zA/rouwem-
RUBRjEK.
L
li
Suzanne Dupré.
M JBL JL JL x
Ridderlijklxeld.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Vrijdag 19 Juni 1925
Tweede Blad
iliiM
ONZE KLEEDING.
Handwerkjes voor de
zomeravonden
Wispelturigheid.
Uitvindingen -van
vrouwen-
Een jakje voor de
slaapkamer.
De naald en hei
naaien.
Luxe zakdoekjes.'
Het bewaren van
allerlei artikelen.
Practische wenken,
Recepten.
Patronen naar Maal.
FEUILLETON.
w.
De vrouwen hebben zich met mond en
hand tot de plaats des mans doorgeworsteld
en ze hebben daardoor, behalve vele andere
goede zaken, de ridderlijkheid des mans ver
speeld. Wat zal de man ons aanbieden Zijn
steun Waarom We ellebogen onszelf
krachtig genoeg door de wereld We komen
:r evengoed (en beter, nietwaar zónder de
mannelijke hulp! Zijn liefde Natuurlijk!
Voor zoover we tijd kunnen vinden die te aan
vaarden, want het leven is druk en er zijn veel
vergaderingen en bijeenkomsten en tea's en
verplichtingen tot winkelen en bezoeken bren
gen en bezoeken ontvangen. De ridderlijkheid
komt leelijk in het gedrang. Welke vrouw
zingt nu op zoet-gevooisde wijs liederen ach
ter een bloesemende haag Welke vrouw is
tr tevreden mee, daadloos te klagen over een»
onbereikbaren geliefde Werkelijk, we doen
niets om de mannen tot ridderlijkheid te
inspireeren. Als vroeger een ridder het waagde
van de tinnen eens torens een oogje te geven
aan een jonkvrouw op den beganen grond
dadelijk kletterden de wapenen en klonken de
krijgskreten. En de teere jonkvrouw, in tegen
stelling met haar zusteren dezer dagen on
bevreesd voor bloed, zag den strijd mee aan
en schonk haar hart aan den overwinnaar.
De hoofden stoven in dien tijd maar in het
rond alsof het zoo niets was. Maar de poëzie
ontbrak tenminste niet aan dat leven. De jonk
vrouw van thans stept met haar ridder. Ze
.stept ook weieens met meer dan één ridder,
maar die ridders maken zich daarover niet
dik, Want ze hebben ook wel meer dan één
jonkvrouw op hun kerfstok. Zoo steppen ze
met strakke gezichten en warme handen en
jazz-band vervangt het wapengekletter. Als
het uit is, brengt de ridder zijn jonkvrouw
naar de tramhalte. „Kom je morgen weer?"
vraagt hij, opzettelijk een tram later nemend
om niet voor haar te behoeven betalen. En de
jonkvrouw gichelt „Nou, en of. 't Was reu-
ze-fijn vanmiddag, hè Hoe vredig. Nergens
vloeit bloed. Jaloezie bestaat nog wel, maar
alleen in sommige donkere achterbuurten
met oer-types. Tusschen de echte jonkvrou
wen en ridders is ze verdwenen.
Ik ken een moeder, die haar jongetje on
verdroten in ridderlijkheid onderwijst. Het
jongetje (hij is nu 4 V2) vindt het dan ook heel
gewoon, in een volle tram op te staan zoodra
er een dame verschijnt. Een vriendelijke
oma trok hem eens naar zich toe en zei
„Wat is dat lief van je „Het is heel gewoon,"
zei het jongetje, „Moeder zegt heeren moe
ten altijd opstaan voor dames De hilari
teit die hij onbewust verwekte, leidde zijn
aandacht naar de andere passagiers, en nu
zag hij overal in het rond heeren zitten. Het
puzzlede hem en nadat hij ernstig eenige ma
len de rijen langs gekeken had, vroeg zijn
schallend stemmetje „Moeder, zijn dat nu
géén hééren Dit is geen mop het is his
torisch en ik zou u naam en adres van het jon
getje kunnen opgeven.
Met deze tram-scène ben ik op een door
nig pad geraakt. Enkele dagen geleden zei
een vriend van me: „En nu vertik ik het ééns
voor alIk heb nu minstens vijf maal mijn
neus gestooten, nu blijf ik zitten, behalve als
er een gebrekkig mensch inkomt Heeft
hij ongelijk? Ik heb het zelf verscheidene
malen gezien een heer staat op en biedt zijn
plaats aan. „Dank u wel," zegt de teere,zwak
ke vrouw met een stem als van een ontwa-
kenden haan, „ik sta best." En de ridderlijke
heer kan weer gaan zitten en zijn gek figuur
overpeinzen. Ondanks mijn hang naar rid
derlijkheid ben ik er vóór, dat vrouwen in de
tram loon naar werken krijgen, dat wil zeg
gen dat ze maar aan de lus moeten bengelen.
Zóó erg is dat nu toch voor ons, man-vrouwen
die aan alle takken van sport doen, en ove
rigens maling aan den steun van den man
hebben, waarlijk niet Als we prijs stellen
op bescherming op ridderlijkheid, dan moe
ten we eerst weer echte vrouwen worden.
No. 205. Een zeer elegante middagjapon
van blauwe crêpe marocain. Zij bestaat uit
drie deelen. Ten eerste een rok, glad en
nauw van onderen. Vervolgens een tuniek
tnet revers en kraag van witte toile de soie,
van voren geheel te openen en met breede
strooken geperforeerde broderie over het
midden en van onderen. De tuniek wordt in
de taille iets opgehouden door een ceintuur
van dezelfde stof, gegarneerd met een groote
gesp in het midden. Als derde deel zien we
een tuniek van witte toile de soie, die onder
de blauwe wordt gedragen, en van boven
voor den hals eindigt in omgeslagen punten
en gesloten wordt op kleine knoopjes. Deze
witte tuniek vormt een mooien ondergrond
voor de geperforeerde broderie. Een bij
passend blauwe hoed, crème kousen en
zwarte schoenen. Patroon 1.50.
No. 206. Tot haar onontbeerlijke zomer
uitrusting rekent menige vrouw ook een een
voudig, geruit mantelcostuum. Het komt
een ieder ook zoo dikwijls van pas Vooral
op koelere dagen als het wat regenachtig
lijkt, of ook 's avonds als men eens even uit
moet, heeft men er werkelijk pleizier van.
Bovenstaand model is van geruite wollen
stof, lichtbeige-grijs met groene ruiten. De
mantel heeft een revers en kraag van bij
passende effen ripszijde, groene strooken
langs mouwen en onderkant en dito omboor
ding van de zakkleppen. De hoed in beige
vilt met groene garneering kousen licht
beige en schoenen bruin. Patroon ƒ1.57'/
voorzien van een sieraad,, b.v. een gesp
of een luxe doosje, waarvan het deksel een
spiegeltje is.
Voorts zien wij den taniasiezokoocK aan
het wandeltoilet, aan het sporicostuum en
uit de opening van het handtaschje kijken;
ock onderbreekt hij de sobere lijn van de
in dónkeren toon gehouden manteljapon.
Nu de avonden zacht zijn en het zoo
heerlijk lang licht is, houden wij ons graag
bezig met een gezellig, prettig handwerkje.
In den tuin, zoo wij dien tenminste bezitten,
of op het balkon van onze kamer, vanwaar
wij dikwijls een aangenaam uitzicht ap om
liggende tuinen hebben, kunnen wij zoo
heerlijk zitten droomen En om nu héél den
avond niet soezende en droomende door te
brengen, dwingen, wij onze vaardige vingers
tot het aangename, makkelijke werk van een
kraagje naaien en borduren, een jabot ma
ken, een broderie op 'n paar snoezige zak'
doekjes aanbrengen enz.
Onder prettig babbelen met onze huisge'
nooten zelfs, vlotten deze werkjes zeer goed
en niets is gezelliger dan al-genietende-van
een-mooien-avond iets tot stand te brengen
dat nuttig en practisch is.
Haast is er in den regel voor zulke ge
zellige dingsigheidjes niet bij en al vorderen
wij langzaamwij komen er toch en zit
ten toch niet heelemaal-niets-te-doen
Wie kan er niet een aardig kraagje of jabot
gebruiken Bij wie onzer komen een paar
snoezige, gekleurde batist zakdoekjes niet
goed te pas
Welnu, allemaal genoeglijke artikeltjes
om zelfs in verloren oogenblikjes te maken
In kraagjes zijn aardige modellen, die ge
versieren kunt met fijne plissée's of een bor-
duurmotiefje. Wit batist is altijd erg gewild,
hoewel wij tegenwoordig ook citroen-geel
en zacht-rose zien. Op een donkere japon
of robe-tunique mist een kraag of jabot zijn
effect niet. Dqnkere kleedingstukken vragen
er beslist om.
De moderne jabot, bestaande uit een smal
front-stuk, omlijst door een fijne plissée of
met smalle lingerie-plooitjes bestikten volant
kunt ge zelf maken. Heel aardig is daarbij
een bijpassend kraagje en manchetjes te ver
vaardigen, zoodat ge een mooi garnituürtje
hebt.
Zakdoekjes van fijn batist in zachte tin
ten of van zijden voile of crêpe de chine zijn
dankbare artikeltjes, waarvan ge veel genoe
gen en weinig werk zult hebben. Er is ook
weinig materiaal voor noodig de hoeveel
heid stof voor zulk een doekje is al heel mi
niem en voor garneering is de eenvoudigste
broderie in bijkomende kleur uiterst chic.
Een vrouw, die er altijd op uit is verande
ringen aan haar kleeding of in haar huis aan
te brengen, is geen geluk voor haar omgeving.
Immers, het rustelooze zoeken naar iets
anders, brengt een sfeer van onvoldaanheid
in het gezin. Er moet van een vrouw rust en
blijheid uitgaan, dan zal heel het gezin deze
vreugde deelen.
Modern zijn in kleeding en in de inrich
ting van onze woning is niet verkeerd. Het
getuigt hoe wij kind-van-onzen-tijd zijn.
Maar hyper-modern zijn is dwaas. Als het
ééne mode-snufje weer verdrongen wordt
door het andere en wij geen tijd hebben om
ons met een van al die dingen op ons gemak
te voelen. Als wij geen tijd hebben ons te
hechten aan onze meubels en het milieu steeds
van aanzien verandert. Zie, dat is wispel
turigheid.
Het aantal uitvindingen, waarvoor door vrou
wen patent wordt aangevraagd, neemt voort
durend toe, in het bijzonder in Engeland.
Daar worden ieder jaar ongeveer 30.000 pa
tenten aangevraagd en tot twee jaar geleden
waren er hoogstens tegen de 300, welke van
vrouwen afkomstig waren. Het aantal vrou
welijke uitvinders is thans echter aanzienlijk
toegenomen in 1923 waren het 486 vrou
wen, die gedeeltelijk aanspraak maakten op
meer dan één patent, en in 1924 493.
De groote meerderheid dezer uitvindingen
door vrouwen bepaalt zich voorloopig nog
tot toestellen en inrichtingen, die dienen tot
besparing van werk in de huishouding. De
vrouw is nog in de eerste plaats beperkt tot
het arbeidsveld, waarvoor zij in de allereer
ste plaats is bestemd en haar verstand houdt
Zich hoofdzakelijk bezig met methoden,
waardoor zij het lastig en vervelend werk in
de huishouding vergemakkelijken en ver
korten kan. Maat in voortdurend toenemen-
den omvang richt zij haar blik over de nauwe
muren van de keuken en van het huis naar
naar buiten en houdt zich bezig met uitvin
dingen op het gebied van werktuigkunde en
techniek.
In de laatste jaren hebben verscheidene
Engelsche vrouwen patsten aangevraagd,
welke betrekking hebben op bruikbare ver
beteringen van automobielen en scheeps
machines. Een vrouw heeft zich patent la
ten 'geven op een procédé, waardoor tin uit
oud metaal kan worden verkregen. Een an
dere heeft een torpedoboot uitgevonden, die
bijzonder zeker werkt en zeer snel kan varen.
De Engelsche uitvindster, die het meest
succes heeft gehad, was ongetwijfeld de on
langs overleden mevrouw Ayrton, wier be
langrijkste uitvinding is een ventilatie-in-
richting in de mijnen en tunnels.Honderden
van die „Ayrtpn-waaiers" zijn in Engeland
in gebruik. Zij zijn ook in den wereldoorlog
gebruikt, om de loopgraven van gifgassen te
zuiveren.
Andere onder de nieuwe, in Engeland
door vrouwen verkregen patenten hebben
betrekking op medische instrumenten en
Men breit dit jakje in zephir wol in uit
sluitend rechtsche steken. Begin met den
onderkant van den rug en zet hiervoor
steken op tot een lengte van 56 c.M. brei
30 c.M. hoogte en meerder daarna aan eiken
kant 15 c.M. voor de mouwen. Aldus breit
men 20 c.M. hoogte. De volgende toer heeft
34 c.M. lengte, men kapt daarna voor den
hals 18 c.M. af en breit de resteerende 34 c.M.
Voorloopig laat men nu een der twee helften
Hebt ge wei eens bedacht, ho^ dwaas het is,
als bij de advertentie van de een of andere
uitvinding geschreven staat dat zij „onmis
baar" is
Hoeveel eeuwen hebben de menschen het
onmisbare gemist, zonder het te missen
Maar mij dunkt, de uitvinder van de naald
had wel eenig recht zijn uitvinding onmisbaar
te noemen, en toch was zij dit niet, want tot
in het begin der 15e eeuw heeft men het
zonder naalden gedaan. Toen begonnen de
naalden de doornen te vervangen, waar van
arme menschen zich tót aanhechting hunner
kleederen bedienden, en de zilveren en gou
den pennen die de rijken hiervoor gebruikten.
De uitvinder van de naalden was een draad
trekker te Parijs, die, door het groote ver
langen om rijk te worden bezield, dag en
nacht werkte en zijn werk steeds meer tracht
te te volmaken. De moeilijkheid om naalden
te maken maakte ze eerst tot zeer zeldzame
en kostbare voorwerpen, en omdat ze zoo
duur waren, werden ze alleen op de toilet
tafels van vorstinnen of van edelvrouwen
gevonden. Zoo bevond zich een koker met
naalden onder de geschenken, die de Vrouwe
van Beaujeu, dochter van Lodewijk XI van
Frankrijk, bij haar huwelijk als bruidsge
schenk ontving, en de tot in dezen tijd ge
bruikelijke term speldengeld, wijst op de
rubriek van deze kostbare voorwerpen onder
de voor toiletartikelen bestemde som gelds.
In Engeland bleef de naald rot aan Hendrik
VIII onbekend. Toen bracht de schoone en
later zoo ongelukkige Anna Boleyn ze uit
Frankrijk mee, en niet onwaarschijnlijk is het
nu nog bestaande vooroordeel als zou het
ongeluk aanbrengen, iemand een naald te
geven, daar deze de liefde of de vriendschap
wegsteekt, aan het treurige lot dezer vorstrr
te wijten.
Van de naald sprekende, komen wij van
zelve tot het naaien, en ik wil u ook daarover
eens een en ander vertellen dat ge wel aardig
zult vinden om te weten. Om te beginnen,
vindt ge het zeker heel wonderlijk dat men
veel vroeger borduren dan naaien kon, en
dat men deze beide kunsten reeds lang ter
stond voor de uitvinding der naald. In den
tijd der Romeinen borduurde men zeer
kunstig en wist men nauwelijks wat naaien
was- U JJ
De kleederen van de patriciërs hadden
ook geen naad noodig in vrije, alleen door
haken bevestigde plooien, omgolfden de toga
en het pallium (opperkleed) het lichaam;
slechts sieraden werkte men op de k.eederen.
Hoewel men in het Oosten, vanwaar toch
alle kleederpracht afkomstig is, reeds in den
ouden tijd iets van naaien afwist, zoo was dit
toch zeer verschillend van wat men tegen
woordig naaien noemt het bestond uit niets
anders dan in een licht aan elkaar hechten
der kleederen, en dit werk deed de man,
niet de vrouw aan de vrouw bleef de weef
stoel overgelaten. Eerst met het gebruik van
ondergoed, (in vroeger tijd droeg men dit
bijna niet, omdat men zoo dikwijls baadde)
werd het naaien noodzakelijk. Toen het fune
linnen door de Noorsche huisvrouwen ge
sponnen werd, ontstond ook de wensch dit
in doelmatige kleedingstukken te veranderen.
Hoeveel moeilijkheden de vervaardiging van
het ondergoed moest opleveren kan men
opmaken uit de omstandigheid, dat koningin
Elisabeth, die zooals bekend is drie duizend
japonnen naliet, maar zes henaden bezat. In
Frankrijk zou Marie van Anjou, de gemalin
van koning Karei VII de eerste linnen hem
den gedragen hebben. Zelfs Lodewijk XIV
had in zijn jeugd gebrek aan jinnengoed.
Eerst in de vorige eeuw vinden wij het naaien
op de hoogte der tegenwoordige volmaakt
heid, ja, misschien wat kunstvolle waarde
aangaat, nog beter beoefend. Toen had men
tijd voor alles en er werd de grootste zorg
best#ed aan het naaionderricht. De vrouwen
uit de hoogste kringen hielden er zich mee
bezig. Het uitzet van linnen ondergoed was
veel grooter dan thans, en een welvoorziene
linnenkast strekte een huisvrouw tot groote
eer (maar dit doet zij nog Nog vóór
40 jaren werd het als een onmogelijkheid
beschouwd, iets uit te vinden dat het zoomen
kon vervangen. Welke moeite kostte toen de
fijngeplooide borst van een mannenoverhemd,
en hoe duur was het Vóór 30 jaar schudde
een goede huisvrouw nog 't hoofd over de
naaimachine, maar nu heeft deze gelukkig
over alle vooroordeel gezegevierd.
De zakdoek, het vroeger zoo prozaïsche
onbelangrijkste artikel, waaraan men geen
anderen eisch stelde, dan dat hij schoon
was en in goeden staat verkeerde, is thans
een belangrijk deel van ons toilet ge
worden.
Er valt heel wat verscheidenheid op te
merken in het soort, hetwelk aan het doel
van „zakdoek" beantwoordt en nog meer
in het soort, dat enkel bestemd is tot versie
ring, de fantaisie-zakdoek.
Deze speelt in de mode-wereld thans
een werkelijk niet te bescheiden rol.
Dit nietig detail van tiet toilet, vraagt
meer en meer onze aandacht, door zijn bij
zonder luxueuse uitvoering.
Crêpe de chine, crêpe Georgette en
zijde-batist zijn wel de voornaamste 'mate
rialen waar ze van gemaakt worden.
Nouveauté is het, een goudomranding of
een è-jour-zoom van gouddraad en kleine
goudborduursels aan te brengen. Als ge er
prijs op stelt zulk een ijdelheidje te bezit
ten, zal het u weinig moeite kosten het zelf
te vervaardigen.
Een klein lapje crêpe of batist in een
teere kleur, zoomt ge in het vierkant om
met een gouddraadje. Ge kunt daartoe den
rijg- of den steelsteek gebruiken. Dan zet
ge den rand met een goudgalon of goud
kantje af en zie daar, ge hebt het modern
ste zakdoekje!
Prefereert gij iets met eenig dessin, dan
kunt ge natuurlijk een gebloemd, gestreept
of geruit lapje zijde gebruiken, doch,ge
dient licht kleuren te kiezen.
In beschilderde zakdoekjes is heel veel
moois te zien! Er zijn er in alle denkbare
kleuren met bloemmotieven, blok-figuren
en in Oosterschen trar.t.
In plaats van het polshorloge, ziet men
thans wel een zijden zakdoekje tusschen B
een bijpassend lint om den pols dragen, dat zoowel voor kinderen als door volwasse- een beetje warme olie insmeren en dan goed
wat wel aardig staat. Het lint is meestal nen gebruikt kan worden, en een automatisch l nawrijven.
rusten en begint de andere, zorgdragende ei-j
ken toer aan den kant van den hals met 1
steek te minderen, tot men weer 20 c.R^
opgeschoten is. De mouw heeft nu een
breedte van 40 c.M. en men kapt dus 15
c.M. af. Menjbreit nu nog een recht stuk van
30 c.M. hoogte, kapt af en begint het tweede
voorpand. Als ook dat klaar is naait men de
zijden en onderkanten der mouwen tegen
elkaar en garneert vóór- en onderkant, be
nevens de mouwen, met bijpassende mara«
bout of wolbont.
uurwerk, dat de kippen op een bepaalden
tijd uit het hok laat, zijn verdere bewijzen
van het lenig uitvindersvernuft van de he-
dendaagsche vrouw.
Hoe vaak gebeurt het niet in een huishou
ding, dat waren, voor de consumptie be
stemd en in goeden staat verkeerend, on
deugdelijk worden omdat ze niet op de juis
te manier worden bewaard.
Koffieboonen maar vooral gemalen koffie,
neemt gauw den smaak aan van sterk rieken
de specerijen, kaas droogt uit, aardappelen
schieten loof, enz.
Specerijen en andere sterk riekende stof
fen mogen niet in de nabijheid van koffie
opgeborgen worden.
Chicorei, moet in een niet al te droge berg
plaats bewaard worden. De kelder moet ech
ter niet vochtig zijn.
Cacao droog en luchtig bewaren, niet in
de nabijheid van sterk riekende stoffen. Op
passen dat de cacao niet in de zon komt te
liggen.
Aardappelmeel wordt op dezelfde wijze
behandeld.
Aardappelen. De vroege aardappelen kun
nen niet lang bewaard worden. De late aard
appelen moeten in droge donkere kelders
worden bewaard, niet in te groote hoopen.
's Winters moeten alle vensters en trekgaten
gesloten worden, opdat geen koude kan bin
nendringen en geen trek ontstaat.
Kaas verlangt een zooveel mogeGjk ge
lijkmatige temperatuur tocht en zonnebe-
straling moeten vermeden worden. Alle kaas
moet steeds vlak bewaard en van tijd tot tijd
gekeerd en gewasschen worden.
Sponzen.
Als de sponzen een poosje in gebruik zijn
geweest, worden ze dikwijls vettig en soms
glibberig. Men kan ze vlug en makkelijk rei
nigen door ze vier en twintig uur in zout
water tc laten weeken en ze dan in koud
water goed na te spoelen.
Gebroken glas.
Het gebeurt soms, dat een glazen schotel
of een ander voorwerp van glas, bij het val
len niet alleen breekt, maar in duizend kleine i
scherfjes springt, welke men heel moeilijk
kan verzamelen, zonder dat ze gevaar ople
veren voor de handen.
Neem dan een ouden lap en bevochtig
dezen en leg hem over de scherven. Door
zacht drukken zullen deze zich in den doek
vasthechten, welken men daarna verbranden
kan.
Ketels en pannen.
De handvaten van ketels en van aluminium
pannen niet voorzien van houten bedekking,
worden gewoonlijk op het gas zoo heet, dat
gebrande vingers aan de orde van den dag
zijn. Men kan dit voorkomen door de hand
vaten netjes en regelmatig te omwinden met
sterk touw.
Theebladen.
Een Japansch blad mag men nooit was-
schen. Om het te reinigen, wrijft men het in
met wat bloem en daarna met een zachten
GRIESMEELSOEP.
Van 1 kalfspoot en 1 ons kalfspoulet wordt
bouillon getrokken met 'n weinig zout en een
stukje foelie. De getrokken poulet er weer
in terug gedaan. Men zorge ongeveer 2 L.
bouillon te hebben. Dezen weer aan den kook
brengen, erbij voegen steeds roerende 75 gram
griesmeel en die 10 minuten laten meekoken,
dan 1 ons kalfsgehakt tot balletjes verwerk:
in de soep doen, tien minuten meekoken en
de soep binden met '/s ons boter en 2 eet
lepels bloem, samen glad geroerd op het vuut
en daarbij voorzichtig roerende langzaam d»
kokende soep gieten.
VARKENSTONG MET ZURE SAUS.
Een of twee varkenstongen gedurende eet
paar dagen onder 't zout zetten, dan afwas-
schen en in ruim kokend water ongeveer 5
kwartier laten gaar koken.
Daarna onmiddellijk het vel eraf trekken
en de tongen warm houden in een weinig
kooknat. Voor de saus neemt men 1 Liter
van het kooknat, brengt dit weer aan den kook
en bindt het met ons meel dat met koud
water aangemengd is. De saus eenige minuten
flink laten doorkoken, 1/4 ons boter toevoe
gen en eindelijk 1 d.L. azijn.
WITTE BOONEN.
Wasch y2 liter witte boonen en zet ze een
nacht te weeken in 2 L. water. Zet ze op met
hetzelfde 'water en kook ze hierin gaar 1
13 4 uur. Voeg er bij twee afgestreken le
pels zout, als ze bijna gaar zijn schep ze mef
een schuimspaan uit het nat en stoof ze op mei
een kluitje boter. Het nat beware men vcot
soep.
Papieren patronen op maat gemaakt, kun
nen besteld worden onder toezending of bij
voeging van het bepaalde bedrag plus 15 een'
porto, aan het Comptoir des Patrons, Mo
lenstraat 48 B, Den Haag. De maten op te
geven volgens onderstaande teekening.
technische werktuigen. Een verstelbaar bed,]lap- A's erê<s vlekken op zijn, kan men er
Maar zonder daarop te»antwoordden, ver
volgde Suzanne:
„Eene inwendige slem heeft mij aange
spoord, uwe hulp in te roepen, en' ik heb
»an dien item gehoor gegeven."
Alweer een van die onweerstaanbare
stemmen, waarover de heer de Roquépine
had gesproken!
En wat zou hij wel zeggen, als hij haar in
dit geheimzinnig gesprek met don Alberto
bespiedde?
En wat zou hij daarvan denken?
Suzanne begreep, dat ze de zaak zoo spoedig
mogelijk moest afmaken, .om weer naar den
salon terug te kunnen gaan.
„Weigert gij?" vroeg ze kortaf.
„Ik zal het beproeven," antwoordde hij
trnstig. „Geef mij zoo nauwkeurig mogelijk
•chriftelijk n£«j,m en adres op, en alle ver
dere bqzondeAeden, die Sarno u kan mede-
deelen."
„Morgen zult gij dat alles hebben," ant
woordde ze.
Alberto Gottifreddi was de eerste, die aan
stalten maakte, het balcon te verlaen,
Suzanne be£r«?z>, dat ze hem niet kon la
ten gaan, zonder tenminste een woord tot
hem te zeggen.
„Ik dank u," stamelde ze.
Alberto glimlachte, en fluisterde haar in
het oor:
„Als het mij gelukt, zult gij mij dan de hand
reiken, Suzanne? Er zijn jaren verloopen
sedert den dag, dat gij vrijwillig uwe hand
in de mijne hebt gelegd."
Een heftige tweestrijd had in haar ge
moed plaats. Het kwam baar voor, alsof het
tegen hare eer streed, ja te zqggen, maar
hoe'kon ze weigeren, na de schrede, die ze
gewaagd had?
Ze mompelde iets onverstaanbaars.
Maar don Alberto deed, alsof hij dat als
eene toestemming beschouwde.
„Ik dank u," mompelde hij op den tocm
van een deemoedigen verliefde.
Toen keerde hij naar den salon terug.
Maar toen Suzanne, zag, dat ze weer al
leen was, bedekte ze haar gelaat met beide
handen, en weende. Zou haar vader haar
kunnen vergeven, wat ze op dit oogenblik
gedaan had?
Maar was het dan niet de vervulling van
een plicht geweest, al was die wreede plicht
ook nog zoo moeilijk voor baar geweest?
Achter het gordijn van een der vensters
verborgen, had de heer de Roquépine het
slot van deze scène bespied.
Een harde trek kwam op zijl} gelaat, en
hij scheen eenige jaren verouderd.
Op een balcon van Hotel Beau Rivage te
een cigaret te rooken. Hij had den tuin en
de terrassen, waar men na het diner steeds
groepjes bijeenvond, verlaten, om zich in de
eenzaamheid terug te trekken, waar hij zich
rustig aan zijne gedachten kon overgeven
Zijn karakter was weinig tot nadenken ge
neigd. Zijn vlugge geest liet hem alle kanten
van een vraagstuk tegelijk bevatten. Hij
vormde zich zijn oordeel als 't ware instinct
matig en zijn meening over dc dingen be
rustte gewoonlijk niet op nadenken.
Maar ditmaal was het niet te doen om
handelingen, die hij wilde ondernemen.
Het vraagstuk, welks oplossing hij ver
wachtte, lag in hemzelven besloten, en ver
oorzaakte hem ge engeringe onrust.
Don Alberto Gottifreddi herkende zich-
Maar er was nog meer.
Zijne onzekerheid, zijn aarzeling, zijn
schuchterheid in het streven naar het groote
Hij schaamde zich over die handelwijze,
al was het ook alleen uit eigenliefde, en hij
verontrustte zich daarover als over eene
mislukking.
Maar er was ngo meer.
In plaats van de familie de Roquépine da
delijk naar Parijs te volgen, had hij zich te
Rome opgehouden, wegens de aangelegen
heden van donna Flavia, voor wier leed hij
een groot medelijden begon te gevoelen.
Hij had aan Prospero Sinibaldi geschreven,
en zijn antwoord afgewacht.
De echtgenoot van donna Flavia begreep
het gevaar, dat hem bedreigde, en besloot
naar het Noorden van Amerika te vertrek
ken.
Zóó was het schandaal tenminste verme
den!
Maar donna Flavia was zóózeer geschokt
door de kwellingen en de angsten van den
doel, dat hij zich voorstelde, de hand van I laatsten tijd, 3at ze ziek werd. En daardoor
Ouchv Zat prirw Alberto Gottifreddi alleen Suzanne Dupré!
Marie Thérèse te veroveren, waren zóó in
strijd met zijn karakter, dat hij zich daarover
angstig maakte, als over een ziekteverschijn
sel van lichamelijken of geestelijken aard.
Sedert meer dan tien maanden waren al
zijne wenschen op dat huwelijk gericht ge
weest, en niettegenstaande dat had hij di
rect nog geen enkelen stap ondernomen. AI
zijne werkzaamheid had er zich tjge beperkt,
donna Flavia om hare hulp te verzoeken, en
zijn gevoel van eigenwaarde zelfs zóózeer
uit het oog te verliezen, dat hij aanspraak
had durven maken op de medewerking van
was het vertrek van don Alberto uit Rome
weer vertraagd.
En het gevolg van dat alles was. dat toen
hij eindelijk te Parijs aankwam, de familie
de Roquépine de Fransche hoofdstad al had
verlaten.
Nu begon hij hen te achtervolgen.
En daar hij wist, dat zij zich naar Zwit
serland hadden begeven, koos hij Ouchy als
verblijfplaats uit, omdat hij vandaar de
komst der reizigers hei best kon bespieden.
Hij begreep, dat hij, om zijn doel te berei
ken, nu eindêliik moest beginnen, zelf tc
handelen.
En dat beproefde hij nu ook, maar het
wilde hem maar niet gelukken.
Hij had het geloof in zichzelven verloren,
en een zekere bijgeloovige vrees drukte
hem terneer.
Zou het de schuld van Suzanne zijn, die
zijn plannen wilde verijdelen?
Hij begon aan zijn succes te wanhopen.
Den vorigen avond had hij Mistress Fane
ontmoet die hem had meegedeeld, dat Su
zanne en Arabella, na een verblijf van twee
maanden in Tirol, zich nu voor eenigen tiid
te Vevey hadden gevestigd, aldus op maar
korten afstand van Ouchy.
En toch moest zijn huwelijk tot stand ko
men.
Zijn tamelijk ingewikkelde finantieele om
standigheden maakten het noodzakelijk, dat
hij een rijk huwelijk sloot.
En daar hij niet met eene Jodin of met
eene Amerikaansche vrouw wilde trouwen
was zijn huwelijksmarkt tamelijk beperkt.
En ook bleef Hij trouw aan zijn program
ma, dat zij die zijn levensgezellin zou worden
bekoorlijk, verstandig en van voorname fa
milie zou moeten zijn.
En Marie Thèrése de Roquépine beant
woordde aan al die eischen.
Zij beviel hem en beantwoordde zelfs aan
het lievelingstype, dat hij zich van de vrouw
had gevormd.
Het geheele programma van hun toekom
stig huwelijksleven was, in al zijn voornaam
ste bijzonderheden, al door hem vastgesteld.
Het was hem al volkomen duidelijk, welke
rol zijn toekomstige vrouw in de groote we
reld van Rome en Parijs zou spelen, en voor
niets ter wereld wilde hij van zijn plannen
afzien.
Maar toch, wanneer het erop aankwam,
een beslissenden stap te wagen, werd zijn
wilskracht door een onverklaarbare aarze
ling verlamd.
Alle minachtende scheldwoorden, waar
over het woordenboek van een Zuid-ltaiiaan
beschikt, wierp don Alberto zichzelven naar
het hoofd, zonder het minste erbarmen.
En nu hij zich te Ouchy bevond, hoopt»
hij, dat de frisschere lucht en de nieuwe
omgeving hem misschien de wilskracht te
rug zouden geven, die hij zoozeer noodig
had.
Hij richtte zijn oogen op het blauwe meer,
waarover witte zeilen wapperden, en als
groote zwanen met uitgebreide vleugel?
zweefden.
En dan zweefden zijn blikken weer om
hoog, naar de met sneeuw bedekte toppen
der-Zwitsersche Alpen, en de donkerblauwe
rotsen.
Maar op zijn gelaat lag niet het geringste
spoor van bewondering te lezen voor dat
grootsch natuurtafereel. Hij behoorde tot die
karakters, voor wie de rustige schoonheid
van het berglandschap geen bekoring heeft.
Hij zag liever de stormachtige zee, dan de
purperen gloed van een Romeinschen zons
ondergang, het gulden waas, dat de Zuider»
zon over alle dingen heenspreidt.
(Wordt vervolgd.'
o