UIT DE PERS. oor Onze. EÜGD Mis X IfT r fm Mannen! HET TORENKRUIS. L? *-y( I Van een stroompje, dat een stroom werd 191 Uit de Moppentrommel Ü.M NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad Zaterdag 23 Mei 1925 Nationale Nijverheid. Geen modus vivendi tusschen Christendom en Liberalisme. KERK EN SCHOOL. De besprekingen van Mechelen. Nieuwe Missiecongregatie. Dn heiligverklaring van Petrus: Canisius. RECHTSZAKEN. Ingezonden mededeelingen a 60 cents per regel. „Geklauwd" geld. Ingezonden mededeelingen a 60 cents per regel. VISSCHERIJ. KUNST EN KENNIS. Ramen van Joep Nicolas verwijderd. -MS SlStl Het probleem van de twee spoortreinen Geen vriendschap meer. HET DROOMENVLINDERTJE. Ift „Het Nederlandsche Fabrikaat", extra- lummer behoorende bij het „Algemeen Han delsblad", uitgegeven ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de Vereeniging „Het Nederlandsch Fabrikaat", schrijft mi nister Aalberse een artikel onder het op schrift „Belangstelling voor de nationale nij verheid een algemeen belang Wij ontleenen er het volgende aan: Moet ik, tot mijn groot leedwezen toe geven, dat ik den uit de politieke en eco nomische internationale verhoudingen ge boren toestand van het oogenblik in het bijzonder voor onze industrie, ook al is hier en daar reeds eenige verbetering be merkbaar, allerminst bevredigend kan noemen, méér dan die erkenning leze men intusschen niet in mijn verzuchting. Hoe weinig ik geneigd ben mijne' ver wachtingen van de toekomst door pessi misme te laten beheerschen, blijke uit het feit, dat ik gaarne de conclusie overneem, waarmee de schrijver van het hoofdartikel in de Engelsche „Economist" van 18 April j.l. zijne beschouwingen over optimisme ten aanzien van de zich opdoende econo mische mogelijkheden voor de industrie besluit en welke conclusie luidt: „If hopes are dupes, fears may be liars; and havifag been so deplorably duped by hopes from 1921 to 1924, we may at least try no to be deceived into unnecessary pessimism by lying fears in 1925." Blijkbaar ziet de schrijver in onnoodig pessimisme eén grpoter gevaar voor de nijverheid dan in teleurgestelde verwach tingen. Ik doe zulks met hem en ben van mee ning, dat, zoo alle krachten in den lande, die zich de bevordering der nationale nij verheid tot taak stelden, zich vereenigen in het streven om in onderling overleg en door samenwerking het gemeenschappe lijk doel te dienen, het aangeduide gevaar hier niet behoeft'te worden geducht, of zou het zich onverhoopt voordoen, met vereende krachten zal worden geweerd. Gelukkig voor onze nijverheid beperkt de belangstelling voor haar kennen en kunnen zich niet tot een reeks van min of meer spontane uitingen, maar komt deze het werk van „N. F." is daar om ervan te getuigen met name tot haar recht in den staag voortgezetten, opbouwenden arbeid van tal van v^reenigingen, bonden en andere in den waren zin des woords onze nijverheidsbelangen dienende organi saties. Het is vooral die vorm van belangstel ling voor onze nijverheid, die het vraag stuk der nijverheidsbevördering tot een vraagstuk van algemeen belang maakt en die dan ook hoe kan het anders de volle aandacht der Regeering heeft. De aard en de kracht der activiteit, die van die vele organisaties uitgaan, getuigen van de wassende beteekenis, door onze industriëelen gehecht aan de georganiseer de bevordering van aller gemeenschappe lijke belangen. Dat de invloed van het werk der ver schillende organisaties zich niet beperkt tot de speciale kringen van belanghebben den, waaruit zij zijn ontstaan, behoeft nauwelijks gezegd. Veelvuldig en nauw is het contact,, door haar gezocht en tot stand gebracht met de landsregeering; veelvuldig is ook het overleg van regeeringswege met haar ge pleegd, waar het geldt maatregelen in het belang van onze industrie te treffen. Ligt het niet in mijne bedoeling die wis selwerking tusschen de nijverheidsorgani saties en de regeering hier nader te be spreken, haar nut ten volle erkennend, heb ik niet willen nalaten op haar bestaan te wijzen. Ik acht haar van zoo groot be lang voor de richtige bevordering onzer nijverheidsbelangen, dat ik haar, voor wat het contact van mijn eigen Departement met de industrie betreft, slechts zeer noo- de zou missen. Meer dan ooit te voren toch geven de tijdsomstandigheden en haar invloed op het economisch leven in al zijne geledin gen aanleiding tot eene zoo nauw moge lijke samenwerking tusschen de onder scheidene belangengroepen, ook onderling, eenerzijds en de regeering, voor zoover deze voor de belangen van dat economisch leven heeft te waken, anderzijds. Dit verklaart, waarom ik in het op schrift boven deze aanteekeningen de be langstelling voor de natiopale nijverheid als een algemeen belang heb aangeduid. Wil onze nijverheid de bezwaren, de vaak zeer ernstige moeilijkheden, waar voor zij zich telkens weer gesteld ziet, te* boven komen, dan moet dat algemeene belang door algemeene en steeds krach tige samenwerking worden gediend. Dan moet de wisselwerking tusschen organisa ties en regeering verzekerd zijn en zich bij voortduring ontwikkelen. Dan moet voor al ook, en in een zeer ruime mate, bij de Regeering belangstelling voor de vele, groote en kleine, zorgen der nijverheid aanwezig zijn. Ik mag over^die belangstelling hier niet in details treden. De hier gegeven losse gedachten, aan de belangen onzer nationale nijverheid gewijd, mogen doen zien, dat die belangen zeker niet ontgaan aan de aandacht van den Minister, wiens taak o.m. ook de zorg voor de belangen der nijverheid om vat. In den laatsten tijd worden pogingen on dernomen, om een modus vivendi tusschen Christendom en Liberalisme te vinden. Het „Huisgezin" zegt er o.m. van: t „Het is te begrijpen, dat het liberalisme met zijn vleugels van Nationale Unie, Va- derlandsch Verbond en Actualistengroep op den gang van zaken in ons land meer invloed wenscht uit te oefenen. Maar als dit geschiedde, dan zou het toch alleen zijn om in godsdienst-zedelijke zaken de neutraliteit, in sociaal-economi sche het conservatisme tot uitdrukking te doen komen. Om deze redenen moeten wij van een samengaan met het liberalisme niets heb ben. Geen halve eeuw lang hebben we tegen het liberalisme strijd gevoerd, zijn over macht en overmoed geknot, om het nu weer als bondgenoot binnen te halen en de politiek van den nieuwen tijd op zijn kom pas te regelen. De nieuwe tijd vraagt stellig een andere politiek dan die van het liberalisme, dat in alle landen aan ouderdomszwakte lijdt. De christelijke politiek heeft geen libe raal bloed noodig om op de been te kun nen blijven. Zij vindt integendeel in haar eigen be-, ginselen den weg aangewezen, dien ze heeft te betreden. Zij is, zooals ze den laatsten tijd door de regeering werd toegepast, van den eenen kant te hard, van den anderen te slap ge weest. Zij heeft het christelijke te zeer vermof- feld (we herinneren nogmaals aan net la ten liggen der lijkverbrandingskwestie), en het sociale slement te weinig tot zijn recht laten komen. Het nieuwe christelijke bewind, als het er komt, moet steviger en forscher zijn, ste viger en forscher ten aanzien van de christelijke, maar ook ten opzichte van .de sociaal-economische politiek. Maar in geen geval mag aanraking wor den gezocht met het liberalisme en zijn erkende of officieuze bijwagens. Een dergelijke aanraking is zoo bij voor baat uitgesloten, dat de mogelijkheid daar van in onze kringen, bij aiic kwesties die we hebben besproken, het zelfs niet tot een begin van gedachtenwisseling heeft ge bracht." De Anglicaansch-Katholieke „besprekin gen van Mechelen", die Maandag op het aartsbisdom van Mechelen waren begonnen, zijn Donderdag geëindigd. Een proces-verbaal werd opgemaakt, dat aan het Vaticaan en aan den Anglicaan- schen primaat van Engeland zal worden medegedeeld. Voorloopig zal geen openbare mededee- ling over het besprokene worden gedaan. Het is niet uitgesloten, dal Z. Em. Kar dinaal Mercier, die vergezeld van zijn particulieren secretaris kanunnik dr. Des- sain, gisteravond naar Rome vertrok, over deze kwestie een onderhoud zal hebben met den H. Vader. (Msb.) Naar het „Rijk van het H. Hart mee deelt, hebben de Eerw. Zusters van Huize „Charitas" te Roosendaal zich beschikbaar gesteld voor de ziekenverpleging in de missie der priesters van het H. Hart op Suriname. „'Al weder een Zusfer-Congrega- tie, die haar plaats inneemt in de breedc rijen der dapperen, die zich in het verre Indië aan het zielenheil gaan wijden. Herdenking té Nijmegen. Ofschoon de officieele herdenking met tfroot ceremonieel te Nijmegen eerst in September zal plaats hebben, kwam op Hemelvaartsdag de feestvreugde tot sym pathieke uiting. Op verzoek van het Nijmeegsche Lani- sius-comité hadden de burgers der keizer Karelstad uit vele huizen de vlaggen met pauselijken wimpel uitgestoken vooral de hoofdstraten vertoonden zoo den vele bezoekers van oud-Nijmegen een feestelij- ken aanblik. Een indrukwekkend oogenbhk was het toen Donderdagmiddag omstreeks 12 uur plots alle klokken van de kerken en ka pellen in stad en omgeving feestelijk gelui deden hooren als feesluiting van katho liek Nijmegen over de heiligverklaring van zijn grooten zoon Petrus Canisius. Op het zelfde uur trok de Canisius-harmonie van de St. Jozefsgezellenvereeniging met volle muziek door de stad omstuwd door dui- zenden. De muziek stelde zich telkens op voor de pastoriën en gestichten der E.E. P.P. Jesuieten in de stad en bracht een aubade aan de leden der geestelijke orde, rvan Petrus Canisius een der eerste eminente leden was. Een treffend oogenblik was het voor het Canisius-college aan den Berg en Dalschen- weg, waar bij aankomst der Canisius-har monie alle paters en studenten naar bui ten traden en zich voor het front van hel monumentale collegegebouw opstelden en daar onder begeleiding der harmonie Cani sius het „Aan U u Koning der eeuwen" zongen. 1\ de H. Ignatiuskerk werd een plechtige Hoogmis met Te Deum gecelebreerd voor al ook bijgewoond door leden van Canisius- en Aloysius-congregatie. In de St. Jozefs- kerk (Keizer Karelplein) werd om tien uur een plechtige H, Mis gecelebreerd gevolgd door Te Deum. In de Jesuietenkerk (Mo lenstraat) was het des avonds overdruk tij dens het Lof, waaronder, na een treffende predikatie van den zeereerw. pater D. v. d. Geest O. P. de reliquieën van den nieu wen heilige in plechtige processie door de kerk werden gedragen. Den geheelen dag waren de reliquieën van den heiligen Pe trus Canisius op het altaar uitgesteld. Tal- looze geloovigen bezochten de kerk. In verschillende boekhandels en kunst winkels waren aandachttrekkende Canisius etalages aangebracht. Bijzonder veel aan dacht had de uitstalling van tal van Canl- sius-herinneringen: authentieke stukken, schilderijen en boeken over Canisius. Deze etalage was geplaatst bit de firma Poll man in de Broerstraat, het geboortehuis van den heiligen Petrus Canisius. De in den gevel aangebrachte gedenk steen was gesierd met lauwertakken met linten in Nijmeegsche kleuren. Het Canisius ziekenhuis in de Houtstraat was geïllumineerd; de patiënten deelden tevens in de feestvreugde, welke in de stad heerschte. Het meisje M. A. W., uit Kerkrade, sfond heden terecht te Maastricht voor het feit, dat zij op verschillende tijdstippen in No vember 1924 geld had weggenomen in totaal een bedrag van J 22,50 bij J. J. F., aldaar. F. had herhaaldelijk geld uit de lade ver mist, en had haar op 15 April betrapt. De Pres.: „Dan heb je zeker nog wel meer gestolen" „Ich haan mer achenvoefzig guldie )e- klauwd, efvel kein zweihonderd wie ze hubbe jezaach. Die jong is schoud devoan. Dee wolt met mich vrije, ond iers haw er git jevraog was ich neet kos touwsjtoon, ond doe haw er mich jezog, este wils 'neirathe, mooste mer veur get jeld zurge, dan gank doe mer get klauwe, dee heit mich alles opjesteuk." Pres.: „Jé mer es die jong ziet data geer moot stele, dan moog geer dat nog niet doon!" „Jao, maor ich moos ming modder get geve, die al elf jaor kraank is. Wegens, diefstal-werd drie maanden ge vangenisstraf geëischt, Uitspraak 2 Juni. Daarna moest zich verantwoorden B. M., te Heerlen, de jongen, die het meisje had overgehaald om te stelen en geld en ge schenken had aangenomen van geld, dat van diefstal afkomstig was. Zij had twee trouw ringen gekocht, een zijden das en andere dingen. De Pres.: „Dat is een mooie zaak, twee trouwringen gaan koopen van „geklauwd geld. En, vraagt de president, vrijen jelui nu nog en ga je met hem trouwen?" Met een triomfantelijk gezicht antwoordde het meisje: „Jummich nein, de modder hat bent idf 6e mer V£jB*PVGBAAa BU nPU/0£"'E.t3j> in pannes* var».r*'i reu eerste kwaliteit. De kuilers en kwakken brachten 25—60 pond elk per dag aan. Wegens de warmte was de handel minder vlug- Men besteedde 35—45 ct. per pond. De Lijna; 1 visschers brachten 100—150 pond eerste kwaliteit Lijnaal aan, prijs tot 70 ct. per pond. De botaanvoer aan den Vischafslag bedroeg per dag eenige honderden ponden prijs 2530 ct. per pond. De ansjovisaanvoer viel in de afgeloopen week aan de Westwal wegens windstilte tegen. Een dag brachten de Volendammer spannen elk 100300 kg. kuilansjovis aan, prijs 6065 ct. per kg. Veel ansjovis wordt er ook betrokken van Enk huizen en Nieuwediep. Men besteedde voor deze nettenansjovis even hooge prijzen. De bedrijvigheid in enkele groote zouterijen is belangrijk, doch ook een paar klein-bedrijven houden zich met deze, veel kapitaal eischende industrie bezig. URK, 20 Mei. Aan den gemeentelijken af* slag te Urk is gedurende de thans geëindigde haringvisscherij in de Zuiderzee aangevoerd 106.650tal 21.330.000 stuks haring, zijnde de vangst uit de duizenden reepnetten door Urkers, Bunschoters, Huizefs, Vollenhovers e.a. tot op verren afstand om het eiland uitge- ,-. zet. De haringvisscherij werd ongewoon vroeg jezaag, wat deistc met ene jong dee dich aangevangen. Gewoonlijk begoint deze om bert klauwe, pak dich mer enen andere dao j stree)jS j15 Maart ditmaal werd al met zint jonges jenog, zoe eine kaan stoe dich nog altied pakke!" Wegens heling eischte het O. M. tegen den jongen 2 maanden gevangenisstraf. De uitspraak werd bepaald op 2 Juni. Indien bij het scheren uw huid pijn doet of stuk gaat, kunt gij dit voorkomen door uw huid vóór het inzeepen eerst in te wrij ven met een weinig Purol. succes gereept vóór half Januari. En ofschoon de vangst in Maart met nog hooge haring- prijzen meest matig bleefm terwijl April ruimen aanvoer, doch lage prijzen gaf zijn de eindbesommingen niet onbevredigend geweestm voor de meer gelukkige visschers zelfs ruim loonend. In 1924 werd meer haring aangevoerd, q 138.000 stuks, in 1923 veel minder, 75.00C ta.l ENKHUIZEN, 21 Mei. Heden goede ansja vischvangst en aanmerkelijk lager prijzen. Door 60 vaaertuigen werd aangevoerd 80 tot 750 kg. nettenansjovis per vaartuig. To taal 18.000 kg. Prijs 44Li a 52ct. per kg. Eerste markt van kuilvisch, 140 kg. 36 ct. MEDEMBLLIK, 20 Mei. De ansjovis vangst beliep hier heden door 90 b vaartuigen ruim 11.000 kg hoogste 240, laagste 25 kg., prijs f 0.670.67 per kg. MONNIKENDAM. De Zuiderzeevis- scherij was in de afgeloopen week slap. Ha ring is er niet meer gelost. Het aalrookensei- zoen is nu volop in gang. Aan den Vischaf slag alhier werd enkele dagen al meer dan 1000 pond aal en paling gelost. Deze visch is meest binnengoed, en komt uit waterrijke streken als Landsmeer, Ijst enz. en van de Friesche meren. De prijs is nogal uiteenloo pend en varieert van 30 tot 65 ct. per pond. In hoofdzaak is de gerookte aal en paling voor de venters, die in Amsterdam, Haarlem enz- de waar aan den man brengen. Veel aal wordt er ook betrokken van Volendam, en op deze plaats vaart een speciale dienst. Vooral de Zuiderzeeaal is een gezochte visch en van Vier glas-in-lood-ramen van Joep Nicolas, voorstellende de vier evangelisten, onlang: geplaatst in de (nieuwe) St. Lambertuskerk te Maastricht, zullen daaruit weer worden verwijderd, daar ze niet zouden passen bij de architectuur en andere ramen der kerk. Enkele Maastrichtsche kunstliefhebbers heb ben bedoelde glas-in-lood-ramen voor eigen rekening aangekocht. Hoog in de luchten Beurt zich 't kruis, Wijzend en wenkend Naar 't Vaderhuis. Hoog op den toren Staat fier 't kruis, Pal er. onwrikbaar, Trots stormgedruisch. Rolt ook de donder Ratelend langs 't zwerk, Flikkert de bliksem Langs huis en kerk, Fier blijft 't wijzen, Naar 's hemels boog, 't Kruis op den toren Wijst steeds omhoog! Daar woont de Meester, Die door Zijn kruis Ons wilde voeren Naar 't hemelhuis. Het kruis zij Uw hope, Het kruis zij uw kracht, 't Voere U ten hemel Door aardschen nacht. door JOH. VAN DEN HOEK (Vervolg.) 's Avonds zaten allen bij moeder Imala, die een vuurtje brandde en de rijst voo: hen kookte. Haar donkere oogen flikkerden van genoegen, al noemden de mannen haar ook „oude heks." Zij wist wel dat zij van haar begonnen te houden en dan had zij immers Latongra terug O, Imala en het stroompje, zij beiden waren opeens uit de eenzaamheid gerukt. Zij droomden niet meer, zij spraken niet meer met de zon, maar ze keken andere men- schen regelrecht in de oogen en hielpen hen, en zelfs in de bamboestruik ritselde het vroolijk, daar werd zooveel verteld neen, maar, die praatte altijd maar door. Er was ook zooveel gebeurd den laatsten tijd inhet stille bergland Het stroompje was een rivier geworden en Imala had Latongra gekregen !en er was een vroolijke beweging van mensch en dier rondom Alleen de kraaien krasten onheilspellend „Maak voortmaak voort 1 het water rijst.... 1" En zij, die van het land waren, verstonden dien^oep. De tengere Oosterlingen met hun donkere huid beviel die regen niet zoo goed tls de anderen Velen werden ziek. De vochti ge grond, de omgewoelde aarde en de altijd gutsende wolken brachten koorts onder hen. Eerst kwam Imala's huisje vol zieken, toen werden ze in barakken gelegd bij de Jteenovens, maar er kwamen er te veel. Er moesten draagbaren gemaakt worden van bamboehout om de ernstigste zieken te vervoeren naar een grootere plaats waar geneeskundigen waren. Imala bereidde haar kruiden. Imala deed wat zij kon. Sommigen werden beter, anderen kwijnden weg en velen werden door de brandende koorts verteerd en stierven. Ook Latongra werd ziek. Imala ver pleegde hem zelf in haar huisje boven op 't zoldertje had ze een bed voor hem ge spreid, vlak bij 't kleine raam van waar men in de verte het groote meer van Tempe zag glinsteren. Latongra was krachtig, hij kon wel beter worden en Imala gaf hem haar kruiden en zij bracht offers en zij bad Toewan Allah haar kind, 't kind van haar kleinkind, te laten behouden. Zoo gingen er vele dagen heen. Toen kwam de storm.... Hevig, grootsch, met vliegende vanen kwam hij aan. Over de bergen heen, over het lage landDat andere was maar kinder spel geweest o, dat begreep het dartel ge worden stroompje, aangegroeid tot rivier nu, aangeblazen door den wind tot een wilde kleine golvenzee. Ja, ja het moest meedoen, het zou mee doen, als de storm dat zoo wilde 1 De storm was gebieder.het deed alles wat de storm wilde.het vlood voort in wilde jacht, het snikte, het huilde, het brulde mee.... De bamboestruik herkende het stille watertje m m i - - - vr "t 1 A r-~rrjTX- fc~- ty schen- Haar geit en kippen had zij binnenge haald. De geit lag op 't stroo in een hoek, de kippen krabden eerst op den grond maar sliepen nu op Imala's rustbank, dicht tegen elkaar gedrukt. De steenbakker en al de anderen waren de bergen in gegaan. Zij ontvluchtten het woedende water, maar Imala was gebleven, want Latongra moest zij immers oppassen en nu hij stervende was moest zij eerst recht bij hem blijven. Hoe zou hij anders bij Toe- wan Allah komen, als ze niet bad, vurig bad naast hem En de nacht kwam. Dc nacht waarin de stórm zooveel heviger spreekt, en wat zou de nacht brengen „De rivier is als Isoeka zeide Imala tusschen haar gebeden prevelen in, „zij" zal groot en verschrikkelijk zijn, een monster dat ons verslindt." Nog was de dag niet aangebroken toen Imala's gebeden ophielden het was niet meer noodig, Latongra was dood en stil zat de oude daar en keek in het vuur. 't Was alsof ze haar leven daarin zag, of alles en allen haar voorbij gingen die zij had lief gehad. Toen kwam brullend de storm weer aan gevlogen. Reus, Koning, Moordenaar was hij en het huisje schudde. Imala stond recht op. Ze streek de witte haren uit haar donkere gezicht, haar oude oogen hadden nog den flonkerglans van vroeger. Ze zeide „Zooals Toewan Allah het wil, zoo is het goed Vuil en troebel golfde het rivierwater aan, een krankzinnige, ongebreidelde, brullende stroom, die als een zee land en menschen en huisjes verslond. Hoe jongejuffrouw Lili een grooten dienst aan haar hondje Azor bewijst. niet meer. Onrustig ritselde het in haar loof, meedoogenloos werden haar zwaar beladen takken heen en weer gezwiept en de men schen beefden, zelfs de stoere werkers aan de brug. Geen vrouwtjes kwamen meer in vroolijk gepraat den berg af om haar krui ken te vullen, geen kindertjes kwamen meer dansen in het water. Dat water was als een woest beest nu, dat iedereen en alles meesleepte wat het grijpen kon, want de storm heerschte, de storm alleen sprak en alles gehoorzaamde. Dagen lang wachtte Imala in haar huisje naast de legerstede van Latongra die koorts- gloeiend nederlag, de storm brulde om haar huis, maar zij hoorde het niet. Nu was het daglicht gezonken de nacht kwam Imala's groote oogen in het oude gezichtje keken in de vlam onder den pot met rijst, keken hoe die zwaaiend heen en weer groeide en dan weer bijna uitstierf door den wind, die haar huisje deed trillen en schud den op de oude, wrakke palen. Latongra lag stil neer, zoo stil als een doode, alleen Imala's lippen prevelden een gebed, het gebed voor de stervenden waarmede zij in den hemel worden toegelaten, want zij zag het, Latongrawas verloren. Alle kruiden hadden niet geholpen. De menschen buiten hadden gisteren al den arbeid gestaakt, er kon niet meer aan de brug gewerkt worden, want iedereen die den peiler naderde zou door den stroom worden meegesleept, en Imala wist het, de peiler stond op inzakken. 't Water was sterker geweest dan men- Met schitterenden stralenbundel brak de zon door de wolken. Als goud stond ze daal aan de lucht, als een koningin en beneden haar was het land één blanke spiegel van overstroomde akkers en wegen. Alleen de bergen rezen uit het water op en ze zagen neer op drijvende boomstammen, op doode koeien en geiten, op stukken van huizen en helaas ook op doode menschen, die niet meer hadden kunnen vluchten. Dat alles gleed geluidloos voorbij op de loome golven. Alles was verwoest. Aan den voet van den berg, hoog boven 't water, stond Ali de steenbakker en hij keek uit. „Waar zou Imala zijn dacht hij. Hij had haar willen dwingen mede te gaan voor de overstrooming kwam, maar zij had geweigerd en nu vroeg hij „waar zou Imala zijn." Haar geit en kippen waren voorbij gedre ven. Het bamboebosch stak zijn wuivende kruinen boven het water uit. Het was jammer, dat de steenbakker niet zoo knap was als het oude vrouwtje en de taal der planten en vogels kon verstaan, an ders zou hij antwoord hebben gekregen op zijn vraag. De boomen en de zon vroegen „Hoe is alles zoo gekomen „Ik ben verbaasd over u," suisden da bamboeblaadjes, nog bevend van den vreese- lijken nachten het water antwoordde „Ik ben verbaasd over mij zelfdat ik de Zon vergeten benO ik ben zoo moede zoo moedeWel had zij gelijk, Imala „Imala is bij Toewan Allah," zeide de Zon. Dit is het sprookje van Imala en Isoeka en van het stroompje dat een stroom werd. Twee spoortreinen, Y en Z genaamd, rij den elkaar op een spoorlijn tegemoet. Óp 't punt waar de twee treinen elkaar ontmoeten, is een zijspoor. Nu weet jullie allemaal wel hoe het gaat wanneer twee treinen elkaar bij een kruispunt ontmoeten. Ik zal 't even voor je teekenen, om, als 't soms noodig is, je ge heugen op te frisschen. gemakkelijk niet, want nu doet zich het bij zondere geval voor, dat deze twee treinen allebei langer zijn dan de zijlijn, zoodat ze geen van beiden in hun geheel op een van de twee gedeelten A en B bij het kruispunt kunnen blijven staan, terwijl de andere trein voorbij zou kunnen gaan. Hoe moeten de treinen Y en Z elkaar nu voorbijkomen De lijn C-D stelt de spoorlijn voor. Bij A-B is het kruispunt, bij E en F bevinden zich wissels. Komen twee triiien elkaar nu bij een wissel tegen, dan rijdt de eerste trein op de zijlijn, b.v. op het gedeelte A, en blijft daar staan de tweede trein kan dan langs lijn B voorbijgaan, en allebei kunnen ze hun weg vervolgen. Maar bij de treinen Y en Z gaat het zoo SfDe treinen kunnen natuurlijk wel achter uit stoomen, maar de volgende wissel is veel te ver weg, zoodat het kruispunt A-B ge bruikt moet worden. Ook kan een deel van de wagens wel afgehaakt worden. Wie kan nu bedenken, hoe de machinis te! veilig hun treinen voorbij een wissel brengen Moeder: „Jan, ik wil niet, dat je zulke leelijke woorden gebruikt!" Jan (H. B. S.-leerling): „Die zijn vak Shakespeare". Moeder: „Dan wil ik niet, dat langer met dien jongen omgaat!" je nog 19. Daar zaten ze nu in .de gevangenis. „Had jij nu maar eerlijk gedeeld dan was er niets ge beurd," zei Dick. „Was jij maar tevreden ge weest," zei Tom. Zoo kibbelden ze nog gerui- men tijd voort. Opeens hoorden ze zware voet stappen en het gerinkel van sleutels. De zware deur knarste open en daar verscheen de politie. «Volg me," sprak de agent streng. Ze werden voor den rechter gebracht Och, och, wat hadden w nu een spijt. 20. „Kom hier voor me staan," zei de rechter. Wat keken ze vreemd op. Op de tafel stond een weegschaal, en daarop la gen hun stukken spek „Beklaagde Dickie," sprak de rechter, „ken je dit stuk spek „Dat is mijn spek," zei Dickie met een beverige stem. „Jouw spek? Maar hoe kom je er aan?" „Dat., dat., héb., ik., in de kast gevonden." „Gesto len toch zeker, hè Zoo ging het ook be klaagde Tommy. „Stelen, en dan nog ruzie maken om den buit, dat is me wat moois 1" vond de rechter. rv.VRSK&.S 21. We zullen eens zien of we de zaak in het reine kunnen brengen. Het is waar, het eene stuk is grooter dan het andere. Hij beet van het grootste een stuk af. „Nu is het andere weer grooter, en hij beet van het andere een stuk af. En hij bleef eten en wegen tot er nog maar een paar kleine snippertjes over waren, en die kreeg de politie, die hen gearresteerd had. Gearmd en met het vaste voornemen om nooit meer te stelen en te vechten Verlieten ze de rechtszaal, nog blij, dat ze er zoo van af waren gekomen. (Wordt vervolgd,)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5