide zijden zichtbaar. Men drage bij dit cos-
tuum een grijzen of paarsen vilt-of stroohoed.
Kousen grijze fil en schoenen grijze of
zwarte peau de suède. Patroon f 1.35.
No. 182. De zomer komt, en daarmee
de tijd voor allerlei openluchtsport. Men
kan daarbij doorgaans niet zonder een pas
send sportcostuum derhalve hier een mo
del voor tennis, wat echter niet uitsluit dat
gij het ook bij andere gelegenheden, zooals
bijv. op de fiets, zult kunnen gebruiken. De
rok is van witte'serge en is geheel geplisseerd.
De bijbehcorende casaque is van zijden
tricot in bijkomende kleur wit. De hals heeft
een breeden zoom van lila zijde waardoor
een lint van de zelfde kleur gerege a is men
strikt dat lint van voren zóó dat er lichtelijk
plooitjes ontstaan. Over de borst een kleine
split met ondergelegen strookje. Van onderen
is de casaque gebrodeerd in lila en gele zijde,
en de half lange mouwen hebben een smalle
lila ombcording. Kousen rose en schoenen
wit. Patroon f 1.35.
No. 183. Een snoezig jurkje voor een
klein meisje van 3 tot 8 jaar. Het is gemaakt
van roode popeline maar heeft een ingezette
borst en rug van witte popeline met Schotsche
ruit van bijpassend roode streepen. Het
staande kraagje geeft men wat stevigheid
door er een strookje gaas in te voegen. Vanaf
de halfronde lijn der Schotsche stof is het on
derste gedeelte van den rok met flinke ruimte
aangezet, zoodat het rijkelijk in plooien valt;
hetzelfde zien we ook bij de mouwtjes. Bijpas
sende kousen in grijs-roze schoentjes
zwart. Patroon f 0.67 y2.
No. 184. Elegant jurkje voor meisjes van.
8 tot 14 jaar men make het van rose kasha.
Het onderste gedeelte is rondom gepiisseerd
en wordt van boven begrensd door een 3 c.M.
breeden band van blauwe kasha, die van vo
ren links en rechts een V vormige lijn
vertoont. Het bovengedeelte is over het
midden gespleten, maar een smal bandje van
blauwe kasha overdekt de split en dient tege
lijk tot sluiting. Van boven zet het bandje zich
voort langs den hals en van onderen eindigt
het in een dwarsen strook. Links en re.chts
een rij kleine blauw glazen knoopjes. Mouw-
tjes van onderen blauw omboord. Kousen
grijs-rose en schoenen zwart Patroon f 1.
No. 185. Een jongenspakje van grijs ge
ribd fluweel. Het kraagje, de das en de mouw
omslagen zijn van fraai blauwe velvet. De
das gaat door twee dwarse spleten op het mid
den van de borst. De onderkant van het
casaque-je is nog met een golflijn van blauwe
velvet versierd. Kousen grijs en schoenen
zwart. Patroon f 1
No. 186. Een elegant jurkje van heel licht
grijze popeline. Het lijfje is van roode pope
line en heeft over de borst twee naast elkaar
liggende grijze strooken. Het tuniekje is
omboord met een bijpassend grijs galon.
Hoedje in dezelfde roode en grijze kleuren:
kousen grijs-rose en schoenen zwart. Patroon
f 1.—.
Ir. „De Maasbode" vonden we onlangs
een en ander betrefende de onafhankelijk-
mannelijke, robuste monieren en de weinige
vrouwelijke hartelijkheid, waarmee sommige
meisjes optreden.
Zulk een meisje heeft zoo iets over zich
dat onmiddellijk alle poëzie der liefde op
den achtergrond schuift. Het lijkt heelemaal
niet op een vrouw, uiterlijk ten minste niet,
want het aandoenlijke bij zulke mannelijke
meisjes is juist het echt vrouwelijke hart, dat
zij zoo angstig verbergen achter onafhanke
lijke manieren, terwijl zij inwendig snakken
naar een sterken arm, die haar steunen kan,
zij leggen in uiterlijk en kleeding alle be
koorlijkheid af en verlangen toch innerlijk
naar niets, dan naar wat mannelijke: bewon-
dtring.
Een man zal haar vriendschappelijk op
den schouder kloppen en haar in vertrouwen
vertéllen van zijn liefde.... voor een an
der meisje. Maar geen man verlangt een
onderhoud met haar, of zal haar hand vast
houd, die te veel, op cijn eigen geharde,
stevige hand gelijkt.
Onder haar jongenskleederen, haar blou
se met stropdas, die een afkeer voor alle
vrouwelijke élégance moet uitdrukken,
draagt zij mogelijk lingeries in crêpe de
Chine en in haar eigen kamer zou 'men
haar in een snoezige négligé kunnen vin
den Zij heeft heelemaal geen afkeer van
mooie dingen en, als zij zich maar goed wil
de kappen en kleeden, zou ze er best aar
dig uit kunnen zien en het ook prettig vin
den, maar zij heeft nu eenmaal een vreemde
manier van redeneeren en beweert: „Ja, het
is wel prettig mooie dingen te dragen en er
aardig uit te zien, maar ik vind het toch
nog prettiger, dat de mannen mij als ern
stig beschouwen en niet als oppervlakkig.
Ik wil niet, dat zij mij verdenken, dat ik
mijn best doe om hen te lokken door mijn
uiterlijk of door mooie maniertjes".
Maar, zij kan toch niet verlangen, dat een
man verliefd wordt, omdat ze zoo goed ten
nis speelt, of misschien wel schermen kan
met haar stevige armen of omdat zij hem
in een wedstrijd verslaat, terwijl hij haar
nog nooit een wiegeliedje heeft hooren zin
gen of eenige ontroering bemerkt heeft van
een zacht, gevoelig hart. Liever-bijt hij zich
de lippen stuk dan van aandoening blijk te
geven, want zegt zij, „men zou mij kunnen
verdenken, dat ik coquetteer met mijn teer
hartigheid om een man aan te trekken." En
intusschen blijft ze alleen met haar trotsch
doch teer hart, dat ze zoo angstvallig ver
stopt Een man, die haar wel eên flinke
vrouw vindt, maar te flink en te koud, om
dat zijn mannelijke aard graag wat bescher
mende liefde geeft, gaat aan haar voorbij,
want hoe kan hij raden, dat het slechts een
masker is, dat zij draagt, om de vrouwelijke
teederheid te verbergen, hoe kan hij weten,
dat hij dat masker kan laten vallen dpor één
enkelen kus?
Laat ons meisjes, meisjes blijven en hul
len we ons niet he! minst in die aanmin
nige schroomvalligheid, welke haar invloed
niet mist bij hen. die, nog rein van harte
zijn De anderen inderdaad, tellen bij ons
niet mede.
In Amerika begint men zich ernstig te be
moeien met de samenstelling van de z.g. cos
metica. Vele Amerikaansche dames hebben,
evenals de Engelsche en Fransche de gewoon
te zich te verven.
Bijna allen gebruiken poeder en er zijn
nog tal van andere middelen welke worden
aangewend om de schoonheid van de huid te
verhoogen of om de haren te verven.
In Amerika werd in het jaar 1921 voor .75
millioen dollar cosmetica gefabriceerd, een
respectabele som. Vele van die stoffen
bevatten vergiften in grootere en kleinere
hoeveelheden zooals lood, kwikzilver, bis
muth, arsenicum, zilververbindingen, enz.
In de eerste plaats lood dit bevindt zich
in vele haarverven, maar is ook aanwezig in
huidzalven en huidverven. Ook is het soms
gevonden in huidpoeders. In Amerika zijn
tallooze gevallen van loódvergiftiging waar
genomen welke op deze manier veroorzaakt
waren.
Vervolgens komt het kwikzilver dit is
vaak een bestanddeel van huidzalf (cream)
en van stoffen om de huid te bleeken. Ook
hiervan zijn vergiftigingsgevallen bekend
geworden.
Het bismuth is vaak een bestanddeel van
huidpoeders (poudre de riz enz.) ook dit kan
ziekteverschijnselen teweeg brengen.
Dat arsenicum een gevaarlijke stof is, be
hoeven we niet te vermelden, dat het echter
voorkwam in een haargroeimiddel zal menig
een verwonderen.
Ook het resorcine dat in vele haarwaters
voorkomt is niet altijd onschadelijk som
mige menschen zijn er zeer gevoelig voor en
krijgen er huid-uitslag van.
Zilver- en pyrogalluszuur komen in vele
haarverven voor zij zijn ook niet onscha
delijk en moeten met voorzichtigheid aan
gewend worden.
Het gevaarlijke van al is het parapheny-
leendiamine, dat ook als haarkleurmiddel
wordt gebruikt. In Frankrijk, Duitschland
en Oostenrijk is het verboden. In Amerika
schijnt 't niettegenstaande zijn schadelijken
invloed nog wel als haarkleurmiddel te worg
den gebruikt.
Tc Chicago is een tentoonstelling geopend,
welke een overzicht wil geven van alles,
kat in de vrouwenwereld in de laatste 25
jaren zich heeft ontwikkeld. Zeventig takken
van vrouwelijk bedrijf geeft de tentoonstel-
ling in beeld; van bet vervaardigen van
weefsels door een Indiaansche tot het be-
heeren van een modelboerderij.
President Coolidge prees, bij de opening,
vooral het financieel beheer, dat de misluk
king der tentoonstelling onmogelijk maakte.
Bij de opening ging een vrouw te paard
door de straten van Chicago, begeleid door
een gereelie van het leger, als herinnering
aan het begin van den vrijheidsoorlog, toen
een kolonistenvrouw in den nacht alléén te
paard de steden van Massachusetts waar
schuwde, dat de Engelsche troepen in aan
tocht waren.
Sinaasappelen en citroenen kan men het
beste bewaren door ze in turfmolm te leggen,
doch zoo, dat ze elkaar niet rak«n. Maakt
men verschillende lagen boven op elkaar, zoo
zorge men, dat tusschen elke laag weer
een flinke hoeveelheid turfmolm komt. De
kist moet men echter in 't donker zetten en
niet afsluiten. Zoo kan men deze vruchten
geruimen tijd bewaren, mits men bij inpak
ken goed toezie, dat ze gaaf zijn.
Wanneer de koperen stijlen aan het
hoofdeind van een ledikant roesten, stamp
dan een stukje schuursteen fijn en maak er
een dik papje van door het met parafine te
vermengen wrijf dit papje met een zachten
lap flanel in de geroeste plekken en borstel
het er naderhand met 'n stoelenschuiertje af.
Desnoods gebruikt men daarbij nog een beet
je van het droge schuursteenpoeder. Ten
slotte polijst men het koper met een zeemlee-
ren doèk.
Is de roest echter reeës zóó diep in het ko
per gedrongen, dat het op deze manier niet
verwijderd kan worden, gebruik dan een
klein beetje zuringzout (oplossing twee ons
zout op een halven liter water.) Hierdoor ver
dwijnt de roest absoluut. Wasch dit zout dade-
lijk met warm water af en polijst daarna het
koper. Zuringzout is vergift. Wees dus
voorzichtig.
Om koper mooi te krijgen, gaan wij op de
volgende manier te werk.
Wrijf met een halven citroen het te poetsen
voorwerp in en schuur het daarna met fijn
wit zand (altijd in één richting schuren.)
Daarna afspoelen met water, afdrogen en
opwrijven met een stukje oud flanel of flu
weel.
Weet ge
dat ge bij kleine kindertjes de neusjes
en oortjes het beste kunt schoonhouden
door een propje watten tusschen de
schoone handen op te rollen tot een ste
vig staafje draai dit even yóór in het
oortje of neusje rond en het is zoo zacht
mogelijk gereinigd.
Weet ge
dat ge van oude gekleurde kousen zoo
aardig poppetjes kunt maken, vul alles
op met kapok, aan 't halsje kan men een
draadje katoen stevig omwikkelen, ar
men en beenen vult men apart' op en
bevestigt ze met een stevig koordje door
het lichaam heen vast.
Weet ge.
dat geur van overgekookte melk spoedig
verdwijnt, wanneer men zout op het over
gekookte strooit.
Weet ge
dat ge behang kunt afnenten met oud
bakken brood, wrijf steeds van boven
naar beneden.
SPINAZIE.
'Wanneer de spinazie gaar is, hakt men ze
goed fijn, maakt een taart-lepel bloem aan
met wat melk of bouillon, roert dit even
op bet vuur en dan door de spinazie, die
nier. nog even gtoca doorroert en dan warm
houdt. Een hard gekoot ei snijdt men in
schijfjes en garneert er de spinazie mee, na
die in een verwarmde schotel te hebben
gedaan. In het midden steekt men reepjez
in boter gebakken brood.
KALFSRAGOUT.
Var. de kalfspoulet uit de soep kan men
een heerlijke vóórschotel maken. Men
neemt daartoe twee eieren, een eet
lepel bloem, bouillon van de soep met wa
ter tot pltn 'A L. aangelengd, 2 afgestre
ken lepels bloem, een stukje boter en hef
sap van 'r, halve citroen. De eieren klop
pen en zachtjes aan vermengen met de
bloem, dan dc bouillon er bij voegen, de
boter, het citroensap en 'n beetje zout en
peper. Alles op het vuur goed roeren tot
het kookt en dik is. Men heeft intusschen
2 kopjes rijst mooi droog gekookt en schikt
deze in een rand op 'n schoteL In het mid
den legt men de warme poulet uit de soep
en giet er de saus over. Goed warm op
dienen.
Papieren patronen op maat gemaakt, kun
nen besteld worden onder toezending of
bijvoeging van het bepaalde bedrag plus 15
cent porto, aan het Comptoir des Patrons,
Molenstraat 48 B. Den Haag. De maten op té
geven volgens onderstaande teekening.
'22
Hij en zijne moeder eene van de wei
nige Fransche vrouwen, die met een Italiaan
waren getrouvéd hadden vroeger in het
zelfde huis gewoond als de schilder Sébas-
tien Dupré,
En zóó was er tusschen den jeugdigen
knaap en het kleine meisje eene vertrouwe
lijke vriendschap ontstaan.
Dikwijls had hij tot Suzanne gezegd:
I „Gij zijt het eenige Fransche jonge meisje
W'aarvan ik ooit zou kunnen houden."
En als hij dat zeide, dan lachte hij.
Maar in dien lach klonk toch een zekere
bitterheid
Hij vergaf het zijn vaderland, dat het zijn
cerste pogingen op wetenschappelijk gebied
met gesteund had. Italië was immers arm,
evenals hij zelf! maar hij kon het brar.k-
r'jk niet vergeven
Door zijn vader was hij in een groole ver-
eering voor Frankrijk opgevoed, en daar
door was voor hem de teleurstelling des te
grooter geweest.
Om hem te bewegen tot een bezoek aan
ue familie de Roquépine, had Suzanne de
grootste overredingskracht moeten gebrui
ken.
Zij had de familie de Roquépine afgeschil
derd als menschen, die vrij waren van alle
kleingeestigheid, en een afkeer hadden van
conventioneele uiterlijkheid.
En bovendien had ze hem er voor moeten
instaan, dat hij daar geen anderen zou aan
treffen, en niet als een zeldzaam „wonder
dier" aan een „uitgelezen" publiek zou wor
den vertoond.
Het was vier of vijf dagen na Suzanne's
ontmoeting met Don \iberto, dat Giovanni
Sarno aan de familie de'Roquépine werd
voorgesteld.
Suzanne was altijd nog onder den indruk
van het toen gebeurde, en eenigszins lijdend.
fn het stralende licht van een zonnigen
Romeinschen namiddag kon Marie-Thérèse
duidelijk waarnemen, welk epn uitdrukking
van afmatting op het zachte gelaal van Su
zanne te lezen lag.
fn een opwelling van groot medelijden
omhelsde ze Suzanne met zulk een oprechte
hartelijkheid, dat Sarno dadelijk een goeden
indruk van haar kreeg.
Marie' Thérèse was toch niet de grapte
modepop, die hij verwacht had te zullen
Vinden.
Er kwam zelfs een vluchtige glimlach om
zijn ernstigen mond, en zóó werd ook bij
Marie Thérèse de ongunstige indruk weg
genomen, dien de ietwat somber uitziende,
bnordelooze, stijve en schijnbaar zeer verle
gen jonkman bij den eersten aanblik had
gemaakt.
Terwijl haar vader zich bij den haard raci
Sarno onderhield, fluisterde ze Suzanne in
het oor:
„Wat een onderscheid tusschen Don Al
berto Gottifrcddi en Sarno! Wat een onder
scheid in het uiterlijk, en ook in hun optre
den!"
„Maar ook welk een verschil in waarde,"
antwoordde Suzanne op levendigen loon.
„Als men den naam Sarno uitspreekt, dan
denkt men dadelijk aan de ontdekkingen,
die de wetenschap zoo ver vooruit hebben
gebracht, terwijl de naam.van den an
deren
Ze sprak niet uit.
Marie Thérèse zag baar doordringend aan.
„Ge houdt niet van don Alberto, nietwaar
Suzanne?" vroeg ze,
Suzanne trachtte te protesteeren.
„Neen, spreek mij maar niet tegen," ver
volgde Marie Thérèse. „Ik heb dat al meer
opgemerkt. En wat ge nu hebt gezegd, heelt
dat duidelijk bewezen. Ge kunt "het niet
meer loochenen. Ge houdt niet van hem
Suzanne gevoelde een levendig verlangen,
haar de volle waarheid te zeggen.
Maar tevens gevoelde ze een grooten af
schuw voor alles, wat ook maar van verre
op list, op intrigue kon gelijken,
Door Alberto Gottifreddi was ze met de
famijie de Roquépine in aanraking gekomen,
ai was het dan ook door de bemiddeling van
Donna Flavia, 1
En daarom sloot een overdreven gevoel
van kieschheid haar den mond.
Maar van den anderen kant gevoelde haar
geweten zich des te meer bezwaard, naar
mate ze Marie Thérèse meer had leeren
kennen, en haar zacht karakter, haar vroo-
hjk humeur, haar schranderheid en al hare
overige goede eigenschappen beter had let-
rèn waardeeren.
In hare overtuiging, dat de geheele toe
komst van dat beminnelijke jonge meisje
misschien van Don Alberto zou afhangen,
hield ze het voor haar plicht, om te spreken.
Maar ze verschoof dien onaangenamen
plicht tot later. Ze trachtte haar geweven
gerust te stellen met de overweging, dat ze
nog geen onmiddellijk gevaar zag. Bij hare
jeugdige leerlinge was geen het minste spoor
van verliefdheid te ontdekken.
Wel toonde Marie Thérèse voor den voor
namen Romein een zekere bewonderende
sympathie, maar haar verkeer met Don Al
berto was geheel onbevangen, en alleen "an
kameraadschappelijken aard.
„Ja, beken het maar!. Gij houdt niet van
Bon Alberto," herhaalde Marie Thérèse
weer.
„Men mag voor niemand afkeer koesie
ren," stamelde Suzanne verlegen.
„Wa;t Ë'i daar zegt is immers onmogelijk
Suzanne! En ge zijt te verstandig, om geer.
afkeer te koesleren voor onaangename din
gen en personen,"
„Don Alberto is in gezelschap zeer ge
zocht," zei Suzanne ontwijkend.
„Neen Suzanne, dat had ik van u niet ver
wacht. Nu wilt ge u door uitvluchten uit de
verlegenheid redden."
Een ondeugende uitdrukking lag in dc
oogen van Marie Thérèse te lezen.
Ze schiep er vermaak in, Suzanne in ver
legenheid te brengen.
„Ik ben minder Verstandig dan gij," zoo
vervolgde ze. „Ik kom er rond voor uit, dat
ik niet van iedereen houd. Zoo kan ik bij
voorbeeld Mistress Fane niet uitstaan, al is
ze ook nog zoo bekoorlijk, en al is baar
conversatie ook nog zoo schitterend en bui
tengewoon interessant."
„Ook mij bevalt mistress Fane niet," zei
Suzanne.
Ze was overgelukkig, omdat ze nu einae-
lijk eens kon zeggen, wat ze dacht
„En haar huwelijksplannen zijn bijzonder
dwaas en belachelijk," vervolgde Marie
Thérèse. „Wil ze dan niet met mister Van
sittard trouwen, die tien jaar jonger is dan
zijzelve? Een uitgezochte stiefvader v.ior
Arabella!"
„Maar mister Vansittard zal nooit haar
stiefvader worden," zei Suzanne vol over
tuiging
Ze herinnerde zich weer de blikken "an
Ralph Vansittard, in dc Galleria Doria.
Marie Thérèse ging op de opmerking niet
in. Op dat oogenblik werd haar aandacht
getrokken door de stem van Sarno, die lui
der, en op levendigen toon met haar vader
sprak
„Ja' zeker," zoo hoorde ze hem zeggen,
„ik zou er de voorkeur aan gegeven hebben,
als ik het succes van mijn werk aan Italië of
Frankrijk te danken had gehad, maar daar
1 stelde men geen vertrouwen in mij. Alle
deuren bleven daar voor mij gesloten, en
mijn verzoek om sieun werden met den
naam van aanmatigend bestempeld. In Ame
rika waren daarentegen niet alleen alle deu
ren, aar ook alle beurzen voor mij geopend."
Die woorden werden met een van aan
doening bevende stem uitgesproken.
Maar het gelaat van den spreker bleef
een koele uitdrukking behouden.
Malie Thérèse naderde hem, en vroeg:
„Haat u daarom Frankrijk?"
Een oogenblik staarde Sarno haar aan,
zonder te antwoorden. Hij was zóó getrof
fen door de bekoorlijkheid en de voornaam
heid van dat Fransche meisje, dat tegenover
haar een kleine omsluiering der waarheid
vergefelijk zou zijn geweest.
Maar toch antwoordde hij kortaf, en vol
komen oprecht: „Ja."
„Ik verzoek u, mijn brutale openhartig
heid te willen vergeven, juffrouw de I^pqué-
pine, maar ik ben nu eenmaal zoo en niet
anaers."
En met een halven glimlach voegde hij
erbij:
„Ik ben nu eenmaal een wilde."
„En mijn dochter is een enfant terrible,
met hare gewoonte, alles zoo maar ronduit
te vragen," zei de heer de Roquépine la
chend.
De anderen lachten mede, en zóó was d«
lichte ontstemming weer voorbij.
(Wordt vervolgd.)