UIT DE PERS
Ben*. praatje over M ff en.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Tweede Blad Zaterdag 30 Mei 1925
Hoogtepunt van het Jubeljaar.
RECHTSZAKEN.
Wat zijn handmatzes?
De dubbele moord te Wychen.
OPNIEUW LEVENSLANG GEEISCHTi
GEMENGD NIEUWS.
Fraude met gas.
Vier lijken ona de tafel.
Inlichtingen inwinnen.
13e Koning, de soldaat en de
twaalf roovers.
Oplossing van liet
probleem van de twee
spoortreinen.
Uii de Moppentrommel
HET DROOMENVLINDERTJE.
'mmmWM
;;evï
Onder dezen titel lezen wij in het liberale
«Alg. Hbl.":
Het „Anno Santo" heeft in deze dagen
zijn hoogtepunt bereikt. Op de plechtige za
ligverklaringen volgen, als climax, de nog
indrukwekkender heiligverklaringen. Dichte
drommen van vele honderden pelgrims be
zoeken de hoofdkerken van Rome; vromen
van alle standen en van alle nationaliteit,
Amerikanen, Duitsphers, Polen, zijn er pas
bij duizenden geweest. Deze week is in het
bijzonder bestemd voor de Franschen en
Nederlanders.
AI is het niet noodig mede te deelen, wie
de H. Petrus Canisius (toekomstig patroon
der journalisten?) eigenlijk was, toch mag
wel worden aangestipt wat een heiligverkla
ring feitelijk beteekent.
De Paus doet zeker geen absurde dingen;
maar iets absurds verkondigen zij, die het
over de hemelsche „bevordering" van
Petrus Canisius hebben en daarom lachen.
Zij weten of bedenken niet, dat het uitspre
ken eener zalig- of heiligverklaring niet an
ders beteekenï dan het nemen van een ri-
tueelen maatregel. De Roomsche Kerk ge-!
looft aan de kracht van de voorbede cc-r
Heiligen bij God. De aanroepingen om hun
aijstand zijn ingelascht in haar liturgie. Doch
het gaat natuurlijk niet aan, dat die aanroe
pingen zoo maar in het wilde weg plaats
aebben. De ritus is voorgeschreven door een
wet, een canon. Persoonlijk, in zijn binnen
kamer, kan elk de voorbede vragen van wie
hij wil; van levende of van vrome dooden,
die hem dierbaar zijn; doch in de Kerk moet
wettelijk zijn vastgesteld (gecanoniseerd)
van welke personen de aanroeping door den
priester voor het altaar is toegelaten. De
plaats, die de heiligverklaarde „in den he
mel" inneemt, wordt door de pauselijke uit
spraak in het minst niet gewijzigd; alleen
wordt hem een plaats in de liturgie inge
ruimd. Zelfs is het geen ketterij te verze
keren, dat er „in den hemel" vele heiligen
zich bevinden, die op aarde, d.w.z. te Rome,
nooit zijn gecanoniseerd.
Of iemand al dan niet zalig of heilig zal
worden verklaard (niet gemaakt), hangt af
van den uitslag eener procedure, die aan
gaande de daadwerkelijkheid der goddelijke
genade, door zijn (of haar) tusschenkomst
verleend gevoerd wordt. Voor een heiligver
klaring moet die tusschenkomst in minstens
drie gevallen worden bewezen en wel zóó
positief, dat het plaatsgevonden feit (een
genezing b.v.) niet op natuurlijke wijze kan
worden verklaard. Het verschil tusschen
„heilig" en „zalig" is wederom liturgisch.
De respectieve verklaringen worden van
den H. Stoel gevorderd, (gepostuleerd) door
hen, die overtuigd zijn te kunnen waarbor
gen, dat de vereischten tot de uitspraak
aanwezig zijn. Voor eeh daartoe ingestelde
vierschaar, bestaande uit*officianten van de
congregatie der Riten, voeren zij een geding
„pro", en tegen hunne bewijsvoering wordt
gepleit door een daartoe aangewezen ken
ner van 't canoniek recht, den z.g. „advo-
catus diaboli": den advocaat van den duivel.
Kan deze de aangevoerde bewijzen onmo
gelijk ontzenuwen, dan eerst volgt de uit
spraak, welke eindelijk door den Paus met
het plechtig decreet ,de tuto" wordt be
krachtigd.
De viering van de heiligverklaring met de
pratificale Mis, die daarmede gepaard gaat,
.rekt telkens duizenden toeschouwers en in
dit Jubeljaar zijn he tienduizenden. Om niet
talloozen teleur te stellen, en om den toe
vloed te verdeden, zijn de canonisaties der
zes nieuwe heiligen, ditmaal aangekondigd,
verdeeld over vier soortgelijke plechtighe
den, op zulk een wijze, dat voor de H.
Theresia en den H. Petrus Canisius een
eigen dag is aangewezen en voorts op Zon
dag 24 Mei en op Pinksteren, 31 Mei, tel
kens nog twee heiligverklaringen zullen
plaats vinden.
Het ceremonieel der canonisaties is wel
het mee^t statige, dat de Roomsche Kerk
kent en overtreft in weidschheid zelfs de
kroningsplechtigheid van een nieuwen Paus".
Oneerlijke concurrentie.
De vraag, wanneer matzes, het welbekende
Joodsche paaschbrood, eigenlijk handmatzes
of machinematzes zijn, werd Donderdag voor
de Vierde Kamer der rechtbank te Amster
dam uitgepluisd.
Er waren getuigen a charge en a décharge
er wargn matzes in verschillende verpak
kingen, er waren zelfs twee opperrabijnen
als deskundigerl gedagvaard, alles bijeen een
moeilijk geval voor een rechterlijk college.
Het ging over de fabricatie door de N. V
Electrische Matzesfabriek „Holland" van
zoogenaamde handmatzes, waarvan een con-
curreerende fabrikant, de firma A. I. Haan
Co., eveneens gevestigd te Amsterdam,
beweerde, dat het geen echte handmatzes zijn.
De directeur van „Holland" stond thans
terecht, beschuldigd van het, ten einde zijn
eigen of eens anders handels- of bedrijfdebiet
te vestigen, te behouden of uit te breiden,
plegen van bedriegelijke handelingen tot mis
leiding van het publiek, terwijl uit; die hande
lingen nadeel kon ontstaan voor zijn concur
renten. De bedriegelijke handelingen zouden
li erin bestaan, dat bekl. in dagbladen gead
verteerd had, dat hij „handmatzes" verkocht
of deed verkoopen, terwijl dit in werkelijk
heid geen echte handmatzes waren.
Hieruit zou nadeel ontstaan zijn voor de
leden van de firma A. I. de Haan Co.,
Bekl. deelde op desbetreffende vragen van
den president mede, dat de „Holland" sinds
1921 bestond en handmatzes fabriceerde
sinds 1924.
„Waarom bent u daartoe overgegaan
„Omdat diverse vereenigingen, die van mij
betrekken, zulke matzes willen hebben.
Een lang gesprek volgde over de bereiding
van matzes, waaruit bleek, dat bekl. matzes
door handbewerking laat fabriceeren, behalve
dat' een bewerking, nl. het zoogenaamde
braken, bij hem door een electrischen wals
wordt gedaan, hetgeen bij anderen gedaan
wordt met een soort boom, waar een man op
zit te dansen. Volgens een getuigenverkla
ringen zou dit laatste procédé onzindelijk
zijn, ook omdat de arbeiders met transpiree-
rende handen aan de matzes komen.
Getuige de Haan beklaagde zich erg ov.er
de handelingen van beklaagde, over diens
lage prijzen, enz.
„U merkte dat in uw debiet?" vroeg de
president.
1 „Enorm. De groote vereenigingen betrok
ken niet meer bij mij."
Deze vereenigingen zijn eigenlijk een soort
begrafenisfondsen, die ook voor toelagen zor
gen in de rouwdagen en op Paschen matzes
verstrekken aan haar leden. Zooals men weet,
mogen de Joden gedurende hun Paaschdagen
geen gewoon brood nuttigen.
„De kwestie waanhet hier om gaat," vroeg
de president, „speelt op godsdienstig gebied
geen rol, nietwaar
„Er zijn veel orthodoxe Joden, die alleen
handmatzes willen gebruiken."
„Maar waarin zit dan het verschil
„In smaak."
„Enfin, het gaat hier niet om de mérites
van handmatzes, maar om de oneerlijke con-
currentie-vraag."
De heer Palachè, opperrabijn van de Port.
Synagoge te Amsterdam, als deskundige ge
hoord, begon met te verklaren, dit niet te
zijn.
„Is het noodig, dat matzes zuiver hand
werk zijn vroeg de president.
„Weineen," luidde het antwoord. „Vroeger
werden natuurlijk alleen maar handmatzes
gemaakt. Maar ik prefereer machinale matzes,
omdat er dan geen kans van rijzing is. De
vraag, waar het hier om gaat, laat ons totaal
onverschillig."
De heer Onderwijzer, opperrabijn van de
Ned. Isr. Gemeente te Amsterdam, verklaar
de eveneens geen deskundige te zijn. Hij
bemoeide zich alleen mgt ritueele kwesties.
Mr. Massink, officier van Justitie „Heeft
men geklaagd over de handmatzes van de
„Holland"
„Mij is daar niets van bekend."
De opzichter van het Rabbinaat, speciaal
belast met het toezicht op de matzes-fabricage
verklaarde, dat hij niet kon zeggen of de hand
matzes van de „Holland" echte handmatzes
waren of eigenlijk machine-matzes. Dat was
Z. i. een juridische kwestie.
Na dit juridisch antwoord kwam een werk
man van bekl. vertellen, dat het z. i. „machi
nale handmatzes" waren.
Van misleiding van het publiek was volgens
bekl. geen sprake geweest. De firma De Haan
had daar wel voor gezorgd door een reclame
campagne.
Ook met de overige passages van de dag
vaarding was hij het niet eens.
De voorzitter en de secretaris van de ver-
eeniging „Zij die de rechtvaardigheid lief
hebben en de treurenden troosten", verklaar
den, dat zij met hun 17.000 leden ongeveer
60.000 pond matzes betrokken van bekl.'s
fabriek. De leden waren tevreden, ook over
de handmatzes. De bereiding was h. i. zin-
delijker dan met ae oude braakmachine,
waarbij een man op een boom zit te dansen,
een werke, dat zoo'n arbeider, volgens bekl.,
slechts een paar uren kan volhouden. Boven
dien steunden zij de „Holland", omdat zij
daardoor een trust bestreden en prijsopdrij
ving tegengingen.
Na het getuigenverhoor requireerde mr.
Massink tegen bekl. wegens oneerlijke con
currentie een boete van 100, subs. 10 dagen
hechtenis.
Mr. van Menk, die als verdediger optrad,
wees op het essentieele verschil tusschen
hand- en ma chine matzes. De handmatzes
worden niet gemaakt met behulp van de
transport- en bakmachine, en het is pas na
de invoering van deze machine, dat machine
matzes bestaan. Of de wals gebruikt wordt
of niet, doet aan de eigenlijke bereiding niets
af. Pleiter ging de elementen van de dagvaar
ding na, achtte het wettig bewijs niet gele
verd en vroeg vrijspraak. Hij overhandigde
ten slotte verschillende brieven van autori
teiten, die verklaringen bevatten ten gun
ste van beklaagde's handmatzes.
Uitspraak over 14 dagen.
Voor het Gerechtshof te Arnhem heeft
Donderdag opnieuw terechtgestaan v. M.,
beklaagde van den dubbelen moord te Wy
chen. Men herinnert zich, dat het Gerechts
hof eenigen tijd geleden een onderzoek naar
beklaagdfs geestvermogens heeft gelast. De
deskundigen kwamen, gelijk gemeld, tot de
conclusie, dat bekl. toerekenbaar was.
De Advocaat-Generaal, mr. Cnopius, heeft
heden opnieuw levenslange gevangenisstraf
geëischt.
Een schoenmaker aan den Oude Langen-
dijk t-e Delft was wegens metergeknoei afge
sloten van de gasleiding der gemeente. De
man wist echter raad. Hij koppelde de
dienstleiding die was blijven zitten aan
de huisleiding en betrok op deze wijze gratis
gas, totdat een beambte der gasfabriek de
fraude ontdekte.
Tegen den schoenmaker werd proces-ver-
baal opgemaakt.
Zekere Smith, van Mineapolis, in Ameri
ka, was uitgenoodigd bij zijn vriend William
Waër, een bekend zakenman, bij wien van
tijd tot tijd een groepje vrienden ging kaart
spelen onder een lekker glaasje gesmokkel
de whisky. Want zooals men weet, is het ge
bruik van dezen drank in Amerika ten
strengste verboden.
Smith was een beetje te laat, zoodat zijn
vrienden al eenige partijtjes kaart moesten
gespeeld hebben en eenige glaasjes hebben
gedronken. Hij kwam met zeven haasten bin
nen gevallen en zijn vrienden zaten inder
daad reeds aan tafel. Ze waren met vier, op
de tafel stonden vier glazen en een karaf;
de kaarten lagen ernaast.
Dc vrienden schenen den nieuw gekomen
niet bemerkt te hebben. Ze zaten stokstijf
op hun stoelen en verroerden geen vin. Hun
oogen stonden star en er lag iets schrikwek
kends in. Er was geen twijfel aan, de vrien
den wilden Smith voor den aap houden.
„Wacht even," dacht deze en hij gaf den
een een stomp in den rug. De vriend rolde
van zijn stoel en. viel loodzwaar op den vloer
neer. Hij scheen een zucht te laten, maar
dat was ook alles. Hij bleef bewegingloos
voor de voeten van Smith liggen, die zich
begon af te vragen of hij niet droomde. Hij
raakte de hand van een ander aan, doch deze
was ijskoud. Smith kon de vreeselijke ont
roering niet te boven komen en viel bewus
teloos neer. Toen hij bij gekomen was, liep
hij als een krankzinnige de straat op om
huip te roepen.
De coroner deed den whisky ontleden en
men ontdekte daarin roode bestanddeelen,
die een vreeselijk zwaar vergif bevatten. Dit
is alles wa men tot hiertoe ontdekt heeft.
Smih iigt zwaar ziek van de ondergane
emoties in het hospitaal.
De hoofdcommissaris van politie te Rotter
dam geeft belanghebbenden in overweging,
alvorens in relatie te treden met het Cen
traal Consultatiebureau ten dienste van han
del, nijverheid, scheepvaart en landbouw, J.
Holm, Boompjes 84a, Rotterdam, inlichtingen
in te winnen bij de afdeeling centrale re
cherche aan het hoofdbureau van politie
aan het Haagscheveer. aldaar
Heb het uitstekendste aan te bieden dat
iemand wenschen kan, hoe zal de wereld
het weten, indien gij niet adverteert.
JOHN. P. ROCKEFELLER.
die weldra het dekseltje stuk bijt en als bij
waggelend te voorschijn komt. Nu meent
hij wel, dat hij voor pleizier op de wereld ge
komen is, doch de werkbijen vertellen den
nieuwen wereldburger, dat hij verplicht is
mee te helpen, om de kolonie in stand te hou
den. Vooreerst moet dejonge bij huiswerk ver
richten, maar weldra neemt ze ook aan de
werkzaamheden buiten den korf deel.
Een der voornaamste gebeurtenissen in het
De meeste bijen hangen als de franje van een
gordijn bij het vlieggat buiten de woning.
Daar binnen verneemt men nu voortdurend
een sterk gebrom. De koningin legt geen
eieren of laat ze vallen. Onrustig loopt ze
heen en weer 'en botst nu tegen de een dan
weer tegen de ander aan. De werkbijen klim
men haar zelfs op den rug, en alle orde schijnt
verbroken. Van eerbied voor de vorstin is
geen sprake meër. Ze wordt niet meer met
Drie dingen zijn er hier op aard.
Die zijn voor elk de moeite waard
Om ze alle drie te weten!
Onthoudt ze goed,
Want wat ge ook doet
Nooit moogt ge die vergeten.
1.
„Verloren t ij d" komt nooit terug!
Al werkt gij later nog zoo vlug,
Die tijd is toch verdwenen.
Gebruikt uw tijd,
Werkt steeds, met vlijt:
De tijd gaat vlug daarhenen.
„G esproten Voord" is weg gevlucht!
En hoe ge êr ook om weent en zucnt,
Het blijft voor immer buiten.
Bedenkt u wel,
Spreekt nooit te snel,
En leert uw mondje sluiten.
„Begane daad" blijft steeds volbracht!
En niemand heeft het in zijn macht
Die ongedaan te maken.
Bedenkt u goed
Voor gij iets doet:
Gij zelf moet daarvoor waken.
Koning Salomo in zijn tijd stelde ons de
j mieren tot voorbeeld, als hij sprak „Ga tot
de mieren, gij luiaard zie hare wegen en
wordt wijs." En terecht erkennen wij den
ijver dezer insecten en bewonderen hun ver
stand en hun overleg. Toch stel ik de nijvere
bijen ver boven hen. In werkzaamheid en
kunstvaardigheid doen zij voor de mieren
niet onder. Doch terwijl de arbeid van deze
laatste haar eigen voordeel beoogt, zijn de
bijen ons van het hoogste nut. Om van den
honig en de was nog niet eens te spreken,
denk eens aan den dienst, welken zij ons be
wijzen bij de bestuiving onzer vruchtboomen.
Zij toch zijn het in de voornaamste plaats,
die het stuifmeel der meeldraden overbren
gen op den stempel van den stamper. Te wen
schen zou het daarom wezen, dat ieder, die
er een paar vruchtboomen op na houdt, zich
ook een paar bijenvolken ging aanschaffen.
Hij zou daarvan niet alleen veel pleizier
beleven, maar zich nog bevoordeelen boven
dien. De bijen leven in een geregelden staat
bijeen. Aan het hoofd daarvan staat niet
een koning, doch een koningin en dat de
Zaken er niet te slechter om gaan, weten wij
bij ondervinding. Toch is er verschil op te
merken. Terwijl in ons koninkrijk de regee-
ring erfelijk is, wordt in den bijenstaat de
meer groote en slanke koningin gekozen
door de kleinere werkbijen, waarvan er in
een volkrijke kolonie tusschen tien-en zestig
duizend aanwezig zijn. Deze werkbijen zijn
niet alleen de soldaten, die den staat en zijn
koningin met kaken en giftangel tegen iede-
ren vijand verdedigen, zij zijn tevens de
arbeiders, die al het werk doen, dat verricht
moet worden, waarbij zij op bewonderens
waardige wijze den arbeid verdeelen. Daar
deze werkbijen ook wijfjes zijn, die echter
geen eieren kunnen leggen, is de bijenkolonie
een staat, waarin de vrouwen uitsluitend de
oaas zijn want wij kunnen de mannelijke
bevolking, de logge darren, ten getale van
5 a 800, geheel buiten rekening laten. Zij
leiden een leventje van Jantje Zonderzorg
en teren op den boer. Zij arbeiden niet en
leven van het voedsel, dat de werkbijen in
de woning brengen. Niet te verwonderen is
het daarom, dat deze tegen 't najaar, als het
voedsel buiten begint te ontbreken, op de le-
digloopers aanvallen, ze meedoogenloos ver
moorden en buiten den korf smijten.
Voor de koningin en hare larven dragen
de werkbijen de grootst mogelijke zorg. De
oudere voorzien haar van het beste en lekker
ste voedsel de jonge bijen volgen haar als een
zorgende hofstoet. Voor hare larve bouwt
men 'n ruime en prachtige koninginnecel of
koningswieg, grooter en mooier dan voor de
larven van werkbijen en darren. Voor deze
koningswieg wordt honderd maal zooveel
was gebruikt als voor die der andere, of
schoon de jonge bijen deze met moeite af
scheiden tusschen de ringen van het achter
lijf en zij er daarom zeer zuinig op moeten
zijn. Om de was te maken behoeven ze veel
voedsel, rust en warmte, en brengen derhalve
het grootste deel van haar leven in de korven
door. De eenige, maar dan ook gewichtige
arbeid, die de koningin te verrichten heeft,
is het eierenleggen. Hierbij wordt ze niet
alleen begeleid door de hofhouding, maar
ook door een groot aantal harer getrouwe
onderdanen, die al buigende en dansende
haar omringen en voortdurend belikken en
bestrijken, waarschijnlijk daardoor hare blijd
schap te kennen gevende over het plan harer
doorluchtige gebiedster. In een gunstigen
tijd legt de koningin eenige honderden eieren
per dag, zoodat dit aantal in den geheelen
zomer vaak 20 a 30 duizend bedraagt. De
vorstin houdt van reinheid en zindelijkheid
Ze onderzoekt dus eerst met haar fijne en
gevoelige sprieten iedere cel. Is 't met deze
zaken in orde, dan keert ze zich om en legt
in iedere cel een ei. En ze weet precies waar
ze er een moet leggen voor een jonge koningin,
waar voor een werkbij en waar voor een dar.
Tusschenbeide moet ze een poosje rusten. Ze
begeeft zich daartoe in een darrencel, waar ze
door haar hofstoet bewaakt en geliefkoosd
wordt. Heeft ze in een cel een boonvormig
eitje gelegd, dadelijk treden dan hare volge
lingen toe. Eén harer begeeft zich in 't hokje,
legt het eitje op zijn plaats, brengt wat water
en bijenbrood aan als eerste voedsel voor de
toekomstige bewoonster en sluit daarna de
cel met een dekseltje van was dicht. Na vier
dagen komt er uit het eitje een wormpje, de
larve. Nu krijgen de werkbijen 't ontzettend
druk, want 't kleine ding doet niets dan eten
en altijd maar weer eten. Doch het groeit er
dan ook goed van. Eindelijk meenen de
kindermeisjes, dat 't nu mooi genoeg is en ze
sluiten het diertje doodgewoon op. In haar
gevangenis spint de larve zich nu een zijden
behangsel en verandert in een pop of nimf,
5*f >'S
nu:
Bijenstal in Noord-Holland (ouderwetsche bouw). Het nazien der korven.
leven der bijen is het zwermen. Vóór een deel
der kolonie hiertoe besluit, worden eenige
oude getrouwen op verkenning uitgezonden.
Deze speurbijen of spoorzoeksters behooren
tot de meest ontwikkelden. Gedurende hare
afwezigheid heerscht in den korf de grootste
onrust. Zouden de boodschapsters met goede
tijding terugkeeren Het gewone werk wordt
door de achterblijvenden geheel verwaarloosd.
lekkernijen gevoed, doch meet zelf maat
zien hoe ze haar voedsel uit de cellen bemach
tigt. Die bijen echter, welke door haar worden
aangespoord, volgen haar op hare onrustige
gangen door den korf. Ze gaan met haar rond
en brengen den geheelen korf in rep en roer.
(Wordt vervolgd.)
Eens, het is al een heelen tijd geleden»
leefde een koning in een ver land, waar vele
bósschen en hooge bergen zijn, waarin aar
dig wat roovers en ander gespuis huisde,
dat den omtrek onveilig maakte.
Die koning nu was erg rijk en het geld dat
bij had, verbraste hij allemaal, en als het op
was, vroeg hij aan de menschen om nieuw.
Maat de burgers waren daar niet mee con
tent en dikwijls gaven zij het hem niet.
In dat geval nam de koning het gewoon,
dat vond hij den eenvoudigsten weg.
Zoodoende maakte hij zich niet erg be
mind bij zijn volk, zoodat het niet te ver
wonderen was, dat er menige aanslag op
zijn leven gepleegd werd, bijzonder door die
roovers en dergelijk volkje, alhoewel die aan
slagen allemaal verijdeld werden of mis
lukten.
Ik zal jelui nu eens gaan vertellen, hoe
één van die aanslagen op 's konings teven
verijdeld werd, door één onnoozelen sol
daat.
De koning hield veel van de natuur, en
daarom ging hij nogal veel in de bosschen en
bergen in den omtrek wandelen. Hij was dan
gekleed in een gewoon burgerpak, opdat hij
niet herkend zou worden.
Toen hij weer eens op zoo'n wandeling
was, raakte hij verdwaald in een zeer groot,
diep en donker bosch, waar middenin onge
veer een herberg stond.
Tot z'n groote vreugde ontmoette hij een
ouden soldaat, dien hij aansprak en den weg
vroeg. v
„Oh zei deze „gaat u maar met mij
mee, ik ga toch naar de stad en dan loopen
we zoo ver samen. Ik moet naar den koning
om m'n pensioen te halen, en o wee als hij
het mij niet geeft, dan zal ik eens even laten
zien dat ik ook niet van gisteren ben. En
dan zal ik het toch wel krijgen, zou ik zoo
zeggen, nou, fijn hoor, drie dubbel en
dwars
De koning zei niets, haalde z'n schouders
eens op en dacht „Wacht maar vriendje,
als je eenmaal aan het hof bent, zal je wel
anders praten."
Zoo verder pratende over allerlei voor
ons onbelangrijke dingen, kwamen zij aan
de herberg, die bekend stond als een verga
derplaats voor allerlei slecht volkje. «De sol
daat wilde met alle geweld nog even een kop
koffie drinken, doch de koning moest daar
niets van weten, en liep alleen door, daar hij
inmiddels weer op het rechte pad was terug-
gekeerd*
De soldaat trad echter binnen en zag in
één oogopslag, dat het daar niet pluis was,
want aan een tafeltje zaten ongeveer twaalf
van die heertjes met de hoofden bijeen, met
elkaar te smoezen.
Ze hadden een plan beraamd om het ko
ninklijk slot te omsingelen, den koning te
vermoorden en het geld en de waardevolle
stukken, die eenigszins draagbaar waren,
mee te nemen en zoodoende eens een goe
den slag te slaan.
De soldaat liep recht op het buffet toe en
bestelde een kop heete koffie en een pan ko
kend water, zoogenaamd om telkens weer
bij te vullen.
Hij had echter een list verzonnen en wil
de dien in toepassing brengen.
Hij wist, dat ze hem zouden uitnoodigen,
een spelletje met hen te gokken, en dat zij,
als het ^pel eenigen tijd aan den gang was,
elkaar op de teenen zouden trappen, als
sein voor een aanval op hun medespeler,
dien ze dan zouden vermoorden. Hij wist,
dat dit de gewoonte was bij zulke luidjes.
Daarom had hij er zich op voorbereid.
Na een tijdje vroeg een der mannen, die
de aanvoerder scheen te zijn „Dóe je mee
een potje, het gaat heel aardig en als je het
niet kent, zullen wij het je wel leeren, het is
gemakkelijk genoeg. Neem maar plaats."
De soldaat nam z'n koffie en kokend wa
ter op, verhuisde naar de tafel waar de schur
ken gezeten waren en begon te spelen.
Na eenigen tijd in spanning doorgebracht
te hebben, merkte hij op, dat de roovers vér-
dacht met, hun voeten zaten te werkeh en
toen vond hij, dat zijn tijd gekomen was.
Plotseling pakte hij zijn pan met nog JEjna
kokend water beet en smeet den inhoud in
de gezichten der mannen. Dezen wisten
van verbouwereerdheid een oogenblik niet,
wat ze moesten doen, en juist van dat oogen
blik maakte hij gebruik om ze allen onscha
delijk te maken.
De waardin, opgeschrikt door het plotse
linge lawaai, kwam hard aangehold, maar
bleef verbluft in de deurpost staan, toen ze
daar die twaalf boeven, die een uur geleden
nog zoo'n praats hadden, op den grond zag
liggen. Zij vloog toen op den soldaat toe,
wenschte hem geluk met z'n succes en ver
telde hem meteen, wat zij van het plan der
roovers afwist, en beide waren blij, dat die
heeren tenminste geen kwaad meer konden
doen.
Dit voorval werd als een loopend vuurtje
door de omstreken verspreid en ook de ko
ning wist er den volgenden ochtend al van
én was zeer verheugd.
Toen nu de soldaat aan het hof kwam,
werd hem open gedaan door een bediende
in livrei.
Na een paar maal tevergeefs gevraagd te
hebben om den koning te spreken, werd hij
eindelijk binnengelaten. Hij moest zelf den
weg naar de zaal des konings maar vinden,
de bediende had geen zin om hem te begelei
den.
In één van de gangen van het koninklijk
slot kwam hij iemand tegen in een schitte
rend uniform en hij dacht niet anders, dan
dat dat de koning in hoogst eigen persoon
was. Hij sprak hem dan aan en zei
„Sire, zou er geen kans bestaan, dat u mij
mijn pensioen eindelijk eens uitbetaalde? ik
heb 43 jaar lang het land trouw gediend en
ben nu negen en zestig. In geea vier jaar heb
ik iets van u ontvangen.
Neem mij niet kwalijk, maar ik vind dat
hét nu tóch hoog tijd wordt, ik kan zoo
haast niet leven."
„Wie is u, en wat verlangt u," vroeg de
eerste minister. Want deze was het, die door
den soldaat voor koning werd aangezien.
„Wilde u den koning spreken of wat
wenschte u."
De soldaat, verbaasd over zoo'n antwoord,
zeide geheel uit 't veld geslagen
„O Is u de koning niet
„Neen," zei de minister, maar ik wil u er
wel even naar toe brengen. Gaat u maar
mee."
Maar voor den koning gekomen zijnde,
was onze dappere soldaat al z'n moecj weer
verloren.
Heel bedeesd vroeg hij aan den koning,
die hem allang herkend had als degene waar
mee hij gisteren in het bosch gewandeld
had en die daarna door zijn list zijn leven
gered had, of hij alstublieft z'n pensioen
kon krijgen.
Toen de soldaat z'n wensch had uitge
sproken, zei de koning
„Omdat je nu gisteren zoo kranig mijn le
ven gered hebt, zal ik doen, zooals je onder
weg al verwachtte en je krijgt driedubbel en
dwars je pensioen en je mag voortaan aan
mijn hof vertoeven."
TH, VAN VELSEN.
De trein Y komt uit de richting C aan-
stoomen, terwijl trein Z uit de richting D
te voorschijn komt. De beide treinen zijn
langer dan het zijspoor (Zie fig. 1).
L F*. t.
Beide machinisten laten hun trein een eind
voor den wissel staan. De machinist van trein
Z haakt het achterste gedeelte af, laat dit op
de rails staan en rijdt met de voorste helft
van zijn trein op lijn A daar blijft hij staan.
De machinist van trein Y rijdt met zijn trein
langs het gedeelte B, den wissel voorbij, en
blijft op het gedeelte D van de spoorlijn
staan. (Het achterste gedeelte van trein Z
staat dus achter trein Y.)
De stand der treinen is als in fig. 2 is aan*
gegeven.
Nu haakt de machinist van trein Z Zijn
locomotief af, stoomt daarmee vooruit, naar
C, en vervolgens achteruit langs lijn B, zoo
dat deze locomotief bij F komt te staan. Hij
stoomt langs het gedeelte A weer vooruit
en duwt de voorste helft van trein Z een
flink eind op in de richting C. Het voorste
gedeelte van zijn trein laat de machinist van
trein Z dan staan en met zijn locomotief
stoomt hij dan weer achteruit en blijft staan
op lijn A.
De stand is dus als in fig. 3.
De machimst van trein Y laat daarna zijn
trein achteruitstoomen, langs lijn B, en blijft
bij E (een eind voorbij den wissel staan).
Vervolgens gaat de locomotief van trein Z
weer achteruit (dus in de richting D), haakt
het achterste gedeelte van zijn trein aan en
stoomt hiermee weer vooruit, tot op lijn A»
waar hij weer staan blijft.
Nu'is de stand als fig. 4 aangeeft.
De locomotief van trein Z is bij het pijltje.
Als je fig. 4 bekijkt, dan zie je, dat de weg
vrij is voor trein Y trein Y kan dus langs
lijn B ongestoord zijn weg vervolgen in de
richting D. Trein Y verdwijnt 4US van ^et
tooneel, maar nu trein Z nog.
De machinist van trein Z stoomt met zijn
locomotief en het achterste gedeelte van zijn
trein achteruit in de richting D, laat het daar
staan en stoomt met zijn locomotief terug
naar de voorste helft van zijn trein, dien hij
aanhaakt. Dan stoomt hij weer terug en blijft
op lijn A staan.
Thans is de stand als in fig. 5.
De locomotief is weer bij het pijltje.
De machinist haakt zijn locomotief weer
af; stoomt alleen met zijn locomotief terug
naar F en stoomt dan weer vooruit langs Tijn
B naar E. Daarna gaat hij weer achteruit
langs lijn A en haakt daar het voorste ge
deelte van zijn trein aan. Dan stoomt hij nog
verder achteruit, in de richting D, tot het
achterste deel van zijn trein, dat ook aange
haakt wordt.
Het rangeeren is afgeloopen en trein Z
kan verder stoomen om in de richting C te
verdwijnen.
RECHTMATIGE TROTS.
„Gij zijt van geen edele afkomst," zei eea
trotscn, zeer voornaam Athener tot den wijs
geer Socrates.
„Des te meer eer verdien ik," antwooröde
Socrates, „omdat mijn adeldom bij mij ze)»
begint."
22.
„Wiesje, ik begin aan
een nieuw verhaaltje," zei
het vlindertje, „luister
je?" „Ja vlindertje, heel
graag," zei ze. In een
groot bosch stond een
holle boom. In die holte
tu zat een vogelnestje
tnet drie pasgeboren vo
geltjes er in. Vader en
nioeder Musch waren
«ruk in de weer om voed
sel voor hun kleintjes te
boeken. Ze vlogen af en
aan. Op een keer bleven
2e wat langer weg dan ge
woonlijk. De kleintjes be
gonnen al onrustig te wor
den en gluurden al eens
°ver het nestje. Het be
gon ook al avond te wor
den.
Een vos placht tegen
den avond een stroop
tocht te doen. Zoo doende
kwam hij ook voorbij den
boom. Door het gepiep
werd hij op het nestje
opmerkzaam gemaakt. Hij
likte zijn baard al af. Zoo
heel gemakkelijk zou het
echter nog niet gaan. Het
nestje was nog al tamelijk
hoog, en een vos kan niet
klimmen. Hij sprong, al
eens tegen den boom op
Och, och, wat schrokke.
die kleine vogeltjes, ze
drongen zich ai meer en
meer tegen elkaar aan.
Juist kwamen vader en
moeder Musch thuis en
zagen \*at er gaande was.
- T
24.
Ze gingen dicht bij
hun kleintjes zitten, en
troostten ze met de woor
den „Hij kan toch niet
bij ons komen, ons nestje
zit voor hem vee 1 te
hoog 1" Al heel gauw
waren de kleintjes dan
ook rustig. „Zoo, vader
Musch,hoe maak je het
vroeg de slimme vos,
„heb je al kleintjes „Ik
maak het heel best en m'n
kleintjes ook," zei vader
Musch. „Mag ik ze eens
zien „Jawel, kom maar
hier „Och, „voor jou is
het een kleine moeite,
ze even naar beneden te
brengen." „Dat zullen
we toch maar niet doen"
vond Vader Musch.
(Wordt vervolgd.)