zA/rouwem- RUBRjEK. L li Suzanne Dupré. M JBL JL JL x Ridderlijklxeld. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Vrijdag 19 Juni 1925 Tweede Blad iliiM ONZE KLEEDING. Handwerkjes voor de zomeravonden Wispelturigheid. Uitvindingen -van vrouwen- Een jakje voor de slaapkamer. De naald en hei naaien. Luxe zakdoekjes.' Het bewaren van allerlei artikelen. Practische wenken, Recepten. Patronen naar Maal. FEUILLETON. w. De vrouwen hebben zich met mond en hand tot de plaats des mans doorgeworsteld en ze hebben daardoor, behalve vele andere goede zaken, de ridderlijkheid des mans ver speeld. Wat zal de man ons aanbieden Zijn steun Waarom We ellebogen onszelf krachtig genoeg door de wereld We komen :r evengoed (en beter, nietwaar zónder de mannelijke hulp! Zijn liefde Natuurlijk! Voor zoover we tijd kunnen vinden die te aan vaarden, want het leven is druk en er zijn veel vergaderingen en bijeenkomsten en tea's en verplichtingen tot winkelen en bezoeken bren gen en bezoeken ontvangen. De ridderlijkheid komt leelijk in het gedrang. Welke vrouw zingt nu op zoet-gevooisde wijs liederen ach ter een bloesemende haag Welke vrouw is tr tevreden mee, daadloos te klagen over een» onbereikbaren geliefde Werkelijk, we doen niets om de mannen tot ridderlijkheid te inspireeren. Als vroeger een ridder het waagde van de tinnen eens torens een oogje te geven aan een jonkvrouw op den beganen grond dadelijk kletterden de wapenen en klonken de krijgskreten. En de teere jonkvrouw, in tegen stelling met haar zusteren dezer dagen on bevreesd voor bloed, zag den strijd mee aan en schonk haar hart aan den overwinnaar. De hoofden stoven in dien tijd maar in het rond alsof het zoo niets was. Maar de poëzie ontbrak tenminste niet aan dat leven. De jonk vrouw van thans stept met haar ridder. Ze .stept ook weieens met meer dan één ridder, maar die ridders maken zich daarover niet dik, Want ze hebben ook wel meer dan één jonkvrouw op hun kerfstok. Zoo steppen ze met strakke gezichten en warme handen en jazz-band vervangt het wapengekletter. Als het uit is, brengt de ridder zijn jonkvrouw naar de tramhalte. „Kom je morgen weer?" vraagt hij, opzettelijk een tram later nemend om niet voor haar te behoeven betalen. En de jonkvrouw gichelt „Nou, en of. 't Was reu- ze-fijn vanmiddag, hè Hoe vredig. Nergens vloeit bloed. Jaloezie bestaat nog wel, maar alleen in sommige donkere achterbuurten met oer-types. Tusschen de echte jonkvrou wen en ridders is ze verdwenen. Ik ken een moeder, die haar jongetje on verdroten in ridderlijkheid onderwijst. Het jongetje (hij is nu 4 V2) vindt het dan ook heel gewoon, in een volle tram op te staan zoodra er een dame verschijnt. Een vriendelijke oma trok hem eens naar zich toe en zei „Wat is dat lief van je „Het is heel gewoon," zei het jongetje, „Moeder zegt heeren moe ten altijd opstaan voor dames De hilari teit die hij onbewust verwekte, leidde zijn aandacht naar de andere passagiers, en nu zag hij overal in het rond heeren zitten. Het puzzlede hem en nadat hij ernstig eenige ma len de rijen langs gekeken had, vroeg zijn schallend stemmetje „Moeder, zijn dat nu géén hééren Dit is geen mop het is his torisch en ik zou u naam en adres van het jon getje kunnen opgeven. Met deze tram-scène ben ik op een door nig pad geraakt. Enkele dagen geleden zei een vriend van me: „En nu vertik ik het ééns voor alIk heb nu minstens vijf maal mijn neus gestooten, nu blijf ik zitten, behalve als er een gebrekkig mensch inkomt Heeft hij ongelijk? Ik heb het zelf verscheidene malen gezien een heer staat op en biedt zijn plaats aan. „Dank u wel," zegt de teere,zwak ke vrouw met een stem als van een ontwa- kenden haan, „ik sta best." En de ridderlijke heer kan weer gaan zitten en zijn gek figuur overpeinzen. Ondanks mijn hang naar rid derlijkheid ben ik er vóór, dat vrouwen in de tram loon naar werken krijgen, dat wil zeg gen dat ze maar aan de lus moeten bengelen. Zóó erg is dat nu toch voor ons, man-vrouwen die aan alle takken van sport doen, en ove rigens maling aan den steun van den man hebben, waarlijk niet Als we prijs stellen op bescherming op ridderlijkheid, dan moe ten we eerst weer echte vrouwen worden. No. 205. Een zeer elegante middagjapon van blauwe crêpe marocain. Zij bestaat uit drie deelen. Ten eerste een rok, glad en nauw van onderen. Vervolgens een tuniek tnet revers en kraag van witte toile de soie, van voren geheel te openen en met breede strooken geperforeerde broderie over het midden en van onderen. De tuniek wordt in de taille iets opgehouden door een ceintuur van dezelfde stof, gegarneerd met een groote gesp in het midden. Als derde deel zien we een tuniek van witte toile de soie, die onder de blauwe wordt gedragen, en van boven voor den hals eindigt in omgeslagen punten en gesloten wordt op kleine knoopjes. Deze witte tuniek vormt een mooien ondergrond voor de geperforeerde broderie. Een bij passend blauwe hoed, crème kousen en zwarte schoenen. Patroon 1.50. No. 206. Tot haar onontbeerlijke zomer uitrusting rekent menige vrouw ook een een voudig, geruit mantelcostuum. Het komt een ieder ook zoo dikwijls van pas Vooral op koelere dagen als het wat regenachtig lijkt, of ook 's avonds als men eens even uit moet, heeft men er werkelijk pleizier van. Bovenstaand model is van geruite wollen stof, lichtbeige-grijs met groene ruiten. De mantel heeft een revers en kraag van bij passende effen ripszijde, groene strooken langs mouwen en onderkant en dito omboor ding van de zakkleppen. De hoed in beige vilt met groene garneering kousen licht beige en schoenen bruin. Patroon ƒ1.57'/ voorzien van een sieraad,, b.v. een gesp of een luxe doosje, waarvan het deksel een spiegeltje is. Voorts zien wij den taniasiezokoocK aan het wandeltoilet, aan het sporicostuum en uit de opening van het handtaschje kijken; ock onderbreekt hij de sobere lijn van de in dónkeren toon gehouden manteljapon. Nu de avonden zacht zijn en het zoo heerlijk lang licht is, houden wij ons graag bezig met een gezellig, prettig handwerkje. In den tuin, zoo wij dien tenminste bezitten, of op het balkon van onze kamer, vanwaar wij dikwijls een aangenaam uitzicht ap om liggende tuinen hebben, kunnen wij zoo heerlijk zitten droomen En om nu héél den avond niet soezende en droomende door te brengen, dwingen, wij onze vaardige vingers tot het aangename, makkelijke werk van een kraagje naaien en borduren, een jabot ma ken, een broderie op 'n paar snoezige zak' doekjes aanbrengen enz. Onder prettig babbelen met onze huisge' nooten zelfs, vlotten deze werkjes zeer goed en niets is gezelliger dan al-genietende-van een-mooien-avond iets tot stand te brengen dat nuttig en practisch is. Haast is er in den regel voor zulke ge zellige dingsigheidjes niet bij en al vorderen wij langzaamwij komen er toch en zit ten toch niet heelemaal-niets-te-doen Wie kan er niet een aardig kraagje of jabot gebruiken Bij wie onzer komen een paar snoezige, gekleurde batist zakdoekjes niet goed te pas Welnu, allemaal genoeglijke artikeltjes om zelfs in verloren oogenblikjes te maken In kraagjes zijn aardige modellen, die ge versieren kunt met fijne plissée's of een bor- duurmotiefje. Wit batist is altijd erg gewild, hoewel wij tegenwoordig ook citroen-geel en zacht-rose zien. Op een donkere japon of robe-tunique mist een kraag of jabot zijn effect niet. Dqnkere kleedingstukken vragen er beslist om. De moderne jabot, bestaande uit een smal front-stuk, omlijst door een fijne plissée of met smalle lingerie-plooitjes bestikten volant kunt ge zelf maken. Heel aardig is daarbij een bijpassend kraagje en manchetjes te ver vaardigen, zoodat ge een mooi garnituürtje hebt. Zakdoekjes van fijn batist in zachte tin ten of van zijden voile of crêpe de chine zijn dankbare artikeltjes, waarvan ge veel genoe gen en weinig werk zult hebben. Er is ook weinig materiaal voor noodig de hoeveel heid stof voor zulk een doekje is al heel mi niem en voor garneering is de eenvoudigste broderie in bijkomende kleur uiterst chic. Een vrouw, die er altijd op uit is verande ringen aan haar kleeding of in haar huis aan te brengen, is geen geluk voor haar omgeving. Immers, het rustelooze zoeken naar iets anders, brengt een sfeer van onvoldaanheid in het gezin. Er moet van een vrouw rust en blijheid uitgaan, dan zal heel het gezin deze vreugde deelen. Modern zijn in kleeding en in de inrich ting van onze woning is niet verkeerd. Het getuigt hoe wij kind-van-onzen-tijd zijn. Maar hyper-modern zijn is dwaas. Als het ééne mode-snufje weer verdrongen wordt door het andere en wij geen tijd hebben om ons met een van al die dingen op ons gemak te voelen. Als wij geen tijd hebben ons te hechten aan onze meubels en het milieu steeds van aanzien verandert. Zie, dat is wispel turigheid. Het aantal uitvindingen, waarvoor door vrou wen patent wordt aangevraagd, neemt voort durend toe, in het bijzonder in Engeland. Daar worden ieder jaar ongeveer 30.000 pa tenten aangevraagd en tot twee jaar geleden waren er hoogstens tegen de 300, welke van vrouwen afkomstig waren. Het aantal vrou welijke uitvinders is thans echter aanzienlijk toegenomen in 1923 waren het 486 vrou wen, die gedeeltelijk aanspraak maakten op meer dan één patent, en in 1924 493. De groote meerderheid dezer uitvindingen door vrouwen bepaalt zich voorloopig nog tot toestellen en inrichtingen, die dienen tot besparing van werk in de huishouding. De vrouw is nog in de eerste plaats beperkt tot het arbeidsveld, waarvoor zij in de allereer ste plaats is bestemd en haar verstand houdt Zich hoofdzakelijk bezig met methoden, waardoor zij het lastig en vervelend werk in de huishouding vergemakkelijken en ver korten kan. Maat in voortdurend toenemen- den omvang richt zij haar blik over de nauwe muren van de keuken en van het huis naar naar buiten en houdt zich bezig met uitvin dingen op het gebied van werktuigkunde en techniek. In de laatste jaren hebben verscheidene Engelsche vrouwen patsten aangevraagd, welke betrekking hebben op bruikbare ver beteringen van automobielen en scheeps machines. Een vrouw heeft zich patent la ten 'geven op een procédé, waardoor tin uit oud metaal kan worden verkregen. Een an dere heeft een torpedoboot uitgevonden, die bijzonder zeker werkt en zeer snel kan varen. De Engelsche uitvindster, die het meest succes heeft gehad, was ongetwijfeld de on langs overleden mevrouw Ayrton, wier be langrijkste uitvinding is een ventilatie-in- richting in de mijnen en tunnels.Honderden van die „Ayrtpn-waaiers" zijn in Engeland in gebruik. Zij zijn ook in den wereldoorlog gebruikt, om de loopgraven van gifgassen te zuiveren. Andere onder de nieuwe, in Engeland door vrouwen verkregen patenten hebben betrekking op medische instrumenten en Men breit dit jakje in zephir wol in uit sluitend rechtsche steken. Begin met den onderkant van den rug en zet hiervoor steken op tot een lengte van 56 c.M. brei 30 c.M. hoogte en meerder daarna aan eiken kant 15 c.M. voor de mouwen. Aldus breit men 20 c.M. hoogte. De volgende toer heeft 34 c.M. lengte, men kapt daarna voor den hals 18 c.M. af en breit de resteerende 34 c.M. Voorloopig laat men nu een der twee helften Hebt ge wei eens bedacht, ho^ dwaas het is, als bij de advertentie van de een of andere uitvinding geschreven staat dat zij „onmis baar" is Hoeveel eeuwen hebben de menschen het onmisbare gemist, zonder het te missen Maar mij dunkt, de uitvinder van de naald had wel eenig recht zijn uitvinding onmisbaar te noemen, en toch was zij dit niet, want tot in het begin der 15e eeuw heeft men het zonder naalden gedaan. Toen begonnen de naalden de doornen te vervangen, waar van arme menschen zich tót aanhechting hunner kleederen bedienden, en de zilveren en gou den pennen die de rijken hiervoor gebruikten. De uitvinder van de naalden was een draad trekker te Parijs, die, door het groote ver langen om rijk te worden bezield, dag en nacht werkte en zijn werk steeds meer tracht te te volmaken. De moeilijkheid om naalden te maken maakte ze eerst tot zeer zeldzame en kostbare voorwerpen, en omdat ze zoo duur waren, werden ze alleen op de toilet tafels van vorstinnen of van edelvrouwen gevonden. Zoo bevond zich een koker met naalden onder de geschenken, die de Vrouwe van Beaujeu, dochter van Lodewijk XI van Frankrijk, bij haar huwelijk als bruidsge schenk ontving, en de tot in dezen tijd ge bruikelijke term speldengeld, wijst op de rubriek van deze kostbare voorwerpen onder de voor toiletartikelen bestemde som gelds. In Engeland bleef de naald rot aan Hendrik VIII onbekend. Toen bracht de schoone en later zoo ongelukkige Anna Boleyn ze uit Frankrijk mee, en niet onwaarschijnlijk is het nu nog bestaande vooroordeel als zou het ongeluk aanbrengen, iemand een naald te geven, daar deze de liefde of de vriendschap wegsteekt, aan het treurige lot dezer vorstrr te wijten. Van de naald sprekende, komen wij van zelve tot het naaien, en ik wil u ook daarover eens een en ander vertellen dat ge wel aardig zult vinden om te weten. Om te beginnen, vindt ge het zeker heel wonderlijk dat men veel vroeger borduren dan naaien kon, en dat men deze beide kunsten reeds lang ter stond voor de uitvinding der naald. In den tijd der Romeinen borduurde men zeer kunstig en wist men nauwelijks wat naaien was- U JJ De kleederen van de patriciërs hadden ook geen naad noodig in vrije, alleen door haken bevestigde plooien, omgolfden de toga en het pallium (opperkleed) het lichaam; slechts sieraden werkte men op de k.eederen. Hoewel men in het Oosten, vanwaar toch alle kleederpracht afkomstig is, reeds in den ouden tijd iets van naaien afwist, zoo was dit toch zeer verschillend van wat men tegen woordig naaien noemt het bestond uit niets anders dan in een licht aan elkaar hechten der kleederen, en dit werk deed de man, niet de vrouw aan de vrouw bleef de weef stoel overgelaten. Eerst met het gebruik van ondergoed, (in vroeger tijd droeg men dit bijna niet, omdat men zoo dikwijls baadde) werd het naaien noodzakelijk. Toen het fune linnen door de Noorsche huisvrouwen ge sponnen werd, ontstond ook de wensch dit in doelmatige kleedingstukken te veranderen. Hoeveel moeilijkheden de vervaardiging van het ondergoed moest opleveren kan men opmaken uit de omstandigheid, dat koningin Elisabeth, die zooals bekend is drie duizend japonnen naliet, maar zes henaden bezat. In Frankrijk zou Marie van Anjou, de gemalin van koning Karei VII de eerste linnen hem den gedragen hebben. Zelfs Lodewijk XIV had in zijn jeugd gebrek aan jinnengoed. Eerst in de vorige eeuw vinden wij het naaien op de hoogte der tegenwoordige volmaakt heid, ja, misschien wat kunstvolle waarde aangaat, nog beter beoefend. Toen had men tijd voor alles en er werd de grootste zorg best#ed aan het naaionderricht. De vrouwen uit de hoogste kringen hielden er zich mee bezig. Het uitzet van linnen ondergoed was veel grooter dan thans, en een welvoorziene linnenkast strekte een huisvrouw tot groote eer (maar dit doet zij nog Nog vóór 40 jaren werd het als een onmogelijkheid beschouwd, iets uit te vinden dat het zoomen kon vervangen. Welke moeite kostte toen de fijngeplooide borst van een mannenoverhemd, en hoe duur was het Vóór 30 jaar schudde een goede huisvrouw nog 't hoofd over de naaimachine, maar nu heeft deze gelukkig over alle vooroordeel gezegevierd. De zakdoek, het vroeger zoo prozaïsche onbelangrijkste artikel, waaraan men geen anderen eisch stelde, dan dat hij schoon was en in goeden staat verkeerde, is thans een belangrijk deel van ons toilet ge worden. Er valt heel wat verscheidenheid op te merken in het soort, hetwelk aan het doel van „zakdoek" beantwoordt en nog meer in het soort, dat enkel bestemd is tot versie ring, de fantaisie-zakdoek. Deze speelt in de mode-wereld thans een werkelijk niet te bescheiden rol. Dit nietig detail van tiet toilet, vraagt meer en meer onze aandacht, door zijn bij zonder luxueuse uitvoering. Crêpe de chine, crêpe Georgette en zijde-batist zijn wel de voornaamste 'mate rialen waar ze van gemaakt worden. Nouveauté is het, een goudomranding of een è-jour-zoom van gouddraad en kleine goudborduursels aan te brengen. Als ge er prijs op stelt zulk een ijdelheidje te bezit ten, zal het u weinig moeite kosten het zelf te vervaardigen. Een klein lapje crêpe of batist in een teere kleur, zoomt ge in het vierkant om met een gouddraadje. Ge kunt daartoe den rijg- of den steelsteek gebruiken. Dan zet ge den rand met een goudgalon of goud kantje af en zie daar, ge hebt het modern ste zakdoekje! Prefereert gij iets met eenig dessin, dan kunt ge natuurlijk een gebloemd, gestreept of geruit lapje zijde gebruiken, doch,ge dient licht kleuren te kiezen. In beschilderde zakdoekjes is heel veel moois te zien! Er zijn er in alle denkbare kleuren met bloemmotieven, blok-figuren en in Oosterschen trar.t. In plaats van het polshorloge, ziet men thans wel een zijden zakdoekje tusschen B een bijpassend lint om den pols dragen, dat zoowel voor kinderen als door volwasse- een beetje warme olie insmeren en dan goed wat wel aardig staat. Het lint is meestal nen gebruikt kan worden, en een automatisch l nawrijven. rusten en begint de andere, zorgdragende ei-j ken toer aan den kant van den hals met 1 steek te minderen, tot men weer 20 c.R^ opgeschoten is. De mouw heeft nu een breedte van 40 c.M. en men kapt dus 15 c.M. af. Menjbreit nu nog een recht stuk van 30 c.M. hoogte, kapt af en begint het tweede voorpand. Als ook dat klaar is naait men de zijden en onderkanten der mouwen tegen elkaar en garneert vóór- en onderkant, be nevens de mouwen, met bijpassende mara« bout of wolbont. uurwerk, dat de kippen op een bepaalden tijd uit het hok laat, zijn verdere bewijzen van het lenig uitvindersvernuft van de he- dendaagsche vrouw. Hoe vaak gebeurt het niet in een huishou ding, dat waren, voor de consumptie be stemd en in goeden staat verkeerend, on deugdelijk worden omdat ze niet op de juis te manier worden bewaard. Koffieboonen maar vooral gemalen koffie, neemt gauw den smaak aan van sterk rieken de specerijen, kaas droogt uit, aardappelen schieten loof, enz. Specerijen en andere sterk riekende stof fen mogen niet in de nabijheid van koffie opgeborgen worden. Chicorei, moet in een niet al te droge berg plaats bewaard worden. De kelder moet ech ter niet vochtig zijn. Cacao droog en luchtig bewaren, niet in de nabijheid van sterk riekende stoffen. Op passen dat de cacao niet in de zon komt te liggen. Aardappelmeel wordt op dezelfde wijze behandeld. Aardappelen. De vroege aardappelen kun nen niet lang bewaard worden. De late aard appelen moeten in droge donkere kelders worden bewaard, niet in te groote hoopen. 's Winters moeten alle vensters en trekgaten gesloten worden, opdat geen koude kan bin nendringen en geen trek ontstaat. Kaas verlangt een zooveel mogeGjk ge lijkmatige temperatuur tocht en zonnebe- straling moeten vermeden worden. Alle kaas moet steeds vlak bewaard en van tijd tot tijd gekeerd en gewasschen worden. Sponzen. Als de sponzen een poosje in gebruik zijn geweest, worden ze dikwijls vettig en soms glibberig. Men kan ze vlug en makkelijk rei nigen door ze vier en twintig uur in zout water tc laten weeken en ze dan in koud water goed na te spoelen. Gebroken glas. Het gebeurt soms, dat een glazen schotel of een ander voorwerp van glas, bij het val len niet alleen breekt, maar in duizend kleine i scherfjes springt, welke men heel moeilijk kan verzamelen, zonder dat ze gevaar ople veren voor de handen. Neem dan een ouden lap en bevochtig dezen en leg hem over de scherven. Door zacht drukken zullen deze zich in den doek vasthechten, welken men daarna verbranden kan. Ketels en pannen. De handvaten van ketels en van aluminium pannen niet voorzien van houten bedekking, worden gewoonlijk op het gas zoo heet, dat gebrande vingers aan de orde van den dag zijn. Men kan dit voorkomen door de hand vaten netjes en regelmatig te omwinden met sterk touw. Theebladen. Een Japansch blad mag men nooit was- schen. Om het te reinigen, wrijft men het in met wat bloem en daarna met een zachten GRIESMEELSOEP. Van 1 kalfspoot en 1 ons kalfspoulet wordt bouillon getrokken met 'n weinig zout en een stukje foelie. De getrokken poulet er weer in terug gedaan. Men zorge ongeveer 2 L. bouillon te hebben. Dezen weer aan den kook brengen, erbij voegen steeds roerende 75 gram griesmeel en die 10 minuten laten meekoken, dan 1 ons kalfsgehakt tot balletjes verwerk: in de soep doen, tien minuten meekoken en de soep binden met '/s ons boter en 2 eet lepels bloem, samen glad geroerd op het vuut en daarbij voorzichtig roerende langzaam d» kokende soep gieten. VARKENSTONG MET ZURE SAUS. Een of twee varkenstongen gedurende eet paar dagen onder 't zout zetten, dan afwas- schen en in ruim kokend water ongeveer 5 kwartier laten gaar koken. Daarna onmiddellijk het vel eraf trekken en de tongen warm houden in een weinig kooknat. Voor de saus neemt men 1 Liter van het kooknat, brengt dit weer aan den kook en bindt het met ons meel dat met koud water aangemengd is. De saus eenige minuten flink laten doorkoken, 1/4 ons boter toevoe gen en eindelijk 1 d.L. azijn. WITTE BOONEN. Wasch y2 liter witte boonen en zet ze een nacht te weeken in 2 L. water. Zet ze op met hetzelfde 'water en kook ze hierin gaar 1 13 4 uur. Voeg er bij twee afgestreken le pels zout, als ze bijna gaar zijn schep ze mef een schuimspaan uit het nat en stoof ze op mei een kluitje boter. Het nat beware men vcot soep. Papieren patronen op maat gemaakt, kun nen besteld worden onder toezending of bij voeging van het bepaalde bedrag plus 15 een' porto, aan het Comptoir des Patrons, Mo lenstraat 48 B, Den Haag. De maten op te geven volgens onderstaande teekening. technische werktuigen. Een verstelbaar bed,]lap- A's erê<s vlekken op zijn, kan men er Maar zonder daarop te»antwoordden, ver volgde Suzanne: „Eene inwendige slem heeft mij aange spoord, uwe hulp in te roepen, en' ik heb »an dien item gehoor gegeven." Alweer een van die onweerstaanbare stemmen, waarover de heer de Roquépine had gesproken! En wat zou hij wel zeggen, als hij haar in dit geheimzinnig gesprek met don Alberto bespiedde? En wat zou hij daarvan denken? Suzanne begreep, dat ze de zaak zoo spoedig mogelijk moest afmaken, .om weer naar den salon terug te kunnen gaan. „Weigert gij?" vroeg ze kortaf. „Ik zal het beproeven," antwoordde hij trnstig. „Geef mij zoo nauwkeurig mogelijk •chriftelijk n£«j,m en adres op, en alle ver dere bqzondeAeden, die Sarno u kan mede- deelen." „Morgen zult gij dat alles hebben," ant woordde ze. Alberto Gottifreddi was de eerste, die aan stalten maakte, het balcon te verlaen, Suzanne be£r«?z>, dat ze hem niet kon la ten gaan, zonder tenminste een woord tot hem te zeggen. „Ik dank u," stamelde ze. Alberto glimlachte, en fluisterde haar in het oor: „Als het mij gelukt, zult gij mij dan de hand reiken, Suzanne? Er zijn jaren verloopen sedert den dag, dat gij vrijwillig uwe hand in de mijne hebt gelegd." Een heftige tweestrijd had in haar ge moed plaats. Het kwam baar voor, alsof het tegen hare eer streed, ja te zqggen, maar hoe'kon ze weigeren, na de schrede, die ze gewaagd had? Ze mompelde iets onverstaanbaars. Maar don Alberto deed, alsof hij dat als eene toestemming beschouwde. „Ik dank u," mompelde hij op den tocm van een deemoedigen verliefde. Toen keerde hij naar den salon terug. Maar toen Suzanne, zag, dat ze weer al leen was, bedekte ze haar gelaat met beide handen, en weende. Zou haar vader haar kunnen vergeven, wat ze op dit oogenblik gedaan had? Maar was het dan niet de vervulling van een plicht geweest, al was die wreede plicht ook nog zoo moeilijk voor baar geweest? Achter het gordijn van een der vensters verborgen, had de heer de Roquépine het slot van deze scène bespied. Een harde trek kwam op zijl} gelaat, en hij scheen eenige jaren verouderd. Op een balcon van Hotel Beau Rivage te een cigaret te rooken. Hij had den tuin en de terrassen, waar men na het diner steeds groepjes bijeenvond, verlaten, om zich in de eenzaamheid terug te trekken, waar hij zich rustig aan zijne gedachten kon overgeven Zijn karakter was weinig tot nadenken ge neigd. Zijn vlugge geest liet hem alle kanten van een vraagstuk tegelijk bevatten. Hij vormde zich zijn oordeel als 't ware instinct matig en zijn meening over dc dingen be rustte gewoonlijk niet op nadenken. Maar ditmaal was het niet te doen om handelingen, die hij wilde ondernemen. Het vraagstuk, welks oplossing hij ver wachtte, lag in hemzelven besloten, en ver oorzaakte hem ge engeringe onrust. Don Alberto Gottifreddi herkende zich- Maar er was nog meer. Zijne onzekerheid, zijn aarzeling, zijn schuchterheid in het streven naar het groote Hij schaamde zich over die handelwijze, al was het ook alleen uit eigenliefde, en hij verontrustte zich daarover als over eene mislukking. Maar er was ngo meer. In plaats van de familie de Roquépine da delijk naar Parijs te volgen, had hij zich te Rome opgehouden, wegens de aangelegen heden van donna Flavia, voor wier leed hij een groot medelijden begon te gevoelen. Hij had aan Prospero Sinibaldi geschreven, en zijn antwoord afgewacht. De echtgenoot van donna Flavia begreep het gevaar, dat hem bedreigde, en besloot naar het Noorden van Amerika te vertrek ken. Zóó was het schandaal tenminste verme den! Maar donna Flavia was zóózeer geschokt door de kwellingen en de angsten van den doel, dat hij zich voorstelde, de hand van I laatsten tijd, 3at ze ziek werd. En daardoor Ouchv Zat prirw Alberto Gottifreddi alleen Suzanne Dupré! Marie Thérèse te veroveren, waren zóó in strijd met zijn karakter, dat hij zich daarover angstig maakte, als over een ziekteverschijn sel van lichamelijken of geestelijken aard. Sedert meer dan tien maanden waren al zijne wenschen op dat huwelijk gericht ge weest, en niettegenstaande dat had hij di rect nog geen enkelen stap ondernomen. AI zijne werkzaamheid had er zich tjge beperkt, donna Flavia om hare hulp te verzoeken, en zijn gevoel van eigenwaarde zelfs zóózeer uit het oog te verliezen, dat hij aanspraak had durven maken op de medewerking van was het vertrek van don Alberto uit Rome weer vertraagd. En het gevolg van dat alles was. dat toen hij eindelijk te Parijs aankwam, de familie de Roquépine de Fransche hoofdstad al had verlaten. Nu begon hij hen te achtervolgen. En daar hij wist, dat zij zich naar Zwit serland hadden begeven, koos hij Ouchy als verblijfplaats uit, omdat hij vandaar de komst der reizigers hei best kon bespieden. Hij begreep, dat hij, om zijn doel te berei ken, nu eindêliik moest beginnen, zelf tc handelen. En dat beproefde hij nu ook, maar het wilde hem maar niet gelukken. Hij had het geloof in zichzelven verloren, en een zekere bijgeloovige vrees drukte hem terneer. Zou het de schuld van Suzanne zijn, die zijn plannen wilde verijdelen? Hij begon aan zijn succes te wanhopen. Den vorigen avond had hij Mistress Fane ontmoet die hem had meegedeeld, dat Su zanne en Arabella, na een verblijf van twee maanden in Tirol, zich nu voor eenigen tiid te Vevey hadden gevestigd, aldus op maar korten afstand van Ouchy. En toch moest zijn huwelijk tot stand ko men. Zijn tamelijk ingewikkelde finantieele om standigheden maakten het noodzakelijk, dat hij een rijk huwelijk sloot. En daar hij niet met eene Jodin of met eene Amerikaansche vrouw wilde trouwen was zijn huwelijksmarkt tamelijk beperkt. En ook bleef Hij trouw aan zijn program ma, dat zij die zijn levensgezellin zou worden bekoorlijk, verstandig en van voorname fa milie zou moeten zijn. En Marie Thèrése de Roquépine beant woordde aan al die eischen. Zij beviel hem en beantwoordde zelfs aan het lievelingstype, dat hij zich van de vrouw had gevormd. Het geheele programma van hun toekom stig huwelijksleven was, in al zijn voornaam ste bijzonderheden, al door hem vastgesteld. Het was hem al volkomen duidelijk, welke rol zijn toekomstige vrouw in de groote we reld van Rome en Parijs zou spelen, en voor niets ter wereld wilde hij van zijn plannen afzien. Maar toch, wanneer het erop aankwam, een beslissenden stap te wagen, werd zijn wilskracht door een onverklaarbare aarze ling verlamd. Alle minachtende scheldwoorden, waar over het woordenboek van een Zuid-ltaiiaan beschikt, wierp don Alberto zichzelven naar het hoofd, zonder het minste erbarmen. En nu hij zich te Ouchy bevond, hoopt» hij, dat de frisschere lucht en de nieuwe omgeving hem misschien de wilskracht te rug zouden geven, die hij zoozeer noodig had. Hij richtte zijn oogen op het blauwe meer, waarover witte zeilen wapperden, en als groote zwanen met uitgebreide vleugel? zweefden. En dan zweefden zijn blikken weer om hoog, naar de met sneeuw bedekte toppen der-Zwitsersche Alpen, en de donkerblauwe rotsen. Maar op zijn gelaat lag niet het geringste spoor van bewondering te lezen voor dat grootsch natuurtafereel. Hij behoorde tot die karakters, voor wie de rustige schoonheid van het berglandschap geen bekoring heeft. Hij zag liever de stormachtige zee, dan de purperen gloed van een Romeinschen zons ondergang, het gulden waas, dat de Zuider» zon over alle dingen heenspreidt. (Wordt vervolgd.' o

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5