ELCK WAT WILS
0
Een Jochlpcirüj l»ij
een IndïscSnen Vorst.
„Maar spreek dan toch, Felicitè riep „Dat is jammer," zeide de visscher, met met hen dronk,was- hem een vernieuwd be- vijfentwintig mijl van Spezzia en sedert
de beleefde vertrouwelijkheid, aan zijn wijs voor den gemeenen burgelijken zin vanmorgen zeven uur reeds op-weg, In dit
En zich tot den vreemdeling wendende, stand eigen, ,,'t Is een stevig, zeevast vaar- van Mylord, en dat was iets, dat Mr. jaargetijde, nu de nachten kort zijn, over-
yoegde hij met alle verachting van een tuigje. Had ik geld genoeg gehad, ik zou Prouting's teeder gevoel op het bitterste nachten veel reizigers hier. In het hotel
knaap voor het zwakkere geslacht er bi) 't gekocht hebben. De Sigr.or gaat nu griefde. „Europa" zijn goede kamers, zachte bed-
„Geet mij maar liever het geld, Signor.naar Spezzia?" In Engeland was het naar Mr. Prou- den en een uitstekende keuken."
Zij weet toch niet, wat zij er mede zal „Ik reis er maar door, ik ga naar Ro- irg's gevoelen al erg genoeg, maar op reis Lord Brackenbury schudde het hoofd.
d0"1- me," antwoordde Lord Brackenbury. was het nog erger geworden. Hoe dikwerf „Neen, man," zeide hij, „wij rijden door."
Eensklaps hield het kleine meisje op „Naar Rome! Daar heb ik nog een had hij zijn heer op kleine plaatsen met „Maar Signor, over hoogstens een kwar-
met weenen, wierp haar kopje achterover, tweelingbroeder, die ik in geen zes jaar boeren, daglooners, zandkruiers en derge- tier gaat de zon onder en dan komen wij in
en zeide, beleedigd door de veronderstel- heb gezien. Het is een fraaie weg, de weg lijk slag van volk zien omgaan hij zette den nacht aan."
ling, dat zij het geld aan snoeperij wilde naar Rome, ik wenschte dat ik mee kor zich in hun hutten neder, verkeerde met „En wat zou dat De weg is goed en
besteden gaan." hen vertrouwelijk, hoorde al hun klachten gij krijgt versche paarden."
„O, ja Ik weet heel goed wat ik hebben Intusschen waren de postillons in den geduldig aan en troostte hen. Ja, in de Zeer spoedig gaf de Vetturino niet toe.
wil 1 Ik koop er mij een paar fil-de-grain zadel gesprongen en wachtte Sandro dienstbodenkamer van het kasteel, werd De waard van het hotel „Europa" was zijn
oorringen voor. Quaranta-Sette slechts op het bevel van zelfs het ongelooflijke verteld, dat men besten vriend en had bovendien 'n heerlijk
Lord Brackenbury lachte. zijn Lordschap, om de reis voort te zetten. Lord Brackenbury verleden winter in een wijntje in zijn kelder, dat bijzonder in den
„O, Eva, Eva zeide hij, „overal ziit gij Gedurende het geheele gesprek met den hevigen sneeuwstorm had gezien,terwijl hij smaak van Sandro Quaranta-Sette viel.
dezelfde. O ijdelheid m een klem bloots- visscher was Mr. Prouting zeer boos en voor eene arme, oude vrouw, die ergens „Maar, mijn hooggeëerde heer 1"
hoofdig en barvoetig visscherskind Daar verbaasd geweest. Hij had zijn heer nog aan den zoom van het bosch woonde, een ging hij beleefd, maar dringend voort,
hebt gij uw halve lire, en daar hebt gij er nooit zoo vrij en vroolijk hooren praten emmer droeg. Dat waren in ieder geval „Het hotel is even goed, ia ros beter dan
nóg eén, voor ieder uwer kleine oortjes een. of blijmoedig zien lachen. laffe praatjes, laster en ondanks alle dat in Spezzia, en
Dit waren zeker onverstaanbare woor- „En van Rome ga ik naar huis, naar En- goedaardigheid van zijn heer, kon hij Mylord fronste de wenkbrauwen. „Ik
den voor kinderen, nochtans schenen zij geland, dat nog veel verder is." toch zoo iets niet van hem gelooven. Overi- heb gezegd, dat ik wil doorrijden," zeide
eenig gevoel van hun hebzucht te hebben. „Naar huis De Signor is toch geen En- gens waren dat nog de eigen lieden van hij bevelend. „Ik heb de verdeeling van
Het kleine meisje nam de geldstukjes en gelschman gijn bezittingen.... Hier echter was den weg gemaakt en wil mij daaraan hou-
snelde naar haar broertje. „Zeker ben ik dat." de verhouding weer geheel anders. Wat den. Wees zoo goed, zoo spoedig mogelijk
„Wat, zegt gij niet eens dank u zeide „Diavolo De Signor spreekt even goed men in Engeland nog voor tegemoetko-, van paarden te verwisselen 1" Dit zeggen-
Lord Brackenbury. Italiaansch als wij." mende genade en goedheid kon aannemen de haalde hij het raam van het portier
Half gelukkig, half verschrikt door die Lord Brackenbury lachte. Wellicht was in het buitenland doodeenvoudig ge- op en nam zijn beek weder ter hand.
vermaning, bleven zij een oogenblik hand dacht hij, en niet ten onrechte, dat hij brek aan goeden smaak. Mr. Prouting Dat zijn bevelen niet oogenblikkelijk
in hand staan waarna zij, door hetzelf- het nog beter sprak. Niet alleen sprak daarentegen had geen gebrek aan goeden werden uitgevoerd en men hem, hoewel
de gevoel gedreven, plotseling als antilo- hij het zuivere Toskaansche Italiaansch, smaak. Zijn gevoel deed hem steeds naar hoogst beleefd, tegensprak, was hem nog
pen de vlucht namen en tusschen de boo- hetwelk beschaafde reizigers zich spoedig booger trachten hij gevoelde iets edels, niet voorgekomen de teleurgestelde ge-
ten verdwenen. eigen maken, maar even gemakkelijk sprak iets aristokratisch in zich, in één woord, zichten aan de hóteldeur zag hij niet.
Lord Brackenbury zag hen na en een hij het zachtvloeiend, slepend Napoli- hij gevoelde, dat de natuur in hem een Sandro trad verschrikt en boos terug,
donkere wolk gleed over zijn gelaat. Was taansch, het harde Venetiaansch, het bar- edelman had geschapen. schouderophalend beval hij de versche
dit nu de onbaatzuchtige eenvoud van baarsche Boulogneesch, en zelfs de Pie- Wat het geestelijk leven betreft, ook paarden in te spannen en ijlde toen naar
een onbedorven jeugd? Waren dan de bloe- monteesche brabbeltaal. De verschillende daarin stond Mr. Proutir.g op een zuiver de gelagkamer, om nog in allerijl'n fles ch-
sems van de ongekunstelde, vrije natuur volks dialecten en eigenaardigheden van behoudend standpuntgeen macht der je van zijn lievelingsdrank te genieten,
ook reeds hebzucht en ijdelheid. Zou de Italië had hij zich tot een lievelingsstudie wereld zou hem hebben kunnen dwingen, „Die Engelsche Mylord is zoo koppig
oudheid ook eens met Felicita's en Gio- gemaakt, en verscheidene Italiaansche zich onder livereiknechts te mengen, of als een muilezel," bromde hij en schudde
vanni's bevolkt zijn geweest volksliederen, die in het Engelsch ver- zelfs-het liefste kamermeisje een arm te ge- zijn natte jas uit als'n poedel, die pas had
Ach, zeker wel. O wereld, nietige wereld taald, in het „Parthenon" opgang maak- ven. „Ieder in zijn stand, steeds hooger," gezwommen. „Hij wil vandaag nog naar
als een Sodomappel van buiten, verleide- ten, waren uit zijn pen gevloeid. Dit was pleegde hij te zeggen. Toen Mr. Prouting Spezzia, al regende het ook keisteenen
lijk, van binnen slechts asch. Hij stond echter een geheim gebleven tusschen hem zag, hoe Mylord zich „gedroeg," hoe hij natuurlijk wat kan het hem schelen, als
op en wandelde voort, menigmaal bleef en zijn uitgever. Zijn eigen broeder had volstrekt geen acht sloeg op zijn hooge ge- hij droog in zijn rijtuig zit, of wij buitencp
hij staan, om een blik te werpen op die er zelfs geen vermoeden van, dat Lord boorte, noch op de hooge positie, die hij in verdrinken of bevriezen En met de
lange streep van land en water aan de Brackenbury ooit een vers had gemaakt, de wereld innam, toen schudde hij het hartstochtelijkheid van zijn Italiaansch
eene zijde de met waaierpalmen gekroonde behalve zijn schooljongenspoëzie. hoofd, en vroeg ernstig het lot, wat het karakter, wenschte hij Lord Brackenbury
klippen, het glinsterend zand, de uitge- De postillons schrijlings op hun zadels toch bedoeld had, door zijn heer met.een naar den drommel vóór vier en twintig uur
strekte landtongen; aan de andere zijde, zittende, luisterden en lachten Mr. Prou- ellenlangen titel in een oranjegeele koets verloopen waren. Om zijn ergernis wat
de vlakke, door geen golfje bewogen, blau- ting, die van al het gesprokene geen woord te plaatsen en een jaarlijksch inkomen van te doen bedaren, nam hij echter verbazend
we, droomerige eindelooze zee. verstond, zag er uit als de gepersonifiëerde twintigduizend pond sterling te geven, vlug nog een fleschje van ziin troost- en
„Als men 't nauwkeurig nagaat, dan is verbazing. terwijl het hem, Samuel James Prouting, heulsap.
de asrde zoo slecht nog niet.prevelde „Als ik het volgende jaar met een goed^op het knechtenbankje liet plaats nemen. Spoedig waren ue weder inge-
Lord Brackenbury, „als er maarkeen men- jacht in plaats van met deze koets hier De lange, duistere bergkam, de be- spannen, de flesschen geledigd en onder
schen op leefden terug kom," zeide Lord Brackenbury, sneeuwde toppen, de vroolijke werklieden, veel geschreeuw en gejammer van den
„dan neem ik je mede naar Civita Vecchia alles verdween nu. De weg begon te da- waard en de herhaalde afscheidsgroeten
HOOFDSTUK V. mijn bra've jongen, en van daar is het maar len en boog om een vooroverhangende van Sandro, zette de geele kalesso zich
een dagreisje naar Rome." rotsmassa. Plotseling zag men een door weder in beweging, te midden van een he-
Toen Lord Brackenbury op het pun „Is het waar, Signor I" riep hij. „Ge- heuvels en dalen doorsneden panorama vigen plasregen. Het was echter maar een
terugkwam, van waar hij was uitgegaan, beurt het?" voor zich, hetwelk aan de zeezijde door de bui, want ofschoon rondom een dikke
vond hij Sandro Quarante-Sette bezig de „Zeker gebeurt het, als ik terug kom." opstijgende damp en aan de landzijde nevel bleef hangen, hield het, zoodra zij
paarden te helpen inspannen. Hij wierp „O, gij moet zeker terug komen." door een hooge bergketen werd begrensd, in het dal kwamen, op met regenen. Altijd
zich weder in de zacht gevulde kussens „Drink intusschen een flesch op mijn Zoo verrassend snel vertoonde zich dit nog bergafwaarts gaande, liep de straat
van de oranje-geele karosso, liet zich een gezondheid- En nu, voorwaarts 1" nieuwe natuurtafereel, dat men onwille- weg langs een hooggezwollen rivier en ein-
kop koffie geven, en was gereed zijn reis Lord Brackenbury gaf de ledige kop keurig aan eene decoratieverandering in digde in een hollen weg, aan beide zijden
voort te zetten. terug, betaalde, stopte den visscher een een schouwburg dacht. begrensd door terrasvormige wijnaanphn-
Daar strompelde een stokoud vrouwtje drinkgeld in de hand, knikte vriendelijk De paarden waren sterk en liepen uit- tingen en kastanjeboschjes. De mist hing
met enkele verwarde haren, die om het als een afscheidsgroet en de wagen reed voort, stekend de kalesso reed dan ook in snel- zoo laag en de holle weg was zoo bochtig,
perkament geelgeworden en verschrompel- Het oude moedertje drong naar voren, len draf vooruit, de laatste sneeuwvelden dat er niet veel te zien viel, bovendien
de gelaat zwierden, naar het portier en „Wat heeft hij u gegeven, Tonio?" verdwenen en spoedig bereikte men weder werd het duister. Lord Brackenbury ech-
bedelde om een kleinigheid.Lord Bracken- vroeg zij. de verspreide boschjes en de door storm en ter, vermoeid door het lezen, liet een por-
bury trok zijn beurs maar een visscher „Te drommel 1" riep Tonio, die zeer regen gehavende dennen. Bij*iedere wen- tierraam zakken en scheen met eenige
trad van uit de omstanders te voorschijn rood was geworden en -de hand, waarin ding van den weg zag men een ander too- opmerkzaamheid, de omgeving te be
en trok het besje voort. de gift lag, gesloten had gehouden. Nu neel wijngaarden, kastanje boschjes en schouwen.
„Pardon, Signor zeide hij haastig opende hij zoover de vuist, dat zij er olijftuinen brachten groene en grauwe Hij stak zijn hoofd naar Duiten en beval
„Wij zijn Goddank geen bedelaars Moe ven in kon zien. groepen in het dal te voorschijn, en als de den postillon stil teTiouden. „Hoever zijn
der is echter stokoud en kindsch gewor- Er lag een goudstuk in. nevel voor een oogenblik zich verdeelde, wij nog van Spezzia vroeg hij.
den.Hij hield op, nam zijn muts at clan zag men in de verte een streep van de Sandro Quaranta-Sette sprong ver
en vervolgde met een blik, die herkenning De nieuw voorgespannen paarden wa- diepe, blauwe zee, die echter even spoedig schrikt uit zijn slaapje op, liet zich uit den
verried „Zie zie eens De Signor van ren versch, de postillons hadden goed ge- verdween, als men haar bemerkt had. Nu zadel glijden en berichtte, dat het onge-
de feloek." geten en.... gedronken de weg geleek daalde de weg, om zoo te zeggen, in den veer acht of tien mijlen kon zijn.
Lord Brackenbury lachte. een kolfbaan, en zoo liep de kalesso ge- muil van den storm neder en bereikten zij „En doorgaans een goeden weg
„En gij zijt de timmerman, die de boeg- durende het laatste half uur in een snel- onder een hevige regen-en hagelbui, het „Zoo goed als deze, Signor."
spriet voor mij kalefaterde. Het was bij het len draf tusschen de duinen en de zee. naaste posthuis. De paarden werden uitge- „Een naderen weg
begin van het ruwe weder, en zal een week Hierop volgde het met cypressen be- spannen en door versche vervangen. De „Pardon, Signor, een anderen weg is er
of zes geleden zijn." groeide voorgebergte, dat het vergezicht oude postknecht nam zijn hoed af tot op niet, altijd rechtuit."
„Op het water gaat de Signor in een belemmerde de weg liep stijl naar bo- den grond, in de hoop op een goed drink- „Ik bedoel of er geen kruiswegen zijn
notendop, terwijl een orkaan waait, en vèn hier en daar zag men een kruis, geld de postillons zaten reeds in de za- kan men niet verdwalen
reist op het land in een logge, met vier de plaats aanduidende, waar een door dels; Sandro Quaranta-Sette stak een „Geen enkele Signor, de weg leidt regel
paarden bespannen koets, als de zee vlak sneeuw verblind reiziger of bedevaart- nieuwe sigarette op en Mr. Prouting volg- recht naar Spezzia, voortdurend dalen wij,
en de hemel helder is." ganger was verongelukt, verder, op een de zijn voorbeeld met een geurige rega- en dan zijn wij er."
„En waarom niet Hebt gij als gij zeilt beschutte plaats, ongeveer drie duizend lia, en voort ging het weder, trots storm en „Goed, open het portier. Het overige
ook niet liever een fiksche bries,^die het voet boven de oppervlakte der zee, een regen. van den weg wil ik wandelen."
zeil doet zwellen, als gij uitloopt eenzaam en verlaten gelegen posthuis, Zij waren nu reeds verscheiden uren op „Wandelen zoo ver en nu het reeds zoo
De visscher haalde de schouders op. waar Sandro Quaranta-Sette stilhield, om weg, en de zon begon al lager en lager te laat is
„Had het toen een klem weuugje ge- van paarden te verwisselen. Van hier af staan. De weg daalde voortdurend, be- Lord Brackenbury .legde een vouw in
waaid, de Signor zou met de boot en allen klom de weg voortdurend, immer stijler, grensd door kastanje boomen en bouw- zijn boek. tot waar hij nad gelezen, stak
die er op waren, daar op die klippen ver- totdat hij* op een bergvlak uitliep, waar land en bracht hen eindelijk in een uitge- het deeltje in een zak van het rijtuig en
gaan zijn. Hen gebroken nek is niet zoo ge- een tröep werklieden juist bezig was, den strekt, onregelmatig gebouwd dorp, door steeg uit.
makkelijk te herstellen als een beschadig- straatweg van de verschgevallen sneeuw te heuvelen ingesloten, waar zij weder van „Rijd maar door!" zeide hij. „Ik zal
de boegspriet. reinigen. In een natuurlijke grot in de rots paarden verwisselden. spoedig volgen. Ik ben koud en stijf ge-
„Daaraan heb je gelijk, mijn jongen, hadden zij een vuur aangelegd,waar zij te- Voor een zindelijke, net uitziende her- worden en daarom zal een wandeling mij
Zeide Lord Brackenbury, „maar je vergeet vens ter eerc der festa een olijftak en een berg hield het rijtuig stilde waard, de goed doen."
dat men op het land even gemakkelijk ruw gesneden beeld, de Madonna voor- waardin en de in een vaal zwart gekleede. „Was het niet beter, Signor, zoo wij
den nek kan breken als op het water, voor stellende, hadden tentoongesteld. oude kellner ontvingen de gasten aan den stapvoets doorreden Het kan weer
namelijk als men op wegen reist, zooals in Lord Brackenbury steeg uit en knoopte hoofdingang. beginnen te regenen, en.
dit gezegende land van bergen en dalen, met de lieden een gesprek aan, terwijl de „Borghetto, Mylord," Zeide Sandro Lord Brackenbury viel hem ongeduldig
Als ik weder eens hier kom, dan kom ik paarden rustten hij warmde zijn haftden Quaranta-Sette, met een beleefd lachje in de rede, „Het weder is mij onverschil-
Zeker met een vaartuig." aan hun vuur, proefde hun zuren wijn en zich aan het portier vertoonende. „Wij lig, en op den weg kan ik niet verdwalen.
De visscher lachte; gaf hun bij zijn vertrek een handvol zilve- zijn in Borghetto." Hierna zich tot zijn kamerdienaar wen-
„Signor heeft de feloek te Genua voor ren muntstukjes. Lord Brackenbury, die had zitten lezen, dende, zeide hij: „Zorg dat de kamers be-
anker gelaten?" De postillons fluisterden elkander toe, zag van zijn boek op. hoorlijk verwarmd zijn en laat een middag-
Lord Brackenbury schudde het hoofd, dat hij een braven Signor was. Mr. Prou- „Borghetto?" vreg Vij. „Nu, wat is daar maal gereed maken. Gij kunt ook naar het
„Van dit jaar kom ik niet meer op deze ting was echter nog meer verbaasd dan voor bijzonders aan, dat wij in Borghetto postkantoor gaan en vragen of er brieven
kust, antwoordde hij, „en daarom >"»b ik gewoonlijk. Dat zijn heer zoo vertrouwe- ziin? Ik dacht, c ij al in Spezzia waren." zijn, Prouting."
de feloek maar weaeeeeven," lijk met gemeen bergvolk sprak, ja zelfs „Goede hemel, wij zijn nog minstens Mr. Prouting, die zich had gereed ge
maald, om zijn heer te volgen, nam zijn
hoed af en vroeg weifelend „Was het
niet beter dat ik u vergezelde, Mylord
„Waarom? Gij rijdt vooruit en zorgt
dat alles bij mijn aankomst gereed is."
„Maar Signor," sprak de Vetturino be
zorgd, „het is zoo donkerzoo laat
zoo eenzaam
Lord Brackenbury viel hem op een
scherpen toon in de rede „Wat bedoelt gij
met „zoo eenzaam Gisteren hebt gij
mij gezegd, dat de wegen veilig waren. Zijn
Zij het of zijn zij het niet
„O zeker, Signor.... zoo veilig als de
straten van Genua.... maar toch...."
Met een haastige beweging viel Lord
Brackenbury hem in de rede, door zich
tot zijn kamerdienaar te wenden en te
zeggen „Prouting, geef mij de kleine re
volver, ofschoon het wel overbodig zal
Zijn. En nu, vriend, rijdt door, en tracht
zoo spoedig mogelijk te Spezzia te ko
men."
Bij deze wooraen stak hij het pistool in
Zijn borstzak, knoopte zijn overjas tot aan
den hals dicht, drukte zijn hoed in de
oogen en begon stevig door te stappen.
Mr. Prouting en Sandro Quaranta-Set
te namen hun plaatsen weder in, de postil
lons lieten de zweepen knallen en het rij
tuig reed we der voort.
„Uw Mylord inglese marcheert als een
bergbewoner zeide Sandro zich van
den bok tot Mr. Prouting wendende.
Mr, Prouting, die de woorden niet ver
st a,o, ..-naar den blik begreep, keerde zich
or. z.~s zijn heer met rassche schreden
vc fa
Pc weg maakte hier een bocht en nauwe
lijks zag men zijn Lordschap nog, toen een
nieuwe bocht hem aan het oog onttrok.
Inmiddels was het weer opgeklaard. De
mist trok op en in het westen flikkerde de
roode avondschemering.^
Sandro Quaranta-Settê wikkelde zich
vaster in zijn deken en vatte zijn slaapje
weder op, daar waar het door Lord Brac
kenbury wasf gebroken.
Mr. Prouting, bezorgd vbor zijn kostba
re longen, stak een nieuwe sigaar op, om de
vochtigheid van den dampkring wat te ver
minderen. En zoo rolde de geele kalesso
voort, vergezeld door het doffe geluid van
den bruischenden stroom en het suizen
van de toppen der boomen. Allengs werd
het donkerder, de nacht viel in en iedere
omwenteling der wielen vergrootte den
afstand tusschen de koets en Lord Brac
kenbury.
riu DFDSTUK VI,
De aankomst van Sandro Quaranta-
Sette's ledige, met vier postpaarden be
spannen reiskoets veroorzaakte niet weinig
verbazing in het hotel „La Croce di Mal
ta." In dien tijd was „La Croce di Malta"
het aanzienlijkste hotel van Spezzia, en
Spezzia is maar een klein stadje, gelegen
aan 'n prachtige baai, doch zonder scheep
vaart of werven, geen arsenalen of groot
garnizoen daarentegen heeft het een al
tijd schitterenden hemel en een onvergelijk
schoon zeegezicht rondom door ber
gen ingesloten, is het eene poëtische idylle.
Reizigers met koets en postpaarden wa
ren hier nu wel niet zoo zeldzaam, dat dit
verbazing wekte, maar het was bekend,
dat Sandro Quaranta-Sette het hotel te
Borghetto steeds begunstigde, van daar,
dat de gebroeders Marco en Bruno Ber
nardo, de eigenaars van „La Croce di
Malta," zijne komst als eene mogelijke om
keering in zijn gunst beschouwden en
hem daarom met dubbele beleefdheid
ontvingen. Reeds lang hadden zij de hoop
gevoed, Sandro als hun Vasten gast te mo
gen beschouwen, en de geele kr-lesso bij
hen gestald te zien, was b'>. rf. ;ar' --
wensch.
En nu, o onbesc'-. zaligh.-.id 1
Nu was hij daar en bracht zelfs een My
lord inglese mede Hun fraaiste kamers,
hun uitstekendste wijnen, alles wat zij be-
Z?«as ti r b -schikking van Signor San-
d.
lij .neer „e kan:crdiep.-.ar van My
lord En Mylord-zelf Wat Kwam hij
te voet Mijn hemel, wat een exentrici-
teit Hédaar, Guiseppe, Gianino, Pietro
Komt hier, komt hier Naar boven met
de bagage van Mylord Dadelijk in alle
kamers vuur aanmaken, lichten aansteken;
oogenblikkelijk moet de kok het heer
lijkste diner gereed maken 1"
En nu moesten Signor Sandro en Mijn
heer de kamerdienaar van Mylord in de
koffiekamer komen, om een flesch van
de bovenste beste te drinken.
Op deze wijze ontvingen de tweeling
broeders, beide even dik en met even dikke
zwarte baarden, zoodat men nauwelijks
den een van den ander kon onderscheiden,
Sandro en Mr. Prouting. Nadat het viertal
een vroolijk kwartiertje onder aangenamen
kout en een fijne flesch door gebracht,
begaf Mr. Prouting zich naar het postkan
toor, vanwaar hij een brief medebracht,
waarvan het adres met de welbekende hand
van Mr. Lancelot, den broeder van My
lord, was geschreven vervolgens ging
hij naar boven, pookte het vuur op en
legde een toilet voor zijn heer gereed.
Na aldus zijn plichten vervuld te hebben
ging hij weder naar beneden en voegde zich
bij de nieuwsgierige nietsdoenders, die
onder de koetspoort van het hotel stonden
en aan geen echt Italiaansch hötel ont
breken,en waarvan een bepaald de apothe
ker en de andere de barbier is.
Ook Sandro voegde zich later bij dit
groepje, nadat hij eerst in den stal naar
het verzorgen der paarden had gezien en
de kalesso had afgespoeld. Twee andere
Vetturini, wier meesters in het hotel
logeerden, vermeerderden- het gezel
schap. Mr. Prouting verstond geen woord
van hetgeen zij spraken zij hadden voor
hem bereidwillig plaats gemaakt en vrien
delijk gegroet, hij was ten minste nu niet
dood alleen.
„Wat een hondenwedeil" zeide de bar
bier, terwijl hij zijn hoofd even naar buiten
stak, maar het dadelijk terugtrok. „Het
regent alweder
„Wat een weder herhaalde Sandro
Quaranta-Sette, huiverend. „Onze En-
gelschman krijgt vandaag een gratis bad."
„Een Engelschman houdt van regen,
dan is hij in zijn element," helderde de
apotheker op, een lange, magere man,
geheel in het zwart gekleed en een rouw
band om zijn hoed, als treurde hij over
de arme zieken, die onder zijn behandeling
gestorven waren.
„Het regent in Engeland immers al
tijd," verzekerde een koetsier.
De apotheker schudde het hoofd hij
was de geleerde van het plaatsje. „Dat
juist niet," voegde hij er op een gewichti-
gen toon bij. „Het jaar is bij hen in twee
deelen verdeeld, zeven maanden regent
het en vijf maanden hangt er een dikken
mist. Het is verschrikkelijk
„Werkelijk verschrikkelijk klonk het
als uit één mond, behalve uit dien van
Mr. Prouting.
„Dan schijnt daar wel nooit de gezegen
de zon 1" riep de barbier.
„Nooit De rijke Engelschen komen
expres naar Italië, om haar te zien."
„Zoo Dus daarom komen er zoovelen,
daar heb ik vroeger nooit aan gedacht."
De apotheker lachte met zelfbehagen.
„Alle wonderen worden ons duidelijk
als wij den oorsprong slechts opsporen,"
zeide hij op pedanten toon zich tot San
dro wendende, vroeg hij „Waar hebt gij
1 uw Mylord verlaten
„Halverwege de oude brug en den mo
len van Pyra."
„Hoe laat
Sandro keek op zijn horloge. „Nu, dat
is reeds langer dan ik dacht. Ik dacht dat
het een uurtje geleden was, maar er is
reeds meer dan anderhalf uur verloopen,
sedert hij ons verliet. Half vijf ongeveer
stapte hij uit het rijtuig."
De apotheker haalde nu ook zijn horlo
ge te voorschijn, evenzoo Mr. Prouting en
de beide Vetturini de barbier die geen
uurwerk rijk was, wipte even in de koffie
kamer en keek daar op de wandklok.
„Het is reeds over zessen," zeide de
apotheker.'
„En van hier naar tien papiermolen is
nog' geen negen mijl," merkte de barbier
aan.
„Nu, dan moet hij wel langzaam wande
len, als hij anderhalf uur noodig heeft, om
negen mijl af te leggen," voegde een van
de Vetturini er bij.
Het gelaat van Sandro Quaranta-Sett
betrok zichtbaar.
„Hij stapte toch stevig door," zeide hij.
„Ik had gedacht, dat hij tegelijk met ons
zou zijn aangekomen."
Mr. Prouting keek den eenen spreker
na den anderen aan al spoedig had hij
bemerkt dat men van zijn heer sprak.
Mvln-d is zeker opgehouden." zeide
hij.
Sandro nam dadelijk al zijn Engelsch
te baat en antwoordde hem vlotweg
„Allright."
„Dit kan wel zijn, maar ook wel niet
Hijdacht natuurlijk dadelijkaan den gordel
met diamanten, welke Lord Brackenbury
bij zich droeg. „Kan Mylord zich ook in
den weg vergist hebben vroeg hij.
Sandro riep Bruna Bernardo, een van
de tweelingen hij was koerier geweest en
sprak Engelsch. Toen hem de zaak mede
gedeeld was, betrok ook zijn gelaat en ver
klaarde hij, dat het onmogelijk was te ver
dwalen geen enkel dwarspad kruiste den
straatweg.
„Maar' het is geen onmogelijkheid, dat
iemand uitglijdt en in den stroom valt,"
merkte de apotheker somber aan.
„Dat is bij menschenheugen nog nooit
gebeurd," meende Bruno.
„En er zijn al donkerder nachten ge
weest dan dezen, men zou stekeblind
moeten zijn om in de rivier te vallen,"
voegde de Vetturino er bij, die het laatst
gesproken had. „'t Is een van de beste
wegen in het geheele land."
„En is er in die beurt geen slecht volk?"
vroeg Mr. Prouting, steeds aan de diaman
ten denkende.
„Als gij banditi bedoelt, neen 1" zeide
BrunoBernardo.„Maar laat ons nietnoode-
loos angstig zijn. Toen Mylord het rijtuig
verliet, was het nog dag en toen het rijtuig
hier kwam, was het nog niet geheel don
ker. Wat kan hem dus overkomen zijn?
Laat ons liever over iets anders spreken.
Zij spraken over iets andersover
het feest te Genua over de epidemie te
Carrara over het huwelijk van een ze
keren Comte Cadolinghi, te Sarzana
maar het gesprek wilde niet vlotten en er
volgde een pijnlijk stilzwijgen»
„Het is reeds half zeven," zeide einde
lijk de barbier.
„Dan is het tijd, dat wij lantarens ne
men en naar hem uitzien," zeide Bruno
Bernardo.
Eenige minuten verliepen nog, voordat
men de lantarens had gehaald en aange
stoken. Intusschen had Sandro Quaranta-
Sette een lang touw opgezocht en zich
dit om het lijf gewonden. De andere na
men stokken en knuppels, terwijl de beide
gebroeders Bernardo hun geweren over
den schouder wierpen. En een eind weegs
gevolgd door mannen vrouwen en stal
jongens, begaf zich de optocht op "weg,
om den vermiste te zoeken.
Regen en wind hadden zij in den rug
maar het was zoo donker, dat men nauwe
lijks een el vooruit kon zien. Een onaan-
gename, sombere nacht, zelfs voor die-
genen, welke van lantarens waren voor
zien en iederen steen van den weg ken
den hoeveel te onaangenamer dus voor
een vreemdeling, die onbekend met den
weg, van een tegenovergestelde zijde
kwam.
„Ik had niet gedacht, dat het zoo don
ker was," meende Sandro.
Een van de hotelhouders schudde het
hoofd.
„Wij hadden reeds vroeger moeten
gaan," zeide de ander.
Een tijdlang voerde hen hun weg langs
een haag van olijfboomen ;.want de olijven
zijn voor Spezzia, wat de oranjes voor Sa-
rento zijn handelsvruchten.
Daar, waar het dal nauwer werd, be-
gon men het ruischen van den berg-
stroom te1 hooren, maar noch het water in
de diepte, noch de hoogte boven hen was
zichtbaar, alleen de slijkerige, met gaten
stukgereden weg was bij het licht hunner
lantarens te onderscheiden. Bij iedere hon
derd pas bleven zij staan, riepen en luis
terden zij dan gingen zij weder voort,
om weder te blijven staan, te roepen en te
luisteren. Zoo voortstrompelende, de
lantarens dicht bij den grond houdende,
iedere plek van den weg onderzoekende,
bij ieder geluid stilstaande, rechts en
links in de duisternis starende, menigmaal
een opmerking of 'n teleurstelling uitende,
kijkende zonder iets te zien, luisterende
zonder iets te hooren, voortdurend natter,
slijkeriger, angstiger wordende, naarmate
zij verder togen. Eindelijk kwamen zij
aan derf molen van Pyra, ongeveer een
half uur vóór de andere brug gelegen en
een kwartier van de plaats, waar Lore
Brackenbury was uitgestegen.
„Hij moet daar ergens beneden zijn,
zeide Sandro, staan blijvende. „Er moet
iets gebeurd zijnhij is gestruikeld ot
heeft zijn voet verstuikt, en is toen naar
den molen gegaan."
De molen lag aan den oever van den
stroom, ongeveer honderd voet beneden
den rijweg. Twee wegen voerden naar be
neden een hobbelige rijweg en een steil
voetpad.
Mr. Prouting en de apotheker, onver
schillig of zijn fraaie jas door het slijk of
de doornboschjes werd beschadigd,
haastten zich den rijweg af te dalen. San
dro Quaranta-Sette, de gebroeders Bernar
do en de anderen namen het kortere voet
pad.
HOOFDSTUK VIL
De molenaar en zijn gezin zaten juist,
aan den avondmaaltijd, toen de onver
wachte gasten, met lantarens, stokken en
geweren gewapend, aanklopten. Ver
schrikt en uit zijn humeur gebracht, door
het onverwachte bezoek, liet de goede man
hen binnen. De drie grootste jongens
bleven als versteend zitten, hun monden
van verbazing wijd geopend en als ver
scholen achter de rookende polenta, de
flesch met landwijn, het groote, zwarte
brood en de dikbuikige lamp.
De molenaar was zoo verschrikt, dat
men slechts met moeite hem aan het ver
stand kon brengen, wat men van hem
begeerder
„Willen de heeren zoo goed zijn binnen
te komen Wie Wat De Signor Bernar-
di van Spezzia Signor Sandro O, ze
ker ken ik Signor Sandro 1 Wees toch zoo
goed, te gaan zitten 1 Wat Een reiziger,
wat voor een reiziger Een Mylord inglese
Hier Hier in de molen O Hemel, neen I
Hoe zou die hier komen Hij wordt ver
mist Hij is verdwenen Sedert wanneer?
Eerst sedert vanavond Heilige Francis-
cus 1 Hoe is dat mogelijk Hoe kan iemand
op den openbaren straatweg tusschen de
ude brug en Spezzia verdwijnen ?Of hij
ie:s gehoord heeft.niets wat op een
I ulpkreet geleek Neen, niets volstrekt
niets. Den geheelen dag was hij in de mo
len geweest, hij en zijn jongens, zij hadden
pas met werken opgehouden, toen het
donker was. Den geheelen dag had hl)
geen voet op den weg gezet-^Wat, Zij
wilden nu al weder voorigaan Ecco 1 Dan
ging hij dadelijk met hen mede 1"
(Wordt vervolgd.)
tj t AnftoeoO'&WtHt'P'&'&O'Q
6-0-0"0"0'0'0"0"0"0"0"0"0'0"0"Q"0"fr,0
De bekende Nederlandsche reiziger de
heer Ph. C. Visser en zijn vrouw is weer
naar Britsch-Indië vertrokken om nieuwe
tochten te maken in het Karakorumge-
bergte. Hij is daarbij vergezeld van den
heer Van Harinxma thoe Slooten. In het
het Hbld. verhaalt de heer Visser van een
jachtpartij bij den vorst van Udaipur
daar reden we nu hoog op onzen
olifant, vlak achter het reusachtige dier,
waarop de oude heerscher zat, omringd
door zijn hovelingen in warm getinte
kleederdracht, voorafgegaan door zijn
speer-en wapendragers. En wij werden
gevolgd door andere olifanten, door een
stoet van edelen te paard en op kameelen,
door afdeelingen lanciers in hun kranige
uniformen, door drommen voetvolk met
hun roode, gele, bruine, paarse, oranje
tulbanden. En die eindelooze, fantastische
kleurrijke stoet slingerde zich langs de
beboschte berghelling omhoog. En als dan
de Maharana sprak tot zijn dienaren of
edelen, dan werden onmiddellijk de han
den saamgebracht, hoog boven het hoofd
geheven in de richting van den vorst en
luide klonk, soms uit vele monden tege
lijk „Wat gij zegt, is wel gezegd."
Daar waar de „Jungle" dichter begroeid
was, maakte Maharane's olifant ruim baan
Met forschen greep brak hij met zijn slurf
takken dik als een arm van de boomen
trok de in den weg staande struiken uit
den grond.
Een sprookjesbeeld.
Deze Oostersche, kleurrijke, fantasti
sche jachtstoefc is mij bijgebleven als een
sprookjesbeeld uit Duizend-en-éen-nacht,
als een tastbaar visioen uit de tijden toen
Mogol-keizers regeerden over Indië.
Trouwens deze oude vorst van Udaipur
leeft en denkt zooals men leefde en dacht
150 of 200 jaren geleden. In het hart van
Indië is zooiets nog mogelijk zonder dat
de samenleving wordt ontwricht. De In
diër immers, zootang hij niet wordt mee
gesleurd in den maalstroom van het mo
derne, westersche leven, wenscht zich niet
los te maken en kan dat ook niet, uit het
kastenverband. De schoenmaker, potten
bakker, houtbewerker maakt schoeren,
bakt potten en bewerkt het hout,zooals hun
resp. voorvaderen dat 150 of 200 jaren ge
leden deden, omdat het kastensysteem
hun geen andere mogelijkheid opent. De
houtbewerker blijft houtbewerker in al
zijn generaties, en zelfs in de wijze van
bewerking zal hij geen verandering bren
gen, omdat de voorschriften zijner kaste
vaak zeer streng zijn. Maar dan is het ook
niet te verwoneren, dat de heerscher uit
een overoud geslacht vasthoudt aan de
tradities, die hem lief zijn geworden en
waarvoor zijn volk hem eert. Nimmer
heeft hij Indië willen verlaten, maar
ook aan zijn edelen staat hij de reis naar
Europa niet toe. Aan zijn vorstinnen is
het verboden om een Europeesche vrouw
te ontmoeten zelfs 1 En tot voor korten
tijd was de vorst zoo verstandig.... om
ruto's en motorfietsen op zijn rustige
landwegen en in de schilderachtige straat
jes van Zijn hoofstad te weren, omdat deze
toeterende stofmachines niet pasten in dit
brok ongerept verleden en omdat hij .zijn
bewoners met in de verzoeking wilde
brengen om de beschaving van den open
knalpot uit Europa over te nemen. Dat
heeft geduurd tot Zijne Hoogheid eens
in Dehli genoodzaakt was in een auto te
zittentoen is dezen conservatieven
haerscher de verleiding van de verboden
vrucht te machtig geworden 1
Boven op den jachttoren.
Bij een Z.g. jachttoren knielden de oli
fanten neer; snel schaarden de voortreffe-