tVEH ELCK WAT WILS. TREKJES NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Oerde blad. Zb.wi'dag 20 Juni 1925 DE GENERAAL OP HET OORLOGSPAD. °0eg- A. J. L. HET LEDENTAL VAN DE VAKBE WEGING. Pensioenregeling Spoorweg ambtenaren. De Algem. Bondsvergadering van R. K. Rijkskieskring- organisaties. No. 404. t Gaat de Generalissimus van het N.V.V. blijkbaar niet grof genoeg. Dat stuntelige gepeuter door het Partij-bestuur van de S.D.A.P. e.d. haalt eigenlijk niets uit daar om zal hij die „kerkelijken" eens tracteeren en onder 't sensationeele opschrift „Ont- maskering" zal hij hun wandaden eens be-* kend maken. Dat Zal er dus anders naar toe gaan, dan die gewone hatelijkheidjes en opscheppe- rijtjes 't is wel „leuk" gezegd, dat je voor die 105 millioen, welke er jaarlijks aan Hare Majesteits Leger en Hare Majesteits Ma rine besteed worden, zoowat dertig duizend woningen kunt laten bouwen, maar 't is toch niet wat je noemt pittig. En daarom zal hij „Het Volk" eens aan een paar kolom druks helpen en dan zal 't er anders spannen. Tegenover de frasen van de kerkelijke par tijen zal hij Stenhuis zelf eens even de fpitpn ctpllpn Hij gevoelt blijkbaar, dat het 30.000-wo- aingen-sprookje er niet al te best in zal gaan en in zijn „Leeuwarder debat" heeft hij zich ook een en ander laten ontglippen, wat daar mede niet geheel in overeenstemming is, tenzij men op economische gronden alvast wil ontwapenen, totdat de soci's hier de baas zijn Maar ik ben afgedwaald de heer Stenhuis zal dan even op zijn oude, beproefde manier de feiten laten spreken en voor zoover dat op de sociale politiek betrekking heeft, meen ik dat niet aan de lezers van deze rubriek te mogen onthouden, 't Is werkelijk te mooi waar dan nog bij komt, dat zij het uit de eerste hand hebben en niet behoeven te wachten, totdat het hen op de fabriek of aan de deur bij het huisbezoek wordt „verteld". Nadat hij dan eerst heeft „uiteengezet" hoe Minister Aalberse voor de werkgevers is op zij gegaan bij de werkloosheidsverzeke ring hoe deze bewindsman te kort schoot door geen uitbreiding te geven aan de Ar- oeidswet en tot in het onmogelijke over- werk-vergunningen gaf, krijgen we het vol gende te lezen „Inzake medezeggenschap en bedrijfs organisatie zorgde hij voor de frazes en het geleerde gezicht die de reactionairen noo dig hadden om deze hervormingen te weigeren. Aalberse, trotsche demokraat, zoolang de volksbeweging aan de bourgeoisie vrees inboezemde, bleek en angstig, schrik achtig, krachteloos en willoos knechtje der reactie, toen de kracht der arbeiders ver minderde, zich althans niet zoo meer manifesteerde, dat ze de bourgeoisie vrees aanjoeg." Het moet worden toegegeven zóó kan alleen de heer Stenhuis 't maar zeggen. Maar de heer Stenhuis moet er nu geen lolletje van makén, want de zaak waarom het gaat is daarvoor toch te ernstig. Zeker, Minister Aalberse heeft verschil lende maatregelen moeten nemen om het de industrie mogelijk te maken de moeilijkhe den te overwinnen die er aan alle kanten wa ren. Dat was zijn plicht en al kunnen daarbij fouten gemaakt zijn, hij heeft daarmede het algemeen belang gediend, zooals we dat van een R. K. Minister mochten verwachten maar hij heeft daardoor óók het arbeiders belang in engeren zin heel wat beter begre pen, dan zij die door hun stramme houding de geheele Arbeidswet in gevaar zouden gebracht hebben. Al meenen velen blijkbaar, dat zij het in verkiezingsdagen met de waarheid niet zoo nauw behoeven te nemen, de heer Stenhuis weet zeer goed, dat we hier in Nederland heusch zoo'n slecht figuur niet slaan en dat er nog nooit zooveel aan sociale maatregelen is ten koste gelegd als tijdens het bewind van Minister Aalberse. 't Zou althans heel wat eerlijker van hem zijn geweest als hij nu eens het verschil met andere landen had aangetoond niet over een enkel onderdeel, maar zoo over de geheele linie. Zoodra de heer Stenhuis een vergelijkend overzicht met andere landen wil geven, zul len we ook van hem aannemen, dat hij al thans tracht objectief te zijn. Zoolang hij 't laat bij wat grof gebazel over dingen die iedereen, ook Minister Aalberse, graag anders zou willen, zoolang mist hij ten eene male het vermogen om „feiten" vast te stellen. Voor zoover het de sociale politiek be treft, kan ik hem de verkiezingsbrochure van den heer C. Kuiper „zes jaren van so ciaal bewind" ten zeerste aanbevelen/ ter nadere bestudeering. Dat is dan óók verkiezingslectuur, maar een „klein tikje" eerlijker en wat minder grof dan het holle-bolle-Gijs-artikel van den heer Stenhuis. Waarmede ik tenslotte maar zeggen wil, dat het zelfs den heer Stenhuis niet zou misstaan, wanneer hij eens probeerde „ge woon" te doen dan is het tóch nog mal gé- VEREENIGINGEN OP EEN KOOPJE. De arbeiders, werkzaam aan de Amster- damsche Droogdok-Maatschappij, plukken nu de vruchten van hun georganiseerd zijn in de personeelvereeniging. Er is door de directie een loonsverlaging aangekondigd en ingevoerd van twee maal vijf procent. De eer' ste vijf procent ingaande 11 Juni j.l. en de tweede vijf procent, ingaande 18 Juni j.l. Waar nu ongeveer het geheele personeel lid is van de personeelvereeniging, is er met die arbeiders vergaderd en het resultaat is geweest, dat de verlaging geslikt is. De personeelvereeniging moest erkennen, dat zij niet over de noodige macht beschikt om daadwerkelijk verzet te plegen. In het verleden is wel eens een succes te boeken geweest, vandaar het vertrouwen in die vereeniging. Men ging dan, wanneer men iets wilde bereiken, demonstreeren op het Z.g. revolutie-pleintje (een plaats voor het kantoor) en dan kwam het voor elkaar. Dat waren allerlei gelegenheidszaakjes. Nu echter, met de tien procent verlaging bleek, dat de werkgeefster voet bij stuk hield, schrok men terug voor de consequentie, omdat men de noodige middelen niet bezat. De lage contributie, een der voordeden van zoo'n personeelvereeniging, bleek het struikelblok voor degelijk werk. Men had op een koopje geloopen en nu krijgt men als compensatie tien procent ver laging. Het bestuur van die personeelvereeniging zag in den laatsten tijd wel in, dat zij alleen staande, zonder een behoorlijk weerstands vermogen, niets daadwerkelijk kan uitrichten. Bij andere firm'a s is getracht om ook perso- neelvereenigingen te stichten, waarmede dan een combinatie gevormd is. Hierbij waren ook personeelvereenigingen buiten onze industrie. Hiermede toonde men dus duidelijk aan, dat het systeem personeelvereeniging uit den booze is voor de arbeiders, want men kwam tot een toestand van plaatselijke or-1 ganisatie. Hier herhaalt zich dus de geschie denis, want ook de centrale bonden van thans, vinden hun oorsprong in plaatselijke orga nisaties. Het geheel van personeelvereenigingen beteekent niet zooveel, men zou uit boven staande weergave wellicht die conclusie kunnen trekken. Alleen bij de A. D. M. had ze beteekenis, wat het ledental betreft, maar bij twee andere firma's is haar invloed zoowat niets. Wat wij aangaven is alleen om te demon streeren, dat dergelijke vereenigingen geen bestaansrecht hebben. Voor de Roomsche arbeiders bij de A.D. M. is het gebeurde een harde les, en wij ho pen, dat zij deze leering er uit trekken, dat zij zich opgeven als lid van onzen bond. Zij heb ben te bedenken, dat er op economisch ter rein nog heel wat strijd gevoerd zal moeten worden en dat aan dien kant de zegen zal zijn, waar de grootste invloed bestaat. Het bovenstaande vond ik in de R.-K. „Metaalbewerker" van heden en is ook voor. andere groepen niet zonder beteekenis. Zonder de meerdere of mindere noodzake- lijkheid van deze loonsverlaging te kunnen J beoordeelen, wordt hier toch wel een teeke nend staaltje van onmacht gegeven. Een on macht die zich stellig en overal moet voordoen waar arbeiders hun taak op een dergelijke wijze zouden opvatten. MAANDBERICHT OVER MEI 1924. Voor rekening van Herwonnen Levens kracht werden uitgezonden Naar het sanatorium Berg en Bosch te Apel doorn 9 Mei een kind van een lid uit Utrecht 11 Mei een kind van een lid uit Nederhorst den Berg 12 Mei een lid uit Haarlem 14 Mei een lid uit Ooy 18 Mei een kind van een lid uit Schiedam 20 Mei een lid uit Nijmegen 21 Mei een kind van een lid uit Vork 22 Mei een kind van een lid uit Heer Hugo waard 22 Mei een kind van een lid uit Deventer 22 Mei een kind van een lid uit Amsterdam; 26 Mei een kind van een lid uit Nijmegen 26 Mei een vrouw van een lid uit Woerden. Naar het herstellingsoord Maria Auxilia- trix te Venlo 7 Mei een kind van een lid uit Venlo. Deze ontleenden hunne rechten als volgt twee als aangesloten bij den Bond van Over heidspersoneel twee als aangesloten bij een Bond van Spoor-en Tramwegpersoneel twee als aangesloten bij den Dioc. Bond Bisdom Haarlem f een als aangesloten bij den Bond van Bak- kers, enz. een als aangesloten bij den Bond var Steen fabrieksarbeiders een als aangesloten bij den Metaalbewer- kersbond een als aangesloten bij den Transportar beidersbond een als aangesloten bij den Meubelmakers- bond een als aangesloten bij den Bouwvakarbei- derc'oond een als aangesloten bij den Fabrieksarbei- dersbond. Op 1 Mei waren in totaal voor rekening van Herwonnen Levenskracht 71 patiënten in behandeling. De kwartaalstaat van het N. V. V. aange vende het ledental per 1 Afiril 19-5 is ver schenen en geeft een vooruitgang aan van 1168 leden, waarvan 904 mannelijke en 264 vrouwelijke leden. Op 1 Jan. 1925 was het ledental 184154 dit was op 1 April gestegen tot 185322. Van de 27 aangesloten organisaties gingen 16 in ledental vooruit. De overige organisa- tie's gingen nog achteruit. De grootste terug- gang kwam voor bij de typografen met 489, het Overheidspersoneel met 172 en de land arbeiders met 120 leden. INTERCONFESSIONEELE ORGANISATIE. In Duitschland schijnt het streven naar Protestantsch-Christelijke Vakorganisatie nog steeds voortgang te maken. In „De Gids" van het Christelijk Vakver bond (C. N.V.) wordt een schrijven besproken van een tegenstander van interconfessioneele organisatie, die toch reeds heel wat bezwa ren naar voren brengt. In hoeverre die bezwa ren juist worden weergegeven is niet de hoofdzaak de hoofdzaak blijft dat men ook daar steeds meer gaat gevoelen dat bij ge mengd Christelijke vereenigingen zoowel Katholieken als Protestanten hun beginsel te veel naar achteren moeten schuiven en sa menwerking dus heel wat juister en beter is dan in één verband bijeen te brengen, wat toch om verschillende redenen niet bijeen past. De schrijver in het Duitsch orgaan zegt daarvan „Het moet toegegeven worden, dat in de Christelijke vakbeweging van Duitsch land, de Katholieken het grootste deel vormen. Daaruit vloeien vanzelf allerlei moeilijkheden en belemmeringen voort. Vrage Zijn die moeilijkheden zoo groot, dat een vruchtbaar samenwerken niet mo gelijk is? Ik moet zeggen, deze vraag kan met „neen" beantwoord worden. Dat dat „neen" overal klaar en duidelijk naar bui ten klinkt wil ik daarmee niet beweren. Wat bedoelt echter het streven, Protes tantsch-Christelijke vakvereenigingen op te richten? Men zegt, de ontwikkeling heeft getoond, dat de Christelijke vaxorga- nisaties, politiek dit beeld vertoonen, dat de Katholieke leden in meerderheid zich naar links oriënteeren, terwijl de Evangelische leden meer aan den ouden staatsvorm vast houden. Toegegeven moet worden, dat wij vóór den oorlog een Christelijke vakbewe ging hadden, waarin geen verschil van mee ning over den staatsvorm bestond. Thans is dat niet meer het geval, en daaruit ko men onloochenbare moeilijkheden voort, die niet onderschat moeten worden. Verder heeft de gang van zaken getoond dat groote deelen der Protestantsch-Christe lijke arbeiders in de „vrije" (socialistische) vakbeweging gebleven zijn," uit een zekere antipathie tegen de „Zentrumsgewerkschaf- fen." Wij vinden toch in de Evangelische arbeiders-en stands vereenigingen een groot aantal van positieve Protestantsch-Christel. arbeiders die aangesloten zijn bij de „vrije" vakbeweging en die het afwijzen zich bij de Christelijke vakbeweging aan te sluiten. De ontwikkeling der dingen leert, dat het hier niet gelukt is den weg voor de Christelijke vakbeweging te effenen. Of dat mede daarvan een gevolg is, dat b.v. in overwegend Evangelische streken, Katho lieke vrijgestelden benoemd geworden zijn, die zich natuurlijk het eerst tot de Katholieken wendden om een steun in den rug te hebben, wil ik daar laten. En of de samenstelling der Bondsbesturen uit overwegend Katholieke leden, het in mee- rendeel hebben van Katholieke Vakbonds voorzitters, mede tot de terughouding der andere confessies bijgedragen heeft, wil ik ook alleen als materiaal aanvoeren. Oogenblikkelijk bestaat het groote ge vaar, dat de politieke verschilpunten, die met de vele politieke verkiezingen tel kens weer opnieuw aangeblazen worden, een gunstigen bodem voor de uitbreiding der Protestantsch-Christelijke vakvereeni gingen bieden.De leiders dez,er vakbeweging gaan de partij-politieke houding van de voormannen der Christelijke vakbewe ging, na met een bewonderenswaardige naarstigheid. In de kringen der Christe lijke Vakbeweging moet men deswege deze dingen met open oogen zien." Aan het slot komt wel uit dat de schrijver nog niet met het denkbeeld van splitsing verwend is „Iedere confessioneele vakbeweging moet daarom als versplintering, het aller eerst teruggewezen worden. Een Protes tantsch-Christelijke vakbeweging kan in het overwegend Evangelisch Duitschland zeker een beweging wordèn, die grooten invloed kan uitoefenen, wanneer zij aan de bevordering van het welzijn van den ge- heelen arbeidersstand in' nationalen en Christelijken zin, bereid en in staat is, mede te werken. Daarvoor is echter noodig, dat geheel iets anders geschiedt, dan wat ons de leiders der Protestantsch-Christelij ke vakbeweging tot dusver te zien gegeven hebben." Uit hetgeen „De Gids" daarbij opmerkt blijkt nog eens overduidelijk, dat door dit orgaan de feitelijke toestand in Nederland aanvaard wordt en dat het met belangstelling den loop der dingen in 't buitenland afwacht, wat toch ook voor ons Katholieken niet zonder beteekenis is. „De Protestantsch-Christelijke vakbe weging kan dus volgens den schrijver een zeer invloedrijke beweging worden. In ver band met zijn mededeeling dat groote deelen der Protestantsch-Christelijke arbei ders lid zijn der roode vakorganisaties om dat zij afwijzend staan tegenover de „Room sche Zentrumsgewerkschaften," vragen wij ons af, of het rekening houdende met de praktijk, geen overweging verdient, ook in Duitschland te komen tot confessioneele vakbeweging. Het verwijt aan het slot gericht tot de leiders der Protestantsch-Christelijke vak beweging gaat niet op. De beweging staat nog zeer in den aanvang. Men heeft zich nog niet voldoende kunnen oriënteeren. Men heeft nu misschien een 1500 leden tegenover de 800.000 in het Gesamtver- band der Christlichen Gewerkschaften. Men heeft nog niet één vrijgestelde. De vorige maand is men eerst begonnen met de uitgave van een orgaan. Men staat dus nog geheel aan den aanvang. Deze bewe ging heeft nog niets kunnen presteeren Daarvan kan men haar geen verwijt maken Dat de Protestantsch-Christelijke vak beweging in Duitschland mee wil wer ken aan de verheffing van de arbeiders stand in Christelijken en nationalen zin, daarvan zijn wij overtuigd. Zij wil dat doen in positief bijbelschen geest. Misschien zijn de leiders dezer beweging iets minder nationalistisch aangelegd, dan vele van de Evangelische voormannen die leiding ge ven in de interconfessioneele Christelijke vakbeweging. Maar dat zij aan de verhef fing der arbeiders ook in nationalen zin willen medewerken staat vast. Wij wachten met belangstelling de ontwikkeling der dingen af. Het spreekt vanzelf, dat men in Duitschland niet in eens het roer omgooien kan. Ook deze zaak moet groeien. Het moet zeker geen maakwerk zijn. Komt de drang naar con fessioneele vakbeweging echter van onde ren op, dan zal deze op den duur niet tegen zijn te houden." 2Mb Verschenen is het eindverslag van de commissie van rapporteurs over de ontwer pen van wet houdende: le. Pensioenregeling voor de spoorweg ambtenaren en hunne weduwen en weezen; 2e Machtiging tot het aangaan van een overeenkomst met de Maatschappij tot Ex ploitatie van Staatsspoorwegen inzake de pensioenregeling voor haar personeel. ïn de daarbij gevoegde memorie van ant woord zegt de minister van Waterstaat, dat de meening van eenige leden, volgens welke het wetsontwerp reden tot groote teleur stelling zou geven, in hetgeen tot staving daarvan werd medegedeeld, geen voldoen, den steun vindt en ook weinig strookt met het feit, dat de Tweede Kamer de wetsont werpen zonder hoofdelijke stemming heeft aangenomen. Verhooging van de pensioenen van her:, die wegens verminderde gezichtssc'nerpie werden afgekeurd en voor wie geen ander? passende betrekking is te vinden, zou on gemotiveerd en in strijd met de beginselen van het wetsontwerp zijn; buiten de in het ontwerp voorziene gevallen zou dan een pensioenbedrag worden vastgesteld zonder rekening te houden met het aantal dienst jaren van de betrokkenen. Aangaande den wensch om de jaren, in militairen of in overheidsdienst doorge bracht, te laten medetellen, voor zoover dj niet reeds met pensioen worden vergolden, meent de minister, dat zoodanige uitkeering niét gebracht kan worden ten laste van he* spoorwegpensioenfonds, dat deswege geen ontvangsten genoot, terwijl de betrokkenen niet in spoorwegdienst werkzaam waren. Ten opzichte van de ontslagenen uit het jaar 1903 wordt het niet gewettigd geacht om hen boven anderen, die vóór de invoe ring van de nieuwe pensioenregeling werden ontslagen, eenige bevoorrechting toe te ken nen. DE OPENINGSREDE VAN MR. A. BA RON VAN WIJNBERGEN. Heden werd te Utrecht de bondsvergade ring gehouden van de R. K. Rijkskieskring- organisaties in Nederland. De voorzitter Mr. A. Baron van Wijn bergen sprak het volgend openingswoord Een maand geleden werd mij het voorrecht geschonken een woord te mogen spreken te Rome op het graf van onzen onvergetelijken Doctor Schaepman, in herinnering te bren gen ook hetgeen land en volk aan den poli- tieken arbeid van hem te danken hebben, in bijzondere mate te mogen wijzen op de emancipatie der katholieken van Nederland waarvan de eere voor een zoo groot deel on betwistbaar aan Schaepman toekomt, om dan de hoop en de verwachting uit te spreken, dat op politiek terrein de door hem aange geven lijn zou worden doorgetrokken, op den door hem gewezen weg zou blijven voortgegaan. Gelet op den stand van zaken op dit oogen- blik, bestaat, naar ik meen, alle grond om aan te nemen, dat de uitgesproken verwach ting zal worden verwezenlijkt. Ik zeg met nadruk op dit oogenblik. Wie aandachtig heeft nagegaan hetgeen de laatste maanden op katholiek-politiek terrein ten onzent is voorgevallen, kan weten, dat ook nu weer, en zelfs in sterker mate dan voorheen, pogingen zijn aangewend, die, voorzien of niet voorzien, moesten uitloopen op een afwijken van de tot dusverre gevolgde lijn, op een verlaten van den tot dusverre be treden weg, zonder dat men zich rekenschap gaf van de gevolgen daarvan. Met groote voldoening en met dankbaar heid mag echter geconstateerd, dat het bij een pogen gebleven is, terwijl thans achteraf, zoo niet allen, dan toch de overgroote meer derheid van ons katholieke volk openlijk blijdschap vertoont over 't inmiddels ver kregen resultaat. Slechts ééne opmerking zij naar aanlei ding daarvan gemaakt. Uit andere landen wordt steeds met be wondering opgezien naar de positie der ka tholieken van Nederland ook op staatkundig terrein. Wie de historie kent, weet, dat op volgende generaties daaraan gewerkt heb ben dat het voor een overgroot deel aan den politieken arbeid van Dr. Schaepman te danken is, dat op heden de katholieken van Nederland op politiek terrein zijn, wat ze zijn. Welnu, dat eenmaal verkregen goed te bewaren, het tot verdere ontwikkeling te brengen, het met kracht te verdedigen en te beschermen, wanneer het in gevaar zich be vindt, mag niet aan zeer enkelen worden overgelaten, is een taak, rustend op het ka tholiek volksdeel in zijn geheel. In de toekomst worde zulks tijdig bedacht, opdat niet enkelen een te zwaren last te dra gen krijgen, maar vooral ten einde zich te vrij waren voor gegrond zelfverwijt, wanneer de uitslag eens minder gunstig wezen mocht, dan thans het geval is. Meer zal ik er niet van zeggen. Wie eenmaal na zware, moeizame bestij ging den top heeft bereikt, vergeet o zoo spoe dig en o zoo gemakkelijk de onaangenaam heden en de moeilijkheden van den af gelegden weg. En zoo staat dan weder op heden de katho lieke partij in Nederland gereed om op 1 Juli a.s. deel te nemen aan den politieken strijd, gelijk zij het deed tot dusverre, met de hoop en de verwachting, dat straks zal worden voortgezet de christelijke politiek. En wanneer ik zeg de katholieke partij, dan bedoel ik daarmede niet alleen de in den Algemeenen Bond georganiseerde kiezers, maar ook de zoovelen, die zich helaas wel niet aansloten bij onze organisatie, niettemin blijk gaven tot de katholieke partij gerekend te willen worden door trouw te stemmen op de katholieke lijst, hetgeen ik mag verwach ten, dat ze ook ditmaal weder zullen doen, nu vast is komen te staan, dat in de naaste toekomst de katholieke partij zich zal blij ven voortbewegen in de tot dusverre gevolgde richting en der traditie trouw zal blijven. Met leedwezen moet worden geconstateerd, dat naast de katholieke lijst, een lijst van kat holieke candidaten werd ingediend. Of velen daarop hun stem zullen uitbren gen Ik verwacht het niet. Pogingen mijnerzijds om alsnog hen, die zulks mochten willen doen, daarvan terug te houden, zal ik niet aanwenden. Voor wie het gezaghebbend woord ge sproken op den Tweeden Nederlandschen Katholiekendag te Nijmegen „Wij vertrou wen, dat na deze verklaring alle katholieken, mannen en vrouwen, op de officieele lijst der Katholieke Staatspartij hun stem zullen uitbrengen", niet voldoende is, zal mijn woord gewis geen waarde hebben. Laat mij daarom in het algemeen een krachtig beroep mogen doen op de katho lieken van Nederland om 1 Juli a.s. hun stem uit te brengen op de officieele katholieke lijst. O zeker, ik weet het, niettegenstaande de gegeven politieke voorlichting bestaan nog altijd grieven tegen de regeering, tegen de Kamer, tegen de gevoerde politiek en de daarmede verkregen resultaten, grieven gerechtvaardigd, jaad n neen. Vergeten we echter niet, dat tegen ieder onzer ook grieven bestaan, en dat, zelfs voor zooveel we ze gegrond moeten erkennen, w« toch niet gaarne zien, dat ze al ie breed uit gemeten worden. Maar bovendien Op 1 Juli a.s. gaat hef vóór alles om de groote principieele vraag, in welke richting, naar welke beginselen de volgende vierjarige periode ons land zal wor den geregeerd en bestuurd. Kort en bondig is het uitgedrukt m onzt verkiezingsplaat waarvoor gaarne hier te< plaatse den heer Collette een woord van hulde zij gebracht. Van buitengemeene waarde ook voor he\ staatkundig leven zijn de lessen, neergelegü in de Encycliek Ubi arcano Dei. Die lessen in practijk te doen brengen, daaraan willer. wij, katholieken, dienstbaar maken mede onzen politieken arbeid, overtuigend op die wijze tot heil van Kerk en Staat, van maat schappij en huisgezin werkzaam te zijn. Maar willen wij dat, dan vraag ik toch, of één katholiek zal kunnen weigeren zijn steun te verleenen tot het bereiken van dat verheven doel Ik weet het, wij kunnen het door ons be oogde niet bereiken alleen. Samenwerking met anderen is noodig, gelijk anderen, het geen zij nastreven, niet zullen kunnen erlan gen zonder ons. Van de wijsheid, van het beleid, van den goeden wil, van het wederkeerig'vertrouwen! der afgevaardigden zal het straks afhangen, of, indien de,drie rechtsche partijen de meer derheid behalen, weer zal kunnen optreden en zich handhaven een rechtsch, een chris telijk kabinet. Aan het niet mogelijk blijken daaraan wensch ik zelfs niet te denken. Herhaaldelijk wordt voorgehouden, dat men toch de teekenen des tijds heeft te ver staan. Welnu, wie dat vermag, zal moeten erken nen, dat, wil ter wereld weder komen een- geordende samenleving, vóór alles de chris telijke beginselen zullen ten grondslag ge legd moeten worden aan wetgeving en staats bestuur. In gelukkige tegenstelling met hetgeen we elders waarnemen, is het hier te lande in het verledeA reeds gelukt eene zoodanige poli tieke constellatie in het leven te roepen, waaronder het mogelijk zou wezen ernstig te streven naar eene staatsinrichting, gelijk die naar christelijke beginselen behoort te zijn. Hoe zou men, lettend op het beeld, dat de huidige wereld te aanschouwen geeft, een oogenblik zelfs er maar aan kunnen denken zulks niet te bestendigen en voort te zetten E Zeker, men bleef en zal wel blijven een< goed stuk beneden het ideaal. Wanneer wfe echter bezien de tot hedem gevoerde principieele christelijke politiek,: door samenwerking van partijen, alle rangeni en standen omvattend, en welker staatkunde; steunt op geestelijk beginsel wanneer we1 bezien de daarmede verkregen resultaten,, dan kan het in het bijzonder in dezen tijd van steeds verder gaande gezagsondermijning niet anders dan plichtmatig heeten alle» krachten in te spannen, opdat kunne blijven voortgezet de christelijke politiek, die in 't verleden land en volk zoozeer ten zegen is ge weest. Van onze katholieke kiezers wordt slechts gevraagd, dat wij, door allen zonder uitzon dering 1 Juli a.s. te stemmen op de katholieke lijst, ons aandeel leveren in hetgeen noodig is om te komen tot het genoemde doel. En dan hopen en vertrouwen we, dat straks zal optreden en zich zal kunnen handhaven een kabinet, dat de christelijke vaan zal hef fen, en dienovereenkomstig handelen zal. Dan zal ook op staatkundig terrein vóór alles aan God de eere worden gegeven, die Hem toekomt, tevens gevoerd worden de beste welvaartspolitiek, wijl ook in het open bare leven mag vertrouwd worden, dat het! overige zal worden toegeworpen, indien eerst het Rijk Gods en Zijne gerechtigheid zal worden gezocht. Nog slechts eenige dagen scheiden on» van den beslissenden slag. Bidden en werken wij, opdat de uitslag gunstig zij. Na de bondsvergadering werd de aangekon digde politieke Landdag gehouden, waar als eerste spreker optrad Dr. Cassianus Hentzen O. F. M. Aan zijn rede ontleenen wij het volgende Spr. werd verzocht een algemeen-princi- pieele rede te houden. En zeker kan hij, al is zulk een betoog uiteraard eenigszins droog, om alles wat ik reeds zeide, dit slechts gaarne doen. 't Is hard noodig, dat in onzen tijd het „principieele" van onze politiek krachtig naar voren wordt gebracht. Ik laat dus in 't algemeen de afgeloopen parlementaire periode buiten bespreking, hoewel ook daarin mooie momenten voor de practische uitwerking der christelijke staatkundige overtuiging zijn te onderscheiden. Ik denk hier bijv. aan den christelijken Minister van Onderwijs, die kortelings, in de hooge vergadering der Eer ste Kamer, trillend van verontwaardiging en met de edele eloquentie van de in zijn innig ste en teederste overtuiging beleedigde ziel, de heiligheid van het christelijk Huwelijk verdedigde tegen de cynische verguizing daarvan door den socialistischen senator Wi- baut. EEN NIEUW PASSIESPEL. De bekende priester-dichter, Pater Hila- rion Thans O.F.M., die boeken vol poëzie "heeft geschreven, is ons een poos geleden komen verrassen met zijn eerste werk op tooneelgebied, dat ons van bevriende zijde ter kennismaking werd toegezonden. Poëziegeestelijke poëzie op de plan ten!! We huiveren reeds.... Na lezing verzuchtten we: „Veel moois, tfxaaren er kwam wéér 'n lichte huivering. En later nóg een, toen we.... Doch laat ons niet te hard van stapel loopen, en eerst vertellen hoe Pater Hila- rion Thans, die nooit aan tooneel had ge daan, er toe gekomen is. In het Belgische grensplaatsje Maeseyck iloeit reeds geruimen tijd een intens too- neelleveh. Kapelaan Bernard Claessens is er de ziel van. Onder zijn begeesterende leiding zijn daar reeds vele mooie dingen gewrocht, die uit verren omtrek publiek trokken. Kapelaan Claessens, steeds zoekende naar nieuwe ideeën, om het Roomsche tooneel te doen beantwoorden awn zijn ware be stemming, schreef aan Pater Hilarion Thans: ,,Ik droom van een Passiespel, dat wel echte kunst zou zijn, maar eenvoudig, en in het bereik van gewone toorieelliefhebbers. Het moest kunnen opgevoerd worden zooder verandering van schermen, met wei nig acteur"" rozet en taal bevattelijk voor gewone hoorders. Een eigenlijk spel zou 't misschien wel niet zijn; daarom verkies ik den titel: „Passiebloemen". De kritiek ware aldus verwittigd, dat geen dramatisch geheel, wel losse tafereelen geboden worden. Kristus zelf mag niet op de planken komen: die Goddelijke Figuur wordt nooit bevredigender wijze voorgesteld. Heel de handeling zou verloopen in een woning te Jerusalem, waar Maria bij vrien den onderkomen vond tijdens Jesus' laatste uren. Het verloop der handeling stel ik me voor aldus: le Tafereel. Jesus is veroordeeld. Maria, met de Heilige vrouwen, zit neer in angstige verwachting. Van tijd tot tijd rumoer in de verte. Joannes komt op en vertelt de Ecce Homo-scène. Hef rumoer komt nader en nader. Kristus wordt zichtbaar op den achtergrond. Hij aanschouwt Zijn Moeder. Allen volgen den stoet. 2e Tafereel. Petrus, geknield, beweent zijn val. Judas komt binnengestormd, have loos, verwilderd, als in een wanhopigen aandrang om de Moeder van zijn Slachtoffer te zien, dab thans wordt ter dood gebracht. Heerlijk tooneel mogelijk tusschen Petrus het berouw, en Judas de wanhoop. Pe trus tracht tevergeefs Judas tot berouw-en- betrouwen over te halen. De nacht valt in. 3e Tafereel. Maria komt van Calvarië weer, gebroken door de smart, en onder steund doo Joannes en Magdalena. Zij ver haalt Jesus' laatste oogenblikken op het Kruis. Het Offer is gebracht; Zij werd nu aller Moeder; ze leed met Kaar Zoon als Mee-Verlosseres. Petrus vraagt vergiffenis voor zijn zwak heid. Veronica treedt binnen met den zweet doek; Joseph ab Arimathea en Nikodemus met de doornenkroon en de nagelen Maria klaagt haar smart, voorspelt de Ver rijzenis van haar Zoon en den triomf van bet Kruis. Dit verschijnt schitterend in de verte. Slotkoor: Christus vincit! Zou daar iets moois van te maken zijn? „Jawel" antwoordt de dichter „Maar door iemand, die nooit aan tooneel had gedacht noch gedaan? En hoe dit schema uitwerken tot iets dat „vertoond" kon wor den? Lyrisch uitweiden over de gegevens zoit- wel gaan. Maar of dit werk op het tooneel eenige kans had op succes? De dichter zag dus ook het gevaar en de moeilijkheid van lyriek op de tooneel- planken. Toch heeft hij zich aan de taak gezet, en we maken gebruik van zijn voorwoord, waaraan ook een en ander van het vooraf gaande is ontleend, om te laten zien hoe hij zijn „Passiebloemen" kweekte. „Bij de bewerking drongen zich van zelf eenige wijzigingen van het schema op. Niko demus treedt reeds in het le tafereel op om de eentonigheid van een lang verhaal te breken. Ook zou, in het 3e tafereel, het re laas van 's Heeren Kruisdood ouder ver scheidene sprekers moeten verdeeld wor den. Dit derde bedrijf mocht niet tot na de begrafenis worden uitgesteld. Petrus, de eenige aan wie, met eenige waarschijnlijk heid, de beschrijving van Jesus' laatste oogenblikken kon gedaan worden, zou aan den avond die bijzonderheden reeds lang van anderen hebben vernomen. Ik laat, on middellijk na Jesus doodssnik, Maria met Joannes en Magdalena naar huis weerkee- ren om wat rust te nemen; opvatting, die verschillende schrijvers als de ware vooruit- zetten. Over het tweede tafercel moet ik bree der uitweiden; vooral om te voorkomen, dat de rol van Judas verkeerd vertolkt werd, en diens psychologie onverklaarbaar zou lijken. Als Judas opkomt is hij wanho pig, voorzeker - doch in de grimmig-kalme vertwijfeling van iemand, die zijn opperste besluit heeft genomen. Waarom verhangt hij zich niet dadelijk na 4^ smadelijke ont vangst hem bij de priesters te beurt geval len? Hij ook wil „het einde zien." Het moest eens gebeuren dat, op het laatste oogenblik, Jesus zich door een wonder red de! „Zijn plaats" heeft Judas gekozen. Nu doolt hij nog eens door de stad. Hij zelf tracht dien vreemden drang gekend psy chologisch verschijnsel bij misdadigers en zelfmoordenaars om, nog eens zekere plaatsen te bezoeken, zekere personen te zien, voor zichzelven duidelijk te maken. In plaats van Maria, vindt hij Petrus. Even schrikt hij terug. dan bekruipt hem een lust tot zelfpijniging, tot bravade, en tot leedvermaak in Petrus' wroeging. Petrus vliegt op, woedend. Zijn, eigen fout verge tend in den afschuw, die Judas in hem op wekt, verwijt hij hem zijn verraad. Judas smaalt. Hij grijpt de gelegenheid aan om zich, meer tegenover zijn eigen geweten, dan tegenover Petrus, dien hij altijd heeft benijd en geminacht, te verrechtvaardigen Die oude herinneringen vullen zijn hart met nieuwe, wrange bitterheid. Bij een al te striemend verwijt van Petrus stuift hij op, neemt plots het offensief, vindt er een helsch genoegen in zijn vroegeren meerdere te verpletten. Petrus valt, gebroken, in zijn berouw terug. Hij weent. Die tranen ver- bitleren Judas: in den grond maken ze hem jaloersch... hij weent niet. Hij is een man. Hij durft véél. Vreeselijk veel. En hij lacht!" Maar in dit schijnbaar cynisme is 't zijn opperste wanhoop, die schrijnt en schreit. Petrus voelt nog enkel medelijden. Hij wil zijn verdoolden, diep-ongelukki<?en broeder redden. Bij de herinnering aan Maria is Ju das bijna verteederd, bijna „bekeerd" Ma,ar neen! De stem der liefde is voor hem t bit terste verwijt. Hij gelooft nu wel, maar durft aan geen liefde gelooven; voelt wrok in plaats van liefde. Zijn woord is het woord van Kaïn: „Mijn zonde is te groot.... In Maeseyck werden in één week drie opvoeringen gegeven, telkens voor een ei volle. diep-ingetogen zaal, waarmee werd bewezen, dat deze lijdenstafereelen voor 't tooneel geschikt waren, en dat ze, ver tolkt door personen, die er niet zoozeer een spel, dan wel een uiting vin waarachtig gevoel en levendig geloof van maakten, ten volle hun doei bereikten: het kristen volk te doen mee lijden met zijn Verlosser en diens heilige Moeder.... En toch hebben we gehuiverd na de lezing van „Passiebloemen", hoewel vele passages ons hadden getroffen. En we huiverden opnieuw (we voltooiden straks den zin niet) toen we daar opeens een verslag voor den neus kregen van 'n „Passieblcemen"-opvoering te Antwerpen., n vernietigend verslag! (In de Vlaamsche Tooneelgids.) De criticus begint met te zeggen, dat de groote fout 111 den tekst zelf ligt, die, enkel recitatief bedoeld, er niet in geslaagd is sehoon-lyrisch te zijnen dat het niets meer is dan n zeer didactische analyse van 'n paar psychologische momenten. Dat heeft dit onvermijdelijke gevolg, dat er nooit stemming is, noch actie, hoogstens 'n enkel moment belangstelling voor 't „geva!' Op t- tooneel wordt zooiets dan langdradig en vermoeiend. Nog even bespreekt de criticus de foute regie, die alles louter decoratie! had opgezet, wat uitliep op 'n tranerigen declamatie-toon en 'n zeer eentonag ge barenspel. Van het spel zegt hij dan 0. m. het vol gende: Grijs.... bevrozen grijs, n Groep lamenteerende vrouwen zonder leven, n NX'itte Moeder-Gods die niet sober was (want ze had niks te geven), maar koud, Maria Magdalena zonder liefde-geweid, 'n Bombastische Sint Jan! 'n Petrus a la Mar kies de la Seiglière met veel gratie Alleen Judas trachtte te redden wat te red den viel door veel te druk spel. Dit alles in 'n decor met zieke fondantkleuren en „veranda-flepsheid"enzoovoorts. We huiverden en waren 'n oogenblik ver ward. Maar vroegèn ons toen af of de criticus, door de totaal verkeerde opvattingen van regie en spelers (die voorrede in het boekje is toch niet voor niks geschreven!) er niet toe gekomen was, om óók den tekst den genadeslag te geven. Daar zijn méér voor beelden van! Zeker, we geven ons standpunt, dat óók het geestelijke tooneel moet gedragen wor den door de dramatische stijging, niet prijs, maar we moeten eerlijk blijven en toch. willen zien, wat Pater Hilarion Thans heeft bedoeld. Hij heeft willen geven een reeks passages uit het lijden van Christus, naar welker vertooning het publiek heen moet gaan als naar een lijdensmeditatie, niet als naar een tooneelvoorstelling. Nu weten we allemaal,dat ëen lijdeps- meditatie vervelend kan worden als de predikant geen predikant is. En zoo kan een vertooning van „Passiebloemen" vervelend en vermoeiend worden als de vertooners niet voor hun taak berekend zijn. Men zie: In Maeseyck een groot succes Daar leefden in de opvoering de „zielen' van den ontwerper en van den schrijver!. In Antwerpen n sof! Maar hoe werd het daar vertolkt?! Zoo kan alles bedorven werden. Deze twee contrasteerende feiten be wijzen echter alweer, dat met werken als Passiebloemen" met bedachtzaamheid moet worden omgegaan. In het bereik van gewone tooneeüiefbeb- bers, zooals Kapelaan Claessens wilde, is het zeker niet. Haat, smart, wanhoop, be rouw kunnen zoo maar niet met een „ge woon dilettantengevoel worden uitgebeeld. Subliem spel, van binnen-uit, is daar voor noodig. Het tweede tafereel. Petrus en Judas, is voor twee puike spelers een schitterende één-acter, die, met een kleine wijziging, af zonderlijk kan worden gespeeld. 6. N.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 9