VOOR DE HU1SKAME
UI
DAM MEN
i i 1ü w
JË9
SIJ!
■om- rm w mi
9/A im. mA
M M
ÜL JU
10—15
27 37—31
28 31—26
29 16x7
5—10
6—11
12x1
m m. m
Wk
m.ml ML..
ïadden wij met dezen uitruil
Een blunder Wit profiteert hiervan
op schitterende wijze als volgt
41 37—22 33x42
42 43—38 42 x 33
43 35—20 14X25
44 32—28 23 X 32
45 34x5 25x34
46 40X7
Zwart geeft op.
OPLOSSINGEN.
Probleem No. 108 Auteur The Uit'
known).
Wit 20—14, 49—43, 38—33, 33 x 2*
25x1 gew.
Probleem No. 109.
NIJMMFD 4
VIJFDE JAARGANG 1925
DE BRUIDSDIAMANTEN
lijk geoefende lanciers zich in het gelid,
kort klonken de commando's, de lansen
werden bij wijze van saluut in vlugge be
weging naar voren gebracht en de Maliara-
na steeg af te midden van de eerbiedig
groetende edellieden en speerdragers. Hij
wenkte ons om hem te volgen en kort
daarna zaten wij ais Oosterlingen met
gekruiste beenen op een voor ons ge
spreid kleed boven op den toren, van waar
wij de gansche berghelling konden over
zien. Vóór ons had geknield plaats geno
men zijn adjudant, die als tolk fungeerde
en telkens, met saamgebrachte banden en
eerbiedige buiging datgene overbracht,
wat wij elkaar te zeggen hadden. Drié ho
velingen zaten, het geweer in de hand,
op den uitkijk naar naderend wild. Ach
ter den toren dromde te zamen het gevolg
met zijn olifanten, kameelen en paarden.
Onze gastheer was een onderhoudend
verteller en in veel stelde hij belang. Zijn
jachtgeweer had bij ter zijde geplaatst en
hoe hartstocht-lijk jager ook, aan zijn reis
genoot wilde hij ieder kans geven en uit
drukkelijk voegde hij er bij „Ook als wij
het geluk hebben een panter te zien, kunt
u hetn schieten." Een bijzondere vriende
lijkheid, wetende dat in Üdaipur n,iemand,
behoudens de Maharana, het recht heeft
om dit wild te bemachtigen.
Jagen uit een schiettoren is nu niet zoo
buitengemeen sportief, maar men wil bij
een enorme drijfjacht als deze, waarbij 350
man, voor het meerendeel soldaten in
actie waren, 'althans eenige kans hebben
om het Htsschen de struiken, vaak over
een op grooten afstand voortrennend wild
te bemachtigen,- dan is deze manier van
jagen onvermijdelijk. Trouwens vandaag
was het boven alles de meer dan schil
derachtige omtrek, de sprookjesachtige
Oostersche jachtstoet, die ons bekooide
en daarom was dan ook de teleurstelling
voor den jager niet al te groot, toen de
begeerde panter zich niet vertoonde.
Klein wild kwam in groote getale voorbij
opgeschrikt door het opwindend, aan
zwellend gejoel der .350 drijvers.
Ten slotte werd weer de enorme stoet
geformeerd, waarin wij ons zelf als eenige
dissonanten gevoelden in onze banale
westersche pakjes en onaesthetische zon
nehoeden. Om sneller te kunnen dalen
deden wij clen terugtocht te paard.
Beneden op den landweg was de bevol
king saamgestroomd. De mannen bogen
tot in het stof, de vrouwen zengen den
ouden vorst met schrille stemmen een lied
toe, dat opklonk eentonig en somber en
aan ieder der vrouwen liet de vorst een
klein, fonkelnieuw muntstukje, een „a«-
na" (ter waarde van ongeveer- 5 et.) ter
hand stellen. Nooit wijkt dc vorst van deze
gewoonte af en op al zijn tochten wordt hij
gevolgd door een auto met een adjudant,
die links en rechts „anna's" ronddeelt
De adjudant vertelde ons, dat vaak zakken
met 5000 stuks werden meegevoerd.
Per auto door ae wildernis.
De Maharana noodigde ons uit om nog
even een bezoek te brengen aan het groot
ste kunstmatige meer van Indië, vele tien
tallen km2. in "oppervlakte. Daar wij 58
km. hadden af te leggen, werd de tocht in
auto's ondernomen en ondanks ons protest
stond onze gastheer er op, dat wij zou
den voorgaan, opdat wij niet in het stof
van zijn wagen zouden rijden.
Toen begon de tocht, over den slingeren
den, sterk stijgenden en dalenden landweg
door het fraaie, boschrijke, nauwe dal. In
snelle vaart ging de auto voort, door de
scherpste bochten en langs de steilste hel
lingen, „want," zoo zei de adjudant, die in
onzen wagen had plaats genomen, nu Z-
H. den smaak er van heeft beet gekregen
kan het hem niet hard genoeg gaan. Gaaf
het hem te langzaam, dan krijgt de chauf
feur een por in zijn rug 1"
't Kwam ons voor, dat de oude vorst
vandaag niet te klagen zou hebben Vee
drijvers joegen angstig hun vee de berghel
ling op, wagens hobbelden den weg af
en bleven in vervaarlijken schuinen stand
tegen den berm hangen.
,,'s Jcngen," zei mijn buurman, „dat is
rijden! Goed dat hier geen maximum snel
heid bestaat." Juist had hij het gezegd, of
boven het motorlawaai uit klonk het aan
houdend toeteren van een auto achter ons.
't Kon niet anders of het was een signaal
van den Maharana voor ons bestemd.
Wij remden onmiddellijk en de adjudant
verdween in de stofwolk. Dadelijk daarop
kWam bij weer aangedraafde
„Zijne Hoogheid zégt, dat wij harder
moeten rijden," riep hij ons toe. En terwijl
de wagen werd aangezet keken wij elkaar
eens bedenkelijk aan
In adem-benemende vaart stov.en wij
voort. Het opwindend motorgeronk jveer-
kaatste dreunend tegen de rotsen. We
slingerden naar rechts we slingerden naar
links we werdert- omhoog gesmeten,
smakten weer neer en hadden bij dat alles
de sensatie van een tocht in de montagne
russc.in Wembley. Ten slotte ging het door
het dichte bosch, over de speciale jacht
paden van den Maharana. Ontelbaar was
het wild, dat wij zagen, black bucks, wilde
Zwijnen, herten. Zij ontvluchten de nog
weinig bekende auto niet, maar bleven
ons rustig nastaren. Overal fraaie pauwen
cn roofvogels in de boomen, overal apen
die naar ons keken met onverholen belang
stelling en verbazing.
Het witte jachtslot aan het meer.
Toen doemde op, hoog op een rots, het
witte jachtslot, en vlak daarna staarden wij
Alla correspondentie deze rubriek
betreffende te zenden aan de
Redactie derDamrubriek,Nassaul.49, Haarlem
Stand na 17 1—6.
PARTIJ.
Gespeeld in den wedstrijd uitgeschre
ven door de Nieuwe Haarl. Courant tus-
schen de heeren J. A. Stevens met wit en
N. R. v. d. Berg met zwart.
1 34—29 19—24
Liever hadden wij 2025 gespeeld
waardoor zwart in staat zou zijn geweest
een hekstelling te forceeren.
2 32—28 14—19
3 37—32 10—14
4 41—37 18—23
Beter lijkt ons 1722 toe.
5 29x23 12x23
6 47—41 8—12
7 39—34 2—8
8 34—30 12—18
Beide spelers brengen schijven naar het
centrum, teneinde dit zoo sterk mogelijk
te maken.
9 44—39 7—12
10 «9—44
Ondanks de onregelmatige opening
heeft de stand thans een zuiver Hollandsch
aanzien gekregen. Echter ware 5044 voor
wit beter geweest, daar hij nu zijn korten
vleugel moeilijk kan ontwikkelen.
11 28x17 12 X"21
Een mmder goede voortzetting. 1721
Was veel beter geweest.
12 31—26 11—17
Deze zet is vrijwel gedwongen, wijl an
ders spoedig schijfverïies volgen zou.
13 36—31 24—29
14 33x24 20X29
Zwart heeft weinig beters, en moest wel
noodgedwonge ndezen minder goeden uit
tuil doen.
15 39—34
De voorkeur verdient wel 3025,
15 8—12
16 41—36 6—11
17 4641 l—f
over het mooie, rustige meer, tusschen d»
groenende bergen. We maakten er een
boottocht zagen er ook nog eenige be
woners der eilandjes op hun primitieve uit
saamgebonden boomstammen vervaar
digde vlotten, 't Waren halve wilden, die
nog staan op een zeer lagen trap van be
schaving. Zij jagen met pijl en boog op
....krokodillen, die een ware lekkernij
voor hen vormen
't Was heel iaat in den avond, toen onze
auto stilhield voor het zoo vol smaak inge
richte, heerlijk mooi gelegen paviljoen,
waar wij als gasten van den Maharana
logeerden en waar het ons nu letterlijk
aan niets ontbrak. Dankbaaf hadden wij
van onzen vriendelij ken gastheer afscheid
genomen, omdat wij met den ochtend
trein zouden vertrekken. Juist toen wij
tegen twaalf uur ter ruste' zouden gaan
hoorden wij door de stilte van den nacht
den naderenden galop van een paard en
tot onze verbazing zagen wij kort daarna
een der hovelingen van den Maharana af
stijgen. Hij kwam met een boodschap voor
ons
„Zijne Hoogheid betreurt het dermate,
dat de jachtkansen voor u zoo ongunstig
waren, dat Z.H. met nadruk verzoekt om
uw vertrek tot den avondtreiu uit te stel
len. Z. H. heeft mij vannacht om 3 uur
bij zich ontboden, om hem uw antwoord
over. te brengen."
De verleiding was voor ons te groot en
den volgenden morgen vrosg waren mijn
vrouw, de heer Van Harinxma en ik in ge
zelschap van een adjudant weer met de
auto op weg naar het 58 km. van ons ver
wijderde meer
Bij den Maharana van Uöaipur is alles
mogelijk 1 ot onze groote verbazing was
het mogelijk geweest om ver van de be
woonde wereld dien nacht nog alles voor
de jacht in orde te brengen, 't Was moge
lijk geweest een afdeeling soldaten te zen
den, het was "mogelijk geweest 125 drijvers
van heinde en ver samen te brengen, 't Was
mogelijk geweest om op een eensaam plek
je in het bosch voor ons drieën een voor-
treffelijken lunch aan te richten en zoo
doende was het voor mijn reisgenoot móge
lijk een wild zwijn, een hyena en een black
buck te schieten. Het was mogelijk ge
weest om ons 's middags in razende vaart
naar het station te brengen, waar ons uitge
leide werd gedaan door verschillende hee
ren uit de omgeving van den Maharana
en het was mogelijk geweest om den trein
een half uur op ons te laten wachten.
Maar wat bijna niet mogelijk was?
Mijn vrouw had de onvoorzichtigheid ge
had zich enthousiast uit te laten over een
aardig, jong olifantje. En het kostte ons
groote moeite om te voorkomen, dat de
Maharana het olifantje aan mijn vrouw me
de gaf-
Indien zwart 1116 dan wit 3731
enAvint een schijf.
26 21—16
Li
wv
18 44—39
4—10?
jO 41—37
31 37—32
32 42x31
18—22
28x37
22—28
Waarom niet 2127 gespeeld, met een
sterke schijf in het centrum Immers heeft
wit dan nog maar weinig zetten op zijn kor
ten vleugel.
19 30—25 15—20
Vrijwel gedwongen daar 1420, 18
22, 1924 enz. door schijven verlies niet
gaat.
20 34—30
Bter vinden wij 3933 waardoor zwart
opgesloten wordt.
21 39—34 20—24gedw.
Wit talmt te lang met het spelen van
3127, waardoor zwart dan aan rech
tervleugel opgesloten kan worden.
21 3—8
SlechtZwart geeft hierdoor zijn posi
tie op den langen vleugel prijs.
22 50—44
Hier ware 3127 de aangewezen zet
en de winst was maar een kwestie van
tijd geweest.
22 50—44
23 32x21 21—27
24 31x22 16 x 27
Verrassend. Door dezen uitruil is «wart
uit zijn netelige positie verlost en heeft
wits rechtervleugel opgesloten.
De stand is nu vrijwel voor zwart ge
wonnen, wit .heeft zich geheel met zijn
korten vleugel in laten sluiten terwijl dc
lange vleugel uit elkaar geslagen is,
STAND NA 32 22—28.
WMk -.mam '//y/A
97/////.
DE MODE
„Ziet u, ik moet wat hebben, dat ge
makkelijk zit, maar toch modieus en mo
dern is, weet u 1"
„Zeker, mevrouw u wcnscht iets van
binnen ruim en van buiten nauw l"
HIJ KON ER NOG WEL WAT BIJ
HEBBEN
„Ja, ik voel, ik heb kunstenaarsbloed
in mijn aderen."
„Ik zou je aanraden wat tegen de bloed
armoede in te nemen,"
UIT DEN KINDERMOND.
Een klein meisje, dat nog niet goed
wist, hoe sneeuw er uitzag, stond voor
het venster naar de dik besneeuwde stra
ten te kijken. „O moeder," riep ze op
eens, „wat een boel griesmeel."
HET GEVOLG.
Strenge vader tot zijn drie jongens van
12, 10 en 8 jaar oud.
„Vertel me eens jongens wat jelui wor
den wilt, dan kan ik met je opvoeding
daarmee rekening houden."
12-jarige jongen „Chauffeur vader,
dan kan ik altijd in een auto rijden."
10-jarige „Ik wil aviateur worden dan
vlieg ik eiken dag hoog in de lucht
De jongste zwijgt. „En jij vraagt
vader, „wat wil jij worden
„Dat zeg ik lekker niet," antwoordde
het kind.
De vader straft z'n jongste'voor dit bru
tale antwoord met een dag opsluiting,
's Avonds stelt hij zijn zoon dezelfde
vraag en hem heen en weer schuddende
voegt hij eraan toe „Zul je nu antwoor
den
„Ja vader," snikt het kind.
„Nu wat wil je dan worden?"
„Een weesjongetje als 't u blieft,"
HIJ WERD BENAUWD.
Een boer, die een kwade vrouw had,
verloor een schuur door brand en ging
naar het kantoor der verzekeringsmaat
schappij, om geld te ontvangen.
„Neen," zeide de directeur, die hem
te woord stond, „gij ontvangt geen geld,
maar wij bouwen de schuur weer op."
„Mij goed, maar dan moet gij de le
vensverzekering van m'n vrouw dade
lijk opheffen."
„Waarom dat I"
„Als ze dood gaat, zoudt u ze zeker
weer levend maken, niet waar Ik dank
je lekker 1"
De schijf had zwart beter kunnen laten
staan.
35
36 31—27
37 26x37
38 37-r-31
39 48—42
40 42—37
9—13
22x31
13—18
8—12
18—22
28—33
Auteur P. Kleute Jr., Den Haag,
Zwart 7
25 26—2»
11—1»
33 31—27 17—22
Gedwongen, daar bijna elke andere voort-
Zetting zwart een schijf verlies bezorgt.
34 27x18 13x22
35 36—31
Wit krijgt de gelegenheid zich eenigs-
zins te herstellen en maak» hiervan «<-»ug
«bruik.
Wit 12.
Gaarne houden wij ons aanbevolen voor
problemen, partijstanden, lokzetten enz.
die bij bleken geschiktheid geplaatst
Zullen worden.
1^Sii^9»88Sli£^8iMllHllBfl939mill8lë9lilS8IS!E6$IVe9SS3BSI9i;£88§Sgsg6SSSiSSeiBaiS18SI883t;B33EIS9BSSllS8^§lSI9898IE9ëi5l$8SBSSESSSS8SlgaE3liilSSSS3Si93SeiSiSSi39S6iS9SilSSi9iifi69g9!!9iëlSl!5594SS8ies1SS»l
cj) ^o-oooo-o-o-ooooooo-g-o-oo-o-ooo-g-o-o-o-o-o- go-g-ooo-o-oTO
O-OOO-O-O-Ó-O-O-O-O-O-O-OOO-OOOOOO 0,-0-0-G"0"0"0"Q-O00-Q.0t>
„En ik hoop toch ook veilig
„Zoover men hoort, even veilig als de
straten in Londen niemand reist hier
met een escorte, uitgezonderd de regee-
ringskoerier."
„Het is goed, gij kunt gaan, voor van
avond heb ik uw hulp niet meer noodig."
Mr. Prouting, zijn hand aan de deur
knop brengende^ prevelde zijn gewoonlijk
„zeer wel, mylord."
„Nog iets, Prouting l" voegde Lord
Brackenbury met een blik op de diaman
ten hem nog toe, „wanneer ik ooit .mocht
bemerken, dat ge iets over hetgeen ge in
mijn vertrekken hoort of ziet, aan de be
dienden of knechts van het hotel ook maar
met een enkel woord vertelt, dan verlaat
ge oogenblikkelijk mijn dienst."
Mr. Prouting staarde voortdurend op de
drie kostbare hoopjes en kuchte veelbe-
teekenend.
„Mijn bescheidenheid is nog nooit in
twijfel getrokken, Mylord 1" Antwoordde
hij met gekwetste waardigheid.
„Zooveel te beter, ga nu."
Mr> Prouting scheen nog iets te willen
Zeggen, bleef een oogenblik staan, maar
verliet toen het vertrek.
Lord Brackenbury draaide den sleutel
weder in het slot achter zijn kamerdienaar
om deze opende nu zeer luid de buiten
deur, liet haar hoorbaar dichtvallen, sloop
zachtjes terug, en keek door het sleutelgat.
De hoofdgebeurtenis van het drama
was echter voorbij, en wat er nu gebeurde,
was niet waard bespied te worden. Hij zag
Lord Brackenbury de rest der diamanten
in acht of negen pakjes verdeelen, deze
met zijn cachet verzegelen en ze daarna in
zijn reisgordel bergen vervolgens nam hij
Zijn schrijfcassette en maakte zich gereed,
om, naar het scheen, zich gedurende een
lange poos tot schrijven neder te zetten.
Langer dan"een half uur bleef Mr. Prou
ting den schrijver bespieden. Eerst scheen
deze de papieren, die voor hem lagen, over
te schrijven daarna nam hij eén bundeltje
brieven, las er eenige van en scheen ze te
beantwoorden nu en dan hield hij op, om
iets na te lezen of te vergelijken, en schreef
dan weder met ongewonen haast voort.
Eindelijk was zelfs Mr. Proutings
nieuwsgierigheid uitgeput. Hij had reeds
kramp in zijn beenen van het op den
knieën liggen, en zich met moeite op
richtende, verwijderde hij zich strompe
lend.
HOOFDSTUK IV.
Ofschoon Lord Brackenbury gezegd
had, dat hij den volgenden dag wilde
vertrekken, verschoof hij dit vertrek nog
tot drie dagen na den aankoop der dia
manten
Inmiddels bezichtigde hij de kalesso,
trof met den voerman een overeenkomst,
en was het grootste deel der laatste dagen
buitenshuis, waarschijnlijk op het water.
Den volgenden Maandag kwam hij 's
av j i .L laat, vermosid en bestoven in het
hiLel terug, ging naar bed, nadat hij het
rijtuig van voor den volgenden dag tegen
negen uur had besteld.
Den volgenden morgen reed Alesaudro
Cr ;~>i, gepatenteerd Vetturino no.47, ge-
bo. n burger van Genua en bekend
on ;r den naam van „Sandro Quaranta-
S i," zijn kalesso met luid-zweepge-
kn voor de deur van het'hötel „Feder."
Destijds was er geen meer bekende
yeïturino op den geheelea weg, dan San
dro Quaranta-Sette, noch een beter reis-
kists dan die, welke Lord Brackenbury
b iteeg.
Groot, ruim, maar niet lomp, met tal-
looze riemen, tasschen, zichtbare en ge
heime bervolaatsen. licht en gemakkelijk
versierde potten en pannen; voor iedere ping een groote, morsige eetkamer,
Madonna op de hoeken der straten flik- waarin een groote menigte landlieden at,
kerde een olielampje en prijkte een bou- dronk, rookte, lachte en zich vermaakte,
quet welriekende bloemen in een-goed- Flier nam Mr. Prouting plaats met San-
koop vaasje; op ieder plein vond men kra- dro Quaranta-Sette, echter niet dan na
men met vruchten, bloemen, groenten door allerlei verachtelijke grimassen zijn
rozenkransen, waskaarsen, speelgoed, ongenoegen en afkeer van het aanwezige
kramerijen, liedjes, gebakken visch, ge- gezelschap te kennen gegeven te hebben,
op de veêren schommelende, zacht be- braden kastanjes en dergelijke eet- en Het was een echt landelijke table-d'höte.
kleed en oranjegeel geschilderd, werd snoepwaren. Daarbij was het echt Genu- Inmiddels was Lord Brackenbury naar
dit onberispelijk familierijtuig gewoonlijk eesch weder, fraai, maar veranderlijk, het strand gewandeld, waar de visschers-
door twee grauwe schimmels voortge- eene voortdurende afwisseling van schit- vaartuigen in onregelmatige reien tegen
trókken, die door Sandro zelf werden be- terende zonneschijn en hevige regenvla- het duin opgetrokken waren bij eenigen
stuurd. gen, en iedere regenbui veranderde de zag men een oranje geel Zeil of verstelde
Lo_d Brackenbury had evenwel post- straat in een beweegbaar parxnama van netten op riemen te drogen liggen. Hier,
paarden genomen. roode, blauwe, groene, fraaie en gehavende tusschen opgeschoten trossen, leege visch-
De kalesso stond voor, bespannen met tegen den wind werkende parapluies, ter- bennen en met roest bedekte ankers,
vier magere knollen, waarop twee armoedig wijl het plaveisel een net van miniatuur- hoopen mosselschelpen en verweerd zee'
gekleede postillons, terwijl Sandro, eene beekjes vormde, wier opgezweepte golfjes gras, ging Lord Brakenbury op een klein
roos achter het oor en een sigarette in den tegen de trottoirbanden braken. krakend gangspil zitten en beschouwde
mond, op den hoogen bok paradeerde. Voor Lord Brackenbury, die verdrietig het vlokkig schuim dat zich aan zijn voeten
De gewone hoop straatjongens, paar- in een hoek der kalesso gedoken zat, en in het zand verloor,
den vasthouders en balikluivers zwermde voor Mr. Prouting op het knechtsbankje Twee kinderen, een knaap cn een meis-
dadelijk om het rijtuig; een paar huis- gingen al die bonte beelden en vroolijke je, naderden hem en bedelden half schuch-
knechts met witte buisjes kwamen met bedrijvigheid verloren echter niet voor ter, half dringend om eene kleine gave,eene
mantels, reisdekens en hoedendoozen uit Sandro Quaranta-Sette, die alles zag, zich soldo.
het hötel aangedragen. over alles verheugde.voor. ieder priester den „Eene soldo, wat zoudt ge daarmee
Mr. Prouting verscheen op den stoep hoed afnam, den blinden bedelaar op den doen
met de toiletdoos en het rcistaschje van hoek een koper muntstukje toewierp en De knaap wijfelde met zijn antwoord,
zijn heer. Een oogenblik werd een levendig een groet en een lachje voor ieder voorbij- terwijl het jonge meisje haar gezichtje ach-
kruisvuur van vragen en antwoorden ge- ganger overhad, zoowel voor zijn col- ter haar broeders schouder verborg. Het
opend in het zuiverst plat-Genueesch, dat lega's als voor de karladitigen, vroolijke was een klein, bruin; b'ootvoetig paar;
men maar denken kan, tusschen de om- boerinnen en juichende kinderen voor voor hen was het duinzand, de steentjes,
standers en de knechts, welke de bagageden kok, die polenta en macaronis te koop de kleurige schelpen en het zeegras het-
op de koets laadden. aan bood; voor den kramer met zijn zelfde wat voor de kinderen van 't binnen-
Toen nu Mr. Prouting met zijn gewone marsje wol messen, scharen, kammen cn land weide en fraaie bloemen zijn.
deftigheid den stoep afsteeg, strekte zich spiegeltjes; voor den koopman met ro- Lord Brackenbury wenkte hen naderbij
dadelijk een half dozijn vuile handen uit, zenkransen en gebedenboekjes, die hun te komen.
om het portier te openen en her.van het- koopwaren op de trappen der kerken had- „Welnu, wat wilt gij met een soldo
geen hij droeg te ontlasten. De bezitters den uitgestald voor den koperslager, die doen?"
van de vuile handen hielden hem voor „Mv lustig voorthamerde onder den doorrit .Nog altijd bewaarden zij het diepste
lord" en hij liet het zich stilzwijgend wel- van een antiek paleis, en voor den man- stilzwijgen toen zij echter zagen, dat hij
gevallen. Hoe dikwerf reeds hadden zijn denmaker op den drempel van zijn kleine zijn hand in den zak stak, waagden zij
zware gouden ketting en gevulde bakke- woning of voor den schoenlapper aan zijn het paar schreden tc naderen,
baarden hem die eer verschaft, en Mr. tafeltje voor den verbaasden landman Lord Brackenbury bracht twee zilveren
Prouting vond daarin een zoete troost. met een groene ïak op den hoed voor den halve lires (Gunueesche munt) te voor-
Een paar minuten later kwam Lord armoedig gekleeden tolgaarder aan de schijn. Sedert lang is deze in onbruik ge-
Brackenbury te voorschijn, vergezeld van poort, waar het rijtuig de draaibrug over- raakt, evenals de Romeinsche paolo en da
den buigenden hotelhouder en den onder- gaande, de vestingwerken verliet, en de Napolitaansche carlin een halve lire
danigen oberkellner en nu moest Mr. weg, nog altijd klimmend, zich naar de had ongeveer de waarde van vier en twin-
Prouting op zijn beurt het portier open- zeekust wendde. Gedurende een uur lang tig centen.
houden, zijn hoed afnemen, en ten laatste kwamen zij feestelijk gekleede bedevaart- „Ik zou oranjeappelen koopen zeide
op het kr.echteubankje klimmen, hetgeen gangers tegen, die allen naar Genua gin- de knaap met schitterende oogen en uit-
hij dan ook onder het gelach en gejouw der gen nu eens ware het stevig doorstap- gestrekte hand.
omstanders deed. pende Kapucijner monniken, de pij met „En gij kleintje, wat zoudt gij er mee
En nu rolde de gele kalesso onder den gordel opgeschort, of eene afdeeling doen A
zweepgeknal, paardengetrappel en gejuich Seminaristen in het zwart gekleed, dan De knaap gaf haar een duw, en Lord
in een fikschen draf voort. In het schilder- weder een krakende Caretta, door een Brackenbury, zijn muntstukje nog in da
achtig Genua kan men echter niet lang oude, stijve met allerlei franjes en roode hand hebbende, trok haar zacht nas.
draven spoedig moeten de postillons door linten versierde rosinant getrokken en zich toe.
de nauwe, slecht geplaveide, hobbelige, beladen met vroolijke en lachende jonge „Hoe heet gij?" vroeg hij.
sterk glooiende straatjes rijden,' berg op, meisjes. Later op den dag verminderde al- De knaap antwoordde voor haar
berg af, zoo als men ze slechts in Italiaan- lengs het aantal wandelaars. „Felicita.''
sche kustplaatsen kan vinden, straatjes, Nu hoorde men uit de visschersdorpjes, „En gij
waarin de huizen in de rots schijnen te zijn die laag aan het zeestrand verspreid waren, „Giovanni."
uitgehouwen, de steenen, met een groene, den zwakken galm der kerkklokken, en „Welnu, Felicita, Giovanni heeft mij ge-
taaie yitslag zijn bedekt en de gedraaid in een klein dorpje, waarvan de kerk even- zegd, wat hij met het geld wilde doen,
ijzeren balkons rood van den roest zijn wel nog te klein was, om al de geloovigen daarom geef ik hem nu ook geen soldo,
waar het voetpad, door den tand des tijds te bevatten, knielde de vrome schaar in maar een halve lire, gij krijgt er ook eene,
omgewoeld, als de baren der zee gegolfd is; het stof der straten en in de brandende nk gij mij vertelt wat gij er mede wilt
straatjes, waar de hemel boven ons slechts middagzon voor de deur der kerk de doen.
eene smalle, lichtblauwe streep tusschen woorden des priesters, die daar binnen De vingers van den knaap sloten zich
verbrokkelde gevels en dakgoten vol met sprak, .waren voor hen verloren, maar het krampachtig om het begeerde geldstukje,
zwaluwnesten is en waar de meeuwen een gezang en het luiden der schel was voor en deze sprong toen plotseling als een jon-
schuilplaats zoeken tegen de stormen, hun aandacht voldoende. ge wilde terug, schijnbaar bevreesd dat de
die van de zeezijde komen. 's Namiddags sedert zij van Genua gever het geschonkene terug zou nemen.
Op het eerste gezicht schijnt het, dat vertrokken waren, hadden zij tweemaal Felicita, nu alleen in de macht van den
men even gemakkelijk een schip door die van paarden verwisseldverioefdeSandra vreemdeling gelaten, scheen besluiteloos
sloppen en stegen zou kunnen besturen, Quaranta-Sette een uurtje in een aardig, wat zij doen zou vluchten of schreien,
als een met vier paarden bespannen rijtuignet plaatsje, dat zeer fantastisch in een hol- „Wat kunt gij niet spreken? Nu, goed.
de koetsiers zijn echter als ware het verzot len weg was gebouwd, die zoo stijl naar Felicita spreekt niet en krijgt ook geen
op die smalle, kronkelende wegen en zee afhelde, dat het scheen, alsof vóór Mezzalire 1"
zoo worstelde zich dan ook de oranjegee- eeuwen een aardverschuiving de huizen En dc daad op het woord latende volgen
le, in het oogvallende kalesso door een over de klip had geworpen, en zij hier en stak de Lord het geld weder in zijn Zak.
dichte massa voetgangers, rijtuigen kar- daar in de rots wortel geschoten hadden. De lipjes van het kind trokken zich sa-
ren en wagens tegen den berg op. Een glibberige, kronkelende weg leidde men en twee dikke tranen rolden over haar
Het was een groote feestdag ter eere van naar dit dorpje. Op de hoogte stonden wangen,
een of anderen populairen heilige, en de groepen palmboomen, op de duinen en het Dadelijk kwam de halve lire weder te
oude schilderachtige stad was reeds van vlakke zeestrand lagen reien zwarte vis- voorschijn en verhelderde zich ook weder
den vroegen morgen als ware het in op- schersvaartuigen, en op den top van een het bedroefde gezichtje van het kind.
stand. stijl voorgebergte, ongeveer'n half uur van „Stil, mijn kind, gij moet niet wecnen,
O, welk een prachtige, vroolijke, drukke het strand, stond een uitgestrekt, met kom spreek maar eens, kleine, wat ga je
dag De lucht trilde van het klokgebrom, talrijke vensters voorzien en door cypres- koopen? oranjeappelen?"
van al de kerkdeuren wapperden purper- sen beschaduwd klooster. Fcliciti staarde op het zilverstukje, dat
roode en geele draperieën in de straten Ook hier was het heden „festa", de haar door haar tranen nog gi ooter dan ge-
verdrongen zich witgesluierde vrouwen, sttaten en markt wemelden van wande- woonlijk voorkwam, en schudde het blon»
geestelijken, bedelmonniken door de zo* laars de mannen speelden „Mora" en de de kopje.
bruingebrande matrozen met ringen in vrouwtjes zaten, evenals bij ons, even te „Dus koekjes?.... Bonbons?...»
de ooren, visschers met veelkleurige gor- praten de klokken luidden, de kerkdeu- Speelgoed
dels om het lijf en de roode muts op één ren stonden open, en een geur van wie- Nogmaals schudde de kleine ontken
oor. Achter alle donkere winkelvensters rook verspreidde zich door de lucht. Het nend.
en onder de sombere koetspoorten en plaatsje bezat slechts één herberg een „Welnu, dan kan ik het niet raden."
doorgangen zag men gcheele stapels bont- vervallen, oud gebouw, de stallen en De jongen stampte ongeduldig met Men
ze kleurde stoffen of bruine met bloemen keukens celiikvlocrs, op de serste verdie- voet op den grond.