UIT DE PERS Ben*. praatje over M ff en. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Tweede Blad Zaterdag 30 Mei 1925 Hoogtepunt van het Jubeljaar. RECHTSZAKEN. Wat zijn handmatzes? De dubbele moord te Wychen. OPNIEUW LEVENSLANG GEEISCHTi GEMENGD NIEUWS. Fraude met gas. Vier lijken ona de tafel. Inlichtingen inwinnen. 13e Koning, de soldaat en de twaalf roovers. Oplossing van liet probleem van de twee spoortreinen. Uii de Moppentrommel HET DROOMENVLINDERTJE. 'mmmWM ;;evï Onder dezen titel lezen wij in het liberale «Alg. Hbl.": Het „Anno Santo" heeft in deze dagen zijn hoogtepunt bereikt. Op de plechtige za ligverklaringen volgen, als climax, de nog indrukwekkender heiligverklaringen. Dichte drommen van vele honderden pelgrims be zoeken de hoofdkerken van Rome; vromen van alle standen en van alle nationaliteit, Amerikanen, Duitsphers, Polen, zijn er pas bij duizenden geweest. Deze week is in het bijzonder bestemd voor de Franschen en Nederlanders. AI is het niet noodig mede te deelen, wie de H. Petrus Canisius (toekomstig patroon der journalisten?) eigenlijk was, toch mag wel worden aangestipt wat een heiligverkla ring feitelijk beteekent. De Paus doet zeker geen absurde dingen; maar iets absurds verkondigen zij, die het over de hemelsche „bevordering" van Petrus Canisius hebben en daarom lachen. Zij weten of bedenken niet, dat het uitspre ken eener zalig- of heiligverklaring niet an ders beteekenï dan het nemen van een ri- tueelen maatregel. De Roomsche Kerk ge-! looft aan de kracht van de voorbede cc-r Heiligen bij God. De aanroepingen om hun aijstand zijn ingelascht in haar liturgie. Doch het gaat natuurlijk niet aan, dat die aanroe pingen zoo maar in het wilde weg plaats aebben. De ritus is voorgeschreven door een wet, een canon. Persoonlijk, in zijn binnen kamer, kan elk de voorbede vragen van wie hij wil; van levende of van vrome dooden, die hem dierbaar zijn; doch in de Kerk moet wettelijk zijn vastgesteld (gecanoniseerd) van welke personen de aanroeping door den priester voor het altaar is toegelaten. De plaats, die de heiligverklaarde „in den he mel" inneemt, wordt door de pauselijke uit spraak in het minst niet gewijzigd; alleen wordt hem een plaats in de liturgie inge ruimd. Zelfs is het geen ketterij te verze keren, dat er „in den hemel" vele heiligen zich bevinden, die op aarde, d.w.z. te Rome, nooit zijn gecanoniseerd. Of iemand al dan niet zalig of heilig zal worden verklaard (niet gemaakt), hangt af van den uitslag eener procedure, die aan gaande de daadwerkelijkheid der goddelijke genade, door zijn (of haar) tusschenkomst verleend gevoerd wordt. Voor een heiligver klaring moet die tusschenkomst in minstens drie gevallen worden bewezen en wel zóó positief, dat het plaatsgevonden feit (een genezing b.v.) niet op natuurlijke wijze kan worden verklaard. Het verschil tusschen „heilig" en „zalig" is wederom liturgisch. De respectieve verklaringen worden van den H. Stoel gevorderd, (gepostuleerd) door hen, die overtuigd zijn te kunnen waarbor gen, dat de vereischten tot de uitspraak aanwezig zijn. Voor eeh daartoe ingestelde vierschaar, bestaande uit*officianten van de congregatie der Riten, voeren zij een geding „pro", en tegen hunne bewijsvoering wordt gepleit door een daartoe aangewezen ken ner van 't canoniek recht, den z.g. „advo- catus diaboli": den advocaat van den duivel. Kan deze de aangevoerde bewijzen onmo gelijk ontzenuwen, dan eerst volgt de uit spraak, welke eindelijk door den Paus met het plechtig decreet ,de tuto" wordt be krachtigd. De viering van de heiligverklaring met de pratificale Mis, die daarmede gepaard gaat, .rekt telkens duizenden toeschouwers en in dit Jubeljaar zijn he tienduizenden. Om niet talloozen teleur te stellen, en om den toe vloed te verdeden, zijn de canonisaties der zes nieuwe heiligen, ditmaal aangekondigd, verdeeld over vier soortgelijke plechtighe den, op zulk een wijze, dat voor de H. Theresia en den H. Petrus Canisius een eigen dag is aangewezen en voorts op Zon dag 24 Mei en op Pinksteren, 31 Mei, tel kens nog twee heiligverklaringen zullen plaats vinden. Het ceremonieel der canonisaties is wel het mee^t statige, dat de Roomsche Kerk kent en overtreft in weidschheid zelfs de kroningsplechtigheid van een nieuwen Paus". Oneerlijke concurrentie. De vraag, wanneer matzes, het welbekende Joodsche paaschbrood, eigenlijk handmatzes of machinematzes zijn, werd Donderdag voor de Vierde Kamer der rechtbank te Amster dam uitgepluisd. Er waren getuigen a charge en a décharge er wargn matzes in verschillende verpak kingen, er waren zelfs twee opperrabijnen als deskundigerl gedagvaard, alles bijeen een moeilijk geval voor een rechterlijk college. Het ging over de fabricatie door de N. V Electrische Matzesfabriek „Holland" van zoogenaamde handmatzes, waarvan een con- curreerende fabrikant, de firma A. I. Haan Co., eveneens gevestigd te Amsterdam, beweerde, dat het geen echte handmatzes zijn. De directeur van „Holland" stond thans terecht, beschuldigd van het, ten einde zijn eigen of eens anders handels- of bedrijfdebiet te vestigen, te behouden of uit te breiden, plegen van bedriegelijke handelingen tot mis leiding van het publiek, terwijl uit; die hande lingen nadeel kon ontstaan voor zijn concur renten. De bedriegelijke handelingen zouden li erin bestaan, dat bekl. in dagbladen gead verteerd had, dat hij „handmatzes" verkocht of deed verkoopen, terwijl dit in werkelijk heid geen echte handmatzes waren. Hieruit zou nadeel ontstaan zijn voor de leden van de firma A. I. de Haan Co., Bekl. deelde op desbetreffende vragen van den president mede, dat de „Holland" sinds 1921 bestond en handmatzes fabriceerde sinds 1924. „Waarom bent u daartoe overgegaan „Omdat diverse vereenigingen, die van mij betrekken, zulke matzes willen hebben. Een lang gesprek volgde over de bereiding van matzes, waaruit bleek, dat bekl. matzes door handbewerking laat fabriceeren, behalve dat' een bewerking, nl. het zoogenaamde braken, bij hem door een electrischen wals wordt gedaan, hetgeen bij anderen gedaan wordt met een soort boom, waar een man op zit te dansen. Volgens een getuigenverkla ringen zou dit laatste procédé onzindelijk zijn, ook omdat de arbeiders met transpiree- rende handen aan de matzes komen. Getuige de Haan beklaagde zich erg ov.er de handelingen van beklaagde, over diens lage prijzen, enz. „U merkte dat in uw debiet?" vroeg de president. 1 „Enorm. De groote vereenigingen betrok ken niet meer bij mij." Deze vereenigingen zijn eigenlijk een soort begrafenisfondsen, die ook voor toelagen zor gen in de rouwdagen en op Paschen matzes verstrekken aan haar leden. Zooals men weet, mogen de Joden gedurende hun Paaschdagen geen gewoon brood nuttigen. „De kwestie waanhet hier om gaat," vroeg de president, „speelt op godsdienstig gebied geen rol, nietwaar „Er zijn veel orthodoxe Joden, die alleen handmatzes willen gebruiken." „Maar waarin zit dan het verschil „In smaak." „Enfin, het gaat hier niet om de mérites van handmatzes, maar om de oneerlijke con- currentie-vraag." De heer Palachè, opperrabijn van de Port. Synagoge te Amsterdam, als deskundige ge hoord, begon met te verklaren, dit niet te zijn. „Is het noodig, dat matzes zuiver hand werk zijn vroeg de president. „Weineen," luidde het antwoord. „Vroeger werden natuurlijk alleen maar handmatzes gemaakt. Maar ik prefereer machinale matzes, omdat er dan geen kans van rijzing is. De vraag, waar het hier om gaat, laat ons totaal onverschillig." De heer Onderwijzer, opperrabijn van de Ned. Isr. Gemeente te Amsterdam, verklaar de eveneens geen deskundige te zijn. Hij bemoeide zich alleen mgt ritueele kwesties. Mr. Massink, officier van Justitie „Heeft men geklaagd over de handmatzes van de „Holland" „Mij is daar niets van bekend." De opzichter van het Rabbinaat, speciaal belast met het toezicht op de matzes-fabricage verklaarde, dat hij niet kon zeggen of de hand matzes van de „Holland" echte handmatzes waren of eigenlijk machine-matzes. Dat was Z. i. een juridische kwestie. Na dit juridisch antwoord kwam een werk man van bekl. vertellen, dat het z. i. „machi nale handmatzes" waren. Van misleiding van het publiek was volgens bekl. geen sprake geweest. De firma De Haan had daar wel voor gezorgd door een reclame campagne. Ook met de overige passages van de dag vaarding was hij het niet eens. De voorzitter en de secretaris van de ver- eeniging „Zij die de rechtvaardigheid lief hebben en de treurenden troosten", verklaar den, dat zij met hun 17.000 leden ongeveer 60.000 pond matzes betrokken van bekl.'s fabriek. De leden waren tevreden, ook over de handmatzes. De bereiding was h. i. zin- delijker dan met ae oude braakmachine, waarbij een man op een boom zit te dansen, een werke, dat zoo'n arbeider, volgens bekl., slechts een paar uren kan volhouden. Boven dien steunden zij de „Holland", omdat zij daardoor een trust bestreden en prijsopdrij ving tegengingen. Na het getuigenverhoor requireerde mr. Massink tegen bekl. wegens oneerlijke con currentie een boete van 100, subs. 10 dagen hechtenis. Mr. van Menk, die als verdediger optrad, wees op het essentieele verschil tusschen hand- en ma chine matzes. De handmatzes worden niet gemaakt met behulp van de transport- en bakmachine, en het is pas na de invoering van deze machine, dat machine matzes bestaan. Of de wals gebruikt wordt of niet, doet aan de eigenlijke bereiding niets af. Pleiter ging de elementen van de dagvaar ding na, achtte het wettig bewijs niet gele verd en vroeg vrijspraak. Hij overhandigde ten slotte verschillende brieven van autori teiten, die verklaringen bevatten ten gun ste van beklaagde's handmatzes. Uitspraak over 14 dagen. Voor het Gerechtshof te Arnhem heeft Donderdag opnieuw terechtgestaan v. M., beklaagde van den dubbelen moord te Wy chen. Men herinnert zich, dat het Gerechts hof eenigen tijd geleden een onderzoek naar beklaagdfs geestvermogens heeft gelast. De deskundigen kwamen, gelijk gemeld, tot de conclusie, dat bekl. toerekenbaar was. De Advocaat-Generaal, mr. Cnopius, heeft heden opnieuw levenslange gevangenisstraf geëischt. Een schoenmaker aan den Oude Langen- dijk t-e Delft was wegens metergeknoei afge sloten van de gasleiding der gemeente. De man wist echter raad. Hij koppelde de dienstleiding die was blijven zitten aan de huisleiding en betrok op deze wijze gratis gas, totdat een beambte der gasfabriek de fraude ontdekte. Tegen den schoenmaker werd proces-ver- baal opgemaakt. Zekere Smith, van Mineapolis, in Ameri ka, was uitgenoodigd bij zijn vriend William Waër, een bekend zakenman, bij wien van tijd tot tijd een groepje vrienden ging kaart spelen onder een lekker glaasje gesmokkel de whisky. Want zooals men weet, is het ge bruik van dezen drank in Amerika ten strengste verboden. Smith was een beetje te laat, zoodat zijn vrienden al eenige partijtjes kaart moesten gespeeld hebben en eenige glaasjes hebben gedronken. Hij kwam met zeven haasten bin nen gevallen en zijn vrienden zaten inder daad reeds aan tafel. Ze waren met vier, op de tafel stonden vier glazen en een karaf; de kaarten lagen ernaast. Dc vrienden schenen den nieuw gekomen niet bemerkt te hebben. Ze zaten stokstijf op hun stoelen en verroerden geen vin. Hun oogen stonden star en er lag iets schrikwek kends in. Er was geen twijfel aan, de vrien den wilden Smith voor den aap houden. „Wacht even," dacht deze en hij gaf den een een stomp in den rug. De vriend rolde van zijn stoel en. viel loodzwaar op den vloer neer. Hij scheen een zucht te laten, maar dat was ook alles. Hij bleef bewegingloos voor de voeten van Smith liggen, die zich begon af te vragen of hij niet droomde. Hij raakte de hand van een ander aan, doch deze was ijskoud. Smith kon de vreeselijke ont roering niet te boven komen en viel bewus teloos neer. Toen hij bij gekomen was, liep hij als een krankzinnige de straat op om huip te roepen. De coroner deed den whisky ontleden en men ontdekte daarin roode bestanddeelen, die een vreeselijk zwaar vergif bevatten. Dit is alles wa men tot hiertoe ontdekt heeft. Smih iigt zwaar ziek van de ondergane emoties in het hospitaal. De hoofdcommissaris van politie te Rotter dam geeft belanghebbenden in overweging, alvorens in relatie te treden met het Cen traal Consultatiebureau ten dienste van han del, nijverheid, scheepvaart en landbouw, J. Holm, Boompjes 84a, Rotterdam, inlichtingen in te winnen bij de afdeeling centrale re cherche aan het hoofdbureau van politie aan het Haagscheveer. aldaar Heb het uitstekendste aan te bieden dat iemand wenschen kan, hoe zal de wereld het weten, indien gij niet adverteert. JOHN. P. ROCKEFELLER. die weldra het dekseltje stuk bijt en als bij waggelend te voorschijn komt. Nu meent hij wel, dat hij voor pleizier op de wereld ge komen is, doch de werkbijen vertellen den nieuwen wereldburger, dat hij verplicht is mee te helpen, om de kolonie in stand te hou den. Vooreerst moet dejonge bij huiswerk ver richten, maar weldra neemt ze ook aan de werkzaamheden buiten den korf deel. Een der voornaamste gebeurtenissen in het De meeste bijen hangen als de franje van een gordijn bij het vlieggat buiten de woning. Daar binnen verneemt men nu voortdurend een sterk gebrom. De koningin legt geen eieren of laat ze vallen. Onrustig loopt ze heen en weer 'en botst nu tegen de een dan weer tegen de ander aan. De werkbijen klim men haar zelfs op den rug, en alle orde schijnt verbroken. Van eerbied voor de vorstin is geen sprake meër. Ze wordt niet meer met Drie dingen zijn er hier op aard. Die zijn voor elk de moeite waard Om ze alle drie te weten! Onthoudt ze goed, Want wat ge ook doet Nooit moogt ge die vergeten. 1. „Verloren t ij d" komt nooit terug! Al werkt gij later nog zoo vlug, Die tijd is toch verdwenen. Gebruikt uw tijd, Werkt steeds, met vlijt: De tijd gaat vlug daarhenen. „G esproten Voord" is weg gevlucht! En hoe ge êr ook om weent en zucnt, Het blijft voor immer buiten. Bedenkt u wel, Spreekt nooit te snel, En leert uw mondje sluiten. „Begane daad" blijft steeds volbracht! En niemand heeft het in zijn macht Die ongedaan te maken. Bedenkt u goed Voor gij iets doet: Gij zelf moet daarvoor waken. Koning Salomo in zijn tijd stelde ons de j mieren tot voorbeeld, als hij sprak „Ga tot de mieren, gij luiaard zie hare wegen en wordt wijs." En terecht erkennen wij den ijver dezer insecten en bewonderen hun ver stand en hun overleg. Toch stel ik de nijvere bijen ver boven hen. In werkzaamheid en kunstvaardigheid doen zij voor de mieren niet onder. Doch terwijl de arbeid van deze laatste haar eigen voordeel beoogt, zijn de bijen ons van het hoogste nut. Om van den honig en de was nog niet eens te spreken, denk eens aan den dienst, welken zij ons be wijzen bij de bestuiving onzer vruchtboomen. Zij toch zijn het in de voornaamste plaats, die het stuifmeel der meeldraden overbren gen op den stempel van den stamper. Te wen schen zou het daarom wezen, dat ieder, die er een paar vruchtboomen op na houdt, zich ook een paar bijenvolken ging aanschaffen. Hij zou daarvan niet alleen veel pleizier beleven, maar zich nog bevoordeelen boven dien. De bijen leven in een geregelden staat bijeen. Aan het hoofd daarvan staat niet een koning, doch een koningin en dat de Zaken er niet te slechter om gaan, weten wij bij ondervinding. Toch is er verschil op te merken. Terwijl in ons koninkrijk de regee- ring erfelijk is, wordt in den bijenstaat de meer groote en slanke koningin gekozen door de kleinere werkbijen, waarvan er in een volkrijke kolonie tusschen tien-en zestig duizend aanwezig zijn. Deze werkbijen zijn niet alleen de soldaten, die den staat en zijn koningin met kaken en giftangel tegen iede- ren vijand verdedigen, zij zijn tevens de arbeiders, die al het werk doen, dat verricht moet worden, waarbij zij op bewonderens waardige wijze den arbeid verdeelen. Daar deze werkbijen ook wijfjes zijn, die echter geen eieren kunnen leggen, is de bijenkolonie een staat, waarin de vrouwen uitsluitend de oaas zijn want wij kunnen de mannelijke bevolking, de logge darren, ten getale van 5 a 800, geheel buiten rekening laten. Zij leiden een leventje van Jantje Zonderzorg en teren op den boer. Zij arbeiden niet en leven van het voedsel, dat de werkbijen in de woning brengen. Niet te verwonderen is het daarom, dat deze tegen 't najaar, als het voedsel buiten begint te ontbreken, op de le- digloopers aanvallen, ze meedoogenloos ver moorden en buiten den korf smijten. Voor de koningin en hare larven dragen de werkbijen de grootst mogelijke zorg. De oudere voorzien haar van het beste en lekker ste voedsel de jonge bijen volgen haar als een zorgende hofstoet. Voor hare larve bouwt men 'n ruime en prachtige koninginnecel of koningswieg, grooter en mooier dan voor de larven van werkbijen en darren. Voor deze koningswieg wordt honderd maal zooveel was gebruikt als voor die der andere, of schoon de jonge bijen deze met moeite af scheiden tusschen de ringen van het achter lijf en zij er daarom zeer zuinig op moeten zijn. Om de was te maken behoeven ze veel voedsel, rust en warmte, en brengen derhalve het grootste deel van haar leven in de korven door. De eenige, maar dan ook gewichtige arbeid, die de koningin te verrichten heeft, is het eierenleggen. Hierbij wordt ze niet alleen begeleid door de hofhouding, maar ook door een groot aantal harer getrouwe onderdanen, die al buigende en dansende haar omringen en voortdurend belikken en bestrijken, waarschijnlijk daardoor hare blijd schap te kennen gevende over het plan harer doorluchtige gebiedster. In een gunstigen tijd legt de koningin eenige honderden eieren per dag, zoodat dit aantal in den geheelen zomer vaak 20 a 30 duizend bedraagt. De vorstin houdt van reinheid en zindelijkheid Ze onderzoekt dus eerst met haar fijne en gevoelige sprieten iedere cel. Is 't met deze zaken in orde, dan keert ze zich om en legt in iedere cel een ei. En ze weet precies waar ze er een moet leggen voor een jonge koningin, waar voor een werkbij en waar voor een dar. Tusschenbeide moet ze een poosje rusten. Ze begeeft zich daartoe in een darrencel, waar ze door haar hofstoet bewaakt en geliefkoosd wordt. Heeft ze in een cel een boonvormig eitje gelegd, dadelijk treden dan hare volge lingen toe. Eén harer begeeft zich in 't hokje, legt het eitje op zijn plaats, brengt wat water en bijenbrood aan als eerste voedsel voor de toekomstige bewoonster en sluit daarna de cel met een dekseltje van was dicht. Na vier dagen komt er uit het eitje een wormpje, de larve. Nu krijgen de werkbijen 't ontzettend druk, want 't kleine ding doet niets dan eten en altijd maar weer eten. Doch het groeit er dan ook goed van. Eindelijk meenen de kindermeisjes, dat 't nu mooi genoeg is en ze sluiten het diertje doodgewoon op. In haar gevangenis spint de larve zich nu een zijden behangsel en verandert in een pop of nimf, 5*f >'S nu: Bijenstal in Noord-Holland (ouderwetsche bouw). Het nazien der korven. leven der bijen is het zwermen. Vóór een deel der kolonie hiertoe besluit, worden eenige oude getrouwen op verkenning uitgezonden. Deze speurbijen of spoorzoeksters behooren tot de meest ontwikkelden. Gedurende hare afwezigheid heerscht in den korf de grootste onrust. Zouden de boodschapsters met goede tijding terugkeeren Het gewone werk wordt door de achterblijvenden geheel verwaarloosd. lekkernijen gevoed, doch meet zelf maat zien hoe ze haar voedsel uit de cellen bemach tigt. Die bijen echter, welke door haar worden aangespoord, volgen haar op hare onrustige gangen door den korf. Ze gaan met haar rond en brengen den geheelen korf in rep en roer. (Wordt vervolgd.) Eens, het is al een heelen tijd geleden» leefde een koning in een ver land, waar vele bósschen en hooge bergen zijn, waarin aar dig wat roovers en ander gespuis huisde, dat den omtrek onveilig maakte. Die koning nu was erg rijk en het geld dat bij had, verbraste hij allemaal, en als het op was, vroeg hij aan de menschen om nieuw. Maat de burgers waren daar niet mee con tent en dikwijls gaven zij het hem niet. In dat geval nam de koning het gewoon, dat vond hij den eenvoudigsten weg. Zoodoende maakte hij zich niet erg be mind bij zijn volk, zoodat het niet te ver wonderen was, dat er menige aanslag op zijn leven gepleegd werd, bijzonder door die roovers en dergelijk volkje, alhoewel die aan slagen allemaal verijdeld werden of mis lukten. Ik zal jelui nu eens gaan vertellen, hoe één van die aanslagen op 's konings teven verijdeld werd, door één onnoozelen sol daat. De koning hield veel van de natuur, en daarom ging hij nogal veel in de bosschen en bergen in den omtrek wandelen. Hij was dan gekleed in een gewoon burgerpak, opdat hij niet herkend zou worden. Toen hij weer eens op zoo'n wandeling was, raakte hij verdwaald in een zeer groot, diep en donker bosch, waar middenin onge veer een herberg stond. Tot z'n groote vreugde ontmoette hij een ouden soldaat, dien hij aansprak en den weg vroeg. v „Oh zei deze „gaat u maar met mij mee, ik ga toch naar de stad en dan loopen we zoo ver samen. Ik moet naar den koning om m'n pensioen te halen, en o wee als hij het mij niet geeft, dan zal ik eens even laten zien dat ik ook niet van gisteren ben. En dan zal ik het toch wel krijgen, zou ik zoo zeggen, nou, fijn hoor, drie dubbel en dwars De koning zei niets, haalde z'n schouders eens op en dacht „Wacht maar vriendje, als je eenmaal aan het hof bent, zal je wel anders praten." Zoo verder pratende over allerlei voor ons onbelangrijke dingen, kwamen zij aan de herberg, die bekend stond als een verga derplaats voor allerlei slecht volkje. «De sol daat wilde met alle geweld nog even een kop koffie drinken, doch de koning moest daar niets van weten, en liep alleen door, daar hij inmiddels weer op het rechte pad was terug- gekeerd* De soldaat trad echter binnen en zag in één oogopslag, dat het daar niet pluis was, want aan een tafeltje zaten ongeveer twaalf van die heertjes met de hoofden bijeen, met elkaar te smoezen. Ze hadden een plan beraamd om het ko ninklijk slot te omsingelen, den koning te vermoorden en het geld en de waardevolle stukken, die eenigszins draagbaar waren, mee te nemen en zoodoende eens een goe den slag te slaan. De soldaat liep recht op het buffet toe en bestelde een kop heete koffie en een pan ko kend water, zoogenaamd om telkens weer bij te vullen. Hij had echter een list verzonnen en wil de dien in toepassing brengen. Hij wist, dat ze hem zouden uitnoodigen, een spelletje met hen te gokken, en dat zij, als het ^pel eenigen tijd aan den gang was, elkaar op de teenen zouden trappen, als sein voor een aanval op hun medespeler, dien ze dan zouden vermoorden. Hij wist, dat dit de gewoonte was bij zulke luidjes. Daarom had hij er zich op voorbereid. Na een tijdje vroeg een der mannen, die de aanvoerder scheen te zijn „Dóe je mee een potje, het gaat heel aardig en als je het niet kent, zullen wij het je wel leeren, het is gemakkelijk genoeg. Neem maar plaats." De soldaat nam z'n koffie en kokend wa ter op, verhuisde naar de tafel waar de schur ken gezeten waren en begon te spelen. Na eenigen tijd in spanning doorgebracht te hebben, merkte hij op, dat de roovers vér- dacht met, hun voeten zaten te werkeh en toen vond hij, dat zijn tijd gekomen was. Plotseling pakte hij zijn pan met nog JEjna kokend water beet en smeet den inhoud in de gezichten der mannen. Dezen wisten van verbouwereerdheid een oogenblik niet, wat ze moesten doen, en juist van dat oogen blik maakte hij gebruik om ze allen onscha delijk te maken. De waardin, opgeschrikt door het plotse linge lawaai, kwam hard aangehold, maar bleef verbluft in de deurpost staan, toen ze daar die twaalf boeven, die een uur geleden nog zoo'n praats hadden, op den grond zag liggen. Zij vloog toen op den soldaat toe, wenschte hem geluk met z'n succes en ver telde hem meteen, wat zij van het plan der roovers afwist, en beide waren blij, dat die heeren tenminste geen kwaad meer konden doen. Dit voorval werd als een loopend vuurtje door de omstreken verspreid en ook de ko ning wist er den volgenden ochtend al van én was zeer verheugd. Toen nu de soldaat aan het hof kwam, werd hem open gedaan door een bediende in livrei. Na een paar maal tevergeefs gevraagd te hebben om den koning te spreken, werd hij eindelijk binnengelaten. Hij moest zelf den weg naar de zaal des konings maar vinden, de bediende had geen zin om hem te begelei den. In één van de gangen van het koninklijk slot kwam hij iemand tegen in een schitte rend uniform en hij dacht niet anders, dan dat dat de koning in hoogst eigen persoon was. Hij sprak hem dan aan en zei „Sire, zou er geen kans bestaan, dat u mij mijn pensioen eindelijk eens uitbetaalde? ik heb 43 jaar lang het land trouw gediend en ben nu negen en zestig. In geea vier jaar heb ik iets van u ontvangen. Neem mij niet kwalijk, maar ik vind dat hét nu tóch hoog tijd wordt, ik kan zoo haast niet leven." „Wie is u, en wat verlangt u," vroeg de eerste minister. Want deze was het, die door den soldaat voor koning werd aangezien. „Wilde u den koning spreken of wat wenschte u." De soldaat, verbaasd over zoo'n antwoord, zeide geheel uit 't veld geslagen „O Is u de koning niet „Neen," zei de minister, maar ik wil u er wel even naar toe brengen. Gaat u maar mee." Maar voor den koning gekomen zijnde, was onze dappere soldaat al z'n moecj weer verloren. Heel bedeesd vroeg hij aan den koning, die hem allang herkend had als degene waar mee hij gisteren in het bosch gewandeld had en die daarna door zijn list zijn leven gered had, of hij alstublieft z'n pensioen kon krijgen. Toen de soldaat z'n wensch had uitge sproken, zei de koning „Omdat je nu gisteren zoo kranig mijn le ven gered hebt, zal ik doen, zooals je onder weg al verwachtte en je krijgt driedubbel en dwars je pensioen en je mag voortaan aan mijn hof vertoeven." TH, VAN VELSEN. De trein Y komt uit de richting C aan- stoomen, terwijl trein Z uit de richting D te voorschijn komt. De beide treinen zijn langer dan het zijspoor (Zie fig. 1). L F*. t. Beide machinisten laten hun trein een eind voor den wissel staan. De machinist van trein Z haakt het achterste gedeelte af, laat dit op de rails staan en rijdt met de voorste helft van zijn trein op lijn A daar blijft hij staan. De machinist van trein Y rijdt met zijn trein langs het gedeelte B, den wissel voorbij, en blijft op het gedeelte D van de spoorlijn staan. (Het achterste gedeelte van trein Z staat dus achter trein Y.) De stand der treinen is als in fig. 2 is aan* gegeven. Nu haakt de machinist van trein Z Zijn locomotief af, stoomt daarmee vooruit, naar C, en vervolgens achteruit langs lijn B, zoo dat deze locomotief bij F komt te staan. Hij stoomt langs het gedeelte A weer vooruit en duwt de voorste helft van trein Z een flink eind op in de richting C. Het voorste gedeelte van zijn trein laat de machinist van trein Z dan staan en met zijn locomotief stoomt hij dan weer achteruit en blijft staan op lijn A. De stand is dus als in fig. 3. De machimst van trein Y laat daarna zijn trein achteruitstoomen, langs lijn B, en blijft bij E (een eind voorbij den wissel staan). Vervolgens gaat de locomotief van trein Z weer achteruit (dus in de richting D), haakt het achterste gedeelte van zijn trein aan en stoomt hiermee weer vooruit, tot op lijn A» waar hij weer staan blijft. Nu'is de stand als fig. 4 aangeeft. De locomotief van trein Z is bij het pijltje. Als je fig. 4 bekijkt, dan zie je, dat de weg vrij is voor trein Y trein Y kan dus langs lijn B ongestoord zijn weg vervolgen in de richting D. Trein Y verdwijnt 4US van ^et tooneel, maar nu trein Z nog. De machinist van trein Z stoomt met zijn locomotief en het achterste gedeelte van zijn trein achteruit in de richting D, laat het daar staan en stoomt met zijn locomotief terug naar de voorste helft van zijn trein, dien hij aanhaakt. Dan stoomt hij weer terug en blijft op lijn A staan. Thans is de stand als in fig. 5. De locomotief is weer bij het pijltje. De machinist haakt zijn locomotief weer af; stoomt alleen met zijn locomotief terug naar F en stoomt dan weer vooruit langs Tijn B naar E. Daarna gaat hij weer achteruit langs lijn A en haakt daar het voorste ge deelte van zijn trein aan. Dan stoomt hij nog verder achteruit, in de richting D, tot het achterste deel van zijn trein, dat ook aange haakt wordt. Het rangeeren is afgeloopen en trein Z kan verder stoomen om in de richting C te verdwijnen. RECHTMATIGE TROTS. „Gij zijt van geen edele afkomst," zei eea trotscn, zeer voornaam Athener tot den wijs geer Socrates. „Des te meer eer verdien ik," antwooröde Socrates, „omdat mijn adeldom bij mij ze)» begint." 22. „Wiesje, ik begin aan een nieuw verhaaltje," zei het vlindertje, „luister je?" „Ja vlindertje, heel graag," zei ze. In een groot bosch stond een holle boom. In die holte tu zat een vogelnestje tnet drie pasgeboren vo geltjes er in. Vader en nioeder Musch waren «ruk in de weer om voed sel voor hun kleintjes te boeken. Ze vlogen af en aan. Op een keer bleven 2e wat langer weg dan ge woonlijk. De kleintjes be gonnen al onrustig te wor den en gluurden al eens °ver het nestje. Het be gon ook al avond te wor den. Een vos placht tegen den avond een stroop tocht te doen. Zoo doende kwam hij ook voorbij den boom. Door het gepiep werd hij op het nestje opmerkzaam gemaakt. Hij likte zijn baard al af. Zoo heel gemakkelijk zou het echter nog niet gaan. Het nestje was nog al tamelijk hoog, en een vos kan niet klimmen. Hij sprong, al eens tegen den boom op Och, och, wat schrokke. die kleine vogeltjes, ze drongen zich ai meer en meer tegen elkaar aan. Juist kwamen vader en moeder Musch thuis en zagen \*at er gaande was. - T 24. Ze gingen dicht bij hun kleintjes zitten, en troostten ze met de woor den „Hij kan toch niet bij ons komen, ons nestje zit voor hem vee 1 te hoog 1" Al heel gauw waren de kleintjes dan ook rustig. „Zoo, vader Musch,hoe maak je het vroeg de slimme vos, „heb je al kleintjes „Ik maak het heel best en m'n kleintjes ook," zei vader Musch. „Mag ik ze eens zien „Jawel, kom maar hier „Och, „voor jou is het een kleine moeite, ze even naar beneden te brengen." „Dat zullen we toch maar niet doen" vond Vader Musch. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5