UIT DE PERS.
oor Onze.
EÜGD
Mis
X
IfT
r
fm
Mannen!
HET TORENKRUIS.
L? *-y(
I
Van een stroompje, dat een stroom werd
191
Uit de Moppentrommel
Ü.M
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad Zaterdag 23 Mei 1925
Nationale Nijverheid.
Geen modus vivendi tusschen
Christendom en Liberalisme.
KERK EN SCHOOL.
De besprekingen van Mechelen.
Nieuwe Missiecongregatie.
Dn heiligverklaring van
Petrus: Canisius.
RECHTSZAKEN.
Ingezonden mededeelingen
a 60 cents per regel.
„Geklauwd" geld.
Ingezonden mededeelingen
a 60 cents per regel.
VISSCHERIJ.
KUNST EN KENNIS.
Ramen van Joep Nicolas
verwijderd.
-MS
SlStl
Het probleem van de twee spoortreinen
Geen vriendschap meer.
HET DROOMENVLINDERTJE.
Ift „Het Nederlandsche Fabrikaat", extra-
lummer behoorende bij het „Algemeen Han
delsblad", uitgegeven ter gelegenheid van
het tienjarig bestaan van de Vereeniging
„Het Nederlandsch Fabrikaat", schrijft mi
nister Aalberse een artikel onder het op
schrift „Belangstelling voor de nationale nij
verheid een algemeen belang
Wij ontleenen er het volgende aan:
Moet ik, tot mijn groot leedwezen toe
geven, dat ik den uit de politieke en eco
nomische internationale verhoudingen ge
boren toestand van het oogenblik in het
bijzonder voor onze industrie, ook al is
hier en daar reeds eenige verbetering be
merkbaar, allerminst bevredigend kan
noemen, méér dan die erkenning leze men
intusschen niet in mijn verzuchting.
Hoe weinig ik geneigd ben mijne' ver
wachtingen van de toekomst door pessi
misme te laten beheerschen, blijke uit het
feit, dat ik gaarne de conclusie overneem,
waarmee de schrijver van het hoofdartikel
in de Engelsche „Economist" van 18 April
j.l. zijne beschouwingen over optimisme
ten aanzien van de zich opdoende econo
mische mogelijkheden voor de industrie
besluit en welke conclusie luidt:
„If hopes are dupes, fears may be liars;
and havifag been so deplorably duped by
hopes from 1921 to 1924, we may at least
try no to be deceived into unnecessary
pessimism by lying fears in 1925."
Blijkbaar ziet de schrijver in onnoodig
pessimisme eén grpoter gevaar voor de
nijverheid dan in teleurgestelde verwach
tingen.
Ik doe zulks met hem en ben van mee
ning, dat, zoo alle krachten in den lande,
die zich de bevordering der nationale nij
verheid tot taak stelden, zich vereenigen
in het streven om in onderling overleg en
door samenwerking het gemeenschappe
lijk doel te dienen, het aangeduide gevaar
hier niet behoeft'te worden geducht, of
zou het zich onverhoopt voordoen, met
vereende krachten zal worden geweerd.
Gelukkig voor onze nijverheid beperkt
de belangstelling voor haar kennen en
kunnen zich niet tot een reeks van min
of meer spontane uitingen, maar komt deze
het werk van „N. F." is daar om ervan
te getuigen met name tot haar recht in
den staag voortgezetten, opbouwenden
arbeid van tal van v^reenigingen, bonden
en andere in den waren zin des woords
onze nijverheidsbelangen dienende organi
saties.
Het is vooral die vorm van belangstel
ling voor onze nijverheid, die het vraag
stuk der nijverheidsbevördering tot een
vraagstuk van algemeen belang maakt en
die dan ook hoe kan het anders de
volle aandacht der Regeering heeft.
De aard en de kracht der activiteit, die
van die vele organisaties uitgaan, getuigen
van de wassende beteekenis, door onze
industriëelen gehecht aan de georganiseer
de bevordering van aller gemeenschappe
lijke belangen.
Dat de invloed van het werk der ver
schillende organisaties zich niet beperkt
tot de speciale kringen van belanghebben
den, waaruit zij zijn ontstaan, behoeft
nauwelijks gezegd.
Veelvuldig en nauw is het contact,, door
haar gezocht en tot stand gebracht met
de landsregeering; veelvuldig is ook het
overleg van regeeringswege met haar ge
pleegd, waar het geldt maatregelen in het
belang van onze industrie te treffen.
Ligt het niet in mijne bedoeling die wis
selwerking tusschen de nijverheidsorgani
saties en de regeering hier nader te be
spreken, haar nut ten volle erkennend,
heb ik niet willen nalaten op haar bestaan
te wijzen. Ik acht haar van zoo groot be
lang voor de richtige bevordering onzer
nijverheidsbelangen, dat ik haar, voor wat
het contact van mijn eigen Departement
met de industrie betreft, slechts zeer noo-
de zou missen.
Meer dan ooit te voren toch geven de
tijdsomstandigheden en haar invloed op
het economisch leven in al zijne geledin
gen aanleiding tot eene zoo nauw moge
lijke samenwerking tusschen de onder
scheidene belangengroepen, ook onderling,
eenerzijds en de regeering, voor zoover
deze voor de belangen van dat economisch
leven heeft te waken, anderzijds.
Dit verklaart, waarom ik in het op
schrift boven deze aanteekeningen de be
langstelling voor de natiopale nijverheid
als een algemeen belang heb aangeduid.
Wil onze nijverheid de bezwaren, de
vaak zeer ernstige moeilijkheden, waar
voor zij zich telkens weer gesteld ziet, te*
boven komen, dan moet dat algemeene
belang door algemeene en steeds krach
tige samenwerking worden gediend. Dan
moet de wisselwerking tusschen organisa
ties en regeering verzekerd zijn en zich bij
voortduring ontwikkelen. Dan moet voor
al ook, en in een zeer ruime mate, bij de
Regeering belangstelling voor de vele,
groote en kleine, zorgen der nijverheid
aanwezig zijn.
Ik mag over^die belangstelling hier niet
in details treden.
De hier gegeven losse gedachten, aan
de belangen onzer nationale nijverheid
gewijd, mogen doen zien, dat die belangen
zeker niet ontgaan aan de aandacht van
den Minister, wiens taak o.m. ook de
zorg voor de belangen der nijverheid om
vat.
In den laatsten tijd worden pogingen on
dernomen, om een modus vivendi tusschen
Christendom en Liberalisme te vinden.
Het „Huisgezin" zegt er o.m. van:
t
„Het is te begrijpen, dat het liberalisme
met zijn vleugels van Nationale Unie, Va-
derlandsch Verbond en Actualistengroep
op den gang van zaken in ons land meer
invloed wenscht uit te oefenen.
Maar als dit geschiedde, dan zou het
toch alleen zijn om in godsdienst-zedelijke
zaken de neutraliteit, in sociaal-economi
sche het conservatisme tot uitdrukking te
doen komen.
Om deze redenen moeten wij van een
samengaan met het liberalisme niets heb
ben.
Geen halve eeuw lang hebben we tegen
het liberalisme strijd gevoerd, zijn over
macht en overmoed geknot, om het nu
weer als bondgenoot binnen te halen en de
politiek van den nieuwen tijd op zijn kom
pas te regelen.
De nieuwe tijd vraagt stellig een andere
politiek dan die van het liberalisme, dat
in alle landen aan ouderdomszwakte lijdt.
De christelijke politiek heeft geen libe
raal bloed noodig om op de been te kun
nen blijven.
Zij vindt integendeel in haar eigen be-,
ginselen den weg aangewezen, dien ze
heeft te betreden.
Zij is, zooals ze den laatsten tijd door de
regeering werd toegepast, van den eenen
kant te hard, van den anderen te slap ge
weest.
Zij heeft het christelijke te zeer vermof-
feld (we herinneren nogmaals aan net la
ten liggen der lijkverbrandingskwestie), en
het sociale slement te weinig tot zijn recht
laten komen.
Het nieuwe christelijke bewind, als het
er komt, moet steviger en forscher zijn, ste
viger en forscher ten aanzien van de
christelijke, maar ook ten opzichte van .de
sociaal-economische politiek.
Maar in geen geval mag aanraking wor
den gezocht met het liberalisme en zijn
erkende of officieuze bijwagens.
Een dergelijke aanraking is zoo bij voor
baat uitgesloten, dat de mogelijkheid daar
van in onze kringen, bij aiic kwesties die
we hebben besproken, het zelfs niet tot een
begin van gedachtenwisseling heeft ge
bracht."
De Anglicaansch-Katholieke „besprekin
gen van Mechelen", die Maandag op het
aartsbisdom van Mechelen waren begonnen,
zijn Donderdag geëindigd.
Een proces-verbaal werd opgemaakt, dat
aan het Vaticaan en aan den Anglicaan-
schen primaat van Engeland zal worden
medegedeeld.
Voorloopig zal geen openbare mededee-
ling over het besprokene worden gedaan.
Het is niet uitgesloten, dal Z. Em. Kar
dinaal Mercier, die vergezeld van zijn
particulieren secretaris kanunnik dr. Des-
sain, gisteravond naar Rome vertrok, over
deze kwestie een onderhoud zal hebben
met den H. Vader. (Msb.)
Naar het „Rijk van het H. Hart mee
deelt, hebben de Eerw. Zusters van Huize
„Charitas" te Roosendaal zich beschikbaar
gesteld voor de ziekenverpleging in de
missie der priesters van het H. Hart op
Suriname. „'Al weder een Zusfer-Congrega-
tie, die haar plaats inneemt in de breedc
rijen der dapperen, die zich in het verre
Indië aan het zielenheil gaan wijden.
Herdenking té Nijmegen.
Ofschoon de officieele herdenking met
tfroot ceremonieel te Nijmegen eerst in
September zal plaats hebben, kwam op
Hemelvaartsdag de feestvreugde tot sym
pathieke uiting.
Op verzoek van het Nijmeegsche Lani-
sius-comité hadden de burgers der keizer
Karelstad uit vele huizen de vlaggen met
pauselijken wimpel uitgestoken vooral
de hoofdstraten vertoonden zoo den vele
bezoekers van oud-Nijmegen een feestelij-
ken aanblik.
Een indrukwekkend oogenbhk was het
toen Donderdagmiddag omstreeks 12 uur
plots alle klokken van de kerken en ka
pellen in stad en omgeving feestelijk gelui
deden hooren als feesluiting van katho
liek Nijmegen over de heiligverklaring van
zijn grooten zoon Petrus Canisius. Op het
zelfde uur trok de Canisius-harmonie van
de St. Jozefsgezellenvereeniging met volle
muziek door de stad omstuwd door dui-
zenden. De muziek stelde zich telkens op
voor de pastoriën en gestichten der E.E.
P.P. Jesuieten in de stad en bracht een
aubade aan de leden der geestelijke orde,
rvan Petrus Canisius een der eerste
eminente leden was.
Een treffend oogenblik was het voor het
Canisius-college aan den Berg en Dalschen-
weg, waar bij aankomst der Canisius-har
monie alle paters en studenten naar bui
ten traden en zich voor het front van hel
monumentale collegegebouw opstelden en
daar onder begeleiding der harmonie Cani
sius het „Aan U u Koning der eeuwen"
zongen.
1\ de H. Ignatiuskerk werd een plechtige
Hoogmis met Te Deum gecelebreerd voor
al ook bijgewoond door leden van Canisius-
en Aloysius-congregatie. In de St. Jozefs-
kerk (Keizer Karelplein) werd om tien uur
een plechtige H, Mis gecelebreerd gevolgd
door Te Deum. In de Jesuietenkerk (Mo
lenstraat) was het des avonds overdruk tij
dens het Lof, waaronder, na een treffende
predikatie van den zeereerw. pater D. v.
d. Geest O. P. de reliquieën van den nieu
wen heilige in plechtige processie door de
kerk werden gedragen. Den geheelen dag
waren de reliquieën van den heiligen Pe
trus Canisius op het altaar uitgesteld. Tal-
looze geloovigen bezochten de kerk.
In verschillende boekhandels en kunst
winkels waren aandachttrekkende Canisius
etalages aangebracht. Bijzonder veel aan
dacht had de uitstalling van tal van Canl-
sius-herinneringen: authentieke stukken,
schilderijen en boeken over Canisius. Deze
etalage was geplaatst bit de firma Poll
man in de Broerstraat, het geboortehuis
van den heiligen Petrus Canisius.
De in den gevel aangebrachte gedenk
steen was gesierd met lauwertakken met
linten in Nijmeegsche kleuren.
Het Canisius ziekenhuis in de Houtstraat
was geïllumineerd; de patiënten deelden
tevens in de feestvreugde, welke in de stad
heerschte.
Het meisje M. A. W., uit Kerkrade, sfond
heden terecht te Maastricht voor het feit,
dat zij op verschillende tijdstippen in No
vember 1924 geld had weggenomen in totaal
een bedrag van J 22,50 bij J. J. F., aldaar.
F. had herhaaldelijk geld uit de lade ver
mist, en had haar op 15 April betrapt.
De Pres.: „Dan heb je zeker nog wel meer
gestolen"
„Ich haan mer achenvoefzig guldie )e-
klauwd, efvel kein zweihonderd wie ze
hubbe jezaach. Die jong is schoud devoan.
Dee wolt met mich vrije, ond iers haw er
git jevraog was ich neet kos touwsjtoon, ond
doe haw er mich jezog, este wils 'neirathe,
mooste mer veur get jeld zurge, dan gank
doe mer get klauwe, dee heit mich alles
opjesteuk."
Pres.: „Jé mer es die jong ziet data geer
moot stele, dan moog geer dat nog niet
doon!"
„Jao, maor ich moos ming modder get
geve, die al elf jaor kraank is.
Wegens, diefstal-werd drie maanden ge
vangenisstraf geëischt, Uitspraak 2 Juni.
Daarna moest zich verantwoorden B. M.,
te Heerlen, de jongen, die het meisje had
overgehaald om te stelen en geld en ge
schenken had aangenomen van geld, dat van
diefstal afkomstig was. Zij had twee trouw
ringen gekocht, een zijden das en andere
dingen.
De Pres.: „Dat is een mooie zaak, twee
trouwringen gaan koopen van „geklauwd
geld. En, vraagt de president, vrijen jelui nu
nog en ga je met hem trouwen?"
Met een triomfantelijk gezicht antwoordde
het meisje: „Jummich nein, de modder hat
bent idf 6e mer
V£jB*PVGBAAa BU nPU/0£"'E.t3j>
in pannes* var».r*'i reu
eerste kwaliteit. De kuilers en kwakken
brachten 25—60 pond elk per dag aan. Wegens
de warmte was de handel minder vlug- Men
besteedde 35—45 ct. per pond. De Lijna; 1
visschers brachten 100—150 pond eerste
kwaliteit Lijnaal aan, prijs tot 70 ct. per
pond. De botaanvoer aan den Vischafslag
bedroeg per dag eenige honderden ponden
prijs 2530 ct. per pond. De ansjovisaanvoer
viel in de afgeloopen week aan de Westwal
wegens windstilte tegen. Een dag brachten de
Volendammer spannen elk 100300 kg.
kuilansjovis aan, prijs 6065 ct. per kg. Veel
ansjovis wordt er ook betrokken van Enk
huizen en Nieuwediep. Men besteedde voor
deze nettenansjovis even hooge prijzen. De
bedrijvigheid in enkele groote zouterijen is
belangrijk, doch ook een paar klein-bedrijven
houden zich met deze, veel kapitaal eischende
industrie bezig.
URK, 20 Mei. Aan den gemeentelijken af*
slag te Urk is gedurende de thans geëindigde
haringvisscherij in de Zuiderzee aangevoerd
106.650tal 21.330.000 stuks haring, zijnde
de vangst uit de duizenden reepnetten door
Urkers, Bunschoters, Huizefs, Vollenhovers
e.a. tot op verren afstand om het eiland uitge-
,-. zet. De haringvisscherij werd ongewoon vroeg
jezaag, wat deistc met ene jong dee dich aangevangen. Gewoonlijk begoint deze om
bert klauwe, pak dich mer enen andere dao j stree)jS j15 Maart ditmaal werd al met
zint jonges jenog, zoe eine kaan stoe dich
nog altied pakke!"
Wegens heling eischte het O. M. tegen den
jongen 2 maanden gevangenisstraf.
De uitspraak werd bepaald op 2 Juni.
Indien bij het scheren uw huid pijn doet
of stuk gaat, kunt gij dit voorkomen door
uw huid vóór het inzeepen eerst in te wrij
ven met een weinig Purol.
succes gereept vóór half Januari. En ofschoon
de vangst in Maart met nog hooge haring-
prijzen meest matig bleefm terwijl April
ruimen aanvoer, doch lage prijzen gaf zijn
de eindbesommingen niet onbevredigend
geweestm voor de meer gelukkige visschers
zelfs ruim loonend.
In 1924 werd meer haring aangevoerd,
q 138.000 stuks, in 1923 veel minder, 75.00C
ta.l
ENKHUIZEN, 21 Mei. Heden goede ansja
vischvangst en aanmerkelijk lager prijzen.
Door 60 vaaertuigen werd aangevoerd 80
tot 750 kg. nettenansjovis per vaartuig. To
taal 18.000 kg. Prijs 44Li a 52ct. per kg.
Eerste markt van kuilvisch, 140 kg. 36 ct.
MEDEMBLLIK, 20 Mei. De ansjovis
vangst beliep hier heden door 90 b vaartuigen
ruim 11.000 kg hoogste 240, laagste 25 kg.,
prijs f 0.670.67 per kg.
MONNIKENDAM. De Zuiderzeevis-
scherij was in de afgeloopen week slap. Ha
ring is er niet meer gelost. Het aalrookensei-
zoen is nu volop in gang. Aan den Vischaf
slag alhier werd enkele dagen al meer dan
1000 pond aal en paling gelost. Deze visch
is meest binnengoed, en komt uit waterrijke
streken als Landsmeer, Ijst enz. en van de
Friesche meren. De prijs is nogal uiteenloo
pend en varieert van 30 tot 65 ct. per pond.
In hoofdzaak is de gerookte aal en paling voor
de venters, die in Amsterdam, Haarlem enz-
de waar aan den man brengen. Veel aal wordt
er ook betrokken van Volendam, en op deze
plaats vaart een speciale dienst. Vooral de
Zuiderzeeaal is een gezochte visch en van
Vier glas-in-lood-ramen van Joep Nicolas,
voorstellende de vier evangelisten, onlang:
geplaatst in de (nieuwe) St. Lambertuskerk
te Maastricht, zullen daaruit weer worden
verwijderd, daar ze niet zouden passen bij
de architectuur en andere ramen der kerk.
Enkele Maastrichtsche kunstliefhebbers heb
ben bedoelde glas-in-lood-ramen voor
eigen rekening aangekocht.
Hoog in de luchten
Beurt zich 't kruis,
Wijzend en wenkend
Naar 't Vaderhuis.
Hoog op den toren
Staat fier 't kruis,
Pal er. onwrikbaar,
Trots stormgedruisch.
Rolt ook de donder
Ratelend langs 't zwerk,
Flikkert de bliksem
Langs huis en kerk,
Fier blijft 't wijzen,
Naar 's hemels boog,
't Kruis op den toren
Wijst steeds omhoog!
Daar woont de Meester,
Die door Zijn kruis
Ons wilde voeren
Naar 't hemelhuis.
Het kruis zij Uw hope,
Het kruis zij uw kracht,
't Voere U ten hemel
Door aardschen nacht.
door JOH. VAN DEN HOEK
(Vervolg.)
's Avonds zaten allen bij moeder Imala,
die een vuurtje brandde en de rijst voo: hen
kookte. Haar donkere oogen flikkerden van
genoegen, al noemden de mannen haar ook
„oude heks." Zij wist wel dat zij van haar
begonnen te houden en dan had zij immers
Latongra terug
O, Imala en het stroompje, zij beiden
waren opeens uit de eenzaamheid gerukt.
Zij droomden niet meer, zij spraken niet
meer met de zon, maar ze keken andere men-
schen regelrecht in de oogen en hielpen hen,
en zelfs in de bamboestruik ritselde het
vroolijk, daar werd zooveel verteld neen,
maar, die praatte altijd maar door. Er was
ook zooveel gebeurd den laatsten tijd inhet
stille bergland Het stroompje was een rivier
geworden en Imala had Latongra gekregen
!en er was een vroolijke beweging van mensch
en dier rondom
Alleen de kraaien krasten onheilspellend
„Maak voortmaak voort 1 het water
rijst.... 1"
En zij, die van het land waren, verstonden
dien^oep. De tengere Oosterlingen met hun
donkere huid beviel die regen niet zoo goed
tls de anderen Velen werden ziek. De vochti
ge grond, de omgewoelde aarde en de altijd
gutsende wolken brachten koorts onder hen.
Eerst kwam Imala's huisje vol zieken,
toen werden ze in barakken gelegd bij de
Jteenovens, maar er kwamen er te veel. Er
moesten draagbaren gemaakt worden van
bamboehout om de ernstigste zieken te
vervoeren naar een grootere plaats waar
geneeskundigen waren. Imala bereidde haar
kruiden. Imala deed wat zij kon. Sommigen
werden beter, anderen kwijnden weg en velen
werden door de brandende koorts verteerd en
stierven. Ook Latongra werd ziek. Imala ver
pleegde hem zelf in haar huisje boven
op 't zoldertje had ze een bed voor hem ge
spreid, vlak bij 't kleine raam van waar men
in de verte het groote meer van Tempe zag
glinsteren.
Latongra was krachtig, hij kon wel beter
worden en Imala gaf hem haar kruiden en
zij bracht offers en zij bad Toewan Allah haar
kind, 't kind van haar kleinkind, te laten
behouden. Zoo gingen er vele dagen heen.
Toen kwam de storm....
Hevig, grootsch, met vliegende vanen
kwam hij aan. Over de bergen heen, over het
lage landDat andere was maar kinder
spel geweest o, dat begreep het dartel ge
worden stroompje, aangegroeid tot rivier nu,
aangeblazen door den wind tot een wilde
kleine golvenzee.
Ja, ja het moest meedoen, het zou mee
doen, als de storm dat zoo wilde 1 De storm
was gebieder.het deed alles wat de storm
wilde.het vlood voort in wilde jacht, het
snikte, het huilde, het brulde mee.... De
bamboestruik herkende het stille watertje
m
m
i
- - - vr "t
1 A
r-~rrjTX-
fc~- ty
schen- Haar geit en kippen had zij binnenge
haald. De geit lag op 't stroo in een hoek, de
kippen krabden eerst op den grond maar
sliepen nu op Imala's rustbank, dicht tegen
elkaar gedrukt.
De steenbakker en al de anderen waren
de bergen in gegaan. Zij ontvluchtten het
woedende water, maar Imala was gebleven,
want Latongra moest zij immers oppassen
en nu hij stervende was moest zij eerst recht
bij hem blijven. Hoe zou hij anders bij Toe-
wan Allah komen, als ze niet bad, vurig bad
naast hem
En de nacht kwam. Dc nacht waarin de
stórm zooveel heviger spreekt, en wat zou
de nacht brengen
„De rivier is als Isoeka zeide Imala
tusschen haar gebeden prevelen in, „zij" zal
groot en verschrikkelijk zijn, een monster
dat ons verslindt."
Nog was de dag niet aangebroken toen
Imala's gebeden ophielden het was niet
meer noodig, Latongra was dood en stil
zat de oude daar en keek in het vuur. 't Was
alsof ze haar leven daarin zag, of alles en allen
haar voorbij gingen die zij had lief gehad.
Toen kwam brullend de storm weer aan
gevlogen.
Reus, Koning, Moordenaar was hij en het
huisje schudde.
Imala stond recht op. Ze streek de witte
haren uit haar donkere gezicht, haar oude
oogen hadden nog den flonkerglans van
vroeger. Ze zeide „Zooals Toewan Allah
het wil, zoo is het goed
Vuil en troebel golfde het rivierwater aan,
een krankzinnige, ongebreidelde, brullende
stroom, die als een zee land en menschen en
huisjes verslond.
Hoe jongejuffrouw Lili een grooten dienst aan haar hondje Azor bewijst.
niet meer. Onrustig ritselde het in haar loof,
meedoogenloos werden haar zwaar beladen
takken heen en weer gezwiept en de men
schen beefden, zelfs de stoere werkers aan
de brug. Geen vrouwtjes kwamen meer in
vroolijk gepraat den berg af om haar krui
ken te vullen, geen kindertjes kwamen
meer dansen in het water. Dat water was als
een woest beest nu, dat iedereen en alles
meesleepte wat het grijpen kon, want de
storm heerschte, de storm alleen sprak en
alles gehoorzaamde.
Dagen lang wachtte Imala in haar huisje
naast de legerstede van Latongra die koorts-
gloeiend nederlag, de storm brulde om haar
huis, maar zij hoorde het niet.
Nu was het daglicht gezonken de nacht
kwam Imala's groote oogen in het oude
gezichtje keken in de vlam onder den pot met
rijst, keken hoe die zwaaiend heen en weer
groeide en dan weer bijna uitstierf door den
wind, die haar huisje deed trillen en schud
den op de oude, wrakke palen.
Latongra lag stil neer, zoo stil als een doode,
alleen Imala's lippen prevelden een gebed, het
gebed voor de stervenden waarmede zij in
den hemel worden toegelaten, want zij zag
het, Latongrawas verloren. Alle kruiden
hadden niet geholpen.
De menschen buiten hadden gisteren al
den arbeid gestaakt, er kon niet meer aan de
brug gewerkt worden, want iedereen die den
peiler naderde zou door den stroom worden
meegesleept, en Imala wist het, de peiler
stond op inzakken.
't Water was sterker geweest dan men-
Met schitterenden stralenbundel brak de
zon door de wolken. Als goud stond ze daal
aan de lucht, als een koningin en beneden
haar was het land één blanke spiegel van
overstroomde akkers en wegen. Alleen de
bergen rezen uit het water op en ze zagen
neer op drijvende boomstammen, op doode
koeien en geiten, op stukken van huizen en
helaas ook op doode menschen, die niet meer
hadden kunnen vluchten. Dat alles gleed
geluidloos voorbij op de loome golven. Alles
was verwoest.
Aan den voet van den berg, hoog boven
't water, stond Ali de steenbakker en hij keek
uit.
„Waar zou Imala zijn dacht hij. Hij had
haar willen dwingen mede te gaan voor de
overstrooming kwam, maar zij had geweigerd
en nu vroeg hij „waar zou Imala zijn."
Haar geit en kippen waren voorbij gedre
ven. Het bamboebosch stak zijn wuivende
kruinen boven het water uit.
Het was jammer, dat de steenbakker niet
zoo knap was als het oude vrouwtje en de
taal der planten en vogels kon verstaan, an
ders zou hij antwoord hebben gekregen op
zijn vraag.
De boomen en de zon vroegen „Hoe is
alles zoo gekomen
„Ik ben verbaasd over u," suisden da
bamboeblaadjes, nog bevend van den vreese-
lijken nachten het water antwoordde
„Ik ben verbaasd over mij zelfdat ik de
Zon vergeten benO ik ben zoo moede
zoo moedeWel had zij gelijk, Imala
„Imala is bij Toewan Allah," zeide de
Zon.
Dit is het sprookje van Imala en Isoeka
en van het stroompje dat een stroom werd.
Twee spoortreinen, Y en Z genaamd, rij
den elkaar op een spoorlijn tegemoet. Óp 't
punt waar de twee treinen elkaar ontmoeten,
is een zijspoor. Nu weet jullie allemaal wel
hoe het gaat wanneer twee treinen elkaar bij
een kruispunt ontmoeten. Ik zal 't even voor
je teekenen, om, als 't soms noodig is, je ge
heugen op te frisschen.
gemakkelijk niet, want nu doet zich het bij
zondere geval voor, dat deze twee treinen
allebei langer zijn dan de zijlijn, zoodat ze
geen van beiden in hun geheel op een van
de twee gedeelten A en B bij het kruispunt
kunnen blijven staan, terwijl de andere trein
voorbij zou kunnen gaan.
Hoe moeten de treinen Y en Z elkaar nu
voorbijkomen
De lijn C-D stelt de spoorlijn voor. Bij
A-B is het kruispunt, bij E en F bevinden
zich wissels. Komen twee triiien elkaar nu
bij een wissel tegen, dan rijdt de eerste trein
op de zijlijn, b.v. op het gedeelte A, en blijft
daar staan de tweede trein kan dan langs
lijn B voorbijgaan, en allebei kunnen ze hun
weg vervolgen.
Maar bij de treinen Y en Z gaat het zoo
SfDe treinen kunnen natuurlijk wel achter
uit stoomen, maar de volgende wissel is veel
te ver weg, zoodat het kruispunt A-B ge
bruikt moet worden. Ook kan een deel van de
wagens wel afgehaakt worden.
Wie kan nu bedenken, hoe de machinis
te! veilig hun treinen voorbij een wissel
brengen
Moeder: „Jan, ik wil niet, dat je zulke
leelijke woorden gebruikt!"
Jan (H. B. S.-leerling): „Die zijn vak
Shakespeare".
Moeder: „Dan wil ik niet, dat
langer met dien jongen omgaat!"
je nog
19. Daar zaten ze nu
in .de gevangenis. „Had
jij nu maar eerlijk gedeeld
dan was er niets ge
beurd," zei Dick. „Was
jij maar tevreden ge
weest," zei Tom. Zoo
kibbelden ze nog gerui-
men tijd voort. Opeens
hoorden ze zware voet
stappen en het gerinkel
van sleutels. De zware
deur knarste open en
daar verscheen de politie.
«Volg me," sprak de
agent streng. Ze werden
voor den rechter gebracht
Och, och, wat hadden w
nu een spijt.
20. „Kom hier voor me
staan," zei de rechter.
Wat keken ze vreemd op.
Op de tafel stond een
weegschaal, en daarop la
gen hun stukken spek
„Beklaagde Dickie,"
sprak de rechter, „ken
je dit stuk spek „Dat
is mijn spek," zei Dickie
met een beverige stem.
„Jouw spek? Maar hoe
kom je er aan?" „Dat.,
dat., héb., ik., in de
kast gevonden." „Gesto
len toch zeker, hè
Zoo ging het ook be
klaagde Tommy. „Stelen,
en dan nog ruzie maken
om den buit, dat is me
wat moois 1" vond de
rechter.
rv.VRSK&.S
21. We zullen eens zien
of we de zaak in het reine
kunnen brengen. Het is
waar, het eene stuk is
grooter dan het andere.
Hij beet van het grootste
een stuk af. „Nu is het
andere weer grooter, en
hij beet van het andere
een stuk af. En hij bleef
eten en wegen tot er nog
maar een paar kleine
snippertjes over waren,
en die kreeg de politie,
die hen gearresteerd had.
Gearmd en met het vaste
voornemen om nooit meer
te stelen en te vechten
Verlieten ze de rechtszaal,
nog blij, dat ze er zoo van
af waren gekomen.
(Wordt vervolgd,)