tVEH
ELCK WAT WILS.
TREKJES
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Oerde blad. Zb.wi'dag 20 Juni 1925
DE GENERAAL OP HET
OORLOGSPAD.
°0eg- A. J. L.
HET LEDENTAL VAN DE VAKBE
WEGING.
Pensioenregeling Spoorweg
ambtenaren.
De Algem. Bondsvergadering
van R. K. Rijkskieskring-
organisaties.
No. 404.
t Gaat de Generalissimus van het N.V.V.
blijkbaar niet grof genoeg. Dat stuntelige
gepeuter door het Partij-bestuur van de
S.D.A.P. e.d. haalt eigenlijk niets uit daar
om zal hij die „kerkelijken" eens tracteeren
en onder 't sensationeele opschrift „Ont-
maskering" zal hij hun wandaden eens be-*
kend maken.
Dat Zal er dus anders naar toe gaan, dan
die gewone hatelijkheidjes en opscheppe-
rijtjes 't is wel „leuk" gezegd, dat je voor
die 105 millioen, welke er jaarlijks aan Hare
Majesteits Leger en Hare Majesteits Ma
rine besteed worden, zoowat dertig duizend
woningen kunt laten bouwen, maar 't is toch
niet wat je noemt pittig. En daarom zal hij
„Het Volk" eens aan een paar kolom druks
helpen en dan zal 't er anders spannen.
Tegenover de frasen van de kerkelijke par
tijen zal hij Stenhuis zelf eens even de
fpitpn ctpllpn
Hij gevoelt blijkbaar, dat het 30.000-wo-
aingen-sprookje er niet al te best in zal gaan
en in zijn „Leeuwarder debat" heeft hij zich
ook een en ander laten ontglippen, wat daar
mede niet geheel in overeenstemming is,
tenzij men op economische gronden alvast
wil ontwapenen, totdat de soci's hier de
baas zijn
Maar ik ben afgedwaald de heer Stenhuis
zal dan even op zijn oude, beproefde manier
de feiten laten spreken en voor zoover dat
op de sociale politiek betrekking heeft, meen
ik dat niet aan de lezers van deze rubriek te
mogen onthouden, 't Is werkelijk te mooi
waar dan nog bij komt, dat zij het uit de
eerste hand hebben en niet behoeven te
wachten, totdat het hen op de fabriek of aan
de deur bij het huisbezoek wordt „verteld".
Nadat hij dan eerst heeft „uiteengezet"
hoe Minister Aalberse voor de werkgevers
is op zij gegaan bij de werkloosheidsverzeke
ring hoe deze bewindsman te kort schoot
door geen uitbreiding te geven aan de Ar-
oeidswet en tot in het onmogelijke over-
werk-vergunningen gaf, krijgen we het vol
gende te lezen
„Inzake medezeggenschap en bedrijfs
organisatie zorgde hij voor de frazes en het
geleerde gezicht die de reactionairen noo
dig hadden om deze hervormingen te
weigeren.
Aalberse, trotsche demokraat, zoolang
de volksbeweging aan de bourgeoisie
vrees inboezemde, bleek en angstig, schrik
achtig, krachteloos en willoos knechtje der
reactie, toen de kracht der arbeiders ver
minderde, zich althans niet zoo meer
manifesteerde, dat ze de bourgeoisie vrees
aanjoeg."
Het moet worden toegegeven zóó kan
alleen de heer Stenhuis 't maar zeggen. Maar
de heer Stenhuis moet er nu geen lolletje
van makén, want de zaak waarom het gaat
is daarvoor toch te ernstig.
Zeker, Minister Aalberse heeft verschil
lende maatregelen moeten nemen om het de
industrie mogelijk te maken de moeilijkhe
den te overwinnen die er aan alle kanten wa
ren.
Dat was zijn plicht en al kunnen daarbij
fouten gemaakt zijn, hij heeft daarmede het
algemeen belang gediend, zooals we dat van
een R. K. Minister mochten verwachten
maar hij heeft daardoor óók het arbeiders
belang in engeren zin heel wat beter begre
pen, dan zij die door hun stramme houding
de geheele Arbeidswet in gevaar zouden
gebracht hebben.
Al meenen velen blijkbaar, dat zij het in
verkiezingsdagen met de waarheid niet zoo
nauw behoeven te nemen, de heer Stenhuis
weet zeer goed, dat we hier in Nederland
heusch zoo'n slecht figuur niet slaan en dat
er nog nooit zooveel aan sociale maatregelen
is ten koste gelegd als tijdens het bewind van
Minister Aalberse.
't Zou althans heel wat eerlijker van hem
zijn geweest als hij nu eens het verschil met
andere landen had aangetoond niet over een
enkel onderdeel, maar zoo over de geheele
linie.
Zoodra de heer Stenhuis een vergelijkend
overzicht met andere landen wil geven, zul
len we ook van hem aannemen, dat hij al
thans tracht objectief te zijn.
Zoolang hij 't laat bij wat grof gebazel over
dingen die iedereen, ook Minister Aalberse,
graag anders zou willen, zoolang mist hij ten
eene male het vermogen om „feiten" vast te
stellen.
Voor zoover het de sociale politiek be
treft, kan ik hem de verkiezingsbrochure
van den heer C. Kuiper „zes jaren van so
ciaal bewind" ten zeerste aanbevelen/ ter
nadere bestudeering.
Dat is dan óók verkiezingslectuur, maar
een „klein tikje" eerlijker en wat minder
grof dan het holle-bolle-Gijs-artikel van den
heer Stenhuis.
Waarmede ik tenslotte maar zeggen wil,
dat het zelfs den heer Stenhuis niet zou
misstaan, wanneer hij eens probeerde „ge
woon" te doen dan is het tóch nog mal gé-
VEREENIGINGEN OP EEN KOOPJE.
De arbeiders, werkzaam aan de Amster-
damsche Droogdok-Maatschappij, plukken
nu de vruchten van hun georganiseerd zijn
in de personeelvereeniging. Er is door de
directie een loonsverlaging aangekondigd en
ingevoerd van twee maal vijf procent. De eer'
ste vijf procent ingaande 11 Juni j.l. en de
tweede vijf procent, ingaande 18 Juni j.l.
Waar nu ongeveer het geheele personeel
lid is van de personeelvereeniging, is er met
die arbeiders vergaderd en het resultaat is
geweest, dat de verlaging geslikt is.
De personeelvereeniging moest erkennen,
dat zij niet over de noodige macht beschikt
om daadwerkelijk verzet te plegen.
In het verleden is wel eens een succes te
boeken geweest, vandaar het vertrouwen in
die vereeniging. Men ging dan, wanneer men
iets wilde bereiken, demonstreeren op het
Z.g. revolutie-pleintje (een plaats voor het
kantoor) en dan kwam het voor elkaar. Dat
waren allerlei gelegenheidszaakjes. Nu echter,
met de tien procent verlaging bleek, dat de
werkgeefster voet bij stuk hield, schrok men
terug voor de consequentie, omdat men de
noodige middelen niet bezat.
De lage contributie, een der voordeden
van zoo'n personeelvereeniging, bleek het
struikelblok voor degelijk werk.
Men had op een koopje geloopen en nu
krijgt men als compensatie tien procent ver
laging.
Het bestuur van die personeelvereeniging
zag in den laatsten tijd wel in, dat zij alleen
staande, zonder een behoorlijk weerstands
vermogen, niets daadwerkelijk kan uitrichten.
Bij andere firm'a s is getracht om ook perso-
neelvereenigingen te stichten, waarmede dan
een combinatie gevormd is. Hierbij waren ook
personeelvereenigingen buiten onze industrie.
Hiermede toonde men dus duidelijk aan,
dat het systeem personeelvereeniging uit
den booze is voor de arbeiders, want men
kwam tot een toestand van plaatselijke or-1
ganisatie. Hier herhaalt zich dus de geschie
denis, want ook de centrale bonden van thans,
vinden hun oorsprong in plaatselijke orga
nisaties.
Het geheel van personeelvereenigingen
beteekent niet zooveel, men zou uit boven
staande weergave wellicht die conclusie
kunnen trekken. Alleen bij de A. D. M. had
ze beteekenis, wat het ledental betreft, maar
bij twee andere firma's is haar invloed zoowat
niets.
Wat wij aangaven is alleen om te demon
streeren, dat dergelijke vereenigingen geen
bestaansrecht hebben.
Voor de Roomsche arbeiders bij de A.D.
M. is het gebeurde een harde les, en wij ho
pen, dat zij deze leering er uit trekken, dat zij
zich opgeven als lid van onzen bond. Zij heb
ben te bedenken, dat er op economisch ter
rein nog heel wat strijd gevoerd zal moeten
worden en dat aan dien kant de zegen zal zijn,
waar de grootste invloed bestaat.
Het bovenstaande vond ik in de R.-K.
„Metaalbewerker" van heden en is ook voor.
andere groepen niet zonder beteekenis.
Zonder de meerdere of mindere noodzake-
lijkheid van deze loonsverlaging te kunnen J
beoordeelen, wordt hier toch wel een teeke
nend staaltje van onmacht gegeven. Een on
macht die zich stellig en overal moet voordoen
waar arbeiders hun taak op een dergelijke
wijze zouden opvatten.
MAANDBERICHT OVER MEI 1924.
Voor rekening van Herwonnen Levens
kracht werden uitgezonden
Naar het sanatorium Berg en Bosch te Apel
doorn
9 Mei een kind van een lid uit Utrecht
11 Mei een kind van een lid uit Nederhorst
den Berg
12 Mei een lid uit Haarlem
14 Mei een lid uit Ooy
18 Mei een kind van een lid uit Schiedam
20 Mei een lid uit Nijmegen
21 Mei een kind van een lid uit Vork
22 Mei een kind van een lid uit Heer Hugo
waard
22 Mei een kind van een lid uit Deventer
22 Mei een kind van een lid uit Amsterdam;
26 Mei een kind van een lid uit Nijmegen
26 Mei een vrouw van een lid uit Woerden.
Naar het herstellingsoord Maria Auxilia-
trix te Venlo
7 Mei een kind van een lid uit Venlo.
Deze ontleenden hunne rechten als volgt
twee als aangesloten bij den Bond van Over
heidspersoneel
twee als aangesloten bij een Bond van
Spoor-en Tramwegpersoneel
twee als aangesloten bij den Dioc. Bond
Bisdom Haarlem
f een als aangesloten bij den Bond van Bak-
kers, enz.
een als aangesloten bij den Bond var Steen
fabrieksarbeiders
een als aangesloten bij den Metaalbewer-
kersbond
een als aangesloten bij den Transportar
beidersbond
een als aangesloten bij den Meubelmakers-
bond
een als aangesloten bij den Bouwvakarbei-
derc'oond
een als aangesloten bij den Fabrieksarbei-
dersbond.
Op 1 Mei waren in totaal voor rekening van
Herwonnen Levenskracht 71 patiënten in
behandeling.
De kwartaalstaat van het N. V. V. aange
vende het ledental per 1 Afiril 19-5 is ver
schenen en geeft een vooruitgang aan van
1168 leden, waarvan 904 mannelijke en 264
vrouwelijke leden.
Op 1 Jan. 1925 was het ledental 184154
dit was op 1 April gestegen tot 185322.
Van de 27 aangesloten organisaties gingen
16 in ledental vooruit. De overige organisa-
tie's gingen nog achteruit. De grootste terug-
gang kwam voor bij de typografen met 489,
het Overheidspersoneel met 172 en de land
arbeiders met 120 leden.
INTERCONFESSIONEELE
ORGANISATIE.
In Duitschland schijnt het streven naar
Protestantsch-Christelijke Vakorganisatie nog
steeds voortgang te maken.
In „De Gids" van het Christelijk Vakver
bond (C. N.V.) wordt een schrijven besproken
van een tegenstander van interconfessioneele
organisatie, die toch reeds heel wat bezwa
ren naar voren brengt. In hoeverre die bezwa
ren juist worden weergegeven is niet de
hoofdzaak de hoofdzaak blijft dat men ook
daar steeds meer gaat gevoelen dat bij ge
mengd Christelijke vereenigingen zoowel
Katholieken als Protestanten hun beginsel te
veel naar achteren moeten schuiven en sa
menwerking dus heel wat juister en beter is
dan in één verband bijeen te brengen, wat
toch om verschillende redenen niet bijeen
past.
De schrijver in het Duitsch orgaan zegt
daarvan
„Het moet toegegeven worden, dat in de
Christelijke vakbeweging van Duitsch
land, de Katholieken het grootste deel
vormen. Daaruit vloeien vanzelf allerlei
moeilijkheden en belemmeringen voort.
Vrage Zijn die moeilijkheden zoo groot,
dat een vruchtbaar samenwerken niet mo
gelijk is? Ik moet zeggen, deze vraag kan
met „neen" beantwoord worden. Dat dat
„neen" overal klaar en duidelijk naar bui
ten klinkt wil ik daarmee niet beweren.
Wat bedoelt echter het streven, Protes
tantsch-Christelijke vakvereenigingen op
te richten? Men zegt, de ontwikkeling
heeft getoond, dat de Christelijke vaxorga-
nisaties, politiek dit beeld vertoonen, dat de
Katholieke leden in meerderheid zich naar
links oriënteeren, terwijl de Evangelische
leden meer aan den ouden staatsvorm vast
houden. Toegegeven moet worden, dat wij
vóór den oorlog een Christelijke vakbewe
ging hadden, waarin geen verschil van mee
ning over den staatsvorm bestond. Thans
is dat niet meer het geval, en daaruit ko
men onloochenbare moeilijkheden voort,
die niet onderschat moeten worden.
Verder heeft de gang van zaken getoond
dat groote deelen der Protestantsch-Christe
lijke arbeiders in de „vrije" (socialistische)
vakbeweging gebleven zijn," uit een zekere
antipathie tegen de „Zentrumsgewerkschaf-
fen." Wij vinden toch in de Evangelische
arbeiders-en stands vereenigingen een groot
aantal van positieve Protestantsch-Christel.
arbeiders die aangesloten zijn bij de „vrije"
vakbeweging en die het afwijzen zich bij de
Christelijke vakbeweging aan te sluiten.
De ontwikkeling der dingen leert, dat
het hier niet gelukt is den weg voor de
Christelijke vakbeweging te effenen. Of
dat mede daarvan een gevolg is, dat b.v. in
overwegend Evangelische streken, Katho
lieke vrijgestelden benoemd geworden
zijn, die zich natuurlijk het eerst tot de
Katholieken wendden om een steun in
den rug te hebben, wil ik daar laten. En
of de samenstelling der Bondsbesturen uit
overwegend Katholieke leden, het in mee-
rendeel hebben van Katholieke Vakbonds
voorzitters, mede tot de terughouding der
andere confessies bijgedragen heeft, wil
ik ook alleen als materiaal aanvoeren.
Oogenblikkelijk bestaat het groote ge
vaar, dat de politieke verschilpunten, die
met de vele politieke verkiezingen tel
kens weer opnieuw aangeblazen worden,
een gunstigen bodem voor de uitbreiding
der Protestantsch-Christelijke vakvereeni
gingen bieden.De leiders dez,er vakbeweging
gaan de partij-politieke houding van de
voormannen der Christelijke vakbewe
ging, na met een bewonderenswaardige
naarstigheid. In de kringen der Christe
lijke Vakbeweging moet men deswege deze
dingen met open oogen zien."
Aan het slot komt wel uit dat de schrijver
nog niet met het denkbeeld van splitsing
verwend is
„Iedere confessioneele vakbeweging
moet daarom als versplintering, het aller
eerst teruggewezen worden. Een Protes
tantsch-Christelijke vakbeweging kan in
het overwegend Evangelisch Duitschland
zeker een beweging wordèn, die grooten
invloed kan uitoefenen, wanneer zij aan de
bevordering van het welzijn van den ge-
heelen arbeidersstand in' nationalen en
Christelijken zin, bereid en in staat is,
mede te werken. Daarvoor is echter noodig,
dat geheel iets anders geschiedt, dan wat
ons de leiders der Protestantsch-Christelij
ke vakbeweging tot dusver te zien gegeven
hebben."
Uit hetgeen „De Gids" daarbij opmerkt
blijkt nog eens overduidelijk, dat door dit
orgaan de feitelijke toestand in Nederland
aanvaard wordt en dat het met belangstelling
den loop der dingen in 't buitenland afwacht,
wat toch ook voor ons Katholieken niet zonder
beteekenis is.
„De Protestantsch-Christelijke vakbe
weging kan dus volgens den schrijver een
zeer invloedrijke beweging worden. In ver
band met zijn mededeeling dat groote
deelen der Protestantsch-Christelijke arbei
ders lid zijn der roode vakorganisaties om
dat zij afwijzend staan tegenover de „Room
sche Zentrumsgewerkschaften," vragen wij
ons af, of het rekening houdende met de
praktijk, geen overweging verdient, ook in
Duitschland te komen tot confessioneele
vakbeweging.
Het verwijt aan het slot gericht tot de
leiders der Protestantsch-Christelijke vak
beweging gaat niet op. De beweging staat
nog zeer in den aanvang. Men heeft zich
nog niet voldoende kunnen oriënteeren.
Men heeft nu misschien een 1500 leden
tegenover de 800.000 in het Gesamtver-
band der Christlichen Gewerkschaften.
Men heeft nog niet één vrijgestelde. De
vorige maand is men eerst begonnen met
de uitgave van een orgaan. Men staat dus
nog geheel aan den aanvang. Deze bewe
ging heeft nog niets kunnen presteeren
Daarvan kan men haar geen verwijt maken
Dat de Protestantsch-Christelijke vak
beweging in Duitschland mee wil wer
ken aan de verheffing van de arbeiders
stand in Christelijken en nationalen zin,
daarvan zijn wij overtuigd. Zij wil dat doen
in positief bijbelschen geest. Misschien
zijn de leiders dezer beweging iets minder
nationalistisch aangelegd, dan vele van de
Evangelische voormannen die leiding ge
ven in de interconfessioneele Christelijke
vakbeweging. Maar dat zij aan de verhef
fing der arbeiders ook in nationalen zin
willen medewerken staat vast.
Wij wachten met belangstelling de
ontwikkeling der dingen af. Het spreekt
vanzelf, dat men in Duitschland niet in
eens het roer omgooien kan. Ook deze
zaak moet groeien. Het moet zeker geen
maakwerk zijn. Komt de drang naar con
fessioneele vakbeweging echter van onde
ren op, dan zal deze op den duur niet tegen
zijn te houden."
2Mb
Verschenen is het eindverslag van de
commissie van rapporteurs over de ontwer
pen van wet houdende:
le. Pensioenregeling voor de spoorweg
ambtenaren en hunne weduwen en weezen;
2e Machtiging tot het aangaan van een
overeenkomst met de Maatschappij tot Ex
ploitatie van Staatsspoorwegen inzake de
pensioenregeling voor haar personeel.
ïn de daarbij gevoegde memorie van ant
woord zegt de minister van Waterstaat, dat
de meening van eenige leden, volgens welke
het wetsontwerp reden tot groote teleur
stelling zou geven, in hetgeen tot staving
daarvan werd medegedeeld, geen voldoen,
den steun vindt en ook weinig strookt met
het feit, dat de Tweede Kamer de wetsont
werpen zonder hoofdelijke stemming heeft
aangenomen.
Verhooging van de pensioenen van her:,
die wegens verminderde gezichtssc'nerpie
werden afgekeurd en voor wie geen ander?
passende betrekking is te vinden, zou on
gemotiveerd en in strijd met de beginselen
van het wetsontwerp zijn; buiten de in het
ontwerp voorziene gevallen zou dan een
pensioenbedrag worden vastgesteld zonder
rekening te houden met het aantal dienst
jaren van de betrokkenen.
Aangaande den wensch om de jaren, in
militairen of in overheidsdienst doorge
bracht, te laten medetellen, voor zoover dj
niet reeds met pensioen worden vergolden,
meent de minister, dat zoodanige uitkeering
niét gebracht kan worden ten laste van he*
spoorwegpensioenfonds, dat deswege geen
ontvangsten genoot, terwijl de betrokkenen
niet in spoorwegdienst werkzaam waren.
Ten opzichte van de ontslagenen uit het
jaar 1903 wordt het niet gewettigd geacht
om hen boven anderen, die vóór de invoe
ring van de nieuwe pensioenregeling werden
ontslagen, eenige bevoorrechting toe te ken
nen.
DE OPENINGSREDE VAN MR. A. BA
RON VAN WIJNBERGEN.
Heden werd te Utrecht de bondsvergade
ring gehouden van de R. K. Rijkskieskring-
organisaties in Nederland.
De voorzitter Mr. A. Baron van Wijn
bergen sprak het volgend openingswoord
Een maand geleden werd mij het voorrecht
geschonken een woord te mogen spreken te
Rome op het graf van onzen onvergetelijken
Doctor Schaepman, in herinnering te bren
gen ook hetgeen land en volk aan den poli-
tieken arbeid van hem te danken hebben,
in bijzondere mate te mogen wijzen op de
emancipatie der katholieken van Nederland
waarvan de eere voor een zoo groot deel on
betwistbaar aan Schaepman toekomt, om dan
de hoop en de verwachting uit te spreken,
dat op politiek terrein de door hem aange
geven lijn zou worden doorgetrokken, op
den door hem gewezen weg zou blijven
voortgegaan.
Gelet op den stand van zaken op dit oogen-
blik, bestaat, naar ik meen, alle grond om
aan te nemen, dat de uitgesproken verwach
ting zal worden verwezenlijkt.
Ik zeg met nadruk op dit oogenblik.
Wie aandachtig heeft nagegaan hetgeen
de laatste maanden op katholiek-politiek
terrein ten onzent is voorgevallen, kan weten,
dat ook nu weer, en zelfs in sterker mate dan
voorheen, pogingen zijn aangewend, die,
voorzien of niet voorzien, moesten uitloopen
op een afwijken van de tot dusverre gevolgde
lijn, op een verlaten van den tot dusverre be
treden weg, zonder dat men zich rekenschap
gaf van de gevolgen daarvan.
Met groote voldoening en met dankbaar
heid mag echter geconstateerd, dat het bij
een pogen gebleven is, terwijl thans achteraf,
zoo niet allen, dan toch de overgroote meer
derheid van ons katholieke volk openlijk
blijdschap vertoont over 't inmiddels ver
kregen resultaat.
Slechts ééne opmerking zij naar aanlei
ding daarvan gemaakt.
Uit andere landen wordt steeds met be
wondering opgezien naar de positie der ka
tholieken van Nederland ook op staatkundig
terrein. Wie de historie kent, weet, dat op
volgende generaties daaraan gewerkt heb
ben dat het voor een overgroot deel aan
den politieken arbeid van Dr. Schaepman
te danken is, dat op heden de katholieken
van Nederland op politiek terrein zijn, wat
ze zijn. Welnu, dat eenmaal verkregen goed
te bewaren, het tot verdere ontwikkeling te
brengen, het met kracht te verdedigen en te
beschermen, wanneer het in gevaar zich be
vindt, mag niet aan zeer enkelen worden
overgelaten, is een taak, rustend op het ka
tholiek volksdeel in zijn geheel.
In de toekomst worde zulks tijdig bedacht,
opdat niet enkelen een te zwaren last te dra
gen krijgen, maar vooral ten einde zich te vrij
waren voor gegrond zelfverwijt, wanneer de
uitslag eens minder gunstig wezen mocht,
dan thans het geval is.
Meer zal ik er niet van zeggen.
Wie eenmaal na zware, moeizame bestij
ging den top heeft bereikt, vergeet o zoo spoe
dig en o zoo gemakkelijk de onaangenaam
heden en de moeilijkheden van den af gelegden
weg.
En zoo staat dan weder op heden de katho
lieke partij in Nederland gereed om op 1 Juli
a.s. deel te nemen aan den politieken strijd,
gelijk zij het deed tot dusverre, met de hoop
en de verwachting, dat straks zal worden
voortgezet de christelijke politiek.
En wanneer ik zeg de katholieke partij,
dan bedoel ik daarmede niet alleen de in den
Algemeenen Bond georganiseerde kiezers,
maar ook de zoovelen, die zich helaas wel
niet aansloten bij onze organisatie, niettemin
blijk gaven tot de katholieke partij gerekend
te willen worden door trouw te stemmen op
de katholieke lijst, hetgeen ik mag verwach
ten, dat ze ook ditmaal weder zullen doen,
nu vast is komen te staan, dat in de naaste
toekomst de katholieke partij zich zal blij
ven voortbewegen in de tot dusverre gevolgde
richting en der traditie trouw zal blijven.
Met leedwezen moet worden geconstateerd,
dat naast de katholieke lijst, een lijst van kat
holieke candidaten werd ingediend.
Of velen daarop hun stem zullen uitbren
gen Ik verwacht het niet.
Pogingen mijnerzijds om alsnog hen, die
zulks mochten willen doen, daarvan terug
te houden, zal ik niet aanwenden.
Voor wie het gezaghebbend woord ge
sproken op den Tweeden Nederlandschen
Katholiekendag te Nijmegen „Wij vertrou
wen, dat na deze verklaring alle katholieken,
mannen en vrouwen, op de officieele lijst
der Katholieke Staatspartij hun stem zullen
uitbrengen", niet voldoende is, zal mijn
woord gewis geen waarde hebben.
Laat mij daarom in het algemeen een
krachtig beroep mogen doen op de katho
lieken van Nederland om 1 Juli a.s. hun stem
uit te brengen op de officieele katholieke lijst.
O zeker, ik weet het, niettegenstaande de
gegeven politieke voorlichting bestaan nog
altijd grieven tegen de regeering, tegen de
Kamer, tegen de gevoerde politiek en de
daarmede verkregen resultaten, grieven
gerechtvaardigd, jaad n neen.
Vergeten we echter niet, dat tegen ieder
onzer ook grieven bestaan, en dat, zelfs voor
zooveel we ze gegrond moeten erkennen, w«
toch niet gaarne zien, dat ze al ie breed uit
gemeten worden.
Maar bovendien Op 1 Juli a.s. gaat hef
vóór alles om de groote principieele vraag,
in welke richting, naar welke beginselen de
volgende vierjarige periode ons land zal wor
den geregeerd en bestuurd.
Kort en bondig is het uitgedrukt m onzt
verkiezingsplaat waarvoor gaarne hier te<
plaatse den heer Collette een woord van hulde
zij gebracht.
Van buitengemeene waarde ook voor he\
staatkundig leven zijn de lessen, neergelegü
in de Encycliek Ubi arcano Dei. Die lessen
in practijk te doen brengen, daaraan willer.
wij, katholieken, dienstbaar maken mede
onzen politieken arbeid, overtuigend op die
wijze tot heil van Kerk en Staat, van maat
schappij en huisgezin werkzaam te zijn.
Maar willen wij dat, dan vraag ik toch,
of één katholiek zal kunnen weigeren zijn
steun te verleenen tot het bereiken van dat
verheven doel
Ik weet het, wij kunnen het door ons be
oogde niet bereiken alleen. Samenwerking
met anderen is noodig, gelijk anderen, het
geen zij nastreven, niet zullen kunnen erlan
gen zonder ons.
Van de wijsheid, van het beleid, van den
goeden wil, van het wederkeerig'vertrouwen!
der afgevaardigden zal het straks afhangen,
of, indien de,drie rechtsche partijen de meer
derheid behalen, weer zal kunnen optreden
en zich handhaven een rechtsch, een chris
telijk kabinet.
Aan het niet mogelijk blijken daaraan
wensch ik zelfs niet te denken.
Herhaaldelijk wordt voorgehouden, dat
men toch de teekenen des tijds heeft te ver
staan.
Welnu, wie dat vermag, zal moeten erken
nen, dat, wil ter wereld weder komen een-
geordende samenleving, vóór alles de chris
telijke beginselen zullen ten grondslag ge
legd moeten worden aan wetgeving en staats
bestuur.
In gelukkige tegenstelling met hetgeen we
elders waarnemen, is het hier te lande in het
verledeA reeds gelukt eene zoodanige poli
tieke constellatie in het leven te roepen,
waaronder het mogelijk zou wezen ernstig te
streven naar eene staatsinrichting, gelijk die
naar christelijke beginselen behoort te zijn.
Hoe zou men, lettend op het beeld, dat de
huidige wereld te aanschouwen geeft, een
oogenblik zelfs er maar aan kunnen denken
zulks niet te bestendigen en voort te zetten E
Zeker, men bleef en zal wel blijven een<
goed stuk beneden het ideaal.
Wanneer wfe echter bezien de tot hedem
gevoerde principieele christelijke politiek,:
door samenwerking van partijen, alle rangeni
en standen omvattend, en welker staatkunde;
steunt op geestelijk beginsel wanneer we1
bezien de daarmede verkregen resultaten,,
dan kan het in het bijzonder in dezen tijd
van steeds verder gaande gezagsondermijning
niet anders dan plichtmatig heeten alle»
krachten in te spannen, opdat kunne blijven
voortgezet de christelijke politiek, die in 't
verleden land en volk zoozeer ten zegen is ge
weest.
Van onze katholieke kiezers wordt slechts
gevraagd, dat wij, door allen zonder uitzon
dering 1 Juli a.s. te stemmen op de katholieke
lijst, ons aandeel leveren in hetgeen noodig
is om te komen tot het genoemde doel.
En dan hopen en vertrouwen we, dat straks
zal optreden en zich zal kunnen handhaven
een kabinet, dat de christelijke vaan zal hef
fen, en dienovereenkomstig handelen zal.
Dan zal ook op staatkundig terrein vóór
alles aan God de eere worden gegeven, die
Hem toekomt, tevens gevoerd worden de
beste welvaartspolitiek, wijl ook in het open
bare leven mag vertrouwd worden, dat het!
overige zal worden toegeworpen, indien eerst
het Rijk Gods en Zijne gerechtigheid zal
worden gezocht.
Nog slechts eenige dagen scheiden on»
van den beslissenden slag.
Bidden en werken wij, opdat de uitslag
gunstig zij.
Na de bondsvergadering werd de aangekon
digde politieke Landdag gehouden, waar als
eerste spreker optrad Dr. Cassianus Hentzen
O. F. M.
Aan zijn rede ontleenen wij het volgende
Spr. werd verzocht een algemeen-princi-
pieele rede te houden. En zeker kan hij, al is
zulk een betoog uiteraard eenigszins droog, om
alles wat ik reeds zeide, dit slechts gaarne
doen. 't Is hard noodig, dat in onzen tijd het
„principieele" van onze politiek krachtig
naar voren wordt gebracht. Ik laat dus in 't
algemeen de afgeloopen parlementaire periode
buiten bespreking, hoewel ook daarin mooie
momenten voor de practische uitwerking der
christelijke staatkundige overtuiging zijn te
onderscheiden. Ik denk hier bijv. aan den
christelijken Minister van Onderwijs, die
kortelings, in de hooge vergadering der Eer
ste Kamer, trillend van verontwaardiging en
met de edele eloquentie van de in zijn innig
ste en teederste overtuiging beleedigde ziel,
de heiligheid van het christelijk Huwelijk
verdedigde tegen de cynische verguizing
daarvan door den socialistischen senator Wi-
baut.
EEN NIEUW PASSIESPEL.
De bekende priester-dichter, Pater Hila-
rion Thans O.F.M., die boeken vol poëzie
"heeft geschreven, is ons een poos geleden
komen verrassen met zijn eerste werk op
tooneelgebied, dat ons van bevriende zijde
ter kennismaking werd toegezonden.
Poëziegeestelijke poëzie op de plan
ten!!
We huiveren reeds....
Na lezing verzuchtten we: „Veel moois,
tfxaaren er kwam wéér 'n lichte
huivering.
En later nóg een, toen we....
Doch laat ons niet te hard van stapel
loopen, en eerst vertellen hoe Pater Hila-
rion Thans, die nooit aan tooneel had ge
daan, er toe gekomen is.
In het Belgische grensplaatsje Maeseyck
iloeit reeds geruimen tijd een intens too-
neelleveh. Kapelaan Bernard Claessens is
er de ziel van. Onder zijn begeesterende
leiding zijn daar reeds vele mooie dingen
gewrocht, die uit verren omtrek publiek
trokken.
Kapelaan Claessens, steeds zoekende naar
nieuwe ideeën, om het Roomsche tooneel
te doen beantwoorden awn zijn ware be
stemming, schreef aan Pater Hilarion Thans:
,,Ik droom van een Passiespel, dat wel echte
kunst zou zijn, maar eenvoudig, en in het
bereik van gewone toorieelliefhebbers.
Het moest kunnen opgevoerd worden
zooder verandering van schermen, met wei
nig acteur"" rozet en taal bevattelijk voor
gewone hoorders.
Een eigenlijk spel zou 't misschien wel
niet zijn; daarom verkies ik den titel:
„Passiebloemen". De kritiek ware aldus
verwittigd, dat geen dramatisch geheel, wel
losse tafereelen geboden worden.
Kristus zelf mag niet op de planken
komen: die Goddelijke Figuur wordt nooit
bevredigender wijze voorgesteld.
Heel de handeling zou verloopen in een
woning te Jerusalem, waar Maria bij vrien
den onderkomen vond tijdens Jesus' laatste
uren.
Het verloop der handeling stel ik me voor
aldus:
le Tafereel. Jesus is veroordeeld. Maria,
met de Heilige vrouwen, zit neer in angstige
verwachting. Van tijd tot tijd rumoer in de
verte. Joannes komt op en vertelt de Ecce
Homo-scène. Hef rumoer komt nader en
nader. Kristus wordt zichtbaar op den
achtergrond. Hij aanschouwt Zijn Moeder.
Allen volgen den stoet.
2e Tafereel. Petrus, geknield, beweent
zijn val. Judas komt binnengestormd, have
loos, verwilderd, als in een wanhopigen
aandrang om de Moeder van zijn Slachtoffer
te zien, dab thans wordt ter dood gebracht.
Heerlijk tooneel mogelijk tusschen Petrus
het berouw, en Judas de wanhoop. Pe
trus tracht tevergeefs Judas tot berouw-en-
betrouwen over te halen. De nacht valt in.
3e Tafereel. Maria komt van Calvarië
weer, gebroken door de smart, en onder
steund doo Joannes en Magdalena. Zij ver
haalt Jesus' laatste oogenblikken op het
Kruis. Het Offer is gebracht; Zij werd nu
aller Moeder; ze leed met Kaar Zoon als
Mee-Verlosseres.
Petrus vraagt vergiffenis voor zijn zwak
heid.
Veronica treedt binnen met den zweet
doek; Joseph ab Arimathea en Nikodemus
met de doornenkroon en de nagelen
Maria klaagt haar smart, voorspelt de Ver
rijzenis van haar Zoon en den triomf van
bet Kruis. Dit verschijnt schitterend in de
verte. Slotkoor: Christus vincit!
Zou daar iets moois van te maken zijn?
„Jawel" antwoordt de dichter „Maar
door iemand, die nooit aan tooneel had
gedacht noch gedaan? En hoe dit schema
uitwerken tot iets dat „vertoond" kon wor
den? Lyrisch uitweiden over de gegevens
zoit- wel gaan. Maar of dit werk op het
tooneel eenige kans had op succes?
De dichter zag dus ook het gevaar en
de moeilijkheid van lyriek op de tooneel-
planken.
Toch heeft hij zich aan de taak gezet, en
we maken gebruik van zijn voorwoord,
waaraan ook een en ander van het vooraf
gaande is ontleend, om te laten zien hoe
hij zijn „Passiebloemen" kweekte.
„Bij de bewerking drongen zich van zelf
eenige wijzigingen van het schema op. Niko
demus treedt reeds in het le tafereel op om
de eentonigheid van een lang verhaal te
breken. Ook zou, in het 3e tafereel, het re
laas van 's Heeren Kruisdood ouder ver
scheidene sprekers moeten verdeeld wor
den. Dit derde bedrijf mocht niet tot na de
begrafenis worden uitgesteld. Petrus, de
eenige aan wie, met eenige waarschijnlijk
heid, de beschrijving van Jesus' laatste
oogenblikken kon gedaan worden, zou aan
den avond die bijzonderheden reeds lang
van anderen hebben vernomen. Ik laat, on
middellijk na Jesus doodssnik, Maria met
Joannes en Magdalena naar huis weerkee-
ren om wat rust te nemen; opvatting, die
verschillende schrijvers als de ware vooruit-
zetten.
Over het tweede tafercel moet ik bree
der uitweiden; vooral om te voorkomen,
dat de rol van Judas verkeerd vertolkt
werd, en diens psychologie onverklaarbaar
zou lijken. Als Judas opkomt is hij wanho
pig, voorzeker - doch in de grimmig-kalme
vertwijfeling van iemand, die zijn opperste
besluit heeft genomen. Waarom verhangt
hij zich niet dadelijk na 4^ smadelijke ont
vangst hem bij de priesters te beurt geval
len? Hij ook wil „het einde zien." Het
moest eens gebeuren dat, op het laatste
oogenblik, Jesus zich door een wonder red
de! „Zijn plaats" heeft Judas gekozen. Nu
doolt hij nog eens door de stad. Hij zelf
tracht dien vreemden drang gekend psy
chologisch verschijnsel bij misdadigers en
zelfmoordenaars om, nog eens zekere
plaatsen te bezoeken, zekere personen te
zien, voor zichzelven duidelijk te maken. In
plaats van Maria, vindt hij Petrus. Even
schrikt hij terug. dan bekruipt hem een
lust tot zelfpijniging, tot bravade, en tot
leedvermaak in Petrus' wroeging. Petrus
vliegt op, woedend. Zijn, eigen fout verge
tend in den afschuw, die Judas in hem op
wekt, verwijt hij hem zijn verraad. Judas
smaalt. Hij grijpt de gelegenheid aan om
zich, meer tegenover zijn eigen geweten,
dan tegenover Petrus, dien hij altijd heeft
benijd en geminacht, te verrechtvaardigen
Die oude herinneringen vullen zijn hart met
nieuwe, wrange bitterheid. Bij een al te
striemend verwijt van Petrus stuift hij op,
neemt plots het offensief, vindt er een
helsch genoegen in zijn vroegeren meerdere
te verpletten. Petrus valt, gebroken, in zijn
berouw terug. Hij weent. Die tranen ver-
bitleren Judas: in den grond maken ze hem
jaloersch... hij weent niet.
Hij is een man. Hij durft véél. Vreeselijk
veel. En hij lacht!"
Maar in dit schijnbaar cynisme is 't zijn
opperste wanhoop, die schrijnt en schreit.
Petrus voelt nog enkel medelijden. Hij wil
zijn verdoolden, diep-ongelukki<?en broeder
redden. Bij de herinnering aan Maria is Ju
das bijna verteederd, bijna „bekeerd" Ma,ar
neen! De stem der liefde is voor hem t bit
terste verwijt. Hij gelooft nu wel, maar durft
aan geen liefde gelooven; voelt wrok in
plaats van liefde. Zijn woord is het woord
van Kaïn: „Mijn zonde is te groot....
In Maeseyck werden in één week drie
opvoeringen gegeven, telkens voor een ei
volle. diep-ingetogen zaal, waarmee werd
bewezen, dat deze lijdenstafereelen voor
't tooneel geschikt waren, en dat ze, ver
tolkt door personen, die er niet zoozeer een
spel, dan wel een uiting vin waarachtig
gevoel en levendig geloof van maakten,
ten volle hun doei bereikten: het kristen
volk te doen mee lijden met zijn Verlosser
en diens heilige Moeder....
En toch hebben we gehuiverd na de
lezing van „Passiebloemen", hoewel vele
passages ons hadden getroffen.
En we huiverden opnieuw (we voltooiden
straks den zin niet) toen we daar opeens
een verslag voor den neus kregen van 'n
„Passieblcemen"-opvoering te Antwerpen.,
n vernietigend verslag! (In de Vlaamsche
Tooneelgids.)
De criticus begint met te zeggen, dat de
groote fout 111 den tekst zelf ligt, die, enkel
recitatief bedoeld, er niet in geslaagd is
sehoon-lyrisch te zijnen dat het niets
meer is dan n zeer didactische analyse van
'n paar psychologische momenten. Dat heeft
dit onvermijdelijke gevolg, dat er nooit
stemming is, noch actie, hoogstens 'n enkel
moment belangstelling voor 't „geva!' Op t-
tooneel wordt zooiets dan langdradig en
vermoeiend. Nog even bespreekt de criticus
de foute regie, die alles louter decoratie!
had opgezet, wat uitliep op 'n tranerigen
declamatie-toon en 'n zeer eentonag ge
barenspel.
Van het spel zegt hij dan 0. m. het vol
gende: Grijs.... bevrozen grijs, n Groep
lamenteerende vrouwen zonder leven, n
NX'itte Moeder-Gods die niet sober was
(want ze had niks te geven), maar koud,
Maria Magdalena zonder liefde-geweid, 'n
Bombastische Sint Jan! 'n Petrus a la Mar
kies de la Seiglière met veel gratie
Alleen Judas trachtte te redden wat te red
den viel door veel te druk spel. Dit alles in
'n decor met zieke fondantkleuren en
„veranda-flepsheid"enzoovoorts.
We huiverden en waren 'n oogenblik ver
ward.
Maar vroegèn ons toen af of de criticus,
door de totaal verkeerde opvattingen van
regie en spelers (die voorrede in het boekje
is toch niet voor niks geschreven!) er niet
toe gekomen was, om óók den tekst den
genadeslag te geven. Daar zijn méér voor
beelden van!
Zeker, we geven ons standpunt, dat óók
het geestelijke tooneel moet gedragen wor
den door de dramatische stijging, niet prijs,
maar we moeten eerlijk blijven en toch.
willen zien, wat Pater Hilarion Thans heeft
bedoeld. Hij heeft willen geven een reeks
passages uit het lijden van Christus, naar
welker vertooning het publiek heen moet
gaan als naar een lijdensmeditatie, niet als
naar een tooneelvoorstelling.
Nu weten we allemaal,dat ëen lijdeps-
meditatie vervelend kan worden als de
predikant geen predikant is. En zoo kan een
vertooning van „Passiebloemen" vervelend
en vermoeiend worden als de vertooners
niet voor hun taak berekend zijn.
Men zie: In Maeseyck een groot succes
Daar leefden in de opvoering de „zielen'
van den ontwerper en van den schrijver!.
In Antwerpen n sof! Maar hoe werd het
daar vertolkt?! Zoo kan alles bedorven
werden.
Deze twee contrasteerende feiten be
wijzen echter alweer, dat met werken als
Passiebloemen" met bedachtzaamheid moet
worden omgegaan.
In het bereik van gewone tooneeüiefbeb-
bers, zooals Kapelaan Claessens wilde, is
het zeker niet. Haat, smart, wanhoop, be
rouw kunnen zoo maar niet met een „ge
woon dilettantengevoel worden uitgebeeld.
Subliem spel, van binnen-uit, is daar voor
noodig.
Het tweede tafereel. Petrus en Judas, is
voor twee puike spelers een schitterende
één-acter, die, met een kleine wijziging, af
zonderlijk kan worden gespeeld.
6. N.