ELOK WAT WILS
hoofdstuk VL
519
Een JachApoïiij toif
een Isidischfn Vorst.
„Maar spreek dan toch, Felicita I" riep „Dat is jammer," zeide de visscher, met
hij- de beleefde vertrouwelijkheid, aan Zijn
En zich tot den vreemdeling wendende, stand eigen, ,,'t Is een stevig, zeevast vaar-
voegde hij met alle verachting van een tuigje. Had ik geld genoeg gehad, ik zou
knaap voor het zwakkere geslacht er bij 't gekocht hebben. De Signor gaat nu
„Geef mij maar liever het geld, Signor
Zij vveet toch niet, wat zij er mede zal
doen."
Eensklaps hield het kleine meisje op
naar Spezzia
„Ik reis er maar door, ik ga naar Ro
me," antwoordde Lord Brackenbury.
„Naar Rome Daar heb ik nog een
met weenen, wierp haar kopje achterover, tweelingbroeder, die ik in geen zes jaar
en zeide, leedig :1 door de veronderstel- heb gezien. Het is*èen fraaie weg, de f/eg
ling, dat zij het geld aan snoeperij wilde
besteden
„O, ja Ik weet heel goed wat ik hebben
wil Ik koop er mij een paar fil-de-grain
oorringen voor."
Lord Brackenbury lachte.
„O, Eva, Eva zeide hij, „overal zijt gij
naar Rome, ik wenschte dat ik mee kot
gaan."
Intusschen waren de postillons in den
zadel gesprongen en wachtte Sandro
Quaranta-Sette slechts op het bevel van
zijn Lordschap, om de reis voort te zetten.
Gedurende het geheele gesprek met den
dezelfde. ijdelheid in een klein bloots- visscher was Mr. Prouting zeer boos en
hoofdig en barvoetig visscherskind Daar verbaasd geweest. Hij had zijn heer nog
hebt gij uw haive lire, en daar hebt gij er nooit zoo vrij en vroolijk hooren praten
nog een, voor ieder uwer kleine oortjes een. of blijmoedig zien lachen.
Dit waren zeker onverstaanbare woor- „En van Rome ga ik naar huis, naar En
den voor kinderen, nochtans schenen zij geland, dat nog veel verder is."
eenig gevoel van hun hebzucht te hebben. „Naar huis De Signor is toch geen En-
Het kleine meisje nam de geldstukjes en -gelschman
snelde naar haar broertje. „Zeker ben ik dat."
„Wat, zegt gij niet eens dank u zeide „Diavolo De Signor spreekt even goed
Lord Brackenbury. italiaansch als wij."
Half gelukkig, half verschrikt door die
vermaning, bleven zij een oogenblik hand
in hand staan waarna zij, door hetzelf
de gevoel gedreven, plotseling als antilo- hij het zuivere
pen de vlucht namen en tusschen de boo
ten verdwenen.
Lord Brackenbury zag i.en na en eer.
Lord Brackenbury lachte. Wellicht
dacht hij, en niet ten onrechte, dal hij
het nog beter sprak. Niet alleen sprak
Toskaansche Italiaansch,
hetwelk beschaafde reizigers zich spoedig
eigen maken, maar even gemakkelijk sprak
hij het zachtvloeiend, slepend Napoli-
donkere wolk gleed over zijn gelaat. Was taansch, het harde Venetiaansch, het bar-
dit nu de onbaatzuchtige eenvoud van baarsche Boulogneesch, en zelfs de Pic-
een onbedorven jeugd?Waren dan de bloe- monteesche brabbeltaal. De verschillende
sems van de ongekunstelde, vrije natuur volks dialecten en eigenaardigheden van
ook reeds hebzucht en ijdelheid. Zou de Italië had hij zich tot een lievelingsstudie
oudheid ook eens met Felicita's en Gio- gemaakt, en verscheidene Italiaansche
vanni's bevolkt zijn geweest? volksliederen, die in het Engelsch ver-
Ach, zeker wel. O wereld, nietige wereld taald, in het „Parthenon" opgang maak-
als een Sodomappel van buiten, verleide- ten, waren uit zijn pen gevloeid. Dit was
lijk, van binnen slechts asch. Hij stond echter een geheim gebleven tusschen hem
op en wandelde voort, menigmaal bleef en zijn uitgever. Zijn eigen broeder had
hij staan, om een blik te werpen op die er zelfs geen vermoeden van, dat Lord
lange streep van land en water aan de Brackenbury ooit een vers had gemaakt,
eene zijde de met waaierpalmen gekroonde behalve zijn schooljongenspoëzie,
klippen, het glinsterend zand, de uitge-
strekte landtongen aan de andere zijde,
de vlakke, door geen gollje bewogen, blau
we, droomerige eindelooze zee.
„Als men 'i nauwkeurig nagaat, dan is
de asrde zoo slecht nog nietprevelde
De postillons schrijlings op hun zadels
zittende, luisterden en lachten Mr. Prou
ting, die van al het gesprokene geen woord
verstond, zag er uit als de gepersonifieerd,
verbazing.
„Als ik het volgende, jaar met een goed
Lord Brackenbury, „als er maar geen men- jacht in plaats van met deze koets hier
schen op leefden
HOOFDSTUK V.
Toen Lord Brackenbury op het pui,
terugkwam, van waar hij was uitgegaan,
vond hij Sandro Quarante-Sette bezig de
paarden te helpen inspannen. Hij wierp
Zich weder in de zacht gevulde kussens
terug kom," zeide Lord Brackenbury,
„dan- neem ik je mede naar Civita Vecchia
mijn brave jongen, en van daar is het maar
■°en dagreisje naar Rome."
„Is het waar, Signor riep hij. „Ge
beurt het?"
„Zeker gebeurt het, als ik terug kom."
„O, gij moet zeker terug komen."
„Drink intusschen een flesch op mijn
van de oranje-geeie karosso, liet zich een gezondheid. En nu, voorwaarts 1"
Lord Brackenbury gaf de ledige kop
kop koffie geven, en was gereed zijn reis
voort te zetten.
Daar strompelde een stokoud vrouwtje,
met enkele verwafde haren, die om het als
perkament geelgeworden en verschrompel
de gelaat zwierden, naar het portier en
bedelde om een kleinigheid.Lord Bracken
bury trok zijn beurs maar een visscher
trad van uit de omstanders te voorschijn
en trok het besje voort.
„Pardon, Signor zeide hij haastig.
„Wij zijn Goddank geen bedelaars Moe
der is echter stokoud en kindsch gewor-
den tÜi
terug, betaalde, stopte den visscher een
drinkgeld in de hand, knikte vriendelijk
een afscheidsgroet en de wagen reed voort.
Het oude moedertje drong naar voren.
„Wat heeft hij u gegeven, Tonio?"
vroeg zij.
„Tc drommel 1" riep Tonio, die zeer
rood was geworden en de hand, waarin
de gift lag, gesloten had gehouden. Nu
opende hij zoover de vuist, dat zij er
ven in kon zien.
Er lag een goudstuk in.
Hij liield op, nam zijn muts af
en vervolgde met een blik, die herkenning De nieuw voorgespannen paarden wa-
verried „Zie zie eens De Signor van ren versch, de postillons hadden goed ge-
de feloek." geteu en.... gedronken; de weg geleek
- Lord Brackenbury lachte. een kolfbaan, èn zoo liep de kalesso ge-
„En gij zijt do timmerman, die de boeg- durende het laatste half uur in eensnel-
spriet voor mij kalefaterde. Het was bij het len draf tusschen de duinen en de zee.
begin van het ruwe weder, en zal een week Hierop volgde het met cypressen be-
of zes geleden zijn." groeide voorgebergte, dat het vergezicht
„Op het water gaat de Signor in een belemmerde de weg liep stijl naar bo-
notendop, terwijl een orkaan waait, en ven hier en daar zag men een kruis,
reist op het 'and in een logge, met vier de plaats aanduidende, waar een door
paarden bespannen koets, als de zee vlak sneeuw verblind reiziger of bedevaart
en de hemel helder is." ganger was verongelukt, verder, op een
En waarom niet? Hebt gij als gij -zeilt beschutte plaats, ongeveer drie duizend
ook niet liever, een fiksche bries, die het voet boven de oppervlakte der zee, een
irlaten gelegen posthuis,
geil doet zweiten, als gij uitloopt
De .visscher haalde de schouders op.
„Had het toen een klein weinigje ge
waaid, de Signor zou met de boot en allen
die er op waren, daar op die klippen ver
eenzaam en verl
waar Sandro Quaranta-Sette stilhield, om
van paarden te verwisselen. Van hier af
klom de weg voortdurend, immer stijler,
totdat hij op een bergvlak uitliep, waar
gaan zijn. Een gebroken nek is niet zoo ge- een troep werklieden juist bezig was, den
makkelijk te herstellen als een beschadig- straatweg van de verschgevallen sneeuw te
de boegspriet.' reinigen. In een natuurlijke grot in de rots
„Daaraan heb je gelijk, mijn jongen," hadden zij een vuur aangelegd,waar zij te-
Zetde Lord Brackenbury, „maar je vergeet vens ter eere der festa een olijftak en een
dat men op het land even gemakkelijk ruw gesneden beeld, de Madonna voor
den nek kan breken als op het water, voor stellende, hadden tentoongesteld,
namelijk als men op wegen reist, zooals in Lord Brackenbury steeg uit en knoopte
dit gezegende land van bergen en dalen, met de lieden een gesprek aan, terwijl de
Als ik weder eens hier kom, dan kom ik paarden rustten hij warmde zijn handen
keker met een vaartuig." aan hun vuur, proefde hun zuren wijn en
De visscher lachte. gaf hun bij zijn vertrek een handvol zilve-
„Signor heeft de feloek te Genua voor ren muntstukjes.
•nker gelaten De postillons fluisterden elkander toe,
Lord Brackenbury schudde het hoofd, dat hij een braven Signor was. Mr. Prou-
„Van dit jaar kom ik niet meer op deze ting was echter nog meer verbaasd dan
daarom ik gewoonlijk.
kust/' antwoordde hij, „en
de feloek maar weggegeven,"
Dat zijn heer zoo vertrouwe
lijk met gemeen bergvolk sprak, ja zelfs
met hen dronk,was hem een vernieuwd be
wijs voor den gemeenen burgelijken zin
van Mylord, en dat was iets, dat Mr.
Prouiing's teeder gevoel op het bitterste
griefde.
In Engeland was het naar Mr. Prou-
ting's gevóelen al erg genoeg, maar op reis
was het nog erger geworden. Hoe dikwerf
had hij zijn heer op kleine plaatsen met
boeren, dagloouers, zandkruiers en derge
lijk slag van volk zien omgaan hij zette
zich in hun hutten neder, verkeerde met
hen vertrouwelijk, hoorde al hun klachten
geduldig aan en troostte hen. Ja, in de
dknstbodenkamer van het kasteel, werd
zelfs het ongelooflijke verteld, dat men
Lord Brackenbury verleden winter in eer.
hevigen sneeuwstorm had gezien,terwijl hij
voor eene arme, oude vrouw, die ergens
aan den zoom van het bosch woonde, een
emmer droeg. Dat waren in ieder geval
laffe praatjes, laster en ondanks alle
goedaardigheid van zijn heer, kon hij
toch zoo iets niet van hem gelooven. Overi
gens waren dat nog de eigen lieden van
zijn bezittingenHier echter was
de verhouding weer geheel anders. Wat
men in Engeland nog voor tegemoetko-,
mende genade en goedheid kon aannemen
was in het buitenland doodeenvoudig ge
brek aan goeden smaak. Mr. Prouting
daarentegen had geen gebrek aan goeden
smaak. Zijn gevoel deed hem steeds naar
hooger trachten hij gevoelde iets edels,
iets aristokratisch in zich, in één woord,
hij gevoelde, dat de natuur in hem een
edelman had geschapen.
Wat het geestelijk leven betreft, ook
daarin stond Mr. Prouting op een zuiver
behoudend standpuntgeen macht der
wereld zou hem hebben kunnen dwingen,
zich onder livereiknechts te mengen, of
zelfs het liefste kamermeisje een arm te ge
ven. „Ieder in zijn stand, steeds hooger,"
pleegde hij te zeggen. Toen Mr. Prouting
zag, hoe Mylord zich „gedroeg," hoe hij
volstrekt geen acht sloeg op zijn hooge ge
boorte, noch op de hooge positie, die hij in
de wereld innam, toen schudde hij het
hoofd, en vroeg ernstig het lot, wat het
toch bedoeld had, door zijn heer met een
ellenlangen titel in een oranjegeele koets
te plaatsen en een jaarlijksch inkomen van
twintigduizend pond sterling te geven,
terwijl het hem, Samuel James Prouting,
op het knechtenbankje liet plaats nemen.
De lange, duistere bergkam, de be
sneeuwde toppen, de vroolijke werklieden,
alles verdween nu. De weg begon te da
len en boog om een vooroverhangende
rotsmassa. Plotseling zag men een door
heuvels en dalen doorsneden panorama
voor zich, hetwelk aan de zeezijde door de
opstijgende damp en a3n de landzijde
door een hooge bergketen werd begrensd.
Zoo verrassend snel vertoonde zich dit
nieuwe natuurtafereel, dat men onwille
keurig aan eene decoratie verandering in
een schouwburg dacht.
De paarden waren sterk en liepen uit
stekend de kalesso reed dan ook in snel
len draf vooruit, de laatste sneeuwvelden
verdwenen en spoedig bereikte men weder
de verspreide boschjes en de door storm en
regen gehavende dennen. Bij iedere wen
ding van dep weg zag men een ander too-
neel wijngaarden, kastanje boschjes en
olijftuinen brachten groene en grauwe
groepen in het dal te voorschijn, en als de
nevel voor een oogenblik zich verdeelde,
dan zag men in de verte een Streep van de
diepe, blauwe zee, die echter even spoedig
verdween, als men haar bemerkt had. Nu
daalde de weg, om zoo te zeggen, in den
muil van den storm neder en bereikten zij
onder een hevige regen- en hagelbui, het
naaste posthuis. De paarden werden uitge
spannen en door versche vervangen. De
oude postknecht nam zijn hoed af tot op
den grond, in de hoop op een goed drink
geld de postillons zaten reeds in de za
dels Sandro Quaranta-Sette stak een
nieuwe sigarette op en Mr. Prouting volg
de zijn voorbeeld met een geurige rega
lia, en voort ging het weder, trots storm en
regen.
Zij waren nu reeds vei scheiden uren op
weg, en de zon begon al lager en lager te
staan. De weg daalde voortdurend, be
grensd door kastanje boomen en bouw
land en bracht hen eindelijk in een uitge
strekt, onregelmatig gebouwd dorp, door
heuvelen ingesloten, waar zij weder van
paarden verwisselden.
Voor een zindelijke, net uitziende her
berg hield het rijtuig stilde waard, de
waardin en de in een vaal zwart gekleede
oude kellner ontvingen de gasten aan den
hoofdingang.
„Borghetto, Mylord," zeide Sandro
Quaranta-Sette, met een beleefd lachje
Zich aan het portier vertoonende. „Wij
zijn in Borghetto."
Lord Brackenbury, die had zitten lezen,
Zag van zijn boek op.
„Borghetto vreg Vij. „Nu, wat is daar
voor bijzonders aan, dat wij in Borghetto
Zijn? Ik dacht, j al in Spezzia waren."
„Goede hemel, wij zijn nog minstens
vijf en twintig mijl van Soezzia en sedert
vanmorgen zeven uur reets op weg. In dit
jaargetijde, nu de nachten kort zijn, over
nachten veel reizigers hier. In het hotel
„Europa" zijn goede kamers, zachte bed
den en een uitstekende keuken.!'
Lord Brackenbury schudde het hoofd.
„Neen, man," zeide hij, „wij rijden door."
„Maar Signor, over hoogstens een kwar
tier gaat de zon onder en dan komen wij in
den nacht ^an."
„En wat zou dat De weg is goed en
gij krijgt versche paarden."
Zeer spoedig gaf de Vetturino niet toe.
De waard van het hotel „Europa" \vas zijn
besten vriend en had bovendien 'n heerlijk
wijntje in zijn kelder, dat bijzonder in den
smaak van Sandro Quaranta-Sette viel,
„Maar, mijn hooggeëerde heer
ging hij beleefd, maar dringend voort.
„Het hotel is even goed. ia r>oe beter dan
dat in Spezzia, en
Mylord fronste de werikbif.uv.en, „Ik
heb gezegd, dat ik wil doorrijden," zeide
hij bevelend. „Ik heb de verdeeling van
den weg gemaakt en wil mij daaraan hou
den. Wees zoo goed, zoo spoedig mogelijk
van paarden te verwisselen Dit zeggen
de haalde hij het raam van het portier
op en nam zijn boek weder ter hand.
Dat zijn bevelen niet oogenblikkelijk
werden uitgevoerd en men hem, hoewel
hoogst beleefd, tegensprak, was hem nog
niet voorgekomen de teleurgestelde ge
zichten aan de höteldeur zag hij niet.
Sandro trad verschrikt en boos terug,
schouderophalend beval hij de versche
paarden in te spannen en ijlde toen naar
de gelagkamer, 0111 nog in allerijl 'n flcsch-
je van zijn lievelingsdrank te genieten.
„Die Engelsche Mylord is zoo koppig
als een muilezel," bromde hij en schudde
zijn natte jas uit als 'n poedel, die pas had
gezwommen. „Hij wil vandaag nog naar
Spezzia, al regende het ook keistcenen
natuurlijk wat kan het hem schelen, als
hij droog in zijn rijtuig zit, of wij buitenop
verdrinken of bevriezen En met de
hartstochtelijkheid van zijn Italiaansch
karakter, wenschte hij Lord Brackenbury
naar den drommel vóór vier en twintig uur
verloopen waren. Om zijn ergernis wat
te doen bedaren, nam hij echter verbazend
vlug nog een fleschje van Z"ti troost- en
heulsap.
Spoedig ware. „euer inge
spannen, de flesschen geledigd en onder
veel geschreeuw en gejammer van den
waard en de herhaalde afscheidsgroeten
van Sandro, zette de geele kalesso zich
weder in beweging, te midden van een he
vigen plasregen. Het was echter maar een
bui, want ofschoon rondom een dikke
nevel bleef hangen, hield het, zoodra zij
in het dal kwamen, op met regenen. Altijd
nog bergafwaarts gaande, liep de straat
weg langs een hooggezwollen rivier en ein
digde in een hollen weg, aan beide zijden
begrensd door terrasvprmige wijnaanplan-
tingen en kastanjeboschjes. De mist hing
zoo laag en de holle weg was zoo bochtig,
dat er niet veel te zien viel, bovendien
werd het duister. Lord Brackenbury ech-
ter, vermoeid door het lezen, liet een por
tierraam zakken en scheen met eenige
opmerkzaamheid de „ng-ving te be
schouwen.
Hij stak zijn tiou.^ 1—... buiten en beval
den postillon stil te houden. „Hoever zijn
wij nog van Spezzia vroeg hij.
Sandro Quaranta-Sette sprong ver
schrikt uit zijn slaapje op, liet zich uit den
zadel glijden en berichtte, dat het onge
veer acht of tien mijlen kon zijn.
„En doorgaans een goeden weg
„Zoo goed als deze, Signor."
„Een naderen weg
„Pardon, Signor, een anderen weg is er
niet, altijd rechtuit."
„Ik bedoel of er geen kruiswegen zijn
kan men niet verdwalen
„Geen enkele Signor, de weg leidt regel
recht naar Spezzia, voortdurend dalen wij,
en dan zijn wij er."
„Goed, open het portier. Het overige
van den weg wil ik wandelen."
„Wandelen zon vr nu het reeds zoo
laat is
Loru ilracKeuuury legde een vouw in
zijn boek, tot waar hij had gelezen, stak
het deeltje in een zak van het rijtuig en
steeg uit.
„Rijd maar door 1" zeide hij. „Ik zal
spoedig volgen. Ik ben koud en stijf ge
worden -en daarom zal een wandeling mij
goed doen."
„Was het niet beter, Signor, zoo wij
stapvoets doorreden? Hetkan weêr
beginnen te regenen, en...."
Lord Brackenbury viel hem ongeduldig
in de rede, „Het weder is mij onverschil
lig, en op den weg kan ik niet ver dwaler."
Hierna ziclr tot zijn kamerdienaar wen
dende, zeide hij: „Zorg dat de kamers be
hoorlijk verwarmd zijn en laat een middag
maal gereed maken. Gij kunt ook naar het
postkantoor gaan en vragen of er brieven
zijn, Prouting."
Mr. Prouting, die zich had gereed ge
maakt, om zijn heer te volgen, nam zijn
hoed af en vroeg weifelend „Was het
niet beter dat ik u vergezelde, Mylord
„Waarom Gij rijdt vooruit en zorgt
dat alles bij mijn aankomst gereed is."
„Maar Signor," sprak de Vetturino be
zorgd, „het is zoo donker,zoo laat.
Zoo eenzaam
■Lord Brackenbury viel hem op een
scherpen toon in de rede „Wat bedoelt gij
met „zoo eenzaam?" Gisteren hebt gij
mij gezegd, dat de wegen veilig wa>ren. Zijn
zij het of zijn zij het niet
„O zeker, Signorzoo veilig als de
straten van Genua.... maar toch...."
Met een haastige beweging viel Lord
Brackenbury hem in de rede, door zich
tot zijn kamerdienaar te wenden en te
zeggen „Prouting, geef mij de kleine re
volver, ofschoon het wel overbodig zal
Zijn. En' nu, vriend, rijdt door, en tracht
Zoo spoedig mogelijk te Spezzia te ko
men."
Bij deze wooraer. stak hij het pistool in
zijn borstzak, knoopte zijn overjas tot aan
den hals dicht, drukte zijn hoed in de
oogen en begon stevig door te stappen.
Mr. Prouting en Sandro Quaranta-Set
te namen hun plaatsen weder in, de postil
lons lieten de zweepen knallen en het rij
tuig reed we der voort.
„Uw Mylord inglese marcheert als een
bergbewoner 1" zeide Sandro zich van
den bok tot Mr. Prouting wendende.
Mr. Prouting, die de woorden niet ver
gt i.n, .naar den blik begreep, keerde zich
01 - zeg zijn heer met rassche schreden
vt fc- r
lui weg maakte hier een bocht en nauwe
lijks zag men zijn Lordschap nog, toen een
nieuwe bocht hem aan het oog onttrok.
Inmiddels was het weer opgeklaard. De
mist trok op en in het westen flikkerde de
roode avondschemering.
Sandro Quaranta-Sette wikkelde zich
vaster in zijn deken en vatte zijn slaapje
weder op, daar waar het door Lord Brac
kenbury was afgebroken.
Mr. Prouting, bezorgd voor zijn kostba
re longen, stak een nieuwe sigaar op, om de
vochtigheid van den dampkring wat te ver
minderen. En zoo rolde de geele kalesso
voort, vergezeld door het doffe geluid van
den bruischenden stroom en het suizen
van de toppen der boomen. Allengs werd
het donkerder, de naqht viel in en iedere
omwenteling der wielen vergrootte den
afstand tusschen de koets en Lord Brac
kenbury.
De aankomst van Sandro Quaranta-
Sette's ledige, met vier postpaarden be
spannen reiskoets veroorzaakte niet weinig
verbazing in het hotel „La Croce di Mal
ta." In dien tijd was „La Croce di Malta"
het aanzienlijkste hotel van Spezzia, en
Spezzia is maar een klein stadje, gelegen
aan 'n prachtige baai, doch zonder scheep
vaart of werven, geen arsenalen of groot
garnizoen daarentegen heeft het een al
tijd schitterenden hemel en een onvergelijk
schoon zeegezicht rondom door ber
gen ingesloten, is het eene poëtische idylle.
Reizigers met koets en postpaarden wa
ren hier nu wel niet zoo zeldzaam, dat dit
verbazing wekte, maar het was bekend,
dat Sandro Quaranta-Sette het hotel te
Borghetto steeds begunstigde, van daar,
dat de gebroeders Marco en Bruno Ber
nardo, de eigenaars van „La Croce di
Malta," zijne komst als eene mogelijke om
keering in zijn gunst beschouwden en
hem daarom met dubbele beleefdheid
ontvingen. Reeds lang hadden zij de hoop
gevoed, Sandro als hun vasten gast te mo
gen beschouwen, en de geele kalesso bij
hen gestald te zie:1, was h'»>- ->»- 'ar' '-
wensch.
En nu, o onbt.c1- zali^h^id
Nu was hij daar en bracht zelts een My
lord inglese mede 1 Hun fraaiste kamers,
hun uitstekendste wijnen, alles wat zij be-
Z" - ..as ter beschikking van Signo- San-
d
f kamerdienaar van -my
lord En Mylord-zelf Wat Kwam hij
te voet Mijn hemd, wat een exentrici-
teitHédaar, Guiseppe, Gianino, Pietro
Komt hier, komt hier Naar boven met
de bagage van Mylord Dadelijk in alle
kamers vuur aanmaken, lichten aansteken;
oogenblikkelijk moet de kok het heer
lijkste diner gereed maken
En nu moesten Signor Sandro en Mijn
heer de kamerdienaar van Mylord inde
koffiekamer komen, om een flesch van
de bovenste beste te drinken.
Op deze wijze ontvingen de tweeling
broeders, beide even dik en met even dikke
zwarte baarden, zoodat men nauwelijks
den een van den ander kon onderscheiden,
Sandro en Mr. Prouting. Nadat het viertal
een vroolijk kwartiertje onder aangenamen
kout en een fijne flesch door gebracht,
begaf Mr. Prouting zich naar het postkan
toor, vanwaar hij een brief medebracht,
waarvan het adres met de welbekende hand
van Mr. Lancelot, den broeder van My
lord, was geschreven vervolgens ging
hij naar boven, pookte het vuur op en
legde een toilet voor zijn heer gereed.
Na aldus zijn plichten vervuld te hebben
ging hij weder naar benéden en voegde zich
bij de nieuwsgierige nietsdoenders, die
onder de koetspoort van het hotel stonden
en aan geen echt Italiaansch hotel ont
breken,en waarvan een bepaald de apothe
ker en de andere de barbier is.
Ook Sandro voegde zich later bij dit
groepje, nadat hij eerst in den stal naar
het verzorgen der paarden had gezien en
de kalesso had afgespoeld. Twee andere
Vetturini, wier meesters in het hotel
logeerden, vermeerderden het gezel
schap. Mr. Prouting verstond geen woord
van hetgeen zij spraken zij hadden voor
hem bereidwillif plaats gemaakt en vrien
delijk gegroet, hij was ten minste nu niet
dood alleen.
„Wat een hondenwedeil" zeide de bar
bier, terwijl hij zijn hoofd even naar buiten
stak, maar het dadelijk terugtrok. „Het
regent alweder 1"
„Wat een weder herhaalde Sandro
Quaranta-Sette, huiverend. „Onze En-
gelschrnan krijgt vandaag eep gratis bad."
„Een Engelschman houdt van regen,
dan is hij in zijn element," helderde de
apotheker op, een lange, magere man,
geheel in het zwart gekleed en een rouw
band om zijn hoed, als treurde hij over
de arme zieken, die onder zijn behandeling
gestorven waren.
„Het regent ia Engeland immers al
tijd," verzekerde een koetsier.
De apotheker schudde het hoofd hij
was de geleerde van het plaatsje. „Dat
juist niet," voegde hij er op een gewichti:
gen toon bij. „Het jaar is bij hen in twee
deelen verdeeld, zeven maanden regent
het en vijf maanden hangt er een dikken
mist. Het is verschrikkelijk 1"
„Werkelijk verschrikkelijk klonk het
als uit één mond, behalve uit dien van
Mr. Prouting.
„Dan schijnt daar wel nooit de gezegen
de zon riep de barbier.
„NooitDe rijke Engelschen komen
expres naar Italië, om haar te zien."
„Zoo Dus daarom komen er zooveien,
daar heb ik vroeger nooit aan gedacht."
De apotheker lachte met zelfbehagen.
„Alle wonderen worden ons duidelijk
als wij den oorsprong slechts opsporen,"
zeide hij op pedanten toon zich tot San
dro wendende, vroeg hij „Waar hebt gij
uw Mylord verlaten
„Halverwege de oude brug en den mo
len van Pyra."
„Hoe laat
Sandro keek op zijn horloge. „Nu, dat
is reeds langer dan ik dacht. Ik dacht dat
*het een uurtje geleden was, maar -er is
reeds meer dan anderhalf uur verloopen7
sedert hij ons verliet. Half vijf ongeveer
stapte hij uit het rijtuig."
De apotheker haalde nu ook zijn horlo
ge te voorschijn, evenzoo Mr. Prouting en
de beide Vetturinide barbier die geen
uurwerk rijk was, wipte even in de koffie
kamer en keek daar op de wandklok.
„Het is reeds over zessen," zeide de
apotheker.
„En van hier naar den jtapiermolen is
nog geen negen mijl," merkte de barbier
aan.
„Nu, dan moet hij wel langzaam wande
len, als hij anderhalf uur noodig heeft, om
negen mijl af te leggen," voegde een van
de Vetturini er bij.
Het gelaat van Sandro Quaranta-Sett
betrok zichtbaar.
„Hij stapte toch stevig door," zeide hij.
„Ik had gedacht, dat hij tegelijk met ons
zou zijn aangekomen."
Mr. Prouting keek den eenen spreker
na den anderen aan al spoedig had hij
bemerkt dat men van zijn heer sprak.
ïc zeker opgehouden," zeide
hij
Saumo nam dadelijk al zijn Engelsch
te baat en antwoordde hem vlotweg
„Allright."
„Dit kan wel zijn, maar ook wel niet
Hijdacht natuurlijk dadelijkaan den gordel
met diamanten, welke Lord Brackenbury
bij zich droeg. „Kan Mylord zich ook in
den weg vergist hebben vroeg hij.
Sandro riep Bruna Bernardo, een van
de tweelingen hij was koerier geweest en
sprak Engelsch. Toen hem de zaak mede
gedeeld was, betrok ook zijn gelaat en ver
klaarde hij, dat het onmogelijk was te ver
dwalen geen enkel dwarspad kruiste den
straatweg.
„Maar het is geen onmogelijkheid, dat
iemand uitglijdt en in den stroom valt,"
merkte de apotheker somber aan.
„Dat is bij menschenheugen nog nooit
gebeurd," meende Bruno.
„En er zijn al donkerder nachten ge
weest dan dezen, men zou stekeblind
moeten zijn om in de rivier te vallen,"
voegde de Vetturino er bij, die het laatst
gesproken had. ,,'t Is een van de beste
wegen in het geheele land."
„En is er 111 die beurt geen slecht volk?" Hoe zotf die hier komen Hij wordt ver
vroeg Mr. Prouting, steeds aan de diansas. mist Hij i= verdwenen Sedert wanneer?
ten denkende. Eerst sedert vanavond Heilige Francis-
„Als gij banditi bedoelt, neen i" zeide cus Koe is dat rriog lijk Hoe kan iemand
BrunoBernardo.„Maar laat ons nietnoode- op den openbaren straatweg tusschen de
loos angstig zijn. Toen Mylord het rijtuig cude brug en Spezzia verdwijnen ?Of hij
verliet, was het nog.dag en toen het rijtuig ie s gehoord heeft..mets wat op een
hier kwam, was het nog niet geheel don- hulpkreet geleek Neen, mets volstrekt
ker, Wat kan hem dus overkomen zijn? niets. Den geheelen dag was hij in ue^mo-
Laat ons liever over iets anders spreken
Zij spraken over iets anders.... over
het feest te Genua over de epidemie te
Carrara over het huwelijk van een ze
keren Comte Cadolinghi, te Sarzana
len geweest, hij en zijn jongens, zij hadden
pas- met werken opgehouden, toen het
donker was. Den geheelen dag had hij
geen voet op den weg gezet. Wat, Zij
wilden nu al weder voor! gaan Ecco.i Dan
Keren comte caummgui, ic wuuc„ ,a
maar het gesprek wilde niet vlotten en er ging hij dadelijk met hen mede
volgde een pijnlijk stilzwijgen.
„Het is reeds half zeven," zeide einde
lijk de barbier.
„Dan is het tijd, dat wij lantarens ne
men en naar hem uitzien," zeide Bruno
Bernardo.
Eenige minuten verliepen nog, voordat
men de lantarens had gehaald en aange
stoken. Intusschen had Sandro Quaranta-
Sette een lang- touw opgezocht en zich
dit om het lijf gewonden. De andere na
men stokken en knuppels, terwijl de beide
gebroeders Bernardo hun geweren over
den schouder wierpen. En een eind weegs
gevolgd door mannen vrouwen en stal
jongens, begaf zich de optocht op weg,
om den vermiste te zoeken.
Regen en wind hadden zij m den rug
maar het was zoo donker, dat men nauwe-
'Wordt vervolgd.)
O OOOOOOWUWW-VtT.OO<i
De bekende Neuei unuscne reiziger de
heer Ph. C. Visser en zijn vrouw is weer
naar Britsch-Indië ve. trokken om nieuwe
tochten te maken in het Karakorumgë-
bergte. Hij is daarbij vergezeld van den
maar het was zoo aonxer, uai men uuuvyc. Dergie. ij f
lijks een cl vooruit kon zien'. Een onaan- heer Van Hannxma thoe Slooten- In het
njiva ctn vyviM __ir- a:~ vtlu Ae> U**r Vic«»r vaneen
gename, sombere nacht, zelfs voor die
genen, welke van lantarens waren vooi-
zien en iederen steen van den weg ken
den hoeveel te onaangenamer dus voor
een vreemdeling, die onbekend met den
weg, van een tegenovergestelde zijde
kwam.
het Hbld. verhaalt de heer Visser van een
jachtpartij bij den vorst van Udaipur
daar Teden we nu hoog op onzen
olifant, vlak achter het reusachtige dier,
waarop de oude heerscher zat, omringd
dbor zijn hovelingen in warm getinte
kleederdracht, voorafgegaan door zijn
jjjj, KiCvUCIUld^niy *vu*" b
..Ik had niet gedacht, dat het zoo don- speer-en wapendragers. En wij1 werden
ker was," meende Sandro. gevolgd door andere olifanten, door een
Een van de hotelhouders schudde het stoet van edelen te paard en op kameelen,
hoofd door afdeelingen lanciers in hun kranige
Wij hadden reeds vroeger moeten ur,if0rmen, door drommen voetvolk met
gaan," zeide de ander. hun roode, gele, bruine, paarse, oranje
Een tijdlang voerde hen hun weg langs tulbanden. En die eindelooze, fantastische
een haag van olijfboomen want de olijven kleurrijke stoet slingerde zich^langs^ae
vtn iiac.£ v a" -
zijn voor Spezzia, wat de oranjes voor Sa
rento zijn handelsvruchten.
Daar, waar het dal nauwer werd, be
gon men het. ruischen van den berg
stroom te hooien, maar noch het water m
de dieote, noch de hoogte boven hen was
zichtbaar, alleen de slijkerige» met gaten
stukgereden weg was bij het licht hunner
lantarens te onderscheiden. Bij iedere hon
derd pas bleven zij staan, riepen en luis
terden zijdan gingen zij weder voort.
hliuilijftv -----O- t J
beboschte berghelling omhoog. En als dan
de Maharana sprak tot zijn dienaren of
edelen, dan werden onmiddellijk de han
den saamgebracht, hoog boven het hoofd
geheven in de richting van den vorst en
luide klonk, soms uit vele monden tege
lijk „Wat gij zegt, is wel gezegd.
Daar waar de „Jungle* dichter begroeid
was, maakte Maharane's olifant ruim baan
Met forschèh greep brak hij met zijn slurf
takken dik als een arm van de boomen
Een sprookjesbeeld.
tertten zi) aan gingen ranKen uin. ai=> - 5
om weder te blijven staan, te roepen en te trok de in den weg staande struiken utf
luisteren. Zoo voortstrompelende, de den grond
lantarens dicht bij den grond houdende,
iedere plek van den weg onderzoekende,
bij ieder geluid stilstaande, rechts en
links in de duisternis starende, menigmaal - Deze Oostersche, kleurrijke, tantasti-
een opmerking of 'n teleurstelling uitende, sche jachtstoet is mij bijgebleven als een
kijkende zonder iets te zien, luisterende sprookjesbeeld uit Duizend-en-éên-nacht,
zonder iets te hooren, voortdurend natter, ajs een tastbaar visioen uit de tijden toen
£L»uuei icia uwiVMj ,vv. --
siijkeriger, angstiger wordende, naarmate
zij verder togen. Eindelijk kwamen zi;
aan den molen van Pyra, ongeveer een
half-uur vóór de andere brug gelegen en
een kwartier van de plaats, waar Lord
Brackenbury was uitgestegen. f(
„Hij moet daar ergens beneden zijn,
zeide Sandro, staan blijvende. „Er m°et
zeide Sandro, staan blijvenae. „er uuci gesleurd m aen maaisuuuui
iets gebeurd zijnhij is gestruikeld ot derne, westersche leven, wenscht zich niet
D ri_A fiiir f\n\r mt nP.t
Mogol-keizers regeerden over Indié.
Trouwens deze oude vorst van Udaipur
leeft en denkt zooals men leefde en dacht
150 of 200 jaren geleden. In het hart van
Indië is zooiets nog mogelijk zonder dat
de samenleving wordt ontwricht. De In
diër immers, zoolang hij niet wordt mee
gesleurd in den maalstroom van het mo-
jcuj gfcft-uiw o.
heeft zijn voet verstuikt, en is toen naar
den molen gegaan."
De molen lag aan den oever van den
stroom, ongeveer honderd voet beneden
den rijweg. Twee wegen voerden naar be
neden een hobbelige rijweg en een steil
voetpad.
Mr. Prouting en de apotheker, onver
schillig of zijn fraaie jas door het slijk of
de doornboschjes werd beschaoiga,
haastten zich den rijweg af te dalen. San
dro Quaranta-Sette, de gebroeders Bernar
do en de anderen namen het kortere voet
pad.
HOOFDSTUK VII.
De molenaar en zijn gezin zaten juist
aan den avondmaaltijd, toen de onver
wachte gasten, met lantarens, stokken en
geweren gewapend, aanklopten. Ver
schrikt en uit zijn humeur gebracht, door
het onverwachte bezoek, liet de goede man
hen binnen. De drie grootste jongens
bleven als versteend zitten, hun .mcmaen
van verbazing wijd geopend en als ver
los te maken en kin dat ook niet, uit het
kastenverband. De schoenmaker, potten
bakker, houtbewerker maakt schoenen,
bakt potten en bewerkt het hout,zooals hun
resp. voor vader e i dat 150 of 200 jaren ge-
leden deden, omdat het kastensysteem
hun geen andere mogelijkheid opent. De
houtbewerker blijft houtbewerker m al
zijn generaties, en zelfs in de wijze van
bewerking zal hij-geen verandering bren
gen, omdat de voorschriften zijner kaste
vaak Zeer streng zijn. Maar dan is het ook
niet te verwoneren, dat de heerscher uit
een overoud geslacht vasthoudt aan de
tradities, die hem lief zijn geworden en
waarvoor zijn volk hem eert. Nimmer
heeft hij Indië willen verlaten, maar
ook aan zijn edelen staat hij de reis naar
Europa niet toe. Aan zijn vorstinnen is
het verboden om een Europeesche vrouw
te ontmoeten zelfs 1 En tot voor korten
tijd was de vorst zoo verstandig.... om
-uto's en motorfietsen op zijn rustige
landwegen en in de schilderachtige straat
jes van zijn hoofstad te weren, omdat deze
toeterende stofmachines niet pasten in dit
van verbazing wija geopeuu «na» vu toeterende stoimacnmes mei pwwn «i
scholen achter de rookende polenta, de brok ongerept verleden en omdat hij zijn
flesch met landwijn, het groote, zwarte bewoners met in de verzoeking wilde
1IJ .l.'I.L.,.' Ir.'/Yn ll*YÏ« 1A*
brood en de dikbuikige lamp.
De molenaar was zoo verschrikt, dat
men slechts met moeite hem aan het ver
stand kon brengen, wat men van hem
hcgccrdc
„Willen de heeren zoo goed zijn binnen
te komen Wie Wat De Signor Bernar-
di van Spezzia? Signor Sandro? O, ze
ker ken ik Signor Sandro Wees toch zoo
goed, te gaan zitten Wat Een reiziger,
wat voor een reiziger Een Mylord inglese
Hier Hier in de molen O Hemel, n«en l
brengen om de beschaving van den open
knalpot uit Europa over te nemen. Dat
heeft geduurd tot Zijne Hoogheid eens
in Dehli genoodzaakt was in een auto te
zitten.... toen is dezen conservatieven
heerscher de verleiding van de verboden
vrucht te machtig geworden
Boven op den jachttoren.
Bij een Z.g. jachttoren knielden de oli
fanten neer; snel schaarden de voortreffe-