ZFVROUWEn- :pjjjgRUBgjEjS i k\ E De vrouw en <le poëzie. ONZE KLEEDINO Suzanne Dupré. f) lil NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Tweede Blad Vrijdag 15 Mei 1925 mil a De iammerlljke ver- mannelifking. Schadelijke schoonheidsimiddelen Tenioonsielling van vröuwenw erk. Praciïsche wenken, Weet ge. Recepten. Patronen naar Maal, FEUILLETON tëhret die Frauensie flechten und weben Himmlische Rosen ins irdische Leben. Schiller. Het zou mij genoegen doen, hier te kunnen vaststellen dat iedereen met deze regels van .Schiller instemde. Ik moet helaas echter toe geven dat ze niet op zoo ruime schaal worden toegepast als dit den vrouwen aangenaam zou Zijn. Deze laatste gaan natuurlijk dat spreekt vanzelfr evenals ten tijde van Schiller door met het vlechten van hemel- sche rozen in het aardsche levendes mans, wat evenzeer vanzelfsprekend is. Er zijn echter menschen, die minder oog heb ben voor de rozen, dan voor de dorentjes die haar onafscheidelijk attribuut vormen. Aan die dorentjes wijden ze dikwijls meer aan dacht dan aan de roos zelf. Velen beweren Zelfs, dat de in de vrouw verpersoonlijkte roos zich aan handige camouflage schuldig maakt, door de stekeltjes vóór het huwelijk listiglijk te verbergen, en hun aanwezigheid eerst na de wittebroodsweken voelbaar te maken. Dit is natuurlijk overdreven manne lijk zelfbedrog. Iedere man weet toch heel goed, hetzij alleen door 't betreffende spreek woord, hetzij door pijnlijke, tastbare onder vinding, dat er „geen rozen zonder dorens" zijn. Intusschen verhinderen de dorens niet, dat de vrouw reeds door de oude dichters bij v.oorkeur bij de roos is vergeleken. Ook aan andere vleiende vergelijkingen heeft 't overi gens niet ontbroken. Parelen en diamanten, lelies en sterren, zelfs de zon hebben even eens dienst gedaan om de vrouw te verheer lijken. De dichterlijke inspiratie kent nu een maal geen grenzen, het beste is voor den dich ter niet goed genoeg. Als hij zijn pen ter hand heeft genomen, is nooit vooruit te voorspellen hoever zijn fantasie hem zal voeren. Doch zooals alles op dit ondermaan- sche zijn voor-en zijn tegenstanders, zijn be wonderaars en zijn critici heeft, zoo is ook de Vrouw niet uitsluitend een voorwerp van adoratie voor den dichtenden man. Er zijn dichters die zich in geheel anderen, verre van beminnelijken zin over de vrouw uitla ten. Zoo o.a. Voltaire, die ergens verkondigt, dat de vrouw is „een menschelijk wezen, dat Zich aankleedt, haar tijd verbabbelt en zich weer uitkleedt." Gelukkig is deze zijn be minnelijke ontboezeming van minder alge- meene bekendheid, dus veel kwaad zal hij er wel niet mee gesticht hebben. Vermoedelijk heeft zijn kluizenaarsleven, dat hem weinig in aanraking bracht met vrouwen, hem zwart gallig gestemd.Dit verklaart wellicht zijn,voor al in een Franschman minder begrijpelijken uitval, daar deze niet erg van de beroemde Fransche galanterie getuigt. Men mag zich echter afvragen w ar hij zijn wijsheid had opgedaan. Lessing beweert, dat er omstandigheden Zijn „waarin een vrouwspersoon scherper ziet dan honderd oogen van manspersonen," wat men kan aannemen als een bewijs, dat zij tenminste nog iets anders kan dan haar tijd verpraten. Shirley getuigt van de vrouw dat Zij is „des goeden mans paradijs, en des slech ten mans eerste schrede op den weg naar den hemel." Den Perzischen dichter, die verkon digde „Alleen die man geniet het leven, die geen vrouw heeft," waren Shirley's regels on getwijfeld onbekend. Misschien ook mag men uit het egoïsme dat uit zijn woorden spreekt, opmaken, dat de heerlijkheden, van het para dijs hem koud lieten, als hij die met een vrouw moest deelen. De Rus houdt er een eigen aardige opvatting op na met betrekking tot de behandeling van de, vrouw, te oordeelen naar den weinig dichterlijken raad van een Russischen poëet „Sla de -vrouw met een hamer, en zij wordt als goud." Het opvolgen van dit krachtige voorschrift schijnt aan ge gronde bedenkingen onderhevig, hoe vleiend het voor de vrouw in het algemeen is, met het edele metaal op één lijn te worden gesteld. Met. zilver is de vrouw ook al vergeleken. Eckermann zegt in zijn „Gesprache mit Goethe" „De vrouwen zijn zilveren schalen, waarin wij gouden appelen leggen." De verdienste van de eerste helft van dezen zin wordt echter te niet gedaan door de bijvoeging van de tweede helft, waarin de mannen het bewijs willen zien, dat deze bewierookte „zil veren schalen" uitsluitend tot roeping hebben 't goud van den man (in dezen tijd is het fa- ter te spreken van het papieren geld) in ont vangst te nemen en al staat dat er niet bij dit door een soort tooverformule spoorloos te doen verdwijnen. Zob heeft de brave man die deze woorden sprak, de „zilveren scha len" in een zeer twijfelachtig licht gesteld. De gevolgtrekkingen die uit zijn woorden zijn gemaakt stemmen overeen met wat Des champs reeds in de XI Veeeuw verkondigde: „Geen beurs zoo lang, of de vrouw weet ze te ledigen," welk cftaat, naar men wil. Napo leon de verzuchting deed slaken dat „de tij den veranderen maar de vrouwen niet." Hij had waarschijnlijk juist een rekening van een van Josephine's leveranciers onder oogen ge had. Latep wij intusschen erkennen, dat er veel meer dichters zijn geweest die, in overeen stemming met hun aanleg welke alles min of meer couleur de rose doet zien, getracht heb ben, de goede zijden der vrouw in het licht te stellen, dan het tegendeel. De Engelsche dichter Campbell is van meening, dat Adam wonderwel tevreden was, toen hij Eva aan schouwde. „De aarde was somber, de tuin een wildernis," zegt hij, „en de man, een kluize naar, zuchtte tot de vrouw hem toelachte Gelukkig voor Adam dat Voltaire er nog niet was, om hem met zijn sarcastische be merkingen over de vrouwen het leven zuur te maken Het was immers ook Voltaire, die zeide „Een domme, onnoozele vrouw is een zegen des hemels En voor Voltaire op zijn beurt is het gelukkig, dat Lopes de Vega eerst lang na hem met edel Castiliaansch vuur heeft uitgeroepen. „De vrouwen te eeren is een verplichting, tot welke ieder man van eer van zijn geboorte af gehouden is 1" Als Voltaire dat had kunnen hooren, zou hij er een voor hem persoonlijk weinig vleien de conclusie uit hebben moeten trekken. Den Engelschen dichter Philips zou men geneigd zijn te vergelijken bij een verliefden plezierreiziger, en zeer vele mannen zullen het met hem eens zijn, als hij getuigt „Het is geen pelgrimstocht om naar 'uw lippen te reizen En zelfs in gevallen waar het be reiken van den eindpaal een boetedoening be- teekende, zou men moeilijk kunnen spreken van een tocht naar Canossa.Victor Hugo zegt in „Hernani" in denzelfden geest dat „de mond van een vrouw heel wat kwalen heeft genezen." Volgens Alfred de Vigny „schuilt er in elke vrouw ïets van een Deli- la." Dat is misschien waar,doch de Simson's worden hoe langer hoe zeldzamer en daar de kaalhoofdigheid meer en meer veld wint, valt er voor de Delila's niet veel werk meer te verrichten. De Musset geeft den wijsgeerigen raad „Neem den tijd zooals hij komt, den wind zooals hij waait, de vrouw zooals zij is." Er zit inderdaad al niet veel anders op, dan de vrouw te nemen zooals zij is. Volgens Molière immers is het ,,'t lot, dat ons een vrouw toe bedeelt." Een andere uitspraak van de Mus set luidt „De vrouw is als uw schaduw loop haar na, en zij ontvliedt ujftracht haar te ontloopen en zij volgt u." Er is onge twijfeld een soort vrouwen, van wie dit waar is doch de man die meent dat het een regel is die altijd opgaat zal tot de ontdekking ko men dat dichters wel vaak snedige dingen we ten te zeggen, maar dat men die niet altijd al te letterlijk moet opvatten. (v; /<sa? f-'yt i O '4v/>v^ ONHANDIG AANZOEK. De riikc vader van de aangebedene: „O™ welke redenen wilt u met mijn dochter trouwen?" Mijnheer Sabbelmans: „O, mijnheer, om heelemaal geen reden, heelemaal niet, dat verzeker ik u, maar ik.... ik hou wel erg veel van haar." No. 181. Hoewel heel veel vrouwen haar hart verpanden aan een directoire mantel, is het toch goed te bedenken, dat de gewone mantel, het chique, rechte model, minder spoedig uit de mode zal zijn. Daarom hierbo ven nog dit model van grijze rips. De kraag gegarneerd met grijs geverfd kortharig haasbond. Van onderen zien we een versie ring in den vorm van opgenaaide strooken grijze zijden Ottoman, die op hun kruispun ten gebrodeerd zijn met motieven in grijze zijde. De ceintuur is eveneens van otto man en is door spleten in de stof alleen in de beide zijden zichtbaar. Men drage bij dit cos- tuum een grijzen of paarsen vilt-of stroohoed. Kousen grijze fil en schoenen grijze of zwarte peau de suède. Patroon f 1.35. No. 182. De zomer komt, en daarmee de tijd voor allerlei openluchtsport. Men kan daarbij doorgaans niet zonder een pas send sportcostuum derhalve hier een mo del voor tennis, wat echter niet uitsluit dat gij het ook bij andere gelegenheden, zooals bijv. op de fiets, zult kunnen gebruiken. De rok is van witte'serge en is geheel geplisseerd. De bijbehcorende casaque is van zijden tricot in bijkomende kleur wit. De hals heeft een breeden zoom van lila zijde waardoor een lint van de zelfde kleur gerege a is men strikt dat lint van voren zóó dat er lichtelijk plooitjes ontstaan. Over de borst een kleine split met ondergelegen strookje. Van onderen is de casaque gebrodeerd in lila en gele zijde, en de half lange mouwen hebben een smalle lila ombcording. Kousen rose en schoenen wit. Patroon f 1.35. No. 183. Een snoezig jurkje voor een klein meisje van 3 tot 8 jaar. Het is gemaakt van roode popeline maar heeft een ingezette borst en rug van witte popeline met Schotsche ruit van bijpassend roode streepen. Het staande kraagje geeft men wat stevigheid door er een strookje gaas in te voegen. Vanaf de halfronde lijn der Schotsche stof is het on derste gedeelte van den rok met flinke ruimte aangezet, zoodat het rijkelijk in plooien valt; hetzelfde zien we ook bij de mouwtjes. Bijpas sende kousen in grijs-roze schoentjes zwart. Patroon f 0.67 y2. No. 184. Elegant jurkje voor meisjes van. 8 tot 14 jaar men make het van rose kasha. Het onderste gedeelte is rondom gepiisseerd en wordt van boven begrensd door een 3 c.M. breeden band van blauwe kasha, die van vo ren links en rechts een V vormige lijn vertoont. Het bovengedeelte is over het midden gespleten, maar een smal bandje van blauwe kasha overdekt de split en dient tege lijk tot sluiting. Van boven zet het bandje zich voort langs den hals en van onderen eindigt het in een dwarsen strook. Links en re.chts een rij kleine blauw glazen knoopjes. Mouw- tjes van onderen blauw omboord. Kousen grijs-rose en schoenen zwart Patroon f 1. No. 185. Een jongenspakje van grijs ge ribd fluweel. Het kraagje, de das en de mouw omslagen zijn van fraai blauwe velvet. De das gaat door twee dwarse spleten op het mid den van de borst. De onderkant van het casaque-je is nog met een golflijn van blauwe velvet versierd. Kousen grijs en schoenen zwart. Patroon f 1 No. 186. Een elegant jurkje van heel licht grijze popeline. Het lijfje is van roode pope line en heeft over de borst twee naast elkaar liggende grijze strooken. Het tuniekje is omboord met een bijpassend grijs galon. Hoedje in dezelfde roode en grijze kleuren: kousen grijs-rose en schoenen zwart. Patroon f 1.—. Ir. „De Maasbode" vonden we onlangs een en ander betrefende de onafhankelijk- mannelijke, robuste monieren en de weinige vrouwelijke hartelijkheid, waarmee sommige meisjes optreden. Zulk een meisje heeft zoo iets over zich dat onmiddellijk alle poëzie der liefde op den achtergrond schuift. Het lijkt heelemaal niet op een vrouw, uiterlijk ten minste niet, want het aandoenlijke bij zulke mannelijke meisjes is juist het echt vrouwelijke hart, dat zij zoo angstig verbergen achter onafhanke lijke manieren, terwijl zij inwendig snakken naar een sterken arm, die haar steunen kan, zij leggen in uiterlijk en kleeding alle be koorlijkheid af en verlangen toch innerlijk naar niets, dan naar wat mannelijke: bewon- dtring. Een man zal haar vriendschappelijk op den schouder kloppen en haar in vertrouwen vertéllen van zijn liefde.... voor een an der meisje. Maar geen man verlangt een onderhoud met haar, of zal haar hand vast houd, die te veel, op cijn eigen geharde, stevige hand gelijkt. Onder haar jongenskleederen, haar blou se met stropdas, die een afkeer voor alle vrouwelijke élégance moet uitdrukken, draagt zij mogelijk lingeries in crêpe de Chine en in haar eigen kamer zou 'men haar in een snoezige négligé kunnen vin den Zij heeft heelemaal geen afkeer van mooie dingen en, als zij zich maar goed wil de kappen en kleeden, zou ze er best aar dig uit kunnen zien en het ook prettig vin den, maar zij heeft nu eenmaal een vreemde manier van redeneeren en beweert: „Ja, het is wel prettig mooie dingen te dragen en er aardig uit te zien, maar ik vind het toch nog prettiger, dat de mannen mij als ern stig beschouwen en niet als oppervlakkig. Ik wil niet, dat zij mij verdenken, dat ik mijn best doe om hen te lokken door mijn uiterlijk of door mooie maniertjes". Maar, zij kan toch niet verlangen, dat een man verliefd wordt, omdat ze zoo goed ten nis speelt, of misschien wel schermen kan met haar stevige armen of omdat zij hem in een wedstrijd verslaat, terwijl hij haar nog nooit een wiegeliedje heeft hooren zin gen of eenige ontroering bemerkt heeft van een zacht, gevoelig hart. Liever-bijt hij zich de lippen stuk dan van aandoening blijk te geven, want zegt zij, „men zou mij kunnen verdenken, dat ik coquetteer met mijn teer hartigheid om een man aan te trekken." En intusschen blijft ze alleen met haar trotsch doch teer hart, dat ze zoo angstvallig ver stopt Een man, die haar wel eên flinke vrouw vindt, maar te flink en te koud, om dat zijn mannelijke aard graag wat bescher mende liefde geeft, gaat aan haar voorbij, want hoe kan hij raden, dat het slechts een masker is, dat zij draagt, om de vrouwelijke teederheid te verbergen, hoe kan hij weten, dat hij dat masker kan laten vallen dpor één enkelen kus? Laat ons meisjes, meisjes blijven en hul len we ons niet he! minst in die aanmin nige schroomvalligheid, welke haar invloed niet mist bij hen. die, nog rein van harte zijn De anderen inderdaad, tellen bij ons niet mede. In Amerika begint men zich ernstig te be moeien met de samenstelling van de z.g. cos metica. Vele Amerikaansche dames hebben, evenals de Engelsche en Fransche de gewoon te zich te verven. Bijna allen gebruiken poeder en er zijn nog tal van andere middelen welke worden aangewend om de schoonheid van de huid te verhoogen of om de haren te verven. In Amerika werd in het jaar 1921 voor .75 millioen dollar cosmetica gefabriceerd, een respectabele som. Vele van die stoffen bevatten vergiften in grootere en kleinere hoeveelheden zooals lood, kwikzilver, bis muth, arsenicum, zilververbindingen, enz. In de eerste plaats lood dit bevindt zich in vele haarverven, maar is ook aanwezig in huidzalven en huidverven. Ook is het soms gevonden in huidpoeders. In Amerika zijn tallooze gevallen van loódvergiftiging waar genomen welke op deze manier veroorzaakt waren. Vervolgens komt het kwikzilver dit is vaak een bestanddeel van huidzalf (cream) en van stoffen om de huid te bleeken. Ook hiervan zijn vergiftigingsgevallen bekend geworden. Het bismuth is vaak een bestanddeel van huidpoeders (poudre de riz enz.) ook dit kan ziekteverschijnselen teweeg brengen. Dat arsenicum een gevaarlijke stof is, be hoeven we niet te vermelden, dat het echter voorkwam in een haargroeimiddel zal menig een verwonderen. Ook het resorcine dat in vele haarwaters voorkomt is niet altijd onschadelijk som mige menschen zijn er zeer gevoelig voor en krijgen er huid-uitslag van. Zilver- en pyrogalluszuur komen in vele haarverven voor zij zijn ook niet onscha delijk en moeten met voorzichtigheid aan gewend worden. Het gevaarlijke van al is het parapheny- leendiamine, dat ook als haarkleurmiddel wordt gebruikt. In Frankrijk, Duitschland en Oostenrijk is het verboden. In Amerika schijnt 't niettegenstaande zijn schadelijken invloed nog wel als haarkleurmiddel te worg den gebruikt. Tc Chicago is een tentoonstelling geopend, welke een overzicht wil geven van alles, kat in de vrouwenwereld in de laatste 25 jaren zich heeft ontwikkeld. Zeventig takken van vrouwelijk bedrijf geeft de tentoonstel- ling in beeld; van bet vervaardigen van weefsels door een Indiaansche tot het be- heeren van een modelboerderij. President Coolidge prees, bij de opening, vooral het financieel beheer, dat de misluk king der tentoonstelling onmogelijk maakte. Bij de opening ging een vrouw te paard door de straten van Chicago, begeleid door een gereelie van het leger, als herinnering aan het begin van den vrijheidsoorlog, toen een kolonistenvrouw in den nacht alléén te paard de steden van Massachusetts waar schuwde, dat de Engelsche troepen in aan tocht waren. Sinaasappelen en citroenen kan men het beste bewaren door ze in turfmolm te leggen, doch zoo, dat ze elkaar niet rak«n. Maakt men verschillende lagen boven op elkaar, zoo zorge men, dat tusschen elke laag weer een flinke hoeveelheid turfmolm komt. De kist moet men echter in 't donker zetten en niet afsluiten. Zoo kan men deze vruchten geruimen tijd bewaren, mits men bij inpak ken goed toezie, dat ze gaaf zijn. Wanneer de koperen stijlen aan het hoofdeind van een ledikant roesten, stamp dan een stukje schuursteen fijn en maak er een dik papje van door het met parafine te vermengen wrijf dit papje met een zachten lap flanel in de geroeste plekken en borstel het er naderhand met 'n stoelenschuiertje af. Desnoods gebruikt men daarbij nog een beet je van het droge schuursteenpoeder. Ten slotte polijst men het koper met een zeemlee- ren doèk. Is de roest echter reeës zóó diep in het ko per gedrongen, dat het op deze manier niet verwijderd kan worden, gebruik dan een klein beetje zuringzout (oplossing twee ons zout op een halven liter water.) Hierdoor ver dwijnt de roest absoluut. Wasch dit zout dade- lijk met warm water af en polijst daarna het koper. Zuringzout is vergift. Wees dus voorzichtig. Om koper mooi te krijgen, gaan wij op de volgende manier te werk. Wrijf met een halven citroen het te poetsen voorwerp in en schuur het daarna met fijn wit zand (altijd in één richting schuren.) Daarna afspoelen met water, afdrogen en opwrijven met een stukje oud flanel of flu weel. Weet ge dat ge bij kleine kindertjes de neusjes en oortjes het beste kunt schoonhouden door een propje watten tusschen de schoone handen op te rollen tot een ste vig staafje draai dit even yóór in het oortje of neusje rond en het is zoo zacht mogelijk gereinigd. Weet ge dat ge van oude gekleurde kousen zoo aardig poppetjes kunt maken, vul alles op met kapok, aan 't halsje kan men een draadje katoen stevig omwikkelen, ar men en beenen vult men apart' op en bevestigt ze met een stevig koordje door het lichaam heen vast. Weet ge. dat geur van overgekookte melk spoedig verdwijnt, wanneer men zout op het over gekookte strooit. Weet ge dat ge behang kunt afnenten met oud bakken brood, wrijf steeds van boven naar beneden. SPINAZIE. 'Wanneer de spinazie gaar is, hakt men ze goed fijn, maakt een taart-lepel bloem aan met wat melk of bouillon, roert dit even op bet vuur en dan door de spinazie, die nier. nog even gtoca doorroert en dan warm houdt. Een hard gekoot ei snijdt men in schijfjes en garneert er de spinazie mee, na die in een verwarmde schotel te hebben gedaan. In het midden steekt men reepjez in boter gebakken brood. KALFSRAGOUT. Var. de kalfspoulet uit de soep kan men een heerlijke vóórschotel maken. Men neemt daartoe twee eieren, een eet lepel bloem, bouillon van de soep met wa ter tot pltn 'A L. aangelengd, 2 afgestre ken lepels bloem, een stukje boter en hef sap van 'r, halve citroen. De eieren klop pen en zachtjes aan vermengen met de bloem, dan dc bouillon er bij voegen, de boter, het citroensap en 'n beetje zout en peper. Alles op het vuur goed roeren tot het kookt en dik is. Men heeft intusschen 2 kopjes rijst mooi droog gekookt en schikt deze in een rand op 'n schoteL In het mid den legt men de warme poulet uit de soep en giet er de saus over. Goed warm op dienen. Papieren patronen op maat gemaakt, kun nen besteld worden onder toezending of bijvoeging van het bepaalde bedrag plus 15 cent porto, aan het Comptoir des Patrons, Molenstraat 48 B. Den Haag. De maten op té geven volgens onderstaande teekening. '22 Hij en zijne moeder eene van de wei nige Fransche vrouwen, die met een Italiaan waren getrouvéd hadden vroeger in het zelfde huis gewoond als de schilder Sébas- tien Dupré, En zóó was er tusschen den jeugdigen knaap en het kleine meisje eene vertrouwe lijke vriendschap ontstaan. Dikwijls had hij tot Suzanne gezegd: I „Gij zijt het eenige Fransche jonge meisje W'aarvan ik ooit zou kunnen houden." En als hij dat zeide, dan lachte hij. Maar in dien lach klonk toch een zekere bitterheid Hij vergaf het zijn vaderland, dat het zijn cerste pogingen op wetenschappelijk gebied met gesteund had. Italië was immers arm, evenals hij zelf! maar hij kon het brar.k- r'jk niet vergeven Door zijn vader was hij in een groole ver- eering voor Frankrijk opgevoed, en daar door was voor hem de teleurstelling des te grooter geweest. Om hem te bewegen tot een bezoek aan ue familie de Roquépine, had Suzanne de grootste overredingskracht moeten gebrui ken. Zij had de familie de Roquépine afgeschil derd als menschen, die vrij waren van alle kleingeestigheid, en een afkeer hadden van conventioneele uiterlijkheid. En bovendien had ze hem er voor moeten instaan, dat hij daar geen anderen zou aan treffen, en niet als een zeldzaam „wonder dier" aan een „uitgelezen" publiek zou wor den vertoond. Het was vier of vijf dagen na Suzanne's ontmoeting met Don \iberto, dat Giovanni Sarno aan de familie de'Roquépine werd voorgesteld. Suzanne was altijd nog onder den indruk van het toen gebeurde, en eenigszins lijdend. fn het stralende licht van een zonnigen Romeinschen namiddag kon Marie-Thérèse duidelijk waarnemen, welk epn uitdrukking van afmatting op het zachte gelaal van Su zanne te lezen lag. fn een opwelling van groot medelijden omhelsde ze Suzanne met zulk een oprechte hartelijkheid, dat Sarno dadelijk een goeden indruk van haar kreeg. Marie' Thérèse was toch niet de grapte modepop, die hij verwacht had te zullen Vinden. Er kwam zelfs een vluchtige glimlach om zijn ernstigen mond, en zóó werd ook bij Marie Thérèse de ongunstige indruk weg genomen, dien de ietwat somber uitziende, bnordelooze, stijve en schijnbaar zeer verle gen jonkman bij den eersten aanblik had gemaakt. Terwijl haar vader zich bij den haard raci Sarno onderhield, fluisterde ze Suzanne in het oor: „Wat een onderscheid tusschen Don Al berto Gottifrcddi en Sarno! Wat een onder scheid in het uiterlijk, en ook in hun optre den!" „Maar ook welk een verschil in waarde," antwoordde Suzanne op levendigen loon. „Als men den naam Sarno uitspreekt, dan denkt men dadelijk aan de ontdekkingen, die de wetenschap zoo ver vooruit hebben gebracht, terwijl de naam.van den an deren Ze sprak niet uit. Marie Thérèse zag baar doordringend aan. „Ge houdt niet van don Alberto, nietwaar Suzanne?" vroeg ze, Suzanne trachtte te protesteeren. „Neen, spreek mij maar niet tegen," ver volgde Marie Thérèse. „Ik heb dat al meer opgemerkt. En wat ge nu hebt gezegd, heelt dat duidelijk bewezen. Ge kunt "het niet meer loochenen. Ge houdt niet van hem Suzanne gevoelde een levendig verlangen, haar de volle waarheid te zeggen. Maar tevens gevoelde ze een grooten af schuw voor alles, wat ook maar van verre op list, op intrigue kon gelijken, Door Alberto Gottifreddi was ze met de famijie de Roquépine in aanraking gekomen, ai was het dan ook door de bemiddeling van Donna Flavia, 1 En daarom sloot een overdreven gevoel van kieschheid haar den mond. Maar van den anderen kant gevoelde haar geweten zich des te meer bezwaard, naar mate ze Marie Thérèse meer had leeren kennen, en haar zacht karakter, haar vroo- hjk humeur, haar schranderheid en al hare overige goede eigenschappen beter had let- rèn waardeeren. In hare overtuiging, dat de geheele toe komst van dat beminnelijke jonge meisje misschien van Don Alberto zou afhangen, hield ze het voor haar plicht, om te spreken. Maar ze verschoof dien onaangenamen plicht tot later. Ze trachtte haar geweven gerust te stellen met de overweging, dat ze nog geen onmiddellijk gevaar zag. Bij hare jeugdige leerlinge was geen het minste spoor van verliefdheid te ontdekken. Wel toonde Marie Thérèse voor den voor namen Romein een zekere bewonderende sympathie, maar haar verkeer met Don Al berto was geheel onbevangen, en alleen "an kameraadschappelijken aard. „Ja, beken het maar!. Gij houdt niet van Bon Alberto," herhaalde Marie Thérèse weer. „Men mag voor niemand afkeer koesie ren," stamelde Suzanne verlegen. „Wa;t Ë'i daar zegt is immers onmogelijk Suzanne! En ge zijt te verstandig, om geer. afkeer te koesleren voor onaangename din gen en personen," „Don Alberto is in gezelschap zeer ge zocht," zei Suzanne ontwijkend. „Neen Suzanne, dat had ik van u niet ver wacht. Nu wilt ge u door uitvluchten uit de verlegenheid redden." Een ondeugende uitdrukking lag in dc oogen van Marie Thérèse te lezen. Ze schiep er vermaak in, Suzanne in ver legenheid te brengen. „Ik ben minder Verstandig dan gij," zoo vervolgde ze. „Ik kom er rond voor uit, dat ik niet van iedereen houd. Zoo kan ik bij voorbeeld Mistress Fane niet uitstaan, al is ze ook nog zoo bekoorlijk, en al is baar conversatie ook nog zoo schitterend en bui tengewoon interessant." „Ook mij bevalt mistress Fane niet," zei Suzanne. Ze was overgelukkig, omdat ze nu einae- lijk eens kon zeggen, wat ze dacht „En haar huwelijksplannen zijn bijzonder dwaas en belachelijk," vervolgde Marie Thérèse. „Wil ze dan niet met mister Van sittard trouwen, die tien jaar jonger is dan zijzelve? Een uitgezochte stiefvader v.ior Arabella!" „Maar mister Vansittard zal nooit haar stiefvader worden," zei Suzanne vol over tuiging Ze herinnerde zich weer de blikken "an Ralph Vansittard, in dc Galleria Doria. Marie Thérèse ging op de opmerking niet in. Op dat oogenblik werd haar aandacht getrokken door de stem van Sarno, die lui der, en op levendigen toon met haar vader sprak „Ja' zeker," zoo hoorde ze hem zeggen, „ik zou er de voorkeur aan gegeven hebben, als ik het succes van mijn werk aan Italië of Frankrijk te danken had gehad, maar daar 1 stelde men geen vertrouwen in mij. Alle deuren bleven daar voor mij gesloten, en mijn verzoek om sieun werden met den naam van aanmatigend bestempeld. In Ame rika waren daarentegen niet alleen alle deu ren, aar ook alle beurzen voor mij geopend." Die woorden werden met een van aan doening bevende stem uitgesproken. Maar het gelaat van den spreker bleef een koele uitdrukking behouden. Malie Thérèse naderde hem, en vroeg: „Haat u daarom Frankrijk?" Een oogenblik staarde Sarno haar aan, zonder te antwoorden. Hij was zóó getrof fen door de bekoorlijkheid en de voornaam heid van dat Fransche meisje, dat tegenover haar een kleine omsluiering der waarheid vergefelijk zou zijn geweest. Maar toch antwoordde hij kortaf, en vol komen oprecht: „Ja." „Ik verzoek u, mijn brutale openhartig heid te willen vergeven, juffrouw de I^pqué- pine, maar ik ben nu eenmaal zoo en niet anaers." En met een halven glimlach voegde hij erbij: „Ik ben nu eenmaal een wilde." „En mijn dochter is een enfant terrible, met hare gewoonte, alles zoo maar ronduit te vragen," zei de heer de Roquépine la chend. De anderen lachten mede, en zóó was d« lichte ontstemming weer voorbij. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5